165 LYCKLE DE VRIES Jan Van Gool Als Geschiedschrijver De Lezer, Die

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

165 LYCKLE DE VRIES Jan Van Gool Als Geschiedschrijver De Lezer, Die 165 LYCKLE DE VRIES Jan van Gool als geschiedschrijver De lezer, die vertrouwd is met Arnold Houbrakens Groote Schouburgh, zal in de Nieuwe Schouburg van Jan van Gool weini? verrassends vinden. Zo heeft de auteur het ook bcdoeld; zijn werk zet dat van zijn voorganger voort en de latere bundel kunstenaarsbiografieen sluit als met een zwaluwstaartconstructie op de onvoltooid gcblcven eerdere aan. Het in 1750 en ',5 1 verschenen tweedelige boek, dat Van Gool heel wat meer bekendheid heeft gebracht dan zijn werk als vecschilder, bcvat vooral feitelijke informatie. Bovendien geeft de schilder- schrijver soms persoonlijke opinies en laat hij merken, van welke tijd en samen- lcving hij ccn zcgsman is geweest. Wie deze soort van informatie wil opvangen moct met allcen wcl ecus wat tussen de regels kunnen lezen, maar moet ook wctcn hoc en met welk doel de Nieuwe Schouburg is opgezet. Oveizi<.kt Het boek opent met een titelprent van P. Tanje naar L.. F. Dubour?, die in een vers van A. Kuipcrs wordt uitgele?d. Na titelpagina en privilege volgt de opdracht van deel i aan de verzamelaar Johan van der Marck, hoo?d-omcier van Leiden. Twee kunstcnaars-vrienden van de auteur, J. Wandelaar en F. Greenwood, hebben lofdichten op zijn boek bijgedragen. Het portret van Van Gool, door J. Houhraken naar ccn tckening van A. Schouman gegraveerd, sluit het voorwerk af. In de eerste vijftien bladzijden van deel 1 zet Van Gool uiteen wat hij wil gaan docn en hoe zijn relatie is tot Houbraken en Weyerman. Hierna begint de lange reeks levensbeschrijvingen van kunstenaars, geordend naar gcboortejaar en lopend van circa i 58o tot en met 1725. Reeds na vijf biografieen van door A. Houbraken vergeten portretschilders onderbreekt Van Gool zichzelf met een tussenrede over de relatieve onbekend- heid van portrettisten en over valse signaturen (1: 34- 3 j) . Het leven van Th. Visscher, die de welsprekende bentnaam Slemp-op droeg, is aanleiding tot een uitweiding over de Bent (i: 1°7 - 1 1 1). De zinnen, waarmee de opeenvolgende biografietjes worden ingeleid, contrasteren twee kunstcnaarslcvens vaak op een moraliserende manier. Het contrast tussen dc dcgcli,jke maar weinig suc- cesrijke A. Houbraken en de fortuinlijke losbol B. van Overbeck is tot een korte tussenrede uitgewerkt (1: 1 32 - 1 34) . De gcdruktc schilderijen van J. C. LeBlon brengen Van Gool tot een ontboezeming over de zorgelijke toestand van de kunst in zijn tijd (1: 33j - 362) . Hct lcven van de kunstcnaar-verzamelaar H. van Limborch wordt gevolgd door een lesje over prenten, tekeningen en ken- nerschap (1: 464-468). 166 Deel i van dc Schouburg is opgedragen 'aen den kunstlievenden heere, den hccr Gcrrct Braamcamp'. Een lofdicht op deze maecenas door D. Smits volgt na Van Gools opdracht. De eerste dertien bladzijdcn na hct voorwcrk behandelen de door schilders te maken kcuzc van stijl en onderwerp, dit aan de hand van voorbeelden uit hct rcccnte vcrleden. Dc reeks biografieen, die met Jan van Huysum begint, wordt na het leven van de schilder-kunsthandclaar J. I. de R-oorc ondcrbroken voor een boetepreek over kunsthandelaren en kunstprij- zen, uitlopend op een niet onverdienstelijke navolging van Constantijn Huy- gens' Zedeprinten (i 1: 105 - r r 6).2 Hierna gaan de monografieën ononderbroken voort. Na het leven van dcjongstc dcr beschreven kunstenaars, de in r 725 geboren H. Pothoven, volgen aanvullingen op de vitae van vier belangrijke schilders, die nog in lcven warcn bij het verschijnen van Houbrakens boek, zoda.t ze daarin niet geheel naar verdienste behandeld waren (11: 376-436). Door dczc opzet had de S'clzouburg met de succesrijke en door Van Gool bewon- derde Ridder Carel de