Een constructieve relatie?

Nederland en China – 1971-1985

Rick Otten

10136223 [email protected]

Masterscriptie Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen

Begeleider: Dr. R. van Dijk

Datum: 17 juli 2015

Voor Opa Vriend

* 20 januari 1920 - † 5 december 2013 “Rick, gebruik je talenten!”

Inhoudsopgave

Inleiding 1

1. Een langverwachte toenadering – 1971-1973 6

2. Consolideren en concretiseren - 1974-1978 16

3. Hoogtepunten – 1978-1980 26

4. De Taiwan-order – 1980-1981 35

5. Van dieptepunt naar herstel – 1981-1985 45

Conclusie 56

Literatuurlijst 62

Inleiding

Op 17 juli, in het jaar 1656, arriveerde een gezantschap van de Verenigde Oost-Indische

Compagnie voor de poorten van de hoofdstad van het Rijk van het Midden. De reis van

Canton, een grote havenstad in Zuid-China, naar Peking duurde ruim vier maanden maar kende een grote vertraging omdat het gezantschap zeven maanden in Canton moest wachten op goedkeuring vanuit de hoofdstad.1 Dat de VOC naar het hof kwam was opmerkelijk aangezien de compagnie nog niet eerder direct contact had gelegd met Peking. Aan de hand van dit bezoek vond voor het eerst direct contact plaats tussen Nederland, toentertijd de

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, en China.

De betrekkingen tussen Nederland en China kennen dus een lange geschiedenis. Toen in

1949 de Volksrepubliek China werd uitgeroepen door de Chinese communisten begreep

Nederland snel dat de machtsverhoudingen in dit land blijvend waren veranderd. In 1950 werd daarom overgegaan tot juridische erkenning van de Volksrepubliek waarna in 1954 daadwerkelijk diplomatieke relaties werden gestart op het niveau van zaakgelastigden.

Nederland is weliswaar goed bekend met ‘Made in China’, maar over Nederland en

China is betrekkelijk weinig geschreven door historici. Over de VOC en China is inmiddels een boek verschenen met de titel Barbaren, rebellen en mandarijnen van Aad van Amstel.2 Over

Nederland en China tijdens de Qing-dynastie (1644-1911) is inmiddels ook geschreven door

Willy van de Walle.3

Een ander boek over de betrekkingen tussen Nederland en China is geschreven door historicus Leonard Blussé en journalist Floris-Jan van Luyn met de titel China en de

Nederlanders. Geschiedenis van de Nederlands-Chinese betrekkingen 1600-2007

Dit boek is duidelijk als handboek bedoeld. Dat blijkt vooral uit de beschrijvende aard in combinatie met een chronologische aanpak in de hoofdstukken.

Daarbij heeft het boek van Blussé en Van Luyn een luchtige en oppervlakkige benadering.

Dit is ongetwijfeld bedoeld om een zo breed mogelijk lezerspubliek te bereiken, maar het buitenlands beleid van Nederland ten opzichte van China komt niet specifiek aan bod. Wat er gebeurde staat in dit boek weliswaar beschreven, maar niet waarom en hoe. Hier lijkt een

1 Leonard Blussé, Inleiding bij Johan Nieuhoffs Gezantschap aan den Tartarischen Cham (Franeker 1991) 24. 2 Aad van Amstel, Barbaren, rebellen en mandarijnen. De VOC In De Slag Met China In De Gouden Eeuw (Amsterdam 2011). 3 Willy vande Walle ed., The history of the relations between the Low Countries and China in the Qing Era (1644- 1911) (Leuven 2003). 1 mogelijkheid voor nieuw onderzoek te liggen, een duidelijke aanwijzing dat er sprake is van een leemte in het onderzoeksgebied waarin mijn onderzoek een rol zou kunnen spelen.

Een tweede publicatie is De dans van de leeuw en de draak, geschreven door een journalist,

Yvonne van der Heijden, die tussen 1991 en 1999 correspondent was voor het Financieel

Dagblad in Peking. In haar boek richt zij zich vooral op de handelsbetrekkingen met als tijdsperiode 1550-2010. Het boek kent veel beschrijvingen van gebeurtenissen en feiten, aangevuld met achtergrondinformatie. Hierdoor zijn er veel belangrijke verwijzingen naar andere secundaire literatuur.

Wel is bij deze publicatie vooral sprake van (serieus) journalistiek werk. Veel verwijzingen bestaan namelijk uit krantenberichten die ze vaak zelf had geschreven voor het

FD. Ook lijkt het erop dat ze vooral lezers een overzicht wil bieden van wat er is gebeurd en geïnteresseerden aanknopingspunten wil geven voor mogelijk verder onderzoek. Hierdoor was het mogelijk om een tijdlijn te maken van gebeurtenissen die relevant zouden kunnen zijn voor eigen onderzoek.

Één van de meest interessante publicaties uit de literatuurlijst van Van der Heijden is het artikel ‘The 1991/1992 Dutch debate on the sale of submarines to Taiwan’, geschreven door

Ingrid D’Hooghe. Interessant is dat zij begin jaren ’90 werkte op de Nederlandse ambassade in Peking. Het artikel maakt duidelijk dat Nederland en China in 1980 ruzie kregen vanwege het mogelijke besluit dat Nederland een exportvergunning zou verlenen voor militaire onderzeeboten aan Taiwan.

Dit was een probleem want China had en heeft een getroebleerd verleden met de machthebbers op Taiwan. In de jaren ’40 vochten de Chinese communisten onder leiding van

Mao Zedong een burgeroorlog uit tegen de Guomindang van Chiang Kai-Shek. De twee partijen stonden tegenover elkaar nadat zij aanvankelijk hadden samengewerkt tegen de

Japanners die grote delen van de Chinese oostkust hadden veroverd eind jaren ’30.

Uiteindelijk werd de burgeroorlog gewonnen door de communisten waardoor de

Guomindang moest vluchten naar het eiland Taiwan. Hierdoor werd de burgeroorlog in feite niet definitief beslist waardoor de Chinese communisten een gespannen relatie hebben met Taiwan, tot op de dag van vandaag. Militaire onderzeeboten die door een Nederlands bedrijf zouden worden geleverd aan Taiwan was dus gevoelige zaak.

Deze onderzeebotenkwestie bleek in het artikel slechts de eerste uit een reeks van drie.

D’Hooghe geeft ook aan dat de verkoop van duikboten aan Taiwan zeer gevoelig lag omdat

Nederland in 1972 niet langer Taiwan erkende, ten faveure van China. D’Hooghe geeft na 2 een beschrijving van de kwestie een nuttig overzicht van politieke en economische argumenten van zowel de Taiwan-lobby als de China-lobby in Nederland. Ook geeft ze aan welke bedrijven en politieke partijen aan welke kant stonden.

Toch geeft D’Hooghe aan dat haar artikel uit 1992 slechts een beginnend onderzoek is:

“[A]s the subject is still too sensitive for those directly involved to speak out openly, many crucial

questions cannot yet be answered. The scope of this paper, therefore, will not exceed the real of the

descriptive, leaving some vital questions for future research.”4

Hierin bleek ze maar al te gelijk in te hebben. Vele vragen in deze onderzeebotenkwestie bleven onbeantwoord. Zo verbrak bijvoorbeeld China in 1981 de diplomatieke relaties met

Nederland na de verkoop van twee duikboten aan Taiwan. Interessant is om uit te vinden waarom en hoe het Ministerie van Economische Zaken dit besluit wist door te zetten ten koste van de belangen en argumenten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Welke precieze belangen kregen de voorkeur? Waarom werd de relatie met China moedwillig op het spel gezet? Hoe groot was de invloed van de Taiwan-lobby toentertijd?

Daarnaast is het de moeite waard om uit te zoeken waarom de regering in 1984 besloot om niet nogmaals een exportvergunning te verlenen voor duikboten aan Taiwan. Won

Buitenlandse Zaken ditmaal? Was de China-lobby sterker geworden? Welke overwegingen werden nu belangrijker geacht?

Ook is er nog weinig geschreven over het Nederlandse mensenrechtenbeleid ten opzichte van China. In artikel 90 van de Nederlandse grondwet staat: “De regering bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde.”5 Peter Baehr, wijlen hoogleraar mensenrechten, kwam tot een voorlopige conclusie: “Until 1989, hardly any attention was paid to human rights in the [Dutch] relationship with China.”6 Wat is van deze opmerking waar?

Gezien de geringe hoeveelheid publicaties en de leemtes hierin is er zeker ruimte voor nieuw onderzoek. In dit onderzoek staat de volgende vraag centraal: in hoeverre was er

4 Ingrid d’Hooghe, ‘The 1991/1992 Dutch Debate On The Sale Of Submarines to Taiwan’, China Information 6 – nr. 4 (Voorjaar 1992) 40. 5 ‘Artikel 90: Internationale rechtsorde’ – De Nederlandse grondwet, http://www.denederlandsegrondwet.nl /9353000/1/j9vvihlf299q0sr/vgrnd7f9fty4. 6 Peter Baehr, Monique Castermans-Holleman en Fred Grünfeld, Human rights in the foreign policy of the (Antwerpen 2002) 161. 3 sprake van een constructieve relatie in de Nederlandse betrekkingen met China tussen 1971 en 1985?

Er is voor het startpunt 1971 gekozen omdat in dit jaar het landschap van internationale politiek veranderde ten faveure van nauwere betrekkingen met China. Na de Tweede

Wereldoorlog ontstond tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie een Koude Oorlog waarin werd gestreden over wat het beste was voor de toekomst van de wereld: een kapitalistische democratie of een communistische dictatuur.

Over grote delen van de wereld werden invloedssferen afgebakend. Aan het einde van de jaren ’60 verminderden de spanningen echter tussen deze grootmachten. China was na de

Tweede Wereldoorlog communistisch geworden, maar had echter een gespannen relatie met de Sovjet-Unie. Gezien de grootte van het land en het enorme potentieel van de Chinese bevolking ontstond er voor de VS een mogelijkheid om de Sovjet-Unie internationaal beter in toom te houden. Door dit politieke landschap besloot de VS de relatie met China te verbeteren en toenadering te zoeken. Een doorbraak werd bereikt in de zomer van 1971 toen

Henry Kissinger namens de VS naar China vertrok voor gesprekken en om de mogelijkheid te onderzoeken of president Nixon het land kon bezoeken. Deze ontwikkeling was voor andere landen ook van groot belang. Immers, nu de VS was begonnen met een toenadering tot China konden andere Westerse landen dit voorbeeld volgen. Het eindpunt 1985 heeft te maken met het einde van de bilaterale crisis tussen Nederland en China over de eerder genoemde onderzeeboten.

Het begrip “constructieve relatie” zal worden bepaald aan de hand van de drie tradities in het Nederlandse buitenlands beleid, beschreven in het boek Peace, Profits and Principles van professor en voormalig van Defensie . Dit onderzoek gaat over de

Nederlandse relatie met China. Door de drie tradities in het Nederlandse buitenlands beleid in ogenschouw te nemen kan de Nederlandse relatie met China beter worden geanalyseerd.

Was er een gebalanceerde verdeling tussen de drie tradities? Of werden er prioriteiten gesteld? Waar werd dan prioriteit aan gegeven? En waaraan niet?

Vernieuwing en verdieping staan hoog in het vaandel in dit onderzoek. Vernieuwing wordt bereikt door van primair bronnenmateriaal het zwaartepunt van het onderzoek te maken. In alle bovenstaande publicaties viel namelijk een ding op: er werd géén gebruik gemaakt van het archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat is opvallend, want hier werd en wordt namelijk grotendeels het Nederlandse buitenlands beleid vorm gegeven.

Aan de hand van dit archief was het mogelijk om interne communicatie te gebruiken 4 omtrent bijvoorbeeld bezoeken aan en uit China, de mensenrechtensituatie, onderhandelingen met China en contact met de ambassade in Peking. De informatie uit dit primair bronnenmateriaal zal, waar van toepassing, worden gecombineerd met parlementaire documenten als moties en Kamerverslagen van de Nederlandse politiek.7

Verdieping wordt daarnaast bereikt door de focus te leggen op een periode van vijftien jaar in plaats van decennia of enkele eeuwen.

Voor het beantwoorden van de vraagstelling kent dit onderzoek vijf deelaspecten. Ten eerste wordt de toenadering besproken. Hoe verliep de toenadering tussen Nederland en

China tussen 1971 en 1973? Ten tweede wordt besproken hoe Nederland de relatie vervolgens wilde verdiepen. Hoe was Nederland bezig met het concretiseren en consolideren van de relatie met China tussen 1974 en 1978? Ten derde wordt besproken welke successen er werden geboekt in de Nederlandse relatie met China tussen 1978 en

1980? Ten vierde wordt uitvoerig de crisis tussen Nederland en China over verkoop van onderzeeboten aan Taiwan besproken. Waarom ontstond in 1980 deze crisis en hoe communiceerde en besloot Nederland hier intern over? Ten vijfde wordt er uitgezocht waarom en hoe de breuk tussen Nederland en China werd hersteld tussen 1981 en 1985.

Voor de totstandkoming van dit onderzoek ben ik dank verschuldigd aan Hans den

Hollander – archivaris bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Onvermoeidbaar hielp hij mij bij het vaststellen welke dossiers moesten worden aangevraagd en bij alle formele procedures die daarbij om de hoek kwamen kijken. Ter verkenning van het onderwerp en in de loop van het onderzoek heb ik gesproken met sinoloog Henk Schulte Nordholt die in de jaren tachtig bij het Ministerie van Economische Zaken heeft gewerkt. Daarnaast interviewde ik Gerard Westenburg – voormalig hoofd van de afdeling Azie & Oceanie van het

Nederlands Centrum voor Handelsbevordering. Ook sprak ik met die in de jaren ’70 en ’80 staatssecretaris en minister van Defensie is geweest. Tot slot dank ik, net als in de bachelorscriptie, Henry Kissinger voor het schrijven van zijn boek On China. Niet alleen kwam ik daardoor op het spoor van China, maar begon ik mij steeds te interesseren in diplomatie en voor het vak van diplomaat.

