Schrijven Jan, Schrijven Jan Jan Walravens
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Schrijven Jan, schrijven Jan Een fragment uit het dagboek van premier De Quay: december - januari Jan Walravens Op de vraag waarom hij tot op hoge leeftijd dagelijks een ‘Kronkel’ voor Het Parool schreef, moet Simon Carmiggelt ooit hebben geantwoord: ‘Omdat er elke dag een jongen van de krant langskomt om het op te halen.’ Een soortgelijke opmerking zou Jan de Quay gemaakt kunnen hebben over zijn dagboek. Zonder al te veel stil te staan bij de vraag waarom hij het deed, schreef hij er vanaf september tot februari nagenoeg elke dag in. Wat kort voor de bevrijding doelbewust begon als geheugensteun voor hectische tijden, werd al snel een zelfopgelegde plicht. Alleen de maagdelijk witte pagina’s van een nieuw schrift konden bij hem wel eens de vraag oproepen ‘waarom dit alles?’, zoals op oktober : ‘’t Is nu al een heel stapeltje. Als ik zo door moet gaan tot ik aan mijn pensioengerechtigde leef- tijd kom, dan is het genoeg om ineens in de kachel te gooien. Maar zelden heb ik er nut van, door nog eens iets op te zoeken. Toch ook jammer om het nu af te breken, nu ik zover op streek ben. (...) Het heeft het voordeel dat ik van elke dag wat opschrijf, dat dwingt me tot werk wat ik op zich vervelend vind.’ En dus schreef De Quay verder, veertig jaar en dikke schriften lang. Voor de parlementaire geschiedenis zijn De Quays aantekeningen uit zijn jaren als premier (-) ongetwijfeld het waardevolst. Het hiernavolgende fragment over het voorspel, het verloop en de uitkomst van de ‘woningbouwcrisis’ die vlak voor nieuwjaar uitbrak, spreekt wat dat betreft voor zich. Bij wijze van inleiding en omlijsting vertellen wij allereerst iets over de geschiedenis van het dagboek, over het karakter van De Quays aantekeningen en over de context van het afgedrukte fragment: De Quays jaren als premier. Een geluk bij een ongeluk Toen Jan de Quay in het midden van de jaren zeventig zijn persoonlijk archief bij het Rijks- archief in Noord-Brabant () deponeerde, wist hij niet goed wat hij moest doen met zijn verzameling dagboeken. De aantekeningen waren te persoonlijk, oordeelde hij in eerste instantie, en konden dus maar beter worden vernietigd. Gelukkig konden de Bossche archi- varissen hem van dat onzalige plan afhouden, maar de afspraken die toen werden gemaakt, waren voor onderzoekers niet erg bevredigend. In werd namelijk vastgelegd dat De Quays dagboeken niet gebruikt mochten worden vóór . Hermetisch gesloten waren de dagboeken overigens niet, want de historici J.A. Bornewasser en P.F. Maas hebben er voor hun publicaties over de Katholieke Hogeschool Tilburg () respectievelijk Kabinetsforma- ties - () wel degelijk gebruik van kunnen maken. Maar zij kregen toegang tot deze bron via persoonlijk contact met De Quay, en het zou na overdracht van het archief soortgelijke deals niet meer kunnen sluiten, want regels zijn regels en afspraak is afspraak. In – de inventarisatie van het archief-De Quay was in volle gang – gebeurde er iets dat de archivarissen zeer in verlegenheid bracht. Via een tijdelijk aangestelde medewerker en een carrièrebeluste journalist kwam een dossier over de nasleep van de Nederlandse Unie op het bureau terecht van Martin van Amerongen, toen nog redacteur van Vrij Nederland.Het resultaat: ‘twee opzienbarende artikelen in Vrij Nederland,een ontzette familie-De Quay en een in verlegenheid gebracht Rijksarchief’. De toenmalige algemeen rijksarchivaris A.E.M. Ribberink moest eraan te pas komen om het vertrouwen te herstellen. In een van de gesprek- ken die daarvoor nodig waren, liet De Quay zich ontvallen: ‘Eigenlijk heb ik toch niets te ver- bergen?’,waarop de aanwezige archivarissen hem het enige juiste antwoord gaven: ‘Dan kunt u het archief net zo goed openstellen.’ Zo leidde deze gebeurtenis ertoe dat over de toegan- kelijkheid van het archief-De Quay, inclusief de dagboeken, opnieuw werd nagedacht. Een geluk bij een ongeluk. Rond diezelfde tijd meldde ook Ronald Gase zich bij De Quay om diens medewerking te krijgen voor een boek over de afwikkeling van de kwestie Nieuw-Guinea, in verschenen onder de titel Misleiding of zelfbedrog? Hij kwam precies op tijd. Gase had met wonderbaar- lijk gemak toegang weten te krijgen tot alle hoofdrolspelers, inclusief de oud-minister van Buitenlandse Zaken J.M.A.H. Luns. Het is bekend hoe Luns jarenlang geschermd heeft met onduidelijke Amerikaanse militaire garanties die de Nederlandse regering sterkten in haar standpunt dat zij Nieuw-Guinea niet moest overdragen aan Indonesië. Tegenover Gase baga- telliseerde Luns het belang van die garanties echter en dat was voor De Quay, voor wie de dagen rond de overdracht in tot de emotioneelste in zijn leven behoorden, onbegrijpe- lijk. ‘Je zag aan hem’, aldus Gase, ‘nu is Luns te ver gegaan.’ Gase kreeg daarop toestemming om alle dagboekaantekeningen van De Quay die handel- den over Nieuw-Guinea in zijn boek te verwerken. Hij heeft dat gedaan door ze nagenoeg compleet en letterlijk te publiceren. Hoe voorzichtig De Quay op dat moment nog was, blijkt wel uit het feit dat hij Gase niet zijn dagboeken ter lezing wilde geven; daar stond immers veel meer in dan alleen informatie over Nieuw-Guinea. Dus sprak een allengs schorder wor- dende archivaris ze voor Gase in op een geluidsband. De dagboekaantekeningen van De Quay waren voor journalisten en wetenschappers dé verrassing van Gases boek. Zo schreef een van de recensenten: ‘Het beeld dat ik had van De Quay, een in de “grote politiek” ver- dwaalde onbenullige Brabander, heb ik op grond van het boek van Gase moeten corrigeren en bijstellen.’ Deze en soortgelijke, voor hem positieve reacties trokken De Quay over de streep. Vlak voor zijn dood in juli besloot hij dat zijn dagboekaantekeningen, samen met de rest van zijn archief, beschikbaar zouden zijn voor wetenschappelijk onderzoek vanaf het moment dat de ordening en beschrijving was voltooid. Zo komt het dat iedere serieuze onderzoeker sinds het verschijnen van de archiefinventa- ris in kennis kan nemen van De Quays dagboek. Er is echter nog steeds één belangrijke beperking. Zijn aantekeningen over zijn gezinsleven en zijn meest intieme geloofsbeleving wilde De Quay per se niet aan de openbaarheid prijsgeven, althans niet op korte termijn. Daarom is alle informatie die het ‘openbare leven’ van De Quay betreft, getranscribeerd en uitgewerkt door de zuster Karmelietes Hermana. De slotzuster verrichtte monnikenwerk, want het zijn uiteindelijk meer dan tienduizend pagina’s geworden in banden. Het origi- nele dagboek blijft tot gesloten. De transcriptie wordt aan onderzoekers ter beschikking gesteld. Wie de getranscribeerde dagboeken leest – ook het fragment hierna laat dat over- duidelijk zien –, kan zelf vaststellen dat die ongekend openhartig zijn wat betreft De Quays persoonlijke mening over mensen en zaken in het werk. Zij bieden de parlementair histori- cus bovendien voldoende intrigerende doorkijkjes in De Quays geloofsbeleving. Het namen- register dat op de transcripties is gemaakt, heeft het niet te onderschatten voordeel dat die gebruikers van het archief in staat stelt om hun onderzoek sneller te verrichten. Dagboek als biechtvader ‘Wanneer ik een dagboek begin, dan is zulks omdat ik wellicht een drukke en moeilijke tijd van de wederopbouw van ons land ga meemaken. Het is waarschijnlijk dat ik gezien de voorgeschie- denis (vooral in de Nederl. Unie) een plaats zal moeten innemen in het openbare leven. Dan kan het nuttig en noodig zijn van alles aantekening te houden. De Unie-tijd heeft me dat geleerd!!’ Met deze woorden motiveerde De Quay voor zichzelf op de allereerste bladzijde van zijn allereerste schrift waarom hij aan een dagboek begon. Vanaf het begin liepen opmerkingen over werk, familie, geloof en allerlei andere persoonlijke omstandigheden doelbewust door elkaar. Het belangrijkste onderscheid dat de literatuur in het dagboekgenre aanbrengt, is op de aantekeningen van De Quay niet toe te passen. Hij schreef zowel een intiem dagboek dat het ‘eigen psychisch wel en wee’ behandelt, als een extern dagboek ‘over zaken in de “buiten- wereld” die de schrijver bezighouden’. De toon van De Quays aantekeningen is altijd per- soonlijk. De enigszins plechtstatige stijl van de openingszinnen hierboven, liet hij vrijwel direct los. Wat daarvoor in de plaats kwam, was een staccato-telegramachtige zinsbouw met vaak werkwoordloze zinnen en zelfbedachte afkortingen. Uit dit alles blijkt zonneklaar dat De Quay zich tijdens het schrijven van zijn dagboek nooit heeft gerealiseerd dat het in de openbaarheid zou kunnen komen. Dat maakt ze voor historici natuurlijk extra aantrekkelijk. De manier waarop deze bron tot stand is gekomen, is bijvoorbeeld onvergelijkbaar met die van L.J.M. Beels bekende formatiedagboeken. ‘Zijn dagboekaantekeningen werden door zijn privé-secretaresse uitgetypt. Een enkele maal kon het voorkomen dat hij, bijvoorbeeld terugkomend van een bespreking, zijn aantekeningen dic- teerde, omdat hij ze onmiddellijk nodig had als geheugensteun (...). Menigmaal werden te scherp geformuleerde passages en/of typeringen van personen in de concepttekst door Beel geschrapt, waarna ze in afgezwakte vorm opnieuw werden vastgelegd.’ De werkwijze van De Quay was precies tegenovergesteld aan die van Beel. Hij noteerde alles fris van de lever en liet het daarna gewoon staan. Een nadeel is wel dat zijn aantekeningen daardoor minder documentaire waarde hebben dan die van Beel. Met andere woorden: wie meer wil weten over het precieze verloop van de kabinetsformatie van ,raadpleegt Beel. Maar wie op zoek is naar sfeertekeningen en karakteriseringen, kan beter bij De Quay te rade gaan. De lezer die niets weet van de achtergrond van de kabinetscrisis die in het fragment hierna aan de orde komt, zal zonder over meer informatie te beschikken niet kunnen naver- tellen wat er rond nieuwjaar precies gebeurde. De Quay schreef alleen datgene op wat hem bezighield. Soms laat hij ons zelfs schrikken, want wat moeten we bijvoorbeeld denken van een fraai stukje zelfcensuur als het volgende ( februari )? De Quay was in die dagen in Londen, waar hij onder andere intensieve gesprekken voerde met koningin Wilhelmina.