Moor moeten eindigen (1: 6; 11: 423). Er volgt echter nog ccn uit nagckornen informatie samengesteld aanhangsel, dat met bijna twintig nieuwe levensberichten opent (11: 437-487). Van cen aantal kunstenaars heeft Jan van Gool gen biografie kunnen samenstcllen, maar hij vermeldt ten- minste alle gegevens die hij heeft (11: 487-4g5). Als dankbewijs aan de gra- veurs, die de platen voor de Nieuwe Schouburg hebhen gemaakt, volgt een kort bericht over deze beide kunstenaars, J. Houbraken en P. Tanje (11: 4g5-4g7), hoewel de auteur verder geen vitae van grafici heeft opgenomen. Verweer tegen kritiek op de Schouburg, dic was losgekomen na het verschijnen van deel i, vult de volgende bladzijden (11: 497-5 1). Hoewel zijn naam niet genoemd wordt, moet Gerard Hoct m de voornaamste tegenstander van Jan van Gool zijn gcwccst. Zelf was hij een van de door de auteur met de banvloek gctrofien kunsthandclaren, de levenswandel van zijii broer was bcki-itisccrd (11: 422) en zijn vader G. Hoet i had veel illustraties voor uitgevers van bockcn ontworpen, net als dc in de discussie ter sprake gebrachte A. Houbraken en W. Elliger m. Het kan niet ontkend worden, dat Van Gool hct wcrkcn voor uitgevers lager aanslaat dan de schilderkunst; hij neemt aan dat cen kunstenaar daar allecn in geval van nood toe ovcrgaat (i: 134), of dat het zijn werk als schilder in de weg staat (1: 245). Een criticus van Van Gool, die de goede naam van G. dc I,airesse en B. van Overbeck wil vcrdedigen, komt bij hem aan het verkeerde adres (11: 502 - 505) . Aanvtilllngen en verbeteringen bij deel i volgen na hct voorgaande (11: Het historisch overzicht over de Haagse broederschap van kunstschilders en de academie aldaar lijken enigszins buiten dc opzct van het bock tc staan (11: 505-529). Dit geldt nog meer voor de catalogus van de keurvorstelijke verzameling te Dusseldorf, dic dc ?Schouburg afsluit (II: 52g- 567). Het voornemen om meer van dergelijke lijsten op te nemen heeft Van Gool, die zelf niet veel gereisd had, niet kunncn volvocren (11: 300). Gedichten Geheel naar het voorbeeld van Houbraken wordt de reeks biografieën zowel door vcrhandclingcn van algcmcne aard, als door gedic:hten onderbroken. Het tweede deel is feitelijker van inhoud en minder belerend dan hct cerste; het bevat halfzo wcinig gedichten als deel i, tcrwijl het aanhangsel slechts een vers van Jan van Gool meekreeg (ii: j 1 6) . De meeste verzen zijn van de auteur zelf; als rcgcl trckt hij daarin coiiclusics uit dc lcvciisloop van dc besproken schilder en nl0raliseert over deugdcn, ondeugden en de wisselende fortuin; soms zijn het nict mccr dan berijmde spreekwoorden (1: Hij heeft meer dan twintig lofdichten en als eerbewijs bcdoelde gralsehriften in zijn boek 167 ingevoegd.4 Ook gcdichtcn van andere auteurs en aanhalingen cruit dienen om kunstenaars en hun werk te eren.5 Slechts enkele van dc door Van Gool ovcrgenomen verzen kan men opvatten als een poging om belezenheid tc laten blijken en als bron van feiteli,jke informatie dient de poczic vrijwcl nooit. Hct huwelijksgedicht van Ansloo op A. van den Tempel (1: 39) moet een schatting van de gedoortedatuln van de schilder mogelijk maken; dczc uitzondering laat het verschil in werkwijze tussen Houbraken en Van Gool goed uitkomen. Het voorwerk van beide delen van de .Nieuze?e Schouburg bevat gedichten, die in het begin van dit opstcl al vermeld zijn; het portret van de schrijver aan het begin van deel 1 draagt cen vers van A. Kuipcrs en dc portretprent van H. Wolters- van Pee (tegenover ii: r 7g) bevat zes dichtre?cls van H. van den Burg. en volgorde der biografieeya Van Gool wil bij het werk van Houhraken aansluiten (i: g), zoals dczc het bij Van Mander had gedaan (1: 4; 11: 3 j6) . Over kunstenaars, dic door Houbraken onvoldoende behandcld zijn, worden aanvullingen gegeven zonder 'onnutte en tytverquistende herhalin?en' (1: 