Rick Otten

7 Deze documenten zijn te vinden op de website van Staten-Generaal Digitaal: www.statengeneraaldigitaal.nl 5

1.Een langverwachte toenadering – 1971-1973

Op 1 oktober 1949 riep Mao Zedong de Volksrepubliek China uit in Peking nadat de Chinese communisten de burgeroorlog hadden gewonnen van de Guomindang onder leiding van

Chang Kai-Shek. Deze was inmiddels gevlucht naar het eiland Taiwan waar hij de Republiek

China voortzette. Deze gebeurtenissen maakten een diepe indruk op de wereld. Het grootste land ter wereld, toentertijd ongeveer 560 miljoen mensen, werd communistisch en dit werd gezien als een grote tegenslag in de wereldwijde krachtmeting tussen het communisme en het kapitalisme. In de Verenigde Staten werd deze gebeurtenis zelfs bestempeld als de “loss of China” omdat er werd verondersteld dat dit vermijdbaar was.8

Nederland was een van de eerste landen in de wereld die zich de nieuwe situatie in China realiseerde en in 1950 overging tot juridische erkenning van de Volksrepubliek ten koste van

Taiwan waarmee Nederland de diplomatieke relaties beëindigde. In 1954 werden daadwerkelijk diplomatieke relaties met de Volksrepubliek gestart op niveau van zaakgelastigden. Taiwan wist echter wel na het verlies in de Chinese burgeroorlog lid te blijven van de Verenigde Naties en behield daardoor ook de Chinese permanente zetel in de

Veiligheidsraad. De Volksrepubliek was hierdoor niet vertegenwoordigd in de VN.

Overigens continueerde Nederland sinds 1950 wél economische, culturele en wetenschappelijke relaties met Taiwan.

Nederland onderhield diplomatieke relaties met China op het niveau van zaakgelastigden tot 1972. Al die tijd waren er dus geen ambassadeurs uitgewisseld. De reden hiervan bleek te zijn dat China niet accepteerde dat Westerse landen ervoor kozen om Taiwan te behouden in de Verenigde Naties, dus ook in de Veiligheidsraad. Op 16 januari 1971 bracht de Chinese

Tijdelijke Zaakgelastigde (TZ) een bezoek aan de chef van Directie Oost-Azië (DOA) van het

Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit was op zijn verzoek en had als doel om de bezwaren uiteen te zetten tégen de politiek van de Nederlandse regering. Beweerd werd dat de

Nederlandse regering herhaaldelijk heeft verklaard alleen de Volksrepubliek te erkennen, maar in feite voortdurend steun blijft geven aan de “bandietenkliek van Chang Kai-Shek” – met name binnen het kader van de VN.9 Ter onderbouwing van dit standpunt werden meerdere voorbeelden gegeven, maar de belangrijkste was dat Nederland in de VN de

8 ‘The Chinese Revolution of 1949’, website U.S. Department of State – Office of the Historian. https://history.state.gov/milestones/1945-1952/chinese-rev (10 februari 2015). 9 ‘Demarche Chinese Tijdelijke Zaakgelastigde’ 6 januari 1971, Van: DOA Aan: M via S in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 - 426, 1. 6 procedurele resolutie steunde waarmee werd beoogd dat “het herstel van de wettige rechten” van de regering in Peking werd belemmerd.10

Kort na dit gesprek kreeg de Nederlandse TZ Derksen in Peking een vergelijkbare boodschap te horen van de Chinese vice-minister van Buitenlandse Zaken Qiao Guanhua.

Aan Derksen werd te verstaan gegeven dat de Chinese regering “very unhappy” was over de Nederlandse opstelling met betrekking tot Taiwan.11

De Nederlandse reactie op dit verwijt was realistisch van aard. De chef DOA legde uit dat

Nederland rekening moest houden met de “feitelijke situatie” in de VN en met de daar geldende regels. Nederland moest uitgaan van de “huidige politieke realiteit” dat het gezag van Peking zich niet uitstrekt tot Taiwan en dat het gebied een eigen vertegenwoordiging heeft in de VN. Daarnaast werd de politieke bal ook teruggekaatst: “[I]ndien de status van

[Taiwan] voor de volksrepubliek een probleem [is, zal] het in de eerste plaats op de weg van

Peking [liggen om] daarvoor een oplossing te zoeken.”12

Door deze impasse konden er tot mei 1972 geen diplomatieke relaties naar ambassadeursniveau worden verhoogd. Wel was duidelijk geworden in de bovenstaande gesprekken dat er van de Nederlandse zijde flexibiliteit was. De bovenstaande Nederlandse reactie hield namelijk ook impliciet in dat Nederland geen tegenstander zou zijn van een wissel met betrekking tot de Chinese zetel in de VN an sich. Dit nodigde uit tot stille en indirecte diplomatie van China om het Nederlandse standpunt te wijzigen.

Het mag geen verrassing zijn dat toentertijd (en thans nog steeds) de pers in China door de regering wordt gecontroleerd. TZ Derksen merkte op 26 augustus 1971 een nieuwsartikel op uit het Volksdagblad, de officiële staatskrant in China. Aan de hand van een anekdote werd Nederland en het Nederlandse volk in een positief daglicht gezet. Deze anekdote komt uit een serie met de naam “Stories about friendship of Chinese seamen with people of other lands”. Aangezien China een volksrepubliek is betekent dit dat Chinese vriendschap met mensen uit andere landen, in de context van deze anekdote, ook vriendschap met de desbetreffende staat betekent of kan gaan betekenen.

In de anekdote werd verteld over een Chinees vrachtschip dat voor anker lag in een

Nederlandse haven. Omdat er problemen waren met de propeller moest deze gerepareerd worden. De Chinese zeemannen hadden in China geleerd dat een probleem op basis van

10 Ibidem, 2. 11‘china-nederland’, 20 maart 1971, Van: Peking Aan: Min. B.Z. in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 - 426, 2. 12‘Demarche Chinese Tijdelijke Zaakgelastigde’ 6 januari 1971, in: Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 - 426, 2. 7

“self-reliance” moest worden opgelost waardoor men het hoofd brak over een oplossing. Op dat moment boden Nederlandse havenarbeiders hun diensten aan om het probleem gezamenlijk op te lossen. Er werd zelfs overgewerkt om het schip zodanig op te tillen dat de propeller kon worden vervangen door de Chinezen. Nadat de Nederlandse havenarbeiders uitgebreid werden bedankt zei een van hen: “It’s nothing. We workers are of the same family.”13

Derksen durfde het in zijn memorandum aan de minister niet aan om de politieke betekenis hiervan toe te lichten. Voor mij is echter duidelijk dat met de propeller eigenlijk de kwestie-Taiwan in de VN wordt bedoeld. Door het gezamenlijk oplossen van dit probleem kon de onderlinge collegialiteit en vriendschap worden versterkt. Aan de hand van deze anekdote werd de Nederlandse regering eigenlijk uitgenodigd om de onderlinge geschillen op te lossen en de Nederlands-Chinese betrekkingen te versterken. Toeval of niet, in de

Troonrede van 1971 werd China expliciet genoemd: “Voor de politieke ontspanning in de wereld acht de regering het onmisbaar dat de Chinese Volksrepubliek gaat deelnemen aan het overleg in de Verenigde Naties.”14 – was getekend, de nieuwe regering onder leiding van premier . Samen met de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken Norbert

Schmelzer zou het Nederlandse China-beleid een voortvarende wending maken in minder dan één jaar tijd.

Één maand na de Troonrede, 25 oktober 1971, stemde Nederland vóór een resolutie van

Albanië om de wettelijke rechten van de Volksrepubliek te herstellen waardoor Taiwan uit de VN werd gezet.15 In een reactie in de Nederlandse pers zegt Schmelzer daags hierna dat

Nederland wat hem betreft niet tegen vertegenwoordiging is van Taiwan in de VN, maar dat hij moeite had met het standpunt van Taiwan dat het álle Chinezen, dus ook die op het vasteland, zou vertegenwoordigen. Dit klopte volgens Schmelzer niet en was ook in strijd

13 ‘China - Nederland’ Peking, 26 augustus 1971, Van: Peking Aan: M in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 426. 14 ‘Troonrede 21 september 1971’, website www.troonredes.nl. http://www.troonredes.nl/troonrede-21- september-1971/ (20 februari 2015). 15 ‘Restoration of the lawful rights of the People's Republic of China in the United Nations : resolution / adopted by the General Assembly’, website United Nations Bibliographic Information System. http://unbisnet.un.org:8080/ipac20/ipac.jsp?session=142X1W192W979.12100&menu=search&aspect=power&n pp=50&ipp=20&spp=20&profile=voting&ri=&index=.VM&term=2758&matchoptbox=0|0&oper=AND&x=0& y=0&aspect=power&index=.VW&term=&matchoptbox=0|0&oper=AND&index=.AD&term=&matchoptbox=0 |0&oper=AND&index=BIB&term=&matchoptbox=0|0&ultype=&uloper=%3D&ullimit=&ultype=&uloper= %3D&ullimit=&sort= (16 februari 2015). 8 met het feit dat Nederland juist de Volksrepubliek had erkend als de enige legitieme regering van China.16

Interessant is dat Taiwan dit standpunt al verkondigde sinds 1949 en dat sindsdien, in ieder geval tot 1971, geen millimeter van is afgeweken. Dat de Nederlandse regering nu toch van standpunt wisselde lijkt het resultaat te zijn van, zoals vermeld, een nieuw kabinet in

Den Haag, maar ook van een grote verschuiving in het internationale politieke landschap.

Deze verschuiving werd op 15 juli 1971 aangekondigd door president Richard Nixon van de

Verenigde Staten met de aankondiging dat hij een staatsbezoek zou gaan afleggen aan

China:

“As I have pointed out on a number of occasions over the past 3 years, there can be no stable and

enduring peace without the participation of the People's Republic of China and its 750 million

people. That is why I have undertaken initiatives in several areas to open the door for more normal

relations between our two countries. (…) I have taken this action because of my profound

conviction that all nations will gain from a reduction of tensions and a better relationship between

the United States and the People's Republic of China.”17

In zijn toespraak gaf Nixon ook aan dat zijn Nationale Veiligheidsadviseur Henry Kissinger een geheim bezoek had afgelegd aan Peking om deze aankondiging voor te bereiden.

Duidelijk werd dat China uit een internationaal isolement wilde stappen door de inspanningen van de VS, maar ook zeker uit eigen belang. Nixon schreef ter voorbereiding op zijn bezoek heel doeltreffend op wat de doelstellingen waren van China:

“What they want:

1. Build up their world credentials.

2. Taiwan.

3. Get U.S. out of Asia.

What we both want:

1. Reduce danger of confrontation and conflict.

16 ‘Volgt tekst mijn eerste reactie ( voor de avro) op resultaat china-debat in verenigde naties’ Den Haag, 26 oktober 1971, Van: M in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955- 1974, 9.1.2 – 426, 1-2. 17 ‘231 - Remarks to the Nation Announcing Acceptance of an Invitation To Visit the People's Republic of China. July 15, 1971’, website The American Presidency Project. http://www.presidency.ucsb.edu/ws/ ?pid=3079 (20 februari 2015). 9

2. a more stable Asia.

3. a restraint on U.S.S.R.“18

Duidelijk is dat deze doelstellingen niet alleen ten opzichte van de VS golden. Ook

Nederland kon als lidstaat van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie en de Europese

Economische Gemeenschap hierop inspelen. Niet voor niets realiseerde Nederland al in 1950 hoe de nieuwe verhoudingen in Azië lagen waarna het overging tot juridische erkenning van de Volksrepubliek. De tijd leek nu rijp om de volgende stap te zetten door diplomatieke relaties naar ambassadeursniveau te verhogen.

Slechts vier dagen na de toetreding van China tot de VN werd TZ Derksen gemachtigd door

Schmelzer om de Chinese regering te benaderen voor onderhandelingen.19Vlot liepen deze onderhandelingen niet. De kwestie-Taiwan bleek nog steeds een rol te spelen. Meerdere keren benadrukten Chinese ambtenaren het belang van een communiqué waarin Nederland het standpunt van China over Taiwan zou respecteren. Het ging hierbij om Nederlandse erkenning van China als enige rechtmatige regering van China en erkenning van het Chinese standpunt dat Taiwan een provincie is van China.20 Interessant is dat Nederland dit al had gedaan in 1950, maar dat dit blijkbaar niet voldoende was. Derksen vond dit duidelijk niet leuk: “Geen enkele regering houdt ervan, vervolgde ik, reeds afgelegde verklaringen te

[h]erhalen, want dit wekt de indruk als zou de oorspronkelijke verklaring onvoldoende sterk zijn geweest.”21 In deze geest gaf ook Schmelzer in zijn instructies aan dat in een communiqué zou moeten worden vermeden dat de Nederlandse positie over Taiwan zou worden vermeld.22

Een impasse dreigde echter na het insisteren van China in deze kwestie. Chang Wen-Chin leidde als directeur West-Europa van het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken de gesprekken en zei dat Nederland had “nagelaten” om de overeengekomen principes uit 1950 in de praktijk te brengen bij de VN. Hierdoor had het vier jaar geduurd voordat China haar aarzelingen had kunnen overwinnen om zelfs maar tot uitwisseling van zaakgelastigden te

18 Margaret MacMillan, Seize the Hour: When Nixon met Mao (Londen 2007) 228-229. 19 ‘betrekkingen nederland-china’ Peking, 27 oktober 1971, Van: M Aan: Peking in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 655. 20 ‘betrekkingen nederland-china’ Peking, 13 januari 1971, Van: TZ Derksen Aan: M in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 655, 2. 21Ibidem. 22 ‘betrekkingen nederland-china’ Peking, 10 januari 1972, Van: Schmelzer Aan: Peking in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 655, 3. 10 komen.23 In reactie daarop zei Derksen dat deze houding “zeer slechte herinneringen zou doen herleven aan zwarte periode in bilaterale betr. van eerste vier jaren na onze erkenning, waarin sinoreg quo had consistently and unreasonably refused to reply to our suggestion to ekschange ambassadors unquo.”24 Ook zei Derksen dat het hierbij gaat om een Chinees probleem en dat hij slechts kon voorzien dat op deze manier het niet zou komen tot uitwisseling van ambassadeurs.25

Duidelijk was dat Chang van deze verklaring was geschrokken want de volgende dag nam vice-minister Qiao Guanhua deel aan het gesprek die volgens Derksen een veel soepelere toon aansloeg. Het probleem van een gemeenschappelijk communiqué werd nu bestempeld als “vormkwestie” waarover “te praten” viel.26

Deze ingreep van hogerhand wierp zijn vruchten af want op 16 mei 1972 werd besloten tot verhoging van diplomatieke relaties op ambassadeursniveau:

“De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en van de Regering van de Volksrepubliek

China zijn overeengekomen het niveau van hun wederzijdse diplomatieke vertegenwoordigingen

in de twee landen te verhogen van kantoren van zaakgelastigden tot ambassades met ingang van

18 mei 1972. De Chinese regering verklaart wederom dat Taiwan een provincie is van de

Volksrepubliek China. De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden respecteert dit standpunt

van de Chinese Regering en bekrachtigt dat zij de Regering van de Volksrepubliek China erkent als

de enige wettige Regering van China.”27

Uit dit citaat blijkt dat de woorden “respecteert” en “bekrachtigt” zijn gebruikt in plaats van

“erkent”. Hierdoor werden de problemen opgelost. Weliswaar werd Taiwan vernoemd in de verklaring wat Schmelzer liever niet wilde, maar de gekozen bewoording “respecteert” had een passievere inhoud. Hierdoor herhaalde Nederland strikt genomen niet zijn standpunt uit

1950 en kreeg China toch een vermelding van Taiwan in het communiqué.

