<<

Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

EEN SCHRIKBAREND TOEKOMSTBEELD? Reacties op het rapport van de Club van Rome in Nederlandse kranten en politiek (1971-1977)

Masterscriptie Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen Begeleider: dhr. dr. R. van der Maar Tweede Lezer: dhr. dr. V. Kuitenbrouwer Universiteit van Amsterdam Rik Reuvekamp (11827041) [email protected] Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

INHOUDSOPGAVE

INHOUDSOPGAVE 2

INLEIDING 4

1 NEDERLANDSE HISTORIOGRAFIE EN THEORETISCH KADER 11

1.1 VERKLARINGEN VOOR DE GROTE AANDACHT VOOR THE LIMITS TO GROWTH 11 1.2 GESCHIEDENIS EN HET GEBRUIK VAN THEORIE 15 1.3 THEORIEËN IN DE INTERNATIONALE BETREKKINGEN 16

2 HET EINDE VAN DE AARDE IN ZICHT? 21

2.1 DE ACHTERGROND EN TOTSTANDKOMING VAN DE CLUB VAN ROME 21 2.2 THE LIMITS TO GROWTH 24 2.3 DRIE NEDERLANDSE KRANTEN IN ONTWIKKELING 27 2.4 NEDERLANDSE KABINETTEN VAN 1971 TOT EN MET 1977 30

3 REACTIES UIT NEDERLANDSE KRANTEN OP THE LIMITS TO GROWTH 32

3.1 REACTIES UIT DE NRC 32 3.2 REACTIES UIT DE VOLKSKRANT 35 3.3 REACTIES UIT DE TELEGRAAF 38

4 THE LIMITS TO GROWTH IN POLITIEKE DEBATTEN (1971-1972) 41

4.1 DE OPPOSITIE VALT AAN 41 4.2 VASTSTELLING VOLKSGEZONDHEID EN MILIEUHYGIËNE 45 4.3 VASTSTELLING ECONOMISCHE ZAKEN 47 4.4 VAN GEEN GROEI NAAR VERANTWOORDE GROEI 49

5 NEDERLANDSE BELEIDSPLANNEN 1971-1977 53

5.1 WET- EN REGELGEVING ALS BELANGRIJKSTE MAATREGELEN ONDER HET KABINET-BIESHEUVEL (1971-1972) 53 5.2 DE URGENTIENOTA (1972) 54 5.3 VERANDERINGEN IN DE BELEIDSPLANNEN ONDER HET KABINET-DEN UYL (1973-1977) 57 5.4 NOTA INZAKE DE SELECTIEVE GROEI (ECONOMISCHE STRUCTUURNOTA) (1975-1976) 60 5.5 SELECTIEVE GROEI ONDER VAN HET KABINET-VAN AGT (1977-1981) 62

2 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

CONCLUSIE 64

LITERATUURLIJST 67

BIJLAGE 69

3 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Inleiding Op 30 oktober 2017 kopt NRC Handelsblad: ‘CO2-concentratie op hoogste niveau in 3 tot 5 miljoen jaar’.1 In het artikel wordt een bulletin van de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) aangehaald om aan te geven dat uit metingen blijkt, dat de stijging van de temperatuur op aarde, met een zekere vertraging, volgt op de toegenomen concentratie van broeikasgassen, en niet andersom zoals klimaatsceptici vaak beweren. Volgens het WMO is het noodzaak dat een internationaal klimaatbeleid moet zorgen voor een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. In het rapport wordt gesteld: ‘Hoe langer we wachten met de implementatie van het akkoord van Parijs, hoe meer we moeten doen en hoe drastischer (en duurder) de vereiste toekomstige emissiereducties moeten zijn om klimaatverandering binnen de perken te houden’.2 De verslechtering van het milieu en klimaat, en de bedreigingen die daardoor ontstaan, zijn vandaag de dag belangrijke thema’s in nationale- en internationale politiek. Volgens Robert Jackson, hoogleraar Government aan de Universiteit van Redlands in Californië, hebben deze bedreigingen zowel binnenlandse als internationale vertakkingen en implicaties. Net zoals het WMO stelt hij dat deze problemen staat-overstijgend zijn en dus niet door één enkele staat opgelost kunnen worden. Het tegengaan van de negatieve aspecten van klimaatverandering, de groeide wereldpopulatie en de uitstoot van broeikasgassen om het milieu te behouden, zijn kwesties die nationale- en internationale politiek in de 21e eeuw gaan vormgeven.3 Uit de Nederlandse historiografie blijkt dat de bedreigingen omtrent het milieu al langer bekend waren. Volgens historicus Piet de Rooy, voormalig hoogleraar Nederlandse Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, speelt het milieu tot op een zekere hoogte al vanaf de jaren zestig een belangrijke rol in de maatschappij en in de vorming van Nederlandse politiek.4 Echter, in het begin van de jaren zeventig kwam het milieu nog nadrukkelijker op de agenda van de publieke opinie en politiek te staan door een rapport van de Club van Rome. De Club van Rome bestond uit een groep intellectuelen, wetenschappers en zakenlieden, die waren begaan met het lot van de wereld. Om hun gedachtegoed over te brengen, brachten zij in maart 1972 officieel het rapport The Limits to Growth. A Report for the Club of Romes’s Project on the Predicament of

1 Paul Luttikhuis, ‘CO2-concentratie op hoogste niveau in 3 tot 5 miljoen jaar,’ 30 oktober 2017. NRC Handelsblad, https://www.nrc.nl/nieuws/2017/10/30/c02-concentratie-op-hoogste-niveau-in-3-tot-5-miljoen-jaar-a1579233 (laatst bekeken 28 januari 2019). 2 Luttikhuis, ‘CO2-concentratie op hoogste niveau in 3 tot 5 miljoen jaar’. 3 Robert Jackson, Global Politics in the 21st Century (New York: Cambridge University Press, 2013), 22. 4 Piet de Rooy, Ons stipje op de waereldkaart. De politieke cultuur van modern Nederland, Amsterdam: Wereldbibliotheek, 2014), 259.

4 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Mankind uit, nadat het rapport al eerder in augustus 1971 was uitgelekt. Aan de hand van computermodellen werden voorspellingen gedaan over de toekomst van de aarde. Uit de conclusies van het rapport blijkt dat onder andere economische- en bevolkingsgroei het milieu uitputten. De boodschap voor de mensheid was helder: ‘And we hope that it [The Limits to Growth] will lead thoughtful men and women in all fields of endeavor to consider the need for concerted action now if we are to preserve the habitability of this planet for ourselves and our children’.5 In Nederland werd het rapport door velen gelezen. De eerste druk van 45.000 exemplaren was binnen twee dagen uitverkocht. De tweede druk, verschenen op 20 maart 1972, met een oplage van 25.000 was aan het einde van maart ook al uitverkocht. Nog eens 30.000 exemplaren, die op 10 april verschenen, waren reeds voor het grootste deel door de boekhandel gereserveerd. Zelfs de vierde druk was al in voorbereiding. Volgens uitgeverij Het Spectrum was in Nederland een boek nog nooit zo snel in een dergelijke hoeveelheid verkocht.6 In juni 1972 was het boek nog steeds het bestverkochte boek van de maand en in juli van datzelfde jaar stond het boek nog steeds hoog in Nederlandse boekenlijsten.7 Duidelijk was, dat het rapport enorm populair was. Ook in de Nederlandse politiek was het rapport onderwerp van debat. De debatten in de Tweede Kamer, waarin het rapport werd aangehaald, gingen bijvoorbeeld over economische groei en de manier waarop de maatschappij en politiek waren ingericht. , destijds fractievoorzitter Tweede Kamer namens de Partij van de Arbeid (hierna: PvdA), omarmde het uitgelekte rapport tijdens de Algemene Beschouwingen in oktober 1971 door te stellen dat het woord ‘socialisatie’ zat opgesloten in de conclusies van het rapport. Volgens Den Uyl was een groter overheidsapparaat en een rem op de economische groei noodzakelijk om milieuproblematiek tegen te gaan.8 Deze conclusie werd niet door iedere politicus gedeeld. Harrie Langman, destijds minister van Economische Zaken namens de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (hierna: VVD), stelde dat het rapport ‘zeker geen bla bla was’ maar hij wilde het ‘ook niet verheffen tot evangelie’. Economische groei bleef op nummer één staan.9 Ook in Nederlandse kranten werden kritische kanttekeningen geplaatst bij de uitkomsten van het rapport. Bijvoorbeeld in De Telegraaf werd de

5 Dennis Meadows, The Limits to Growth. A Report for The Club of Rome’s Project on the Predicament of Mankind (New York: Universe Books, 1972), 12. 6 ANP, ‘Rapport Club van Rome vliegt de deur uit,’ 30 maart 1972. NRC Handelsblad, 8. 7 Kunstredactie, ‘Herinneringen aan Godfried Bomans meest verkocht,’ 7 juli 1972. De Telegraaf, 13. 8 Verslag der handelingen van de Tweede Kamer der Staten Generaal (hierna: HTK) 1971-1972, 193. 9 Parlementaire redactie, ‘‘Langman na onthutsend rapport: ,,Economische groei blijft nummer één”,’ 24 maart 1972. De Telegraaf, 1.

5 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Club van Rome met hun rapport weggezet als een ‘stel paniekzaaiers’ en was ‘het ombuigen van de maatschappij helemaal niet nodig’.10 De gretige aftrek van het rapport, uitspraken als die van Den Uyl en kritische uitspraken uit De Telegraaf en van Langman zijn aanleiding voor dit onderzoek. Hoe werd eigenlijk op het rapport van de Club van Rome gereageerd in Nederlandse kranten? Was de reactie van Langman dat het enthousiasme omtrent het rapport getemperd moest worden een veel gehoorde reactie in het politieke debat? Waarom werd het rapport in het politiek debat gebruikt en hoe verliep het politieke debat over het rapport? En in hoeverre hebben de conclusies uit het rapport van de Club van Rome bijgedragen aan het tot stand komen van nieuw milieubeleid? De hoofdvraag die hieruit voortkomt is: hoe reageerden Nederlandse kranten en de politiek op de conclusies uit het rapport The Limits to Growth van de Club van Rome in het begin van de jaren zeventig? Historicus James Kennedy, hoogleraar Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht, stelt dat de grote aandacht voor het rapport in Nederland kan worden teruggeleid tot de jaren zestig. In deze periode vonden in Nederland interessante ontwikkelingen plaats die een voedingsbodem creëerden voor de aandacht voor het rapport.11 Historicus Piet de Rooy is het deels met deze verklaring eens. Hij stelt namelijk dat de aandacht voor het rapport van de Club van Rome verklaard kan worden door de alomvattendheid van het milieu. De Nederlandse politiek omarmde het milieu omdat het een aanvulling op politieke standpunten was.12 Het verkiezingsprogramma Keerpunt 1972 van de Progressieve Drie (bestaande uit de PvdA, Democraten’66 (hierna: D’66) en Politieke Partij Radicalen (hierna: PPR) was volgens politicoloog Anet Bleich sterk geïnspireerd door de Club van Rome. Dit stuk speelde volgens haar een grote rol in het Nederlandse politieke debat, alleen hoe dit debat verliep is niet in kaart gebracht.13 Dit beeld wordt bevestigd door historicus Ilja van den Broek. Geïnspireerd door de Club van Rome wilde het kabinet-Den Uyl een fundamentele verandering van de Nederlandse samenleving tot stand brengen. Volgens Van den Broek kwam er een abrupt einde aan de hervormingsplannen van het kabinet door de oliecrisis van 1973 en de hieruit volgende afnemende economische groei.14 Anton van der Heijden, hoogleraar Politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, noemt het rapport Club van Rome in het kader van de

10 André de Kromme, ‘“Maatschappij ,,ombuigen’’ is helemaal niet nodig!,’ 12 januari 1972. De Telegraaf, 5. 11 James C. Kennedy, Een beknopte geschiedenis van Nederland (Amsterdam: Prometheus, 2017), 354. 12 De Rooy, Ons stipje op de waereldkaart, 259-260. 13 Anet Bleich, Een partij in de tijd: Veertig jaar Partij van de Arbeid 1946-1986 (Amsterdam: Arbeiderspers, 1986), 131. 14 Ilja van den Broek, Heimwee naar de politiek. De herinneringen aan het kabinet-Den Uyl (Amsterdam: Wereldbibliotheek, 2002), 51-52.

6 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam ontwikkeling van de Nederlandse milieubeweging. Volgens hem veranderde het karakter van de milieubeweging door het rapport van de Club van Rome. Milieubewegingen gingen zich richten op het milieu in zijn geheel en niet alleen op specifieke aspecten zoals luchtverontreiniging of geluidshinder door vliegverkeer.15 Kees Schuyt, hoogleraar Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam, en Ed Taverne, hoogleraar Geschiedenis in Architectuur en Stedenbouw aan de Rijksuniversiteit , stellen dat de wereld werd opgeschikt door het rapport van de Club van Rome. Bij grote groepen in de Nederlandse samenleving zou dit rapport indruk hebben gemaakt. Het wees op de vele aantastingen van het natuurlijk milieu. Daarnaast resulteerde de publicatie van het rapport in een impuls aan het bevolkingsvraagstuk, zij het niet zo sterk als aan het milieubesef. De groei van de bevolking werd voor de publicatie van het rapport in veel mindere mate als een probleem ervaren. 16 In een internationale context noemde Jackson het rapport van de Club van Rome om te illustreren dat in de jaren zeventig op globaal niveau werd stilgestaan bij demografische problemen.17 Volgens Jeffrey Sachs, hoogleraar Economie aan de Columbia-Universiteit en voormalig speciaal adviseur van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (hierna: VN), is het rapport van de Club van Rome één van de belangrijkste werken voor het ontstaan van het concept sustainable development, waarin de samenhang tussen duurzame economische ontwikkeling, sociale inclusie en stabiliteit van het milieu centraal staat.18

Methode Door de reacties in Nederlandse kranten, Tweede- en Eerste Kamerdebatten, beleidsstukken en - plannen op het rapport te onderzoeken, kan worden onderzocht in hoeverre het rapport van de Club van Rome heeft bijgedragen aan het tot stand komen van nieuw beleid in Nederland. Zijn morele kwesties hierin de meest belangrijke factor? Of wegen economische belangen op de lange termijn zwaarder? Of is het vinden van een middenweg uiteindelijk het meest belangrijk? Theorie uit de leer van de Internationale Betrekkingen wordt in dit onderzoek gebruikt om de casus vanuit een bepaald perspectief te benaderen. Verschillende theorieën uit de internationale betrekkingen

15 Hein-Anton van der Heijen, ‘Van kleinschalig utopisme naar postgiro-activisme?’ in: J.W. Duyvendak, H.A. van der Heijden, R. Koopmans en L. Wijmans (red.), Tussen verbeelding en macht: 25 jaar nieuwe sociale bewegingen in Nederland (Amsterdam: Sua, 1992), 77-98, aldaar 83-84. 16 Kees Schuyt en Ed Taverne, Nederlandse cultuur in Europese context: 1950 Welvaart in zwart-wit (Den Haag: Sdu Uitgevers, 2000), 234. 17 Jackson, Global Politics in the 21st Century, 706. 18 Jeffrey Sachs, The Age of Sustainable Development (New York: Columbia University Press, 2015), 6-7.

7 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam richten zich onder andere op het onderzoek naar de verhoudingen tussen staten en door welke omstandigheden nationale belangen worden gevormd. Klassieke realisten menen dat materiële zaken, zoals een sterk leger of een sterke economie, de belangrijkste factoren zijn. De internationale betrekkingen worden volgens realisten vormgegeven door de constante zoektocht van staten naar macht en het streven om nationale belangen op de eerste plaats te zetten ten koste van idealen.19 Constructivisten zijn een hele andere mening toebedeeld. In tegenstelling tot het realisme, beweert het constructivisme dat internationale betrekkingen sociaal geconstrueerd worden. Niet alleen materiële zaken maar ook immateriële omstandigheden, zoals ideeën, perceptie op de wereld, politieke cultuur en morele kwesties, geven vorm aan nationale belangen en internationale betrekkingen. Daniel Philpott, professor in de Internationale Betrekkingen en Politieke theorie aan de Universiteit van Notre Dame, stelt zelfs dat ideeën de politiek vormen via een typische reeks gebeurtenissen. Ook in de politiek staan bijvoorbeeld ideeën over Europese integratie, humanitaire interventie en het milieu centraal.20 In het theoretisch raamwerk van Philpott gaat het om de analyse van de route die ideeën afleggen om vorm te geven aan politiek: In welke context ontstaat een idee? Hoe reageert de publieke opinie hierop? Hoe reageren politici op een idee? Hoe komen deze tot uiting in de politiek? Het reageren op een idee is daarom in zichzelf een vorm van politiek, het vormt de basis voor de rechtvaardiging van een bepaald beleid. Echter, dit onderzoek richt zich niet op traditionele internationale betrekkingen. Philpott’s theorie biedt daarentegen de mogelijkheid om het rapport van de Club van Rome te benaderen als een internationale morele kwestie waarin onder andere de verandering van economische groei ten behoud van het van milieu centraal staat. Op deze manier biedt dit onderzoek een alternatief voor het gangbare beeld dat het rapport van de Club van Rome een illustratie is van een bepaalde historische ontwikkeling. Anders dan de eerdergenoemde auteurs beweren droegen de conclusies uit het rapport van de Club van Rome bij aan de totstandkoming van nieuw beleid. Het theoretisch raamwerk van Philpott biedt instrumenten om dit aan te tonen. In de casus wordt een aspect uit het theoretisch raamwerk van Philpott gebruikt, te weten de bijdrage van een morele kwestie aan de totstandkoming van nieuw beleid. De reacties in artikelen van het NRC Handelsblad, de Volkskrant en De Telegraaf zal ik gebruiken om de opinie van deze kranten over het rapport van de Club van Rome te onderzoeken.

19 Jackson, Global Politics in the 21st Century, 113. 20 Daniel Philpott, Revolutions in Sovereignty. How Ideas Shaped Modern International Relations (Princeton: Princeton University Press, 2001), 31.

8 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

De NRC wordt onderzocht omdat, deze krant het meest publiceerde over de Club van Rome en de lezer op een zo breed en objectief mogelijke manier probeerde te informeren. Binnen de Volkskrant vonden in de jaren zestig enkele belangrijke ontwikkelingen plaats. De krant berichtte niet alleen meer over thema’s die nauw samenhingen met religie en de katholieke kerk. Onderwerpen zoals het milieu werden nadrukkelijker in de krant besproken vanaf deze periode.21 Daarnaast publiceerde de Volkskrant veel over de politieke consequenties van het rapport, wat het interessant maakt om deze krant voor dit onderzoek te gebruiken. De Telegraaf wordt gebruikt omdat deze krant in vergelijkend perspectief de conclusies uit het rapport minder serieus neemt. Daarnaast was De Telegraaf de grootste krant van Nederland. In 1970 had De Telegraaf 445.000 abonnees. De NRC (106.000) en de Volkskrant (191.000) bleven hier ver bij achter.22 Voordat het rapport uitlekte, werd ook al in de Tweede Kamer over de achteruitgang van het milieu gesproken. Dit was onder andere terug te zien in beleidsplannen van het eerste kabinet onder leiding van minister-president namens de Anti-Revolutionaire Partij (hierna: ARP). De oprichting van het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne in 1971 is hier een voorbeeld van. Na het uitlekken van het rapport van de Club van Rome kwam het milieu steeds nadrukkelijker in het politieke debat en in beleidsplannen naar voren. Tijdens de Algemene Beschouwingen over de rijksbegroting van het jaar 1972, gehouden in oktober en november 1971, was het rapport een belangrijk thema. In andere Tweede Kamerdebatten werd het rapport van de Club van Rome aangehaald om andere belangrijke punten, zoals de maatregelen die getroffen moesten worden om de verslechtering van het milieu tegen te gaan, te maken. Vervolgens werd 1972, mede door het rapport van de Club van Rome, de Urgentienota Milieuhygiëne uitgebracht.23 Wellicht dat de conclusies uit het rapport van de Club van Rome aan de ontwikkeling van nieuwe beleidsplannen van kabinetten hebben bijgedragen. In het begin van de jaren zeventig kwam het milieu echt centraal te staan in Nederland. Dit is dan ook de reden dat ik 1971 als startpunt heb gekozen voor dit onderzoek. Het beeld van de berichtgeving omtrent het rapport van de Club van Rome kan door het gebruik van Delpher makkelijker in kaart worden gebracht. Delpher is een onlinedatabase waarin kranten zijn gedigitaliseerd. Door het gebruiken van zoektermen en de mogelijkheid om bepaalde resultaten te filteren krijg je een selectie aangeboden. Zodoende kan het voorkomen dat potentiële

21 Frank van Vree, De metamorfose van een dagblad. Een journalistieke geschiedenis van de Volkskrant (Amsterdam: Meulenhof, 1996), 107. 22 Mariëtte Wolf, Het geheim van De Telegraaf (Amsterdam: Boom, 2009), 421. 23 HTK 1971-1972, 11906.

