KUCHLEIN,J. H. & CH.G. A. M. NAVES,1999. The Dutch PETERSEN,G., 1969. Beitrage zur Insekten-Fauna der Nieuwe en interessante Microlepidoptera uit species of Zeiraphera, with Z. mf~tranaas an addi- DDR: - Tineidae. - Beitrage zur Ento- tion to the Dutch list (Lepidoptera: ). - En- mologie 19: 311-388. tomologische Berichten, Amsterdam 59: 1-6. PRINS,W. DE, 1988. Het Pseudatemelia Rebel, Nederland in hoofdzaak van de jaren 1997 en 1998 LANGOHR,G. R., 1972. Drie nieuwe Microlepidoptera 1910 in België (Lepidoptera: Oecophoridae) - Phe- voor de Nederlandse fauna. - Entomologische Berich- gea 16: 105-113. (Lepidoptera) ten, Amsterdam 32: 53-54. SATTLER,K., 1960. Generische Gmppiemng der euro- LANGOHR,G. R., 1975. Zes soorten Microlepidoptera paischen Arten der Sammelgattung (Lepi- nieuw voor de Nederlandse fauna. - Entomologische doptera, ). - Deutsche Entomologische Berichten, Amsterdam 35: 78-80. Zeitschrift 7: 10-1 18. LANGOHR,G. R. & A. E. P. SCHREURS,1987. Nieuwe en SNELLEN,P. C. T., 1882. De vlinders van Nederland, Mi- minder gewone Lepidoptera voor de Nederlandse fau- crolepidoptera, 2 delen: I-XIII, 1-1196. Brill, Lei- HUISMAN, K. J. & J. C. KOSTER, 2000. NEW AND INTERESTING MICROLEPIDOPTERA FROM THE na (7). - Entomologische Berichten, Amsterdam 47: den. IN PARTICULAR FROM THE YEARS 1997 AND 1998 (LEPIDOPTERA). ENT. BER., AMST. 60 42-48. STIGTER,H. & A. VAN FRANKENHUYZEN,1991. Phyllono- (11): 193-216. LYCKLAMAA NIJEHOLT, H. J., 1928. [Zonder titel]. - Tijd- rycter leucographella, een voor Nederland nieuwe schrift voor Entomologie 71: 37-38. bladmineerder (Lepidoptera: Gracillariidae). - Ento- Abstract: This is the eleventh compilation of interesting Microlepidoptera collected in The Netherlands, covenng main- NIEUKERKEN,E. J. VAN,1982. New and rare Nepticulidae mologische Berichten, Amsterdam 51: 129-135. 1y the years 1997 and 1998, but also including some older data, as wel1 as the year 1999 in a very few cases. in The Netherlands (Lepidoptera). - Entomologische TOLL,S., 1947. On some Microlepidoptera new or rare Stenolechiodespseudogemmellus (Gelechiidae) is recorded for the first time from The Netherlands. This species has re- Berichten, Amsterdam 42: 104-1 12. of . - Materialy Fi~jografiiKraju 6: 16-37. cently been described and specimens were found amongst series of the well-known Stenolechia gemmella. NIEUKERKEN,E. J. VAN, 1985. A taxonomie revision of the TRAUGOTT-OLSEN,E. & E. SCHMIDTNIELSEN, 1977. The Thaumatotibia leucotreta (Tortncidae) is recorded for the first time as an inadvertently introduced species. New Dutch Western Palaearctic species of the subgenera Zimmer- Elachistidae of Fennoscandia and . - Fauna records of the following 99 rare andíor interesting species are given or summarised: Stigmella centifoliella, Ectoedemia mannia Henng and Ectoedemia Busck s.str. (Lepido- Entomologica Scandinavica 6: 1-299. atrifiontella, E. longicaudella (Nepticulidae),Nemophora ochsenheimerella, Nematopogon robertella (Adelidae), Lam- ptera, Nepticulidae), with notes on theu phylogeny. - UWEN,R. W. J., 1991. moyses sp. n., a new proniafuscatella (Prodoxidae), Emmetia heinemanni (Tischeriidae), Nemapogon wolfiella, Monopis imella (Tineidae), Tijdschrift voor Entomologie 128: 1-164. gelechiid mining the leaves of Scirpus mariti- Bucculatrix nigricomella (Bucculatricidae), Acrocercops brongniardella, Leucospilapteryx omissella, Phyllonorycter NEUKERKEN,E. J. VAN, C. GIELIS,K. J. HUISMAN,J. C. mus L. - British Journal of Entomology and Natura1 muelleriella, P. spinicolella, P. leucographella, P. mespilella (Gracillariidae), Yponomeuta irrorella, sor- KOSTER,J. H. KUCHLEIN,H. W. VAN DER WOLF& J. B. History 4: 1-7. biella, A. fundella, A. pulchella, A. semifusca (Yponomeutidae), Glyphipterixforsterella (Glyphiptengidae), Leucoptera WOLSCHRIJN,1993. Nieuwe en interessante Microle- VUURE,J. VAN,1999. oblongana (Haworth) spartifoliella (Lyonetiidae), quadrillella (Ethrniidae), lobella, Agonopterix ocellana, A. angelicella, A. pidoptera uit Nederland (Lepidoptera). - Nederland- ook in Kortgene. - Franje 3: 12. cnicella (), Elachista exactella (Elachistidae), Scythris siccella (Scythrididae), Eratophyes amasiella, se Faunistische Mededelingen 5: 47-62. WOLF,H. W. VAN DER,1984. Twee nieuwe Nederlandse Esperia sulphurella (Oecophondae), binderella, C. lineolea, C. niveicostella, C. mayrella, C. trochilella, C. NIEUWLAND,K. N., 1999. Over het kweken van vlindersoorten (Lepidoptera: Lyonetiidae, Gelechii- argentula (Coleophondae), Pseudatemelia latipennella (Amphisbatidae), scribaiella (Cosmoptengidae), amplana Hb. en Cydia splendana Hb. uit eikels. - dae). - Entomologische Berichten, Amsterdam 44: Monochroa moyses, Parachronistis albiceps, Teleiodes vulgella, T. wagae, Carpatolechia proximella, Gelechia Franje 3: 13-14. 54-55. rhombella, G. senticetella, G. muscosella, G. rhombelliformis, Mir$carma interrupta, electella, Athrips PALM,E,, 1989. Nordeuropas Prydvinger (Lepidoptera: mouffetella, Scrobipalpa acuminatella, S. instabilella, temerella, Pexicopia malvella, subcinerea Oecophoridae) - med saerligt henblik pi den danske (Gelechiidae),Aethesflagellana, Cochylidia rupicola, bifasciana, Acleris cristana, pilleriana, fauna. - Danmarks Dyreliv 4: 1-247. Geaccepteerd 26.vii.2000. Endothenia oblongana, infida, A. lineana, A. turbidana, Orthotaenia undulana, Hedya ochroleucana, Celypha siderana, Pristerognathafuligana, Epinotia nanana, Zeiraphera rufimitrana, obumbratana, E. tripoliana, E. conterminana, Gypsonoma minutana, Blastesthia posticana, unculana, A. apicella, Cydia tenebrosana, C. ni- gricana, C. amplana, gallicana, P. agnotana, P. ochsenheimeriana, P. germmna, alpinana, D. agilana (Tortricidae), Stenoptilia pterodactyla, Cnaemidophorus rhododactyla, Ovendenia lienigianus (Pterophori- dae), Cryptoblabes bistriga, Glyptoteles leucacrinella, Homoeosoma sinuella, saxicola, Vitula biviella, Friedlanderia cicatricella, Evergestis limbata, Perinephele lancealis (). Biological and distributional informa- tion on these species is given.

K. J. Huisman, Patrijzenlaan 4, 8091 BK Wezep. J. C. Koster, Van Brederodestraat 53, 1759 VG Callantsoog.

Inleiding Entomologische Vereniging, maar ook van daarbuiten, zijn we weer in staat een uitvoe- Door diverse omstandigheden is er vorig jaar rige lijst van waarnemingen te publiceren. geen verslag uitgekomen van de in Nederland Voor de nomenclatuur hebben we ook nu ge- i waargenomen Microlepidoptera. Om dit ver- bruik gemaakt van de Europese naamlijst van i zuim goed te maken, zijn nu de vangsten van Karsholt & Razowski (1996). Alleen in een de jaren 1997 en 1998 gecombineerd. Dankzij tweetal gevallen wordt hier van afgeweken en de gulle medewerking van velen, vooral van- baseren we de naamgeving op onlangs ver- uit de sectie "Snellen" van de Nederlandse schenen publicaties. Voor de familie Elachi- stidae is Kaila (1999) gevolgd en voor de laatste jaar zelfs zeer talrijk, diverse exemplaren uitge- waarnemingen van voor 1980 (Van Nieuker- de vindplaatsen talrijker is geworden en dat in kweekt, JW. Teleiodini (Gelechiidae) Huemer & Karsholt ken, 1985). Nieuw voor Noord-Brabant. enkele populaties verdonkerde exemplaren (1999). Na de vermelding van Stigmella centifoliella gevonden zijn. Blijkbaar is dit laatste een al- De vindplaatsen zijn per provincie gerang- van de provincie Utrecht (Huisman & Koster, Adelidae gemener verschijnsel. Omdat de Deense pu- schikt. Indien het aantal exemplaren niet 1999) blijkt er nu ook een goede populatie blicatie niet bij iedereen bekend is en wij het wordt vermeld, betreft de vangst slechts één voor te komen in Gelderland. Het lijkt erop dat Nemophora ochsenheimerella (Hubner) zinvol vinden het bijzonder donkere wijfje on- exemplaar. De verantwoordelijkheid voor de de soort zich aan het uitbreiden is. Nieuw voor (fig. 1) der de aandacht te brengen, is het exemplaar determinaties ligt bij de inzenders, maar diver- Gelderland. Waarnemingen. OV:Ommen, 31.v en l.vi.1997, 11 exem- afgebeeld in figuur 1. se moeilijke soorten zijn door de auteurs ge- plaren, KH en JW; Lemelerberg, 31.v.1997, KH. controleerd. Tenzij anders vermeld, bevi'ndt Ectoedemia atrifrontella (Stainton) Nemapotogon robertella (Clerck) het materiaal zich in de collectie van de verza- Op de zomervergadering van de Nederlandse melaar. Wij willen alle personen die gegevens Waarnemingen. Gld: Wezep, l.ix.1991 en ll.viii.1995, Entomologische Vereniging in Omrnen zijn Waarnemingen. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- hebben verstrekt voor deze jaarlijst van harte op licht, KH. door enkele verzamelaars diverse exemplaren 30.vi.1996, in totaal 3 exemplaren. bedanken voor hun medewerking en verder Deze nepticulide is maar van een zestal vind- van deze nog niet eerder uit Overijssel vermel- De enige soort van het genus met bruingrijze ook de heer K. R. Tuck, Natura1 History Mu- plaatsen bekend. De rups mineert in de zachte de langsprietmot gevangen. Nemophora och- voorvleugels, die in het voorjaar vooral in seum, Londen, Engeland en mevrouw L. bast van eiken (~ueicussp.) en wordt daar- senheimerella is pas in 1927 voor het eerst in naaldbossen te vinden is. Verspreid voorko- Meijerman, Zoölogisch Museum, Amsterdam door moeilijk gevonden. Doets wist de vlinder Nederland, op de Veluwe, gevangen (Lyck- mend, voornamelijk op de zandgronden in het voor de determinatie en aanvullende gegevens in 1946 te kweken uit jonge takken van eiken lama à Nijeholt, 1928). Het volgende exem- oosten en zuiden van het land, ook vermeld over Thaumatotibia. (Doets, 1947). plaar komt dan in 1967 (Beetsterzwaag, van Terschelling (Kuchlein, 1993). Nieuw Provincies: Fr - Friesland; Gr - Groningen; 10.vi.1967, KH). Sindsdien zijn vele vind- voor Groningen. Dr - Drenthe; OV - Overijssel; F1 - Flevoland; Ectoedemia longicaudella umesch plaatsen bekend geworden, voornamelijk van Gld - Gelderland; U - Utrecht; NH - Noord- de Veluwe, hoewel de soort ook is aangetrof- Prodoxidae Holland; ZH - Zuid-Holland; Z - Zeeland; NB Waarneming. NB: Valkenswaard, 24.iv.1998, op licht, fen in het zuiden en in het noordoosten van - Noord-Brabant; L - Limburg. FG (MVM). ons land en op Terschelling. Het zwaartepunt Lamproniafuscatella (Tengström) De afkortingen in de tekst hebben betrek- Een vrouwtje van deze soort kwam uit de van de verspreiding in Nederland lijkt echter Waarnemingen. Gld: Epe, Smitsven, 1.v. 1976 en king op de volgende personen: B. van Aartsen, lichtval die opgesteld stond in de Plateaux te op de Veluwe te liggen. 2.vi.1979, 2 exemplaren, IAK; Heerde, Oldebroekse hei- 't Harde (BvA); L. E. J. Bot, Terschelling- Valkenswaard. De val stond aan de rand van Onder de nu gevangen dieren was een heel de, 6.vi.1997, op licht, kort voor zonsopgang, JW. Formerum (LB); L. J. van Deventer, Drunen een bos en een heideveld met daarin een ven. donker wijfje - gevangen door Huisman in de (LD); D. Doorheijn, Nieuwe Tonge (DD); F. Aan de rand van het bos stonden enkele vrij- berm van de Beerzerweg te Ornmen op 31 mei Dit is een zeldzame vlinder, waarvan de mees- J. Groenen, Luyksgestel (FG); H. ten Holt, staande eiken. De rups is een schorsmineerder 1997 - waarbij nog maar flauwe sporen van de te vindplaatsen liggen in Zuid-Limburg, het Nijmegen (HtH); K. J. Huisman, Wezep in de gladde bast van takken en dunne stam- karakteristieke voorvleugeltekening te zien gebied rond Arnhem en Nijmegen, het Gooi (KH); M. Jansen, Hoogeveen (MJ); I. A. men van zomereik (Quercus robur L.) en zijn. Een dergelijk, maar minder extreem en Terschelling (Kuchlein, 1993). Het dier uit Kaijadoe, Oegstgeest (IAK); J. C. Koster, Cal- mogelijk ook andere eikensoorten. De larve exemplaar, wordt vermeld en afgebeeld in de Heerde is opmerkelijk laat in de nacht gevan- lantsoog (JCK); J. A. W. Lucas, Rotterdam heeft een één- of tweejarige levenscyclus voor Deense jaarlijst over Microlepidoptera in gen. (JL); Ch. G. A. M. Naves, Drempt (CN); K. N. hij in mei tot juli verpopt. De vlinder vliegt 1994 (Buhl et al., 1995). Deze voor ons heel Nieuwland, Schagerbrug (KN); W. Oord, van juni tot begin augustus (Johansson et al., instructieve "zusterpublicatie" vermeldt ook Tischeriidae Deventer (WO); A. Schreurs, Kerkrade (AS); 1990). dat de soort in Denemarken de laatste jaren op J. W. Sinnema, Hemrik (JS); M. van Stiphout, Ectoedemia longicaudella werd door Emmetia heinemanni (Wocke) Posterholt (MS); R. de Vos, Zaandam (RV); J. Klimesch (1953) afgesplitst van Ectoedemia Waarneming. Dr: Hoogeveen, Spaarbankbos, 2l.viii. van Vuure, Kortgene (JV); J. B. Wolschrijn, atrifrontella (Stainton). Bij onderzoek van 1997, rups op braam ( sp.), ex larva 29.xi.1997, MJ. Twello (JW). Collecties: NNM - Nationaal materiaal van E. atrifrontella in de Nederland- Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden; se collecties zijn door Van Nieukerken in to- Dit is de derde vindplaats in Nederland, na de

ZMA - Zoölogisch Museum, Amsterdam. taal vier exemplaren van E. longicaudella ge- waarnemingen in Schinveld en De Lutte I vonden (Van Nieukerken, 1982). Deze vier (Langohr & Schreurs, 1987; Huisman & Nepticulidae exemplaren werden tussen 1926 en 1932 te Koster, 1994). Vermoedelijk is de soort min- Nijmegen verzameld door Lycklama à Nije- der zeldzaam dan wordt aangenomen. Het Stigmella centifoliella (Zeller) holt en waren tot nu toe de enige vondsten van beste kan dit worden vastgesteld aan de hand Waarnemingen. Gld: Tweilo, mijnen op hondsroos (Rosa deze soort voor Nederland. Uit Belgie is de van de bladmiinen. Voor het verschil met die canina L.) in 1993 en van 1995 tot en met 1999, in dit soort bekend uit de provincie Luxemburg door Fig. 1. Nemophora ochsenheimerella. van de eveneens op braam voorkomende stidae is Kaila (1999) gevolgd en voor de laatste jaar zelfs zeer talrijk, diverse exemplaren uitge- waarnemingen van voor 1980 (Van Nieuker- de vindplaatsen talrijker is geworden en dat in kweekt, JW. Teleiodini (Gelechiidae) Huemer & Karsholt ken, 1985). Nieuw voor Noord-Brabant. enkele populaties verdonkerde exemplaren (1999). Na de vermelding van Stigmella centifoliella gevonden zijn. Blijkbaar is dit laatste een al- De vindplaatsen zijn per provincie gerang- van de provincie Utrecht (Huisman & Koster, Adelidae gemener verschijnsel. Omdat de Deense pu- schikt. Indien het aantal exemplaren niet 1999) blijkt er nu ook een goede populatie blicatie niet bij iedereen bekend is en wij het wordt vermeld, betreft de vangst slechts één voor te komen in Gelderland. Het lijkt erop dat Nemophora ochsenheimerella (Hubner) zinvol vinden het bijzonder donkere wijfje on- exemplaar. De verantwoordelijkheid voor de de soort zich aan het uitbreiden is. Nieuw voor (fig. 1) der de aandacht te brengen, is het exemplaar determinaties ligt bij de inzenders, maar diver- Gelderland. Waarnemingen. OV:Ommen, 31.v en l.vi.1997, 11 exem- afgebeeld in figuur 1. se moeilijke soorten zijn door de auteurs ge- plaren, KH en JW; Lemelerberg, 31.v.1997, KH. controleerd. Tenzij anders vermeld, bevi'ndt Ectoedemia atrifrontella (Stainton) Nemapotogon robertella (Clerck) het materiaal zich in de collectie van de verza- Op de zomervergadering van de Nederlandse melaar. Wij willen alle personen die gegevens Waarnemingen. Gld: Wezep, l.ix.1991 en ll.viii.1995, Entomologische Vereniging in Omrnen zijn Waarnemingen. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- hebben verstrekt voor deze jaarlijst van harte op licht, KH. door enkele verzamelaars diverse exemplaren 30.vi.1996, in totaal 3 exemplaren. bedanken voor hun medewerking en verder Deze nepticulide is maar van een zestal vind- van deze nog niet eerder uit Overijssel vermel- De enige soort van het genus met bruingrijze ook de heer K. R. Tuck, Natura1 History Mu- plaatsen bekend. De rups mineert in de zachte de langsprietmot gevangen. Nemophora och- voorvleugels, die in het voorjaar vooral in seum, Londen, Engeland en mevrouw L. bast van eiken (~ueicussp.) en wordt daar- senheimerella is pas in 1927 voor het eerst in naaldbossen te vinden is. Verspreid voorko- Meijerman, Zoölogisch Museum, Amsterdam door moeilijk gevonden. Doets wist de vlinder Nederland, op de Veluwe, gevangen (Lyck- mend, voornamelijk op de zandgronden in het voor de determinatie en aanvullende gegevens in 1946 te kweken uit jonge takken van eiken lama à Nijeholt, 1928). Het volgende exem- oosten en zuiden van het land, ook vermeld over Thaumatotibia. (Doets, 1947). plaar komt dan in 1967 (Beetsterzwaag, van Terschelling (Kuchlein, 1993). Nieuw Provincies: Fr - Friesland; Gr - Groningen; 10.vi.1967, KH). Sindsdien zijn vele vind- voor Groningen. Dr - Drenthe; OV - Overijssel; F1 - Flevoland; Ectoedemia longicaudella umesch plaatsen bekend geworden, voornamelijk van Gld - Gelderland; U - Utrecht; NH - Noord- de Veluwe, hoewel de soort ook is aangetrof- Prodoxidae Holland; ZH - Zuid-Holland; Z - Zeeland; NB Waarneming. NB: Valkenswaard, 24.iv.1998, op licht, fen in het zuiden en in het noordoosten van - Noord-Brabant; L - Limburg. FG (MVM). ons land en op Terschelling. Het zwaartepunt Lamproniafuscatella (Tengström) De afkortingen in de tekst hebben betrek- Een vrouwtje van deze soort kwam uit de van de verspreiding in Nederland lijkt echter Waarnemingen. Gld: Epe, Smitsven, 1.v. 1976 en king op de volgende personen: B. van Aartsen, lichtval die opgesteld stond in de Plateaux te op de Veluwe te liggen. 2.vi.1979, 2 exemplaren, IAK; Heerde, Oldebroekse hei- 't Harde (BvA); L. E. J. Bot, Terschelling- Valkenswaard. De val stond aan de rand van Onder de nu gevangen dieren was een heel de, 6.vi.1997, op licht, kort voor zonsopgang, JW. Formerum (LB); L. J. van Deventer, Drunen een bos en een heideveld met daarin een ven. donker wijfje - gevangen door Huisman in de (LD); D. Doorheijn, Nieuwe Tonge (DD); F. Aan de rand van het bos stonden enkele vrij- berm van de Beerzerweg te Ornmen op 31 mei Dit is een zeldzame vlinder, waarvan de mees- J. Groenen, Luyksgestel (FG); H. ten Holt, staande eiken. De rups is een schorsmineerder 1997 - waarbij nog maar flauwe sporen van de te vindplaatsen liggen in Zuid-Limburg, het Nijmegen (HtH); K. J. Huisman, Wezep in de gladde bast van takken en dunne stam- karakteristieke voorvleugeltekening te zien gebied rond Arnhem en Nijmegen, het Gooi (KH); M. Jansen, Hoogeveen (MJ); I. A. men van zomereik (Quercus robur L.) en zijn. Een dergelijk, maar minder extreem en Terschelling (Kuchlein, 1993). Het dier uit Kaijadoe, Oegstgeest (IAK); J. C. Koster, Cal- mogelijk ook andere eikensoorten. De larve exemplaar, wordt vermeld en afgebeeld in de Heerde is opmerkelijk laat in de nacht gevan- lantsoog (JCK); J. A. W. Lucas, Rotterdam heeft een één- of tweejarige levenscyclus voor Deense jaarlijst over Microlepidoptera in gen. (JL); Ch. G. A. M. Naves, Drempt (CN); K. N. hij in mei tot juli verpopt. De vlinder vliegt 1994 (Buhl et al., 1995). Deze voor ons heel Nieuwland, Schagerbrug (KN); W. Oord, van juni tot begin augustus (Johansson et al., instructieve "zusterpublicatie" vermeldt ook Tischeriidae Deventer (WO); A. Schreurs, Kerkrade (AS); 1990). dat de soort in Denemarken de laatste jaren op J. W. Sinnema, Hemrik (JS); M. van Stiphout, Ectoedemia longicaudella werd door Emmetia heinemanni (Wocke) Posterholt (MS); R. de Vos, Zaandam (RV); J. Klimesch (1953) afgesplitst van Ectoedemia Waarneming. Dr: Hoogeveen, Spaarbankbos, 2l.viii. van Vuure, Kortgene (JV); J. B. Wolschrijn, atrifrontella (Stainton). Bij onderzoek van 1997, rups op braam (Rubus sp.), ex larva 29.xi.1997, MJ. Twello (JW). Collecties: NNM - Nationaal materiaal van E. atrifrontella in de Nederland- Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden; se collecties zijn door Van Nieukerken in to- Dit is de derde vindplaats in Nederland, na de