23 ‘betrekkingen nederland-china’ Peking, 1 februari 1972, Van: Derksen Aan: M in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 655, 2. 24 ‘betrekkingen nederland-china’ Peking, 17 maart 1972, Van: Derksen Aan: M in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 655, 2 25Ibidem. 26 ‘betrekkingen nederland-china’ Peking, 18 maart 1972, Van: Derksen Aan: M in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 655, 2. 27‘Tekst van het communique over de betrekkingen Nederland – C.V.R. Tekst is vrij voor publicatie op woensdag 17 mei 1972 na 1:00. De onofficiële Nederlandse vertaling gaat hierbij.’ in: in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 655, 4. 11

Hoe stonden in 1972 de handelsrelaties tussen Nederland en China ervoor? De cijfers uit het archief van Buitenlandse Zaken laten een onevenwichtig beeld zien:

Handel van Nederland met China (inf miljoen)28

Invoer Uitvoer Totaal

1968 98,3 104,5 202,8

1969 100,9 83,3 184,2

1970 96,7 79,3 176,0

1971 122,2 61,3 183,5

1972 145,4 32,6 178,0

Duidelijk is dat Nederland in de periode 1968-1972 een groeiende import heeft vanuit China, maar dat de export scherp dalende was. De totale handel was ook gedaald.De verklaring werd gegeven in een interview van het Reformatorisch Dagblad met directeur-generaal

Buitenlandse Economische Betrekkingen W.P.H. van Oorschot van het ministerie van

Economische Zaken. Volgens hem “kan [het] een gevolg zijn van de internationale concurrentie of van het feit dat er gemakkelijker te bewerken markten voorhanden zijn.”29Dit lijkt inderdaad te kloppen want uit andere cijfers van Buitenlandse Zaken blijkt dat

Nederland niet in de top-12 van China’s belangrijkste handelspartners staat.Bij Nederland lag simpelweg geen prioriteit.30 Daarnaast was de samenstelling van de export ook niet ideaal te noemen, deze was namelijk eenzijdig van aard in de vorm van meststoffen voor de

Chinese landbouw.31 Ook was het Chinese economische beleid in deze tijd nog autarkisch van aard waardoor buitenlandse handel sterkt beperkt was.

Wel gaf Van Oorschot aan dat er voor Nederland kansen lagen bij de Chinese markt.

Nederland zou vooral veel te hebben op gebied van landbouw, waterstaatkunde, havens, dijken en baggerwerken. Hierbij noemde hij bijvoorbeeld Verenigde Machine Fabrieken voor kunstmeststoffen en IHC voor baggerapparatuur. Duidelijk werd ook dat China kansen zag in handel met Nederland: in november 1972 vertrok Van Oorschot met een handelsmissie naar Peking ter oriëntatie.32 Kort daarvoor kreeg Jan Vixseboxse als eerste Nederlandse

28 ‘Volksrepubliek China – een sociaal-economische verkenning’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 600.0 – 6885. 29 ‘Chinese minister van handel op bezoek – import nu groter’, Reformatorisch Dagblad 20-1-1973, 5. 30 ‘Volksrepubliek China – een sociaal-economische verkenning’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 600.0 – 6885. 31 Ibidem. 32 ‘Nederlandse delegatie naar China’, Reformatorisch Dagblad 6-11-1972, 3. 12 ambassadeur in China te horen van waarnemend president Dong Biwu bij het aanbieden van zijn geloofsbrieven dat China geïnteresseerd was in de Nederlandse landbouw en waterstaat.33

Hoe verliepen de eerste politieke contacten vanuit Nederland met China na de uitwisseling van ambassadeurs? Wat betreft de opmerking van Don Biwu werd in ieder geval de daad snel bij het woord gevoegd want al in januari 1973 bracht de Chinese Minister van

Buitenlandse Handel Pai Hsiang-kuo een bezoek aan Nederland.34 Daarnaast bracht minister

Ruud Lubbers van Economische Zaken al snel een tegenbezoek in november 1973 voor gesprekken met het Chinese Ministerie van Buitenlandse Handel. In dit gesprek was er volgens ambassadeur Vixseboxse sprake van een “ongedwongen sfeer” en een “zeer welwillende houding” naar Nederland.35

Het meest in het oog springendis het bezoek van een parlementaire delegatie aan China van

18 tot 25 augustus 1973. Na de officiële uitnodiging in mei arriveerde deze delegatie onder leiding van Tweede Kamervoorzitter . In totaal bestond de delegatie uit dertien parlementariërs.

In de openingsspeech van Vondeling ten overstaan van het permanent comité van het

Nationaal Volkscongres, het Chinese parlement, werd duidelijk gemaakt waarom het

Nederlandse parlement graag naar China wilde komen:

“Namens deze delegatie sprekend kan ik u verzekeren dat wij uw uitnodiging dankbaar aanvaard

hebben en wel om verschillende redenen. Allereerst omdat het een eer is voor de

vertegenwoordigers van een klein land om uitgenodigd te worden door en bekend te raken met de

volkrijkste natie en tegelijk één van de grootste landen in de wereld. In de politiek gebeurt het af en

toe dat de kleintjes door hun grotere broers over het hoofd worden gezien, wat nauwelijks

democratisch kan worden genoemd. In de tweede plaats zijn wij erg blij om in uw midden te zijn

omdat – voor zover wij dat hebben kunnen nagaan – niet één van de 225 leden van het

Nederlandse parlement ooit dit China heeft bezocht. Zodoende is ons bezoek een soort

ontdekkingsreis en, zoals u misschien weet, de wereld ontdekken is door de eeuwen heen een

geliefkoosde bezigheid geweest van Nederlanders. De derde reden (…) is omdat het nieuwe China

nog in vele opzichten voor ons onbekend is. (…) Bovenal hopen wij bekend te raken met uw

33 ‘aanbieding geloofsbrief’ Peking, 11 oktober 1972, Van: Vixseboxse Aan: M in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 656, 1. 34 ‘Het Nederlandse beleid t.a.v. de C.V.R.’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975- 1984, 912.12 – 12570, 6. 35 ‘Gesprek Min Lubbers met Vice-premier Li Heien-nien’ Peking, 23 november 1973, Van: Vixseboxse Aan: BuZa in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 656, 1. 13

doelstellingen – economisch, sociaal, cultureel en politiek – en met de middelen waarmee het

Chinese volk deze denkt te bereiken.”36

Wat mij opvalt is dat uit dit citaat, maar ook uit de rest van het reisverslag, blijkt dat de

Nederlandse parlementariërs zich nieuwsgierig en onbevangen hebben opgesteld. Bas de

Gaay Fortman schrijft als fractievoorzitter van de Politieke Partij Radikalen dat hij, en met hem de andere parlementariërs, veel heeft geleerd van zijn bezoek:

“Een bezoek aan China kan een overtuigd parlementair democraat niet bekeren tot het

communisme. Maar het is wel een bijzondere ervaring kennis te maken met een land waarin de

doelstellingen van het communisme serieus worden genomen. Wie China niet met Nederland

vergelijkt maar met andere ontwikkelingslanden, moet wel onder de indruk komen van de Chinese

prestaties. [Dit] dwingt ons tot bescheidenheid in de discussie met de Chinezen over de pluspunten

en de tekortkomingen van onze beide sociale stelsels.”37

Hoogtepunt van de reis was zonder meer het gesprek met de premier Zhou Enlai. Deze

Chinese politicus was niet alleen premier maar gedurende lange tijd ook Minister van

Buitenlandse Zaken na het uitroepen van de Volksrepubliek. Een geslepen man die heel goed de Chinese belangen, waar dan ook ter wereld, in de gaten hield. Ook was hij de eerste gesprekspartner van Nixon en Kissinger tijdens hun bezoeken aan Peking.

Uit het officiële en het interne verslag blijkt dat het gesprek met Zhou Enlai eigenlijk grotendeels eenrichtingsverkeer was. Gespreksonderwerpen waren de geschiedenis van de communistische partij, de bevrijdingsstrijd, de (naar goed gebruik) afkeer van de

“bandietenkliek” op Taiwan onder leiding van Chiang Kai-Shek, de afkeer van de “sociaal- imperalisten” uit de Sovjet-Unie en de hernieuwde relatie met de VS.38

Interessanter werd het toen Zhou Enlai verklaarde dat hij geen heil zag in détente tussen de VS en de Sovjet-Unie in Europa. Hij vroeg zich af of deze ontspanning wel betrouwbaar was en stelde dat “geen der grootmachten uit eigen beweging tot beperking van de strijdkrachten komt”.39 Volgens hem moest West-Europa, en daarmee Nederland, twee

36 ‘Verslag van het bezoek van een delegatie uit de Staten-Generaal aan de Volksrepubliek China, van 18 tot en met 25 augustus 1973’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955- 1974, 9.1.2 – 656, 5. 37 Ibidem, 8. 38 Ibidem, 11 en 13. 39 Ibidem, 12. 14 dingen doen: de krachten bundelen en de bestaande eenheid versterken en ten tweede de bijdrage aan de verdediging van hun grondgebied verhogen.40

Spanning ontstond toen een lid van de delegatie vroeg of China vreesde dat de Russische militaire dreiging groter zou worden als de defensie van West-Europa zwakker werd.

Impliciet betekende dit dat het pleidooi voor een krachtige defensie van West-Europa door

Zhou Enlai ingegeven was door het idee dat deze troepen van de Sovjet-Unie hierdoor niet tegen China konden worden ingezet. Zhou Enlai wees deze suggestie verontwaardigd en met kracht van de hand.41

Uit het interne verslag van ambassadeur Vixseboxse blijkt dat dit lid niemand minder dan

Hans van Mierlo van D66 was. De spanning bleek te zijn ontstaan doordat Van Mierlo in zijn vraag het woord “bang” had gebruikt wat natuurlijk niet tactisch was.42 Immers, in de buitenlandse contacten die China tijdens het Keizerrijk had voelden de Chinezen zich verheven en waren andere volkeren “barbaren”. Deze culturele notie gold ongetwijfeld nog steeds en Van Mierlo kreeg hiervan de rekening gepresenteerd. ZhouEnlai stelde aan Van

Mierlo zelfs een zeer beladen vraag: “Spreekt u Russisch?” Ambassadeur Vixseboxse vermoedde dat Zhou Enlai meende aan het woord “democraten” uit de partijnaam D66 af te dat het hier ging om Sovjet-gezinde communisten.43

Na dit spannende moment probeerde Vondeling het gesprek op de Nederlands-Chinese betrekkingen te brengen. Opvallend was dat Zhou Enlai hier weinig belangstelling voor had omdat hij onderwerp snel verlegde naar de betrekkingen tussen de VS en China.

Waarschijnlijk was hij over de Nederlands-Chinese betrekkingen niet uitgebreid geïnformeerd en was de geopolitieke betekenis van Nederland, zoals Vondeling in zijn openingsspeech al verwoordde, simpelweg te klein. Interessant om te constateren is dus dat de Nederlandse parlementariërs vrijwel alleen hebben gesproken met Zhou Enlai over onderwerpen waarop Nederland geen grote en/of directe invloed heeft. Daarnaast werd er alleen gesproken over geopolitiek en nauwelijks over handel of mensenrechten. Het bezoek van de parlementaire delegatie illustreert dus dat in de verhouding “peace, profits and principles” het de Chinezen vooral ging om “peace” en dat de andere steunpilaren van het

Nederlandse buitenlands beleid (nog) niet voldoende aan de orde kwamen.

40 Ibidem. 41 Ibidem, 12 en 13. 42 ‘Nederlandse Parlementaire Missie naar China; onderhoud met Premier Chou En-lai’ Peking, 24 augustus 1973, Van: Vixseboxse Aan: BuZa in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 520, 1-2. 43 Ibidem, 2. 15

2. Consolideren en concretiseren - 1974-1978

Met het bezoek van de parlementaire delegatie kwam de inleidende fase van de nieuwe relatie met China tot een einde. Hierdoor werd het belangrijk voor Nederland om de betrekkingen te consolideren, maar ook te concretiseren.

In een memorandum van de chef van Directie Oost-Azië werden deze plannen uiteengezet. Kortweg ging het om enerzijds het sturen van een delegatie “die op de Chinezen indruk maakt” en “een met China te sluiten overeenkomst inzake economische, industriële en technische samenwerking”.44 Die overeenkomst kwam er. Op 7 mei 1974 werd de

Gemengde Nederlands-Chinese Commissie voor Economie en Handel opgericht. De primaire functie was de bevordering van de ontwikkeling van economische en handelsbetrekkingen tussen de twee landen en zou een adviserende rol krijgen ten opzichte van beide regeringen.45

Waarom was het instellen van deze commissie een goede zaak? In de eerste plaats was dit voor Nederland een teken dat China op reguliere, en dus niet incidentele, basis wilde praten over het versterken van de economische en handelsbetrekkingen. Daarnaast was dit voor

Nederland daardoor een vast platform om direct met China te communiceren. Uit de eerdere statistieken bleek dat de Nederlandse export naar China kromp terwijl de import juist groeide. Deze commissie was dus een goede kans om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen.

Wat betreft het sturen van delegaties werd gedacht aan hogere rangen binnen de

Nederlandse regering. Enerzijds ging het hierbij om een lid van het Koninklijk Huis om zo ook op dit niveau kennis te maken met China. Gedacht werd aan prins Claus vanwege zijn bijzondere belangstelling voor ontwikkelingsproblematiek in de wereld. Gezien de bijzondere positie van China wat betreft zijn ontwikkelingsmodel, met gevoel voor understatement, zou prins Claus hier dus ook inhoudelijk een steentje aan kunnen bijdragen.