13). Deze aanvullingen zijn vaak aanlei- ding tot kritiek van Jan van Gool op zijn inderdaad wat minder systematisch werkende voorganger; dat Houbrakens wcr°k onvoltooid is gebleven, vormt echter een verontschuldiging (i: 138). C)ok ten onrcchte door Houbraken niet behandelde kunstenaars worden besproken (1: 13). Door de chronologische rangschikking der levensbeschrijvingen gaan dczc vitae ongemerkt over in die van kunstenaars, die Houbraken niet behandcld heeft en die destijds nog in leven waren (1: 1 4) . Even geleidelijk is de overgang naar de tijdgenoten van onze autcur, ook al zegt hij over hen op ccn andere wijzc te willen spreken (i: 1 4, 1 _3) . In strijd mct wat hij zich had voorgcnomen zwaait Van Gool uitbun- dig lot toe aan de recentelijk overleden moderne kunstenaars R. Pool-Ruysch en Jan van Huysum (1: 218; 11: r 7) . In drie gevallen zegt hij met nadruk, dat hij zijn lof voor levende meesters meer tenlpert dan met hun verdiensten ovcreen- komt (1: 456; 11: 203, Eenige groote Meesters', die Houbraken wel had besproken, maar die eenigen tyt na hem gclceft en veele overheerlyke Kunsttalercclen geschildert hebben' (11: 376) worden aan het slot van deel 11 behandeld (11: DatJ an van Gool naar volledigheid heeft gestreefd blijkt vooral uit zijn klach- ten over informatie, die voor hem onbereikbaar is gcblcvcn (11: Met Van Mander en Houbrakcn als voorbeelden spreekt het vanzelf, dat Van Gool zijn werk chronologisch inricht, geordend naar dc ?eboortedata der besproken schilders (1: 14; 11: r58). Afwijkingen van dc geplande volgorde veroorlooft Van Gool zich om dezelfde redenen als Houbrakcn dat had gedaan, zij het minder vaak: cchtgenoten, broers en zustcrs of kinderen en ouders worden bijeen geplaatst ondanks hun verschil in leeftijd (1: 233; 11: 306, 321, Leerlingen volgen soms onmiddellijk na hun mecstcr (1: 46 1 ; II: 32, 1 98, r gg, 237). Dc gcgcvciis omtrent J. Appel I zijn te laat binnen gckomcn, zodat zijn biografic bijna tien jaar te laat is geplaatst (11: r58). Be.startddelen der bzo?rafieen Feitelijke gegevens zoals lcvcnsdata en achtereenvolgende woonplaatsen van de besproken kunstenaars geeft Van (;001 zo nauwkeurig mogclijk op.
Recommended publications
  • The Drawings of Cornelis Visscher (1628/9-1658) John Charleton
    The Drawings of Cornelis Visscher (1628/9-1658) John Charleton Hawley III Jamaica Plain, MA M.A., History of Art, Institute of Fine Arts – New York University, 2010 B.A., Art History and History, College of William and Mary, 2008 A Dissertation presented to the Graduate Faculty of the University of Virginia in Candidacy for the Degree of Doctor of Philosophy Department of Art and Architectural History University of Virginia May, 2015 _______________________________________ _______________________________________ _______________________________________ _______________________________________ Table of Contents Abstract ............................................................................................................................................. i Acknowledgements.......................................................................................................................... ii Introduction ..................................................................................................................................... 1 Chapter 1: The Life of Cornelis Visscher .......................................................................................... 3 Early Life and Family .................................................................................................................... 4 Artistic Training and Guild Membership ...................................................................................... 9 Move to Amsterdam .................................................................................................................