ZMA - Zoölogisch Museum, Amsterdam. taal vier exemplaren van E. longicaudella ge- waarnemingen in Schinveld en De Lutte I vonden (Van Nieukerken, 1982). Deze vier (Langohr & Schreurs, 1987; Huisman & Nepticulidae exemplaren werden tussen 1926 en 1932 te Koster, 1994). Vermoedelijk is de soort min- Nijmegen verzameld door Lycklama à Nije- der zeldzaam dan wordt aangenomen. Het Stigmella centifoliella (Zeller) holt en waren tot nu toe de enige vondsten van beste kan dit worden vastgesteld aan de hand Waarnemingen. Gld: Tweilo, mijnen op hondsroos (Rosa deze soort voor Nederland. Uit Belgie is de van de bladmiinen. Voor het verschil met die canina L.) in 1993 en van 1995 tot en met 1999, in dit soort bekend uit de provincie Luxemburg door Fig. 1. Nemophora ochsenheimerella. van de eveneens op braam voorkomende 196 ENT.BER., AMST. 60 (2000)

Emmetia marginea (Haworth) wordt verwe- sia vulgaris L.), excursie Snellen, 28-30.vi.1996; Dr: verder mijnen te Allardsoog, Leeuwarden, Harlingen, zen naar de jaarlijst van 1988-1991 (Huisman Wijster, 26.viii.1996, een mijn gevonden op bijvoet op het Sneek en Hemrik, LB en JS; NH: Callantsoog, vi.1998, & Koster, 1994). Nieuw voor Drenthe. VAM-terrein, MJ. één mijn op vuurdoorn, JCK; Schagerbmg, 1997 en 1998, mijnen op vuurdoorn, KN; ZH: Dirksland, 1996, veel mij- De vlinder uit Wijster kwam 21 maart 1997 uit nen, KH; Ouddorp, 5.vi en 22.vii.1996, enkele exempla- Tineidae de pop. De rups maakt blaasvormige mijnen in ren op licht; vii.1998, geregeld op licht, KH; Z: Burgh- de bladeren van bijvoet. Na de eerste vondst Haamstede, i.1998, mijnen, A. Baaijens; Middelburg, Nemapogon wolfiella Karsholt & Nielsen voor ons land in 1982 is er nu een twaalftal ix.1996, mijnen, KH; Oost-Souburg, 1.1998, mijnen, A. Baaijens. Waarnemingen. Z: Wissenkerke, 11 en 26.vi en vindplaatsen bekend, voornamelijk uit de zui- 27.vii. 1997, 3 mannetjes overdag gevangen, JV. delijke helft (Kuchlein, 1993; Van Nieukerken De vlinder blijkt zich dermate uit te breiden et al., 1993). Nieuw voor Groningen en Dren- dat hj waarschijnlijk overal te vinden zal zijn Voor het tweede achtereenvolgende jaar werd the. waar de hoofdvoedselplant, vuurdoorn, aan- de soort door Van Vuure aangetroffen op geplant is. Hierop kunnen de bovenzijdige Noord-Beveland. Dit is de vierde vindplaats vouwmijnen zeer talrijk zijn. Verder is hij ook Phyllonorycter muelleriella (Zeller) van Nemapogon wolfiella in ons land (Huis- vermeld van appel ( sp.), meidoorn man & Koster, 1998). - - Waarnemingen. Gr: Lieftingsbroek, Metbroek, Sellingen, ( SP.),Cotoneaster sp. en Chanome- excursie Snellen, 28-30.vi.1996; Z: Kamperland, 1993 en les (stigter & vanF~~~~*~~~~~, 1991). 1994, teikens 1 exemplaar; Kortgene, 4.vi.1997, 2 exem- Monopis imella (Hubner) nlnrpn N Door de tweede auteur zijn ook mijnen aange- r----, ' ' Waarneming. NB: Dmnen, 8.viii. 1997, LD. troffen op Crantz elsbes ( torminalis Deze aan eik gebonden soort is op de zand- Crantz) en peer (Pyrus sp.). Nieuw voor Fries- Dit is het tweede exemplaar van Monopis gronden van het midden, oosten en zuiden van land en Zeeland. imella voor ons land. De soort is voor het eerst ons land gewoon. Ook is ze van diverse vind- in ons land verzameld door Kuchlein in 1980 - plaatsen uit de duinen bekend (Kuchlein, te Cadzand (Kuchlein, 1993). De rupsen leven Phyllonorycter mespilella (Hubner) nigri- 1993). In het westen van ons land wordt de waarschijnlijk in vogelnesten, maar ook plant- vlinder minder va& gevonden. rnogeliik om- Waarnemingen. OV: Twello, Buss100 (recreatiegebied), aardig afval, vilt, Garkenshaar en zelfs aas u , Ud dat de voedselplant daar minder algemeen is, mijnen vrij schaars op peer in het najaar van 1997,5 vlin- worden als voedselbron genoemd (Petersen, dan venstervraat. De soort heeft twee genera- ders uitgekomen in 1998, JW; NH: Naarden, e.1. Cydonia, Nieuw voor Groningen en Zeeland. 1969). Nieuw voor Noord-Brabant. ties en de bladmijnen zijn te vinden in maart 16-25.iv.1943, coll. C. Doets. 31 exem~laren: Kortenhoef, e.1. , 30.iii-5.iv.1948, coll. C. en april en weer in juli (Ernmet, 1985). Nieuw Doets, 9 exemplaren (NNM en ZMA). voor Drenthe. Phyllonorycter spinicolella (Zeller) Bucculatricidae Waarnemingen. NH: Zaandam, 8, 11 en 17.v.1998, op Phyllonorycter mespilella komt waarschijn- Bucculatrix nigricomella (Zeller) (fig. 2) Gracillariidae licht, RV; Z: Kortgene, 3.viii.1997, in lichtval, JV. lijk meer voor dan in het verleden veronder- Waarnemingen. Dr: Hoogeveen-Zuid, 7.vi.1997, MJ; NH: Ook hier hebben we weer te maken met een steld werd. De soort is uiterlijk echter niet ge- Acrocercops brongniardella (Fabricius) Den Helder, fort Erfprins, 10.vii.1985, bladmijnen op ge- soort die hoofdzakelijk in de oostelijke helft makkelijk te onderscheiden van de andere wone margriet (Leucanthemun vulgare Lamk.), waaruit Waarnemingen. Gr: Sellingen, mijnen op zomereik, ex- van 28.vii tot 4.viii 5 vlinders verschenen, JCK. van ons land wordt gevonden en verder nog soorten van het genus die leven op Rosaceae. cursie Snellen, 28-30.vi. 1996; Z: Haamstede, 26.vii.1996, van enkele vindplaatsen uit de duinen bekend Na de vaststelling van het voorkomen in Ne- 4 exemplaren op licht, KH; Wissenkerke, 1l.viii. 1996, is (Kuchlein, 1993). Ook hier zou dit te maken derland door Deschka (1988) en na de jaarlijst De vlinder is hoofdzakelijk gevonden in de JV. kunnen hebben met het voorkomen van de van 1993 (Huisman & Koster, 1996) is ook het zuidelijke helft van ons land (Kuchlein, 1993). Een soort die van veel vindplaatsen bekend is voedselplant. De rups leeft hoofdzakelijk op materiaal in de collecties van NNM en ZMA Ook bij deze soort kan het zoeken naar de in Nederland, voornamelijk van de zandgron- sleedoorn ( L.), maar kan ook onderzocht. gangmijnen in de bladeren van gewone mar- den en de duinen (Kuchlein, 1993). De rupsen voorkomen op pruim (Prunus domestica L.) griet waarschijnlijk meer vindplaatsen opleve- leven op eik en maken een zeer grote boven- (Ernmet et al., 1985). Mogelijk breidt de soort ren. De mijn is een nauwe kronkelende gang- zijdige plaatrnijn, die door meerdere rupsen YponomeuBdae zich uit met de aanplant van sleedoorn in mijn met een fijn onderbroken uitwerp- wordt bewoond. De karakteristieke bladmij- plantsoenen en wegbermen. Nieuw voor Yponomeuta irrorella (Hubner) selenspoor in het midden. Vaak komen meer- nen zijn met geen andere soort te verwarren. zeeland. dere bladmijnen voor in één blad, soms zoveel Nieuw voor Groningen en Zeeland. Waarnemingen. OV: Losser, Arboretum, 7.vi.1997, pop, dat het hele blad bedekt lijkt met kronkelende die op 17.vii.1997 de vlinder leverde, JCK; Gld: Twello, 7 en 15.vii.1997, totaal 3 exemplaren, JW. lijntjes (fig. 2). Één rups maakt meerdere mij- Phyllonorycter leucographella (Zeller) Leucospilapteryx omissella (Stainton) nen, soms zelfs in een ander blad. Later leeft Waarnemingen. Fr: Terschelling, iii.1998, één beginmijn- De pop uit Losser werd in een ijl spinsel aan- hij vrij aan de bladonderzijde en veroorzaakt Waarnemingen. Gr: Blijham, mijnen op bijvoet (Artemi- tje met een dode ~PSOP v~unimrn (P~racantha SP.), LB; getroffen op wegedoorn (~h~~~~~cuthartica 196 ENT.BER., AMST. 60 (2000)

Emmetia marginea (Haworth) wordt verwe- sia vulgaris L.), excursie Snellen, 28-30.vi.1996; Dr: verder mijnen te Allardsoog, Leeuwarden, Harlingen, zen naar de jaarlijst van 1988-1991 (Huisman Wijster, 26.viii.1996, een mijn gevonden op bijvoet op het Sneek en Hemrik, LB en JS; NH: Callantsoog, vi.1998, & Koster, 1994). Nieuw voor Drenthe. VAM-terrein, MJ. één mijn op vuurdoorn, JCK; Schagerbmg, 1997 en 1998, mijnen op vuurdoorn, KN; ZH: Dirksland, 1996, veel mij- De vlinder uit Wijster kwam 21 maart 1997 uit nen, KH; Ouddorp, 5.vi en 22.vii.1996, enkele exempla- Tineidae de pop. De rups maakt blaasvormige mijnen in ren op licht; vii.1998, geregeld op licht, KH; Z: Burgh- de bladeren van bijvoet. Na de eerste vondst Haamstede, i.1998, mijnen, A. Baaijens; Middelburg, Nemapogon wolfiella Karsholt & Nielsen voor ons land in 1982 is er nu een twaalftal ix.1996, mijnen, KH; Oost-Souburg, 1.1998, mijnen, A. Baaijens. Waarnemingen. Z: Wissenkerke, 11 en 26.vi en vindplaatsen bekend, voornamelijk uit de zui- 27.vii. 1997, 3 mannetjes overdag gevangen, JV. delijke helft (Kuchlein, 1993; Van Nieukerken De vlinder blijkt zich dermate uit te breiden et al., 1993). Nieuw voor Groningen en Dren- dat hj waarschijnlijk overal te vinden zal zijn Voor het tweede achtereenvolgende jaar werd the. waar de hoofdvoedselplant, vuurdoorn, aan- de soort door Van Vuure aangetroffen op geplant is. Hierop kunnen de bovenzijdige Noord-Beveland. Dit is de vierde vindplaats vouwmijnen zeer talrijk zijn. Verder is hij ook Phyllonorycter muelleriella (Zeller) van Nemapogon wolfiella in ons land (Huis- vermeld van appel (Malus sp.), meidoorn man & Koster, 1998). - - Waarnemingen. Gr: Lieftingsbroek, Metbroek, Sellingen, (Crataegus SP.),Cotoneaster sp. en Chanome- excursie Snellen, 28-30.vi.1996; Z: Kamperland, 1993 en les (stigter & vanF~~~~*~~~~~, 1991). 1994, teikens 1 exemplaar; Kortgene, 4.vi.1997, 2 exem- Monopis imella (Hubner) nlnrpn N Door de tweede auteur zijn ook mijnen aange- r----, ' ' Waarneming. NB: Dmnen, 8.viii. 1997, LD. troffen op Crantz elsbes (Sorbus torminalis Deze aan eik gebonden soort is op de zand- Crantz) en peer (Pyrus sp.). Nieuw voor Fries- Dit is het tweede exemplaar van Monopis gronden van het midden, oosten en zuiden van land en Zeeland. imella voor ons land. De soort is voor het eerst ons land gewoon. Ook is ze van diverse vind- in ons land verzameld door Kuchlein in 1980 - plaatsen uit de duinen bekend (Kuchlein, te Cadzand (Kuchlein, 1993). De rupsen leven Phyllonorycter mespilella (Hubner) nigri- 1993). In het westen van ons land wordt de waarschijnlijk in vogelnesten, maar ook plant- vlinder minder va& gevonden. rnogeliik om- Waarnemingen. OV: Twello, Buss100 (recreatiegebied), aardig afval, vilt, Garkenshaar en zelfs aas u , Ud dat de voedselplant daar minder algemeen is, mijnen vrij schaars op peer in het najaar van 1997,5 vlin- worden als voedselbron genoemd (Petersen, dan venstervraat. De soort heeft twee genera- ders uitgekomen in 1998, JW; NH: Naarden, e.1. Cydonia, Nieuw voor Groningen en Zeeland. 1969). Nieuw voor Noord-Brabant. ties en de bladmijnen zijn te vinden in maart 16-25.iv.1943, coll. C. Doets. 31 exem~laren: Kortenhoef, e.1. Pyrus communis, 30.iii-5.iv.1948, coll. C. en april en weer in juli (Ernmet, 1985). Nieuw Doets, 9 exemplaren (NNM en ZMA). voor Drenthe. Phyllonorycter spinicolella (Zeller) Bucculatricidae Waarnemingen. NH: Zaandam, 8, 11 en 17.v.1998, op Phyllonorycter mespilella komt waarschijn- Bucculatrix nigricomella (Zeller) (fig. 2) Gracillariidae licht, RV; Z: Kortgene, 3.viii.1997, in lichtval, JV. lijk meer voor dan in het verleden veronder- Waarnemingen. Dr: Hoogeveen-Zuid, 7.vi.1997, MJ; NH: Ook hier hebben we weer te maken met een steld werd. De soort is uiterlijk echter niet ge- Acrocercops brongniardella (Fabricius) Den Helder, fort Erfprins, 10.vii.1985, bladmijnen op ge- soort die hoofdzakelijk in de oostelijke helft makkelijk te onderscheiden van de andere wone margriet (Leucanthemun vulgare Lamk.), waaruit Waarnemingen. Gr: Sellingen, mijnen op zomereik, ex- van 28.vii tot 4.viii 5 vlinders verschenen, JCK. van ons land wordt gevonden en verder nog soorten van het genus die leven op Rosaceae. cursie Snellen, 28-30.vi. 1996; Z: Haamstede, 26.vii.1996, van enkele vindplaatsen uit de duinen bekend Na de vaststelling van het voorkomen in Ne- 4 exemplaren op licht, KH; Wissenkerke, 1l.viii. 1996, is (Kuchlein, 1993). Ook hier zou dit te maken derland door Deschka (1988) en na de jaarlijst De vlinder is hoofdzakelijk gevonden in de JV. kunnen hebben met het voorkomen van de van 1993 (Huisman & Koster, 1996) is ook het zuidelijke helft van ons land (Kuchlein, 1993). Een soort die van veel vindplaatsen bekend is voedselplant. De rups leeft hoofdzakelijk op materiaal in de collecties van NNM en ZMA Ook bij deze soort kan het zoeken naar de in Nederland, voornamelijk van de zandgron- sleedoorn (Prunus spinosa L.), maar kan ook onderzocht. gangmijnen in de bladeren van gewone mar- den en de duinen (Kuchlein, 1993). De rupsen voorkomen op pruim (Prunus domestica L.) griet waarschijnlijk meer vindplaatsen opleve- leven op eik en maken een zeer grote boven- (Ernmet et al., 1985). Mogelijk breidt de soort ren. De mijn is een nauwe kronkelende gang- zijdige plaatrnijn, die door meerdere rupsen YponomeuBdae zich uit met de aanplant van sleedoorn in mijn met een fijn onderbroken uitwerp- wordt bewoond. De karakteristieke bladmij- plantsoenen en wegbermen. Nieuw voor Yponomeuta irrorella (Hubner) selenspoor in het midden. Vaak komen meer- nen zijn met geen andere soort te verwarren. zeeland. dere bladmijnen voor in één blad, soms zoveel Nieuw voor Groningen en Zeeland. Waarnemingen. OV: Losser, Arboretum, 7.vi.1997, pop, dat het hele blad bedekt lijkt met kronkelende die op 17.vii.1997 de vlinder leverde, JCK; Gld: Twello, 7 en 15.vii.1997, totaal 3 exemplaren, JW. lijntjes (fig. 2). Één rups maakt meerdere mij- Phyllonorycter leucographella (Zeller) Leucospilapteryx omissella (Stainton) nen, soms zelfs in een ander blad. Later leeft Waarnemingen. Fr: Terschelling, iii.1998, één beginmijn- De pop uit Losser werd in een ijl spinsel aan- hij vrij aan de bladonderzijde en veroorzaakt Waarnemingen. Gr: Blijham, mijnen op bijvoet (Artemi- tje met een dode ~PSOP v~unimrn (P~racantha SP.), LB; getroffen op wegedoorn (~h~~~~~cuthartica L.). Niet omdat ze op wegedoorn werd aange- 1997, 1999) over een mogelijke toename van doorn (Agassiz, 1996). Dit stemt overeen met troffen werd ze verzameld, want pal ernaast de vlinder verder onderbouwd. de waarnemingen uit het Zwanenwater, waar Ethmia quadrillella (Goeze) stond de voedselplant kardinaalsmuts (Euony- de vlinders werden geklopt uit lage lijsterbes- mus europaeus L.), maar omdat er verder geen Argyresthia pulchella Lienig & Zeller struiken op een duinhelling. Nieuw voor Waarnemingen. NH: Zaandam, 1.vi en 19, 22 en andere poppen in de nabijheid te vinden waren Overij ssel, Gelderland en Noord-Holland. 26.vii.1998, op licht, RV. en tevens vanwege de heldergele kleur van het Waarnemingen. NB: Valkenswaard, Dommeldal, Een zestal exemplaren kwam in de lichtval 25.vii.1994, op licht en 9, 22 en 29.vii.1997, in totaal 4 abdomen. Normaliter leven de soorten van het van De Vos die opgesteld stond op het balkon exemplaren geklopt uit vogelkers (Prunus padus L.), FG. geslacht Yponomeuta met vele rupsen bijeen van zijn woning. De soort wordt hoofdzakelijk in een spinsel waarin ook de verpopping De struiken waaruit de vlinders werden ge- in de zuidelijke helft van het land aangetroffen Glyphipterixforsterella (Fabricius) plaatsvindt. Yponomeuta irrorella vormt hier- klopt, stonden aan de rand van het bos of langs en tot nu toe was slechts een enkel exemplaar op een uitzondering, want de volwassen rup- weilanden en bospaden. Op enige tientallen Waarnemingen. L: Vlodrop-Station, 2 en 6.vi.1994, bekend van boven het Noordzeekanaal (Kuch- sen leven solitair (Agassiz, 1996). Het ver- meters dieper in het bos staande struiken wer- 3.vi.1996, MS, en op 17.v.1998, AS, totaal 6 exemplaren. lein, 1993). De rups leeft in de nazomer en moeden dat dit een bijzondere vondst zou den geen vlinders aangetroffen. Het eerste Nederlandse exemplaar van Gly- herfst in een licht spinsel aan de onderzijde kunnen zijn, bleek juist te zijn toen er een De donkere kleur gecombineerd met het phipterix forsterella is in 1874 door Heylaerts van het blad van smeerwortel ( of- exemplaar van Y. irrorella uit de pop tevoor- nagenoeg ontbreken van een witte vlek na de bij Breda gevangen. De soort is verder recen- ficinale L.), breed longkruid (Pulmonaria ofi- schijn kwam. De soort geldt als zeldzaam, dwarsband is een typisch kenmerk voor deze telijk bekend geworden van twee vindplaatsen cinalis L.) en glad parelzaad (Lithospermum maar wordt de laatste jaren meer waargeno- soort. Argyresthia semifusca (Haworth) lijkt uit Twente (Van Nieukerken et al., 1993) en oficinale L.) (Emrnet, 1979). men (Huisman & Koster, 1998). Nieuw voor erg veel op A. pulchella, maar is van deze te ook gevangen op de Kruisberg te Wahlwiller Overijssel. onderscheiden door de witte band aan de ach- (Limburg), waar Schreurs (persoonlijke me- Depressariidae terrand van de voorvleugel die duidelijk door- dedeling) drie exemplaren van bloeiende Argyresthia sorbiella (Treitschke) loopt na de dwarsband. sleepte. De rups leeft van augustus tot Luquetia lobella (Denis & Schiffermuller) Argyresthia pulchella is voor het eerst in april in de zaden van voszegge ( Waarneming. Z: Gapinge, 5.vi.1998, 1 exemplaar in de Waarneming. Gr: Seiiingen, excursie Snellen, 28- Nederland waargenomen in 1969 te L.) en andere zeggesoorten (Diakonoff, 1986). 30.vi.1996. lichtval, KH. Simpelveld door Langohr (1975). In 1971 Volgens Grabe (1955) leeft en overwintert Argyresthia sorbiella is bekend uit het zuid- heeft Langohr de soort ook aangetroffen te de rups in de vrouwe-lijke bloemhoofdjes van De soort komt de laatste tijd geregeld in oosten en oosten van ons land langs een lijn Chèvremont en Kerkrade en in 1985 op de ijle zegge ( L.). Aangetaste de jaarlijsten terug (Huisman et al., 1986; die loopt van Zuid-Limburg, over de Veluwe Bemelerheide (Groenen, in litteris). bloemhoofdjes zijn te herkennen aan enige Huisman & Koster, 1997, 1998). Toch is dit tot aan Drenthe (Kuchlein, 1993). De vondst uitwerpselen aan de punt. pas de derde vondst in het kustgebied. De vlin- in Sellingen sluit hier mooi op aan. Overigens Argyresthia semifusca (Haworthl der is gevangen midden tussen de meidoorn- is de soort inmiddels ook bekend van één hagen van Walcheren, zodat het vrijwel zeker Lyonetiidae vindplaats uit de duinen te Bergen (NH) Waarnemingen. OV: Losser, 27.vii.1977, Losser, is dat de voedselplant hier geen sleedoorn, (~~i~~~~K~~~~~,1995). ~i~~~ voor Poortbulten, 25.viii.1984, JCK; De Lutte, Kampbrug, 5.viii.1988, JCK; Gld: Apeldoorn, Woudhuizen, Leucoptera spartifoliella (Hubner) maar meidoorn is geweest. Nieuw voor Groningen. 20.vii.1997, 4 exemplaren geklopt uit sleedoorn, JW; Waarneming. Gr: Seliingen, excursie Snellen, 28- Zeeland. Twello, l.viii.1985, 19.ii.1988, 5 exemplaren, 30.vi. 1996. 10.vii.1986, 10.vii.1997, JW; Heerde, 26.vii.1981, 6 Argyresthiafundella (Fischer von Agonopterix ocellana (Fabricius) exemplaren, JW; NH: Zwanenwater, 24.viii.1983, 2 De vlinder is gebonden aan brem (Sarotham- Röslerstamm) exemplaren, 21.viii.1984, 2 exemplaren, 9 en 17. Waarneming. Gr: Blijham, Metbroek, rupsen op wilg viii.1985, 3 exemplaren en 15.viii.1987, JCK. nus scoparius (L.) Wirnm. ex Koch), maar Waarnemingen. Gld: Nunspeet, De Vennen, 21 en wordt ook vermeld van verfbrem ( (Salix sp.), excursie Snellen, 28-30.vi.1996. 22.vi.1997, 20 exemplaren geklopt uit spar (Picea sp.), Wolschrijn maakte ons er op attent dat deze AS, JW;Tongeren, 21.vi.1997, 2 exemplaren geklopt uit tinctoria L.). De rups mineert in de groene Deze in Nederland algemeen voorkomende schijncypres (Charnaecyparis sp.), JCK, Twello, 7 en soort recentelijk over het hoofd is gezien, van- stengels van de voedselplant van oktober tot soort was nog niet eerder uit Groningen ver- 23.vi.1997, totaal 3 exemplaren, JW; Wezep, 31.v en daar ook de enigszins gedateerde waarnemin- april (Ernrnet, 1985). De mijnen vormen kron- meld (Kuchlein, 1993). 