9 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam interessante artikelen worden gemist. Maar dit kan natuurlijk ook gebeuren wanneer zelf een selectie van artikelen wordt gemaakt. Door de combinatie van de juiste zoekfilters en de juiste woorden en termen te gebruiken, denk ik dat er een goede weerspiegeling van de inhoud kan worden gegeven. Daarnaast wordt Staten-Generaal digitaal gebruikt om Tweede Kamerverslagen en beleidstukken in te zien. Staten-Generaal digitaal wordt op dezelfde manier gebruikt als Delpher. Tijdens de zoektocht naar relevante artikelen, debatten, regeerakkoorden, beleidsplannen en nota’s voor dit onderzoek vond ik het enorm interessant om bepaalde thema’s te herkennen die vandaag de dag relevant zijn in nationale- en internationale politiek. Welke factoren zijn nu werkelijk van belang in de internationale betrekkingen, maar ook nationale politiek? Zijn het morele kwesties of toch materiële zaken? Een voorbeeld is al gegeven door Jackson, namelijk de bedreigingen van klimaatverandering. Een andere illustratie zijn de Sustainable Development Goals (SDG’s) van de VN. De SDG’s zijn naar mijn mening bij uitstek het voorbeeld van de verbinding tussen morele kwesties en materiële belangen. Zo zijn onder andere economische groei, bestrijden van armoede en ziekte, het klimaat en internationale samenwerking in alle zeventien opgestelde doelen verweven.24 Helaas hebben de SDG’s geen bindend karakter en worden staten niet gestraft wanneer zij de doelen niet halen. Dit is echter een totaal andere discussie. Maar toch heeft het gedachtegoed over duurzame ontwikkeling tot op een zekere hoogte invloed gehad op de vorming van nationale- en internationale politiek. Wellicht kan dit onderzoek bijdragen aan het debat door welke factoren nationale politiek wordt vormgegeven. Het verdere onderzoek zal dit uitwijzen. Maar eerst wordt in het eerste hoofdstuk stilgestaan bij Nederlandse historiografie over de Club van Rome en het theoretisch kader. Geïnspireerd door de theorie van Philpott zal vanaf het tweede hoofdstuk dieper worden ingegaan op de Club van Rome, het rapport The Limits to Growth, de historische context van de drie onderzochte kranten en de Nederlandse kabinetten in de jaren zeventig. In het derde hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de reacties van de onderzochte Nederlandse kranten op het rapport. Om vervolgens in het vierde en vijfde hoofdstuk Nederlandse politieke debatten en beleid te onderzoeken. In deze hoofdstukken zal ik proberen de reacties op de conclusies uit het rapport van de Club van Rome in kaart te brengen en op welke manier het politieke debat over het rapport is verlopen. En of de conclusies uit het rapport bij hebben bijgedragen aan de totstandkoming van nieuw beleid.

24 General Assembly 66th Session Resolution Adopted: The Future We Want (A/RES/66/288).

10 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

In Nederland, een land van theologen die met opzienbarende ijver aan het seculariseren waren, viel het rapport van de Club van Rome als manna uit de hemel

Piet de Rooy over de reactie in de politiek op het rapport 1 Nederlandse historiografie en theoretisch kader In dit hoofdstuk onderzoek ik de Nederlandse historiografie over de Club van Rome en het theoretisch kader. In het volgende hoofdstuk komen de Club van Rome, het rapport en de uitgebreide reacties uit de onderzochte Nederlandse kranten en de politiek op het rapport van de Club van Rome aan bod. Om dit te kunnen doen, onderzoek ik eerst de standpunten die door verschillende auteurs zijn ingenomen over het rapport van de Club van Rome. Het blijkt dat veel auteurs het rapport gebruiken om aanverwante historische ontwikkelingen te illustreren. In het tweede gedeelte van dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij het gebruik van theorie uit de politicologische Internationale Betrekkingen voor historisch onderzoek. In dit onderzoek wordt theorie gebruikt om de casus vanuit een nieuw perspectief te benaderen. Daarom sta ik in het tweede gedeelte van dit hoofdstuk stil bij de verbinding van historisch onderzoek en theorie uit de politicologische Internationale Betrekkingen. Om vervolgens twee theorieën nader toe te lichten.

1.1 Verklaringen voor de grote aandacht voor The Limits to Growth In Nederlandse historiografie zijn verschillende auteurs die de Club van Rome als een belangrijke factor zien in het milieubewustzijn in Nederland. Kennedy stelt dat de jaren zestig van belang zijn geweest voor de uiteindelijke grote aandacht voor het rapport van de Club van Rome. De verzuilde gemeenschappen en oude waarden waren aan het afbrokkelen. Aan het eind van de jaren vijftig was in Nederland een sterke toename van het bevolkingsaantal en van de economische groei te zien. Dit zorgde voor een noodzakelijk groei van productiviteit. Door de groei van productiviteit werd voldaan aan de verhoogde levenstandaarden van de Nederlandse bevolking. De Nederlandse maatschappij raakte steeds meer gewend aan de welvaart en hierdoor groeide sterk het bezit van consumentengoederen. Kennedy illustreert dit aan de hand van enkele voorbeelden. In 1957 bezat drie procent van de Nederlandse bevolking een koelkast en in 1967 was dat toegenomen met ruim vijftig procent. Een ander voorbeeld is dat veel meer Nederlanders in de jaren zestig een auto aanschaften. Andere vormen van welvaartsgroei waren vakanties naar het buitenland en consumptie van alcohol. Dit tekenende ook een verschuiving naar nieuwe normen en waarden.

11 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Kennedy stelt dat de introductie van de anticonceptiepil in 1962 een voorbeeld is van nieuwe opvattingen die in de jaren zestig zijn ontstaan.25 Niet alleen de Nederlandse bevolking profiteerde van de hoogconjunctuur. De financiële mogelijkheden van de Nederlandse staat waren in de jaren zestig sterk toegenomen. Hierdoor kon de staat de Nederlandse burgers een ongekende hoge mate van sociale zekerheid bieden. Kennedy stelt dat op deze manier de kaders van onderlinge solidariteit, die werden bepaald door de kerk, private initiatieven of liefdadigheidsinstellingen, door de staat steeds verder werden afgebrokkeld.26 De zuil kreeg mede door deze ontwikkelingen een steeds minder sterke rol in de Nederlandse samenleving. De ontzuiling was ook op individueel niveau terug te zien. Steeds meer Nederlanders voelden zich vrij om hun eigen levensstijl te ontwikkelen in de nieuwe consumptiemaatschappij. Dit resulteerde in nieuwe actiegroepen tegen de heersende elites. Een illustratie hiervan is de groep Provo. Van deze groep kwam in de jaren zestig de meeste provocaties tegen het bestaande gezag. Nieuwe onderwerpen zoals het milieu drongen zich steeds nadrukkelijker op aan de bestaande elites en vonden hun weg in de Nederlandse maatschappij. Waar een groot gedeelte van Nederland zich tevredenstelde met een verhoogde levensstandaard waren er ook weer reacties op deze nieuwe ontwikkelingen. Kennedy noemt De Kabouters, die tegen het consumentisme en de aantasting van het milieu waren, als voorbeeld. Deze groep kon op veel steun rekenen. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van Amsterdam van 1970 wonnen zij zelfs vijf van de 45 zetels. De groep viel echter snel weer uit elkaar. Een ander voorbeeld is volgens Kennedy het rapport van de Club van Rome: ‘Het rapport Grenzen aan de groei, dat in 1972 werd uitgegeven […] werd in Nederland uitgebreid gelezen’.27 Op deze manier gebruikt Kennedy de aandacht voor rapport van de Club van Rome als een illustratie van de tegenreactie tegen het consumentisme. Naar mijn mening doet Kennedy het rapport van de Club van Rome hier tekort. De Rooy staat uitgebreider stil bij het rapport van de Club van Rome. Hij noemt één reactie uit de NRC: ‘Ramp bedreigt wereld. Computer brengt catastrofe in beeld’. Dit artikel wordt aangehaald om de urgentie van de milieuproblematiek te benadrukken. In het vervolg van de studie wordt het rapport van de Club van Rome uitgebreid samengevat. Ten eerste was er een probleem met het begrip ‘groei’. Mensen dachten gewoonlijk dat de groei van de bevolking en industriële productie lineair was, maar de groei was volgens de conclusies van het rapport exponentieel. Dit

25 Kennedy, Een beknopte geschiedenis van Nederland, 348. 26 Ibidem, 349. 27 Ibidem, 354.

12 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam zou resulteren in de uitputting van grondstoffen en het achterblijven van de productie van voedsel. Daarnaast benadrukte de Club van Rome de complexiteit van de problemen. De Rooy stelt vast dat de problemen al ingewikkeld genoeg waren als ze afzonderlijk werden beschouwd, maar de problemen hingen bovenal nauw samen. Het rapport vermeed in het algemeen een alarmistische toon, ‘maar liet er weinig over bestaan dat de mens een punt had bereikt waarop hij een volkomen nieuwe weg voor zijn culturele evolutie uit moet werken’. De reacties van Den Uyl en (D’66) worden genoemd om te illustreren dat het rapport ‘als manna uit de hemel viel’.28 Alleen de reacties van andere politici worden niet beschreven. De Rooy beschrijft dat op het paleis op de Dam onder koninklijk toezicht vier dagen lang werd gediscussieerd over de consequenties van het rapport voor Nederland. Hier wordt verder niet dieper op ingegaan. Wel heeft het rapport veel losgemaakt in Nederland, dit is zeker terug te zien in de verkoopcijfers. Volgens De Rooy kan dit verklaard worden door de aantrekkingskracht en de alomvattendheid van het milieu. Het kon leiden tot de aanleg van een oversteekplaats voor de paddentrek als tot actie tegen het gebruik van kernenergie. Het milieu werd niet gezien als een concurrerende ideologie maar een aanvulling, een vernieuwing.29 Het milieu was juist de enige nieuwe opvatting die zich daadwerkelijk ontwikkelde in deze periode. Andere ideologieën die opkwamen in deze periode waren het anarchisme, marxisme, sociaaldemocratie, progressief liberalisme en feminisme. De ontwikkelingen die deze ideologieën doormaakten vielen in het niet vergeleken met de ontwikkeling van het milieu. Volgens De Rooy komt dit doordat de ideologieën die nieuw leven werden ingeblazen, werden hergebruikt uit het verleden. De doorbraak van het milieu wordt door De Rooy verbonden met het boek Silent Spring uit 1962. Dit boek, geschreven door de Amerikaanse schrijfster Rachel Carson, was een aanval op de chemische industrie. Door het gebruik van dichloordifenyltrichloorethaan (DDT) vergiftigde de chemische industrie de aarde op een dergelijke manier dat er een einde zou komen aan ‘elk vogelgekwetter’.30 Maar met het rapport van de Club van Rome werd het milieu op politiek niveau steeds relevanter. De Rooy illustreert de veranderende houdingen ten opzichte van het milieu met de grote aandacht voor het rapport van de Club van Rome. Bleich stelt dat het rapport een grote rol zou spelen in het Nederlandse politieke debat. De commissie-Mansholt bracht in het begin van de jaren zeventig een rapport uit waarin het

28 De Rooy, Ons stipje op de waereldkaart, 259. 29 Ibidem, 260. 30 Ibidem, 250-257.

13 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam regeringsbeleid van de Progressieve Drie tot uiting kwam. Het rapport van de Club van Rome was een inspiratiebron geweest voor het rapport van de commissie-Mansholt.31 Hoe dit tot uiting is gekomen wordt helaas niet kenbaar gemaakt. Het beeld dat het rapport van de Club van Rome een belangrijke inspiratiebron is geweest voor de Progressieve Drie, wordt bevestigd door Van den Broek. De gevolgen van het rapport voor de Nederlandse samenleving waren uitgewerkt door de commissie-Mansholt in 1972. Het kabinet- Den Uyl trad vervolgens in 1973 aan met de hoge verwachtingen om de Nederlandse samenleving te veranderen. Echter, door de oliecrisis van 1973 kwam een abrupt einde aan een vrijwel ononderbroken periode van economische groei. Volgens Van den Broek plaatste minister- president Den Uyl de oliecrisis in de context van het rapport van de Club van Rome, het was geen incident maar een structurele zaak. Als gevolg van de oliecrisis verminderde de economische groei. Dit zorgde ervoor dat het kabinet-Den Uyl de ambities van de hervormingspolitiek niet kon realiseren. De nadruk werd weer gelegd op de groei van de economie.32 Door Van der Heijden wordt de Club van Rome in verband gebracht met de verandering van het karakter van de milieubeweging. De nieuwe organisaties richtten zich op de milieuproblematiek in zijn geheel en de organisaties kregen een duurzaam karakter. Volgens Van der Heijden heeft het rapport van de Club van Rome daar een belangrijke rol in gespeeld. In de eerste jaren van het bestaan van de nieuwe milieuorganisaties probeerden zij daadwerkelijk fundamentele veranderingen in de maatschappij door te voeren. De Vereniging Milieudefensie pleitte bijvoorbeeld voor het terugdringen van het gebruik van technologie. Daarnaast hadden vele organisaties kritiek op het vooruitgangsdenken en de economische groei. De organisaties verbonden zich aan socialistische strategiediscussie, stelt Van der Heijden.33 Het debat binnen de milieuorganisaties spitste zich in de jaren zeventig steeds meer toe op kernenergie. Hierdoor dwaalde de discussie over het rapport van de Club van Rome af. Maar de milieubeweging kreeg vanaf de jaren zestig en zeventig een belangrijke positie in Nederland. De milieubeweging ontwikkelde zich tot een reus in het begin van de jaren negentig. Maar uiteindelijk was de milieubeweging niet slagvaardig genoeg om successen te boeken. Van der Heijden stelt tot slot dat zij ‘indrukwekkend maar tamelijk ongevaarlijk’ voor de politiek was.34 Ook door Van der Heijden wordt het rapport op deze manier gebruikt om een bepaalde ontwikkeling te illustreren.

31 Bleich, Een partij in de tijd: Veertig jaar Partij van de Arbeid 1946-1986, 131. 32 Van den Broek, Heimwee naar de politiek. De herinneringen aan het kabinet-Den Uyl, 51-53. 33 Van der Heijen, ‘Van kleinschalig utopisme naar postgiro-activisme?’, 84. 34 Ibidem, 98.

14 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Schuyt en Taverne focussen zich op een ander punt uit het rapport van de Club van Rome. Waar de eerder aangehaalde auteurs allen de focus leggen op het milieu, gaan deze auteurs in op het bevolkingsvraagstuk. Want net zoals economische groei, heeft de enorme groei van de wereldbevolking nadelige effecten op het milieu. Zij stellen dat het bevolkingsvraagstuk in veel mindere mate als een urgent probleem werd ervaren. Door het rapport van de Club van Rome werd het als serieus politiek en maatschappelijk probleem weer onder de aandacht gebracht, en niet alleen als impuls aan het Nederlandse milieubesef. Dit resulteerde in het eind van de jaren zeventig in een adviesrapport voor de Nederlandse overheid.35 Alleen De Rooy gaat tot op een zekere hoogte in op reacties op het rapport van de Club van Rome. Alle andere aangehaalde auteurs gaan niet dieper in op de reacties op het rapport. De aandacht voor het milieu in algemene zin, de aandacht voor bevolkingsgroei, de verandering van milieuorganisaties en de hervormingsplannen van het kabinet-Den Uyl; het rapport van de Club van Rome wordt in de onderzochte Nederlandse historiografie voornamelijk gebruikt om andere historische ontwikkelingen te illustreren. De historiografie geeft geen inzicht in de reacties op het rapport en of het heeft bijgedragen aan de totstandkoming van nieuwe beleidsplannen. In de komende paragrafen wordt stilgestaan welk perspectief voor dit onderzoek zal worden gebruikt om een antwoord te krijgen op deze vragen.

1.2 Geschiedenis en het gebruik van theorie Het gebruik van theorie uit de politicologische Internationale Betrekkingen kan een historicus helpen in het historisch onderzoek. Het verbinden van beide benaderingen is naar mijn mening, en voor dit onderzoek, belangrijk om een casus of historische ontwikkeling vanuit een bepaald perspectief te onderzoeken. De verschillende verklaringen genoemd in de vorige paragraaf geven geen bevredigend inzicht in de reacties op het rapport van de Club van Rome en in welke mate de conclusies hebben bijgedragen aan de totstandkoming van nieuwe beleidsplannen. Het gebruik van theorie uit de politicologische Internationale Betrekkingen kan hierbij helpen. Beide benaderingen hebben een eigen manier van onderzoeksmethode. Aan de ene kant staan historici die zich bezighouden met intensief bronnenonderzoek. Zij storten zich minder graag in de theorie van de politicologische Internationale Betrekkingen. Politicologen bestuderen daarentegen de internationale betrekkingen aan de hand van theorieën en proberen de internationale betrekkingen

35 Schuyt en Taverne, 1950 Welvaart in zwart-wit, 234.

15 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam in een algemener patroon te plaatsen. Het intensieve bronnenonderzoek wordt door politicologen als minder belangrijk beschouwd.36 Door beide benaderingen met elkaar te verbinden kan naar mijn mening een beter inzicht worden gegeven in de vragen die in dit onderzoek centraal staan. Theorie uit de Internationale Betrekkingen kan helpen om bepaalde vragen te genereren. Is bijvoorbeeld het streven naar economische macht, de verspreiding van mensenrechten of het behoud van het milieu in een bepaalde historische casus de belangrijkste drijfveer geweest? Of zijn alle factoren van belang geweest? Historisch bronnenonderzoek kan een bijdrage leveren aan welke factoren van invloed zijn geweest op een bepaalde historische casus. De verschillende theorieën die door de politicologische Internationale Betrekkingen worden aangereikt zijn tot op een zekere hoogte verrijkend voor geschiedenisonderzoek. Theorie kan gebruikt worden als een instrument voor je onderzoek. Door een bepaalde theorie te gebruiken, kun je als historicus vanuit een bepaald perspectief een historische gebeurtenis of ontwikkeling benaderen. Verschillende theorieën bieden onderzoekers tenslotte verschillende perspectieven. Een historicus moet daarentegen afstand kunnen nemen van de theorie. Het gebruik van theorie kan ervoor zorgen dat een gebeurtenis of ontwikkeling vanuit één perspectief wordt bekeken. Historici moeten hiervoor waken. Zij moeten zich realiseren dat theorie geen antwoorden geeft, maar dat theorie de onderzoeker helpt om onderzoeksvragen scherper te krijgen en een historische casus of ontwikkeling vanuit een bepaald perspectief te onderzoeken, stelt Marc Trachtenberg.37 De theorie wordt in dit onderzoek op deze manier gebruikt. In de volgende paragraaf wordt daarom stilgestaan bij enkele verschillende theorieën binnen de politicologische Internationale Betrekkingen.

1.3 Theorieën in de Internationale Betrekkingen Binnen de politicologische Internationale Betrekkingen zijn verschillende theorieën die de internationale betrekkingen vanuit verschillende perspectieven benaderen. Het uiteenzetten van alle theorieën uit de politicologische Internationale Betrekkingen is niet van belang voor dit onderzoek. Daarom worden de meest invloedrijkste theorie en de gebruikte theorie in dit onderzoek nader uiteengezet. Het realisme is één van de meest gangbare theorieën binnen de studie. Een belangrijk begrip binnen het realisme is het nationaal belang. De belangen van de eigen

36 Marc Trachtenberg, The craft of international history. A guide to method (New Jersey: Princeton University Press 2006), 37-40. 37 Trachtenberg, The craft of international history. A guide to method, 33.

16 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam staat staan altijd voorop. De staat is de belangrijkste actor in de internationale betrekkingen, volgens de principes van het realisme. Van staatsleiders en diplomaten wordt verwacht dat zij de belangen van de staat boven alles stellen. Volgens het realisme zijn de internationale verhoudingen anarchisch. Daardoor worden staten gedwongen om hun eigen veiligheid te waarborgen en om hun eigen belangen na te streven. Alle staten doen volgens de theorie hetzelfde. In een wereld waarin een constante machtsstrijd is, moeten staten hun belangen verdedigen tegenover de belangen van andere staten. Echter, belangen van staten kunnen verschillend zijn. Volgens het realisme worden belangen gevormd door materiële zaken. Geografische ligging met bijvoorbeeld toegang tot zee, economische ontwikkeling, landoppervlak en economische betrekkingen tussen staten zijn voorbeelden van materiële zaken. Per staat kunnen de omstandigheden verschillen. De ene staat heeft bijvoorbeeld door een gunstige geografische ligging toegang tot zee terwijl de andere staat een meer ontwikkelde economie heeft. Het realisme heeft ook een pragmatische kant. Belangen kunnen namelijk overeenkomen. Staten kunnen door gedeelde belangen, belang hebben bij machtsevenwicht. Als enkele staten een bepaald economisch blok willen vormen tegen een bepaalde staat kunnen deze staten een alliantie sluiten. Hierdoor ontstaat een machtsevenwicht tussen deze staten. Wanneer hierbij andere idealistische factoren zoals de verspreiding van democratie of mensenrechten een rol zouden spelen, is het, volgens realisten, moeilijker om dergelijke overeenkomsten te sluiten. Realisten zien idealen als een manier om daadwerkelijke eigen belangen te verbergen.38 Een kritiekpunt op het realisme is dat materiële omstandigheden niet altijd goed kunnen verklaren waarom staten op een bepaalde manier handelen of welke politieke koers zij varen. Constructivisten stellen daarom dat ook aandacht moet worden besteed aan immateriële zaken. Alexander Wendt was met zijn artikel uit 1992 ‘Anarchy is What States make of It: The Social Construction of Power Politics’ de grondlegger van het constructivisme binnen de internationale betrekkingen. Gesimplificeerd gezegd stelt Wendt dat de internationale betrekkingen sociaal geconstrueerd zijn.39 Het constructivisme is een theorie die er van uitgaat dat internationale betrekkingen niet alleen door materiële omstandigheden worden vormgegeven. Ook immateriële zaken dragen bij aan de vorming van nationale- en internationale politiek.40 Enkele voorbeelden

38 Jackson, Global Politics in the 21st Century, 112-115. 39 Alexander Wendt, ‘Anarchy is what States Make of it: The Social Construction of Power Politics’, International Organization 46 (1992) 2, 391-425, 394-423. 40 Philpott, Revolutions in Sovereignty, 8.