    [Show full text]
  • Open Access Version Via Utrecht University Repository
    Philosopher on the throne Stanisław August’s predilection for Netherlandish art in the context of his self-fashioning as an Enlightened monarch Magdalena Grądzka Philosopher on the throne Magdalena Grądzka Philosopher on the throne Stanisław August’s predilection for Netherlandish art in the context of his self-fashioning as an Enlightened monarch Magdalena Grądzka 3930424 March 2018 Master Thesis Art History of the Low Countries in its European Context University of Utrecht Prof. dr. M.A. Weststeijn Prof. dr. E. Manikowska 1 Philosopher on the throne Magdalena Grądzka Index Introduction p. 4 Historiography and research motivation p. 4 Theoretical framework p. 12 Research question p. 15 Chapters summary and methodology p. 15 1. The collection of Stanisław August 1.1. Introduction p. 18 1.1.1. Catalogues p. 19 1.1.2. Residences p. 22 1.2. Netherlandish painting in the collection in general p. 26 1.2.1. General remarks p. 26 1.2.2. Genres p. 28 1.2.3. Netherlandish painting in the collection per stylistic schools p. 30 1.2.3.1. The circle of Rubens and Van Dyck p. 30 1.2.3.2. The circle of Rembrandt p. 33 1.2.3.3. Italianate landscapists p. 41 1.2.3.4. Fijnschilders p. 44 1.2.3.5. Other Netherlandish artists p. 47 1.3. Other painting schools in the collection p. 52 1.3.1. Paintings by court painters in Warsaw p. 52 1.3.2. Italian paintings p. 53 1.3.3. French paintings p. 54 1.3.4. German paintings p.
    [Show full text]
  • Mededelingen Van De Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 12
    Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 12 bron Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 12. Uitgeverij Sub Rosa, Deventer 1989 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_med009198901_01/colofon.php © 2012 dbnl i.s.m. 1 Jacob Campo Weyerman und Johan van Gool* L. de Vries Das literarische Genre der Künstlerviten ist in den Niederlanden nur wenig geübt worden. Bekanntlich war Carel van Mander der erste, der eine chronologisch geordnete Reihe von Biographien nach dem Muster Vasaris publizierte. Der zweite war Cornelis de Bie, dessen mit Biographien erweiterte Porträtsammlung einem anderen Muster folgte. Van Mander fand seinen wirklichen Nachfolger erst nach mehr als hundert Jahre, in dem viel weniger begabten Arnold Houbraken. Houbraken hat den geplanten vierten Band seines Buches nicht mehr vollenden können; seine unmittelbare Zeitgenossen hat er dadurch nicht mehr besprochen. Houbraken hatte sogar zwei Nachfolger; von diesen beiden wird hier weiter die Rede sein. Der erste war Jacob Campo Weyerman. Drei Bände seines Buches erschienen in dem Jahre 1729; der vierte erst 1769. In der Zwischenzeit hatte Johan van Gool sein Buch veröffentlicht; einen ersten Band in 1750 und einen zweiten in '51. Damit wurde er der letzte Vasari-Nachfolger in den Niederlanden. Die gedruckten Quellen zur niederländischen Kunstgeschichte sind nicht unbeachtet geblieben. Dennoch gibt es gute Grunde, Houbraken, Weyerman und Van Gool in Zusammenhang mit neuen Entwicklungen in der niederländischen Kunstgeschichtschreibung zu studieren. Die Entwicklung, die hier gemeint ist, ist die kürzlich stark gesteigerte Aufmerksamkeit für die holländische Malerei des späten 17. Jahrhunderts. Gerade für die Künstler dieser Zeit, die bis jetzt sehr wenig studiert worden sind, besitzen wir drei sich ergänzende Quellen - drei Biographiensammlungen die von Augenzeugen verfaßt worden sind.