44 ‘Betrekkingen Nederland-China. Voorstel bezoek M aan Peking.’ Den Haag, 1 maart 1973, Van: Chef DOA Aan: DGPZ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 521, 1-2. 45 ‘Briefwisseling tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China betreffende de instelling van een Gemengde Nederlands-Chinese Commissie voor Economie en Handel’, verdragsnummer 002271 – website Verdragenbank. https://verdragenbank.overheid.nl/nl/Verdrag/Details/002271 16

Bovendien had de Chinese ambassadeur aan de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken

Max van der Stoel laten weten belangstelling te hebben voor de uitlatingen van Prins Claus.46

Op politiek niveau werd nu voor het eerst een bezoek van de Minister van Buitenlandse

Zaken (“M”) aangeraden. Een bezoek van de Minister werd als strategisch gezien omdat het een impliciete ondersteuning zou zijn voor de economische relaties, de groeiende belangstelling van de KLM voor een luchtvaartovereenkomst en om culturele contacten te vergemakkelijken. Daarnaast was Nederland onder de Westerse landen een hekkensluiter wat betreft politieke delegaties naar China. Alleen was als Minister van

Economische Zaken naar China gegaan terwijl Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en West-

Duitsland meerdere bezoeken hadden afgelegd. Bovendien was duidelijk geworden uit het eerdere gesprek met Zhou Enlai dat China veel belangstelling had voor een defensief sterk

West-Europa. De Chinese regering zou dus graag willen horen van minister Van der Stoel wat de positie is van de Nederlandse regering op dit gebied.47

Bij deze aanbevelingen werd ook een kritische noot geplaatst: “In het algemeen moet geconstateerd worden, dat de actieve belangstelling van Nederland voor de ontwikkelingen in Azië na de Tweede Wereldoorlog een zekere atrofie heeft ondergaan.”48 Ik heb het vermoeden dat hiermee bedoeld werd dat de politieke belangstelling voor dit deel van de wereld kleiner was geworden na de dekolonisatie van Indonesië en later Nieuw-Guinea. Het was dus belangrijk dat de draad weer zou worden opgepakt en dat een bezoek aan China zou worden gevolgd door bezoeken aan Japan en Indonesië.49

Uiteindelijk zou Van der Stoel begin januari een bezoek brengen van vijf dagen aan China waarbij hij Peking en Shanghai zou gaan bezoeken. Van tevoren temperde Van der Stoel de verwachtingen over zijn bezoek: “[Deze reis is] een goodwill-missie. (…) Men moet niet verwachten dat er concrete afspraken gemaakt zullen worden.”50 In alle gesprekken werd vooral gepraat over internationale politiek met als onderwerpen de oliecrisis, ontwapening en proliferatie waarbij China herhaaldelijk hamerde op het gevaar van de Sovjet-Unie en wat

Nederland daar in NAVO-verband aan zou kunnen doen. Veelzeggend was dat in het jaarrapport 1975 van Buitenlandse Zaken over China niet veel aandacht werd besteed aan bilaterale zaken met betrekking tot dit bezoek: “Terloops is [er] ook gesproken over de

46 ‘Betrekkingen Nederland-China. Voorstel bezoek M aan Peking.’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambassade China 1955-1974, 9.1.2 – 521, 2. 47 Ibidem, 3. 48 Ibidem, 4. 49 Ibidem. 50 ‘V/d Stoel: “Goodwill-missie”’, Het Vrije volk, 4-1-1975, 7. 17 bilaterale betrekkingen en geconstateerd dat in dit opzicht geen uitstaande problemen zich voordoen”.51

Van der Stoel moest echter bij terugkomst in Nederland deels op zijn opmerking terugkomen: “Mijn bezoek aan [China] is veel positiever uitgevallen dan ik had verwacht.

Het zal een stimulans zijn op allerlei gebied[en]. Het opent vele deuren waarvan in de toekomst de [ambassadeur] gebruik [kan] maken.”52 Hij bedoelde hier onder meer mee dat hij niet alleen met Qiao Guanhua, die gepromoveerd was tot minister van Buitenlandse

Zaken, had gesproken. Onverwachts kreeg hij namelijk uitnodigingen om met premier Zhou

Enlai en de zojuist benoemde eerste vice-premier Deng Xiaoping te spreken. Dit was bijzonder aangezien Zhou Enlai gezondheidsklachten had en vaak in het ziekenhuis verbleef. Hierdoor had Deng Xiaoping in de praktijk de functie van premier overgenomen.53

Dat China op dit ambtsniveau wilde praten met Nederland was dus een goed teken.

Daarnaast bleek dat in de bilaterale betrekkingen weliswaar geen problemen waren, maar uiteraard wel mogelijkheden voor het Nederlandse bedrijfsleven. Afgesproken werd dat eind januari de onderhandelingen over een scheepvaartovereenkomst tussen beide landen zouden beginnen. Voor Nederland als handelsland was dit belangrijk en waarschijnlijk dat dit ook de reden voor Van der Stoel om niet alleen naar Peking te gaan, maar ook naar havenstad Shanghai. Immers, een overeenkomst zou betekenen dat Nederlandse schepen mogen aanmeren bij Chinese havens wat een zeer belangrijke ondersteunende werking zou hebben op de Nederlandse handel met China.54 Eind januari werden deze onderhandelingen daadwerkelijk gestart onder leiding van de directeur-generaal voor de scheepvaart van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat waarna de overeenkomst werd ondertekend in augustus.55

Bovendien werd tijdens het bezoek van Van der Stoel besloten dat later in het jaar de onderhandelingen over de eerder genoemde luchtvaartovereenkomst konden beginnen.56

Ook dit was een belangrijke zet want hierdoor konden Nederlandse vliegtuigmaatschappijen als de KLM landingsrechten verkrijgen op Peking. Voor de KLM was dit interessant omdat

51 ‘Jaarrapport C.V.R. 1975’ Peking, 29 maart 1976, Van: Vixseboxse Aan: BuZa in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 911.0 – 10559, 31. 52 ‘Van der Stoel blij terug uit Oosten’, De Telegraaf, 14-1-1975, 3. 53 ‘Bezoek met onverwachte gebeurtenissen – Minister Van der Stoel sprak met Tsjoe En-Lai’, Nederlands Dagblad, 7-1-1975, pagina 5. 54 ‘Mr. Van der Stoel positief over reis’, Reformatorisch dagblad, 13-1-1975. 55 ‘Jaarrapport C.V.R. 1975’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 911.0 – 10559, 31. 56 ‘Mr. Van der Stoel’, Reformatorisch dagblad, 13-1-1975. 18 voor de luchtslag op de route Europa-Tokio omdat deze via Peking het kortst was.57 In september begonnen deze onderhandelingen daadwerkelijk onder leiding van de directeur- generaal van de Rijksluchtvaartdienst. Deze onderhandelingen hebben geleid tot de

“principiële overeenstemming” over de tekst van de luchtvaartovereenkomst en de afspraak dat de afsluitende onderhandelingen spoedig in Nederland zullen worden gehouden.58

Na dit voorlopige hoogtepunt in de betrekkingen van Nederland met China brak een periode aan van interne onrust in China. De gezondheid van Mao was al langere tijd slecht, maar verslechterde verder tussen 1974 en 1976. Er werd ALS geconstateerd door zijn dokter terwijl hij ook aan andere kwalen leed.

Achter de schermen brak er hierdoor een interne strijd los tussen de radicalen en de pragmatici. De radicalen stonden onder leiding van de zogenaamde ‘Gang of Four’ waarin

Jiang Qing, de vrouw van Mao, het voor het zeggen had. Deze groep had een solide machtsbasis opgebouwd in de Partij tijdens de Culturele Revolutie omdat zij Mao hierin ondersteunden. De Gang of Four stond voor zuivere ideologie ten koste van alles terwijl de pragmatici meer van uit de praktijk dachten en handelden. Deze groep stond onder leiding van premier Zhou Enlai en vice-premier Deng Xiaoping.59

De strijd tussen de radicalen en de pragmatici kwam tot een climax in 1976. Op 8 januari overleed Zhou Enlai aan de gevolgen van maagkanker. Nu de positie van premier vacant was ontstond er een strijd tussen beide kampen. Twee maanden later werd Hua Guofeng door Mao gekozen als premier omdat hij gezien werd als neutraal. Hierdoor liet Mao zien dat hij aan verdeel- en heerspolitiek deed om zo zijn eigen macht te behouden tot de laatste snik.60

De pragmatici leken in april 1976 een beslissende nederlaag te lijden. Op het Tiananmen- plein kwamen honderdduizenden Chinezen bijeen om bloemen en kranzen te leggen ter herinnering aan Zhou. Dit was een teken van diepe bewondering en steun voor Zhou en de politiek van orde en gematigdheid waar hij voor stond. Dit was zeer tegen de zin van de

Gang of Four waardoor het bevel kwam om alle bloemen en kransen ’s nachts te verwijderen wat leidde tot rellen. Jiang Qing overtuigde Mao ervan dat Deng de aanstichter hiervan was

57 ‘China ziet wel wat in KLM’, De Telegraaf, 7-1-1975, 1. 58 ‘Jaarrapport C.V.R. 1975’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 911.0 – 10559, 31. 59 Li Jie, ‘China’s Domestic Politics and the Normalization of Sino-U.S. Relations, 1969-1979’ in: William C. Kirby, Robert S. Ross en Gong Li ed., Normalization of U.S.-China Relations: An International History (Cambridge en London 2005) 57. 60 Ibidem. 19 waarna Deng Xiaoping werd gezuiverd van al zijn posities en taken.61 De radicalen leken

Peking definitief te hebben overgenomen.

Mao overleed op 9 september 1976 en Nederland had dit al geruime tijd zien aankomen.

In het geheime archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken bleek een dossier te zijn over de Nederlandse reactie bij een overlijden van Mao. Al in mei werden de opties op tafel gelegd waarbij onder andere werd gedacht aan een regeringsverklaring, een rouwbeklag van koningin Juliana en/of de regering en een rouwkrans van koningin Juliana62. De Directie

Kabinet en Protocol was het hiermee echter gedeeltelijk oneens. Omdat Mao nu eenmaal geen staatshoofd was van China was een rouwkrans of -beklag van koningin Juliana geen mogelijkheid.63 Uiteindelijk werd er besloten om een rouwbeklag van de Nederlandse regering te versturen en werd er een regeringsverklaring opgesteld:

“Het bericht dat de Chinese leider en partijvoorzitter Mao Tsetung is overleden heeft in de gehele

wereld diepe indruk gemaakt. Ook de Nederlandse regering erkent de grote betekenis die hij in de

achter ons liggende halve eeuw voor de politieke en sociale ontplooiïng van de Chinese staat en

samenleving heeft gehad en de positie die China thans in de internationale samenleving inneemt.

(…) In Mao Tsetung heeft de Chinese natie een groot leider en staatsman verloren[.] (…) Onze

gedachten gaan uit naar het Chinese volk en zijn regering, aan wie wij onze diepgemeende

deelneming met dit verlies betuigen.”64

Er brak een periode aan waarin machtsgroepen en individuen streden om de hoogste posities binnen de Partij en de staat. Nu Zhou en Deng weg waren hadden de radicalen ruim baan om de toekomst van China te bepalen. Toch kwam het niet zover omdat de radicalen niet in hun opzet slaagden om de top van het Chinese leger te overtuigen van hun zaak.

Sterker nog, omdat Hua Guofeng op het laatste moment door Mao als zijn opvolger werd aangewezen kon Hua de beslissing nemen om de Gang of Four te arresteren voor hoogverraad en de excessen van de Culturele Revolutie.65

61 Harry Harding, A fragile Relationship: The United States and China since 1972 (Washington D.C. 1992) 53. 62 ‘Voorzieningen bij overlijden Mao Tse-Toeng’ Den Haag, 25 mei 1976, Van: DOA Aan: M in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, Geheim archief 911.23 – 24568, 1-2. 63 ‘Voorzieningen bij overlijden Mao Tse-Toeng’ Den Haag, 3 juni 1976, Van: Plv. Chef DKP Aan: M in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, Geheim archief 911.23 – 24568, 1-2. 64 ‘Voorzieningen bij overlijden Mao Tse-Toeng’ Den Haag, 6 juli 1976, Van: Chef Directie Oosten Aan: Kabinet van de Minister-President in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, Geheim archief 911.23 – 24568, bijlage I. 65 Jie, ‘China’s Domestic Politics’, 57. 20

Hoe kon Nederland een volgende stap zetten in de relatie met China na een jaar van relatieve stilstand? In de eerder besproken memorandum werd naast een bezoek van minister Van der Stoel voorgesteld om een lid van het Koninklijk Huis naar China te sturen.

Gedacht werd toen aan prins Claus gezien zijn belangstelling voor ontwikkelingsproblematiek. Ook de Chinese ambassadeur in Nederland bleek volgens dit memorandum op de hoogte te zijn van de inhoudelijke activiteiten van Prins Claus wat een goed aanknopingspunt zou kunnen zijn.66

Uiteindelijk zou in mei 1977 niet alleen prins Claus een studiereis maken door China, maar werd hij vergezeld door kroonprinses Beatrix. Van 3 tot 17 mei verbleven de prins en prinses in China om kennis te maken met dit land. Zij arriveerden in Peking per vliegtuig, een Nederlandse Fokker Fellowship. In Peking bezocht het koppel onder meer de Grote Hal van het Volk voor een staatsbanket, de Verboden Stad, de Ming-graven en het Zomerpaleis.

In het binnenland van China werden textielfabrieken, schuilkelders, zijdefabrieken, theeplantages en communes bezocht. Een ander hoogtepunt was het bezoek aan Shaoshan waar het ouderlijk huis van Mao en een aan zijn nagedachtenis gewijd museum werd bezocht.67

Aan het begin van hun verblijf hadden zij een langdurig onderhoud met Hua Guofeng waarvan helaas geen verslag is gevonden in het archief. Wel werd geconcludeerd door

Buitenlandse Zaken dat er met deze studiereis en de grote interesse die het prinselijk paar toonde tijdens het bezoek veel goodwill is gekweekt bij de Chinezen.68 Deze term werd eerder door Van der Stoel ook gebruikt als duiding voor zijn bezoek. Duidelijk is dat beide bezoeken ertoe hebben geleid dat Nederland bij China in ieder geval op de radar stond als land waarmee het zaken kon gaan doen in de nabije toekomst.

Het is niet duidelijk op te maken uit het archief van Buitenlandse Zaken, maar de inspanningen van Nederland om de betrekkingen met China verder te ontwikkelen op politiek en economisch gebied konden niet beter worden getimed. In de geschiedenis van de

Volksrepubliek China werd 1978 een jaar waarin definitief, maar ook geleidelijk, afscheid werd genomen van Maoïstische dogma’s ten faveure van pragmatisch denken en handelen.