17 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam van immateriële zaken zijn: morele kwesties zoals in dit onderzoek het milieu, ideeën, perceptie op de wereld, politieke cultuur, idealen zoals mensenrechten en nationale identiteit. Alleen voordat een morele kwestie, zoals het milieu, tot uiting komt in bijvoorbeeld kranten, het politieke debat of in beleid heeft het al een lange weg afgelegd. Het theoretisch raamwerk van Daniel Philpott biedt een handvat om te onderzoeken of een morele kwestie, zoals in dit onderzoek het milieu, heeft bijgedragen aan de totstandkoming van nieuw. Philpott richt zich in zijn studie op de route die ideeën afleggen om vorm te geven aan politiek. Dit gebeurt volgens Philpott door een typische serie van gebeurtenissen: ideeën krijgen volgelingen; ideeën worden door volgelingen verspreid; volgelingen verenigen zich; zij eisen een nieuw politiek systeem; zij protesteren, lobbyen en rebelleren tegen heersende autoriteiten om een nieuw politiek systeem tot stand te krijgen; de verschillen tussen de partijen worden te groot; een nieuw politiek systeem is de uitkomst.41 In het raamwerk staan twee functies centraal die aantonen dat ideeën de politiek vormgeven (zie afbeelding 1).42 De eerste functie is reflecteren op bestaande ideeën. Nieuwe ideeën kunnen bijvoorbeeld ontstaan door historische gebeurtenissen. Dit kan geïllustreerd worden aan de hand van de aanslagen op de Twin Towers in New York op 11 september 2011. De aanslagen veranderden het idee over de bestrijding van terrorisme. Uiteindelijk kwam de War on Terror doctrine voort uit de aanslagen op 11 september.43 Hierna volgt de tweede functie van een idee. Een idee kan als zo belangrijk beschouwd worden dat het vormgeeft aan politiek. Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van het eerdergenoemde sustainable development, waarin het milieu een centrale rol speelt. Het idee over duurzame ontwikkeling is zo invloedrijk geworden dat wereldleiders hebben afgesproken dat duurzame economische ontwikkeling, sociale inclusie en stabiliteit van het milieu in het centrum van de internationale ontwikkelingsagenda staat. Tijdens de VN-conferentie inzake Duurzame Ontwikkeling in 2012 zijn deze afspraken vastgelegd in het document The Future We Want.44 Op deze manier heeft het idee over sustainable development bijgedragen aan de vorming van internationale politiek.

41 Philpott, Revolutions in Sovereignty, 4. 42 Ibidem, 50. 43 Roger Scruton, The Palgrave Macmillan Dictionary of Political Thought (Londen: Palgrave Macmillan UK 2007), 729-730. 44 Sachs, The Age of Sustainable Development, 481-486.

18 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Afbeelding 1: Schematische weergave van de theorie van Philpott. De vragen die voortvloeien uit het theoretisch raamwerk zijn onder andere in welke politieke- en maatschappelijk context een idee ontstaat, op welke manier een idee wordt verspreid, hoe in het publieke debat op een idee wordt gereageerd, hoe politici omgaan met een idee en in welke mate het bijdraagt aan de vorming van politiek. Dit maakt dat de theorie van Philpott interessante instrumenten aanreikt om te onderzoeken hoe Nederlandse kranten en politiek reageerden op een internationale morele kwestie waarin de verandering van economische groei ten behoud van het van milieu centraal staat. Philpott’s theorie wordt voor dit onderzoek gebruikt om vragen te genereren en om de casus vanuit een nieuw perspectief te benaderen. De gekozen theorie heeft ook beperkingen. Philpott neemt zelfs aan dat ideeën identiteiten kunnen veranderen. Wanneer een groot aantal identiteiten is veranderd, kunnen de nieuwe aanhangers van het idee het internationale systeem veranderen. Voor historisch onderzoek kunnen de hierboven genoemde aannames problematisch zijn. Het veranderen van identiteit is namelijk lastig te onderzoeken. Een identiteit van een mens kan door meerdere factoren dan alleen ideeën, worden vormgegeven of worden veranderd. Daarnaast gaat het realistische perspectief ervan uit dat materiële zaken worden verhuld door immateriële zaken, zoals morele kwesties. Heeft bijvoorbeeld een politicus een bepaald thema gebruikt om stemmen voor verkiezingen te winnen? Gaat het een politicus alleen maar om het krijgen van politieke macht? Of is een thema zo belangrijk dat een politicus hier wel aandacht aan moet geven? Deze vragen zijn van belang om tijdens het onderzoek in het achterhoofd te houden en niet aan te nemen dat bepaalde uitspraken vanzelfsprekend zijn.

19 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

In het eerste gedeelte van dit hoofdstuk heb ik aangegeven dat de onderzochte verklaringen geen bevredigende antwoorden geven op de reacties op het rapport van de Club van Rome. Veel auteurs zien het rapport als een illustratie van een historische ontwikkeling. De auteurs geven aan dat in Nederland intensief is gedebatteerd over het rapport. Maar hoe het debat is verlopen en in welke mate de conclusies uit het rapport hebben bijgedragen aan de totstandkoming van nieuw beleid komt niet aan bod. Om dit te onderzoeken wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van de constructivistische theorie uit de politicologische Internationale Betrekkingen. Aan de hand van het theoretisch raamwerk van Philpott onderzoek ik of de conclusies uit het rapport van de Club van Rome hebben bijgedragen aan de vorming van de Nederlandse politiek. Deze theorie biedt instrumenten om aan te tonen dat naast materiële zaken ook immateriële zaken, zoals het milieu, bijdragen aan de vorming van politiek. In dit raamwerk staan enkele factoren centraal, zoals de maatschappelijke en politieke context en de reacties van de publieke opinie en politiek, die volgens Philpott aantonen dat immateriële omstandigheden bijdragen aan de vorming van politiek. Vanaf het volgende hoofdstuk wordt hier uitgebreid bij stilgestaan.

20 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

But we would be only too happy if our tentative assessments should prove too gloomy

The Executive Committee of The Club of Rome 2 Het einde van de aarde in zicht? In het begin van de jaren zeventig werden velen opgeschrikt door een schrikbarend toekomstbeeld. De Club van Rome had in samenwerking met het Massachusetts Institute of Technology (hierna: MIT) het rapport The Limits to Growth. A Report for the Club of Rome's Project on the Predicament of Mankind uitgebracht over de grenzen van de groei. De uitkomsten van het onderzoek van het MIT waren schokkend. De wereld zou binnen afzienbare tijd geconfronteerd worden met het opraken van natuurlijke hulpbronnen, een afremming van de economische groei en een achteruitgang van de wereldbevolking. Wanneer de levensstijl van de mens niet aangepast zou worden, zou de toekomst van het menselijk bestaan op het spel staan. Nadat het rapport in augustus 1971 was uitgelekt, werd het in Nederland in pocketversie uitgegeven door uitgeverij Het Spectrum. Geïnspireerd door de theorie van Philpott onderzoek ik in dit hoofdstuk de Club van Rome, de inhoud van het rapport en de historische context van de ontwikkelingen binnen de onderzochte Nederlandse kranten en de Nederlandse kabinetten in de jaren zeventig.

2.1 De achtergrond en totstandkoming van de Club van Rome De Club van Rome werd opgericht door de Italiaan Aurelio Peccei. Peccei was een Italiaanse industrieel en had voor de Tweede Wereldoorlog bijgedragen aan de opbouw van het Italiaanse Fiat in Latijns-Amerika. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Peccei onderdeel van de verzetsbeweging tegen het fascisme. Na de oorlog werd hij door Fiat naar Latijns-Amerika gestuurd om vervolgens daar het bedrijf weer op te bouwen. Als zakenman bij Fiat en later bij Olivetti, was Peccei overtuigd dat het bedrijfsleven een maatschappelijke verantwoordelijkheid had.45 Hij richtte daarom ook Adela op, een internationale organisatie die zich bezighield met investeringen om particuliere initiatieven te steunen.46 Dit tekende de maatschappelijke betrokkenheid van Peccei. Door het maken van veel zakenreizen constateerde Peccei dat economische- en welvaartsgroei in de jaren vijftig en zestig, in veel landen resulteerde in het verval van het milieu. Voor de achteruitgang van het milieu was weinig aandacht. De problemen rondom het milieu

45 Keith Suter, ‘The Club of Rome: the global conscience’, Contemporary Review (1999). 46 Willem Oltmans, On Growth (New York: Capricorn Books), 463.

21 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam groeiden en werden steeds serieuzer, volgens de Italiaanse zakenman.47 Lokale of slechts sporadische acties konden de problemen niet oplossen. Om de wereld kenbaar te maken met de problemen die hij zag, gaf Peccei in 1967 een speech in Latijns-Amerika. Tijdens deze speech sprak hij over de dramatische veranderingen die in de wereld gaande waren. De speech van Peccei kwam bij velen onder de aandacht en werd wijdverspreid.48 Onder andere Alexander King, die Peccei niet kende, kreeg de speech van de Italiaan onder ogen. King was een Britse wetenschapper, wetenschappelijk adviseurs bij de Britse overheid en was destijds gestationeerd in Parijs bij de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Net als Peccei was King bezorgd over de veranderingen die in de wereld gaande waren. Om hier wat aan te kunnen doen moest King met Peccei in contact komen en dit geschiedde.49 Echter, Peccei en King hadden alleen de gedachte dat economische- en welvaartsgroei nadelige effecten hadden op het milieu. In ontwikkelde landen was sprake van weinig werkeloosheid en een algemeen geloof ontstaan dat een nieuwe depressie zoals in de jaren dertig, voorkomen kon worden dankzij overheidsingrijpen in de economie. Zodoende werd weinig aandacht besteed aan de achteruitgang van het milieu. Volgens Peccei was de situatie ontstaan dat: ‘er een fundamentele wanverhouding bestond tussen de dolgedraaide, onverzadigde menselijke drang tot groei, die de maatschappij destijds kenmerkte, en het beperkte, kwetsbare draagvermogen van de menselijke planeet’.50 De mens wilde door middel van een tegenovergestelde reactie de problematieken oplossen. Volgens Peccei zag de mens economische groei en technologie juist als de oplossing van de milieuproblemen. Door deze ‘fatale vergissing is de geschiedenis van de mensheid juist in een rampzalige koers terechtgekomen’. Hij pleitte voor een radicale vernieuwing van de maatschappij van binnenuit. De samenhangende wereldproblemen, onder andere verslechtering van het milieu, vervuiling, landdegradatie, armoede en grootschalige ziektes, konden volgens Peccei alleen opgelost worden ‘door een reorganisatie van het internationale monetaire stelsel en de rol van de dollar’.51 De zorgen voor de planeet moesten als belangrijker

47 J.C. Hanekamp, G. Vera-Navas en S.W. Verstegen, ‘The historical roots of precautionary thinking’, Journal of Risk Research 8 (2007) 4, 296-310, aldaar 300. 48 Suter, ‘The Club of Rome: the global conscience’. 49 Ibidem. 50 Oltmans, On Growth, 463. 51 Ibidem, 470.

22 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam worden gezien dan economische groei en het geloof in de technologie. De problemen werden volgens hem steeds onoverzichtelijker.52 Daarom werden in 1968 dertig Europese vooraanstaande wetenschappers en zakenlieden door Peccei en King uitgenodigd om over de wereldproblemen te praten. Het doel was om oplossingen aan te dragen voor de problemen waar de wereld mee werd geconfronteerd en nog mee geconfronteerd zou worden. ‘Project 1968’ kwam door niet nader genoemde redenen niet van de grond.53 Ondanks dat ‘Project 1968’ niet werd voortgezet, werd de Club van Rome onder leiding van Peccei en King wel geboren. De Club van Rome wilde onderzoeken of de aarde de destijdse economische groeicijfers kon overleven. De Club van Rome was een van de eerste organisaties die zich met deze vraag bezighield.54 Niet om een somber vooruitzicht te schetsen dat de aarde was voorbestemd om vernietigd te worden. Integendeel, zij waren overtuigd dat door controle en planning de aarde een betere plek zou worden.55 De Club van Rome wilde de onderlinge afhankelijkheden van versnelde industrialisatie, snelle groei van de wereldpopulatie, wijdverspreide ondervoeding, het opraken van niet-hernieuwbare hulpbronnen en de achteruitgang van het milieu, begrijpen. Hierdoor wilden zij de wereldwijde elite en de publieke opinie bewust maken van de scenario’s die zouden kunnen voortvloeien wanneer de aarde de groei niet kon bijbenen.56 De Club van Rome besloot dat een onderzoek gestart moest worden om de wereldproblemen te analyseren. Peccei was ervan overtuigd dat dit onderzoek pas serieus werd genomen wanneer het met behulp van een computer en in de Verenigde Staten werd uitgevoerd. Zodoende kwam Peccei in contact met Professor Jay W. Forrester van het MIT. Forrester demonstreerde dat de methode van System Dynamics de juiste was om te gebruiken. Peccei besloot om samen met Forrester aan de slag te gaan. Uiteindelijk werd het onderzoek uitgevoerd onder de leiding van de assistent van Forrester, Dennis Meadows.57 Uit dit onderzoek resulteerde de publicatie van The Limits to Growth. Volgens Peccei waren zijn ideeën voor die tijd revolutionair. Toen zij de onderzoekers van het MIT vroegen om het project te ondernemen, ‘geloofden wij dat het hoog tijd was, de openbare mening en de besluitvorming in de gehele wereld met volkomen

52 Oltmans, On Growth, 7. 53 Hanekamp, Vera-Navas en Verstegen, ‘The historical roots of precautionary thinking’, 300. 54 Suter, ‘The Club of Rome: the global conscience’. 55 Ibidem. 56 Hanekamp, Vera-Navas en Verstegen, ‘The historical roots of precautionary thinking’, 300. 57 Ibidem, 301.

23 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam andere keuzemogelijkheden te confronteren’.58 Maar wat stond precies in dit baanbrekende rapport?

2.2 The Limits to Growth De conclusies uit het rapport van de Club van Rome waren schrikbarend te noemen. Uit de uitkomsten van het rapport blijkt dat de toekomst van de aarde, mede door de invloed van de mens zelf, op het spel staat (zie afbeelding 2). De Club van Rome zou zelf liever zien dat de uitkomsten minder negatief zouden uitpakken. U Thant, voormalig Secretaris-Generaal van de VN, stelt in het rapport dat de wapenwedloop, de verslechtering van het milieu en de explosieve groei van de wereldpopulatie de problemen op de lange termijn zijn. Volgens de Club van Rome zijn dit lange termijn problemen waarop de mens geen antwoord kan verzinnen.59 Dit komt volgens de Club van Rome omdat slechts een klein deel van de mensheid bezorgd is over de problematieken die de gehele aarde aangaan. Een nog kleiner deel probeert actief bezig te zijn met het vinden van oplossingen voor deze urgentie kwesties. Iedere wereldburger heeft volgens de Club van Rome zijn eigen problemen en is het lang niet voor iedereen mogelijk om zich bezig te houden met problemen die de hele wereld aangaan. Toch is het wel mogelijk dat individuen geraakt worden door globale problemen zonder dat zij zich hiermee bezighouden. In het rapport staan drie vragen centraal waar de Club van Rome antwoorden op probeert te formuleren.

1. Is het waar dat de mensheid een decennium heeft om de globale trends (versnelde industrialisatie, snelle groei van de wereldpopulatie, wijdverspreide ondervoeding, het opraken van niet-hernieuwbare hulpbronnen en de achteruitgang van het milieu) onder controle te krijgen? 2. Als de mensheid de globale trends niet onder controle krijgt, wat zijn dan de consequenties? 3. Welke methodes heeft de mensheid om globale trends op te lossen, en wat zullen de resultaten en kosten zijn om de problemen op te lossen?60

58 Oltmans, On Growth, 463. 59 Meadows, The Limits to Growth, 17. 60 Ibidem, 17.

24 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Afbeelding 2: Voorspelling uit het rapport van de Club van Rome wanneer de mensheid geen verandering aanbrengt aan de manier van leven. Onder andere zullen de groei van de economie en wereldbevolking omslaan in een negatieve groei. Om antwoorden te formuleren op deze vragen, maakten zij gebruik van het eerdergenoemde model System Dynamics. Het model was speciaal ontwikkeld om de vijf globale trends die de hele wereld aangaan te analyseren. Al deze trends zijn op veel verschillende manieren onderling afhankelijk. Om een betrouwbare toekomstvoorspelling te kunnen doen hebben ze de ontwikkelingen van de

25 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam trends door de eeuwen heen gemeten. Op deze manier konden zij lange termijn ontwikkelingen zien. Wanneer de ontwikkelingen van de globale trends van enkele jaren werden genomen, konden geen accurate voorspellingen worden gedaan. Met dit model werd geprobeerd om de oorzaken, de onderlinge afhankelijkheid en de richting waar de trends naartoe gingen te begrijpen.61 Uit de reacties in de onderzochte Nederlandse kranten, het politieke debat en beleid zal blijken dat het model kritisch wordt bekeken. In het rapport wordt uitgebreid stilgestaan bij de tekorten van het gebruikte model. Zo wordt in het rapport aangegeven dat het model gesimplificeerd, niet perfect en niet af is. De Club van Rome geloofde echter dat dit model het best bruikbaar was om op een dergelijke schaal de globale trends te onderzoeken. Ten eerste, was dit het enige ‘formele’ model dat gebruikt kon worden. Ten tweede, keek het verder dan dertig jaar. Ten derde, was het in staat om de belangrijke variabelen, zoals populatie, voedselproductie en vervuiling als dynamische interacterende elementen te zien. Volgens de onderzoekers waren de variabelen, net zoals in de echte wereld, niet los van elkaar te zien. Uit het rapport blijkt, dat het doel was om een breder publiek dan alleen de wetenschap te bereiken. Met het rapport moest het debat over de gevolgen van de globale trends bij een breder publiek bekend raken. In het rapport wordt aangegeven dat de conclusies uit The Limits to Growth niet nieuw zijn. Eerdere onderzoeken vanuit een globaal- en langetermijnperspectief zijn tot vergelijkbare conclusies gekomen. Echter, deze onderzoeken sloegen vaak niet aan. In het rapport staat vermeld, dat dit komt doordat de overgrote meerderheid van beleidsmedewerkers andere doelen nastreefden dan die uit deze onderzoeken naar voren kwamen. De volgende conclusies werden uiteindelijk uit het onderzoek getrokken:

1. Als de huidige groeiende trends in wereldpopulatie, industrialisatie, vervuiling, voedselproductie en het opraken van de niet-hernieuwbare hulpbronnen niet veranderen, dan worden de limieten van de aarde binnen de komende honderd jaar bereikt. Het meest waarschijnlijke resultaat zou dan een onverwachte en ongecontroleerde neergang van de wereldpopulatie en industriële capaciteit zijn. 2. Het is mogelijk om de groeiende trends te veranderen. Daarnaast zou het mogelijk zijn om een globaal evenwicht te creëren tussen ecologische- en economische stabiliteit. Dit evenwicht zou vervolgens tot ver in de toekomst stand kunnen

61 Meadows, The Limits to Growth, 21-23.

26 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

houden. Het zou zo ontworpen kunnen worden dat het voldoet aan de basisbehoefte en mogelijkheid van ieder individu om zichzelf te ontplooien. 3. Als de mensheid beslist om voor de tweede conclusie te kiezen, dan moet de mensheid zo snel mogelijk beginnen om dit evenwicht te realiseren.62

In de inleiding van het rapport wordt aangegeven dat de conclusies verstrekkend zijn en veel vragen oproepen voor vervolgonderzoek. De Club van Rome was overweldigd door de hoeveelheid werk dat verzet moest worden. Zodoende werden over oplossingen geen uitspraken gedaan. In het rapport werd gesteld dat ze hoopten dat zoveel mogelijk mensen vanuit verschillende vakgebieden en delen van de wereld interesse kregen voor globale en lange termijn problemen. Om vervolgens samen met de Club van Rome de wereldproblemen te begrijpen en voor te bereiden op een periode van grote transitie – de transitie van groei naar globaal evenwicht.63 Om dit bereiken was het noodzakelijk dat het gedachtegoed uit het rapport werd verspreid en uiteindelijk bij de politiek terechtkwam. In dit onderzoek worden de reacties in Nederlandse kranten en de politiek onderzocht. Daarom wordt in de volgende paragrafen stilgestaan bij de historische context van de onderzochte kranten en de politiek waarin het rapport van de Club van Rome is gepubliceerd.

2.3 Drie Nederlandse kranten in ontwikkeling Binnen de drie onderzochte kranten zijn belangrijke ontwikkelingen te zien die invloed hebben gehad op de berichtgeving. Op de redactie van de NRC rommelde het aan het begin van de jaren zeventig.64 Van der Hoeven onderzocht in haar studie de zoektocht van de NRC naar een nieuwe succesformule. In 1970 was er een fusie tussen het Algemeen Handelsblad en de Nieuwe Rotterdamse Courant. Met de fusie tussen beide kranten was de nieuw formule waarmee de NRC zou uitgroeien tot een succeskrant al trefzeker geformuleerd. De kernbegrippen binnen deze formule waren: onafhankelijkheid ten behoeve van een objectieve nieuwsvoorziening, actieve journalistiek, met nadruk op eigen nieuwsgaring, en volledigheid, dat wil zeggen een streven naar verbreding van de berichtgeving buiten de kaders van de institutionele en elitaire journalistiek. Waar in de theorie de kwaliteitskrant die de NRC wilde zijn al bestond, was dit in de praktijk nog

62 Meadows, The Limits to Growth, 24. 63 Ibidem, 24. 64 Pien van der Hoeven, Het succes van een kwaliteitskrant. De ontstaansgeschiedenis van NRC Handelsblad (Amsterdam: Prometheus, 2012), 387.