    [Show full text]
  • Tischbein Und Die Kunst Des "Goldenen Zeitalters"
    Tischbein Zeitalters‘ des ‚Goldenen und die Kunst Tischbein und die Kunst des ‚Goldenen Zeitalters‘ Rezeptionsgeschichte(n) um 1800 Stefanie Rehm Tischbein und die Kunst des ‚Goldenen Zeitalters‘ Stefanie Rehm Tischbein und die Kunst des ‚Goldenen Zeitalters‘ Rezeptionsgeschichte(n) um 1800 Diese Publikation wurde als Dissertation mit dem Titel Bildwissen, Verbreitung und Rezeption der Kunst des Goldenen Zeitalters um 1800 am Beispiel der Niederlande-Reise von J. H. W. Tisch- bein von Stefanie Rehm an der Kunsthochschule Kassel der Universität Kassel zur Erlangung des akademischen Grades der Doktorin der Philosophie (Dr. phil.) eingereicht und am 04.07.2019 verteidigt. Der Text wurde für die Publikation leicht überarbeitet. Bibliografische Information der Deutschen Nationalbibliothek Die Deutsche Nationalbibliothek verzeichnet diese Publikation in der Deutschen National­ bibliografie; detaillierte bibliografische Daten sind im Internet über http://dnb.dnb.de abrufbar. Dieses Werk ist durch das Urheberrecht und/oder verwandte Schutzrechte geschützt, aber kostenlos zugänglich. Die Nutzung, insbesondere die Vervielfältigung, ist nur innerhalb der gesetzlichen Schranken des Urheber­ rechts oder mit Zustimmung des Urhebers gestattet. Publiziert bei arthistoricum.net, Universitätsbibliothek Heidelberg 2020. Die Online­Version dieser Publikation ist auf https://www.arthistoricum.net dauerhaft frei verfügbar (Open Access). urn: urn:nbn:de:bsz:16­ahn­artbook­619­1 doi: https://doi.org/10.11588/arthistoricum.619 Text © 2020, Stefanie Rehm Korrektorat:
    [Show full text]
  • Michael Sweerts (1618-1664) and the Academic Tradition
    ABSTRACT Title of Document: MICHAEL SWEERTS (1618-1664) AND THE ACADEMIC TRADITION Lara Rebecca Yeager-Crasselt, Doctor of Philosophy, 2013 Directed By: Professor Arthur K. Wheelock, Jr., Department of Art History and Archaeology This dissertation examines the career of Flemish artist Michael Sweerts (1618-1664) in Brussels and Rome, and his place in the development of an academic tradition in the Netherlands in the seventeenth century. Sweerts demonstrated a deep interest in artistic practice, theory and pedagogy over the course of his career, which found remarkable expression in a number of paintings that represent artists learning and practicing their profession. In studios and local neighborhoods, Sweerts depicts artists drawing or painting after antique sculpture and live models, reflecting the coalescence of Northern and Southern attitudes towards the education of artists and the function and meaning of the early modern academy. By shifting the emphasis on Sweerts away from the Bamboccianti – the contemporary group of Dutch and Flemish genre painters who depicted Rome’s everyday subject matter – to a different set of artistic traditions, this dissertation is able to approach the artist from new contextual and theoretical perspectives. It firmly situates Sweerts within the artistic and intellectual contexts of his native Brussels, examining the classicistic traditions and tapestry industry that he encountered as a young, aspiring artist. It positions him and his work in relation to the Italian academic culture he experienced in Rome, as well as investigating his engagement with the work of the Flemish sculptor François Duquesnoy (1597-1643) and the French painter Nicholas Poussin (1594-1665). The breadth of Sweerts’ artistic and academic pursuits ultimately provide significant insight into the ways in which the Netherlandish artistic traditions of naturalism and working from life coalesced with the theoretical and practical aims of the academy.
    [Show full text]
  • Encyklopédia Kresťanského Umenia
    Marie Žúborová - Němcová: Encyklopédia kresťanského umenia Holanďan bludný - Bludný Holanďan holandská architektúra - http://nl.wikipedia.org/wiki/Categorie:Architectuur_in_Nederland http://en.wikipedia.org/wiki/Category:Dutch_architecture holandská bieloba - bieloba holandská/bieloba kremžská holandská história - http://nl.wikipedia.org/wiki/Categorie:Geschiedenis_van_Nederland holandská história podľa obdobia - http://en.wikipedia.org/wiki/Category:History_of_the_Netherlands_by_period http://nl.wikipedia.org/wiki/Categorie:Geschiedenis_van_Nederland_naar_periode holandská renesancia - (1500-1584); http://en.wikipedia.org/wiki/Category:Dutch_Renaissance holandská škola (maľby) - maliari