Deze koers werd ingezet onder leiding van Deng Xiaoping die gerehabiliteerd werd omdat

66 ‘Betrekkingen Nederland-China. Voorstel bezoek M aan Peking.’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 9.1.2 – 521, 2. 67 ‘Jaarrapport China 1977’ Peking, 6 februari 1978, Van: Dolleman Aan: BZ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 911.0 – 10560, 50. 68 Ibidem, 51. 21 er niemand anders was met zijn ervaring en expertise. Tijdens een plenaire sessie van het elfde Centraal Comité van de Communistische Partij in december 1978 kondigde Deng deze koers aan met de woorden: “Engels never flew on an aeroplane; Stalin never wore Dacron.”69

Duidelijk was dat Deng met deze woorden bedoelde dat de wereld was veranderd en dat

(enige) flexibiliteit in denken en handelen in het belang was van China. Hierbij koos Deng niet voor een “big-bang approach”, maar voor een strategie van stap-voor-stap.70 Uiteraard werd hiermee flexibiliteit op sociaal-economisch gebied bedoeld want Deng was geenszins van plan om de bevolking meer politieke vrijheden te verlenen. Terwijl hij langzaam maar zeker Hua Guofeng naar de zijlijn dirigeerde, zette hij een koers uit die onder andere leidde tot grote hervormingen in de Chinese landbouw en industrie.

In Chinese landbouw waren hervormingen hard nodig. China was niet alleen afhankelijk van graanimport, maar de bevolking groeide ook rap waardoor een nieuwe hongersnood dreigde. Besloten werd om de collectivisering van de landbouw en de bijbehorende communes geleidelijk te ontmantelen. Zeer belangrijk hierbij was dat Chinese boeren voortaan méér mochten produceren dan het vastgestelde quotum waardoor zij hun surplus konden verkopen om zodoende winst te maken.71

Ten tweede werd er gestart met een grondige hervorming van de Chinese industrie.

Staatsbedrijven kregen te maken met marktinvloeden, het particulier initiatief werd gestimuleerd en sommige staatsbedrijven werden omgezet in gedeeld eigendom met buitenlandse bedrijven. Daarbij werd het plan opgezet om Special Economic Zones te creëren. Kleine gebieden aan de Chinese kust zouden worden vastgesteld waarin buitenlandse bedrijven konden investeren tegen zeer aantrekkelijke voorwaarden.72

Deze hervormingen waren voor de Nederlandse handel natuurlijk interessant. Hoe stonden in 1978 de handelsrelaties tussen Nederland en China ervoor? De cijfers laten, net als het vorige handelsoverzicht, nog steeds een onevenwichtig beeld zien:

69 ‘China’s reforms – The second Long March’, website The Economist, http://www.economist.com/node/12758848 ,11-12-2008. 70 Dutta, Bhaskar, ‘Coming up third- All is not hunky-dory after thirty years of reform in China’, website The Telegraph – Calcultta, . http://www.telegraphindia.com/1090202/jsp/opinion/story_10461714.jsp (2-2- 2009). 71 Rakesh Pathak en Yvonne Berliner, Communism in Crisis 1976-89 (Londen 2012) 48. 72 Ibidem, 50-52. 22

Handel van Nederland met China (in f miljoen)73

Invoer Uitvoer Totaal

1972 145,4 32,6 178,0

1973 180,4 73,4 253,8

1974 260,6 166,3 426,9

1975 203,8 336,0 539,8

1976 235,3 104,5 339,8

1977 231,6 127,3 358,9

Uit dit handelsoverzicht blijkt enerzijds dat de totale handel sinds de uitwisseling van ambassadeurs is verdubbeld met een uitschieter in 1975, terwijl anderzijds de verdeling hiervan sterk ongelijk is in het nadeel van Nederland. De uitschieter van 1975 is overigens te verklaren door enkele incidentele leveringen van Nederlandse baggerschepen aan China. Dit type verkoop was dus niet structureel van aard.74 Duidelijk mag zijn dat er voor Nederland veel kan worden verbeterd. Gunstig was dat China door de binnenlandse hervormingen een verhoogde interesse kreeg in samenwerking met andere landen waarbij West-Europa hoog op het lijstje stond vanwege de gedeelde animositeit ten opzichte van de Sovjet-Unie.

Nederland stond in China door de recente inspanningen vanuit Den Haag in de voorgaande jaren goed op de kaart. Daarnaast was de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken al op bezoek geweest in China, waardoor het nu tijd was voor een tegenbezoek vanuit Peking.

Van 8 tot 11 juni 1978 bracht de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken Huang Hua een bezoek aan Nederland. Dit bezoek was niet slechts een tegenbezoek, maar ook om de onderlinge relatie verder te verstevigen. Immers, niet eerder was sinds 1972 een zeer hooggeplaatste Chinese regeringsfunctionaris naar Nederland gekomen. Weliswaar was in

1973 de Chinese Minister van Buitenlandse Handel in Nederland geweest, maar dit was slechts een kennismakingsbezoek. Nu Nederland serieus werk van de relatie met China had gemaakt in de afgelopen jaren was leek de tijd rijp om, hier en daar, vruchten te gaan plukken.

Met mooie woorden werd minister Huang Hua verwelkomd in een toespraak tijdens het regeringsdiner door minister Van der Klaauw van Buitenlandse Zaken:

73 ‘Bilaterale Handelsbetrekkingen met Volksrepubliek China’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12741, 2. 74 Ibidem. 23

“Mr. Minister, our country has longstanding relations with and interests in China. Since 1949 the

Netherlands people and their government have with attention followed the progress of the

People’s Republic of China into a modern nation. (..)[I]n the Netherlands, [we] are of the opinion

that a stable and prosperous China will not only contribute greatly to the well-being of the Chinese

People but also to the development of other countries and to the increase of peace and prosperity in

Asia and the rest of the world.”(..) The Netherlands and China are countries with a very different

history and culture, as well as with different political and social systems. (..) Nevertheless both the

peoples and the governments of our two countries hold that this in no way presents an obstacle for

the development of constructive relations and cooperation. (…) In fact, there exists a basic

agreement between us on a number of principles.”75

Waarschijnlijk bedoelde Van der Klaauw impliciet de Nederlandse principes van ‘peace’ and

‘profits’ in het buitenlands beleid. Aangezien Nederland een speler was in NAVO- en EEG- verband was China geïnteresseerd in de visie van Nederland op gebied van defensie en internationale politiek. Precies daarom gingen de eerdere gesprekken op hoog niveau in 1973 en 1975 over de Sovjet-Unie als gedeelde tegenstander. Andersom was Nederland uiteraard geïnteresseerd in verbetering van de onderlinge handel. In China gaan handel en politiek nu eenmaal samen wat het bezoek van Huang Hua daardoor extra belangrijk maakte.

Van de gesprekken tussen beide ministers had Van der Klaauw een samenvatting gemaakt en verwerkt in een intern memorandum. Hieruit bleek dat de gesprekken vooral gingen over bilaterale zaken en vielen er drie dingen op. Ten eerste maakte Huang Hua de opmerking dat er een ongelijkheid bestond tussen onderlinge bezoeken en dat China hier werk van zou gaan maken. Onder meer een uitgebreid bezoek van de Chinese Minister van

Buitenlandse Handel en van Metaalindustrie werden voorgesteld.76 Ten tweede werd door

Huang Hua toegezegd dat de ongelijkheid in de onderlinge handel zou worden aangepakt.

Daarbij was het volgens hem niet noodzakelijk om dit op jaarlijkse basis af te spreken. Deze toezegging bleef dus bij een informeel streven, maar Huang Hua zei daarbij dat het grote belangstelling had voor baggerschepen uit Nederland.77 Mijn vermoeden is dat deze zouden worden ingezet voor de aanleg en het onderhoud van Chinese havens die zeer belangrijk werden door de nieuwe economische politiek van China. Voor Nederland was dit gunstig

75 ‘Regeringsdiner 8 juni 1978’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12741, 2-3. 76 ‘bezoek chinese minister van buitenlandse zaken besprekingen bilaterale kwesties’ Den Haag 14 juni 1978, Van: M Aan: Peking in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12742, 2. 77 Ibidem, 3. 24 want de eerdere aankoop van baggerschepen uit Nederland leverde het bedrijf IHC veel geld op en een record voor de Nederlandse handel met China zoals blijkt uit de bovenstaande tabel.

Ten derde stelde Huang Hua dat in november een delegatie naar Nederland komt voor afsluitende gesprekken over een luchtvaartovereenkomst waarbij geen problemen werden verwacht.78 Na de eerdere scheepvaartovereenkomst uit 1975 zou daarmee een luchtvaartovereenkomst tussen beide landen worden afgesloten. Deze delegatie kwam in november daadwerkelijk naar Nederland waarna in januari 1979 de luchtvaartovereenkomst van kracht werd.79

Naast de bilaterale gesprekken bracht Huang Hua een bezoek aan de Deltawerken in

Zeeland, de lichtfabriek van Philips in Eindhoven en de haven van Rotterdam.80 Aan de hand van deze bezienswaardigheden wilde Nederland aan China laten zien waar het bekwaam in was en waarin het China dus zou kunnen helpen. De Deltawerken dienden als lichtend voorbeeld voor het internationaal geroemde watermanagement in Nederland.

China zou hiervan gebruik kunnen maken om zo schoon drinkwater voor de bevolking en water voor de zeer belangrijke Chinese landbouw te regelen.

Met het bezoek aan de haven van Rotterdam wilde de Nederlandse regering laten zien dat

Rotterdam de haven van Europa zou kunnen worden voor de internationale handel van en met China. Enkele weken eerder was een delegatie uit Rotterdam naar Shanghai vertrokken onder leiding van burgemeester André van der Louw voor een bezoek van elf dagen. Hierbij werden de grootste Chinese havens bezocht.81 In het werkdossier van Buitenlandse Zaken met betrekking tot het bezoek van Huang Hua vond ik een schets van een overeenkomst voor het afsluiten van een vriendschapsrelatie tussen Rotterdam en Shanghai. In de tekst werd gesproken over samenwerking op gebied van havenmanagement en havenbouw.82

Uiteindelijk zou deze overeenkomst anderhalf jaar later in november 1979 worden afgesloten. Dit document laat echter zien wat de intenties waren van Nederland met betrekking tot de toentertijd grootste haven van China en inmiddels de grootste haven van

78 Ibidem, 2. 79 ‘Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China betreffende de burgerluchtvaart’, verdragsnummer 000732 – website Verdragenbank. https://verdragenbank.overheid.nl/nl/Verdrag/Details/000732 80 ‘Chinese Minister: “Europa is het brandpunt”’, Het vrije volk, 10-6-1978, 7. 81 ‘Bilaterale Handelsbetrekkingen met Volksrepubliek China’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12741, 8. 82 ‘Agreement on establishment of friendly-city relationship between Shanghai and Rotterdam (draft)’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12742. 25 de wereld. Zonder enige twijfel waren de delegatie uit Rotterdam en het bezoek van Huang

Hua aan de Rotterdamse haven in mei en juni 1978 hierin belangrijke factoren en bleek

Nederland wederom de naam van ‘Chinezen van Europa’ eer aan te doen. Tijdens dit bezoek probeerde Nederland immers heel handig te voorzien in de behoeften van het nieuwe China.

3. Hoogtepunten – 1978-1980

Met het bezoek van Huang Hua ontwikkelde de Nederlandse relatie met China naar een hoger niveau. Er werd afgesproken dat er meer onderlinge bezoeken zouden komen en de handelsbetrekkingen zouden worden geïntensiveerd. Daarbij waren ondertussen een scheepvaart- en een luchtvaartovereenkomst afgesloten. In de periode 1978-1980 kwamen in de Nederlandse relatie met China grote successen voor. Hoe ontwikkelde het buitenlands beleid van Nederland zich in deze jaren? Wat wisten minister Van der Klaauw en premier

Van Agt te bereiken in China? Hoe ontwikkelden de handelsbetrekkingen zich?

Het jaar 1979 zou een belangrijk vormend jaar worden voor het Nederlandse buitenlands beleid. De reden hiervan was het aannemen van de eerste mensenrechtennota door de

Nederlandse politiek. De achtergrond hiervan was artikel 90 van de Nederlandse grondwet.

Deze luidt: “De regering heeft tot taak de ontwikkeling van de internationale rechtsorde te bevorderen.”83 Voorbeelden hiervan zijn: de vreedzame beslechting van internationale geschillen, het waarborgen van mensenrechten, goede verhoudingen met andere staten, goede internationale wetgeving en de naleving daarvan, duurzame internationale vrede en veiligheid.84

In het boek Peace, Profits and Principles van Joris Voorhoeve worden meerdere factoren aangegeven die deze idealistische traditie door de eeuwen heen hadden vorm gegeven. De belangrijkste was dat Nederland zich historisch gezien vaak neutraal en afzijdig had gehouden in militaire conflicten. Hierdoor zou er veel ruimte zijn ontstaan, volgens realistische denkers, voor een soort naïviteit: “[N]ot taking part in the intercourse of this

83 ‘Artikel 90: Internationale rechtsorde’ – De Nederlandse grondwet, http://www.denederlandsegrondwet.nl /9353000/1/j9vvihlf299q0sr/vgrnd7f9fty4. 84 Ibidem. 26 cynical society protects the national mind from sobering experiences and leaves it free to resort to wishful thinking.”85

Daarnaast ziet Voorhoeve ook een zekere hoeveelheid wetticisme en moralisme in het

Nederlandse buitenlands beleid. Juridische argumenten zijn immers een van de weinige middelen die kleine landen (zoals Nederland) kunnen gebruiken tegen grote landen.