27 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam niet het geval. Halverwege de jaren zeventig begon de NRC haar eigen ideaal te benaderen. De formule bleek recht op bestaansrecht te hebben. De Nederlandse samenleving was namelijk niet langer meer georganiseerd op grondslag van geloof en ideologie. Volgens Van der Hoeven zijn meer mensen in deze periode hoger opgeleid en blijken zij, een toenemende behoefte te hebben aan een onafhankelijke krant die op elk vlak diepgaande informatie brengt, de lezer een brede blik op de wereld biedt en vooropgaat in de nieuwsvoorziening. Het was in 1970 nog maar zeer de vraag of dit zou gaan lukken.65 Het begin van de jaren zeventig kenmerkte zich door vele personele strubbelingen binnen de organisatie. Om de problemen op de redactie op te lossen besloot de hoofdredactie begin 1971 tot een reorganisatieplan. Ten aanzien van de wetenschapspagina stelde Wout Woltz – adjunct- hoofdredacteur en verantwoordelijk voor het ‘Zaterdags Bijvoegsel’ – een aantal dagen na de fusie al wrevelig vast: ‘[Arie] De Kool moet ophouden met het overschrijven uit Science en Nature’.66 Op het gebied van de wetenschap wilde de hoofdredactie een verbreding. Van der Hoeven stelt dat de NRC pas vanaf de tweede helft van de jaren zeventig mede door nieuwe redacteuren op onder andere het gebied van wetenschap floreert.67 In de eerste helft was de krant dus nog volop bezig met de zoektocht hoe aan de eigen idealen kon worden voldaan. De complexe ontworteling van de Volkskrant met de katholieke kerk vanaf de jaren zestig is door Van Vree uiteengezet. De krant zocht nieuwe allianties, onderwerpen en een nieuwe identiteit ontworsteld van de katholieke kerk.68 Voor nieuwe jongere lezers werd het gezicht van de krant in de tweede helft van de jaren zestig bepaald door de ruime aandacht voor onder andere de studentenbewegingen, het milieu en vraagstukken op het gebied van onderwijs, opvoeding en gezondheidzorg. Niet meer op thema’s die nauw samenhingen met religie en de katholieke kerk. Deze nieuwe thema’s gingen het maatschappelijk debat in Nederland spoedig beheersen en gaven de definitie van het begrip ‘politiek’ een nieuwe inhoud.69 Het jongere deel van de redactie deed zijn invloed hier gelden. Redacteur Harry Lockefeer was een van de drijvende krachten achter de verschuiving naar deze onderwerpen. Hij hamerde op de betekenis van ‘de nieuwe problemen die samenhangen met de welvaartsstaat [zoals] de problemen van de economische structuur en milieu-

65 Van der Hoeven, Het succes van een kwaliteitskrant, 386. 66 Ibidem, 408-423. 67 Ibidem, 460. 68 Van Vree, De metamorfose van een dagblad. Een journalistieke geschiedenis van de Volkskrant (Amsterdam: Meulenhof, 1996), 7. 69 Ibidem, 107.

28 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam en luchtverontreiniging en waterverontreiniging’.70 Dit resulteerde in eerste instantie in een groei in betaalde oplages, zij het niet zo sterk als De Telegraaf.71 Volgens Van Vree moeten de jaren zeventig bij de Volkskrant worden opgevat als de periode van ontaarding, waarin verkrampt is vastgehouden aan de illusie van een alomvattende verandering. Uiteindelijk werd het roer net op tijd omgegooid.72 Wolf beschrijft in haar studie uitgebreid de geschiedenis van de grootste krant van Nederland in de periode van dit onderzoek. Volgens Wolf is De Telegraaf een van de weinige kranten waar een grote groei waar te nemen is in zowel het aantal abonnees als oplagecijfers vanaf de jaren vijftig tot het midden van jaren zeventig. De NRC kromp zelfs vanaf het midden van de jaren zestig in oplagecijfers en de Volkskrant groeide minimaal in dezelfde periode.73 De Telegraaf ontwikkelde een nieuwe formule die de krant tot het grootste dagblad van Nederland zou maken in de jaren zestig. Wolf stelt dat deze formule inhield dat de krant in de eerste plaats ‘gezellig’ moest zijn. Daarnaast was een ietwat conservatieve inslag van belang. Dit alles om zich aan te passen aan de nieuwe tijdsgeest, gericht op het consumentisme, van de jaren zestig. De ervaring leerde namelijk dat kranten met nieuwe en vooruitstrevende ideeën er veelal niet in slaagden om grote oplagen te bereiken. In de annalen van De Telegraaf wordt het succes van de krant toegeschreven aan haar onafhankelijke signatuur en aan de veelzijdige redactionele formule. Naast de eigen kracht – de onafhankelijke signatuur, de aan de tijdsgeest aangepaste nieuwsformule, het marktgericht denken en niet in de laatste plaats de loyaliteit en strijdlust van haar redacteuren – speelden ook krachten buiten De Telegraaf de krant in de kaart. De ontzuiling droeg bij dat kranten met een onafhankelijke signatuur de wind in de zeilen kregen. Maar wellicht de belangrijkste reden dat De Telegraaf zo groot was geworden, kwam door de toegankelijkheid: kort, laagdrempelig en zo mogelijk opwindend nieuws waren de kernbegrippen voor het succes van de massakrant.74 Binnen De Telegraaf werd de succesformule voortgezet in het begin van de jaren zeventig. De redactiecultuur kenmerkte zich door een ongekende vrijheid. Hierdoor waren de redacteuren loyaal en wilden zij onderdeel zijn van de grootste krant van Nederland. Wolf stelt dat dit resulteerde in een krant die elke dag opnieuw met zichtbaar plezier werd gemaakt.75

70 Van Vree, De metamorfose van een dagblad, 113. 71 Ibidem, 129. 72 Ibidem, 201. 73 Wolf, Het geheim van De Telegraaf, 421. 74 Ibidem, 417-424. 75 Ibidem, 427.

29 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Uit de historische studies van Wolf, Van der Hoeven en Van Vree kan geconcludeerd worden dat de maatschappelijke veranderingen in de jaren zestig invloed hebben gehad op de onderzochte dagbladen. Volgens de auteurs veranderde de Nederlandse maatschappij zodanig dat kranten als de NRC en de Volkskrant op zoek moesten naar een nieuwe identiteit. Dit betekende dat de jaren zeventig voor zowel de NRC als de Volkskrant een periode was die in het teken stond van heroriëntatie. Dit gold niet voor De Telegraaf. Deze krant had een succesformule weten te ontwikkelen waardoor het was uitgegroeid tot de grootste krant van Nederland. In de jaren zeventig wist De Telegraaf deze positie te behouden.76 Naast dat de onderzochte kranten in ontwikkeling waren, was de Nederlandse politiek dat ook. In de volgende paragraaf wordt kort stilgestaan bij de kabinetten in het begin van de jaren zeventig.

2.4 Nederlandse kabinetten van 1971 tot en met 1977 Na een periode van vier jaar was er een einde gekomen aan het kabinet-De Jong (1967-1971). In april 1971 werden nieuwe verkiezingen gehouden voor de Tweede Kamer. De PvdA werd met 39 zetels de grootste partij. Toch zat de grootste partij niet in het kabinet. Dit kabinet werd gevormd door de Katholieke Volkspartij (hierna: KVP), VVD, ARP, Christelijke-Historische Unie (hierna: CHU) en Democratische Socialisten’70 (hierna: DS’70).77 Biesheuvel werd minister-president in twee kortstondige kabinetten, totdat in 1973 het kabinet-Den Uyl aantrad. Het kabinet was samengesteld uit de PvdA, KVP, ARP, PPR en D’66. Het kabinet-Den Uyl zat de volle termijn uit tot 1977.78 Het kabinet-Den Uyl kreeg in 1973 te maken met de oliecrisis. De crisis en de daaruit volgende afname van de economische groei hebben grote invloed gehad op de hervormingsplannen, deels geïnspireerd door de Club van Rome, van het kabinet-Den Uyl. De totale hervormingspolitiek van het kabinet-Den Uyl wordt in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Echter, door de gevolgen van de oliecrisis werd de economische groei wel weer een belangrijker thema in de politiek.79 Het volgende kabinet had ook nog te maken met de naweeën van de crisis. Het kabinet onder leiding van van het Christen-Democratisch Appèl (hierna: CDA), bestaande uit VVD en CDA, nam in 1977 het stokje over van het kabinet-Den Uyl en bleef tot 1981 aan.

76 Wolf, Het geheim van De Telegraaf, 421. 77 Schuyt en Taverne, 1950 Welvaart in zwart-wit, 371. 78 Ibidem, 365. 79 Duco Hellema, Cees Wiebes en Toby Witte, Doelwit Rotterdam. Nederland en de oliecrisis 1973-1974 (Den Haag: Sdu Uitgevers, 1998), 10.

30 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

In dit hoofdstuk zijn aan de hand van de theorie van Philpott enkele interessante uitgangspunten voor dit onderzoek uiteengezet. De totstandkoming van de Club van Rome, de conclusies uit het rapport The Limits to Growth en de historische context van de onderzochte Nederlandse kranten en kabinetten zijn in dit hoofdstuk aan bod gekomen. Het rapport van de Club van Rome bevat interessante conclusies, zoals dat versnelde industrialisatie, snelle groei van de wereldpopulatie, wijdverspreide ondervoeding, het opraken van niet-hernieuwbare hulpbronnen en de achteruitgang van het milieu, onderling afhankelijk zijn. Uit het bronnenonderzoek zal blijken dat de conclusies niet door de iedere onderzochte krant of door iedere politici als even betrouwbaar worden gezien.

31 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Maatschappij ,,ombuigen” is helemaal niet nodig

Titel van een artikel uit De Telegraaf naar aanleiding van het rapport van de Club van Rome 3 Reacties uit Nederlandse kranten op The Limits to Growth Geïnspireerd door de theorie van Philpott onderzoek ik in dit hoofdstuk op welke wijze Nederlandse kranten publiceerden over het rapport van de Club van Rome. Zoals al aangegeven werd het rapport in Nederland massaal verkocht. Na de officiële publicatie van het rapport vloog het over de Nederlandse toonbanken en bleef het lang in de Nederlandse top van meest verkochte boeken in staan.80 Dat het rapport enorm populair was, blijkt ook wanneer wordt gekeken naar de hoeveelheid artikelen in Nederlandse kranten over de Club van Rome. In de onderzochte periode (1971-1972) zijn bijna 950 artikelen aan de Club van Rome gewijd en begon de nieuwsstroom in augustus 1971 en nam het eind 1972 steeds verder af.81 In de volgende paragrafen wordt uitgebreid stilgestaan bij de artikelen uit de NRC, de Volkskrant en De Telegraaf om de reacties in deze Nederlandse kranten op het rapport van de Club van Rome te onderzoeken.

3.1 Reacties uit de NRC Wetenschapsredacteur Arie de Kool, van NRC Handelsblad, had de primeur te pakken. Hij had het ontwerprapport van de Club van Rome in handen weten te krijgen. Op de voorpagina ging De Kool voor het eerst in op het rapport met ‘Ramp bedreigt wereld’. Het rapport voorspelde volgens De Kool ‘een geweldige catastrofe’. De catastrofe zou binnen enkele tientallen jaren komen: ‘De enige vraag daaromtrent is of de catastrofe wordt veroorzaakt door honger, door uitputting van essentiële grondstof of door de vervuiling van de aarde’. De boodschap was duidelijk: ‘Er zijn – nu! – ingrijpende maatregelen nodig om dat onheil te voorkomen’.82 De Kool pakte vervolgens op de opiniepagina uit met de titel ‘Club van Rome wil bedreiging van de wereld aanpakken. Computer brengt catastrofe in beeld’.83 In dit artikel werden de gevaren die in het rapport stonden uitvoerig beschreven in een paginavullend artikel. De geschiedenis van de Club van Rome, welke leden bij deze club waren aangesloten en de hoofdpunten uit het rapport werden door De Kool besproken.84 Maar vanaf het eerste uur was er kritiek op het model dat was gebruikt voor het

80 Kunstredactie, ‘Herinneringen aan Godfried Bomans meest verkocht,’ 13. 81 Zie hiervoor Bijlage Tabel 1 en 2. 82 Arie de Kool, ‘Ramp bedreigt wereld,’ 31 augustus 1971. NRC Handelsblad, 1. 83 Arie de Kool, ‘Club van Rome wil bedreiging van de wereld aanpakken. Computer brengt catastrofe in beeld,’ 31 augustus 1971. NRC Handelsblad, 7. 84 De Kool, ‘Club van Rome wil bedreiging van de wereld aanpakken,’ 7.

32 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam onderzoek. Volgens De Kool werden sociale-, politieke en technologische ontwikkelingen in het rapport buiten beschouwing gelaten. Een kritische noot die vaker was te horen. Het rapport bood geen definitieve antwoorden voor hoe het wel beter zou moeten. De Kool stelde dat het duidelijk werd gemaakt dat de manier waarop de maatschappij was ingericht drastisch zou moeten veranderen.85 De NRC bood lezers vanaf het begin verschillende standpunten over het rapport van de Club van Rome aan. In een van de eerste artikelen over de Club van Rome ‘Haalt de wereld 1984’ werden bijvoorbeeld verschillende standpunten rondom de conclusies van het rapport uitgelicht. In dit artikel haalde journalist J.J. Godschalk enkele intellectuelen aan. Zo citeerde Godschalk de Britse wetenschapper J. Platt dat: ‘de Club van Rome weinig nieuws meldt’.86 Toch was Platt volgens Godschalk positief dat de mensheid de problemen zou overwinnen. Daarnaast schreef Godschalk over filosoof Robert Heilbroner. Heilbroner achtte de kans juist als gering dat de mensheid de dreigende ontwikkelingen een halt zou weten toe te roepen. Volgens Godschalk kwam Heilbroner met harde feiten, die waren aangedragen door de Amerikaanse wetenschappers Paul en Anne Ehrlich. De Ehrlich’s hadden in 1970 de problematiek al naar buiten gebracht in hun boek Population, Resources, Environments: Issues in Human Ecology.87 De Club van Rome kwam deels tot gelijke conclusies als de Amerikaanse wetenschappers, stelde de journalist van de NRC. In de NRC werd de berichtgeving daarna steeds breder getrokken. Dit kwam ook terug in de plek in de krant waar over het rapport werd geschreven. Waar in het begin veel artikelen op de opiniepagina terechtkwamen met meningen van verschillende auteurs, kwamen in de loop van de tijd steeds meer artikelen in verschillende rubrieken zoals ‘Mens en bedrijf’, ‘Binnenland’ en het ‘Zaterdags Bijvoegsel’. Hieruit blijkt dat binnen de NRC zelf op verschillende plekken aandacht is besteed aan het rapport. Dit is te verklaren. Het rapport had niet alleen betrekking op het milieu, maar ook op industrialisatie en bevolkingsgroei. De Club van Rome had met het rapport proberen aan te tonen dat de aan huidige groei op den duur een einde zou komen. Met dit sombere vooruitzicht was een andere manier van denken over groei van letterlijk levensbelang. Een van de belangrijkste pijlers van het rapport was dat een halt werd toegeroepen aan de groei van de populatie. In de NRC werd geboortebeperking als een van de oplossingen besproken. In het artikel van de redactie ‘Pil nu aan de vrouw brengen’ werd deze oplossing kritisch bekeken. Dit artikel verscheen naar aanleiding van een discussie over betere voorlichting over anticonceptie. In dit

85 De Kool, ‘Club van Rome wil bedreiging van de wereld aanpakken,’, 7. 86 J.J. Godschalk, ‘Haalt de wereld 1984,’ 11 september 1971. NRC Handelsblad, Zaterdags Bijvoegsel 1. 87 Godschalk, ‘Haalt de wereld 1984,’ Zaterdags Bijvoegsel 1.

33 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam artikel wordt het rapport van de Club van Rome aangehaald om aan te geven dat dergelijke oplossingen de problemen niet zouden oplossen. Volgens de redactie moesten de conclusies uit het rapport kritischer bekeken worden om dergelijke ingrijpende veranderingen door te voeren.88 Nadat het rapport officieel werd uitgegeven ging de NRC nog een keer diep in op het rapport van de Club van Rome. In het ‘Zaterdags Bijvoegsel’ van 18 maart besteedde de NRC op één pagina enkele artikelen over het rapport. Het artikel van De Kool was het meest in het oog springend. In het artikel staat dat het rapport voornamelijk in Nederland een succes is geweest en het voor veel opwinding heeft gezorgd.89 Maar De Kool schreef ook dat de onofficiële, maar al tamelijk ruime circulatie van het eerste ontwerp aanleiding was geweest tot vrij veel kritiek. De Club van Rome noemde de kritiek ‘serieus’ en had geprobeerd de kritiek in de definitieve versie te beantwoorden. De Kool stipte aan dat de Club zich bleef verzetten tegen het feit dat technologische ontwikkelingen de wereld zouden gaan redden.90 Ook minister Langman liet zich na de officiële publicatie nog steeds kritisch uit over het rapport in de Nederlandse kranten. In een artikel van de parlementaire redactie wordt de minister geciteerd: ‘Rapport van Rome is geen evangelie’. Volgens de minister moest het rapport eerst nog kritisch bekeken worden om er daadwerkelijk beleid op te baseren.91 Zodoende bleef de NRC een brede blik werpen op de conclusies uit het rapport van de Club van Rome. Inhoudelijk werd steeds minder aandacht besteed aan wat in het rapport stond. Veel meer werd het rapport gebruikt om bepaalde standpunten kracht bij te zetten. Een jaar na het uitlekken van het rapport schreef journalist Wouter van Dieren, later lid van de Club van Rome, in de NRC een speciaal artikel in het ‘Zaterdags Bijvoegsel’. Van Dieren schreef dat hem het gevoel bekroop dat de onrust omtrent het rapport was bedaard en zelfs in vergeetachtigheid scheen om te slaan.92 Het kabinet Biesheuvel was eigenlijk niet verder gekomen dan de uitlatingen van minister Langman, zo stelde Van Dieren vast.93

88 Redacteur, ‘,,Pil nu aan de vrouw brengen”,’ 17 maart 1972. NRC Handelsblad, 8. 89 Arie de Kool, ‘Club van Rome heeft kritiek verwerkt,’ 18 maart 1972. NRC Handelsblad, Zaterdags Bijvoegsel 4. 90 De Kool, ‘Club van Rome heeft kritiek verwerkt,’ 4. 91 Parlementaire redactie, ‘Minister Langman: Rapport van Rome is geen evangelie,’ 24 maart 1972. NRC Handelsblad, Mens en bedrijf, 10. 92 Wouter van Dieren, ‘Eén jaar Club van Rome: het vergeten is begonnen,’ 30 september 1972. NRC Handelsblad, Zaterdags Bijvoegsel, 2. 93 Van Dieren, ‘Één jaar Club van Rome: het vergeten is begonnen,’ 2.

34 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

3.2 Reacties uit de Volkskrant In de Volkskrant was de focus meer gericht op politieke consequenties van het rapport. Het eerste relevante artikel over de Club van Rome, geschreven door Lockefeer – volgens Van Vree de persoon achter de belangstelling voor onder andere dit soort nieuwe onderwerpen van de krant – was inhoudelijk van aard. De conclusies van het rapport werden nauw uiteengezet. In dit artikel werd door Lockefeer verontrustend gereageerd over de toenemende honger en armoede, sociale onrust en milieubederf.94 De crisissen werden mogelijk gemaakt door bevolkingsgroei, milieuvervuiling, uitputting van de aardse bronnen, tekortschieten van de voedselproductie en de voortgaande industrialisatie. De waarschuwingen werden zeer serieus genomen: ‘Ze kunnen voorkomen worden als de mens zijn doen en laten snel ingrijpend wijzigt. Dat kan des te beter als men weet wat er gebeuren kan als we niets doen’.95 Ook door Lockefeer werd kritisch gekeken naar de onderzoeksmethode die gebruikt werd bij de totstandkoming van het rapport. Lockefeer stelde dat de conclusies niet voor waarheid aangenomen moesten worden. De grootste verdienste van het rapport werd de imposante waarschuwing genoemd, zo valt uit het artikel van de journalist te halen:

De kaleidoscopische toekomstschets van het MIT, en ook van andere soortgelijke prognoses, zal onophoudelijk discussie veroorzaken. Dat is de functie van dit soort werk. Want er zal zeker een moment moeten komen, waarop burgers en politici gaan inzien, dat doorgaan met het verrijken van onszelf in een, wat welvaart betreft, zo scheefgetrokken wereld, op den duur fout moet lopen.96

Het bovengenoemde artikel was één van de drie artikelen die een hele pagina vulde met het nieuws over het rapport. In de Volkskrant werden verschillende meningen met de lezer gedeeld. Niet alleen schreven journalisten over het rapport. Een voorbeeld is een kort ingezonden artikel in de rubriek ‘Geachte Redactie’. In deze reactie noemde R. v.d. Heiligenberg de Club van Rome: ‘[een] eng stelletje vreemde intellectuelen dat elkaar de hand boven het hoofd houdt’.97 Dat de redactie van de Volkskrant ingezonden brieven over het onderwerp in de krant opnam, laat zien dat de krant dit onderwerp van belang achtte. In de Volkskrant werden aan het eind van het jaar 1971 veel artikelen

94 Harry Lockefeer, ‘Gaat de wereld rond 2000 aan crises ten onder,’ 25 september 1971. de Volkskrant, 15. 95 Lockefeer, ‘Gaat de wereld rond 2000 aan crises ten onder,’ 15. 96 Ibidem, 15. 97 R. v.d. Heiligenberg, ‘Club van Rome,’ 2 oktober 1971. de Volkskrant, 9.