v Holandsku od ranej renesancie do baroka; to zahŕňa rané obdobie holandského maliarstva (pozri holandskí maliari raní, flámski primitívi), ktoré spadá do obdobia 1400-1500, a holandskú renesanciu (1500-1584), čo boli umelci činní v severných nížinách, a neskôr do holandskej školy bol zaraďovaný aj holandský zlatý vek maľby (pozri holandskí maliari zlatého veku), čo bola maľba v zjednotených provinciách; mnoho maliarov, sochárov a architektov zo 17.st. je nazývaných „holandskí majstri“, zatiaľ čo skorší umelci sú všeobecne označovaní ako súčasť „holandskej“ tradície; Hieronymus Bosch a Geertgena tot Sint Jans sú dobre známe príklady holandských maliarov 15. a 16.st.; Rembrandt van Rijn, Frans Hals, Johannes Vermeer, Jacob van Ruisdael a Jan Steen zastupujú holandské umenie 17.st.; individuálne diela, ktorých umelca nemožno zistiť, sú označované alebo
    [Show full text]
  • Mededelingen Van De Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 2
    Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 2 bron Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 2. Stichting Jacob Campo Weyerman, Amsterdam 1979 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_med009197901_01/colofon.php © 2011 dbnl i.s.m. 108 [Nummer 11] Agenda voor de algemene vergadering van 13 januari 1979 te 10.00 uur in de Grote Vergaderzaal van het Instituut voor Neerlandistiek, Herengracht 330-336, Amsterdam 1. Opening 2. Mededelingen 3. Lezing Rotterdamsche Hermes no. 4 4. Verslagen voorzitter sekretaris penningmeester 5. Vaststelling jaarlijkse bijdrage* 6. JCW-literatuur verschenen in 1978 7. JCW-publikaties in 1979 8. Voorstel nieuwe leden 9. Observaties bestuursleden 10. Lezing door B.P.J. Broos: JCW als informant over schilders 11. Wisseling bestuur** 12. Rondvraag 13. Sluiting. * Het bestuur stelt voor de bijdragen ongewijzigd te laten (op het ogenblik: leden f 25, --; vrienden f 20, --; studenten f 10, --). ** Voorgesteld worden als leden voor het nieuwe bestuur: H.M. de Blauw (vz.), A.J. Hanou (sekr.), mevr. B. Sierman (penn.), mevr. A. Nieuweboer (sekr. publ.). Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 2 109 Geraldine Maréchal (Rode Kruislaan 993, 1111 ZX Diemen) JCW in British Museum British Museum General Catalogue of Printed Books. Photolithographic edition to 1955. Published by the trustees of the British Museum. London 1965. - Volume 256: WEYERMAN (Jacob Campo). - (See Cervantes Saavedra (M. de) [Don Quichot. - Appx. 7]) De voornaamste gevallen van... Don Quichot... Beschreeven door J.C.W., etc. 1746. 4o. 1. Pictorial Illustrations. - (See Democritus, the Philosopher, pseud. Democritus en Heraclitus Brabantsche Voyage. Bezweering van den desperaten Antwerpschen Courantier.
    [Show full text]
  • Proquest Dissertations
    NOTE TO USERS This reproduction is the best copy available. ® UMI I "Beschildert met een Glans": Willem van Aelst and Artistic Self-Consciousness in Seventeenth-Century Dutch Still Life Painting Tanya Paul Falmouth, MA B.A. University of Massachusetts, Amherst, 1998 M.A. University of Virginia, 2002 A Dissertation presented to the Graduate Faculty of the University of Virginia in Candidacy for the Degree of Doctor of Philosophy Department of Art History University of Virginia May, 2008 UMI Number: 3312159 Copyright 2008 by Paul, Tanya All rights reserved. INFORMATION TO USERS The quality of this reproduction is dependent upon the quality of the copy submitted. Broken or indistinct print, colored or poor quality illustrations and photographs, print bleed-through, substandard margins, and improper alignment can adversely affect reproduction. In the unlikely event that the author did not send a complete manuscript and there are missing pages, these will be noted. Also, if unauthorized copyright material had to be removed, a note will indicate the deletion. ® UMI UMI Microform 3312159 Copyright 2008 by ProQuest LLC. All rights reserved. This microform edition is protected against unauthorized copying under Title 17, United States Code. ProQuest LLC 789 E. Eisenhower Parkway PO Box 1346 Ann Arbor, Ml 48106-1346 © Copyright by Tanya Paul All Rights Reserved May 2008 Volume I Ill Abstract: In his 1718 biography of the still life painter Willem van Aelst (1627-1683), Arnold Houbraken describes the artist's grand disposition and his great pride. It is this somewhat biased biography which begins to intimate the nature not only of van Aelst's personality, but also of his work.