17.vi.1998, telkens 1 exemplaar uit enkele geïsoleerde gen uit Noord-Holland. Kuchlein (1993) geeft kelige gangen in de bast en de beste tijd om ze sparren in een vochtig bosgebied, KH. slechts twee vindplaatsen op voor ons land: te verzamelen is in het vroege voorjaar. Agonopterix angelicella (Hubner) het Haagsche Bosch (Zuid-Holland) en Dankzij de voedselplant is de soort over een De vangsten uit Nunspeet en Tongeren wer- Halsteren (Noord-Brabant). Verwarring met groot deel van het land verspreid en in bijna Waarnemingen. OV: Hasselt, Stadsgaten, 3.vii.1986, den gedaan tijdens de zomerexcursie van Argyresthia conjugella Zeller en A. spinosella alle provincies gevonden (Kuchlein, 1993). Ze BvA, 28.vi.1993, 20.vi.1994, op licht, KH; Rouveen, Snellen van 20 tot 22 juni 1997 te Tongeren. Stainton behoort tot de mogelijkheden. De Veerslootslanden, 20.vii.1995, 3 exemplaren, 1l.v~. is echter lang niet overal gewoon waar brem 1996, l l.vii.1997, 2 exemplaren, KH; Gld: Wezep, 10. Hiermee worden de opmerkingen in de jaar- rups leeft in mei en juni in de scheuten van groeit. Nieuw voor Groningen. viii.1996, op licht (zwerver?), KH; Heerde-wetering, lijsten 1994 en 1996 (Huisman & Koster, wilde lijsterbes ( L.) en mei- 24.v.1996, veel rupsen op engelwortel (Angelica sylve- L.). Niet omdat ze op wegedoorn werd aange- 1997, 1999) over een mogelijke toename van doorn (Agassiz, 1996). Dit stemt overeen met troffen werd ze verzameld, want pal ernaast de vlinder verder onderbouwd. de waarnemingen uit het Zwanenwater, waar Ethmia quadrillella (Goeze) stond de voedselplant kardinaalsmuts (Euony- de vlinders werden geklopt uit lage lijsterbes- mus europaeus L.), maar omdat er verder geen Argyresthia pulchella Lienig & Zeller struiken op een duinhelling. Nieuw voor Waarnemingen. NH: Zaandam, 1.vi en 19, 22 en andere poppen in de nabijheid te vinden waren Overij ssel, Gelderland en Noord-Holland. 26.vii.1998, op licht, RV. en tevens vanwege de heldergele kleur van het Waarnemingen. NB: Valkenswaard, Dommeldal, Een zestal exemplaren kwam in de lichtval 25.vii.1994, op licht en 9, 22 en 29.vii.1997, in totaal 4 abdomen. Normaliter leven de soorten van het van De Vos die opgesteld stond op het balkon exemplaren geklopt uit vogelkers (Prunus padus L.), FG. Glyphipterigidae geslacht Yponomeuta met vele rupsen bijeen van zijn woning. De soort wordt hoofdzakelijk in een spinsel waarin ook de verpopping De struiken waaruit de vlinders werden ge- in de zuidelijke helft van het land aangetroffen Glyphipterixforsterella (Fabricius) plaatsvindt. Yponomeuta irrorella vormt hier- klopt, stonden aan de rand van het bos of langs en tot nu toe was slechts een enkel exemplaar op een uitzondering, want de volwassen rup- weilanden en bospaden. Op enige tientallen Waarnemingen. L: Vlodrop-Station, 2 en 6.vi.1994, bekend van boven het Noordzeekanaal (Kuch- sen leven solitair (Agassiz, 1996). Het ver- meters dieper in het bos staande struiken wer- 3.vi.1996, MS, en op 17.v.1998, AS, totaal 6 exemplaren. lein, 1993). De rups leeft in de nazomer en moeden dat dit een bijzondere vondst zou den geen vlinders aangetroffen. Het eerste Nederlandse exemplaar van Gly- herfst in een licht spinsel aan de onderzijde kunnen zijn, bleek juist te zijn toen er een De donkere kleur gecombineerd met het phipterix forsterella is in 1874 door Heylaerts van het blad van smeerwortel (Symphytum of- exemplaar van Y. irrorella uit de pop tevoor- nagenoeg ontbreken van een witte vlek na de bij Breda gevangen. De soort is verder recen- ficinale L.), breed longkruid (Pulmonaria ofi- schijn kwam. De soort geldt als zeldzaam, dwarsband is een typisch kenmerk voor deze telijk bekend geworden van twee vindplaatsen cinalis L.) en glad parelzaad (Lithospermum maar wordt de laatste jaren meer waargeno- soort. Argyresthia semifusca (Haworth) lijkt uit Twente (Van Nieukerken et al., 1993) en oficinale L.) (Emrnet, 1979). men (Huisman & Koster, 1998). Nieuw voor erg veel op A. pulchella, maar is van deze te ook gevangen op de Kruisberg te Wahlwiller Overijssel. onderscheiden door de witte band aan de ach- (Limburg), waar Schreurs (persoonlijke me- Depressariidae terrand van de voorvleugel die duidelijk door- dedeling) drie exemplaren van bloeiende Argyresthia sorbiella (Treitschke) loopt na de dwarsband. Carex sleepte. De rups leeft van augustus tot Luquetia lobella (Denis & Schiffermuller) Argyresthia pulchella is voor het eerst in april in de zaden van voszegge (Carex vulpina Waarneming. Z: Gapinge, 5.vi.1998, 1 exemplaar in de Waarneming. Gr: Seiiingen, excursie Snellen, 28- Nederland waargenomen in 1969 te L.) en andere zeggesoorten (Diakonoff, 1986). 30.vi.1996. lichtval, KH. Simpelveld door Langohr (1975). In 1971 Volgens Grabe (1955) leeft en overwintert Argyresthia sorbiella is bekend uit het zuid- heeft Langohr de soort ook aangetroffen te de rups in de vrouwe-lijke bloemhoofdjes van De soort komt de laatste tijd geregeld in oosten en oosten van ons land langs een lijn Chèvremont en Kerkrade en in 1985 op de ijle zegge (Carex remota L.). Aangetaste de jaarlijsten terug (Huisman et al., 1986; die loopt van Zuid-Limburg, over de Veluwe Bemelerheide (Groenen, in litteris). bloemhoofdjes zijn te herkennen aan enige Huisman & Koster, 1997, 1998). Toch is dit tot aan Drenthe (Kuchlein, 1993). De vondst uitwerpselen aan de punt. pas de derde vondst in het kustgebied. De vlin- in Sellingen sluit hier mooi op aan. Overigens Argyresthia semifusca (Haworthl der is gevangen midden tussen de meidoorn- is de soort inmiddels ook bekend van één hagen van Walcheren, zodat het vrijwel zeker Lyonetiidae vindplaats uit de duinen te Bergen (NH) Waarnemingen. OV: Losser, 27.vii.1977, Losser, is dat de voedselplant hier geen sleedoorn, (~~i~~~~K~~~~~,1995). ~i~~~ voor Poortbulten, 25.viii.1984, JCK; De Lutte, Kampbrug, 5.viii.1988, JCK; Gld: Apeldoorn, Woudhuizen, Leucoptera spartifoliella (Hubner) maar meidoorn is geweest. Nieuw voor Groningen. 20.vii.1997, 4 exemplaren geklopt uit sleedoorn, JW; Waarneming. Gr: Seliingen, excursie Snellen, 28- Zeeland. Twello, l.viii.1985, 19.ii.1988, 5 exemplaren, 30.vi. 1996. 10.vii.1986, 10.vii.1997, JW; Heerde, 26.vii.1981, 6 Argyresthiafundella (Fischer von Agonopterix ocellana (Fabricius) exemplaren, JW; NH: Zwanenwater, 24.viii.1983, 2 De vlinder is gebonden aan brem (Sarotham- Röslerstamm) exemplaren, 21.viii.1984, 2 exemplaren, 9 en 17. Waarneming. Gr: Blijham, Metbroek, rupsen op wilg viii.1985, 3 exemplaren en 15.viii.1987, JCK. nus scoparius (L.) Wirnm. ex Koch), maar Waarnemingen. Gld: Nunspeet, De Vennen, 21 en wordt ook vermeld van verfbrem (Genista (Salix sp.), excursie Snellen, 28-30.vi.1996. 22.vi.1997, 20 exemplaren geklopt uit spar (Picea sp.), Wolschrijn maakte ons er op attent dat deze AS, JW;Tongeren, 21.vi.1997, 2 exemplaren geklopt uit tinctoria L.). De rups mineert in de groene Deze in Nederland algemeen voorkomende schijncypres (Charnaecyparis sp.), JCK, Twello, 7 en soort recentelijk over het hoofd is gezien, van- stengels van de voedselplant van oktober tot soort was nog niet eerder uit Groningen ver- 23.vi.1997, totaal 3 exemplaren, JW; Wezep, 31.v en daar ook de enigszins gedateerde waarnemin- april (Ernrnet, 1985). De mijnen vormen kron- meld (Kuchlein, 1993). 17.vi.1998, telkens 1 exemplaar uit enkele geïsoleerde gen uit Noord-Holland. Kuchlein (1993) geeft kelige gangen in de bast en de beste tijd om ze sparren in een vochtig bosgebied, KH. slechts twee vindplaatsen op voor ons land: te verzamelen is in het vroege voorjaar. Agonopterix angelicella (Hubner) het Haagsche Bosch (Zuid-Holland) en Dankzij de voedselplant is de soort over een De vangsten uit Nunspeet en Tongeren wer- Halsteren (Noord-Brabant). Verwarring met groot deel van het land verspreid en in bijna Waarnemingen. OV: Hasselt, Stadsgaten, 3.vii.1986, den gedaan tijdens de zomerexcursie van Argyresthia conjugella Zeller en A. spinosella alle provincies gevonden (Kuchlein, 1993). Ze BvA, 28.vi.1993, 20.vi.1994, op licht, KH; Rouveen, Snellen van 20 tot 22 juni 1997 te Tongeren. Stainton behoort tot de mogelijkheden. De Veerslootslanden, 20.vii.1995, 3 exemplaren, 1l.v~. is echter lang niet overal gewoon waar brem 1996, l l.vii.1997, 2 exemplaren, KH; Gld: Wezep, 10. Hiermee worden de opmerkingen in de jaar- rups leeft in mei en juni in de scheuten van groeit. Nieuw voor Groningen. viii.1996, op licht (zwerver?), KH; Heerde-wetering, lijsten 1994 en 1996 (Huisman & Koster, wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia L.) en mei- 24.v.1996, veel rupsen op engelwortel (Angelica sylve- hout dat uit Zeeland kwam (Huisman, 1974). betonie (S. officinalis (L.) Trevisan), malrove stris L.) en op 23.v.1997 weer rupsen, JW; Steenderen, scythrididae 23.v.1997. ruosen. JW. Het openhaardhout van de huidige vangst, af- (Marrubium vulgare L.) en dovenetel (La- Scythris siccella (Zeller) komstig van fruitbomen en kwam uit mium sp.) (Ernrnet et al., 1996). Agonopterix angelicella is op geschikte terrei- Nieuwe Tonge zelf, zodat we veilig kunnen Waarnemingen. NH: Egmond aan Zee, Wimmenummer- nen, zoals vochtige weilanden, ongerepte aannemen dat de soort ook op Flakkee voor- slootkanten en moerassige gebieden, klaar- duinen, 14.vi.1997, heel laag in de vegetatie, JW; Egmond Coleophora niveicostella Zeller aan Zee, PWN-duinen, 19.vii.1997,2 exemplaren, KN. komt (Kuchlein, 1993; Huisman & Koster, blijkelijk geen zeldzame vlinder. Het zoeken 1997, 1999). Waarneming. L: Colmont, Wrakelberg, 29.v.1998, 1 naar de rupsen kan heel doeltreffend zijn. Onze kleinste Scythris-soort is slechts bekend exemplaar gesleept van tijm (Thymus sp.), AS. Wolschrijn vindt ze ieder jaar omstreeks van enkele vindplaatsen uit het zuiden en mid- Dit is het derde Nederlandse exemplaar van 24 mei op engelwortel. Nieuw voor Over- den van ons land en van enkele aan de kust Coleophora niveicostella. Het eerste dateert ijssel. van Zuid-Holland. Dit betreft allemaal oude Coleophora binderella (Kollar) van 1873 uit Arnhem, het tweede exemplaar De vermelding van Melissant als vindplaats vondsten. Recentelijk is de soort alleen aange- werd door Doets op 19 juli 1950 in het van A. angelicella (Kuchlein, 1993) berust op troffen op Terschelling in 1990 en 1991 Waarneming. Gr: Metbroek, zakken op hazelaar ( L.), excursie Sneilen, 28-30.vi.1996. Cannerbos verzameld. De rups leeft op grote een misverstand. (Kuchlein, 1993). De rups leeft in zelfgespon- wilde tijm ( L.) en kruip- nen tunnels op of in het zand en mineert van Coleophora binderell is een soort die ver- tijm (T. praecox Opiz.) in een zak die is ver- daaruit de bladeren van de voedselplant. Een Agonopterix cnicella (Treitschke) spreid voorkomt, hoofdzakelijk in de zuidelij- vaardigd van gemineerde bladeren gewikkeld hele serie planten komt als voedselplant voor ke helft van het land (Kuchlein, 1993; Van in een spinsel. In het volwassen stadium van Waarnemingen. Gld: Wilp, IJsseldijk, 26.v - 12.vi.1997, deze soort in aanmerking. Genoemd worden Nieukerken et al., 1993; Huisman & Koster, de rups, midden juni, kan de zak uit vijf van 10 rupsen op kruisdistel ( L.), 10 onder andere havikskruid (Hieracium sp.), imagines vanaf 23.vi.1997; 28-31.v.1998,3 rupsen, JW. 1995). De goed herkenbare zakken zijn te vin- deze gemineerde bladeren bestaan. weegbree (Plantage sp.), strobloem (Heli- den op els (Alnus sp.), hazelaar, berk (Betula Agonopterix cnicella wordt, hoewel lokaal, chrysum arenarium (L.) Moench), stalkruid sp.) en soms ook op haagbeuk (Carpinus betu- Coleophora mayrella (Hubner) vooral aan de kust en langs de grote rivieren (Verbascum sp.), veldzuring (Rumex acetosa lus L.) (Emmet et al., 1996). Nieuw voor Gro- gevonden. Het imago komt wel op licht, maar L.), gewone rolklaver (Lotus comiculatus L.), ningen. Waarneming. Gr: Metbroek, Sellingen, excursie Snellen, het zoeken naar de rupsen op de voedselplant hoornbloem (Cerastium sp.) en duifkruid 28-3O.vi. 1996. kruisdistel is misschien een betere methode (Scabiosa columbaria L.) (~en~tsson,1984). De soort is, meestal verspreid en lokaal, in de Coleophora lineolea (Haworth) om de soort te ontdekken. Wolschrijn vindt de In hoeverre al deze opgegeven plantensoorten meeste provincies van ons land gevonden rupsen de laatste jaren geregeld in wisselend, juist zijn, zal uit verder onderzoek moeten blij- Waarnemingen. Gld: Twello, 26.vi tot 19.vii.1985 en vol- (Kuchlein, 1993). Coleophora mayrella is van meestal klein, aantal tussen samengesponnen ken. gende jaren, diverse exemplaren op licht; Bussloo, 15- de andere soorten van het genus met metaal- 20.v.1996 en volgende jaren, veel zakken op bosandoorn bladeren. De beste tijd is eind mei, begin juni. groene voorvleugels te onderscheiden aan de Dit komt geheel overeen met de ervaring van (Stachyssylvatica L.), JW; NH: Overveen, 5.vi.1998, zak- Oecophoridae ken, JW. dikke beschubbing van de sprieten die reikt de eerste auteur, die de rupsen zowel langs de van de basis tot aan twee-vijfde van de lengte, dijken van Flakkee als van de kop van Goeree Eratophyes amasiella (Herrich-Schaffer) Coleophora lineolea is een soort die volgens het overige deel van de sprieten is donkergrijs gevonden heeft, maar steeds in betrekkelijk Waarnemingen. Gld: Nijmegen, Lindenholt, 8.vi.1996, Kuchlein (1993) tot dusver alleen in de duin- en wit geringd. De zakken zijn te vinden op de klein aantal. HtH; Ermelo, 22.vi.1997, N;L: Afferden, l .vi. 1997, streek van Noord- en Zuid-Holland en in het bloemhoofdjes van witte klaver (Trifolium re- HtH. zuidoosteliik deel van ons land is aangetrof-- pens L.), waar de rups zich voedt met de zaden Elachistidae fen. De vlinder wordt de laatste jaren wat meer i~mmetet al., 1996). Nieuw voor Groningen. De hier vermelde waarnemingen betekenen gevonden (Huisman & Koster, 1999). De rups Elachista exactella (Herrich-Schaffer) een kleine uitbreiding van het uit ons land be- leeft in een buisvormige, zijdelings enigszins kende areaal, dat voornamelijk Noord-Lim- Coleophora trochilella (Duponchel) Waarneming. NB: Drunen, 20.viii.1997, LD. afgeplatte, zak gemaakt van een deel van het burg en het oostelijk deel van de Veluwe be- blad van de voedselplant. De zakken hebben Waarneming. Gr. Blijham, zak op bijvoet, excursie De soort is niet zeldzaam in droge bossen met slaat. De rupsen leven in dood hout, met name daardoor een harig voorkomen en zijn soms Snellen, 28-30.vi.1996. ondergroei van bochtige smele (Deschampsia in berkenhout. moeilijk te vinden. De rups verraadt zijn aan- Na de vondst uit Zeeland (Huisman & Koster, flexuosa (L.) Trin.). Of de soort ook op andere wezigheid door de groenachtige, later grijs- 1996) is de soort inmiddels bekend van alle grassoorten voorkomt is niet met zekerheid Esperia sulphurella (Fabricius) bruine, plaahjnen. Wolschrijn vindt medio provincies met uitzondering van Flevoland. vastgesteld (Traugott-Olsen & Schmidt Niel- mei in Bussloo de zakken geregeld op de bla- Nieuw voor Groningen. sen, 1977). Vondsten uit andere biotopen die- Waarneming. ZH: Nieuwe Tonge, 4.vi.1996, uit open- haardhout, DD. deren van bosandoorn. In het popstadium zit- nen gedetermineerd te worden aan de hand ten de zakken laag tegen de stengel aan. Coleophora argentula (Stephens) van de genitaliën. Voornamelijk vermeld van Behalve op de bovengenoemde bosandoorn de Veluwe, weinig uit Noord-Brabant. De vlinder is voor het eerst in Nederland ge- Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- kunnen de zakken ook worden gevonden op 30.vi. 1996. vangen te Melissant (ZH) in 1971 op haard- hout dat uit Zeeland kwam (Huisman, 1974). betonie (S. officinalis (L.) Trevisan), malrove stris L.) en op 23.v.1997 weer rupsen, JW; Steenderen, scythrididae 23.v.1997. ruosen. JW. Het openhaardhout van de huidige vangst, af- (Marrubium vulgare L.) en dovenetel (La- Scythris siccella (Zeller) komstig van fruitbomen en kwam uit mium sp.) (Ernrnet et al., 1996). Agonopterix angelicella is op geschikte terrei- Nieuwe Tonge zelf, zodat we veilig kunnen Waarnemingen. NH: Egmond aan Zee, Wimmenummer- nen, zoals vochtige weilanden, ongerepte aannemen dat de soort ook op Flakkee voor- slootkanten en moerassige gebieden, klaar- duinen, 14.vi.1997, heel laag in de vegetatie, JW; Egmond Coleophora niveicostella Zeller aan Zee, PWN-duinen, 19.vii.1997,2 exemplaren, KN. komt (Kuchlein, 1993; Huisman & Koster, blijkelijk geen zeldzame vlinder. Het zoeken 1997, 1999). Waarneming. L: Colmont, Wrakelberg, 29.v.1998, 1 naar de rupsen kan heel doeltreffend zijn. Onze kleinste Scythris-soort is slechts bekend exemplaar gesleept van tijm (Thymus sp.), AS. Wolschrijn vindt ze ieder jaar omstreeks van enkele vindplaatsen uit het zuiden en mid- Dit is het derde Nederlandse exemplaar van Coleophoridae 24 mei op engelwortel. Nieuw voor Over- den van ons land en van enkele aan de kust Coleophora niveicostella. Het eerste dateert ijssel. van Zuid-Holland. Dit betreft allemaal oude Coleophora binderella (Kollar) van 1873 uit Arnhem, het tweede exemplaar De vermelding van Melissant als vindplaats vondsten. Recentelijk is de soort alleen aange- werd door Doets op 19 juli 1950 in het van A. angelicella (Kuchlein, 1993) berust op troffen op Terschelling in 1990 en 1991 Waarneming. Gr: Metbroek, zakken op hazelaar (Corylus avellana L.), excursie Sneilen, 28-30.vi.1996. Cannerbos verzameld. De rups leeft op grote een misverstand. (Kuchlein, 1993). De rups leeft in zelfgespon- wilde tijm (Thymus pulegioides L.) en kruip- nen tunnels op of in het zand en mineert van Coleophora binderell is een soort die ver- tijm (T. praecox Opiz.) in een zak die is ver- daaruit de bladeren van de voedselplant. Een Agonopterix cnicella (Treitschke) spreid voorkomt, hoofdzakelijk in de zuidelij- vaardigd van gemineerde bladeren gewikkeld hele serie planten komt als voedselplant voor ke helft van het land (Kuchlein, 1993; Van in een spinsel. In het volwassen stadium van Waarnemingen. Gld: Wilp, IJsseldijk, 26.v - 12.vi.1997, deze soort in aanmerking. Genoemd worden Nieukerken et al., 1993; Huisman & Koster, de rups, midden juni, kan de zak uit vijf van 10 rupsen op kruisdistel (Eryngium campestre L.), 10 onder andere havikskruid (Hieracium sp.), imagines vanaf 23.vi.1997; 28-31.v.1998,3 rupsen, JW. 1995). De goed herkenbare zakken zijn te vin- deze gemineerde bladeren bestaan. weegbree (Plantage sp.), strobloem (Heli- den op els (Alnus sp.), hazelaar, berk (Betula Agonopterix cnicella wordt, hoewel lokaal, chrysum arenarium (L.) Moench), stalkruid sp.) en soms ook op haagbeuk (Carpinus betu- Coleophora mayrella (Hubner) vooral aan de kust en langs de grote rivieren (Verbascum sp.), veldzuring (Rumex acetosa lus L.) (Emmet et al., 1996). Nieuw voor Gro- gevonden. Het imago komt wel op licht, maar L.), gewone rolklaver (Lotus comiculatus L.), ningen. Waarneming. Gr: Metbroek, Sellingen, excursie Snellen, het zoeken naar de rupsen op de voedselplant hoornbloem (Cerastium sp.) en duifkruid 28-3O.vi. 1996. kruisdistel is misschien een betere methode (Scabiosa columbaria L.) (~en~tsson,1984). De soort is, meestal verspreid en lokaal, in de Coleophora lineolea (Haworth) om de soort te ontdekken. Wolschrijn vindt de In hoeverre al deze opgegeven plantensoorten meeste provincies van ons land gevonden rupsen de laatste jaren geregeld in wisselend, juist zijn, zal uit verder onderzoek moeten blij- Waarnemingen. Gld: Twello, 26.vi tot 19.vii.1985 en vol- (Kuchlein, 1993). Coleophora mayrella is van meestal klein, aantal tussen samengesponnen ken. gende jaren, diverse exemplaren op licht; Bussloo, 15- de andere soorten van het genus met metaal- 20.v.1996 en volgende jaren, veel zakken op bosandoorn bladeren. De beste tijd is eind mei, begin juni. groene voorvleugels te onderscheiden aan de Dit komt geheel overeen met de ervaring van (Stachyssylvatica L.), JW; NH: Overveen, 5.vi.1998, zak- Oecophoridae ken, JW. dikke