Moralisme zou ontstaan zijn door een aversie tegen machtspolitiek, religieuze tradities in het land en het verlangen naar invloed en respect van andere landen aan de hand van prediking over hoe deze landen zich zouden moeten gedragen. Dat laatste had natuurlijk alles te maken met het feit dat Nederland geen grootheid was op gebied van machtspolitiek.86

In de eerste mensenrechtennota ooit uit 1979 werd het aspect ‘waarborgen van mensenrechten’ van artikel 90 verder uitgediept. Het centrale uitgangspunt luidde: “De

Regering ziet de bevordering van de rechten van de mens als een wezenlijk onderdeel van haar buitenlands beleid.”87 In de nota werden drie verschillende categorieën vastgesteld aan de hand waarvan de rechten van de mens kunnen worden bevorderd: het bevorderen van voorlichting over en vorming van mensenrechten, het bevorderen van internationale procedures voor toezicht op de naleving van de aanvaarde normen en ten slotte het reageren op specifieke situaties waar inbreuk op mensenrechten plaatsvindt.88

Hierbij werden wel kanttekeningen geplaatst:

“De bevordering van mensenrechten moet in het buitenlands beleid steeds in verband worden

gebracht met de bevordering van andere waarden en belangen. Het is niet doenlijk om in algemene

formules aan te geven, hoe de verhouding tussen het mensenrechtenbeleid en andere

beleidsonderdelen in concrete gevallen gestalte dient te krijgen. De bevordering van de rechten van

de mens vormt één van de belangrijke doeleinden van het buitenlandse beleid, maar kan niet de

allesoverheersende doelstelling van dat beleid zijn. De Regering spant zich in om tot die

bevordering bij te dragen zonder onaanvaardbare schade toe te brengen aan andere waarden en

belangen die zij dient te behartigen.”89

85 J.J.C. Voorhoeve, Peace, profits and principles: a study of Dutch foreign policy (Den Haag 1979) 49. 86 Ibidem, 50. 87 ‘De rechten van de mens in het buitenlands beleid’, Tweede Kamer der Staten-Generaal, zitting 1978-1979, kamerstuknummer 15571, nr. 2, 52. 88 Ibidem, 53. 89 Ibidem, 100. 27

Deze kanttekeningen laten duidelijk zien dat deze idealistische traditie van Principles weliswaar een vast onderdeel was van het Nederlandse buitenlands beleid, maar altijd in verband met andere onderdelen als Peace en Profits. Dit gold voor alle bilaterale betrekkingen van Nederland met andere landen, dus ook met China.

Wat betekende deze mensenrechtennota voor de Nederlandse relatie met China? In de beleidsconclusies van deze nota werd vermeld dat er een bijzondere verhouding is tussen mensenrechten in de Oost-Westbetrekkingen:

“In de verhouding tussen Oost en West speelt de problematiek van de mensenrechten een

belangrijke rol. De voornaamste reden hiervoor is dat de benadering van de individuele mens in de

communistische wereld fundamenteel verschilt van die in de democratische landen.”90

In de nota werd onder meer vermeld dat een militaire confrontatie tussen West en Oost moest worden voorkomen. Immers, als Westerse landen zouden aandringen op volledige politieke vrijheden in communistische landen als de Sovjet-Unie en China zouden de regeringen uit deze landen dit ervaren als een rechtstreekse bedreiging van hun bestaan.91

Dit betekende impliciet dat Nederland in de relatie met China zeer voorzichtig te werk moest gaan op dit gebied. Hierdoor werden mensenrechten in alle eerdere bezoeken aan

China van de parlementaire delegatie, minister Van der Stoel, prinses Beatrix en prins Claus niet tot nauwelijks besproken. Dit gold ook voor Chinese bezoeken aan Nederland zoals die van minister Huang Hua. Dit is opvallend want Van der Stoel stond bekend als voorvechter van mensenrechten wat zich eerder had geuit in kritiek op het Griekse kolonelsregime en steun aan mensenrechtenbewegingen als Charta 77 in Tsjechoslowakije.92

Op zich is dit begrijpelijk gezien de politieke context van internationale détente tussen het

Westen en communistische landen, maar betekende dit ook dat de Nederlandse regering hier helemaal geen aandacht aan hoefde te besteden? Het lijkt er op dat dit lange tijd niet het geval was aangezien er nauwelijks bronnen waren uit het archief van Buitenlandse Zaken die over de mensenrechtensituatie in China gingen. Waarschijnlijk hechtte de Nederlandse diplomatie daarnaast ook veel waarde aan de reputatie die Nederland had in China. In een essay omschrijft de eerder genoemde J.J. Derksen dit treffend: “Om onze reputatie als

90 Ibidem, 108. 91 Ibidem, 108. 92 Bleich, Anet, ‘In memoriam. Activist in de diplomatie - (1924 –2011)’, website Foundation Max van der Stoel. http://www.foundationmaxvanderstoel.nl/uploads/tekstblok/ necrologie_maxvd_stoel.pdf (15 april 2015). 28 politiek-volwassen natie bij de Chinezen te handhaven moeten wij ons dus, in politieke gesprekken met hen, niet te parochiaal opstellen.”93

Toeval of niet, pas in de loop van 1977-1978 – kort voor het publiceren van de mensenrechtennota – werd er bij Buitenlandse Zaken aandacht geschonken aan de mensenrechtensituatie in China. Hoe werd de mensenrechtensituatie in China beoordeeld?

In een vertrouwelijke bijlage van het jaarrapport van de Nederlandse ambassade in China uit

1978 werd voor het eerst de mensenrechtensituatie in China uiteengezet. De conclusie was kort en krachtig:

“Zoals in alle communistisch geregeerde staten, is het in de Chinese Volksrepubliek met de

mensenrechten droevig gesteld. De vestiging van de Volksrepubliek, in 1949, en de daarop

gevolgde gedwongen collectivisering van alle aspekten van het openbare (en vaak zelfs van het

particuliere) leven ging gepaard met een volstrekte onverschilligheid der Chinese autoriteiten voor

de daarbij vertrapte mensenrechten.”94

Er werd daarbij geconstateerd dat er buiten de Communistische Partij geen noemenswaardige politieke partijen bestonden waardoor er geen sprake was van een functionerend kiesrecht. Daarnaast werd het stakingsrecht als een illusie gezien vanwege het feit dat er geen vrije vakbonden bestonden. Ook werd er geconstateerd dat er geen vrijheid van godsdienst was omdat alle kerken, tempels en moskeeën gesloten, gesloopt of verbouwd waren tot musea. Bovendien was er geen persvrijheid vanwege een gebrek aan media die niet werden gecontroleerd door de Chinese regering. Zeker was dat hier op korte termijn geen verandering in zou komen omdat de gezaghebbende politici niet alleen een positie hadden in de Chinese staat, maar ook in de Partij en het leger waardoor er sprake was van een totalitaire controle over alle dagelijkse activiteiten van de Chinese bevolking.95

In een ander rapport werd een vergelijkbare conclusie getrokken, maar werd de opmerking gemaakt dat de Chinese maatschappij van nature totalitair is, zelfs in vergelijking met andere communistisch geregeerde landen: “In de Sowjet-Unie is niet toegestaan wat

93 Titel onbekend, Ankara, 23 december 1978, Van: Derksen in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.10 – 12398, 2. 94 ‘BIJLAGE X bij het jaarrapport China 1978 – De mensenrechten-situatie in China’ Peking, 19 juni 1979, Van: Dolleman Aan: BZ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 911.0 – 10560, 1. 95 Ibidem, 2. 29 uitdrukkelijk verboden is, in China is verboden wat niet uitdrukkelijk is toegestaan.”96 Er werd zelfs een vergelijking gemaakt met een welbekend dorp in Nederland: “De maatschappelijke controle is buitengewoon groot [waardoor] de typering van China als één immens Staphorst enige waarde heeft.”97

De eerste gelegenheid om mensenrechten een rol te laten spelen in de Nederlandse relatie met China deed zich voor in januari 1979 tijdens een bezoek van minister Van der Klaauw aan China. Deze vond dus opvallend kort plaats na het bezoek van minister Huang Hua aan

Nederland. De twee redenen hiervoor waren dat Huang Hua tijdens de Algemene

Vergadering bij de VN een uitnodiging verstrekte aan Van der Klaauw terwijl deze graag

“het vuur warm [wilde] houden.”98

Met welke doelstellingen ging Van der Klaauw naar China? In een persbericht uit het werkdossier voor Van der Klaauw werd vermeld dat dit bezoek “in principe een politiek karakter [draagt].” De persvoorlichter van Buitenlandse Zaken gaf daarnaast ook aan dat het bezoek dient “om een bed te maken waarop de handelsbetrekkingen tussen Nederland en

China kunnen worden gebaseerd”.99

Wat betreft politiek had Van der Klaauw gesprekken met Huang Hua en Hua Guofeng.

Gesproken werd over gebruikelijke onderwerpen als de Sovjet-Unie, de verhoudingen tussen het Westen en het Oosten, non-proliferatie en de rol van China in de VN. Actueel was ook de oplopende spanning tussen China en Vietnam. De reden hiervoor was de invasie van

Vietnam in Cambodja aangezien het regime van Khmer Rouge een bondgenoot van China was.100

Wat betreft de Nederlandse handelsbetrekkingen met China kon positief nieuws worden gemeld. Zo werd het eerder genoemde luchtvaarakkoord getekend door Van der Klaauw en werd er met Hua Guofeng gesproken over een Nederlands consortium dat de modernisering van een van de grootste Chinese havens zou kunnen leiden.101 In een radiojournaal legt Van der Klaauw daags voor zijn reis uit waarom dit voor China zo belangrijk is: “Die haven is belangrijk, omdat daarachter de grote kolenbekkens liggen. Die kolenbekkens willen ze gaan

96 ‘2.3.5. De rechten van de mens’ Ankara, 23 december 1978, Van: Derksen in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.10 – 12399. 97 Ibidem. 98 , Een diplomatenleven (Amsterdam 1995) 285. 99 ‘van der klaauw breng officieel bezoek aan china’, 9 januari 1979 in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12619. 100 Ibidem. 101 ‘Van der Klaauw praat met Chinese premier: Nederland gaat wellicht Chinese haven moderniseren’, 23 januari 1979 in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12619, 25. 30 ontwikkelen. Daarvoor hebben ze een grotere haven nodig. (…) Het is een basisinvestering die ze voor het land moeten maken.”102

Daarnaast toonde China ook interesse in samenwerking met Shell. Hierdoor werd Shell uitgenodigd voor opsporing en exploitatie van oliebronnen in de Zuid-Chinese Zee.

Concreet wilde China dus een joint-venture met Shell oprichten, iets wat pas mogelijk werd na de wijzigingen in de Chinese economische politiek.103

Het meest opvallende aan dit bezoek was dat minister Van der Klaauw het onderwerp mensenrechten had besproken met Huang Hua. Aanvankelijk stond dit onderwerp van

Nederlandse zijde niet eens op het programma, maar na een intern memorandum werd dit toch gedaan:

“Het zal de geloofwaardigheid van het Nederlandse buitenlandse beleid met name ook in

Nederland zelf (parlement, pers etc.) ten goede kunnen komen indien U de kwestie van de

mensenrechten in Peking noemt. De kans dat van parlementaire zijde t.z.t. hierover vragen worden

gesteld zullen worden lijkt bovendien zeer denkbaar mede naar aanleiding van de recente

publicatie van Amnesty International over de mensenrechtensituatie in China.”104

Amnesty International begon met de strijd tegen schendingen van mensenrechten vanaf eind jaren zeventig meer momentum te krijgen, mede gesteund door de toekenning van de

Nobelprijs voor de Vrede in 1977.

Hoe zag minister Van der Klaauw zelf het mensenrechtenbeleid van Nederland?

“Wij [Nederland] liepen voorop (…) in het mensenrechtenbeleid. Ik had geen enkel probleem dit (…) voort te zetten, hoewel mijn diplomatieke achtergrond mij ertoe aanzette om meer achter de schermen te werken.”105 Hierdoor vertelde Van der Klaauw “voorzichtig en langs een omweg” aan Huang Hua “dat de Nederlandse politiek is gebaseerd op de onafhankelijkheid van het individu en op de waarde die wij toekennen aan democratische vrijheden”.106

102 ‘Gesprek met minister Van der Klaauw over zijn reis naar China’ – AVRO Radiojournaal, 16 januari 1979 in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12619, 11. 103 ‘Volgens Shell: Joint-ventures met China nieuwe ontwikkeling’, 24 januari 1979 in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12619. 104 ‘Uw bezoek aan China / vraagstuk mensenrechten’ Den Haag, 11 januari 1979, Van: DOA Aan: M in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12619. 105 Van der Klaauw, Een diplomatenleven, 201. 106 ‘Signaal in China’, 22 januari 1979 in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12619. 31

In een persconferentie met Huang Hua tijdens het bezoek van Van der Klaauw werd gevraagd naar een reactie op het rapport van Amnesty International. Volgens een krantenartikel was dit een van de eerste keren dat een Chinese bewindsman rechtstreeks werd gevraagd naar de situatie van de mensenrechten in China.107 De reactie van Huang Hua was voorspelbaar: “[E]en organisatie als amnesty [moet] zich niet mengen in de interne zaken van China. (…) Amnesty is een organisatie die geen enkele volk vertegenwoordigt (…) en bovendien kent China een ander sociaal en ideologisch systeem waarin de mensenrechten

(…) anders worden beoordeeld.”108

Het is belangrijk om op te merken dat in eerdere contacten tussen Nederland en China het onderwerp mensenrechten niet tot nauwelijks aan bod was gekomen. Dat er naast het politieke en economische aspect, nu ook gesproken is over mensenrechten is een duidelijke verandering in de Nederlandse relatie met China. Overigens betekende dit niet dat dit schadelijk zou kunnen zijn: “De aandacht voor de situatie van de mensenrechten in de wereld vormt één van de peilers van het Nederlandse buitenlandse beleid. Aan Chinese zijde zal men daarvan ongetwijfeld reeds op de hoogte zijn en het zal derhalve geen verrassing vormen wanneer U hiervan melding maakt.”109

Het bezoek van Van der Klaauw was een dusdanig groot succes dat het de opmaat zou worden naar een bezoek van premier Van Agt aan China. In de zomer van 1980 bleek China volgens Van der Klaauw al achter de schermen aan te dringen op een bezoek van de premier.110 Uiteindelijk zou Van Agt, vergezeld door Van der Klaauw en een aantal topambtenaren, het bezoek afleggen tussen 28 oktober en 4 november 1980.

Waarom was een bezoek van premier Van Agt een goede zet in de Nederlandse relatie met China? De belangrijkste reden hiervan was dat handel en politiek in China van grote invloed zijn op elkaar. Een bezoek van de premier zou dus een stimulans kunnen zijn voor de Nederlandse export naar China. Wellicht dat er ook een samenwerkingsakkoord zou kunnen worden ondertekend aangezien daarover tijdens het bezoek van Van der Klaauw in

107 ‘Hwang Hwa gaat niet in op rapport van amnesty’, 22 januari 1979 in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12619. 108 Ibidem. 109 ‘Uw bezoek aan China / vraagstuk mensenrechten’ Den Haag, 11 januari 1979, Van: DOA Aan: M in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12619. 110 Van der Klaauw, Een diplomatenleven, 293. 32

1979 ook over is gesproken. Dit akkoord zou kunnen dienen als raamwerk voor verdere samenwerking.111

Op het programma stonden besprekingen met vice-premier Deng Xiaoping, minister

Huang Hua, voorzitter Hua Guofeng en de nieuwe premier Zhao Ziyang. Toeristische onderdelen van het programma waren kranslegging bij het Plein van de Hemelse Vrede, de

Verboden Stad en een bezoek aan het terracottaleger in Xi’an wat enkele jaren daarvoor werd ontdekt.112

In een memorandum werd enkele weken voor het bezoek van de premier op een rijtje gezet welke onderwerpen moesten worden besproken. Er werd onder andere gedacht aan de

Chinese visie op Vietnam, Cambodja en de inval van de Sovjet-Unie in Afghanistan en de

Iraaks-Iraanse oorlog. Er moest ook worden gesproken over de Chinese relatie met de VS aangezien deze in 1979 tot diplomatieke erkenning van elkaar kwamen.113 Deze verschuiving in de internationale krachtsverhoudingen was andermaal een teken dat China een groeiende rol zou gaan spelen in de wereld waarop Nederland natuurlijk zou moeten inspelen.