35 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam geschreven over het rapport. In enkele artikelen werd de Club van Rome aangehaald om beleid te verantwoorden.98 Maar kritiek op het rapport werd niet uit de weg gegaan. ‘Conclusies studie Club van Rome twijfelactief’ was een artikel waarin met name de onderzoeksmethode in twijfel werd getrokken. Verbeteringen in het model waren nodig om ‘vast te stellen wat de daadwerkelijke gevaren zijn van een voortgaande groei van de bevolking alsmede van vervuiling, toenemende investeringen en uitputting van hulpbronnen’.99 Het volgende artikel over de Club van Rome in de Volkskrant verscheen op 18 december 1971. Voor dit artikel werd kamerlid Piet de Ruiter van de PvdA geïnterviewd.100 Volgens De Ruiter bewees geschiedenis dat er steeds menselijke oplossingen werden gevonden voor naderende problemen. Alleen was actie nu echt noodzakelijk. De Ruiter gaat mee in de conclusies van het rapport dat nieuwe technologische ontwikkelingen en oplossingen niet genoeg zouden zijn om de dreigende gevaren het hoofd te doen laten buigen. Het rapport van de Club van Rome zou ‘als een mooi voorbeeld kunnen dienen, maar dit moet verder worden uitgedacht’.101 Maar dat het rapport iets teweegbracht werd in het eerste artikel van 1972 duidelijk gemaakt door journalist Ton Jacobs. In dit korte artikel werd de Club van Rome een ‘onheilsprofeet’ genoemd. Maar de ‘onheilsprofeet’ zorgde ervoor dat iedereen het over het milieu had.102 Dat de berichtgeving, over dit thema, in de Volkskrant een politieke lading had, kwam naar voren in een interview met professor Frits Böttcher, destijds het enige Nederlandse lid van de Club van Rome. De problematieken die door de Club van Rome werden aangekaart konden niet worden opgelost met het huidige verouderde overheidsapparaat. Dit was te veel naar binnen gericht en internationale samenwerking was noodzakelijk om de milieuvervuiling tegen te gaan, stelde 103 Böttcher. ‘Moedige visie’ was een ander artikel waarin de politieke lading nadrukkelijk naar voren kwam. In dit artikel werd gesproken over de Progressieve Drie.104 De drie politieke partijen hadden een commissie ingesteld onder leiding van . Het rapport van de Club van Rome nam een belangrijke positie in binnen het samenwerkingsverband. Interessant is dat in dit artikel wordt gesproken dat niemand de waarschuwingen van de Club van Rome nog had kunnen

98 Speciale verslaggever, ‘Waarschuwing werkgevers: Prijzen afhankelijk van loonstijgingen,’ 6 oktober 1971. de Volkskrant, 3. 99 Correspondent, ‘,,Conclusies studie Club van Rome twijfelachtig’’,’ 11 december 1971. de Volkskrant, 5. 100 Harry Lockefeer, ‘De Ruiter over groei en milieu: “Je moet durven ingrijpen”,’ 18 december 1971. de Volkskrant, 9. 101 Lockefeer, ‘De Ruiter over groei en milieu: “Je moet durven ingrijpen”,’ 9. 102 Ton Jacobs, ‘Tranen bij zorg om het leefmilieu,’ 11 januari 1972. de Volkskrant, 7. 103 ANP, ‘Prof. Böttcher: Overheidsapparaat machteloos tegen milieuvervuiling,’ 20 januari 1972. de Volkskrant, 7. 104 Ten geleide, ‘Moedige visie,’ 7 maart 1972. de Volkskrant, 3.

36 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam of durven weerspreken.105 Maar toch waren er niet altijd maar positieve geluiden over het rapport in de Volkskrant. Een interview met de Amerikaanse bioloog Barry Commoner door journalist Hans Friedman ging op een totaal andere benadering van de toenemende vervuiling in. Niet bevolkings- en economische groei maar nieuwe technologische ontwikkelingen na de Tweede Wereldoorlog waren debet aan de milieucrisis. Uit het artikel blijkt, dat het in ieder geval duidelijk was dat moest worden ingegrepen.106 De Volkskrant besteedde rondom de officiële publicatie van het rapport verschillende artikelen aan de Club van Rome. Opnieuw werd nadrukkelijk de koppeling tussen de milieuproblematiek en de nieuwe taken voor politici naar voren gebracht. In de rubriek ‘Ten geleide’ werd een uitdaging gezien voor politici. Voor hun was de taak weggelegd om verandering teweeg te brengen. Dat zou nog een hele kluif worden voor politici. Aangezien de Club van Rome geen ideeën aandroeg om een ombuiging te realiseren. Daarnaast werd een veel eerder gehoorde kanttekening bij het rapport geplaatst. Zo waren sociale factoren niet meegenomen in het rapport van de Club van Rome. Mocht daadwerkelijk een mentaliteitsverandering plaatsvinden dan waren de uitkomsten daarvan niet meegenomen.107 In dezelfde krant van die dag werd nog een artikel gewijd aan de officiële publicatie. ‘Onderzoek model nog te simpel. Club van Rome bezorgd maar niet wanhopig’ was de titel van dit artikel. Het model waar het onderzoek mee werd uitgevoerd was nog te simpel. Echter, een meer verfijnd model zou niet zorgen voor minder alarmerendere resultaten. Namelijk ‘in elk geval zal een bewuste bevolkingspolitiek moeten worden gevoerd, gecombineerd met bescherming van het milieu en matiging van de groei in sommige sectoren van de industriële productie’, is uit het artikel te halen.108 Ook in de Volkskrant werd stilgestaan bij de uitspraak van minister Langman. Hij noemde het rapport van de Club van Rome: ‘noch bla-bla nog een evangelie’.109 Net zoals in de NRC werd in de Volkskrant inhoudelijk steeds minder aandacht besteed aan de inhoud van het rapport. In het tweede gedeelte van 1972 bleef de politieke lading van het rapport centraal staan. Een illustratie is het artikel ‘Milieucrisis brengt politici uit balans’ van journalist Jan Joost Linder. De milieukwestie had door de het rapport van de Club van Rome een schokkende

105 Ten geleide, ‘Moedige visie,’ 3. 106 Hans Friedman, ‘Technologie bron van milieucrisis,’ de Volkskrant, 10. 107 Ten Geleide, ‘Kluif voor politici,’ 21 maart 1972. de Volkskrant, 3. 108 Verslaggever, ‘Onderzoek model nog te simpel. Club van Rome bezorgd maar niet wanhopig,’ 21 maart 1972. de Volkskrant, 6. 109 Correspondent, ‘Economisch herstel buurlanden. Kabinet: Opleving export mogelijk,’ 24 maart 1972. de Volkskrant, 1.

37 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam politieke dimensie gekregen, zo stelde Linder vast.110 In het artikel ‘PvdA, PPR, D’66: Milieurapport landelijk in discussie’ kwam dit beeld ook terug. Het rapport van de Club van Rome was een van de belangrijkste uitgangspunten voor het rapport van de Progressieve Drie.111

3.3 Reacties uit De Telegraaf In de eerste twee artikelen ‘Uit de Gooise lucht gegrepen’112 en ‘Ernstige waarschuwingen van ,,Club van Rome” op expositie in Rotterdam. Nederland op bres voor toekomst van de mens’113 werden de conclusies uit het rapport van de Club van Rome in De Telegraaf serieus genomen. Het derde artikel was een stuk minder positief over het rapport van de Club van Rome. De kop van het artikel luidde: ‘Maatschappij ,,ombuigen” is helemaal niet nodig’. In dit artikel werd de Club van Rome door journalist André de Kromme omschreven als: ‘meest curieuze club ter wereld’. Volgens de journalist was er na het eerste halfjaar van het uitlekken van het rapport eigenlijk geen aandacht meer voor het rapport, op slechts een paar interviews en tv-opnamen na. De mensheid was namelijk weer overgegaan op de orde van de dag. Typerend aan dit artikel is dat de Club van Rome volgens ‘de meesten’ wordt neergezet als een ‘stel paniekzaaiers’.114 In dit artikel is een interview gehouden met Böttcher. De Kromme stelde dat de Club van Rome bepaald niet zo pessimistisch bleek als uit de eerste publicaties naar voren kwam. Volgens Böttcher moest de Club van Rome ook helemaal niet worden neergezet als een stel pessimisten:

We zijn geen van allen zure pessimisten, want dan waren we zelfs niet meer aan een onderzoek begonnen. Wel realisten. En als realist moet je gewoon erkennen dat de oceanen tientallen jaren geleden nog tamelijk schoon waren en nu steeds meer vervuilen. […] Politieke leiders willen daar soms omheen praten, als ze menen dat andere ,,belangen’’ zwaarder wegen, terwijl nu eindelijk topmensen uit de grote industrie die dingen reëel beginnen te zien.115

110 Jan Joost Linder, ‘Milieucrisis brengt politici uit balans,’ 2 juni 1972. de Volkskrant, 25. 111 Verslaggever, ‘PvdA, PPR, D’66: Milieurapport landelijk in discussie,’ 15 augustus 1972. de Volkskrant, 3. 112 Van Vonderen, ‘Uit de Gooise lucht gegrepen,’ 1 september 1971. De Telegraaf, 2. 113 André de Kromme, ‘Ernstige waarschuwingen van ,,Club van Rome” op expositie in Rotterdam. Nederland op bres voor toekomst van de mens,’ 8 december 1971. De Telegraaf, 5. 114 De Kromme, ‘“Maatschappij ,,ombuigen’’ is helemaal niet nodig!,’ 5. 114 Ibidem, 5. 115 Ibidem, 5.

38 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

In de loop van de tijd werden er niet veel positieve artikelen over het rapport geschreven. Koppen van artikelen met een negatieve houding ten opzichte van de Club van Rome zoals ‘Geen paniekpolitiek’, ‘Langman na onthutsend milieu-rapport: Economische groei blijft nummer één’, ‘Lid van de Club van Rome dr. Knoppers waarschuwt voor rapport: Halfbakken conclusies kunnen groot onheil veroorzaken’ en ‘Welvaart als middel’ waren in grotere getalen aanwezig, dan positieve artikelen zoals ‘Rapport van de Club van Rome ,,verslonden’’’ in De Telegraaf. Net zoals in de NRC en de Volkskrant werd een artikel besteed aan de verkoopresultaten van het rapport na de officiële publicatie. 116 In De Telegraaf werden de waarschuwingen uit het rapport meer serieus genomen na de officiële publicatie. In het artikel van journalist Kees Roos ‘Nederlandse vertaling van rapport van de Club van Rome verschenen: Uitdaging voor politiek’ gaat het van positief naar negatief en vice versa.117 Want de publicatie van de Club van Rome dreigde de mensheid naar een toestand toe te trekken waarin een totale chaos de boventoon voerde. Daarnaast is de methode van onderzoek nog steeds onderwerp van kritiek. In dit artikel wordt net zoals in een eerder artikel in de Volkskrant door professor Böttcher gehamerd op de modernisering van het overheidsapparaat. Volgens het enige Nederlandse lid van de Club van Rome was het de bedoeling dat ze discussie op gang wilde brengen. Volgens Roos waren ze hier al voor de verschijning van het rapport in geslaagd.118 De uitspraken van minister Langman komen ook in De Telegraaf terug. In De Telegraaf komt dit terug in het artikel van de parlementaire redactie ‘Langman na onthutsend rapport: Economische groei blijft nummer één’.119 In De Telegraaf werd ook aandacht geschonken aan de internationale conferentie in Stockholm. In het artikel ‘Arme landen vrezen strijd tegen vervuiling milieu’ werd destijds secretaris-generaal van de milieuconferentie, Maurice F. Strong, door journalist John Wessel geïnterviewd en Strong stelde dat hij de conclusies van het rapport niet deelde. Het rapport was nuttig, maar kon nog niet worden gebruikt om beleid om te baseren.120 In een ander artikel uit De Telegraaf daterend uit juni 1972 werd weer een andere criticaster aan het woord gelaten. De Engelse professor Zuckerman, die aanwezig was bij de internationale conferentie in Stockholm, viel de Club van Rome aan. In het onderzoek werd namelijk geen

116 ANP, ‘“Rapport van de Club van Rome ,,verslonden’’,’ 30 maart 1972. De Telegraaf, 3. 117 Kees Roos, ‘Nederlandse vertaling van rapport van Club van Rome verschenen: Uitdaging voor politiek,’ 21 maart 1972. De Telegraaf, 5. 118 Roos, ‘Nederlandse vertaling van rapport van Club van Rome verschenen: Uitdaging voor politiek,’ 5. 119 Parlementaire redactie, ‘‘Langman na onthutsend rapport: ,,Economische groei blijft nummer één”,’ 1. 120 John Wessel, ‘Arme landen vrezen strijd tegen vervuiling milieu,’ 21 april 1972. De Telegraaf, 9.

39 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam rekening gehouden met de groei van de kennis die bijvoorbeeld gebruikt kon worden om het milieu gunstig te beïnvloeden.121 In het vervolg van het jaar 1972 werd er in De Telegraaf weinig aandacht besteed aan het rapport van de Club van Rome.122 In een van de laatste artikelen, daterend van 14 oktober 1972, schreef H. Van Praag in de rubriek ‘Spiegel van onze tijd’ dat vooraanstaande onderzoekers in The New York Times het rapport volledig hadden weerlegd.123 In het artikel wordt buiten beschouwing gelaten hoe de onderzoekers dit hadden gedaan.

In dit hoofdstuk zijn reacties op het rapport van de Club van Rome uit drie Nederlandse kranten onderzocht. Het gebruik van Philpott’s theorie heeft tot enkele interessante inzichten geleid. Uit de onderzochte bronnen blijkt dat het rapport van de Club van Rome een belangrijk onderwerp van gesprek is geweest in het begin van de jaren zeventig in Nederlandse kranten. Door de NRC is in vergelijkend perspectief met de Volkskrant en De Telegraaf veel over het rapport geschreven. De NRC en de Volkskrant schreven zowel op een positieve als een negatieve manier over het rapport. De Telegraaf publiceerde in vergelijkend perspectief negatiever over het rapport. De reacties laten zien dat in de drie onderzochte kranten op een kritische manier naar het rapport is gekeken. Het rapport werd niet zomaar voor waarheid aangenomen. Dit kwam omdat nog verder onderzoek nodig was en de methode van onderzoek nog niet verfijnd genoeg. Maar de waarschuwing dat voornamelijk de economische groei een slechte invloed had op het milieu was wel duidelijk. In het rapport zelf wordt ook nadrukkelijk stilgestaan bij de bevolkingsgroei. In de onderzochte Nederlandse kranten wordt hier minder aandacht aan besteed. In het volgende hoofdstukken zal uitgebreid stil worden gestaan bij de reacties in de politiek.

121 Verslaggever, ‘Ook Rijn-problematiek in geding. China wil vervuilers laten betalen,’ 14 juni 1972. De Telegraaf, 9. 122 In Delpher zijn er van begin juli tot het eind van 1972 11 hits in De Telegraaf. 123 H. van Praag, ‘Gesprek met DS'70 Terug naar de utopie,’ 14 oktober 1972. De Telegraaf, 17.

40 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Ik heb er geen behoefte aan het woord socialisatie hier vanmiddag telkens te herhalen, maar het is wel wezenlijk opgesloten in de conclusies van de stukken van de Club van Rome

Joop den Uyl over de conclusies van het rapport van de Club van Rome 4 The Limits to Growth in politieke debatten (1971-1972) In de historiografie wordt aangegeven dat het rapport van de Club van Rome een belangrijke rol heeft gespeeld in het politieke debat in het begin van de jaren zeventig. Hoe het debat tot stand is gekomen en waarover is gedebatteerd, is echter niet terug te vinden. In dit hoofdstuk onderzoek ik, geïnspireerd door de theorie van Philpott, waarom het rapport van de Club van Rome werd gebruikt in het politieke debat en hoe het debat verliep. Uit het bronnenonderzoek blijk dat aan het eind van 1971 en in maart 1972 het intensiefst over het rapport is gedebatteerd.124 Dit is te verklaren door twee gebeurtenissen. Ten eerste lekte het rapport eind 1971 uit. Ten tweede werd het rapport officieel gepubliceerd in maart 1972. In het eerste gedeelte van dit hoofdstuk wordt bij de debatten rondom het uitlekken van het rapport stilgestaan. Het tweede gedeelte van dit hoofdstuk richt zich op de periode ten tijde van de officiële publicatie.

4.1 De oppositie valt aan Tijdens de Algemene Beschouwingen over de rijksbegroting van het jaar 1972, gehouden in oktober en november 1971, werd het rapport van de Club van Rome voor het eerst genoemd in het politieke debat. Het rapport was destijds net uitgelekt. Het milieu werd in een brief van minister- president Biesheuvel voorafgaand aan de Algemene Beschouwingen als volgt gedefinieerd: ‘Milieuhygiëne omvat, […], de zorg voor de conditie van lucht, water en bodem en voor het voorkomen van geluidshinder e.d. voor zover van belang voor de volksgezondheid’.125 Uit de brief van de minister-president blijkt dat er geen verband wordt gelegd tussen de achteruitgang van het milieu door de nadelige effecten van economische- of bevolkingsgroei. De oppositie speelde wel op deze leegte in. Enkele tegenstanders van het zittende kabinet- Biesheuvel lieten hun licht schijnen over de politieke koers die gevaren zou moeten worden.126 Dat het rapport een belangrijke pijler was in het beleid van de Progressieve Drie, bleek al uit het onderzoek naar de Nederlandse kranten. Dit kreeg nog nadrukkelijker vorm tijdens de Algemene Beschouwingen. Tijdens dit debat leverden, namens de Progressieve Drie, Den Uyl, Hans Van

124 Zie hiervoor Bijlage Tabel 3. 125 HTK 1971-1972, 11539. 126 HTK 1971-1972, 192.

41 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Mierlo, Bas de Gaay Fortman (PPR), (PvdA) en Aar de Goede (D’66), een alternatief regeringsprogramma in. Het milieu kreeg een belangrijke positie binnen het alternatieve programma. Hoe dat tot dan toe was vormgegeven was volgens deze politici niet genoeg. Zij wilden een betere aanpak van de knelpunten in de Nederlandse samenleving. Milieubescherming was volgens de Progressieve Drie een van deze knelpunten.127 Hoe dit gerealiseerd moest worden brachten zij tijdens de Algemene Beschouwingen ter sprake. Den Uyl was de eerste politicus die tijdens de Algemene Beschouwingen aan de Club van Rome refereerde. Het probleem met smog in Rijnmond en de inflatie waren illustratief voor het beleid van het zittende kabinet. Het beleid liep volgens Den Uyl achter bij het tempo van maatschappelijke veranderingen.128 Met deze anekdote maakte Den Uyl plaats voor het aangekondigde rapport van de Club van Rome. Rijnmond en de inflatie waren voor Den Uyl voorbeelden voor het meest fundamentele probleem, namelijk de bestuurbaarheid van de Nederlandse samenleving. De problematiek met betrekking tot het behoud van mens en omgeving werd met het rapport van de Club van Rome scherp voor ogen gesteld. Volgens Den Uyl stak de Club van Rome in oktober 1971 zelfs het gezag van de Paus naar de kroon:

De Club van Rome heeft voor de eerste maal, zij op een primitieve manier, geprobeerd kwantitatief, dat wil zeggen in aantallen uitgedrukt, aan te geven, waar wij binnen een aantal jaren terecht komen, als wij met de bevolkingsgroei, economische groei en milieuvervuiling doorgaan op de manier, waarop wij thans bezig zijn.129

Den Uyl interpreteerde de conclusies van het rapport als volgt: ‘alleen een fundamentele verandering van ons kapitalistische stelsel, een radicale breuk met het winststreven als leidend motief voor de ondernemingswijze produktie, kan de weg vrij maken voor overleving’.130 Dit bracht Den Uyl bij de manier waarop zijn partij de problematiek zou aanpakken: ‘Ik heb er geen behoefte aan het woord socialisatie hier vanmiddag telkens te herhalen, maar het is wel wezenlijk opgesloten in de conclusies van de stukken van de Club van Rome’.131 Dit kwam terug in het

127 HTK 1971-1972, 197. 128 Ibidem, 192. 129 Ibidem, 192. 130 Ibidem, 193. 131 Ibidem, 193.

42 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam alternatieve regeringsprogramma van de Progressieve Drie. Problematieken zoals milieubescherming diende door middel van meer overheidsbestedingen opgelost te worden.132 Den Uyl vroeg zich tijdens de Algemene Beschouwingen af vanuit welk perspectief het kabinet- Biesheuvel deze problemen benaderde. Was het kabinet doordrongen van het feit dat de mensheid voor de noodzaak van een vergemeenschappelijking van beslissingen stonden? Uit het debat blijkt dat Den Uyl zelf antwoord geeft op deze vraag. Hij ziet namelijk het tegendeel: ‘Ik kan het regeringsbeleid en de opstelling van het kabinet niet anders zien dan als een soms wanhopig pogen om met een beetje blazen een roodlopende machine te koelen’.133 Van Mierlo deelde de mening van Den Uyl. Hij zei dat de Nederlandse samenleving aan den lijve schoksgewijs bewust was gemaakt dat er iets fundamenteel mis was met de welvaart. Van Mierlo gebruikte ook de situatie in Rijnmond ter illustratie: ‘Waar we niet eens in staat zijn om vast te stellen of de smog nu van de industrie of van het verkeer of van beide komt en waar uit alles blijkt dat het hele overheidsapparaat […] onvoorbereid is en onmachtig om de situatie op te vangen’.134 Hij wees de kamer op het feit dat wetten op lucht- en waterverontreiniging waren aangenomen waarvan toen al werd gezegd dat ze ontoereikend zouden zijn. Andere maatregelen moesten worden getroffen om de ernstige crisis uit de gehele geschiedenis te weestaan. Volgens Van Mierlo hield de crisis in dat de mensheid op een niet al te lange termijn een beetje redelijk zou voortleven of in vergaande verpaupering of helemaal niet. Uit de verdere uitspraken van de politicus kan worden geconcludeerd dat de economische groei afgeremd diende te worden en dat technologische ontwikkeling niet het antwoord op alles was.135 Ook door Hans Wiebenga van de Pacifistisch Socialistische Partij (hierna: PSP) werd gevraagd of het kabinet een standpunt innam betreffende de vertraging van de economische groei. Had het kabinet bij het vaststellen van dit beleidsuitgangspunt de onderzoekingen van de Club van Rome betrokken? Wiebenga stelde dat het kabinet alleen bezig was met de economische groei. Uit zijn rede blijkt dat hij de resultaten van de Club van Rome erg serieus neemt: ‘Men kan zich van de resultaten van dit soort onderzoekingen [het rapport van de Club van Rome] niet afmaken met gepraat over ,,onheilsprofeten’’’.136 De maatregel die volgens de PSP’er getroffen moest worden was duidelijk, een herwaardering van het nationaal economische perspectief.