beschubbing van de sprieten die reikt de eerste auteur, die de rupsen zowel langs de van de basis tot aan twee-vijfde van de lengte, dijken van Flakkee als van de kop van Goeree Eratophyes amasiella (Herrich-Schaffer) Coleophora lineolea is een soort die volgens het overige deel van de sprieten is donkergrijs gevonden heeft, maar steeds in betrekkelijk Waarnemingen. Gld: Nijmegen, Lindenholt, 8.vi.1996, Kuchlein (1993) tot dusver alleen in de duin- en wit geringd. De zakken zijn te vinden op de klein aantal. HtH; Ermelo, 22.vi.1997, N;L: Afferden, l .vi. 1997, streek van Noord- en Zuid-Holland en in het bloemhoofdjes van witte klaver (Trifolium re- HtH. zuidoosteliik deel van ons land is aangetrof-- pens L.), waar de rups zich voedt met de zaden Elachistidae fen. De vlinder wordt de laatste jaren wat meer i~mmetet al., 1996). Nieuw voor Groningen. De hier vermelde waarnemingen betekenen gevonden (Huisman & Koster, 1999). De rups Elachista exactella (Herrich-Schaffer) een kleine uitbreiding van het uit ons land be- leeft in een buisvormige, zijdelings enigszins kende areaal, dat voornamelijk Noord-Lim- Coleophora trochilella (Duponchel) Waarneming. NB: Drunen, 20.viii.1997, LD. afgeplatte, zak gemaakt van een deel van het burg en het oostelijk deel van de Veluwe be- blad van de voedselplant. De zakken hebben Waarneming. Gr. Blijham, zak op bijvoet, excursie De soort is niet zeldzaam in droge bossen met slaat. De rupsen leven in dood hout, met name daardoor een harig voorkomen en zijn soms Snellen, 28-30.vi.1996. ondergroei van bochtige smele (Deschampsia in berkenhout. moeilijk te vinden. De rups verraadt zijn aan- Na de vondst uit Zeeland (Huisman & Koster, flexuosa (L.) Trin.). Of de soort ook op andere wezigheid door de groenachtige, later grijs- 1996) is de soort inmiddels bekend van alle grassoorten voorkomt is niet met zekerheid Esperia sulphurella (Fabricius) bruine, plaahjnen. Wolschrijn vindt medio provincies met uitzondering van Flevoland. vastgesteld (Traugott-Olsen & Schmidt Niel- mei in Bussloo de zakken geregeld op de bla- Nieuw voor Groningen. sen, 1977). Vondsten uit andere biotopen die- Waarneming. ZH: Nieuwe Tonge, 4.vi.1996, uit open- haardhout, DD. deren van bosandoorn. In het popstadium zit- nen gedetermineerd te worden aan de hand ten de zakken laag tegen de stengel aan. Coleophora argentula (Stephens) van de genitaliën. Voornamelijk vermeld van Behalve op de bovengenoemde bosandoorn de Veluwe, weinig uit Noord-Brabant. De vlinder is voor het eerst in Nederland ge- Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- kunnen de zakken ook worden gevonden op 30.vi. 1996. vangen te Melissant (ZH) in 1971 op haard- Een soort die verspreid door bijna het hele dat P. latipennella in het oosten van ons land land is aangetroffen, maar in het noorden dui- het meest voorkomt en naar het westen toe delijk minder dan in het zuiden (Kuchlein, steeds zeldzamer wordt. Nu zou het zo kunnen 1993). De zakken van de rupsen zijn te vinden zijn dat de soort zich pas recent in Nederland op de bloemhoofdjes van duizendblad (Achil- gevestigd heeft en vanuit het oosten opdringt. lea millefolium L.) en wilde bertram (A. ptar- Een andere mogelijkheid is dat de vlinder al- mica L.). De beste tijd om de zakken te vinden tijd aanwezig is geweest, zij het schaars, maar is vroeg in de herfst. Nieuw voor Groningen. door onbekendheid of door te weinig verza- melen in Oost-Nederland over het hoofd is ge- zien. In ieder geval zou het goed zijn als in ou- Amphisbatidae dere collecties nog eens gericht naar P. Fig. 3. Stenolechiodes pseudogemmellus. Fig. 4. Stenolechia gemmella. Pseudatemelia latipennella (Jackh) latipennella gezocht zou worden. Hoewel P. latipennella iets meer afgeronde voorvleugels Waarnemingen. OV: Ommen, op diverse locaties, 30 en Stenolechiodes pseudogemmellus Elsner, gewoonlijk tot aan de grijs-zwarte vlek aan de heeft dan P. jlavifrontella is voor een be- 3 1.v. 1997 een twintigtal exemplaren in de schemering en nieuw voor de fauna (fig. 3) voorrand. Bij Stenolechiodes pseudogemmel- op licht, KH en J. Kuchlein; Lemelerberg, 31.v.1997, KH; trouwbare diagnose genitaalonderzoek nodig lus zijn deze duidelijk van elkaar gescheiden. Gld: Hoog-Keppel, het Heekenbroek, 28.v.1995 en (Palm, 1989; Van Nieukerken et al., 1993; De Waarnemingen. OV:Lemele, Archemerberg, 16.v. 1986,3 exemplaren; Haarle, 17.v.1982, l.vi.1983 en 14.v.1987; Verder is de achtervleugel van Stenolechia ge- 29.v.1997, beide op licht, CN; Wezep, l.vi.1997, op licht, Prins, 1988). KH. Averlo, 19.v.1984, 3.v.1991 en 12.v.1997; Hengforden, mella iets smaller door het ontbreken van de De rupsen van Pseudatemelia-soorten le- 7.v.1987 en 28.iv.1988, steeds op eikestammen, WO; ader Ml. Aangezien de dieren enigzins varia- Pseudatemelia latipennella lijkt bezig te zijn ven in een zak op dode bladeren, mossen en Gld: Wezep, 14.v.1992 en 17.v.1993, KH; Hoenderlo, 7, bel zijn, zullen deze kenmerken niet altijd uit- 8 en 1l.v.1988, in totaal 6 exemplaren op licht, KH; Wilp, met een spectaculaire opmars. De vlinder is dergelijke (Emmet, 1979). sluitsel geven om tot een juiste determinatie te voor het eerst in Nederland gevangen te 19.v.1996 en 26.iv.1997, WO; Heerde, 28.iv.1974, 8.v.1976, 15.v.1979, 5.v.1992 en 30.iv.1994; Twello, komen. De simpelste manier om de beide Oldenzaal in 1938. Dan volgt in 1986 de waar- 30.vi.1987 en 8.v.1988; Apeldoorn, 16.iv.1990, 3.v.1990 soorten van elkaar te scheiden is de vliegtijd. neming van drie mannetjes in Denekamp, en 23.v.1992; Het Woold, 15.v.1979, 3 exemplaren, JW; Stenolechia gemella vliegt in augustus en Imbosch, 11.v. 1979, 2 exemplaren; Groesbeek, 6.v.1976, Losser en De Lutte, in 1987 tien mannetjes en Cosmopterix scribaiella (Zeller) september, Stenolechiodes pseudogemmellus vier wijfjes en in 1989 nog een wijfje in De 2 exemplaren, AC; ZH: Oostvoome, 13.v.1990, op licht, Waarneming. OV: Hasselt, Stadsgaten, 24.vi.1998, op KH; NB: Veldhoven, Dommeldal, 3.v.1994; Luyksge- echter vliegt in het voorjaar in de maanden Lutte (Van Nieukerken et al., 1993). Op de zo- licht, KH. stel, 4.v. 1995, FG; Nuenen, 30.iv. 1975; Eindhoven, april en mei. De vlinder lijkt verbreid over een mervergadering van de NEV in 1997 te 10.v.1974; Eindhoven Vliegbasis, 3.v.1994, HW; L: groot deel van de zuidelijke helft van ons land Ommen zijn door diverse waarnemers op ver- Na de zes nieuwe vindplaatsen die we eerder Mook, 21.iv.1993; 21.v.1979, 2 exemplaren, 22.v. 1979, met (voorlopig?) als noordelijkste vindplaats AC; Vlodrop-Station, 12.v.1994, Posterholt, 7.v.1996; schillende plaatsen in die omgeving behoor- konden melden (Huisman & Koster, 1997) Wezep. Oord (mondelinge mededeling) is (tot lijk wat exemplaren van Pseudatemelia ge- komt er nu weer een bij, in een moerassig deel Herkenbosch, 30.v.1996; Swalmen, 25.iv.1999, MS; Erunsummerheide, 7.vi.1983; Weert, Grote Moos, nu toe) de enige die Stenolechiodes pseudo- vangen. Alles wat tot nu toe op genitaal is van Overijssel. De vlinder is op een tiental 19.v.1986, AS; Schinveld, 2.v.1976, Mechelen, gemmellus gewoner noemt dan Stenolechia gecontroleerd bleek P. latipennella te zijn. plaatsen in Nederland gevonden en maakt 14.iv.1974, G.R. Langohr. gemella. Pseudatemelia jlavifrontella (Denis & Schif- blijkbaar een gunstige periode mee. De rups De heer Biesenbaum attendeerde ons op het De rups van Stenolechia gemella leeft in fermuller), die veel algemener heet te zijn, mineert in riet ( (Cav.) feit dat er onder Stenolechia gemella (Lin- het voorjaar in de knoppen van eik. De rups Trin. ex Steud.), zowel van vochtige als van werd daar niet aangetroffen (Van den Berg et naeus) (fig. 4) een nieuwe soort kan schuilen. van Stenolechiodes pseudogemmellus leeft al., 1998). Naves ving in Hoog-Keppel op wat drogere groeiplaatsen. Deze pas in 1996 beschreven soort wordt uit- vermoedelijk in de twijgen van eik; hieruit 29 mei 1997 twee Pseudatemelia's, waarvan voerig behandeld in Huemer & Karsholt werd eens bij toeval een imago gekweekt één P. latipennella en één P. flavifrontella Gelechiidae (1999). Stenolechiodes pseudogemmellus lijkt (Huemer & Karsholt, 1999). bleek te zijn. Huisman ving op 1 juni 1997 in uiterlijk sterk op de algemeen voorkomende Monochroa moyses (Uffen) Wezep twee op het oog geheel identieke Pseu- Stenolechia gemmella, maar verschilt hier in- datemelia's, met precies hetzelfde resultaat. Parachronistis albiceps (Zeller) Waarnemingen. Z: Kortgene, 30.vii.1996 en 3.vi.1997, 2 wendig zoveel van dat ze in een nieuw genus Pseudatemeliajlavifrontella zelf is daar overi- wijfjes op licht, JV. is geplaatst. Niet alleen de verschillen in de Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- gens al veel schaarser dan P. josephinae mannelijke en vrouwelijke genitaliën zijn vrij 30.vi.1996. Deze waarnemingen vormen een welkome (Toll). groot, maar in de achtervleugel is ader M1 De soort komt verspreid voor door het hele Een verklaring voor de toename van het aanvulling op de uit ons land bekende ver- aanwezig, die bij het genus Stenolechia ont- land, maar hoofdzakelijk in het midden en zui- spreiding (Huisman & Koster, 1994). aantal meldingen van Pseudatemelia latipen- breekt. De uiterlijke verschillen tussen de bei- den. In het noordoosten is Parachronistis albi- nella en voor het verspreidingspatroon van de De rups van Monochroa moyses leeft in een de soorten zijn als volgt: bij Stenolechia gem- ceps slechts bekend van enkele vindplaatsen Pseudatemelia-soorten is nog niet duidelijk te gangmijn in de bladeren van zeebies (Scirpus mella reikt de schuine zwarte streep aan de (Kuchlein, 1993). De rups leeft in de knoppen maritimus L.) (Uffen, 1991). geven. Het ligt voor de hand om aan te nemen binnenrand in het midden van de voorvleugel van hazelaar, maar wordt ook vermeld van iep Een soort die verspreid door bijna het hele dat P. latipennella in het oosten van ons land land is aangetroffen, maar in het noorden dui- het meest voorkomt en naar het westen toe delijk minder dan in het zuiden (Kuchlein, steeds zeldzamer wordt. Nu zou het zo kunnen 1993). De zakken van de rupsen zijn te vinden zijn dat de soort zich pas recent in Nederland op de bloemhoofdjes van duizendblad (Achil- gevestigd heeft en vanuit het oosten opdringt. lea millefolium L.) en wilde bertram (A. ptar- Een andere mogelijkheid is dat de vlinder al- mica L.). De beste tijd om de zakken te vinden tijd aanwezig is geweest, zij het schaars, maar is vroeg in de herfst. Nieuw voor Groningen. door onbekendheid of door te weinig verza- melen in Oost-Nederland over het hoofd is ge- zien. In ieder geval zou het goed zijn als in ou- Amphisbatidae dere collecties nog eens gericht naar P. Fig. 3. Stenolechiodes pseudogemmellus. Fig. 4. Stenolechia gemmella. Pseudatemelia latipennella (Jackh) latipennella gezocht zou worden. Hoewel P. latipennella iets meer afgeronde voorvleugels Waarnemingen. OV: Ommen, op diverse locaties, 30 en Stenolechiodes pseudogemmellus Elsner, gewoonlijk tot aan de grijs-zwarte vlek aan de heeft dan P. jlavifrontella is voor een be- 3 1.v. 1997 een twintigtal exemplaren in de schemering en nieuw voor de fauna (fig. 3) voorrand. Bij Stenolechiodes pseudogemmel- op licht, KH en J. Kuchlein; Lemelerberg, 31.v.1997, KH; trouwbare diagnose genitaalonderzoek nodig lus zijn deze duidelijk van elkaar gescheiden. Gld: Hoog-Keppel, het Heekenbroek, 28.v.1995 en (Palm, 1989; Van Nieukerken et al., 1993; De Waarnemingen. OV:Lemele, Archemerberg, 16.v. 1986,3 exemplaren; Haarle, 17.v.1982, l.vi.1983 en 14.v.1987; Verder is de achtervleugel van Stenolechia ge- 29.v.1997, beide op licht, CN; Wezep, l.vi.1997, op licht, Prins, 1988). KH. Averlo, 19.v.1984, 3.v.1991 en 12.v.1997; Hengforden, mella iets smaller door het ontbreken van de De rupsen van Pseudatemelia-soorten le- 7.v.1987 en 28.iv.1988, steeds op eikestammen, WO; ader Ml. Aangezien de dieren enigzins varia- Pseudatemelia latipennella lijkt bezig te zijn ven in een zak op dode bladeren, mossen en Gld: Wezep, 14.v.1992 en 17.v.1993, KH; Hoenderlo, 7, bel zijn, zullen deze kenmerken niet altijd uit- 8 en 1l.v.1988, in totaal 6 exemplaren op licht, KH; Wilp, met een spectaculaire opmars. De vlinder is dergelijke (Emmet, 1979). sluitsel geven om tot een juiste determinatie te voor het eerst in Nederland gevangen te 19.v.1996 en 26.iv.1997, WO; Heerde, 28.iv.1974, 8.v.1976, 15.v.1979, 5.v.1992 en 30.iv.1994; Twello, komen. De simpelste manier om de beide Oldenzaal in 1938. Dan volgt in 1986 de waar- Cosmopterigidae 30.vi.1987 en 8.v.1988; Apeldoorn, 16.iv.1990, 3.v.1990 soorten van elkaar te scheiden is de vliegtijd. neming van drie mannetjes in Denekamp, en 23.v.1992; Het Woold, 15.v.1979, 3 exemplaren, JW; Stenolechia gemella vliegt in augustus en Imbosch, 11.v. 1979, 2 exemplaren; Groesbeek, 6.v.1976, Losser en De Lutte, in 1987 tien mannetjes en Cosmopterix scribaiella (Zeller) september, Stenolechiodes pseudogemmellus vier wijfjes en in 1989 nog een wijfje in De 2 exemplaren, AC; ZH: Oostvoome, 13.v.1990, op licht, Waarneming. OV: Hasselt, Stadsgaten, 24.vi.1998, op KH; NB: Veldhoven, Dommeldal, 3.v.1994; Luyksge- echter vliegt in het voorjaar in de maanden Lutte (Van Nieukerken et al., 1993). Op de zo- licht, KH. stel, 4.v. 1995, FG; Nuenen, 30.iv. 1975; Eindhoven, april en mei. De vlinder lijkt verbreid over een mervergadering van de NEV in 1997 te 10.v.1974; Eindhoven Vliegbasis, 3.v.1994, HW; L: groot deel van de zuidelijke helft van ons land Ommen zijn door diverse waarnemers op ver- Na de zes nieuwe vindplaatsen die we eerder Mook, 21.iv.1993; 21.v.1979, 2 exemplaren, 22.v. 1979, met (voorlopig?) als noordelijkste vindplaats AC; Vlodrop-Station, 12.v.1994, Posterholt, 7.v.1996; schillende plaatsen in die omgeving behoor- konden melden (Huisman & Koster, 1997) Wezep. Oord (mondelinge mededeling) is (tot lijk wat exemplaren van Pseudatemelia ge- komt er nu weer een bij, in een moerassig deel Herkenbosch, 30.v.1996; Swalmen, 25.iv.1999, MS; Erunsummerheide, 7.vi.1983; Weert, Grote Moos, nu toe) de enige die Stenolechiodes pseudo- vangen. Alles wat tot nu toe op genitaal is van Overijssel. De vlinder is op een tiental 19.v.1986, AS; Schinveld, 2.v.1976, Mechelen, gemmellus gewoner noemt dan Stenolechia gecontroleerd bleek P. latipennella te zijn. plaatsen in Nederland gevonden en maakt 14.iv.1974, G.R. Langohr. gemella. Pseudatemelia jlavifrontella (Denis & Schif- blijkbaar een gunstige periode mee. De rups De heer Biesenbaum attendeerde ons op het De rups van Stenolechia gemella leeft in fermuller), die veel algemener heet te zijn, mineert in riet (Phragmites australis (Cav.) feit dat er onder Stenolechia gemella (Lin- het voorjaar in de knoppen van eik. De rups Trin. ex Steud.), zowel van vochtige als van werd daar niet aangetroffen (Van den Berg et naeus) (fig. 4) een nieuwe soort kan schuilen. van Stenolechiodes pseudogemmellus leeft al., 1998). Naves ving in Hoog-Keppel op wat drogere groeiplaatsen. Deze pas in 1996 beschreven soort wordt uit- vermoedelijk in de twijgen van eik; hieruit 29 mei 1997 twee Pseudatemelia's, waarvan voerig behandeld in Huemer & Karsholt werd eens bij toeval een imago gekweekt één P. latipennella en één P. flavifrontella Gelechiidae (1999). Stenolechiodes pseudogemmellus lijkt (Huemer & Karsholt, 1999). bleek te zijn. Huisman ving op 1 juni 1997 in uiterlijk sterk op de algemeen voorkomende Monochroa moyses (Uffen) Wezep twee op het oog geheel identieke Pseu- Stenolechia gemmella, maar verschilt hier in- datemelia's, met precies hetzelfde resultaat. Parachronistis albiceps (Zeller) Waarnemingen. Z: Kortgene, 30.vii.1996 en 3.vi.1997, 2 wendig zoveel van dat ze in een nieuw genus Pseudatemeliajlavifrontella zelf is daar overi- wijfjes op licht, JV. is geplaatst. Niet alleen de verschillen in de Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- gens al veel schaarser dan P. josephinae mannelijke en vrouwelijke genitaliën zijn vrij 30.vi.1996. Deze waarnemingen vormen een welkome (Toll). groot, maar in de achtervleugel is ader M1 De soort komt verspreid voor door het hele Een verklaring voor de toename van het aanvulling op de uit ons land bekende ver- aanwezig, die bij het genus Stenolechia ont- land, maar hoofdzakelijk in het midden en zui- spreiding (Huisman & Koster, 1994). aantal meldingen van Pseudatemelia latipen- breekt. De uiterlijke verschillen tussen de bei- den. In het noordoosten is Parachronistis albi- nella en voor het verspreidingspatroon van de De rups van Monochroa moyses leeft in een de soorten zijn als volgt: bij Stenolechia gem- ceps slechts bekend van enkele vindplaatsen Pseudatemelia-soorten is nog niet duidelijk te gangmijn in de bladeren van zeebies (Scirpus mella reikt de schuine zwarte streep aan de (Kuchlein, 1993). De rups leeft in de knoppen maritimus L.) (Uffen, 1991). geven. Het ligt voor de hand om aan te nemen binnenrand in het midden van de voorvleugel van hazelaar, maar wordt ook vermeld van iep (Ulmus sp.) en perzik (Prunus persica (L.) mengevouwen blad van appel (Malus domes- gevonden te Epe (Gld) en Bergen op Zoom taurie ( sp.) (Emmet, 1979). De bo- Batch) (Huemer & Karsholt, 1999). Nieuw tica Borkh.), peer en mogelijk ook op slee- (NB) (Kuchlein, 1993). Nu weer een nieuwe venzijdige mijn verloopt langs de hoofdnerf voor Groningen. doorn en lijsterbes (Huemer & Karsholt, vondst van deze opvallend getekende gelechi- met onregelmatige zijwaartse uitlopers. 199% de. De rups leeft op brem en heidebrem Verpopping vindt plaats buiten de mijn. (Genista sp.) (Elsner et al., 1999). Nieuw voor Drenthe. Teleiodes vulgella (Denis & Schiffermuller) Gelechia senticetella (Staudinger) Waarneming. Gr: Wedde, excursie Snellen, 28- Chionodes electella (Zeller) Scrobipalpa instabilella (Douglas) 30.vi.1996. Waarnemingen. ZH: Rotterdam-Lombardijen, 9. De meeste vindplaatsen van Teleiodes vuLgel- viii.1996, L; Rhoon, 5.viii.1997, L; NB: Drunen, 8. Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- Waarnemingen. Fr: Terschelling, De Groede; paal 21 en viii.1997, op licht, LD. 30.vi.1996. Formerum, 21, 22, 26 en 28.vii en 16.viii.1996, in totaal la liggen in de zuidelijke helft van Nederland 20 exemplaren, LB. (Kuchlein, 1993). De rups leeft tussen twee Weer een drietal nieuwe vindplaatsen van de- Na de vermelding van de soort uit gebieden samengesponnen bladeren van een reeks ze recente aanwinst voor onze fauna, waarvan waar spar of jeneverbes ( De soort is voornamelijk bekend uit het voedselplanten behorende tot de Rosaceae, één zelfs in stedelijk gebied. Dit maakt de ver- L.) van nature niet of niet veel voorkomen Zeeuwse en Zuid-Hollandse Deltagebied, zoals meidoorn, appel, pruim (Prunus sp.), onderstelling dat de soort zich verspreidt via (Gielis et al., 1985; Huisman & Koster, 1998), maar werd later ook aangetroffen in het noord- lijsterbes (Sorbus sp.) en krenteboompje aangeplante jeneverbessoorten (Juniperus sp.) is Chionodes electella nu ook bekend uit de westelijk duingebied, Texel en Holwerd (Amelanchier sp.) (Huemer & Karsholt, in tuinen wel erg waarschijnlijk (Van Nieuker- provincie Groningen. Nieuw voor Groningen. (Jansen & Asselbergs, 1993; Huisman & Kos- 1999). Nieuw voor Groningen. ken et al., 1993; Huisman & Koster, 1994, ter, 1996). Op Terschelling is de soort onge- twijfeld inheems gezien het vrij grote aantal 1999). Athrips mouffetella (Linnaeus) gevangen exemplaren en het voorkomen van Teleiodes wagae (Nowicki) Waarnemingen. NH: Callantsoog, l.viii.1988, JCK; de voedselplant, gewone zoutmelde (Halimio- Gelechia muscosella Zeller Waarneming. OV:Diepenveen, Frieswijk, 8.vi.1996, WO. Callantsoog, Zwanenwater, l l.vii.1987 en 13.viii.1996, ne portulacoides (L.) Aellen). JCK; Bergen aan Zee, 30.v~.1993, op licht, KN; Schager- Waarneming. ZH: Ouddorp, 20 vii.1998, een wijfje op Af en toe komt er in ons land een nieuwe vind- bmg,2enS.vii.1993, 12en 15.vii.1995,6.viii.1996,8, 11, licht, KH. plaats voor deze soort bij. Voor bijzonderhe- 15, 17, 19, 22, 28 en 29.vii.1997, in totaal 16 exemplaren Anacampsis temerella (Lienig & Zeller) den over de determinatie en biologie verwij- Na de eerste melding uit 1992 is dit de tweede op licht, KN; NB: Drunen, 10.vii.1997, LD; Veldhoven, zen we naar een eerdere publicatie (Huisman vondst van deze zeldzame soort in Ouddorp 9.viii.1996,2 exemplaren, FG; Valkenswaard, de Malpie, Waarneming. Bergen aan Zee, 14.vi.1997, rupsen op 29.vii.1968, HW; L: Epen, 15.vii.1969, HW. kruipwilg ( L.), 16 imagines vanaf & & Koster, 1995). (Huisman Koster, 1997). Er zijn nog steeds 26.vi.1997, W. niet meer dan vier vindplaatsen bekend, waar- Tot dusver was de vlinder met een groot aan- van er drie in het oostelijk deel van Noord- tal vindplaatsen vertegenwoordigd in ons Volgens Snellen (1882) zou de vlinder in de Carpatolechia proximella (Hubner) Brabant liggen. De rups leeft in katjes van land, met uitzondering van het noordwesten negentiende eeuw niet zeldzaam zijn geweest Waarneming. Gr: Sellingen, Ter Borg, excursie Snellen, populier en wilg. en de Waddeneilanden en met slechts een en- in de Hollandse duinen. Sindsdien zijn er al- 28-3O.vi. 1996. kele vondst uit Noord-Brabant (Kuchlein, leen recente vondsten bekend uit het Zwanen- 1993). Inmiddels blijkt de soort ook in het water te Callantsoog. Op deze locatie is de Deze soort komt algemeen voor in Nederland Gelechia rhombelliformis Staudinger en is reeds vermeld van alle overige provin- noordwestelijk kustgebied niet zeldzaam te vlinder beslist niet zeldzaam en kan hier wor- cies. De rups leeft tussen een samengevouwen Waarneming. NB: Drunen, duinrand, 16.viii.1997, 2 zijn. De rups leeft in een wit spinsel langs een den gesleept van kruipwilg. De vlinders zijn in blad van berk of els (Huemer & Karsholt, exemplaren, LD. scheut en bladeren van kamperfoelie het Zwanenwater nog nooit op licht gevangen, 1999). Nieuw voor Groningen. Deze soort wordt door Van der Wolf (1984) (Lonicera sp.) (Emmet, 1979). hoewel de lamp vaak midden in de biotoop voor het eerst voor ons land vermeld. Inmid- stond opgesteld. De rupsen leven tussen sa- dels is er een vijftal vindplaatsen bijgekomen, mengesponnen topbladeren van kruipwilg en Gelechia rhombella (Denis & Schiffermuller) Scrobipalpa acuminatella (Sircom) hoofdzakelijk uit het oosten en zuiden van ons de kweek is vrij eenvoudig. In navolging hier- Waarneming. NH: Schagerbrug, 14.viii. 1996, in lichtval, land (Kuchlein, 1993). De rups leeft op popu- Waarneming. Dr: Wijster, terrein van de VAM, van heeft Wolschrijn in juni rupsen verzameld KN. lier (Sattler, 1960). l.vii.1997, rups op speerdistel (Cirsium vulgare (Savi) van kruipwilg te Bergen aan Zee. Hieruit ver- Ten.), ex larva 24.vU.1997, MJ. Gelechia rhombella is hoofdzakelijk bekend schenen meer dan 10 soorten Microlepido- van de zandgronden in het oosten, midden en Hoewel de vlinder van een flink aantal vind- ptera, waaronder Anacampsis temerella. Bij interrupta (Curtis) W zuiden van ons land, hoewel er ook enkele plaatsen verspreid door het land is vermeld, eenzelfde proef met rupsen van kruipwilg ver- vangsten zijn gemeld uit het kustgebied Waarneming. Gld: Hatertse Vennen, Roelofsven, was hij in de drie noordelijke provincies nog zameld te Omrnen kwam de soort echter niet (Kuchlein, 1993). In het noordwesten werd de 9.v.1998, op licht, HW. niet aangetroffen (Kuchlein, 1993; Jansen, tevoorschijn. Anacampsis temerella is ver- soort nog niet eerder aangetroffen. De rups Van deze soort wordt een twaalftal vindplaat- 1999). De rups leeft in juli en weer in septem- moedelijk beperkt tot de duinen en misschien van Gelechia rhombella leeft in mei en juni sen opgegeven uit de zuidelijke helft van ons ber als mineerder in de bladeren distel minder zeldzaam dan wordt verondersteld. tussen samengesponnen bladeren of in een sa- land, maar sinds 1933 is de vlinder nog slechts (Carduus sp.), veerdistel (Cirsium sp.) en cen- Het zoeken naar de rupsen en het slepen van (Ulmus sp.) en perzik (Prunus persica (L.) mengevouwen blad van appel (Malus domes- gevonden te Epe (Gld) en Bergen op Zoom taurie (Centaurea sp.) (Emmet, 1979). De bo- Batch) (Huemer & Karsholt, 1999). Nieuw tica Borkh.), peer en mogelijk ook op slee- (NB) (Kuchlein, 1993). Nu weer een nieuwe venzijdige mijn verloopt langs de hoofdnerf voor Groningen. doorn en lijsterbes (Huemer & Karsholt, vondst van deze opvallend getekende gelechi- met onregelmatige zijwaartse uitlopers. 199% de. De rups leeft op brem en heidebrem Verpopping vindt plaats buiten de mijn. (Genista sp.) (Elsner et al., 1999). Nieuw voor Drenthe. Teleiodes vulgella (Denis & Schiffermuller) Gelechia senticetella (Staudinger) Waarneming. Gr: Wedde, excursie Snellen, 28- Chionodes electella (Zeller) Scrobipalpa instabilella (Douglas) 30.vi.1996. Waarnemingen. ZH: Rotterdam-Lombardijen, 9. De meeste vindplaatsen van Teleiodes vuLgel- viii.1996, L; Rhoon, 5.viii.1997, L; NB: Drunen, 8. Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- Waarnemingen. Fr: Terschelling, De Groede; paal 21 en viii.1997, op licht, LD. 30.vi.1996. Formerum, 21, 22, 26 en 28.vii en 16.viii.1996, in totaal la liggen in de zuidelijke helft van Nederland 20 exemplaren, LB. (Kuchlein, 1993). De rups leeft tussen twee Weer een drietal nieuwe vindplaatsen van de- Na de vermelding van de soort uit gebieden samengesponnen bladeren van een reeks ze recente aanwinst voor onze fauna, waarvan waar spar of jeneverbes (Juniperus communis De soort is voornamelijk bekend uit het voedselplanten behorende tot de Rosaceae, één zelfs in stedelijk gebied. Dit maakt de ver- L.) van nature niet of niet veel voorkomen Zeeuwse en Zuid-Hollandse Deltagebied, zoals meidoorn, appel, pruim (Prunus sp.), onderstelling dat de soort zich verspreidt via (Gielis et al., 1985; Huisman & Koster, 1998), maar werd later ook aangetroffen in het noord- lijsterbes (Sorbus sp.) en krenteboompje aangeplante jeneverbessoorten (Juniperus sp.) is Chionodes electella nu ook bekend uit de westelijk duingebied, Texel en Holwerd (Amelanchier sp.) (Huemer & Karsholt, in tuinen wel erg waarschijnlijk (Van Nieuker- provincie Groningen. Nieuw voor Groningen. (Jansen & Asselbergs, 1993; Huisman & Kos- 1999). Nieuw voor Groningen. ken et al., 1993; Huisman & Koster, 1994, ter, 1996). Op Terschelling is de soort onge- twijfeld inheems gezien het vrij grote aantal 1999). Athrips mouffetella (Linnaeus) gevangen exemplaren en het voorkomen van Teleiodes wagae (Nowicki) Waarnemingen. NH: Callantsoog, l.viii.1988, JCK; de voedselplant, gewone zoutmelde (Halimio- Gelechia muscosella Zeller Waarneming. OV:Diepenveen, Frieswijk, 8.vi.1996, WO. Callantsoog, Zwanenwater, l l.vii.1987 en 13.viii.1996, ne portulacoides (L.) Aellen). JCK; Bergen aan Zee, 30.v~.1993, op licht, KN; Schager- Waarneming. ZH: Ouddorp, 20 vii.1998, een wijfje op Af en toe komt er in ons land een nieuwe vind- bmg,2enS.vii.1993, 12en 15.vii.1995,6.viii.1996,8, 11, licht, KH. plaats voor deze soort bij. Voor bijzonderhe- 15, 17, 19, 22, 28 en 29.vii.1997, in totaal 16 exemplaren Anacampsis temerella (Lienig & Zeller) den over de determinatie en biologie verwij- Na de eerste melding uit 1992 is dit de tweede op licht, KN; NB: Drunen, 10.vii.1997, LD; Veldhoven, zen we naar een eerdere publicatie (Huisman vondst van deze zeldzame soort in Ouddorp 9.viii.1996,2 exemplaren, FG; Valkenswaard, de Malpie, Waarneming. Bergen aan Zee, 14.vi.1997, rupsen op 29.vii.1968, HW; L: Epen, 15.vii.1969, HW. kruipwilg (Salix repens L.), 16 imagines vanaf & & Koster, 1995). (Huisman Koster, 1997). Er zijn nog steeds 26.vi.1997, W. niet meer dan vier vindplaatsen bekend, waar- Tot dusver was de vlinder met een groot aan- van er drie in het oostelijk deel van Noord- tal vindplaatsen vertegenwoordigd in ons Volgens Snellen (1882) zou de vlinder in de Carpatolechia proximella (Hubner) Brabant liggen. De rups leeft in katjes van land, met uitzondering van het noordwesten negentiende eeuw niet zeldzaam zijn geweest Waarneming. Gr: Sellingen, Ter Borg, excursie Snellen, populier en wilg. en de Waddeneilanden en met slechts een en- in de Hollandse duinen. Sindsdien zijn er al- 28-3O.vi. 1996. kele vondst uit Noord-Brabant (Kuchlein, leen recente vondsten bekend uit het Zwanen- 1993). Inmiddels blijkt de soort ook in het water te Callantsoog. Op deze locatie is de Deze soort komt algemeen voor in Nederland Gelechia rhombelliformis Staudinger en is reeds vermeld van alle overige provin- noordwestelijk kustgebied niet zeldzaam te vlinder beslist niet zeldzaam en kan hier wor- cies. De rups leeft tussen een samengevouwen Waarneming. NB: Drunen, duinrand, 16.viii.1997, 2 zijn. De rups leeft in een wit spinsel langs een den gesleept van kruipwilg. De vlinders zijn in blad van berk of els (Huemer & Karsholt, exemplaren, LD. scheut en bladeren van kamperfoelie het Zwanenwater nog nooit op licht gevangen, 1999). Nieuw voor Groningen. Deze soort wordt door Van der Wolf (1984) (Lonicera sp.) (Emmet, 1979). hoewel de lamp vaak midden in de biotoop voor het eerst voor ons land vermeld. Inmid- stond opgesteld. De rupsen leven tussen sa- dels is er een vijftal vindplaatsen bijgekomen, mengesponnen topbladeren van kruipwilg en Gelechia rhombella (Denis & Schiffermuller) Scrobipalpa acuminatella (Sircom) hoofdzakelijk uit het oosten en zuiden van ons de kweek is vrij eenvoudig. In navolging hier- Waarneming. NH: Schagerbrug, 14.viii. 1996, in lichtval, land (Kuchlein, 1993). De rups leeft op popu- Waarneming. Dr: Wijster, terrein van de VAM, van heeft Wolschrijn in juni rupsen verzameld KN. lier (Sattler, 1960). l.vii.1997, rups op speerdistel (Cirsium vulgare (Savi) van kruipwilg te Bergen aan Zee. Hieruit ver- Ten.), ex larva 24.vU.1997, MJ. Gelechia rhombella is hoofdzakelijk bekend schenen meer dan 10 soorten Microlepido- van de zandgronden in het oosten, midden en Hoewel de vlinder van een flink aantal vind- ptera, waaronder Anacampsis temerella. Bij Mirificarma interrupta (Curtis) W zuiden van ons land, hoewel er ook enkele plaatsen verspreid door het land is vermeld, eenzelfde proef met rupsen van kruipwilg ver- vangsten zijn gemeld uit het kustgebied Waarneming. Gld: Hatertse Vennen, Roelofsven, was hij in de drie noordelijke provincies nog zameld te Omrnen kwam de soort echter niet (Kuchlein, 1993). In het noordwesten werd de 9.v.1998, op licht, HW. niet aangetroffen (Kuchlein, 1993; Jansen, tevoorschijn. Anacampsis temerella is ver- soort nog niet eerder aangetroffen. De rups Van deze soort wordt een twaalftal vindplaat- 1999). De rups leeft in juli en weer in septem- moedelijk beperkt tot de duinen en misschien van Gelechia rhombella leeft in mei en juni sen opgegeven uit de zuidelijke helft van ons ber als mineerder in de bladeren distel minder zeldzaam dan wordt verondersteld. tussen samengesponnen bladeren of in een sa- land, maar sinds 1933 is de vlinder nog slechts (Carduus sp.), veerdistel (Cirsium sp.) en cen- Het zoeken naar de rupsen en het slepen van ENT.BER., AMST. 60 (2000) 206 ENT.BER., AMST. 60 (2000) Acleris cristana (Denis & Schiffermuller) Endothenia oblongana (Haworth) de voedselulant is. naar het zich laat aanzien. Na de vangstu in 1992 (Huisman & Koster. de meest aangewezen manier om de soort vast 1996) werd flagellana in 1998 op- Waarneming. Z: Kortgene, 8.iii.1997, op licht, JV. Deze soort is door Van Vuure (1999) vermeld te stellen. nieuw waargenomen in Ouddorp. Tegelijk De soort heeft blijkens de vangst in Kortgene van Noord-Beveland: Kortgene, 3.vii.1994. werd in een andere telefooncel de iets minder een iets uitgebreider vlieggebied in ons land Zie voor de verspreiding van deze soort Kos- zeldzame A. francillana (Fabricius) gevonden. Pexicopia malvella (Hubner) dan we in vorige publicaties konden aangeven ter & Van Nieukerken (1998). Het is ook opmerkelijk dat deze waarnemin- (Huisman & Koster, 1995, 1997). Waarneming. Z: Kortgene, 6.viii.1997, op licht, JV. gen vrijwel gelijktijdig plaatsvinden met die De voornaamste voedselplant van de mps (Heinrich) (fig. 5) van Gelechia muscosella in 1992 en 1998 in is sleedoorn. Daarnaast worden ook genoemd Ouddorp. Klaarblijkelijk zijn deze vlinders al- De eerste vermelding van Pexicopia malvella meidoorn, wilde appel (Malus sylvestris Mill) Waarneming. OV:Wanneperveen, De Wieden, 5.vi.1997, uit ons land stamt uit 1910 te Diemen, dan leen in enkele zeer warme nachten actief. Het en peer (Emmet, 1979). Sleedoorn wordt in de een mannetje in de lichtval bij de werkschuur van Natuur- monumenten, KH. komt een 16-tal waarnemingen te Melissant areaal van de soort blijft voorlopig beperkt tot wijde omgeving van Kortgene nauwelijks ge- van 1968 tot 1984 en de vangst van drie exem- Goeree en Voorne. De rups leeft in de stengel vonden. Ook de meidoorn is de laatste tijd Dit is het derde exemplaar van Apotomis infi- van kruisdistel. plaren te Oostvoorne in 1980 (Kuchlein, door kap schaars geworden. Het is niet onmo- da in de kop van Overijssel en het vierde in 1993). gelijk dat we hier te doen hebben met een Nederland (Huisman & Koster, 1997, 1998). Dat de soort een beperkt verspreidingsge- Cochylidia rupicola (Curtis) zwerver. Dit is de derde vindplaats in ons Blijkbaar komt het dier verspreid maar schaars bied heeft zal mede veroorzaakt worden door land. Nieuw voor Zeeland. Waarnemingen. Z: Kamperland, Goudplaat, 1996; Wis- voor in de vochtige gebieden van Overijssel de verbreiding van de voedselplanten, soorten en Friesland. van de familie Malvaceae. Emmet (1979) senkerke, Schotsman, 26.vi, 3 en 27.vii.1997, JV. Voor een beschrijving van het uiterlijk, de Kuchlein (1993) geeft meer dan 20 vindplaat- Sparganothis pilleriana (Denis & geeft voor de rups heemst (Althaea oficinalis vrouwelijke genitalia en de biologie verwijzen sen op voor deze soort, die voornamelijk zijn Schiffermuller) L.) en gekweekte stokrozen (Alcea rosea L.) we naar de bovengenoemde publicatie uit op. Heemst kwam in de zestiger jaren op gelegen in de zuidelijke helft van ons land. De Waarneming. ZH: Ouddorp, 26.vii.1998, KH. 1997. We kunnen nu een tekening van het Flakkee maar uiterst sporadisch voor. Daar is rups leeft van de bloemen en de zaden van ko- Van deze vlinder is een groot aantal vindplaat- mannelijke genitaal toevoegen (fig. 5). de voedselplant hoogstwaarschijnlijk groot ninginnekruid (Eupatorium cannabium L.) en sen bekend uit de duinen van het vasteland kaasjeskruid ( L.) of mis- overwintert volwassen in de dode stengel van van Zuid- en Noord-Holland. Toch overheerst (Denis & Schiffemuller) schien ook rond kaasjeskruid (M. pusilla Sm.) de voedselplant (Emmet, 1979). Nieuw voor bij de huidige generatie microlepidopterolo- geweest. Het lijkt ons dat de rupsen van Zeeland. gen de mening dat Sparganothis pilleriana Waarneming. Gr: Metbroek, Sellingen, excursie Snellen, Pexicopia malvella onder omstandigheden ge- zeldzaam is. Onze eigen ervaringen bevesti- 28-30.vi.1996. noegen nemen met zowel heemst en stokroos Spatalistis bifasciana (Hubner) gen dit. Koster zag de soort in het Zwanen- Hoewel de soort van vrij veel vindplaatsen als met andere soorten van de kaasjeskruidfa- water slechts éénmaa1(1984), hoewel hij gere- wordt vermeld, is zij over het algemeen niet rnilie. Nieuw voor Zeeland. Waarnemingen. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- 30.vi.1996; Gld: Wezep, 30.v en 9 en 21.vi.1993, telkens geld in dat gebied vangt. In Ouddorp is de gewoon. Het meest wordt Apotomis lineana 1 exemplaar, 25.vi.1993 en 1 l.vii.1997, telkens 2 exem- vlinder voor het eerst gevangen in 1965 bij de gevonden in het westen, langs de grote rivie- Platyedra subcinerea (Haworth) plaren op licht, KH; Hoog-Keppel, 19 en 25.vi.1997, CN. WON-inventarisatie van het duingebied van ren en in het duindistrict (Kuchlein, 1993). De De mint, toen hij op enkele avonden in vrij rups leeft tussen de samengesponnen bladeren Waarnemingen. Gld: Nijmegen, Lindenholt, 12, 15, 16.v De soort is pas sinds 1960 uit ons land bekend groot aantal in de vangbak werd aangetroffen. van schietwilg ( L.) en kraakwilg en 7.vi.1997; 11 en 19.v.1998, HtH; Twello, 21.v.1986, (Bentinck, 1963). Sindsdien is ze van een be- 12.v.1993, 15.v en 10.vii.1997, JW; ZH: Ouddorp, 16 en Sindsdien is de soort er niet meer gezien, ook (Salix fragilis L.) (Bradley et al., 1979). perkt aantal vindplaatsen verspreid over het 17.v.1997, in totaal 3 exemplaren op licht, KH. hier weer ondanks geregelde waarnemingen in Nieuw voor Groningen. land gemeld, waarbij de nadruk op de Veluwe de naaste omgeving, totdat in 1998 in een tele- en de Waddeneilanden ligt (Kuchlein, 1993). De laatste tijd komen er geregeld nieuwe ge- fooncel in precies hetzelfde gebied een exem- (Hubner) gevens over deze soort binnen. Zij blijkt ove- De hierboven gegeven data wekken de indruk plaar werd gevonden. Waarschijnlijk is het rigens al in 1986 te Twello gesignaleerd te dat het dier wat minder zeldzaam geworden is. een vlinder die sterk in aantal schommelt. In Waarneming. Gr: Metbroek, Sellingen, excursie Snellen, De rups leeft in de bessen van wegedoorn, zijn. Men vergelijke wat in de vorige jaarlijst Engeland wordt de soort vooral aangetroffen 28-30.vi.1996. (Huisman & Koster, 1999) over deze soort ge- vuilboom ( Mill.), rode kor- in zoutmoerassen aan de kust en in vennen en Apotomis turbidana is een algemene soort en noelje ( sanguinea L.), blauwe bosbes zegd is. vochtige heidegebieden in het binnenland. De komt vooral voor op de zandgronden en in de ( L.) en rode bosbes (V. rups is heel polyfaag en leeft op allerlei lage duinen (Kuchlein, 1993). De rups leeft tussen vitus-idaea L.) (Bradley et al., 1973). Nieuw Tortricidae planten, terwijl in het buitenland het dier soms samengesponnen bladeren van berk, maar voor Groningen. schadelijk is op wijnstokken (Vinus vinifera wordt ook gemeld van eik, wilg en populier Aethesflagellana (Duponchel) L.) en in Turkije de rups zelfs gevonden is op (Bradley et al., 1979). Nieuw voor Gronin- Waarneming. ZH: Ouddorp, 20.vii.1998, in telefooncel, den (Pinus sp.) (Bradley et al., 1973). gen. KH. ENT.BER., AMST. 60 (2000) 206 ENT.BER., AMST. 60 (2000) Acleris cristana (Denis & Schiffermuller) Endothenia oblongana (Haworth) de voedselulant is. naar het zich laat aanzien. Na de vangstu in 1992 (Huisman & Koster. de meest aangewezen manier om de soort vast 1996) werd Aethes flagellana in 1998 op- Waarneming. Z: Kortgene, 8.iii.1997, op licht, JV. Deze soort is door Van Vuure (1999) vermeld te stellen. nieuw waargenomen in Ouddorp. Tegelijk De soort heeft blijkens de vangst in Kortgene van Noord-Beveland: Kortgene, 3.vii.1994. werd in een andere telefooncel de iets minder een iets uitgebreider vlieggebied in ons land Zie voor de verspreiding van deze soort Kos- zeldzame A. francillana (Fabricius) gevonden. Pexicopia malvella (Hubner) dan we in vorige publicaties konden aangeven ter & Van Nieukerken (1998). Het is ook opmerkelijk dat deze waarnemin- (Huisman & Koster, 1995, 1997). Waarneming. Z: Kortgene, 6.viii.1997, op licht, JV. gen vrijwel gelijktijdig plaatsvinden met die De voornaamste voedselplant van de mps Apotomis infida (Heinrich) (fig. 5) van Gelechia muscosella in 1992 en 1998 in is sleedoorn. Daarnaast worden ook genoemd Ouddorp. Klaarblijkelijk zijn deze vlinders al- De eerste vermelding van Pexicopia malvella meidoorn, wilde appel (Malus sylvestris Mill) Waarneming. OV:Wanneperveen, De Wieden, 5.vi.1997, uit ons land stamt uit 1910 te Diemen, dan leen in enkele zeer warme nachten actief. Het en peer (Emmet, 1979). Sleedoorn wordt in de een mannetje in de lichtval bij de werkschuur van Natuur- monumenten, KH. komt een 16-tal waarnemingen te Melissant areaal van de soort blijft voorlopig beperkt tot wijde omgeving van Kortgene nauwelijks ge- van 1968 tot 1984 en de vangst van drie exem- Goeree en Voorne. De rups leeft in de stengel vonden. Ook de meidoorn is de laatste tijd Dit is het derde exemplaar van Apotomis infi- van kruisdistel. plaren te Oostvoorne in 1980 (Kuchlein, door kap schaars geworden. Het is niet onmo- da in de kop van Overijssel en het vierde in 1993). gelijk dat we hier te doen hebben met een Nederland (Huisman & Koster, 1997, 1998). Dat de soort een beperkt verspreidingsge- Cochylidia rupicola (Curtis) zwerver. Dit is de derde vindplaats in ons Blijkbaar komt het dier verspreid maar schaars bied heeft zal mede veroorzaakt worden door land. Nieuw voor Zeeland. Waarnemingen. Z: Kamperland, Goudplaat, 1996; Wis- voor in de vochtige gebieden van Overijssel de verbreiding van de voedselplanten, soorten en Friesland. van de familie Malvaceae. Emmet (1979) senkerke, Schotsman, 26.vi, 3 en 27.vii.1997, JV. Voor een beschrijving van het uiterlijk, de Kuchlein (1993) geeft meer dan 20 vindplaat- Sparganothis pilleriana (Denis & geeft voor de rups heemst (Althaea oficinalis vrouwelijke genitalia en de biologie verwijzen sen op voor deze soort, die voornamelijk zijn Schiffermuller) L.) en gekweekte stokrozen (Alcea rosea L.) we naar de bovengenoemde publicatie uit op. Heemst kwam in de zestiger jaren op gelegen in de zuidelijke helft van ons land. De Waarneming. ZH: Ouddorp, 26.vii.1998, KH. 1997. We kunnen nu een tekening van het Flakkee maar uiterst sporadisch voor. Daar is rups leeft van de bloemen en de zaden van ko- Van deze vlinder is een groot aantal vindplaat- mannelijke genitaal toevoegen (fig. 5). de voedselplant hoogstwaarschijnlijk groot ninginnekruid (Eupatorium cannabium L.) en sen bekend uit de duinen van het vasteland kaasjeskruid (Malva sylvestris L.) of mis- overwintert volwassen in de dode stengel van van Zuid- en Noord-Holland. Toch overheerst Apotomis lineana (Denis & Schiffemuller) schien ook rond kaasjeskruid (M. pusilla Sm.) de voedselplant (Emmet, 1979). Nieuw voor bij de huidige generatie microlepidopterolo- geweest. Het lijkt ons dat de rupsen van Zeeland. gen de mening dat Sparganothis pilleriana Waarneming. Gr: Metbroek, Sellingen, excursie Snellen, Pexicopia malvella onder omstandigheden ge- zeldzaam is. Onze eigen ervaringen bevesti- 28-30.vi.1996. noegen nemen met zowel heemst en stokroos Spatalistis bifasciana (Hubner) gen dit. Koster zag de soort in het Zwanen- Hoewel de soort van vrij veel vindplaatsen als met andere soorten van de kaasjeskruidfa- water slechts éénmaa1(1984), hoewel hij gere- wordt vermeld, is zij over het algemeen niet rnilie. Nieuw voor Zeeland. Waarnemingen. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- 30.vi.1996; Gld: Wezep, 30.v en 9 en 21.vi.1993, telkens geld in dat gebied vangt. In Ouddorp is de gewoon. Het meest wordt Apotomis lineana 1 exemplaar, 25.vi.1993 en 1 l.vii.1997, telkens 2 exem- vlinder voor het eerst gevangen in 1965 bij de gevonden in het westen, langs de grote rivie- Platyedra subcinerea (Haworth) plaren op licht, KH; Hoog-Keppel, 19 en 25.vi.1997, CN. WON-inventarisatie van het duingebied van ren en in het duindistrict (Kuchlein, 1993). De De mint, toen hij op enkele avonden in vrij rups leeft tussen de samengesponnen bladeren Waarnemingen. Gld: Nijmegen, Lindenholt, 12, 15, 16.v De soort is pas sinds 1960 uit ons land bekend groot aantal in de vangbak werd aangetroffen. van schietwilg (Salix alba L.) en kraakwilg en 7.vi.1997; 11 en 19.v.1998, HtH; Twello, 21.v.1986, (Bentinck, 1963). Sindsdien is ze van een be- 12.v.1993, 15.v en 10.vii.1997, JW; ZH: Ouddorp, 16 en Sindsdien is de soort er niet meer gezien, ook (Salix fragilis L.) (Bradley et al., 1979). perkt aantal vindplaatsen verspreid over het 17.v.1997, in totaal 3 exemplaren op licht, KH. hier weer ondanks geregelde waarnemingen in Nieuw voor Groningen. land gemeld, waarbij de nadruk op de Veluwe de naaste omgeving, totdat in 1998 in een tele- en de Waddeneilanden ligt (Kuchlein, 1993). De laatste tijd komen er geregeld nieuwe ge- fooncel in precies hetzelfde gebied een exem- Apotomis turbidana (Hubner) gevens over deze soort binnen. Zij blijkt ove- De hierboven gegeven data wekken de indruk plaar werd gevonden. Waarschijnlijk is het rigens al in 1986 te Twello gesignaleerd te dat het dier wat minder zeldzaam geworden is. een vlinder die sterk in aantal schommelt. In Waarneming. Gr: Metbroek, Sellingen, excursie Snellen, De rups leeft in de bessen van wegedoorn, zijn. Men vergelijke wat in de vorige jaarlijst Engeland wordt de soort vooral aangetroffen 28-30.vi.1996. (Huisman & Koster, 1999) over deze soort ge- vuilboom (Frangula alnus Mill.), rode kor- in zoutmoerassen aan de kust en in vennen en Apotomis turbidana is een algemene soort en noelje (Cornus sanguinea L.), blauwe bosbes zegd is. vochtige heidegebieden in het binnenland. De komt vooral voor op de zandgronden en in de (Vaccinium myrtillus L.) en rode bosbes (V. rups is heel polyfaag en leeft op allerlei lage duinen (Kuchlein, 1993). De rups leeft tussen vitus-idaea L.) (Bradley et al., 1973). Nieuw Tortricidae planten, terwijl in het buitenland het dier soms samengesponnen bladeren van berk, maar voor Groningen. schadelijk is op wijnstokken (Vinus vinifera wordt ook gemeld van eik, wilg en populier Aethesflagellana (Duponchel) L.) en in Turkije de rups zelfs gevonden is op (Bradley et al., 1979). Nieuw voor Gronin- Waarneming. ZH: Ouddorp, 20.vii.1998, in telefooncel, den (Pinus sp.) (Bradley et al., 1973). gen. KH. Fig. 5. Apotomis injïda, mannelijk genitaal. omgeving voor en moet ook in de Veersloots- (Kuchlein, 1993). Deze verspreiding komt landen gevonden zijn, maar door de ontoegan- overeen met de verspreiding van de voedsel- kelijkheid van het gebied is dat niet eenvoudig plant van de rups, zulte (Aster tripolium L.). te verifiëren. De rups leeft van september tot Zulte komt behalve in het Deltagebied ook het voorjaar in de onderste delen van de plant voor langs de brakke benedenrivieren en mo- en verpopt ter plaatse in de holle stengel gelijk ook in de Rhoonse grienden. Na de uit- (Huisman & Koster, 1994). voering van het Deltaplan en de daaruit vol- gende verzoeting is zulte, en daarmee ook Eucosma tripoliana, op Flakkee schaars ge- Epinotia nanana (Treitschke) worden. Waarnemingen. NB: Drunen, 6.vi.1997, op licht, LD; Luyksgestel, 30.vi.1995; Eindhoven, 28.v.1997, FG. Eucosma conterminana (Guenée) De rups van Epinotia nanana leeft tussen de Waarnemingen. Gld: Wezep, 22.vii.1992, 12.vii.1996, los aaneengesponnen van spar en 3.viii.1997, KH; Twello, 9.vii.1993, het eerste exemplaar verspar @bies SP.) en is gewoon waar deze op het laken, 10-13.vii.1994, 3 exemplaren, 28.vii tot boomsoorten groeien (Bentinck & Diakonoff, 14.viii.1996,5 exemplaren, 8 tot 27.vii-1997, 8 exempla- 1968). Kuch& (1993) geeft dan ook een ren en van 9.vii tot 10.viii.1998, 15 exemplaren, alli op groot aantal vindplaatsen op van deze soort, licht, JW; NB: Luyksgestel, 3.viii.1996; Eindhoven, 21.vii.1997 2 exemplaren, FG; L: Venlo, 29.vi.1993, KH. die voornamelijk liggen op de zandgronden, maar ook in het westen en op Terschelling. Eucosma conterminana is voornamelijk ver- Hierbij stak Noord-Brabant bijna maagdelijk breid over de zuidelijke helft van ons land, af met slechts één vindplaats, Bergen op zonder talrijk te zijn. Volgens de eerste auteur Zoom. is E. conterminana in het Deltagebied een vrij gewone soort, maar uit Noord-Brabant zijn weer weinig vindplaatsen bekend. Blijkens de Celypha siderana (Treitschke) Zeiraphera rufimitrana (Herrich-Schaffer) Orthotaenia undulana (Denis & ervaring van Wolschrijn ontbrak de vlinder tot Schiffermuller) Waarnemingen. Fr: Drachten, de Forten, ll.vi.1997, tal- Kuchlein & Naves (1999) melden deze soort voor kort in grote delen van het binnenland, Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- rijk op een haag van theeboompjes (Spiraea salicifolia als nieuw voor de fauna. maar sinds 1993 is het dier ook in Twello aan 30.vi. 1996. L.), H. A. Bijl; Dr: Borger, 7.vi.1993, BvA; Gld: Wisselse veen, 20.vi.1997, KH; Tongeren, 20 en 21.vi.1997, een stevige opmars begonnen. De rups leeft op de bloemhoofdjes en in de Een gewone soort in ons land, maar het meest Snellen-excursie. Eucosma obumbratana (Lienig & Zeller) zaden van gifsla ( virosa L.), kompas- voorkomend op de zandgronden en in de dui- Ook dit is weer een vlinder die zich over ons Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- sla (L. serriola L.) en echte sla (L. sativa L.) land kon verspreiden door de aanplant - en nen (Kuchlein, 1993). De rups leeft polyfaag 30.vi.1996. (Bradley et al., 1979). Voor zover wild waren op loof- en naaldhout, maar ook op diverse verwildering - van een sierheester, in dit geval De soort komt vooral voor in de duinen en in dit zeldzame of vrij zeldzame planten, maar kruidachtige planten (Bradley et al., 1979). het theeboompje. De vlinder is in 1975 in Ne- het midden van ons land, maar is uit het noor- kompassla heeft zich de laatste tijd met name Nieuw voor Groningen. derland ontdekt; nu zijn er al enkele tientallen den en oosten veel minder bekend (Kuchlein, in Zuid-Holland en langs de rivieren explosief vindplaatsen (Huisman & Koster, 1999). 1993). De rups leeft in de bloemhoofdjes van uitgebreid. Het is tamelijk waarschijnlijk dat Hedya ochroleucana (Frölich) akkermelkdistel (Sonchus awensis L.) en echt de opmars van E. conterminana hier mee te Pristerognathafuligana (Denis & Waarneming. Gr: Metbroek, Slangenborg, excursie Snel- bitterkruid ( L.) en eet daar maken heeft. len, 28-30.vi.1996. Schiffermuller) de onrijpe zaden (Bradley et al., 1979). Nieuw voor Groningen. Een vrij lokale soort, die hoofdzakelijk wordt Waarneming. OV: Rouveen, Veerslootslanden, 10.vi. Gypsonoma minutana (Hubner) gevonden in de duinen op de zandgronden 1997,3 exemplaren gesleept uit een vochtig struweel van wilgen en elzen, KH. Eucosma tripoliana (Barrett) Waarnemingen. Fr: Ameland, in de periode 9-16.vi.1997, (Kuchlein, 1993). De rups leeft op roos en 1 exemplaar, JL; OV: Hasselt, Stadsgaten, 12.vii.1994, soms ook op appel (Bradley et al., 1979). Dit is de tweede vindplaats buiten Zuid-Lim- Waarneming: ZH: Rhoon, 1995; 10.viii.1998, JL. KH. Nieuw voor Groningen. burg en de derde voor ons land (Langohr, Het hoofdverspreidingsgebied van deze soort Hoewel de soort bekend is van een flink aantal 1972; Huisman & Koster, 1994). De voedsel- ligt in de Zeeuwse en Zuid-Hollandse Delta en vindplaatsen uit voornamelijk de zuidelijke plant van de rups, groot springzaad (Irnpatiens het Waddengebied, maar de vlinder is ook ge- helft van ons land, is zij in het noorden nog noli-tangere L.), komt lokaal en schaars in de vonden op enkele plaatsen in het binnenland maar weinig gevonden en tot voor kort nog Fig. 5. Apotomis injïda, mannelijk genitaal. omgeving voor en moet ook in de Veersloots- (Kuchlein, 1993). Deze verspreiding komt landen gevonden zijn, maar door de ontoegan- overeen met de verspreiding van de voedsel- kelijkheid van het gebied is dat niet eenvoudig plant van de rups, zulte (Aster tripolium L.). te verifiëren. De rups leeft van september tot Zulte komt behalve in het Deltagebied ook het voorjaar in de onderste delen van de plant voor langs de brakke benedenrivieren en mo- en verpopt ter plaatse in de holle stengel gelijk ook in de Rhoonse grienden. Na de uit- (Huisman & Koster, 1994). voering van het Deltaplan en de daaruit vol- gende verzoeting is zulte, en daarmee ook Eucosma tripoliana, op Flakkee schaars ge- Epinotia nanana (Treitschke) worden. Waarnemingen. NB: Drunen, 6.vi.1997, op licht, LD; Luyksgestel, 30.vi.1995; Eindhoven, 28.v.1997, FG. Eucosma conterminana (Guenée) De rups van Epinotia nanana leeft tussen de Waarnemingen. Gld: Wezep, 22.vii.1992, 12.vii.1996, los aaneengesponnen van spar en 3.viii.1997, KH; Twello, 9.vii.1993, het eerste exemplaar verspar @bies SP.) en is gewoon waar deze op het laken, 10-13.vii.1994, 3 exemplaren, 28.vii tot boomsoorten groeien (Bentinck & Diakonoff, 14.viii.1996,5 exemplaren, 8 tot 27.vii-1997, 8 exempla- 1968). Kuch& (1993) geeft dan ook een ren en van 9.vii tot 10.viii.1998, 15 exemplaren, alli op groot aantal vindplaatsen op van deze soort, licht, JW; NB: Luyksgestel, 3.viii.1996; Eindhoven, 21.vii.1997 2 exemplaren, FG; L: Venlo, 29.vi.1993, KH. die voornamelijk liggen op de zandgronden, maar ook in het westen en op Terschelling. Eucosma conterminana is voornamelijk ver- Hierbij stak Noord-Brabant bijna maagdelijk breid over de zuidelijke helft van ons land, af met slechts één vindplaats, Bergen op zonder talrijk te zijn. Volgens de eerste auteur Zoom. is E. conterminana in het Deltagebied een vrij gewone soort, maar uit Noord-Brabant zijn weer weinig vindplaatsen bekend. Blijkens de Celypha siderana (Treitschke) Zeiraphera rufimitrana (Herrich-Schaffer) Orthotaenia undulana (Denis & ervaring van Wolschrijn ontbrak de vlinder tot Schiffermuller) Waarnemingen. Fr: Drachten, de Forten, ll.vi.1997, tal- Kuchlein & Naves (1999) melden deze soort voor kort in grote delen van het binnenland, Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- rijk op een haag van theeboompjes (Spiraea salicifolia als nieuw voor de fauna. maar sinds 1993 is het dier ook in Twello aan 30.vi. 1996. L.), H. A. Bijl; Dr: Borger, 7.vi.1993, BvA; Gld: Wisselse veen, 20.vi.1997, KH; Tongeren, 20 en 21.vi.1997, een stevige opmars begonnen. De rups leeft op de bloemhoofdjes en in de Een gewone soort in ons land, maar het meest Snellen-excursie. Eucosma obumbratana (Lienig & Zeller) zaden van gifsla (Lactuca virosa L.), kompas- voorkomend op de zandgronden en in de dui- Ook dit is weer een vlinder die zich over ons Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- sla (L. serriola L.) en echte sla (L. sativa L.) land kon verspreiden door de aanplant - en nen (Kuchlein, 1993). De rups leeft polyfaag 30.vi.1996. (Bradley et al., 1979). Voor zover wild waren op loof- en naaldhout, maar ook op diverse verwildering - van een sierheester, in dit geval De soort komt vooral voor in de duinen en in dit zeldzame of vrij zeldzame planten, maar kruidachtige planten (Bradley et al., 1979). het theeboompje. De vlinder is in 1975 in Ne- het midden van ons land, maar is uit het noor- kompassla heeft zich de laatste tijd met name Nieuw voor Groningen. derland ontdekt; nu zijn er al enkele tientallen den en oosten veel minder bekend (Kuchlein, in Zuid-Holland en langs de rivieren explosief vindplaatsen (Huisman & Koster, 1999). 1993). De rups leeft in de bloemhoofdjes van uitgebreid. Het is tamelijk waarschijnlijk dat Hedya ochroleucana (Frölich) akkermelkdistel (Sonchus awensis L.) en echt de opmars van E. conterminana hier mee te Pristerognathafuligana (Denis & Waarneming. Gr: Metbroek, Slangenborg, excursie Snel- bitterkruid (Picris hieracioides L.) en eet daar maken heeft. len, 28-30.vi.1996. Schiffermuller) de onrijpe zaden (Bradley et al., 1979). Nieuw voor Groningen. Een vrij lokale soort, die hoofdzakelijk wordt Waarneming. OV: Rouveen, Veerslootslanden, 10.vi. Gypsonoma minutana (Hubner) gevonden in de duinen op de zandgronden 1997,3 exemplaren gesleept uit een vochtig struweel van wilgen en elzen, KH. Eucosma tripoliana (Barrett) Waarnemingen. Fr: Ameland, in de periode 9-16.vi.1997, (Kuchlein, 1993). De rups leeft op roos en 1 exemplaar, JL; OV: Hasselt, Stadsgaten, 12.vii.1994, soms ook op appel (Bradley et al., 1979). Dit is de tweede vindplaats buiten Zuid-Lim- Waarneming: ZH: Rhoon, 1995; 10.viii.1998, JL. KH. Nieuw voor Groningen. burg en de derde voor ons land (Langohr, Het hoofdverspreidingsgebied van deze soort Hoewel de soort bekend is van een flink aantal 1972; Huisman & Koster, 1994). De voedsel- ligt in de Zeeuwse en Zuid-Hollandse Delta en vindplaatsen uit voornamelijk de zuidelijke plant van de rups, groot springzaad (Irnpatiens het Waddengebied, maar de vlinder is ook ge- helft van ons land, is zij in het noorden nog noli-tangere L.), komt lokaal en schaars in de vonden op enkele plaatsen in het binnenland maar weinig gevonden en tot voor kort nog niet op de Waddeneilanden (Kuchlein, 1993). land en die ook bekend is van enkele vind- verzameld en de rupsen opgekweekt. Na de ochsenheimeriana kan gemakkelijk worden De rups leeft in mei en juni tussen twee vlak plaatsen in de duinen. Dit heeft te maken met berichtgeving over deze soort in Huisman & verward met andere kleine en donkere soorten op elkaar gesponnen bladeren van populier de waardplanten van de soort, wegedoorn en Koster (1999) is het aantal vindplaatsen verder van de genera Pammene en Cydia. (Bentinck & Diakonoff, 1968). Nieuw voor vuilboom. De vlinder is ook tweemaal in Me- toegenomen; de ervaringen in Ouddorp wijzen De rups leeft in ananasgallen op fijnspar Overijssel. lissant gevangen; mogelijk waren de dieren er op dat de vlinder ook talrijker wordt. ( L. (Karsten)) (Bentinck & Diako- van beide vindplaatsen zwervers uit de dui- noff, 1968). Ze kan echter ook worden gevon- nen. Nieuw voor Zeeland. den in de knoppen van fijnspar die door de Blastesthia posticana (Zetterstedt) Pammene gallicana (Guenée) rupsen van Epinotia nigricana- (Herrich- Waarneming. NH: Zaandam, 11 en 12.v.1998,3 exempla- Waarnemingen. Gr: Seilingen, excursie Snellen, 28- Schäffer) zijn aangetast, en in dode of afster- ren op licht, RV. Cydia tenebrosana (Duponchel) 30.vi.1996; OV: Hasselt, Stadsgaten, 24.vii.1993, KH; vende twijgen (Bradley et al., 1979). Gld: Tongeren, 11.vii.1991, KH; ZH: Ouddorp, in 1993,5 Het hoofdverspreidingsgebied van deze soort Waarneming. Gr: Slangenborg, excursie Snellen, 28- exemplaren, in 1994,4 exemplaren, KH. 30.vi.1996. ligt op de Utrechtse heuvelrug en de Veluwe. Pammene germmana (Hubner) Verder zijn er verspreide vondsten bekend van Een lokaal voorkomende soort die vooral in De soort komt het meest voor in het duindis- het noorden nog weinig is gevonden (Kuch- trict en in Limburg, maar zij is ook lokaal aan- Waarnemingen. Gld: Tongeren, landgoed Welna, de zuidelijke en oostelijke provincies en enke- 27.v.1997, BvA (coll. Huisman); L: Colmont, getroffen in het Oosten en het ovenge le uit de duinen (Kuchlein, 1993). Tot nu was lein, 1993). De rups leeft in rozebottels, en Wrakelberg, 24.iv.1997, geklopt uit meidoom, AS, Blastesthia posticana uit het noordwesten van met name die van hondsroos (Bradley et al., van Nederland (Kuchlein, 1993). De rups leeft ons land niet gemeld, evenmin als uit het noor- 1979). Bentinck & Diakonoff (1968) vermel- in de bloemschermen van peen (Daucus ca- Na de recente vondsten uit Friesland, Drenthe, den. De rups leeft van september tot april in de den dat de soort ook wel in de vruchten van rota L.), gewone engelwortel, bereklauw (He- Gelderland en het noorden van Limburg (Van zijscheuten van grove den, maar in het voor- meidoorn wordt gevonden. Nieuw voor Gro- racleum sphondylium L.), melkeppe (Peuce- Nieukerken et al., 1993; Huisman & Koster, jaar vreet zij een weg naar een knop en holt ningen. danum palustre (L.) Moench), pastinaak 1995), is er nu ook een vondst van deze soort (Pastinaca sativa L.) en weidekervel (Silaum uit Zuid-Limburg. Het lijkt erop dat Pammene deze uit. De verpopping- -. - vindt hierin plaats. De vlinder vliegt in mei en juni en kan geklopt silaus (L.) Sch. et Thell.) (Bradley et al., germmana zich aan het uitbreiden is. De ver- Sdia nigricana (Fabncius) worden uit lage dennen (Bradley et al., 1979). 