In totaal hadden premier Van Agt en premier Zhao Ziyang twee gesprekken waarbij de eerst een tour d’horizon langs alle brandhaarden in de wereld. Nederland had ten opzichte van China daar niet veel invloed op, maar Zhao Ziyang constateerde aan het einde van het gesprek “dat China en Nederland [de]zelfde visie hebben m.b.t. aantal van de grote internationale vraagstukken”.114 Daarnaast sprak hij veel waardering uit “voor het

Nederlandse streven naar versterking van EG en naar versterking van de relaties tussen west-europa en v.s.”115

Bij het tweede gesprek werd gepraat over bilaterale mogelijkheden. Van Agt merkte op dat in 1980 een sterke daling van de Nederlandse export naar China heeft voorgedaan, maar dat het vooral aan de middellange en lange termijn denkt op dit gebied. Onder meer Shell en

Philips werden door Van Agt aanbevolen op gebied van energie en telecommunicatie. Zhao

111 ‘Van der Klaauw terug uit China: “Band met Azië nu verstevigd”’, 25 januari 1979 in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12619. 112 ‘Bezoekprogramma’, in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12681. 113 ‘Reis van MP en M naar China’, 27 augustus 1980 in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12680, 1-2. 114 ‘bezoek m.p. en m aan china’, 30 oktober 1980, Van: Peking Aan: BZ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12680, 3. 115 Ibidem. 33

Ziyang verwelkomde dit en gaf aan dat China op gebied van oliewinning, transport, communicatie, landbouw en elektrische apparaten nog veel van Nederland kon leren.116

Werd het onderwerp mensenrechten nog besproken? In de voorbereiding op het bezoek waren de meningen verdeeld. De Nederlandse ambassadeur Johannes Kneppelhout vond van niet: “[E]en dergelijke interventie, tijdens mp’s eerste bezoek alhier, [is] in het huidige stadium van onze betrekkingen met China zeer ongelukkig.”117 De afdeling Oost-Azië van

Buitenlandse Zaken vond echter van wel. In januari 1979 had Van der Klaauw de kwestie al kort besproken en daarom moest Nederland nu consistent blijven. Daarnaast werd de verwachting uitgesproken dat dit onderwerp aan Chinese zijde werd geanticipeerd. Ook had

Van der Klaauw dit onderwerp besproken in Zuid-Korea en Indonesië waardoor er voor

China geen uitzondering zou moeten worden gemaakt.118

Uiteindelijk werd in het gesprek met Deng het onderwerp aangesneden. Van der Klaauw keek hierop terug in zijn autobiografie:

“[Van Agt] wilde het gesprek beeindigen. “Ik geloof, Chris,” zei hij tegen mij, “dat we alle

onderwerpen wel besproken hebben.” Er was echter een onderwerp, de mensenrechten, dat nog

niet aan de orde was geweest. Dat onderwerp hadden wij beloofd aan te zullen snijden. Ik nam

daarop het woord en hield een betoog over de diepgewortelde democratie in Nederland, waardoor

in ons land zo’n grote aandacht bestaat voor de bescherming van de mensenrechten, niet alleen in

eigen land maar ook elders in de wereld. Aan die aandacht ontsnapte ook China niet. De

ontwikkelingen ter zake zouden zeker met grote aandacht gevolgd worden. Het was een beleefd,

diplomatiek betoog. Veel verder kon ik niet gaan; het zou ook geen zin hebben gehad. “Ik begrijp

u,” was de reactie van Deng.”119

Uiteindelijk werden aan het einde van het bezoek van Van Agt twee verdragen getekend die niet alleen de goed ontwikkelende betrekkingen tussen Nederland en China bevestigden, maar ook als opstap dienden voor verdere samenwerking. Het ene verdrag ging over economische en technologische samenwerking, de andere over culturele samenwerking. Op

116 ‘bezoek m.p. en mij aan china., gesprek met zhao ziyang over economische onderwerpen’, 30 oktober 1980, Van: Peking Aan: BZ en EZ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12680, 3. 117 ‘bezoek mp en m aan china.’, 17 juni 1980, Van: Peking Aan: BZ en EZ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12619. 118 ‘Bezoek MP en U aan China: vraagstuk mensenrechten’, 15 oktober 1980, Van: DOA Aan: M in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12680, 1. 119 Van der Klaauw, Een diplomatenleven, 2093-294. 34 gebied van culturele samenwerking werd onder andere afgesproken dat er wederzijdse ondersteuning van uitwisseling van contacten tussen bibliotheken en musea zou worden verleend. Daarnaast zou uitwisseling van contacten tussen universiteiten, docenten en studenten worden bevorderd.120

Op gebied van economische en technologische samenwerking werd onder andere afgesproken dat bezoeken en studiereizen van gespecialiseerde delegaties, onderzoekspersoneel, specialisten en technici zouden worden gesteund. Daarnaast werd afgesproken dat alle vormen van samenwerking een zo gunstig mogelijke behandeling zou krijgen op gebied van belastingen en financiering – binnen alle bestaande regels en wetten.

Bovendien zou opnieuw een Gemengde Commissie worden ingesteld. Deze commissie zou de oude vervangen die niet voldoende functioneerde. Bij vergaderingen in deze commissie zouden niet alleen ambtenaren aanwezig zijn, maar zouden dit keer ook vertegenwoordigers en deskundigen van betrokken bedrijven en instanties kunnen aanschuiven.121 Na ratificatie zouden beide verdragen in werking worden gesteld.

Het bezoek van Van Agt was volgens Van der Klaauw zonder meer een groot succes:

“Conclusie lijkt gerechtvaardigd dat dit bezoek aan China niet slechts symbolisch en feitelijk

hoogtepunt is geweest van de zich in laatste jaren gunstig ontwikkelende bilaterale betrekkingen

op groeiend aantal gebieden, maar tevens deur heeft geopend voor verdere geleidelijke uitbreiding

[van] deze betrekkingen.”122

Van der Klaauw voegde daar nog aan toe dat er, informeel, Chinese instemming was om tot een akkoord te komen ter voorkoming van dubbele belasting. Dit zou de onderlinge samenwerking verder verbeteren aangezien er dan meer ruimte zou zijn voor Nederlandse investeringen in China. Ook meldde Van der Klaauw dat premier Zhao Ziyang en minister

Huang Hua zijn uitnodiging voor een tegenbezoek aan Nederland hadden geaccepteerd.123

120 ‘Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek China betreffende culturele samenwerking’, verdragsnummer 000696 – website Verdragenbank. https://verdragenbank.overheid.nl/nl/ Verdrag/Details/000696. 121 ‘Overeenkomst inzake economische en technologische samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek China’, verdragsnummer 000697 – website Verdragenbank. https://verdragenbank.overheid.nl/nl/Verdrag/Details/000697. 122 ‘bezoek mp en mij aan china’, 5 november 1980, Van: BZ Aan: Peking in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12680. 123 Ibidem. 35

De Nederlandse relatie met China zat aan de hand van dit bezoek duidelijk in de lift. Er pakten echter donkere wolken samen boven Nederland en China. Een oude splijtzwam zou hierin de hoofdrol krijgen.

4. De Taiwan-order – 1980-1981

Direct na het bezoek van Van Agt en Van der Klaauw aan China, op een zeer ongelukkig moment, ontstond een diepe crisis in de Nederlandse relatie met China. Waardoor ontstond een diepe crisis tussen Nederland en China? Welke belangen speelden hier? Hoe verliep de communicatie naar de Nederlandse overheid en tussen verschillende ministeries? Hoe verliep deze crisis achter de schermen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken en bij de

Nederlandse regering? Wat werd er besloten? Hoe reageerde China?

Het bezoek van premier Van Agt en minister Van der Klaauw was succesvol, maar vlak voor het bezoek kreeg Van der Klaauw een telefoontje van Allerd Stikker, president- directeur van het scheepsbouwbedrijf Rijn-Schelde-Verolme. Stikker vertelde dat RSV naar alle waarschijnlijkheid een order kon krijgen voor de levering van twee onderzeeboten, met een optie op nog twee andere. Omdat het hierbij ging om het leveren van oorlogsmaterieel had RSV een exportvergunning van de Nederlandse regering nodig waardoor Stikker belde om Van der Klaauw alvast op de hoogte te brengen.124

De opdrachtgever voor deze order bleek Taiwan te zijn. Tussen 1950 en 1972 was Taiwan een splijtzwam tussen Nederland en China en door deze order zou de geschiedenis zich kunnen herhalen. Van der Klaauw zag dit gevaar onmiddellijk in en vertelde Stikker wat hij van een eventuele order zou vinden: “Over mijn lijk”.125 Van der Klaauw vertelde er bewust niets over aan de Chinezen:

“Het had geen zin de Chinezen te polsen over hun reactie op een eventuele levering van

onderzeeboten aan Taiwan. Die zou ongetwijfeld geheel negatief zijn en mogelijk achterdocht

wekken over het Nederlandse beleid. Ik hoopte nog steeds dat de leverantie niet door zou gaan.”126

124 Van der Klaauw, Een diplomatenleven, 293. 125 Ibidem, 293. 126 Ibidem, 294. 36

Waarom hoopte Van der Klaauw dat de leverantie van deze onderzeeboten niet door zou gaan? En waarom zou een levering juist wél een goede zaak zijn voor Nederland?

China.

Er waren vijf redenen waarom de Nederlandse regering geen exportvergunning zou moeten verlenen aan de RSV voor twee onderzeeboten aan Taiwan. Ten eerste was het politiek, juridisch en ook moreel discutabel om een exportvergunning te verlenen voor verkoop van oorlogsmaterieel aan een niet-erkende staat die op gespannen voet staat met een land waarmee Nederland graag goede betrekkingen wilde houden.127

Nederland had lange tijd geen diplomatieke betrekkingen op ambassadeursniveau met

China omdat het de positie van Taiwan in de VN steunde. Pas in 1971, 21 jaar na de juridische erkenning van China, veranderde Nederland van positie. In mei 1972 kwam het tot een akkoord met China over diplomatieke betrekkingen op ambassadeursniveau.

Nederland bevestigde in dit akkoord dat China gezag had over Taiwan en dat Taiwan dus een opstandige provincie was.128 Als vervolgens een Nederlands bedrijf, met goedkeuring van de Nederlandse regering, oorlogsmaterieel zou leveren aan deze opstandige provincie dan zou dit niet alleen tegen de afspraken met China indruisen, maar ook een impliciete erkenning van Taiwan als staat inhouden. Overigens continueerde Nederland sinds 1950 wél economische, culturele en wetenschappelijke relaties met Taiwan.

Ten tweede zou levering van onderzeeboten aan Taiwan ertoe kunnen bijdragen dat de latente militaire spanningen tussen China en Taiwan in de Straat van Taiwan weer zouden oplopen.129 Dit gaat niet alleen tegen het Nederlandse buitenlands beleid in, ‘Peace’, maar ook tegen de Nota Ontwapening en Veiligheid uit 1975. Hierin werd duidelijk gesteld wat voor Nederland belangrijk was op gebied van onder meer wapenexport: “Wapenbeheersing en wapenbeperking zijn noodzakelijk om tot een veiliger en vreedzamer wereld te komen.”130 Toegestane verkoop van onderzeeboten aan Taiwan zou duidelijk tegen het beleid indruisen.

Ten derde zou verkoop van oorlogsmaterieel aan Taiwan, op internationaal gebied, zeer slecht getimed zijn. Per 1 januari 1979 had de VS de diplomatieke betrekkingen met Taiwan

127 D’Hooghe, ‘The 1991/1992 Dutch Debate’, 45. 128 ‘Communique van 16 mei 1972 inzake de betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek China’ in: Nationaal Archief – Algemeen Rijksarchief, Tweede Kamer der Staten-Generaal Enquête-commissie R.S.V. 1983-1987 – 278. 129 D’Hooghe, ‘The 1991/1992 Dutch Debate’, 45. 130 ‘Nota over het vraagstuk van ontwapening en veiligheid’, Tweede Kamer der Staten-Generaal, zitting 1974-1975, kamerstuknummer 13461, nr. 2, 19. 37 stop gezet en deze verlegd naar China. Hierdoor erkende de VS nu ook dat China de enige rechtmatige regering van China was en dat Taiwan onderdeel is van China.131 Niet iedereen in de Amerikaanse politiek was het hier mee eens waardoor het Congres kort na dit besluit de Taiwan Relations Act aannam. Wat betreft Amerikaanse wapenverkoop aan Taiwan was deze wet duidelijk: “[T]he United States will make available to Taiwan such defense articles and defense services in such quantity as may be necessary to enable Taiwan to maintain a sufficient self-defense capability”.132 Deze wet vanuit het Congres was niet alleen pijnlijk voor president Jimmy Carter, maar ook voor China. Als de RSV met goedkeuring van de

Nederlandse regering zou overgaan tot levering van onderzeeboten aan Taiwan zou China dit kunnen aangrijpen om indirect de VS te waarschuwen: “Dood de kip om de aap te waarschuwen.”133

Ten vierde zouden de groeiende politieke en economische betrekkingen met China, waar sinds 1972 hard aan gewerkt was, in één klap weg zijn. China zou in dat geval Nederland niet meer vertrouwen waardoor Nederlandse delegaties niet meer welkom zouden zijn, bestaande contacten van Chinese met Nederlandse bedrijven zouden op een lager pitje worden gezet of worden stop gezet. Ook de overeenkomsten die Van der Klaauw tijdens het bezoek van premier Van Agt tekende zouden in de prullenbak kunnen. Intern bij het

Ministerie van Buitenlandse Zaken werd dit scherp ingezien:

“[Er] zou moeten worden verwacht, dat door de levering onze verhouding tot Peking gedurende

een lange periode geschaad zou worden, (…) vooral (…) wegens het, zoals bekend, lange

“politieke” geheugen der Chinezen, in het bijzonder ten aanzien van maatregelen van buitenlandse

regeringen, waardoor zij zich benadeeld, beledigd of vernederd voelen.”134

Ten vijfde zou deze beslissing ook op geopolitiek gebied niet handig zijn. China had sinds

1972 er werk van gemaakt om nauwe banden met West-Europa en de VS aan te knopen om zo samen te werken tegen de Sovjet-Unie. Andersom zou West-Europa, dus ook Nederland,

131 ‘Joint Communiqué on the Establishment of Diplomatic Relations’, website Taiwan Documents Project. http://www.taiwandocuments.org/communique02.htm. (17 juni 2015). 132 ‘Taiwan Relations Act - United States Code Title 22 Chapter 48 Sections 3301 – 3316’, website Taiwan Documents Project. http://www.taiwandocuments.org/tra01.htm (17 juni 2015). 133 Heijden, Yvonne van der, De dans van de leeuw en de draak (Amsterdam 2008). 134 ‘Overwegingen pleitend tegen de levering van onderzeeboten aan Taiwan’, 17 november 1980, Van: Dolleman Aan: M in: Nationaal Archief – Algemeen Rijksarchief, Tweede Kamer der Staten-Generaal Enquête-commissie R.S.V. 1983-1987 – 278, 1-2. 38

China hard nodig hebben op dit gebied. Chinese argwaan over de werkelijke intenties van

Nederland, en daarmee ook West-Europa, zou een strategische blunder zijn.