    [Show full text]
  • Tussen Vinding En Conventie
    Tussen vinding en conventie Een onderzoek naar de artistieke praktijk van Jan Stolker (1724- 1785) en het achttiende-eeuwse concept van originaliteit Claudia Steur (studentnr. 3872874) Masterthesis Kunstgeschiedenis Begeleider: dr. Annemieke Hoogenboom | Tweede lezer: prof. dr. Chris Stolwijk Universiteit Utrecht Voorwoord In mijn studietijd raakte ik gefascineerd door kunst op papier uit de lange achttiende eeuw. Met dit thesisonderzoek heb ik deze fascinatie verder kunnen uitdiepen en met plezier voor mij nieuwe onderzoeksterreinen kunnen verkennen. In het onderzoeksproces bleek het een uitdaging te zijn om mijn neiging tot een detailgerichte benadering te doseren. Gelukkig heeft mijn begeleider mij meermaals op het eerder ingeslagen hoofdpad gewezen. Ik wil dan ook allereerst dr. Annemieke Hoogenboom bedanken voor haar enthousiaste en deskundige ondersteuning. Van Museum Boijmans Van Beuningen kreeg ik de gelegenheid om aan de slag te gaan met enkele werken van de achttiende-eeuwse Jan Stolker uit haar collectie. De vragen over zijn oeuvre brachten direct een prikkelende zoektocht teweeg. Mijn dank gaat uit naar conservator Albert Elen voor het beschikbaar stellen van een deel van deze bijzondere collectie. Daarnaast wil ik mijn vriend Wesley Broekhoven bedanken voor de steun en ruimte die hij mij in de afgelopen periode heeft gegeven. Tenslotte wil ik deze thesis opdragen aan mijn moeder Helena Maria Elisabeth Steur (1956-2016). Hoewel ze in haar laatste jaren vooral genoot van de schoonheid van de natuur, heeft ze mij van jongs af aan de liefde voor oude kunst bijgebracht. Claudia Steur, februari 2020. Afbeelding omslag: Jan Stolker, Putto met een ovale lijst (detail), ca. 1739 – ca. 1785, pentekening in inkt op met was geprepareerd papier, 111 x 134 mm (volledig blad), Museum Boijmans Van Beuningen, inv.
    [Show full text]
  • Den Haag Geschiedenis Van De Stad 2 De Tijd Van De Republiek
    050491_Bijlage_Den_Haag2 21-10-2005 10:34 Pagina 1 Den Haag geschiedenis van de stad 2 De tijd van de Republiek Aangezien er bij de redactie van deel 2 een en ander mis is gegaan, zijn in deze aparte publicatie de oorspronkelijke teksten en het bij- behorende notenapparaat opgenomen van de volgende artikelen: pieter wagenaar Haagse bestuurders en ambtenaren marie-christine engels Sociale en medische zorg charles dumas Beeldende kunsten Deze teksten zijn tevens te downloaden van de website van het Haags Gemeentearchief (http://gemeentearchief.denhaag.nl). Voor de illustraties bij deze artikelen wordt verwezen naar deel 2. Onze excuses voor het ongemak. Namens het bestuur van de Stichting Geschiedschrijving ’s-Gravenhage, René Wagemaker 050491_Bijlage_Den_Haag2 21-10-2005 10:34 Pagina 2 050491_Bijlage_Den_Haag2 21-10-2005 10:34 Pagina 3 Op zoek naar Den Haags bestuur pieter wagenaar Den Haag werd in de periode van de Republiek bestuurd door nu ook hertog van Bourgondië was geworden in 1433 vier rechts-/bestuurscolleges, die samenwerkten in een vijfde. zijn hof naar Dijon verplaatste, was er opvallend genoeg In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk wordt uit de doeken alweer een forse uitbreiding van het voorzieningenni- gedaan hoe die situatie was ontstaan, en hoe die vijf colleges veau nodig. Holland en Zeeland besturen vanuit Dijon precies waren samengesteld. In de volgende paragraaf gaan was immers onmogelijk, zodat er in Den Haag een flink we in op de vraag hoe het openbaar bestuur van Den Haag bestuursapparaat achter moest blijven. Het zou groter, nu in elkaar zat en werkte. Wat voor personeel hadden de zelfstandiger, en duidelijker omlijnd moeten worden colleges in dienst, en welke taken vervulde dat? Wat was er dan het daarvóór geweest was.