1979). Nieuw voor Groningen. onderstelling van Bradley et al. (1979) dat de Waarnemingen. Gr: Metbroek, excursie Snellen, 28- soort ook op meidoorn zou voorkomen, wordt 30.vi.1996; Gld: Winterswijk, 27.vi.1992, 3 exemplaren, Pammene agnotana Rebel door de vangst uit Limburg onderbouwd. Ancylis unculana (Haworth) KH. Waarneming. L: Wrakelberg, 25.vi.1997, AS. Waarneming. ZH: Rhoon, Rhoonse grienden, l0.viii. Een soort die het meest voorkomt in de zuide- Thaumatotibia leucotreta (Meyrick) (fig. 6-9) 1998, K. lijke helft en in het westen van ons land De soort is slechts van een zestal verspreid lig- gende vindplaatsen uit ons land bekend Waarneming. NH: Callantsoog, 28.vii.1998, binnenshuis De vlinder is in Nederland van veel plaatsen (Kuchlein, 1993). De rups leeft in de erwten gevangen, JCK. op de zandgronden en uit de duinstreken ver- en peulen van wikke (Vicia sp.) en lathyrus (Kuchlein, 1993). De rups leeft onder de bast meld, maar komt slechts zeer sporadisch voor (Lathyrus sp.), waarbij hij soms als schadelijk van meidoorn (Toll, 1947). Dit komt overeen Een zeer vers vrouwtje van deze soort fladder- in de kleigebieden. Ancylis unculana is ook wordt opgegeven voor doperwt (Pisum sati- met de vangst van een exemplaar dat op 3 juni de binnenshuis rond. Het dier bleek met de be- nog niet vermeld van de provincie Groningen vum L.). Nieuw voor Groningen. 1984 in het Zwanenwater te Callantsoog uit schikbare literatuur niet op naam te kunnen en de Waddeneilanden (Kuchlein, 1993). Dit meidoorn werd geklopt. Ook het enige Engel- worden gebracht, ondanks de karakteristieke se exemplaar werd onder meidoorn gevangen witte middenstip op de voorvleugels. Ook het zou overeenkomen met de verspreiding van de Cydia amplana (Hubner) voedselplanten van de rups. Deze leeft op we- (Bradley et al., 1979). maken van een genitaalprepaat bracht geen gedoorn en eveneens, maar minder vaak, op Waarnemingen. NH: Den Helder, Donkere duinen; Scha- uitkomst. Het enige dat met zekerheid kon gerbw; Schagen, langs N-245; Sint Maartensvlotb~~ worden vastgesteld is dat het ging om een vuilboom (~~~dl~~et al., 1979). ze leeft van Pammene ochsenheimeriana (Lienig & Ruigeweg; Petten, Korfwater; Hargen aan Zee; Bergen, soort van de familie van de bladrollers (Tortri- de bladeren, die geheel of gedeeltelijk worden ,,,tmm; ~~~~~d-~i~~~~;- ~~kk~~-N~~~d;Castricum Zeller) opgerold en vastgesponnen. In Bentinck aan Zee, Zeeweg; Heemskerk, Berkenbosch: eikels verza- cidae). Uiteindeliik bracht de heer Kevin Tuck Diakonoff (1968) worden ook rode kornoelje, meld in de maanden september en oktober van 1994 tot en Waarnemingen. Gld: Zeddam, 23.v.1989, JW; Heerde, van het Natura1 History Museum te Londen l.vi.1974, 28.v en 3.vi.1981, 24.vi.1982, JW; Tongeren, blauwe bosbes, sleedoorn, braam, en met 1998, KN; ZH: Ouddorp, in de periode van 24.vii tot uitkomst. Hij wist het dier te determineren en 11.viii. 1997 een tiental exemplaren op licht, BvA en KH; 28.vi. 1997, excursie Snellen, JW; Vierhouten, 3 1.v. 198 1, erwt (Pisum sp.) als voedselplant opgegeven. KH; L: Vredepeel, 14.v.1992, BvA (coll. Huisman). het bleek Thaumatotibia leucotreta te zijn, een 22 en 29,vii,1998, soort die als rups voor kan komen op zeer veel Dit blijft een heel schaarse vlinder. De meeste plantensoorten. De vlinder, of meer nog de Ancylis apicella (Denis & Schiffermuller) Vanaf 1994 heeft Nieuwland (1999) onder- zoek verricht naar het voorkomen van deze vindplaatsen lagen rond Nijmegen en Arnhem rups, is een goede bekende in de wereld van de Waarneming. Z: Kortgene, 15.v.1997, in lichtval, JV. soort op diverse lokaties in het kustgebied van en in het Gooi (Kuchlein, 1993). Het areaal toegepaste entomologie. Hij hoort thuis in Ancylis apicella is een soort die hoofdzakelijk Noord-Holland boven het Noordzeekanaal. blijkt iets te zijn uitgebreid. De soort moet ook Afrika beneden de Sahara en is vermeld van wordt gevonden in de oostelijke helft van ons Hierbij werden in de herfst aangetaste eikels in Noord-Brabant te vinden zijn. Pammene Uganda, Kenya, Malawi, Tanzania, Zuid- niet op de Waddeneilanden (Kuchlein, 1993). land en die ook bekend is van enkele vind- verzameld en de rupsen opgekweekt. Na de ochsenheimeriana kan gemakkelijk worden De rups leeft in mei en juni tussen twee vlak plaatsen in de duinen. Dit heeft te maken met berichtgeving over deze soort in Huisman & verward met andere kleine en donkere soorten op elkaar gesponnen bladeren van populier de waardplanten van de soort, wegedoorn en Koster (1999) is het aantal vindplaatsen verder van de genera Pammene en Cydia. (Bentinck & Diakonoff, 1968). Nieuw voor vuilboom. De vlinder is ook tweemaal in Me- toegenomen; de ervaringen in Ouddorp wijzen De rups leeft in ananasgallen op fijnspar Overijssel. lissant gevangen; mogelijk waren de dieren er op dat de vlinder ook talrijker wordt. (Picea abies L. (Karsten)) (Bentinck & Diako- van beide vindplaatsen zwervers uit de dui- noff, 1968). Ze kan echter ook worden gevon- nen. Nieuw voor Zeeland. den in de knoppen van fijnspar die door de Blastesthia posticana (Zetterstedt) Pammene gallicana (Guenée) rupsen van Epinotia nigricana- (Herrich- Waarneming. NH: Zaandam, 11 en 12.v.1998,3 exempla- Waarnemingen. Gr: Seilingen, excursie Snellen, 28- Schäffer) zijn aangetast, en in dode of afster- ren op licht, RV. Cydia tenebrosana (Duponchel) 30.vi.1996; OV: Hasselt, Stadsgaten, 24.vii.1993, KH; vende twijgen (Bradley et al., 1979). Gld: Tongeren, 11.vii.1991, KH; ZH: Ouddorp, in 1993,5 Het hoofdverspreidingsgebied van deze soort Waarneming. Gr: Slangenborg, excursie Snellen, 28- exemplaren, in 1994,4 exemplaren, KH. 30.vi.1996. ligt op de Utrechtse heuvelrug en de Veluwe. Pammene germmana (Hubner) Verder zijn er verspreide vondsten bekend van Een lokaal voorkomende soort die vooral in De soort komt het meest voor in het duindis- het noorden nog weinig is gevonden (Kuch- trict en in Limburg, maar zij is ook lokaal aan- Waarnemingen. Gld: Tongeren, landgoed Welna, de zuidelijke en oostelijke provincies en enke- 27.v.1997, BvA (coll. Huisman); L: Colmont, getroffen in het Oosten en het ovenge le uit de duinen (Kuchlein, 1993). Tot nu was lein, 1993). De rups leeft in rozebottels, en Wrakelberg, 24.iv.1997, geklopt uit meidoom, AS, Blastesthia posticana uit het noordwesten van met name die van hondsroos (Bradley et al., van Nederland (Kuchlein, 1993). De rups leeft ons land niet gemeld, evenmin als uit het noor- 1979). Bentinck & Diakonoff (1968) vermel- in de bloemschermen van peen (Daucus ca- Na de recente vondsten uit Friesland, Drenthe, den. De rups leeft van september tot april in de den dat de soort ook wel in de vruchten van rota L.), gewone engelwortel, bereklauw (He- Gelderland en het noorden van Limburg (Van zijscheuten van grove den, maar in het voor- meidoorn wordt gevonden. Nieuw voor Gro- racleum sphondylium L.), melkeppe (Peuce- Nieukerken et al., 1993; Huisman & Koster, jaar vreet zij een weg naar een knop en holt ningen. danum palustre (L.) Moench), pastinaak 1995), is er nu ook een vondst van deze soort (Pastinaca sativa L.) en weidekervel (Silaum uit Zuid-Limburg. Het lijkt erop dat Pammene deze uit. De verpopping- -. - vindt hierin plaats. De vlinder vliegt in mei en juni en kan geklopt silaus (L.) Sch. et Thell.) (Bradley et al., germmana zich aan het uitbreiden is. De ver- Sdia nigricana (Fabncius) worden uit lage dennen (Bradley et al., 1979). 1979). Nieuw voor Groningen. onderstelling van Bradley et al. (1979) dat de Waarnemingen. Gr: Metbroek, excursie Snellen, 28- soort ook op meidoorn zou voorkomen, wordt 30.vi.1996; Gld: Winterswijk, 27.vi.1992, 3 exemplaren, Pammene agnotana Rebel door de vangst uit Limburg onderbouwd. Ancylis unculana (Haworth) KH. Waarneming. L: Wrakelberg, 25.vi.1997, AS. Waarneming. ZH: Rhoon, Rhoonse grienden, l0.viii. Een soort die het meest voorkomt in de zuide- Thaumatotibia leucotreta (Meyrick) (fig. 6-9) 1998, K. lijke helft en in het westen van ons land De soort is slechts van een zestal verspreid lig- gende vindplaatsen uit ons land bekend Waarneming. NH: Callantsoog, 28.vii.1998, binnenshuis De vlinder is in Nederland van veel plaatsen (Kuchlein, 1993). De rups leeft in de erwten gevangen, JCK. op de zandgronden en uit de duinstreken ver- en peulen van wikke (Vicia sp.) en lathyrus (Kuchlein, 1993). De rups leeft onder de bast meld, maar komt slechts zeer sporadisch voor (Lathyrus sp.), waarbij hij soms als schadelijk van meidoorn (Toll, 1947). Dit komt overeen Een zeer vers vrouwtje van deze soort fladder- in de kleigebieden. Ancylis unculana is ook wordt opgegeven voor doperwt (Pisum sati- met de vangst van een exemplaar dat op 3 juni de binnenshuis rond. Het dier bleek met de be- nog niet vermeld van de provincie Groningen vum L.). Nieuw voor Groningen. 1984 in het Zwanenwater te Callantsoog uit schikbare literatuur niet op naam te kunnen en de Waddeneilanden (Kuchlein, 1993). Dit meidoorn werd geklopt. Ook het enige Engel- worden gebracht, ondanks de karakteristieke se exemplaar werd onder meidoorn gevangen witte middenstip op de voorvleugels. Ook het zou overeenkomen met de verspreiding van de Cydia amplana (Hubner) voedselplanten van de rups. Deze leeft op we- (Bradley et al., 1979). maken van een genitaalprepaat bracht geen gedoorn en eveneens, maar minder vaak, op Waarnemingen. NH: Den Helder, Donkere duinen; Scha- uitkomst. Het enige dat met zekerheid kon gerbw; Schagen, langs N-245; Sint Maartensvlotb~~ worden vastgesteld is dat het ging om een vuilboom (~~~dl~~et al., 1979). ze leeft van Pammene ochsenheimeriana (Lienig & Ruigeweg; Petten, Korfwater; Hargen aan Zee; Bergen, soort van de familie van de bladrollers (Tortri- de bladeren, die geheel of gedeeltelijk worden ,,,tmm; ~~~~~d-~i~~~~;- ~~kk~~-N~~~d;Castricum Zeller) opgerold en vastgesponnen. In Bentinck aan Zee, Zeeweg; Heemskerk, Berkenbosch: eikels verza- cidae). Uiteindeliik bracht de heer Kevin Tuck Diakonoff (1968) worden ook rode kornoelje, meld in de maanden september en oktober van 1994 tot en Waarnemingen. Gld: Zeddam, 23.v.1989, JW; Heerde, van het Natura1 History Museum te Londen l.vi.1974, 28.v en 3.vi.1981, 24.vi.1982, JW; Tongeren, blauwe bosbes, sleedoorn, braam, en met 1998, KN; ZH: Ouddorp, in de periode van 24.vii tot uitkomst. Hij wist het dier te determineren en 11.viii. 1997 een tiental exemplaren op licht, BvA en KH; 28.vi. 1997, excursie Snellen, JW; Vierhouten, 3 1.v. 198 1, erwt (Pisum sp.) als voedselplant opgegeven. KH; L: Vredepeel, 14.v.1992, BvA (coll. Huisman). het bleek Thaumatotibia leucotreta te zijn, een 22 en 29,vii,1998, soort die als rups voor kan komen op zeer veel Dit blijft een heel schaarse vlinder. De meeste plantensoorten. De vlinder, of meer nog de Ancylis apicella (Denis & Schiffermuller) Vanaf 1994 heeft Nieuwland (1999) onder- zoek verricht naar het voorkomen van deze vindplaatsen lagen rond Nijmegen en Arnhem rups, is een goede bekende in de wereld van de Waarneming. Z: Kortgene, 15.v.1997, in lichtval, JV. soort op diverse lokaties in het kustgebied van en in het Gooi (Kuchlein, 1993). Het areaal toegepaste entomologie. Hij hoort thuis in Ancylis apicella is een soort die hoofdzakelijk Noord-Holland boven het Noordzeekanaal. blijkt iets te zijn uitgebreid. De soort moet ook Afrika beneden de Sahara en is vermeld van wordt gevonden in de oostelijke helft van ons Hierbij werden in de herfst aangetaste eikels in Noord-Brabant te vinden zijn. Pammene Uganda, Kenya, Malawi, Tanzania, Zuid- in drie wijd uit elkaar liggende plaatsen bij of Een lokaal voorkomende soort die hoofdzake- Dichrorampha alpinana (Treitschke) Afrika en ook van Madagaskar, Réunion en in het duingebied gesignaleerd is, blijven het lijk in de zuidelijke helft van ons land is ge- St. Helena. Uit Europa is hij, voor zover we Waarnemingen. Fr: Terschelling, Formenim, 14.vii. 1997, vooralsnog lokale en geïsoleerde vangsten vonden (Kuchlein, 1993). De rups leeft op de hebben kunnen achterhalen, bekend van LB; NH: Schagerbnig, 12-23.vii.1997, in totaal 6 exem- (Huisman & Koster, 1998, 1999). Nieuw voor bladeren van bijvoet (Gielis, 1996). Nieuw Engeland, Finland en Denemarken (Bradley et plaren, KN. Friesland. voor Groningen. al., 1979; Diakonoff, 1974; Karsholt, monde- linge mededeling). In Nederland is de soort Na de vangsten van Nieuwland in Schager- enkele malen als rups in rottende sinaasappe- brug in 1995, 1996 en 1997 staat wel vast dat Dichrorampha agilana (Tenström) Pyralidae len aangetroffen, maar hierover is niet gepu- zich hier een populatie van Dichrorampha al- Waarneming. Gr: Zuidveld, excursie Snellen, 28- Cvptoblabes bistriga (Haworth) . . bliceerd (Romeijn, in litteris). pinana heeft gevestigd. Hoewel de vlinder nu 30.vi.1996. 4 Als voedselplanten voor de rups worden de Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- Een lokale soort, tot dusver alleen bekend uit 30.vi,1996. vruchten van meer dan 50 plantensoorten ge- de zuidoostelijke helft van Nederland met als noemd, waaronder katoen (Gossypium sp.), meest noordelijke vindplaats Twente (Kuch- Een algemeen voorkomende soort van de citrusvruchten (Cirrus sp.), mais (Zea mays lein, 1993). De rups leeft in de wortels en sten- zandgronden en de duinen (Kuchlein, 1993). L.), vijg (Ficus sp.), olijf (Olive europaea L.), gels van boerenwormkruid ( vulga- De rups leeft tussen samengesponnen blade- avocado (Persea americana Mill.), granaatap- re L.). Nieuw voor Groningen. ren van eik, soms ook op els. Ook vermeld van pel (Punica granatum L.) en zelfs eik. Daar de andere loofhoutsoorten (Goater, 1986). Nieuw soort geen diapauze heeft, is ze vaak zeer voor Groningen. schadelijk op katoen en citrusvruchten, vooral Pterophoridae in navelsinaasappelen. De volwassen rupsen Stenoptilia pterodac@la (Linnaeus) Glyptoteles leucacrinella Zeller verlaten de vruchten en verpoppen op de Fig. 8. Thaurnatotibia leucotreta, mannelijk genitaal. grond in een spinsel (Van der Geest et al., Waarneming. Gr: Metbroek, excursie Snellen, 28- Waarneming. Gld: Twello, 20.vii.1998, .TW. 30.vi. 1996. 1991). Het was niet meer na te gaan of de vlin- De soort is vooral bekend van de duinen van der als rups of als pop was binnengekomen. De soort komt het meest voor in de duinen en de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden en verder verspreid op de zandgronden, maar van de provincie Limburg, maar is in 1985 wordt in het oosten weinig waargenomen ook op Vlieland aangetroffen (Kuchlein, (Kuchlein, 1993). De rups leeft van de blade- 1993). De rups leeft van gedroogde bladeren ren, bloemen en zaden van gewone ereprijs en detritus (Hannemann, 1964). Nieuw voor (Veronica chamaedìys L.) (Gielis, 1996). Gelderland. Nieuw voor Groningen. Homoeosoma sinuella (Fabricius) Cnaemidophorus rhododactyla (Denis & Waarnemingen. Gld: Heerde, Oldebroekse heide, 22. Schiffermuller) viii.1995; Twello, 14.vi.1997, op licht in de tuin, JW. Waarnemingen. ZH: Ouddorp, 3 en 6.vi.1998, KH; Z: Dit is een kleine uitbreiding van het areaal Burgh-Haamstede, 28.vii.1997, KH. op de Veluwe zoals dit in de jaarlijst over 1 Fig. 6. Thaurnatotibta leucotreta, mannetje. i De verspreiding van dit fraaie vedermotje in 1996 geschetst is (Huisman & Koster, 1999). Nederland is beperkt tot een aantal plaatsen in het duindistrict-van Noord- en zuid-~olland Phycitodes saxicola (Vaughan) en enkele plaatsen in het binnenland (Kuch- lein, 1993; Huisman & Koster, 1997). De rups Waarneming: ZH: Rhoon, 18.viii.1998, JL. leeft van de herfst tot het voorjaar, eerst in een Deze soort wordt bijna uitsluitend in het week deel van de stengel en na de overwinte- kustgebied aangetroffen met slechts enkele ring in de bloemknoppen en scheuten van roos vindplaatsen in het binnenland (Kuchlein, (Hannemann, 1977). Nieuw voor Zeeland. 1993). De rups leeft in de bloemen van schub- kamille ( sp.) en andere composie- Ovendenia lienigianus (Zeller) ten. Waarneming. Gr: Blijham, excursie Snellen, 28- 30.vi. 1996. Fig. 7. Thaurnatotibia leucotreta, vrouwtje. Fig. 9. Thaurnatotibia leucotreta, vrouwelijk genitaal. in drie wijd uit elkaar liggende plaatsen bij of Een lokaal voorkomende soort die hoofdzake- Dichrorampha alpinana (Treitschke) Afrika en ook van Madagaskar, Réunion en in het duingebied gesignaleerd is, blijven het lijk in de zuidelijke helft van ons land is ge- St. Helena. Uit Europa is hij, voor zover we Waarnemingen. Fr: Terschelling, Formenim, 14.vii. 1997, vooralsnog lokale en geïsoleerde vangsten vonden (Kuchlein, 1993). De rups leeft op de hebben kunnen achterhalen, bekend van LB; NH: Schagerbnig, 12-23.vii.1997, in totaal 6 exem- (Huisman & Koster, 1998, 1999). Nieuw voor bladeren van bijvoet (Gielis, 1996). Nieuw Engeland, Finland en Denemarken (Bradley et plaren, KN. Friesland. voor Groningen. al., 1979; Diakonoff, 1974; Karsholt, monde- linge mededeling). In Nederland is de soort Na de vangsten van Nieuwland in Schager- enkele malen als rups in rottende sinaasappe- brug in 1995, 1996 en 1997 staat wel vast dat Dichrorampha agilana (Tenström) Pyralidae len aangetroffen, maar hierover is niet gepu- zich hier een populatie van Dichrorampha al- Waarneming. Gr: Zuidveld, excursie Snellen, 28- Cvptoblabes bistriga (Haworth) . . bliceerd (Romeijn, in litteris). pinana heeft gevestigd. Hoewel de vlinder nu 30.vi.1996. 4 Als voedselplanten voor de rups worden de Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- Een lokale soort, tot dusver alleen bekend uit 30.vi,1996. vruchten van meer dan 50 plantensoorten ge- de zuidoostelijke helft van Nederland met als noemd, waaronder katoen (Gossypium sp.), meest noordelijke vindplaats Twente (Kuch- Een algemeen voorkomende soort van de citrusvruchten (Cirrus sp.), mais (Zea mays lein, 1993). De rups leeft in de wortels en sten- zandgronden en de duinen (Kuchlein, 1993). L.), vijg (Ficus sp.), olijf (Olive europaea L.), gels van boerenwormkruid (Tanacetum vulga- De rups leeft tussen samengesponnen blade- avocado (Persea americana Mill.), granaatap- re L.). Nieuw voor Groningen. ren van eik, soms ook op els. Ook vermeld van pel (Punica granatum L.) en zelfs eik. Daar de andere loofhoutsoorten (Goater, 1986). Nieuw soort geen diapauze heeft, is ze vaak zeer voor Groningen. schadelijk op katoen en citrusvruchten, vooral Pterophoridae in navelsinaasappelen. De volwassen rupsen Stenoptilia pterodac@la (Linnaeus) Glyptoteles leucacrinella Zeller verlaten de vruchten en verpoppen op de Fig. 8. Thaurnatotibia leucotreta, mannelijk genitaal. grond in een spinsel (Van der Geest et al., Waarneming. Gr: Metbroek, excursie Snellen, 28- Waarneming. Gld: Twello, 20.vii.1998, .TW. 30.vi. 1996. 1991). Het was niet meer na te gaan of de vlin- De soort is vooral bekend van de duinen van der als rups of als pop was binnengekomen. De soort komt het meest voor in de duinen en de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden en verder verspreid op de zandgronden, maar van de provincie Limburg, maar is in 1985 wordt in het oosten weinig waargenomen ook op Vlieland aangetroffen (Kuchlein, (Kuchlein, 1993). De rups leeft van de blade- 1993). De rups leeft van gedroogde bladeren ren, bloemen en zaden van gewone ereprijs en detritus (Hannemann, 1964). Nieuw voor (Veronica chamaedìys L.) (Gielis, 1996). Gelderland. Nieuw voor Groningen. Homoeosoma sinuella (Fabricius) Cnaemidophorus rhododactyla (Denis & Waarnemingen. Gld: Heerde, Oldebroekse heide, 22. Schiffermuller) viii.1995; Twello, 14.vi.1997, op licht in de tuin, JW. Waarnemingen. ZH: Ouddorp, 3 en 6.vi.1998, KH; Z: Dit is een kleine uitbreiding van het areaal Burgh-Haamstede, 28.vii.1997, KH. op de Veluwe zoals dit in de jaarlijst over 1 Fig. 6. Thaurnatotibta leucotreta, mannetje. i De verspreiding van dit fraaie vedermotje in 1996 geschetst is (Huisman & Koster, 1999). Nederland is beperkt tot een aantal plaatsen in het duindistrict-van Noord- en zuid-~olland Phycitodes saxicola (Vaughan) en enkele plaatsen in het binnenland (Kuch- lein, 1993; Huisman & Koster, 1997). De rups Waarneming: ZH: Rhoon, 18.viii.1998, JL. leeft van de herfst tot het voorjaar, eerst in een Deze soort wordt bijna uitsluitend in het week deel van de stengel en na de overwinte- kustgebied aangetroffen met slechts enkele ring in de bloemknoppen en scheuten van roos vindplaatsen in het binnenland (Kuchlein, (Hannemann, 1977). Nieuw voor Zeeland. 