132 HTK 1971-1972, 281-287. 133 Ibidem, 192-194. 134 Ibidem, 200. 135 Ibidem, 201. 136 Ibidem, 243.

43 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Wat blijkt uit de Algemene Beschouwingen, is dat veel politici die over het onderwerp spreken, het belang van de bescherming van het milieu inzien. Niet alleen de oppositiepartijen waren van mening dat het milieu van belang was, ook de regeringspartijen waren het hierover eens. Vele politici vinden het milieu een belangrijk onderwerp in het begin van de jaren zeventig. Alleen de manier waarop moest worden ingegrepen was waar de meningen over verdeeld waren. Tekenend was de reactie van van de VVD: ‘Uit de groei van de welvaart zullen namelijk de collectieve uitgaven voor onderwijs, voor milieubeheer, […] moeten worden bekostigd’.137 Welvaart in een vervuild milieu was voor de VVD ondenkbaar. Liberale waarden, zoals de vrijheid van de mens, kwamen door een onleefbaar land in het gedrang. Namens de regeringspartij KVP reageerde . Hij stelde dat economische groei van wezenlijk belang was ‘om onze verantwoordelijkheid voor anderen en onszelf waar te maken’. Maar de economische groei moest schone groei betekenen. Volgens Andriessen moest de regering hier een keuze maken.138 Deze gedachte zal in latere debatten een steeds belangrijke plek innemen. Milieuverontreiniging diende een centrale plaats in het overheidsbeleid krijgen, maar net zo zeer in de samenleving. Minister-president Biesheuvel vond dat tijdens de Algemene Beschouwingen indringend werd gesproken over de grote gevaren die de wereld bedreigden en waarvan de mens in versneld tempo bewust van was gemaakt. De grootste bedreigingen waren milieubederf en uitputting van natuurlijke hulpbronnen. De minister-president reageerde op de stellinginname van Den Uyl en Van Mierlo ‘dat het stellen van een algemene diagnose veel gemakkelijker is dan het noodzakelijke vervolg: het vaststellen van een doeltreffende therapie’.139 Volgens de minister-president moest de volkerengemeenschap als geheel zich zo spoedig mogelijk als een eenheid herstellen. Uit de rede van de minister-president blijkt dat hij vindt dat Van Mierlo en Den Uyl te veel gewicht toedichten aan wat Nederland in het geheel kan doen. Het probleem was namelijk te groot. Beleid op wereldschaal zou pas toereikend zijn om de milieuproblematiek op te lossen. De waarschuwingen die werden gegeven, vatte hij daarom niet op als kritiek op het beleid van het kabinet-Biesheuvel. De minister-president maakte een tweede kanttekening bij het betoog van Van Mierlo: ‘Ik geloof dat wij de menselijke vindingrijkheid vaak plegen te onderschatten’. Daarnaast vond de minister- president dat het economische beleid voldoende was afgestemd op het milieu. Biesheuvel stond pal achter de minister van Economische Zaken: ‘mijn ambtgenoot […] juist aan inpassing van de

137 HTK 1971-1972, 210. 138 Ibidem, 203. 139 Ibidem, 290-291.

44 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam milieuverbetering in het sociaal-economisch beleid volledig aandacht hebben besteed’. Voor dit werk kreeg de minister volgens Biesheuvel terechte complimenten.140 De twee bekritiseerde politici waren het niet eens met de verdediging van de minister-president. Volgens Van Mierlo was dit een ‘typerende opmerking, die stamt uit het tijdperk van de industriële ontwikkeling met zijn bloei en zijn sprookjes en zijn grote geloof in het technisch kunnen van de mens, dat praktisch onbeperkt leek’.141 Den Uyl was het ook niet eens met de kritiek van de minister-president. Hij reageerde op de kritiek van de minister-president door te stellen dat: ‘wanneer wij datgene, wat internationaal moet gebeuren, proberen te vertalen in termen van hetgeen hier en nu nationaal kan gebeuren’.142 Interessant is dat tijdens de Algemene Beschouwingen de oppositie en de regeringspartijen lijnrecht tegenover elkaar stonden. Door politici van oppositiepartijen werd het rapport van de Club van Rome meerdere keren aangedragen om de achteruitgang van het milieu aan te kaarten en om kritiek op het regeringsbeleid te geven. De belangrijkste maatregel die getroffen diende te worden was het heroverwegen van economische groei. De regeringspartijen waren minder enthousiast over deze maatregel. Volgens onder andere de minister-president deed het kabinet zijn uiterste best om de achteruitgang van het milieu tegen te gaan. Deze discussie kwam in enkele volgende politieke debatten nadrukkelijk naar voren.

4.2 Vaststelling Volksgezondheid en Milieuhygiëne In november en december 1971 werd gedebatteerd over de Vastelling van de rijksbegroting van het departement Volksgezondheid en Milieuhygiëne. Tijdens dit debat werd intensief gedebatteerd over het rapport van de Club van Rome. Uit het onderzoek naar het debat blijkt dat de minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne Louis Stuyt (KVP) weinig aandacht voor het rapport heeft. Tijdens zijn beraadslaging gaf hij meermaals aan dat de resultaten uit het rapport nog niet officieel waren. Interessant genoeg, waren enkele vergelijkbare gedachten uit het rapport terug te vinden in de beleidsdoelstellingen van het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne die de minister uiteenzette. Ten eerste noemde hij dat de mens het incasseringsvermogen van de natuur onderschatte. Het leefpatroon van de mens kon niet op dezelfde voet verdergaan. Ten tweede moesten ontwikkelingen op medisch, sociaal, economisch en natuurwetenschappelijk gebied in

140 HTK 1971-1972, 290-292. 141 Ibidem, 322. 142 Ibidem, 321.

45 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam onderling verband worden gezien. Als laatste moesten deze ontwikkelingen in een lange termijn perspectief worden geplaatst, zoals de Club van Rome had laten zien, stelde Stuyt.143 Jan Lamberts (PvdA) vroeg zich tijdens het debat af of de minister doordrongen was van het feit dat de komende tientallen jaren cruciaal waren voor de mensheid. Lamberts gebruikte het rapport van de Club van Rome om de urgentie van milieuproblematiek aan te kaarten. Hij stelde dat de minister een grote rol kon spelen in het bepalen welke kant de Nederlandse maatschappij opging.144 Uit het verdere verloop van het debat blijkt dat de minister, in een reactie op Lamberts, de conclusies van het rapport niet betrouwbaar genoeg vindt:

Ik wil meedelen dat de gegevens uit dit rapport nog informeel zijn. Het zal hem [Lamberts] bekend zijn dat dit rapport niet voor publikatie vrijgegeven had moeten worden […] ik wil hierbij opmerken dat het echte rapport van de Club van Rome nog moet komen. Dit zal, naar ik heb gehoord, wat genuanceerder op deze punten zijn, omdat men het ziet in de samenhang van alle vijf problemen die daarbij aan de orde zijn gesteld.145

Interessant is dat veel politici die tijdens dit debat aan het woord komen het rapport van de Club van Rome noemen. De meningen over de conclusies zijn echter verdeeld. Zo stond Els Veder-Smit (VVD) sceptisch tegenover de uitkomsten van het rapport. Volgens haar was het model te simplistisch en vroeg zij zich af of de resultaten betrouwbaar genoeg waren om op af te gaan. Dit betekende niet, dat niet alle krachten gebruikt moesten worden om de achteruitgang van het milieu tegen te gaan. Echter, de grootste verantwoordelijkheid lag bij de consument. Volgens de VVD’er werd de industrie ten onrechte gezien als het grootste probleem. Dit was haar een doorn in het oog. ‘De industrie had immers de welvaart gebracht waarvan wij nu profiteren’, gaf Veder-Smit aan.146 Joop Wolff van de Communistische Partij Nederland (hierna: CPN) stond ook sceptisch tegenover het rapport, zij het door een andere motivatie. Hij noemde het argwanend dat directeuren van Fiat en Shell de bevolkingsgroei als een van de belangrijkste problemen aankaarten. Het rapport toonde

143 HTK 1971-1972, 1270-1272. 144 Ibidem, 1289. 145 Ibidem, 1291. 146 Ibidem, 1297.

46 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam volgens hem geen enige vorm van zelfkritiek, want deze concerns waren mede de veroorzakers van de aanslagen op het milieu.147 Interessant is dat enkele politici uit de regeringspartijen de conclusies betrouwbaarder vinden. Uit het onderzoek naar dit debat blijkt dat onder andere Dolf Hutschemaekers (KVP) particuliere initiatieven die wereldwijd samenwerkten prijst. Hij noemde de Club van Rome als voorbeeld, die vraagstukken aan de orde hadden gesteld die de volle aandacht van de politiek verdienden. Hannie van Leeuwen (ARP) noemde 1971 een gedenkwaardig jaar voor het leefmilieu. De Club van Rome speelde een belangrijke rol in het milieubewustzijn. Het rapport bezorgde velen een nieuwe schok, de conclusies logen er werkelijk niet om, stelde Van Leeuwen.148 Vanuit de oppositie stond (D’66) uitgebreid stil bij de conclusies van het rapport van de Club van Rome. Hij vond dat de conclusies door vele collega-politici werden gerelativeerd. Hij concludeerde uit het rapport dat de grondstoffen zouden opraken, dat de mens zuiniger moest worden, dat de verspillingseconomie teruggedrongen moest worden en dat de overheid veel meer kon doen om kringloopprocessen te bevorderen.

4.3 Vaststelling Economische Zaken In december 1971 werd de Vaststelling van rijksbegroting van het departement Economische Zaken behandeld. De Ruiter (PvdA), die eerder al in de Volkskrant werd geïnterviewd, was tijdens dit debat kritisch over de groeifilosofie en het beleid van minister Langman. Het rapport van de Club van Rome had een belangrijke invloed op de aandacht voor het milieu. De belangrijkste verdienste van de Club van Rome was volgens De Ruiter: ‘dat zij redelijk hard heeft gemaakt, wat vele mensen al jaren intuïtief zagen aankomen’.149 De Ruiter had speciaal voor de minister nog een gedicht gemaakt waarin de Club van Rome werd genoemd:

Een Minister in Holland, ene Langman. Dát was er een; hij was nergens bang van. De Club van Rome kon hem niet deren. De inflatie durfde hij te trotseren. Of zou het zijn, dat hij ’t niet allemaal an kan?150

147 HTK 1971-1972, 1304. 148 Ibidem, 1300-1306. 149 HTK 1971-1972, 1567. 150 Ibidem, 1568.

47 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Dit citaat laat duidelijk zien dat de PvdA’er een kritische noot plaatst bij het beleid van de minister. Met deze uitspraak zegt hij impliciet dat het rapport van de Club van Rome een belangrijk onderdeel zou moeten zijn van het regeringsbeleid. Maar dit is volgens hem dus niet het geval. Het rapport wordt op deze manier gebruikt om kritiek te leveren op het regeringsbeleid van het kabinet- Biesheuvel. Na het gedicht van De Ruiter werd tijdens dit debat niet direct over de Club van Rome gesproken. Door veel politici werd wel gesproken over het verband tussen de groei van de economie en milieuproblematiek. Wederom is te zien dat oppositie- en regeringspartijen tegenover elkaar staan. Ad Schouten (ARP) opende namelijk de aanval op De Ruiter door te stellen dat ,,Stop de Groei’’ geen aanduiding was voor een constructief beleid. De richting van de economische groei moest daarentegen wel veranderd worden. Schouten noemde twee ontwikkelingen die volgens hem noodzakelijk waren om actief voor het milieu te zorgen. Ten eerste noemde hij technische ontwikkelingen als oplossing om tot een schonere industrie te komen. Ten tweede kaartte hij het consumptiepatroon aan. De consument diende zich aan te passen aan de consequenties van strenge milieuvoorwaarden die vastlagen in wet- en regelgeving.151 Terlouw (D’66), die tijdens het debat over de Vastelling van Volksgezondheid en Milieuhygiëne ook al aan het woord was gekomen, bracht de economische groei op een andere manier ter discussie. Hij noemde hiervoor twee redenen. Ten eerste zouden de grondstoffen uitgeput raken. Ten tweede dreigde verwoesting van het milieu. Hij raakte de kern van het probleem door te stellen dat de mens niet meer produceerde om aan behoeften te voldoen maar om maar te kunnen blijven produceren. Dit was een fundamenteel probleem van de manier hoe over economische groei werd gedacht door producenten, consumenten en politici. Het geloof van verschillende vertegenwoordigers van de regeringsfracties in de groei van de economie was ontmoedigend volgens Terlouw.152 Uit het verdere verloop van het debat blijkt dat Wiebenga en De Gaay Fortman (PPR) zich aansluiten bij de redes van De Ruiter en Terlouw.153 Dit is te verklaren doordat deze partijen samen de Progressieve Drie vormden. Een andere illustratie voor het verband tussen economische groei en milieu vanuit het regeringsperspectief was de stellinginname van (VVD). Hij zei het volgende: ‘Bij de waardering van de economische groei moeten wij een nieuw element betrekken: de

151 HTK 1971-1972, 1585-1586. 152 Ibidem, 1568-1569. 153 Ibidem, 1590-1604.

48 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam milieufactor’.154 Alleen het bedrijfsleven moest actief betrokken worden bij het oplossen van milieuproblematiek. Hij was het niet eens met de stellinginname van de Progressieve Drie dat door middel van meer overheidsingrijpen de achteruitgang van het milieu moest worden opgelost. Sierk Keuning (DS’70) was eenzelfde mening toebedeeld als Van Aardenne en Schouten. Interessant is dat Keuning aangaf dat de economische groei niet afgezwakt moest worden maar dat een verantwoorde groei nodig was.155 Een interessante conclusie die wederom getrokken kan worden uit dit debat, is dat politici van de regeringspartijen en de Progressieve Drie lijnrecht tegenover elkaar stonden. Het milieu en de gedachten uit het rapport van de Club van Rome werden door politici uit de oppositie gebruikt om kritiek te geven op de beleidsplannen van het kabinet-Biesheuvel. Het was duidelijk dat beide kampen een ander perspectief hadden hoe economische groei gerealiseerd moet worden. Voor het ene kamp was de afremming van de economische groei een noodzakelijk punt, terwijl voor het andere kamp economische groei noodzakelijk bleef. Hieruit is te concluderen dat het milieu in ieder geval een enorm belangrijk onderwerp is in deze periode. Uit de volgende paragraaf zal blijken dat in de loop van 1972 steeds duidelijker wordt dat het debat zich gaat toespitsen op de manier waarop economische groei gerealiseerd moest worden.

4.4 Van geen groei naar verantwoorde groei In vergelijkend perspectief werd in 1972 niet meer zo intensief over het rapport van de Club van Rome gedebatteerd als aan het eind van 1971. Toch kwam het rapport in enkele debatten, rondom de officiële publicatie, nog nadrukkelijk naar voren. Tijdens de Vaste Commissie van Economische Zaken, gehouden in maart 1972, sprak minister Langman uitvoerig over het net gepubliceerde rapport. Ten eerste noemde Langman dat de uitkomsten van het rapport van de Club van Rome buitengewoon de moeite waard waren. Maar, de uitkomsten waren nog niet verfijnd genoeg om met het rapport aan de slag te gaan. Uit de rede van Langman is te concluderen dat na de publicatie van het rapport veel onderzoeken zijn gedaan naar de uitkomst van het rapport. Interessant genoeg stelde Langman dat Nederland in deze zin een gidsland was. In andere landen was de belangstelling voor het rapport niet zo groot.156 Tijdens dit debat komt ook de vaak aangehaalde uitspraak in de onderzochte kranten van Langman aan bod:

154 HTK 1971-1972, 1573. 155 Ibidem, 1578. 156 HTK 1971-1972, O7-O8.

49 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Ik denk dat van degenen, die het rapport van de Club van Rome hebben gelezen, niemand het weggelegd heeft met een geval van: Het is allemaal bla-bla. Misschien ben ik in die zin nog teveel wetenschapsbeoefenaar, dat ik toen het weglegde niet dacht: Dat is nu het evangelie.157

De minister stelde dat ‘verder onderzoek noodzakelijk was om de conclusies serieus te kunnen nemen’. Daarnaast hamerde Langman dat de rest van de wereld niet klaar was om de gedachten uit het rapport te volgen. De Nederlandse mogelijkheden waren volgens hem beperkt. Maar dit zou niet moeten betekenen dat geen inspanningen gedaan konden worden. Hij drukte de aanwezige politici op het hart dat zij niet moesten meegaan met de gedachte dat het goed was dat aan economische groei een einde kwam. Maar hij stelde: ‘Als het nodig is om de groei aan te tasten omdat wij anders op een catastrofe uitkomen, zullen wij dat moeten doen’.158 Tijdens het debat, gehouden in maart 1972, in de Vaste Commissie voor de Volksgezondheid stelde minister Stuyt kritische kanttekeningen bij het rapport. Hij informeerde de Tweede Kamer over een bezoek aan Washington. Uit de reflectie is te concluderen dat in de Verenigde Staten hevige kritiek op het rapport is geweest. In wetenschappelijke kringen werd geen goed woord gehoord en was het uitermate kritisch ontvangen, stelde Stuyt. De minister wilde waarschuwen om het rapport niet als het enige zaligmakende perspectief op de toekomst te zien.159 In ditzelfde debat werd door Govert Nooteboom (D’66) verontrustend gereageerd op de uitlatingen van de minister. Waarna Stuyt aangaf dat alleen de methode van het onderzoek verkeerd was. De conclusies die voortkwamen uit het onderzoek, waren daardoor niet gerechtvaardigd.160 Met deze uitspraak werd deze discussie gesloten. Uit de politieke debatten blijkt dat in maart 1972 nog werd gedebatteerd over het rapport van de Club van Rome. Zoals eerdergenoemd is dit te verklaren doordat het rapport in deze periode officieel is gepubliceerd. Het laatste debat waar intensief over het rapport werd gedebatteerd, was Beleidsdebat met betrekking tot het Departement van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in de Eerste Kamer. Dit laat zien dat het rapport in vele verschillende debatten met verschillende onderwerpen is terug te vinden. Hugo Versloot (PvdA) refereerde aan het rapport om aan te geven

157 HTK 1971-1972, O9. 158 Ibidem, O9. 159 HTK 1971-1972, W15. 160 Ibidem, W16.

50 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam dat ruimtelijke ordening in een nieuw licht moest worden gezien. Door Hein van Wijk (PSP) werd het rapport genoemd om aan te kaarten dat de groeifilosofie moest worden herzien. (VVD) noemde het rapport van de Club van Rome om milieuproblematiek aan te kaarten, maar dit moest economische groei niet in de weg staan.161 In het verdere debat wordt veelal gesproken over een nieuwe manier van groei. Want economische groei moest het streven blijven. Alleen de nadelige effecten op het milieu moesten worden beperkt. Op een dergelijke schaal zoals tijdens de onderzochte debatten werd in de loop van 1972 niet meer gedebatteerd over het rapport van de Club van Rome.

Geïnspireerd door de theorie van Philpott is in dit hoofdstuk het politieke debat in 1971 en 1972 over het rapport van de Club van Rome onderzocht. Uit het onderzoek van de bronnen blijkt dat het milieu in het begin van de jaren zeventig een stevige positie heeft in, in ieder geval, de hoofden van politici. Wat uit de bronnen valt te concluderen is dat het rapport heel wat losmaakte bij politici. Door politici werd getwijfeld of alleen materiële omstandigheden ertoe deden. Een morele kwestie, zoals blijkt uit de bronnen, doet er ook toe. Dit resulteerde uiteindelijk in een verschuiving van het debat naar de vraag op welke manier groei gerealiseerd moest worden. Naar mijn mening is er een verband te leggen tussen deze verschuiving en het rapport van de Club van Rome. Want van linkse- tot rechtse partijen, politici uit de regeringspartijen, maar ook politici uit de oppositie; er was sprake van consensus dat de problemen waar de aarde mee te maken had, en nog mee te maken kreeg, aangepakt dienden te worden. Hoe dit zou moeten worden gedaan was de grote vraag. Ik stel naar aanleiding van dit bronnenonderzoek dat in het begin van de jaren zeventig enkele politici het rapport gebruikten om de urgentie van milieuproblematiek aan te kaarten en om het regeringsbeleid af te kraken. De politici behorende bij de Progressieve Drie droegen veelal argumenten aan om de economische groei af te remmen om de verslechtering van het milieu tegen te gaan. Hier deed de regering, in hun ogen, niet genoeg aan. Uit de bronnen blijk dat de economische groei voor de regeringspartijen een belangrijk thema blijft. Het debat verschoof rondom de officiële publicatie steeds meer naar het thema selectieve groei. De groei van de economie kon niet zomaar afgeremd worden. Maar toch was het gedachtegoed dat economische groei een belangrijke prijs vroeg van het milieu, bij vele politici aanwezig. Daarom werd verantwoorde groei een steeds belangrijker thema. Dit gedachtegoed is, zo zal blijken in het

161 Verslag der handelingen van de Eerste Kamer der Staten Generaal 1971-1972, 604- 639.

51 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam volgende hoofdstuk, ook terug te zien in de beleidsplannen van het kabinet-Den Uyl en het latere kabinet-Van Agt.