    [Show full text]
  • Jurriaan Andriessen, Behangselschilder
    Afbeelding omslag: Jurriaan Andriessen, Behangsel met arcadisch landschap, ca. 1780-1790 (Cat.nr D15c), Engeland, Particuliere collectie (met dank aan Agnew’s, Londen) Afbeelding inzet: Jurriaan Andriessen, zelfportret, 1798 (afb.46), Amsterdam, KOG Ontwerp omslag: Caroline Bijvoet Jurriaan Andriessen (1742-1819) ‘behangselschilder’ Proefschrift ter verkrijging van de graad van Doctor aan de Universiteit Leiden, op gezag van de Rector Magnificus Dr. D.D. Breimer, hoogleraar in de faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen en die der Geneeskunde, volgens besluit van het College voor Promoties te verdedigen op 12 december 2006 klokke 13.45 uur door Richard Harmanni geboren te Assen in 1962 Promotiecommissie: promotoren Prof. dr. C.W. Fock Prof. dr. E.-J. Sluijter (UvA) referent Prof. dr. R.E.O. Ekkart (UU) overige leden Prof. dr. A.W.A. Boschloo Prof. dr. T.M. Eliëns In liefdevolle herinnering aan mijn vader Fokko Pieter Harmanni (*9-7-1923 / † 9-10-2000) INHOUDSOPGAVE DEEL I Voorwoord 9 Inleiding 11 Stand van het onderzoek naar Jurriaan Andriessen; Stand van het onderzoek naar de decoratieve schilderkunst; De bronnen; Doelstelling van dit onderzoek; Onderzoeksmethode; Opbouw van dit proefschrift - Noten inleiding 23 1. Leven en werken van Jurriaan Andriessen - 1) Achtergrond en gezinssituatie 27 Herkomst van de familie; Het gezin van Christoffel Andriessen en Stijntje Jansen; Schoonfamilie van Jurriaan Andriessen; Het gezin en de woonhuizen van Jurriaan Andriessen - 2) Andriessens leertijd en start van zijn loopbaan als kunstenaar 33
    [Show full text]
  • Schau Lust Niederländische Zeichenkunst Des 18
    SCHAU LUST NIEDERLÄNDISCHE ZEICHENKUNST DES 18. JAHRHUNDERTS Annett Sandfort SCHAU LUST Annett Sandfort SCHAU LUST NIEDERLÄNDISCHE ZEICHENKUNST DES 18. JAHRHUNDERTS Sandstein Verlag DAS PROJEKT WURDE ERMÖGLICHT DURCH STIFTUNG GABRIELE BUSCH-HAUCK INHALT 7 VORWORT 9 DANK 11 NIEDERLÄNDISCHE ZEICHNUNGEN DES 18. JAHRHUNDERTS AUS DER GRAPHISCHEN SAMMLUNG DES STÄDEL MUSEUMS 21 KATALOG 23 KLASSIZISMUS UND BAROCK IM 18. JAHRHUNDERT Kat. Nr. 1 – 24 81 TOPOGRAFIEN Kat. Nr. 25 – 37 117 BLUMEN, FRÜCHTE UND TIERE Kat. Nr. 38 – 51 155 GENRE, THEATER UND DIE KUNST DES GOLDENEN ZEITALTERS Kat. Nr. 52 – 64 191 LANDSCHAFT IN DER ZWEITEN HÄLFTE DES 18. JAHRHUNDERTS Kat. Nr. 65 – 81 235 WASSERZEICHEN 251 LITERATURVERZEICHNIS 261 KÜNSTLERVERZEICHNIS 262 IMPRESSUM 264 ABBILDUNGSNACHWEIS VORWORT Die niederländische Kunst des 18. Jahrhunderts verbinden wir heute nicht mit bekannten Meisterwerken und berühmten Künstlernamen wie die des 17. Jahrhunderts, der Epoche Rembrandts. Dabei erlebte sie in ihrer Zeit eine reiche Blüte und wurde, auch außerhalb der Niederlande, aufmerksam beobachtet und gesammelt. In späterer Zeit ließ das Inte resse an ihr nach, und die entsprechenden Bestände gerieten in den Hintergrund der Samm­ lungen. Das traf auch auf die Graphische Sammlung des Städel Museums zu, dem bei seiner Gründung ein besonders umfangreicher und bedeutender Bestand an nieder­ ländischen Zeichnungen des 18. Jahrhunderts mitgegeben worden war. Der Stifter des Museums, Johann Friedrich Städel (1728–1816), und der mit Städel eng befreundete erste Stiftungsvorstand Johann Georg Grambs (1756–1817) hatten diese Kunst mit solcher Hingabe gesammelt, dass das Frankfurter Konvolut mit annähernd 600 Werken heute zu den umfangreichsten außerhalb Belgiens und der Niederlande gehört. Nach Städel und Grambs wurde er nur noch geringfügig ergänzt, und so stammen die Werke, die hier vorgestellt werden, fast ausschließlich aus dem Gründungsbestand des Städel Museums.
    [Show full text]