1993). De rups leeft in de bloemen van schub- kamille (Anthemis sp.) en andere composie- Ovendenia lienigianus (Zeller) ten. Waarneming. Gr: Blijham, excursie Snellen, 28- 30.vi. 1996. Fig. 7. Thaurnatotibia leucotreta, vrouwtje. Fig. 9. Thaurnatotibia leucotreta, vrouwelijk genitaal. Vitula biviella (Zeller) Perinephele lancealis (Denis & pidoptera Palaearctica 7(1-2): i-xx, 1-436. G. Braun, ptera. - Entomologische Berichten, Amsterdam 34: Schiffermuller) Druckerei und Verlage, Karlsruhe. 153-154. Waarneming: NB: Schijf, 8.viii.1997, JL. DOETS,C., 1947. Zimmermannia heringiella nov. spec. HUISMAN,K. J. & J. C. KOSTER,1994. Nieuwe en interes- Waarneming. ZH: Rhoon, 24.vi.1998, JL. Nepticulidae (Lepidoptera). - Tijdschrift voor Ento- sante Microlepidoptera uit Nederland in de jaren 1988- De soort is sinds 1962 in ons land bekend en mologie 88: 504-506. 1991 (Lepidoptera). -Entomologische Berichten, Am- komt hoofdzakelijk voor in het zuidelijk duin- De soort is van vrij veel vindplaatsen bekend ELSNER,G., P. HUEMER& Z. TOKAR, 1999. Die Palpen- sterdam 54: 29-47. gebied (Helmers, 1965). Later zijn nog vond- van de zandgronden van het oosten, midden en motten Mineleuropas (Lepidoptera, Gelechiidae): 1- HUISMAN,K. J. &J. C. KOSTER,1995. Nieuwe en interes- 208. FrantiSek Slamka, Bratislava. zuiden van het land en van het duindistrict. In sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1992 sten bekend geworden uit Vogelenzang, EMMET,A. M. (ED.), 1979. A field guide to the smaller (Lepidoptera). - Entomologische Berichten, Amster- Bergen aan Zee en Terschelling (Gielis et al., de veen- en kleigebieden is de soort echter British Lepidoptera: 1-271. The British Entomological dam 55: 53-67. 1985; Huisman & Koster, 1996; Kuchlein, nauwelijks aangetroffen (Kuchlein, 1993). De and Natura1 History Society, London. HUISMAN,K. J. & J. C. KOSTER,1996. Nieuwe en interes- 1993). Dit is de eerste waarneming vad de rups leeft op leverkruid (Eupatorium sp.), val- EMMET,A. M., 1985. Lyonetiidae. In: The and but- sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1993 (Lepidoptera). - Entomologische Berichten, Amster- soort op een meer in het binnenland gelegen se salie ( L.), andoorn terjlies of Great Britain and Ireland (J. Heath & A. M. Emmet eds) 2: 212-239. Harley Books, Colchester. dam 56: 37-55. vindplaats. Nieuw voor Noord-Brabant. ( sp.) en kruiskruid ( sp.) EMMET,A. M., J. R. LANGMAID,K. P. BLAND,M. F. V. Hursw, K. J. & J. C. KOSTER,1997. Nieuwe en interes- (Ernrnet, 1979). Een aantal van deze voedsel- CORLEY& J. RAZOWSKI,1996. Coleophoridae. In: The sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1994 planten is ruim voorhanden op de bovenge- moths and butterjlies of Great Britain and Ireland (A. (Lepidoptera). - Entomologische Berichten, Amster- Friedlanderia cicatricella (Hubner) noemde vindplaats. M. Emmet ed.) 3: 126-338. Harley Books, Colchester. dam 57: 45-65. EMMET,A. M., I. A. WATKINSON&M. R. WILSON,1985. HUISMAN,K. J. &J. C. KOSTER,1998. Nieuwe en interes- Waarneming. NH: Callantsoog, Zwanenwater, l l.vii. Gracillariidae. In: The moths and butterjlies of Great sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1995 1997, een vrouwtje op licht, JCK. Literatuur Britain and Ireland (J. Heath & A. M. Emmet eds) 2: (Lepidoptera). - Entomologische Berichten, Amster- De hier genoemde vangst betreft de variëteit 244-263. Harley Books, Colchester. dam 58: 53-69. met geheel donkerbruin gekleurde voorvleu- AGASSLZ,D. J. L., 1996. Yponomeutidae. In: The moths GEEST,L. P. S. VAN DER, C. H. WEARING&J. S. DUGDALE, HUISMAN,K. J. & J. C. KOSTER,1999. Nieuwe en interes- sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1996 gels. Alleen aan de hand van de donkere basa- and butterjlies of Great Britain and Ireland (A. M. 1991. Tortricids in miscellaneous crops. In: World Emmet ed.) 3: 339-410. Harley Books, Colchester. crop pests, 5. Tortricid pests their biology, natura1 (Lepidoptera). - Entomologische Berichten, Amster- le en subcostale strepen was de vlinder op het BENGTSSON,B. A., 1984. The ~cythrididae(Lepidoptera) enemies and control (L. P. S. van der Geest & H. H. dam 59: 77-95. laken te onderscheiden van de veel algemene- of Northern . - Fauna Entomolo~icaScandina- Evenhuis, eds): 563-577. Elsevier, Amsterdam, etc. HUISMAN,K. J., J. H. KUCHLEIN,E. J. VAN NEUKERKEN,H. re Chilophragmitella (Hubner), terwijl ook de vica 13: 1-137. GIELIS,C., 1996. Pterophoridae. - Microlepidoptera of W. VAN DER WOLF,J. B. WOLSCHRI~& C. GELIS, ver uit het achterlijf stekende legboor een op- BENTINCK,G. A., 1963. Bijzondere Lepidoptera voor de Europe 1: 1-222. 1986. Nieuwe en interessante Microlepidoptera uit Nederlandse fauna. - Entomologische Berichten, Am- GIELIS,C., K. J. HUISMAN, J. H. KUCHLEIN,E. J. VAN NIEU- Nederland, voornamelijk in 1984 (~e~ido~tera).- En- vallend kenmerk was. Dit is de eerste vondst sterdam 23: 171-172. KERKEN,H. W. VAN DER WOLF& J. B. WOLSCHRIJN, tomolonische Berichten, Amsterdam 46: 137-156. uit de duinen van het vasteland en uit het BENTINCK,G. A. & A. DIAKONOFF,1968. De Nederlandse 1985. Nieuwe en interessante Microlepidoptera uit JANSEN,M. G. M., 1999. The genus Scrobipalpa in The noordwesten van Nederland. Zie voor bijzon- bladrollers (Tortricidae). - Monografieën van de Ne- Nederland, voornamelijk in 1982 en 1983 (Lepido- Netherlands (Lepidoptera: Gelechiidae). - Neder- derheden over de eerste stadia de jaarlijst over derlandsche Entomologische Vereniging 3: 1-201. ptera). - Entomologische Berichten, Amsterdam 45: landse Faunistische Mededelingen 9: 29-78. VAN 89-104. JANSEN,M. G. M. &J. E. F. ASSELBERGS,1993. De Lepi- 1996 (Huisman & Koster, 1999). BERG,C. DEN,K. J. HUISMAN,J. H. KUCHLEIN,R. T. A. SCHOUTEN& J. B. WOLSCHRIJN,1998. Verslag van GOATER,B., 1986. Britishpyralid moths. A guide to their doptera uit de getijzone van het Markiezaat, een voor- de 152e zomervergadering van de NEV, 30 mei tlm 1 identification: 1-175. Harley Books, Colchester. malige schor in westeiijk Noord-Brabant. - Entomolo- gische Berichten, Amsterdam 53: 1-9. Evergestis limbata (Linnaeus) juni 1997, te Ommen: Microlepidoptera - kleine vlin- GRABE,A., 1955. Kleinschmetteriinge des Ruhrgebietes. - ders. -Entomologische Berichten, Amsterdam 58: xvi- Mitteilungen Ruhrland-Museum Essen 177: i-xiv, 1- JOHANSSON,R., E. S. NIELSEN,E. J. VAN NIEUKERKEN& B. Waarneming. ZH: Rhoon, 24.vi.1998, JL. xviii. 159. GUSTAFSSON,1990. The Nepticulidae and Opostegidae BRADLEY,J. D,, W. G. TREMAWAN& A. SMITH, 1973. HANNEMANN,H. J., 1964. Kleinschmetterlinge oder Mi- (Lepidoptera) of North and West Europe. - Fauna British tortricoid moths. Tortricidae: Cochylidae and crolepidoptera 11. Die Wickler (s.1.) (Cochylidae und Entomologica Scandinavica 23: 1-739. Het hoofdverspreidingsgebied van Evergestis Tortricidae: Tortricinae: i-viii, 1-251. The Ray Socie- Carposinidae), Die Zunslerartigen (Pyraloidea). - m~,L., 1999. Phylogeny and classification of the Ela- limbata in Nederland ligt in Zuid-Limburg. ty, London. Tierwelt Deutschlands 50: 1- 401. chistidae s.s. (Lepidoptera: Gelechioidea). - Systema- Verder is deze soort op nog een aantal plaatsen BRADLEY,J. D,, W. G. TREMAWAN& A. SMITH,1979. HANNEMANN,H. J., 1977. Kleinschmetterlinge oder Mi- tic Entomology 24: 139-169. KARSHOLT,O. & J. RAZOWSKI(EDS.), 1996. The Lepido- gevonden in Midden- en Noord-Limburg en British tortricoid moths. Tortricidae: : i- crolepidoptera 111. Federmotten (Pterophoridae), Ge- viii, 1-336. The Ray Society, London. spinstmotten (Yponomeutidae), Echte Motten (Tinei- ptera of Europe. A distributional checklist: 1-380. Gelderland, in de nabijheid van de grote rivie- BW, O., P. FALCK,B. J~RGENSEN,O. KARSHOLT, K. dae). - Tierwelt Deutschlands 63: 1- 273. Apollo Books, Stenstrup. ren, tot Wezep, maar ook in Friesland (Huis- LARSEN& F. VILHELMSEN,1995. Fund af smisommer- HELMERS,G,, 1965. Mededelingen betreffende Pyralidae KLIMESCH,J., 1953. Die europaischen Trifurcula- und Ec- man & Koster, 1997). De hier vermelde vangst fugle fra Danmark i 1994. - Entomologiske Meddelel- (Lep.). - Entomologische Berichten, Amsterdam 25: toedemia-Arten (Lep., Nepticulidae). - Zeitschrift der is de eerste van deze soort in het westen van ser 63: 61-74. 93-95. Wiener Entomologischen Gesellschaft 38: 160-170, DESCHKA,G,, 1988. Artanalyse zweier Phyllonorycter- HUEMER,P. & O. KARSHOLT,1998. A review of the Old 191-196. Nederland. Mogelijk verspreid ze zich via de blancardella-Pheromonfallen (Physiologie, Taxono- World Scrobipalpula (Gelechiidae), with special refe- KOSTER,J. C. & E. J. VAN NIEUKERKEN,1998. Endothenia rivieroevers. De rups leeft op raket (Sisym- mie: Lepidoptera, Lithocolletidae. Nannolepidoptera, rente to centra1 and northern Europe. - Nota Lepido- oblongana in Nederland: een bladroller van het zee- brium sp.), look-zonder-look (Alliariapetiola- Nepticulidae). - Stapfia 16: 65-76. pterologica 21: 37-65. dorpenlandschap (Lepidoptera: Tortricidae). - Ento- ta (Bieb.) Cavara et Grande) en wede (Isatis DIAKONOFF,A., 1974. Exotic Tortricoidea, with descrip- HUEMER,P. & O. WSHOLT,1999. Gelechiidae I (Gele- mologische Berichten, Amsterdam 58: 145-152. KUCHLEIN,J. H., 1993. De kleine vlinders. Handboek voor tinctoria L.) (Hannemann, 1964). Nieuw voor tion of new species (Lepidoptera). - Annales de la chiinae: Teleiodini, Gelechini). - Microlepidoptera of Société Entomologique de (N.S.) 10: 219-227. Europe 3: 1-356. de faunistiek van de Nederlandse Microlepidoptera: 1- Zuid-Holland. DIAKONOFF,A., 1986. Glyphipterigidae. In: H. G. Amsel, HUISMAN,K. J., 1974. Interessante vangsten van Lepido- 7 15. Pudoc, Wageningen. F. Gregor, H. Reisser & R.-U. Roesler (eds.). Microle- Vitula biviella (Zeller) Perinephele lancealis (Denis & pidoptera Palaearctica 7(1-2): i-xx, 1-436. G. Braun, ptera. - Entomologische Berichten, Amsterdam 34: Schiffermuller) Druckerei und Verlage, Karlsruhe. 153-154. Waarneming: NB: Schijf, 8.viii.1997, JL. DOETS,C., 1947. Zimmermannia heringiella nov. spec. HUISMAN,K. J. & J. C. KOSTER,1994. Nieuwe en interes- Waarneming. ZH: Rhoon, 24.vi.1998, JL. Nepticulidae (Lepidoptera). - Tijdschrift voor Ento- sante Microlepidoptera uit Nederland in de jaren 1988- De soort is sinds 1962 in ons land bekend en mologie 88: 504-506. 1991 (Lepidoptera). -Entomologische Berichten, Am- komt hoofdzakelijk voor in het zuidelijk duin- De soort is van vrij veel vindplaatsen bekend ELSNER,G., P. HUEMER& Z. TOKAR, 1999. Die Palpen- sterdam 54: 29-47. gebied (Helmers, 1965). Later zijn nog vond- van de zandgronden van het oosten, midden en motten Mineleuropas (Lepidoptera, Gelechiidae): 1- HUISMAN,K. J. &J. C. KOSTER,1995. Nieuwe en interes- 208. FrantiSek Slamka, Bratislava. zuiden van het land en van het duindistrict. In sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1992 sten bekend geworden uit Vogelenzang, EMMET,A. M. (ED.), 1979. A field guide to the smaller (Lepidoptera). - Entomologische Berichten, Amster- Bergen aan Zee en Terschelling (Gielis et al., de veen- en kleigebieden is de soort echter British Lepidoptera: 1-271. The British Entomological dam 55: 53-67. 1985; Huisman & Koster, 1996; Kuchlein, nauwelijks aangetroffen (Kuchlein, 1993). De and Natura1 History Society, London. HUISMAN,K. J. & J. C. KOSTER,1996. Nieuwe en interes- 1993). Dit is de eerste waarneming vad de rups leeft op leverkruid (Eupatorium sp.), val- EMMET,A. M., 1985. Lyonetiidae. In: The moths and but- sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1993 (Lepidoptera). - Entomologische Berichten, Amster- soort op een meer in het binnenland gelegen se salie (Teucrium scorodonia L.), andoorn terjlies of Great Britain and Ireland (J. Heath & A. M. Emmet eds) 2: 212-239. Harley Books, Colchester. dam 56: 37-55. vindplaats. Nieuw voor Noord-Brabant. (Stachys sp.) en kruiskruid (Senecio sp.) EMMET,A. M., J. R. LANGMAID,K. P. BLAND,M. F. V. Hursw, K. J. & J. C. KOSTER,1997. Nieuwe en interes- (Ernrnet, 1979). Een aantal van deze voedsel- CORLEY& J. RAZOWSKI,1996. Coleophoridae. In: The sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1994 planten is ruim voorhanden op de bovenge- moths and butterjlies of Great Britain and Ireland (A. (Lepidoptera). - Entomologische Berichten, Amster- Friedlanderia cicatricella (Hubner) noemde vindplaats. M. Emmet ed.) 3: 126-338. Harley Books, Colchester. dam 57: 45-65. EMMET,A. M., I. A. WATKINSON&M. R. WILSON,1985. HUISMAN,K. J. &J. C. KOSTER,1998. Nieuwe en interes- Waarneming. NH: Callantsoog, Zwanenwater, l l.vii. Gracillariidae. In: The moths and butterjlies of Great sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1995 1997, een vrouwtje op licht, JCK. Literatuur Britain and Ireland (J. Heath & A. M. Emmet eds) 2: (Lepidoptera). - Entomologische Berichten, Amster- De hier genoemde vangst betreft de variëteit 244-263. Harley Books, Colchester. dam 58: 53-69. met geheel donkerbruin gekleurde voorvleu- AGASSLZ,D. J. L., 1996. Yponomeutidae. In: The moths GEEST,L. P. S. VAN DER, C. H. WEARING&J. S. DUGDALE, HUISMAN,K. J. & J. C. KOSTER,1999. Nieuwe en interes- sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1996 gels. Alleen aan de hand van de donkere basa- and butterjlies of Great Britain and Ireland (A. M. 1991. Tortricids in miscellaneous crops. In: World Emmet ed.) 3: 339-410. Harley Books, Colchester. crop pests, 5. Tortricid pests their biology, natura1 (Lepidoptera). - Entomologische Berichten, Amster- le en subcostale strepen was de vlinder op het BENGTSSON,B. A., 1984. The ~cythrididae(Lepidoptera) enemies and control (L. P. S. van der Geest & H. H. dam 59: 77-95. laken te onderscheiden van de veel algemene- of Northern Europe. - Fauna Entomolo~icaScandina- Evenhuis, eds): 563-577. Elsevier, Amsterdam, etc. HUISMAN,K. J., J. H. KUCHLEIN,E. J. VAN NEUKERKEN,H. re Chilophragmitella (Hubner), terwijl ook de vica 13: 1-137. GIELIS,C., 1996. Pterophoridae. - Microlepidoptera of W. VAN DER WOLF,J. B. WOLSCHRI~& C. GELIS, ver uit het achterlijf stekende legboor een op- BENTINCK,G. A., 1963. Bijzondere Lepidoptera voor de Europe 1: 1-222. 1986. Nieuwe en interessante Microlepidoptera uit Nederlandse fauna. - Entomologische Berichten, Am- GIELIS,C., K. J. HUISMAN, J. H. KUCHLEIN,E. J. VAN NIEU- Nederland, voornamelijk in 1984 (~e~ido~tera).- En- vallend kenmerk was. Dit is de eerste vondst sterdam 23: 171-172. KERKEN,H. W. VAN DER WOLF& J. B. WOLSCHRIJN, tomolonische Berichten, Amsterdam 46: 137-156. uit de duinen van het vasteland en uit het BENTINCK,G. A. & A. DIAKONOFF,1968. De Nederlandse 1985. Nieuwe en interessante Microlepidoptera uit JANSEN,M. G. M., 1999. The genus Scrobipalpa in The noordwesten van Nederland. Zie voor bijzon- bladrollers (Tortricidae). - Monografieën van de Ne- Nederland, voornamelijk in 1982 en 1983 (Lepido- Netherlands (Lepidoptera: Gelechiidae). - Neder- derheden over de eerste stadia de jaarlijst over derlandsche Entomologische Vereniging 3: 1-201. ptera). - Entomologische Berichten, Amsterdam 45: landse Faunistische Mededelingen 9: 29-78. VAN 89-104. JANSEN,M. G. M. &J. E. F. ASSELBERGS,1993. De Lepi- 1996 (Huisman & Koster, 1999). BERG,C. DEN,K. J. HUISMAN,J. H. KUCHLEIN,R. T. A. SCHOUTEN& J. B. WOLSCHRIJN,1998. Verslag van GOATER,B., 1986. Britishpyralid moths. A guide to their doptera uit de getijzone van het Markiezaat, een voor- de 152e zomervergadering van de NEV, 30 mei tlm 1 identification: 1-175. Harley Books, Colchester. malige schor in westeiijk Noord-Brabant. - Entomolo- gische Berichten, Amsterdam 53: 1-9. Evergestis limbata (Linnaeus) juni 1997, te Ommen: Microlepidoptera - kleine vlin- GRABE,A., 1955. Kleinschmetteriinge des Ruhrgebietes. - ders. -Entomologische Berichten, Amsterdam 58: xvi- Mitteilungen Ruhrland-Museum Essen 177: i-xiv, 1- JOHANSSON,R., E. S. NIELSEN,E. J. VAN NIEUKERKEN& B. Waarneming. ZH: Rhoon, 24.vi.1998, JL. xviii. 159. GUSTAFSSON,1990. The Nepticulidae and Opostegidae BRADLEY,J. D,, W. G. TREMAWAN& A. SMITH, 1973. HANNEMANN,H. J., 1964. Kleinschmetterlinge oder Mi- (Lepidoptera) of North and West Europe. - Fauna British tortricoid moths. Tortricidae: Cochylidae and crolepidoptera 11. Die Wickler (s.1.) (Cochylidae und Entomologica Scandinavica 23: 1-739. Het hoofdverspreidingsgebied van Evergestis Tortricidae: Tortricinae: i-viii, 1-251. The Ray Socie- Carposinidae), Die Zunslerartigen (Pyraloidea). - m~,L., 1999. Phylogeny and classification of the Ela- limbata in Nederland ligt in Zuid-Limburg. ty, London. Tierwelt Deutschlands 50: 1- 401. chistidae s.s. (Lepidoptera: Gelechioidea). - Systema- Verder is deze soort op nog een aantal plaatsen BRADLEY,J. D,, W. G. TREMAWAN& A. SMITH,1979. HANNEMANN,H. J., 1977. Kleinschmetterlinge oder Mi- tic Entomology 24: 139-169. KARSHOLT,O. & J. RAZOWSKI(EDS.), 1996. The Lepido- gevonden in Midden- en Noord-Limburg en British tortricoid moths. Tortricidae: Olethreutinae: i- crolepidoptera 111. Federmotten (Pterophoridae), Ge- viii, 1-336. The Ray Society, London. spinstmotten (Yponomeutidae), Echte Motten (Tinei- ptera of Europe. A distributional checklist: 1-380. Gelderland, in de nabijheid van de grote rivie- BW, O., P. FALCK,B. J~RGENSEN,O. KARSHOLT, K. dae). - Tierwelt Deutschlands 63: 1- 273. Apollo Books, Stenstrup. ren, tot Wezep, maar ook in Friesland (Huis- LARSEN& F. VILHELMSEN,1995. Fund af smisommer- HELMERS,G,, 1965. Mededelingen betreffende Pyralidae KLIMESCH,J., 1953. Die europaischen Trifurcula- und Ec- man & Koster, 1997). De hier vermelde vangst fugle fra Danmark i 1994. - Entomologiske Meddelel- (Lep.). - Entomologische Berichten, Amsterdam 25: toedemia-Arten (Lep., Nepticulidae). - Zeitschrift der is de eerste van deze soort in het westen van ser 63: 61-74. 93-95. Wiener Entomologischen Gesellschaft 38: 160-170, DESCHKA,G,, 1988. Artanalyse zweier Phyllonorycter- HUEMER,P. & O. KARSHOLT,1998. A review of the Old 191-196. Nederland. Mogelijk verspreid ze zich via de blancardella-Pheromonfallen (Physiologie, Taxono- World Scrobipalpula (Gelechiidae), with special refe- KOSTER,J. C. & E. J. VAN NIEUKERKEN,1998. Endothenia rivieroevers. De rups leeft op raket (Sisym- mie: Lepidoptera, Lithocolletidae. Nannolepidoptera, rente to centra1 and northern Europe. - Nota Lepido- oblongana in Nederland: een bladroller van het zee- brium sp.), look-zonder-look (Alliariapetiola- Nepticulidae). - Stapfia 16: 65-76. pterologica 21: 37-65. dorpenlandschap (Lepidoptera: Tortricidae). - Ento- ta (Bieb.) Cavara et Grande) en wede (Isatis DIAKONOFF,A., 1974. Exotic Tortricoidea, with descrip- HUEMER,P. & O. WSHOLT,1999. Gelechiidae I (Gele- mologische Berichten, Amsterdam 58: 145-152. KUCHLEIN,J. H., 1993. De kleine vlinders. Handboek voor tinctoria L.) (Hannemann, 1964). Nieuw voor tion of new species (Lepidoptera). - Annales de la chiinae: Teleiodini, Gelechini). - Microlepidoptera of Société Entomologique de France (N.S.) 10: 219-227. Europe 3: 1-356. de faunistiek van de Nederlandse Microlepidoptera: 1- Zuid-Holland. DIAKONOFF,A., 1986. Glyphipterigidae. In: H. G. Amsel, HUISMAN,K. J., 1974. Interessante vangsten van Lepido- 7 15. Pudoc, Wageningen. F. Gregor, H. Reisser & R.-U. Roesler (eds.). Microle-