52 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Bij de selectiviteit gaat het erom dat de belangen van milieubehoud, ruimtelijke ordening en zuinig beheer van grondstoffen […] tot hun recht komen

Nota inzake Selectieve Groei 5 Nederlandse beleidsplannen 1971-1977 Gestimuleerd door de theorie van Philpott onderzoek ik in dit laatste hoofdstuk in welke mate naast materiële zaken, zoals economische belangen, een morele kwestie, zoals het milieu, een rol speelt in de totstandkoming van Nederlandse beleidsplannen van 1971 tot 1977. In het begin van de jaren zeventig startte enkele keren een nieuw kabinet. De kabinetten-Biesheuvel (1972-1972 en 1972- 1973) waren een kortstondig leven beschonken. Onder leiding van minister-president Den Uyl bleef het kabinet van 1973 tot 1977 aan, om vervolgens plaats te maken voor het kabinet-Van Agt. In dit hoofdstuk worden de beleidsplannen aan de start van de kabinetten Biesheuvel (1971-1972), Den Uyl (1973-1977) en Van Agt (1977-1981) onderzocht. Naast de beleidsplannen van de verschillende kabinetten worden twee beleidsnota’s onderzocht, de Urgentienota Milieuhygiëne (1972) en de Nota inzake Selectieve Groei (1975-1976). De Urgentienota werd opgesteld om de verslechtering van het milieu tegen te gaan en de nota Selectieve Groei werd opgesteld om de Nederlandse economie weer te laten groeien. Deze nota’s zijn interessant om te onderzoeken omdat zij een verschuiving in het Nederlandse beleid laten zien.

5.1 Wet- en regelgeving als belangrijkste maatregelen onder het kabinet-Biesheuvel (1971-1972) Uit het vorige hoofdstuk kwam naar voren dat het milieu een belangrijke rol speelde in de Nederlandse politiek in het begin van de jaren zeventig. Maar hoe kwam dit precies tot uiting in de beleidsplannen van de kabinetten onder leiding van minister-president Biesheuvel in 1971? De beleidsplannen voor het kabinet werden in juni 1971 definitief vastgelegd. Het rapport van de Club van Rome was destijds nog niet gepubliceerd. Het onderzoek naar de beleidsplannen van het kabinet-Biesheuvel is op deze manier een belangrijk uitganspunt voor verder onderzoek. Want hadden de negatieve gevolgen van economische- en bevolkingsgroei voor het milieu al bijgedragen aan de beleidsplannen van dit kabinet? Uit het regeerakkoord blijkt dat dit niet het geval is. In de beleidsplannen van het kabinet-Biesheuvel is op te maken dat de milieuproblematiek gericht is op het tegengaan milieuvervuiling en -verontreiniging door wet- en regelgeving. Lucht, water en bodem waren de belangrijke pijlers van het beleid. Het besef was aanwezig dat het behoud

53 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam van een gezonde leefomgeving voor de toekomst in Nederland van wezenlijk belang was. Daarom werden de plannen met ‘kracht voortgezet’ die onder het voorgaande kabinet-De Jong waren opgesteld.162 Uit dit regeerakkoord blijkt dat het milieu een nieuw beleidsterrein is en dat het kabinet aan bepaalde punten bijzondere aandacht wil schenken. Ten eerste richtte het kabinet-Biesheuvel zich op intensief internationaal overleg over milieuvraagstukken. Op internationaal niveau moesten initiatieven tot stand worden gebracht om tot een internationale code tegen het lozen van afval in water en lucht en tot een internationaal waarschuwings- en controlesysteem te komen. Ten tweede moesten uitvoeringsmaatregelen in het kader van de Wet op de luchtverontreiniging, de Wet op waterverontreiniging en de destijds ingediende Wet op Bestrijdingsmiddelen gerealiseerd worden. Ten derde, wettelijke maatregelen tegen geluids- en trillingshinder en een wet op bodemverontreiniging moesten de achteruitgang van het milieu tegenhouden. Ten vierde, opzettelijke verontreiniging moest strafbaar gesteld worden. Als laatste richtte het kabinet zich op het vormen van het ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne. Het nieuwe ministerie onder leiding van minister Stuyt zou zich gaan bezighouden met het nieuw te vormen milieubeleid.163 In de paragraaf over Milieubeheer wordt uiteengezet dat milieuverontreiniging en - vervuiling door wet- en regelgeving teruggedrongen moest worden.164 Andere manieren om deze twee aandachtspunten te bestrijden worden niet genoemd. Echter, het duurde niet lang voordat het verband tussen economische- en bevolkingsgroei en de verslechtering van het milieu wel terug te vinden was in beleid.

5.2 De Urgentienota (1972) Tijdens de openbare behandeling van de begroting, op 1 december 1971, deelde minister Stuyt mee dat een Urgentienota Milieuhygiëne werd opgesteld. Het leidende beleid voldeed niet. Het rapport van de Club van Rome was destijds net uitgelekt en binnen de politiek werd intensief over het rapport gedebatteerd, zoals uit het vorige hoofdstuk bleek. Maar waarom werd de Urgentienota opgesteld? In de nota wordt aangegeven dat: ‘de eerste ontwikkelingsfase waarin het corrigerend karakter van het beleid op de voorgrond heeft gestaan [..] heeft plaatsgemaakt voor een

162 HTK 1971, 11357, 24. 163 Ibidem, 25. 164 Ibidem, 25.

54 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam overgangsfase […] waarbij het wezenlijk ombuigen van de toenemende milieuverontreiniging centraal staat’.165 Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van milieuhygiëne moesten vanaf het begin in goed banen geleid worden. De Urgentienota was een opzet om het beleid betreffende het milieu te veranderen en te verbeteren. Het algemene deel bevat een schets van het milieuvraagstuk, de plaats van milieuhygiëne in de totale milieuproblematiek en de zorg voor de milieuhygiëne op basis van ecologisch inzicht. In dit deel wordt uiteengezet dat het milieu in verbinding staat met sociaaleconomische ontwikkelingen, ruimtelijke ordering en natuur- en landschapsbehoud.166 Het rapport van de Club van Rome had tot op een zekere hoogte invloed op het ontstaan en de inhoud van de Urgentienota Milieuhygiëne. De conclusies uit het rapport van de Club van Rome worden genoemd als een waardevolle aanzet om te komen tot een meer stelselmatige verkenning van de totaliteit van de milieuproblematiek: ‘De recent gepubliceerde uitkomsten van de onderzoekingen, die werden verricht ten behoeve van de ,,Club van Rome’’ hebben onderstreept dat er een nauwe samenhang bestaat tussen die verschijnselen’.167 Met die verschijnselen worden bedoeld: bevolkingsgroei, stijging energiebehoeften, toename van grondstoffenverbruik en milieuverontreiniging. Deze factoren worden uitgebreid beschreven in de nota. De geschiedenis van economische- en bevolkingsgroei, de vergroting van productie en consumptie, de verstedelijking en de verhoging van de mobiliteit zijn belangrijke onderwerpen in de Urgentienota. Al deze ontwikkelingen hadden vergaande invloed op de achteruitgang van het milieu. De achteruitgang ontstond mede door menselijk handelen. Soms direct zichtbaar in het milieu, bijvoorbeeld door smogvorming, en soms door subtiele veranderingen die plaats vonden over een langere periode, zoals het verdwijnen van bepaalde diersoorten.168 Uit de Urgentienota kan geconcludeerd worden dat het besef aanwezig is dat deze ontwikkelingen nadelige effecten hebben op het milieu. Opvallend aan de nota is dat uitgebreid wordt gereflecteerd op de aandachtspunten van de vorige beleidsplannen. Ondanks dat een aantal nadelige effecten in een vroeg stadium werden onderkend en tot meer milieubewust handelen hadden geleid, duurde het nog vrij lang voordat de verontrusting daarover algemeen werd gedeeld en een duidelijke plaats verkreeg in de belangenafweging bij het ondernemen van nieuwe menselijke activiteiten. Waar in het regeerakkoord van het kabinet-Biesheuvel alleen nog plaats was voor de nadelige effecten van

165 HTK 1971-1972, 11906 ondernummer 2, 1. 166 HTK 1971-1972, 11906 ondernummer 1, 1. 167 HTK 1971-1972, 11906 ondernummer 2, 9. 168 Ibidem, 9.

55 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam milieuverontreiniging en -vervuiling werd in deze nota wel nadrukkelijk het verband gelegd tussen de groei van de economie en bevolking en nadelige effecten op het milieu. In de nota worden vragen gesteld of groei van deze twee factoren nog wel identiek is aan vooruitgang. Dit kwam al naar voren in de behandelde politieke debatten in het vorige hoofdstuk. Het milieu stelde grenzen aan de groei. Excessieve bevolkingsgroei, de zeer sterke stijging van de energiebehoeften en de exponentiële toename van het grondstoffengebruik en de milieuverontreiniging werden in de Urgentienota genoemd als ontwikkelingen die moesten leiden tot een verandering van de waarde die werd toegedicht aan het menselijk handelen. In de nota staat dat het rapport van de Club van Rome heeft bijgedragen aan dit nieuwe besef. Wel was nog veel aanvullend onderzoek nodig om betrouwbare conclusies uit het rapport te kunnen trekken. Een van de kritiekpunten was de methode van onderzoek. Als de rekenmodellen niet verfijnd werden, konden er geen betrouwbare conclusies uit het rapport worden getrokken.169 Dit is niet de eerste keer dat uit het bronnenmateriaal blijkt dat de onderzoeksmethode van de Club van Rome het mikpunt van kritiek is. Daarentegen werd wel gesteld dat het rapport een aantal hoofdlijnen liet zien die zo urgent waren dat ze serieus in behandeling moesten worden genomen bij het op korte termijn te voeren beleid. De hoofdlijnen die werden genoemd waren de bevolkingspolitiek en een krachtige aanpak van het vervuilingsprobleem.170 Het milieubeleid zou met de Urgentienota een ander karakter krijgen. Waar in eerdere kabinetten het beleid corrigerend van aard was, wilde het kabinet met dit nieuwe beleid meer actieve zorg voor het milieu. Daarom werd in de Urgentienota een urgentieprogramma opgesteld. Een interessante constatering is dat in het eerste gedeelte van de nota uitgebreid wordt stilgestaan bij de economische- en bevolkingsgroei en de nadelige effecten van deze factoren op het milieu. In het daadwerkelijke urgentieprogramma werd hier echter met geen woord over gesproken. Alleen in het kader van onderzoek werd aangegeven dat de twee eerdergenoemde hoofdlijnen als noodzakelijk werden beschouwd. De urgenties bestonden onder andere uit: verontreiniging van oppervlaktewater, luchtverontreiniging, bodemverontreiniging, bestrijding geluidshinder, woonhygiëne, ongediertebestrijding en dierenveredelingsbedrijven. De beleidsinstrumenten om deze urgenties tegen te gaan waren wet- en regelgeving.171 Uit de Urgentienota Milieuhygiëne kan worden geconcludeerd dat de zorg voor het milieu een stuk actiever en uitgebreider is geworden ten opzichte van de start bij het kabinet-Biesheuvel.

169 HTK 1971-1972, 11906 ondernummer 2, 9. 170 Ibidem, 24. 171 Ibidem, 22-55.

56 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Ook zijn het aantal urgenties waaraan aandacht wordt besteed een stuk groter. Daarnaast is er aandacht voor de onderlinge afhankelijkheid van de economische- en bevolkingsgroei in relatie tot milieuproblematiek. De uitgebreide geschiedenis van economische- en bevolkingsgroei, de vergroting van productie en consumptie, de verstedelijking en de verhoging van de mobiliteit zijn thema’s die uitvoerig worden beschreven. Aannemelijk is dat de Club van Rome op dit gebied belangrijke inzichten heeft gegenereerd. Toch is dit niet terug te zien in de beleidsinstrumenten die uiteen zijn gezet in het urgentieprogramma. Het afremmen van de economische- en bevolkingsgroei worden namelijk niet genoemd als instrumenten om de verslechtering van het milieu tegen te gaan.

5.3 Veranderingen in de beleidsplannen onder het kabinet-Den Uyl (1973-1977) Na twee kortstondige kabinetten onder leiding van minister-president Biesheuvel, trad in 1973 het kabinet-Den Uyl aan. Zoals ik in het eerste hoofdstuk aangaf, hadden de PvdA, D’66 en PPR (de Progressieve Drie) bij de verkiezingen van 1971 de handen ineengeslagen. Dit akkoord bleef staan bij de volgende verkiezingen in 1972. Zij kwamen met een gezamenlijk verkiezingsprogramma, Keerpunt 1972. Uit de conclusies van formateur Jaap Burger blijkt dat dit programma samen met de Schets van het toekomstige beleid van de ARP, KVP en CHU de basis vormde voor het te voeren beleid onder het kabinet-Den Uyl.172 Uit het bronnenonderzoek blijkt dat er geen sprake is van een officieel regeerakkoord, maar van een werkdocument. In dit werkdocument zijn beide programma’s dan ook individueel opgenomen.173 Het programma van de Progressieve Drie vloeide voort uit Keerpunt 1972. Dit verkiezingsprogramma bestond uit een preambule en de daadwerkelijke beleidsdoelen en instrumenten. De PvdA, D’66 en PPR stelden in de preambule dat op de belangrijkste vraagstukken, de voortdurende inflatie, de stijgende werkeloosheid, de uitdaging van milieuproblematiek en de ongelijkheid van inkomens, vermogens en zeggenschap, in het begin van jaren zeventig door eerdere kabinetten geen antwoorden waren geformuleerd. Op de vraagstukken zou een kabinet met de Progressieve Drie wel een antwoord weten te geven, aldus de drie partijen. Het gedachtegoed van de Club van Rome dat actief moet worden gereageerd op economische- en bevolkingsgroei in relatie tot de verslechtering van het milieu komt duidelijk terug in een verkiezingsprogramma van de Progressieve Drie. In het verkiezingsprogramma van

172 HTK 1972-1973, 12383 ondernummer 2, 45. 173 Ibidem, 6.

57 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam de Progressieve Drie staat dat de toekomst van de mensheid en de aarde bedreigd wordt door ‘het bestaan van massale vernietigingswapens, de toenemende kloof tussen arme en rijke landen, het gevaar van milieurampen door een versnellende groei van bevolking en industriële produktie op een ,,eindige’’ aarde’.174 Economische- en bevolkingsgroei zijn in Keerpunt 1972 belangrijke speerpunten. De economische groei leidde tot steeds meer goederen die steeds sneller vernieuwd werden, dit bracht een steeds grotere aanslag op de schaarste van ruimte en op het leefmilieu met zich mee. Daarnaast werden de natuurlijke hulpbronnen bedreigd door de groei van de economie. Economische groei zou ondergeschikt worden gemaakt aan de voorwaarden voor een menswaardig bestaan in een leefbaar milieu voor iedereen. Een ander belangrijk speerpunt in het nieuwe beleid was samenwerking op internationaal niveau om de milieuproblematiek het hoofd te bieden.175 In het vorige hoofdstuk kwam naar voren dat Biesheuvel kritiek had op het feit dat Den Uyl en Van Mierlo Nederland een te grote rol toedichtte. Uit dit regeerakkoord blijkt dat ze deze kritiek op hebben gepakt; internationale samenwerking kreeg een meer prominente plaats in het verkiezingsprogramma. In het werkdocument kwamen alleen de beleidsdoelen en -instrumenten uit Keerpunt 1972 terug. Verschillende instrumenten worden genoemd om de leefbaarheid van het milieu te kunnen waarborgen. Eén van de instrumenten was het opstellen van een meerjarenplan. Het plan zou worden opgesteld op basis van het verbieden van remmings- en bestemmingsheffingen op milieuvervuilende activiteiten. Een hoofdstuk wordt gewijd aan de beleidsplannen om de leefbaarheid van het milieu te waarborgen. In het werkdocument wordt geconcludeerd dat het leefmilieu ernstig wordt bedreigd. Het besef is daarentegen in het afgelopen jaar verder gegroeid. Om Nederland leefbaar te houden was een samenhangend beleid nodig op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, woningbouw en bedrijfsvesting, bevolkingspolitiek, energieverbruik en milieuhygiëne.176 Een concrete verwijzing naar het rapport van de Club van Rome wordt niet gegeven. Wel kan worden geconcludeerd dat verbanden zijn te leggen tussen bepaalde beleidsplannen in het programma en de conclusies uit het rapport van de Club van Rome. Dit kan geïllustreerd worden aan de hand van de beleidsmaatregelen en -instrumenten in de paragraaf over Milieubeleid. Naast de bestaande maatregelen zoals wet- en regelgeving worden tal van nieuwe maatregelen en instrumenten genoemd. Enkele voorbeelden op het gebied van deze

174 PvdA, D’66, PPR, Keerpunt 1972: Regeerakkoord van de progressieve drie, 4. 175 PvdA, D’66, PPR, Keerpunt 1972, 5-8. 176 HTK 1972-1973, 12383 ondernummer 2, 17.

58 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam instrumenten zijn: vervuiling verbieden en vervuilers laten betalen, heffing op vervuilende werkwijzen en eindproducten die bij gebruik of wegwerping vervuilende werking hebben hanteren, een vijfjarenplan over de leefbaarheid van het milieu opstellen, bepaalde bedrijven een materialen- en energieboekhouding laten bijhouden om vervuiling van milieu te monitoren, wetten tegen bodemverontreiniging, geluidshinder en op afvalmaterialen opstellen en heffing op en strengere voorschriften voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw hanteren. Naast al deze beleidsinstrumenten zijn in het programma van de Progressieve Drie ook vele nieuwe beleidsmaatregelen terug te vinden die in het vorige regeerakkoord nog niet aanwezig waren. Enkele genoemde maatregelen waren: Nederlandse natuurgebieden werden Europees beschermd, inpolderingswerkzaamheden werden opgeschort, een nieuwe Deltacommissie werd opgericht waarin biologen, ecologen, technologen en economen zitting namen en de minister werd belast met de zorg voor het milieu waarbij in het bijzonder de taak voor de systeemanalyse voor Nederland werd voorbereid.177 Dit laatste punt is bijzonder te noemen omdat het concreet verwijst naar de Club van Rome. Het model dat werd gebruikt in het rapport van de Club van Rome was een systeemanalyse. Hier wordt nadrukkelijk gerefereerd naar de systeemanalyse die in het rapport van de Club van Rome is gedaan. Maar dan toegepast op Nederland. Op het gebied van energietechniek en bevolkingspolitiek worden ook een heel aantal beleidsmaatregelen genoemd die betrekking hebben op het milieu. In het regeerakkoord wordt uitgelicht dat fossiele brandstoffen niet onbeperkt voorradig zijn. De Progressieve Drie stellen dat het urgent is dat een begin wordt gemaakt met een zodanige inrichting van de economie dat de exponentiele groeicurve van het verbruik van deze grondstoffen gebogen wordt. Daarnaast is het probleem van overbevolking een urgente kwestie in Nederland. Overbevolking heeft een negatieve invloed voor de verbetering of handhaving van de kwaliteit van het leefmilieu. In het regeerakkoord wordt een actieve bevolkingspolitiek voorgesteld waardoor de bevolkingsgroei zou stabiliseren. Voorlichten en kennis delen zouden als belangrijkste middelen ingezet worden om dit te realiseren.178 Daarnaast illustreert dit een breuk met het vorige beleid van het kabinet- Biesheuvel. Waar in de vorige beleidsplannen geen ruimte was voor maatregelen die betrekking hadden op de groei van de economie en de bevolking, werd dit in het programma van de PvdA, D’66 en PPR wel opgenomen.

177 HTK 1972-1973, 12383 ondernummer 2, 17-19. 178 Ibidem, 19-20.

59 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

In het programma van de Progressieve Drie zijn veel gedachten terug te vinden die in het rapport van de Club van Rome worden genoemd. Het individuele programma van de Progressieve Drie was niet alleen de basis voor het werkdocument van het kabinet-Den Uyl. Zoals eerder aangegeven waren de ARP, KVP en CHU onderdeel van dit kabinet. Ook deze drie partijen hadden samen een programma opgesteld, de Schets van het toekomstige beleid van de ARP, KVP en CHU. Beide programma’s vormden zoals eerder aangegeven de basis voor het werkdocument van het kabinet-Den Uyl. Waar in de onderzochte beleidsplannen van het kabinet-Biesheuvel, waar alle drie partijen onderdeel van uitmaakten, het zwaartepunt lag op wet- en regelgeving om milieuverontreiniging en -vervuiling tegen te gaan, was de focus in dit programma meer gericht op de gevolgen van economische groei. In het economische beleid was de aandacht gericht op welvaart en welzijn. De economische groei moest alleen bevorderd worden wanneer dit binnen verantwoorde grenzen van het milieu zou vallen. Uit dit programma blijkt dat de primaire beleidsdoelstelling van het milieubeleid het beschermen van het milieu is. Alleen de manier waarop dit zou worden beschermd is veranderd ten opzichte van de vorige beleidsplannen. Niet alleen door middel van onderzoek en wet- en regelgeving. Maar ook door punten zoals het afremmen van economische groei en het tegengaan van milieuschadelijke productieprocessen. Deze punten kwamen ook terug in het programma van de Progressieve Drie en het rapport van de Club van Rome. Aan de groei van de bevolking wordt geen aandacht besteed, zo blijkt uit het programma van de ARP, KVP en CHU.179 Wanneer het programma van deze drie partijen wordt vergeleken met de beleidsplannen van het kabinet-Biesheuvel, valt te concluderen dat een verschuiving van het zwaartepunt heeft plaatsgevonden. Economische groei werd verantwoorde groei. De groei van de economie mocht volgens het programma van deze drie partijen geen negatief effect hebben op het milieu. In de beleidsplannen van het kabinet-Biesheuvel, waar deze drie partijen deel van uitmaakten, was dit nog niet te zien. Het beleid zou zich steeds meer gaan richten op de manier hoe verantwoorde groei gerealiseerd moest worden.

5.4 Nota inzake de Selectieve Groei (Economische Structuurnota) (1975-1976) Uit het onderzoek naar het werkdocument van het kabinet-Den Uyl blijkt dat het afremmen van economische- en bevolkingsgroei belangrijke uitgangspunten zijn in de beleidsplannen. In het onderzochte regeerakkoord van het kabinet-Biesheuvel en het werkdocument van het kabinet-Den

179 HTK 1972-1973, 12383 ondernummer 2, 34.

60 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Uyl zijn geen directe verwijzingen te vinden aan het adres van de Club van Rome. In de ruim drie honderd pagina’s tellende beleidsnota inzake de Selectieve Groei zijn wel aanwijzingen te vinden dat de conclusies uit het rapport van de Club van Rome hebben bijgedragen aan het nieuwe beleid van het kabinet-Den Uyl. De nota is primair opgesteld om de werkgelegenheid te vergroten. Daarnaast zijn de groei van het nationaal inkomen en het terugdringen van de inflatie belangrijke beleidsdoelstellingen. De terugkeer van materiële omstandigheden, zoals economische groei, kan verklaard worden door de in hoofdstuk twee genoemde oliecrisis van 1973 en de daaruit volgende neergang van de economische groei. Alleen voor dit onderzoek is de manier waarop het kabinet streeft naar economische groei van belang. Het streven naar selectiviteit is voor dit kabinet essentieel: ‘Bij de selectiviteit gaat het erom dat de belangen van milieubehoud, ruimtelijke ordening en zuinig beheer van grondstoffen […] tot hun recht komen’.180 Uit de nota is te concluderen dat de grote aandacht voor deze thema’s is gekomen door de publicatie van het rapport van de Club van Rome. Interessant genoeg wordt in de nota genoemd dat het rapport niet elke vorm van economische groei uitsluit. De groei in de toekomst moet alleen aanvaardbaar zijn binnen de grenzen die gesteld worden door andere maatschappelijke doelstellingen.181 In de nota worden verschillende beleidsuitgangspunten uiteengezet. Enkele belangrijke punten zijn het vermijden van vervuiling, de vervuiler betaalt en het stand-still beginsel (dat milieuverontreiniging niet verder mag toenemen). Daarnaast is een uitgebreide paragraaf besteed aan het verband tussen het milieuhygiënisch beleid en de economische structuur. Een belangrijk uitganspunt is dat naast de bevolkingsomvang ook het totale niveau en patroon van de economische activiteiten de omvang van milieuverontreiniging bepalen.182 Als laatst is het thema van grondstoffen en energie een belangrijk thema in de nota. De maatschappelijke belangstelling voor de problematiek van absolute schaarste is door het rapport van de Club van Rome gekomen. In dit gedeelte van de nota wordt met een kritische blik gekeken naar het rapport. De conclusies die uit de systeemanalyse van de Club van Rome zijn gekomen, blijken volgens de nota niet zo ver te gaan. Wel heeft het rapport geleid tot meer onderzoek en activiteiten die zouden zorgen voor een zuiniger gebruik en het vinden van nieuwe voorraden van grondstoffen en energie.183 Uit de nota is te concluderen dat het rapport van de Club van Rome zijn uitwerking heeft gehad op het beleid onder het kabinet-Den Uyl. Zij het direct, doordat het milieu een belangrijke plaatst heeft

180 HTK 1975-1976, 13955 ondernummer 2, 7. 181 Ibidem, 7. 182 Ibidem, 122. 183 Ibidem, 129.

61 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam gekregen in het denken over economische groei. En indirect, door verder onderzoek naar de schaarste en het vinden van nieuwe voorraden grondstoffen en energie.

5.5 Selectieve groei onder van het kabinet-Van Agt (1977-1981) Waar in het werkdocument van het kabinet-Den Uyl veel aandacht is voor de nadelige effecten van de economische- en bevolkingsgroei op het milieu, is daar in het regeerakkoord van het kabinet-Van Agt geen spoor meer van te vinden. De beleidsplannen lijken op de plannen die eerder in de Urgentienota Milieuhygiëne en tijdens het kabinet-Biesheuvel zijn opgesteld. Het tegengaan van milieuverontreiniging en -vervuiling door middel van wet- en regelgeving is de basis voor het milieubeleid van het kabinet-Van Agt. Ten opzichte van het vorige beleid richt het kabinet-Van Agt zich wel op de ontwikkeling van grondstof- en energiebesparende technologieën. Door de ontwikkeling van deze twee technologieën moest het industriële productieproces verschoond worden. Daarnaast wordt door deze ontwikkeling een oplossing geboden om de uitputting van schaarse grondstoffen tegen te gaan. Ten tweede werd wederom de internationale samenwerking als één van de belangrijkste speerpunten van het nieuwe beleid genoemd. Een laatste vernieuwend punt is dat dit kabinet zich bezig zou gaan houden met rapporteren. Door rapporteren zou het kabinet tot een goed en doorzichtig milieubeleid komen.184 In het regeerakkoord van het kabinet-Van Agt wordt geen verband gelegd tussen de manier waarop economische groei gerealiseerd moest worden en de achteruitgang van het milieu. De primaire doelstelling van het beleid van het kabinet is het tegengaan van de verstoring van de Nederlandse economie als gevolg van de oliecrisis. Het beleid is gericht op het waarborgen van welvaart en welzijn en het realiseren van voldoende arbeidsplaatsen voor mensen die kunnen en willen werken.185 Het kabinet heeft in dit regeerakkoord een ander perspectief op het gebied van het milieu. Zoals reeds beschreven richt het kabinet zich op de innovatie in de productie van goederen en diensten vanuit het oogpunt van milieubeheer en van zuinig gebruik van schaarse grondstoffen en energie. Het gedachtegoed dat de grondstoffen op een gegeven moment in de tijd op zullen raken is blijvend. Opvallend is dat in het regeerakkoord geen aandacht wordt besteed aan economische groei en de nadelige effecten op het milieu. Maar uit nader onderzoek van de bron blijkt dat het kabinet-Van Agt voortborduurt op de Nota inzake Selectieve Groei. In de beleidsplannen wordt aangegeven dat: ‘In de kabinetsperiode moet - mede ten einde die

184 HTK 1977-1978, 14600, 89. 185 Ibidem, 80-84.

62 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam uitgangspunten te bereiken […] in het kader van een selectief groeibeleid zoals ontwikkeld in de Nota inzake de selectieve groei’.186 Uit het bronnenonderzoek valt te concluderen dat het beleid steeds meer is gericht op selectieve groei.

In dit hoofdstuk zijn verschillende beleidsplannen en nota’s tijdens verschillende kabinetten onderzocht. De bedoeling was om in de beleidsplannen en nota’s de conclusies uit het rapport van de Club van Rome terug te vinden. Zoals in hoofdstuk twee betoogd, maak ik gebruik van Philpott’s theorie dat immateriële zaken, zoals morele kwesties, bijdragen aan de vorming van politiek. Dit heeft tot enkele interessante inzichten geleid. Ten eerste komt duidelijk uit de bronnen naar voren dat een morele kwestie, zoals het milieu, bijdraagt aan de totstandkoming van nieuw beleid. De conclusies uit het rapport van de Club van Rome kwamen terug in de Urgentienota Milieuhygiëne, het verkiezingsprogramma Keerpunt 1972 van de Progressieve Drie, het werkdocument dat de basis vormde voor het beleid van het kabinet-Den Uyl en in de Nota inzake Selectieve Groei. Het rapport van de Club van Rome is een aanzet geweest voor het opstellen van de Urgentienota. Alleen is het niet teruggekomen in het urgentieprogramma. Hierin draaide het om het tegengaan van de verslechtering van het milieu door wet- en regelgeving. Uit het onderzoek naar Keerpunt 1972 is te concluderen dat er een verband is tussen het verkiezingsprogramma van de Progressieve Drie en het rapport van de Club van Rome. In dit verkiezingsprogramma zijn de afremming van de groei van de economie en de bevolking belangrijke pijlers. De beleidsdoelen- en instrumenten uit Keerpunt 1972 om het milieu te beschermen kwamen uitgebreid terug in het werkdocument van het kabinet-Den Uyl. Het tegengaan van de verslechtering van het milieu kwam meer dan ooit naar voren in de beleidsplannen bij de start van dit kabinet. Door de oliecrisis van 1973 kwam economische groei weer bovenaan de politieke agenda. In het regeerakkoord van het kabinet-Van Agt lijkt daarom in eerste instantie het tegengaan van de verslechtering van het milieu niet terug te zien. Maar grondig bronnenonderzoek laat een andere werkelijkheid zien. In de beleidsplannen van het kabinet-Van Agt is de realisatie van economische groei de belangrijkste doelstelling door de gevolgen van de oliecrisis. Hieruit blijkt dat materiële omstandigheden wel degelijk een belangrijke rol spelen in beleid. Maar de groei van de economie moest daarentegen verantwoord en niet belastend voor het milieu zijn. Dit werd namelijk aangekaart in de Nota inzake Selectieve Groei, waar het beleid van het kabinet-Van Agt op voortborduurde.

186 HTK 1977-1978, 14600, 80.

63 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Conclusie In de inleiding van dit onderzoek heb ik aangegeven dat ik antwoord wilde geven op de vragen: Hoe werd in Nederlandse kranten werd gereageerd op het rapport van de Club van Rome? Was de reactie van minister Harrie Langman (VVD) van Economische Zaken dat het enthousiasme omtrent het rapport getemperd moest worden een veel gehoorde reactie in het politieke debat? Waarom werd het rapport van de Club van Rome in het politieke debat gebruikt en hoe verliep het politieke debat over het rapport? En in hoeverre de conclusies uit het rapport van de Club van Rome hebben bijgedragen aan het tot stand komen van nieuw milieubeleid? De hoofdvraag die hieruit voorkwam was: hoe reageerden Nederlandse kranten en de politiek op de conclusies uit het rapport The Limits to Growth van de Club van Rome in het begin van de jaren zeventig? Voor dit onderzoek heb ik de instrumenten die de theorie van Daniel Philpott aanreiken, dat immateriële zaken, zoals het milieu, vormgeven aan politiek, gebruikt om de casus vanuit een nieuw perspectief te benaderen. Het gebruik van Philpott’s theoretisch raamwerk in de combinatie van uitvoerig bronnenonderzoek heeft tot interessante inzichten geleid. In de onderzochte Nederlandse kranten (NRC, de Volkskrant en De Telegraaf) werden de waarschuwingen van het rapport uitvoerig besproken. In de meeste artikelen in de NRC en de Volkskrant werd aangekaart dat de groei van de economie afgeremd moest worden om het milieu te behouden. In De Telegraaf werd overwegend aangegeven dat dit niet nodig was. Alle drie de onderzochte kranten plaatsten kritische kanttekeningen bij de methode van onderzoek. Ondanks dat de waarschuwingen als belangrijk werden gezien, werd het rapport niet voor de enige waarheid aangenomen. Net zoals in de Nederlandse kranten werd in de politiek uitvoerig over het rapport van de Club van Rome gedebatteerd. Tijdens de debatten onder het kabinet-Biesheuvel (1971-1972) werd het rapport door politici behorende bij de Progressieve Drie (PvdA, PPR en D’66) gebruikt om het regeringsbeleid af te kraken en om aan te geven dat de economische groei afgeremd moest worden. Politici behorende bij de regeringspartijen (KVP, VVD, ARP, CHU en DS’70) vonden dat de achteruitgang van het milieu door wet- en regelgeving moest worden tegengegaan, maar niet door de afremming van economische groei. Desondanks was het milieu een uitermate belangrijk thema in de politiek. Mede door het rapport van de Club van Rome richtte het debat zich in de loop van 1972 steeds meer op selectieve economische groei. Economische groei moest gerealiseerd worden zonder het milieu te belasten. Het milieu ging een steeds belangrijke rol spelen in de manier waarop naar economische groei werd gestreefd. Dit was terug te zien in de totstandkoming van nieuw beleid. Uit het uitvoerige bronnenonderzoek naar verschillende beleidsplannen, regeerakkoorden

64 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam en nota’s blijkt dat het rapport van de Club van Rome heeft bijgedragen aan het opstellen en de inhoud van de Urgentienota Milieuhygiëne, de beleidsplannen van het kabinet-Den Uyl en de totstandkoming van de Nota inzake Selectieve Groei. Door de oliecrisis van 1973 en daaruit voortvloeiende afname van de economische groei kwam een materiële zaak, de economische groei, weer nadrukkelijker op de voorgrond. Maar het werd steeds belangrijker dat het milieu niet door economische groei werd aangetast. De gevolgen van de oliecrisis van 1973 hadden ook invloed op de beleidsplannen van het kabinet-Van Agt. De conclusies uit het rapport van de Club van Rome lijken niet meer terug te komen in het beleid van dit kabinet, aangezien de primaire doelstelling van dit kabinet economische groei is. Maar door uitvoerig bronnenonderzoek blijkt dit genuanceerder te liggen. Dit illustreert het belang van grondig bronnenonderzoek. In de beleidsplannen van het kabinet-Van Agt mocht het milieu niet worden aangetast door de groei van de economie. Wellicht is hieruit te concluderen dat materiële zaken uiteindelijk zwaarder wegen dan een morele kwestie. Of dat een morele kwestie pas een bijdrage levert aan de vorming van politiek wanneer aan bepaalde materiële omstandigheden wordt voldaan, zoals een groeiende economie. Door de eerder aangehaalde auteurs wordt het rapport van de Club van Rome veelal gebruikt om een bepaalde historische gebeurtenis of ontwikkeling te illustreren. De conclusies uit het rapport van de Club van Rome worden naar mijn mening door deze auteurs onderschat. Ik stel dat het rapport van de Club van Rome serieus maar kritisch werd bekeken in Nederlandse kranten, een belangrijke bijdrage had aan de verschuiving van het politieke debat dat economische groei het milieu niet moet belasten en een belangrijke bijdrage leverde aan de totstandkoming van nieuw beleid in Nederland waarin selectieve groei centraal staat. In de Nederlandse historiografie zijn dergelijke uitspraken niet terug te vinden. De gekozen theoretische benadering heeft ook een keerzijde. In dit onderzoek is het rapport van de Club van Rome benaderd als een morele kwestie waarin het milieu centraal staat. Een andere theoretische benadering zou wellicht het rapport op een andere manier benaderen en tot een andere conclusie kunnen komen. Zoals in hoofdstuk twee is aangegeven, zou bijvoorbeeld vanuit een realistisch perspectief gesteld kunnen worden dat het rapport door politici is gebruikt om politieke macht te verwerven of om hun daadwerkelijke belangen te verhullen. De verschillende theorieën uit de politicologische Internationale Betrekkingen bieden historici verschillende perspectieven om een bepaalde historische gebeurtenis of ontwikkeling te onderzoeken. In elk geval is gebleken dat in deze casus een internationale morele kwestie waarin de verandering van

65 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam economische groei ten behoud van het milieu centraal staat, heeft bijgedragen aan de vorming van Nederlandse politiek. Hieruit kan worden geconcludeerd dat een immateriële omstandigheid, zoals een morele kwestie, in deze casus ook heeft vormgeven aan politiek. Dit gezegd hebbende rijzen de vragen: Hoe waren de reacties in andere landen? Hebben de conclusies van het rapport van de Club van Rome bijgedragen aan de totstandkoming van nieuw beleid in andere landen? En heeft het rapport op internationaal niveau bijgedragen aan de totstandkoming van nieuw internationaal milieubeleid? Het beantwoorden van deze vragen was niet het doel van dit onderzoek. Daarvoor is de omvang dit onderzoek te klein. Maar deze vragen zijn interessante vragen of uitganspunten voor verder onderzoek. Wat uit dit onderzoek geconcludeerd kan worden is dat in Nederland kritisch naar de conclusies van het rapport van Rome is gekeken en dat het milieu een belangrijke plek heeft gekregen in het Nederlandse debat over economische groei. Ik ben ervan overtuigd dat elk land, individueel, een bijdrage kan leveren aan de oplossing van morele vraagstukken, zoals het behoud van het milieu dat wellicht ten koste kan gaan van de economische groei. Zij het direct door morele kwesties in politiek tot uiting te laten komen, zij het indirect door ze uit te dragen in buitenlandbeleid of door ze aan de orde te stellen in internationale instituties zoals de VN. Door morele kwesties hoog op de politieke agenda te zetten, kunnen we met de internationale gemeenschap proberen om van de wereld een betere plek te maken.

66 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Literatuurlijst Bleich, A., Een partij in de tijd: Veertig jaar Partij van de Arbeid 1946-1986 (Amsterdam: Arbeiderspers), 1986. Broek, van den, I., Heimwee naar de politiek. De herinneringen aan het kabinet-Den Uyl (Amsterdam: Wereldbibliotheek), 2002. Hanekamp, J.C., G. Vera-Navas en S.W. Verstegen, ‘The historical roots of precautionary thinking’, Journal of Risk Research 8 (2007) 4, 296-310. Heijen, van der, H.A., ‘Van kleinschalig utopisme naar postgiro-activisme?’ in: J.W. Duyvendak, H.A. van der Heijden, R. Koopmans en L. Wijmans (red.), Tussen verbeelding en macht: 25 jaar nieuwe sociale bewegingen in Nederland (Amsterdam: Sua, 1992), 77-98. Hellema, D., C. Wiebes en T. Witte, Doelwit Rotterdam. Nederland en de oliecrisis 1973-1974 (Den Haag: Sdu Uitgevers), 1998. Hoeven, van der, P., Het succes van een kwaliteitskrant. De ontstaansgeschiedenis van NRC Handelsblad (Amsterdam: Prometheus), 2012. Jackson, R., Global Politics in the 21st Century (New York: Cambridge University Press), 2013. Kennedy, J.C., Een beknopte geschiedenis van Nederland (Amsterdam: Prometheus), 2017. Luttikhuis, P., ‘CO2-concentratie op hoogste niveau in 3 tot 5 miljoen jaar,’ NRC Handelsblad, 30 oktober 2017 https://www.nrc.nl/nieuws/2017/10/30/c02-concentratie-op-hoogste-niveau-in-3- tot-5-miljoen-jaar-a1579233 (laatst bekeken 28 januari 2019). Meadows, D., The Limits to Growth. A Report for The Club of Rome’s Project on the Predicament of Mankind (New York: Universe Books), 1972. Oltmans, W., On Growth (New York: Capricorn Books), 1974. Philpott, D., Revolutions in Sovereignty. How Ideas Shaped Modern International Relations (Princeton: Princeton University Press), 2001. Rooy, de, P., Ons stipje op de waereldkaart. De politieke cultuur van modern Nederland (Amsterdam: Wereldbibliotheek), 2014. Sachs, J., The Age of Sustainable Development (New York: Columbia University Press), 2015. Schuyt, K. en E. Taverne, Nederlandse cultuur in Europese context: 1950 Welvaart in zwart-wit (Den Haag: Sdu Uitgevers), 2000. Scruton, R., The Palgrave Macmillan Dictionary of Political Thought (Londen: Palgrave Macmillan UK), 2007. Suter, K., ‘The Club of Rome: the global conscience’, Contemporary Review (1999).

67 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Trachtenberg, M., The craft of international history. A guide to method (New Jersey: Princeton University Press), 2006. Vree, van, F., De metamorfose van een dagblad. Een journalistieke geschiedenis van de Volkskrant (Amsterdam: Meulenhof),1966. Wendt, A., ‘Anarchy is what States Make of it: The Social Construction of Power Politics’, International Organization 46 (1992) 2, 391-425. Wolf, M., Het geheim van De Telegraaf (Amsterdam: Boom), 2009.

Internetsites www.delpher.nl www.statengeneraaldigitaal.nl

68 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Bijlage

Figuur 1: Weergave Delpher zoekterm 'klimaatverandering' periode 1945 tot en met 1995.

Figuur 2: Weergave Delpher zoekterm 'milieuvervuiling' en ‘milieuverontreiniging’ periode 1945 tot en met 1995.

69 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Krant Aantal artikelen Percentage van het totaal NRC Handelsblad 206 21,7 De Tijd 165 17,4 de Volkskrant 133 14 Trouw 97 10,2 De Telegraaf 59 6,2 Totaal 949

Tabel 1: Aantal krantenartikelen in nationale kranten in de periode augustus 1971 tot en met december 1972 die in deze zoekopdracht de woorden ‘Club van Rome’ bevatten, de bron is Delpher.

Maand (jaar) Aantal artikelen Percentage van het totaal Augustus (1971) 3 0,3 September 28 3 Oktober 61 6,4 November 41 4,3 December 26 2,7 Januari (1972) 55 5,8 Februari 39 4,1 Maart 129 13,6 April 144 15,2 Mei 105 11,1 Juni 89 9,4 Juli 41 4,3 Augustus 49 5,2 September 40 4,2 Oktober 33 3,5 November 39 4,1 December 27 2,8

Tabel 2: Aantal krantenartikelen in nationale kranten in de periode augustus 1971 tot en met december 1972 die in deze zoekopdracht de woorden ‘Club van Rome’ bevatten, de bron is Delpher.

70 Rik Reuvekamp Universiteit van Amsterdam

Debat Aantal Periode Vastelling van hoofdstuk XVII 11 November - December Volksgezondheid en Milieuhygiëne 1971 Algemene politieke en financiële 10 Oktober - November beschouwingen 1971 Vaste Commissie EZ 8 Maart 1972 Vaste Commissie V&RO 8 Maart 1972 Beleidsdebat EZ 7 Juni 1971

Tabel 3: Aantal keren dat 'Club van Rome' in een politiek debat is genoemd in de periode 1971-1972, de bron is Staten-Generaal Digitaal.

71