Deze vijf redenen waren behoorlijk zwaarwegend waardoor voor een eventuele exportvergunning nog zwaardere redenen zouden moeten gelden. Hoofdzakelijk ging het hierbij om vier redenen.

Ten eerste speelde deze kwestie zich af in een roerige maatschappelijke context. In 1980 zat de Nederlandse economie in zwaar weer. Weliswaar was er nog steeds economische groei, maar de economische naweeën van de oliecrisis in 1973, het beleid van kabinet-Den

Uyl en een tweede oliecrisis in 1979 werden zeer zeker gevoeld. Daarbij was er sprake van een verslechtering van de betalingsbalans, liep het financieringstekort op, liep de werkloosheid op, nam de werkgelegenheid af en was de Nederlandse overheid veel geld kwijt aan uitkeringen.135

In deze maatschappelijke context was het voor de Nederlandse regering belangrijk dat er zoveel mogelijk werkgelegenheid zou worden behouden. Immers, een groeiende werkloosheid zou een ontwrichtend effect hebben op de Nederlandse samenleving. Het bedrijf Rijn-Schelde-Verolme had in 1980 al zeer moeilijke jaren achter de rug. Het RSV- concern werd in 1971 opgericht, maar de eerste problemen begonnen al in 1973 tijdens de eerste oliecrisis. In 1977 werd al duidelijk dat er sprake was van overcapaciteit waardoor sluiting van vestigingen en ontslagen onvermijdelijk werd. Toentertijd besloot de

Nederlandse regering, uit angst voor deze massaontslagen, dat RSV met staatssteun moest worden geholpen. In totaal pompte de overheid 2,7 miljard gulden in RSV om het bedrijf overeind te houden.136

Vanuit deze maatschappelijke context en de reeds verleende en grootschalige staatsteun aan RSV werd de order van Taiwan door velen gezien als een geschenk uit de hemel:

“[D]it werk zal naar schatting 6 miljoen manuren voor het [RSV]-concern opleveren, ofwel 4 jaren

werk voor 1000 werknemers. Voor de Nederlandse toeleveringsbedrijven zal dit naar verwachting

bovendien nog eens anderhalf miljoen manuren betekenen.”137

135 ‘Cijfers kabinet-Van Agt I (1977-1981), website Parlement & Politiek. http://www.parlement.com/id/ vhtenoxaohzg/cijfers_kabinet_van_agt_i_1977_1981 (15 juni 2015). 136 ‘Parlementaire enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)’, website Parlement & Politiek. http://www.parlement.com/id/vh8lnhrpmxw7/parlementaire_enquete_rsv_rijn_schelde (15 juni 2015). 137 ‘levering onderzeeboten aan taiwan - geheim’, 10 december 1980, Van: Van der Klaauw Aan: Peking in: Nationaal Archief – Algemeen Rijksarchief, Tweede Kamer der Staten- Generaal Enquête-commissie R.S.V. 1983-1987 – 278, 1. 39

De order zou RSV ongeveer een miljard gulden opleveren.138 Daarbij was het ook duidelijk dat zonder deze order het RSV-concern op korte termijn niet meer levensvatbaar zou zijn. De minister van Economische Zaken kon dit niet laten gebeuren:

“[H]et behoud van rsv als scheepsbouwconcern van internationale betekenis met de aanzienlijke

werkgelegenheid die het biedt aan eigen werknemers zoals aan die bij de honderden

toeleveringsbedrijven, is essentieel voor het industriële draagvlak van Nederland. Als

vooraanstaande leverancier van marineschepen en ander militair materieel is rsv ook voor de

Nederlandse defensie een infrastructurele factor van groot belang. Het gaat bij deze transactie dus

niet alleen om het vullen van de orderportefeuille op korte termijn, doch evenzeer om het behoud

van een zelfscheppende Nederlandse scheepsindustrie op de lange termijn.”139

Ten tweede werd de Nederlandse relatie met China niet als dusdanig belangrijk bestempeld.

Frits Bolkenstein legde dit in een opinieartikel uit als toenmalig Tweede Kamerlid:

“Het aanvaarden van deze order [zou] de verhoudingen met China gedurende enige tijd (…)

kunnen belasten. Het is dus zaak te bezien wat er aan de andere kant op het spel staat. Het begrip

“goede verhoudingen” moet worden ingevuld. (…) Kan China Nederland helpen in Europa?

Nauwelijks. Terzake van de ontspanning? Evenmin. Wat betreft de niet-verspreiding van

kernwapens? Peking heeft het Non-proliferatie Verdrag niet ondertekend. Over de rechten van de

mens schrijven we maar niet. (…) Welke economische belangen zijn in het geding? (…) Vele

projecten verkeren vooralsnog in het stadium van luchtkasteel. (…) Nu is het beste mogelijk dat

allerlei transacties met Peking worden bekokstoofd waar de buitenwacht geen idee van heeft.

Alleen de regering kan het commerciële veld overzien. (…) Voorhands lijkt [de balans] echter naar

Taiwan te wijzen. Taipeh betaalt contant. Peking stelt alleen belang in leningen op zachte

voorwaarden. (…) Eén vogel in de hand is meer waard dan tien Peking eenden in de lucht.”

Bolkenstein maakte in deze uitspraken duidelijk een economische en financiële afweging en kwam tot de conclusie dat het Nederlandse bedrijfsleven simpelweg meer had aan deze order dan aan de handelsbetrekkingen met China.

138 ‘Schepen voor Taiwan – Nederland krijgt waarschuwing’, 26 november 1980 in: Nationaal Archief – Ch. A. Van der Klaauw [levensjaren 1924-2005], 203. 139 ‘levering onderzeeboten aan taiwan - geheim’ in: Nationaal Archief – Algemeen Rijksarchief, Tweede Kamer der Staten-Generaal Enquête-commissie R.S.V. 1983-1987 – 278, 1-2. 40

Ten derde werd ook beargumenteerd dat het met de militaire spanningen tussen Taiwan en China wel mee viel. Ook zou levering van de onderzeeboten niet tegen de Nota

Ontwapening en Veiligheid indruisen aangezien de betrekkingen tussen China en Taiwan sinds de geleidelijke machtsovername van Deng Xiaoping zich normaliseren. Daarom zou er voor China minder reden zijn om over orders als deze moeilijk te doen.140 Zeker niet als de

VS aan de hand van de Taiwan Relations Act ook gewoon offensief en defensief militair materieel levert aan Taiwan. Zo zijn er bijvoorbeeld voor 600 miljoen dollar gevechtsvliegtuigen vanuit de VS aan Taiwan geleverd zonder enige vorm van repercussie van de kant van China.141

Hoe verliep de communicatie naar de Nederlandse overheid en tussen verschillende ministeries? In het boek De Nederlandse wapenexport: beleid en praktijk van Ko Colijn wordt hiervan een nauwkeurige reconstructie gemaakt. Zo bleek dat eind februari 1980 de RSV- onderhandelaar, 9 maanden voordat Van der Klaauw op de hoogte werd gebracht door

Allerd Stikker, een eerste bezoek aan Taiwan bracht. Saillant was dat deze onderhandelaar de chef van Directie Azië en Oceanië van Buitenlandse Zaken informeel op de hoogte bracht.

Diens reactie was vergelijkbaar met die van Van der Klaauw: “[O]ver mijn dooie lijk.”142

Opvallend was dat deze chef, A.B. Hoytink, nadien vertelde geen moment de indruk te hebben gehad dat er serieuze plannen bestonden voor de levering van onderzeeboten waardoor hij geen actie ondernam en het voorval simpelweg was vergeten.143

Daarnaast werd ook duidelijk gereconstrueerd dat de RSV heel selectief, vertrouwelijk en gesegmenteerd te werk ging bij het aftasten van de bereidheid binnen verschillende ministeries tot het geven van een exportvergunning. De keuze van de RSV in verstrekken van voorinformatie bleef vrijwel volledig beperkt tot een klein aantal voorstanders. Directie

Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Economische Zaken en

Directie Azië en Oceanië van het Ministerie van Buitenlandse Zaken mochten onder geen beding formeel of informeel worden geïnformeerd, zeker niet na de eerste reactie van

Hoytink. Dit gold nog meer voor Van der Klaauw die, wat Stikker en RSV betrof, niet mocht worden ingelicht.144

140 D’Hooghe, ‘The 1991/1992 Dutch Debate’, 44. 141 ‘Taiwan’, 17 november 1980 in: Nationaal Archief – Ch. A. Van der Klaauw [levensjaren 1924-2005], 203. 142 Leo van der Mey en Ko Colijn eds., De Nederlandse wapenexport : beleid en praktijk : Indonesië, Iran, Taiwan (Den Haag 1984) 114. 143 Ibidem, 114. 144 Ibidem, 116. 41

Daar kwam nog bij dat verschillende directies van ministeries en ambtenaren afzonderlijk niet van elkaar kennis op de hoogte waren omdat vertrouwelijkheid een voorwaarde was voor de door RSV verstrekte informatie. Hierdoor vond er dus geen uitwisseling plaats van argumenten en ideeën omdat de order van Taiwan simpelweg niet bekend was bij potentiële tegenstanders. Door deze gebrekkige onderlinge communicatie en de effectieve strategie van de RSV liep het Ministerie van Buitenlandse Zaken hierdoor een grote achterstand op die volgens een anonieme topambtenaar “was te wijten aan de geheimhouding door Algemene

Zaken, Economische Zaken en RSV.”145

Hoe reageerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken intern toen de order toch uitlekte?

De eerste reactie werd, twee weken voordat premier Van Agt naar China zou gaan, schriftelijk gedaan:

“Waar het hier een (nog wel zeer opvallende) militaire order betreft, bovendien rechtstreeks

uitgaan van de “Republic of China Navy”, lijkt het mij volstrekt onhaalbaar in te gaan op de

klaarblijkelijke wensen van RSV (…). Nog onlangs heeft de Chinese minister van BZ tegenover M

te New York de grenzen gerecapituleerd waarbinnen de CVR Westerse handelsbetrekkingen met

Taiwan tolereert, nl. dat die contacten beperkt blijven tot “economische en culturele kontacten op

strict particuliere basis. Het is duidelijk dat noch de materie noch de contractpartner aan deze

voorwaarden [voldoen].”146

Op 28 oktober, de eerste dag van de reis van premier Van Agt naar China, werd een protocol getekend tussen Taiwan en de RSV waarin stond dat Taiwan uitsluitend met de RSV zou blijven onderhandelen als er voor 1 december een ‘letter of intent’ van de Nederlandse regering zou zijn ontvangen.147 De tijd begon dus te dringen na het bezoek van Van Agt en

Van der Klaauw waardoor op 28 november de ministerraad zou gaan beslissen over het wel/niet verlenen van een exportvergunning.

De ministerraad van 28 november vond plaats onder grote politieke en maatschappelijke druk. In het debat en de uiteindelijke afweging tijdens het overleg werden alle bovenstaande redenen voor en tegen een exportvergunning impliciet of expliciet genoemd.

145 Ibidem. 146 ‘Leveranties Taiwan’, 10 oktober 1980, Van: DAV Naar: M in: Nationaal Archief – Algemeen Rijksarchief, Tweede Kamer der Staten-Generaal Enquête-commissie R.S.V. 1983-1987 – 278. 147 Ko Colijn eds., De Nederlandse wapenexport, 117. 42

Minister Van Aardenne hamerde er meerdere keren op dat de werkgelegenheid bij de

RSV moest worden behouden, zeker nadat de Nederlandse overheid al zoveel staatssteun had verleend aan dit bedrijf. Als de exportvergunning niet werd verleend zou de RSV in

“grote liquiditeitsproblemen” komen.148 Ook meldde hij erbij dat de RSV een claim zou indienen van een miljard gulden als de exportvergunning niet zou worden verleend.

Volgens Van Aardenne zou deze order een soort “rehabilitatie” zijn voor de RSV nadat het zoveel staatsteun had gekregen.149

Minister Van der Klaauw had tegen deze argumenten geen sterke kaarten, zeker niet aan de hand van een gespannen maatschappelijke context waarin het kabinet moest werken. Van der Klaauw erkende de economische belangen van de order, maar wees ook op de groeiende betrekkingen met China. Voor China was Rotterdam sinds kort het centrum van de handel met Europa. Nederland had geen uitzonderlijke positie op dit gebied dus dit kon makkelijk worden verplaatst naar havens als die van Hamburg of Antwerpen. Ook wees Van der

Klaauw op de duur van de bouw. De verhoudingen met China zouden voor jaren verziekt zijn terwijl andere Europese landen hun relatie met China gewoon verder konden uitbreiden.150

Daarnaast bracht Van der Klaauw ook het grotere geopolitieke plaatje in door onder andere te stellen dat de betrekkingen met China en de stabiliteit in de regio veel belangrijker zijn dan de economische situatie van Nederland op dat moment. Daarbij ging het Van der

Klaauw niet alleen om een mogelijke clash tussen China en Taiwan, maar ook om de verhouding met de VS en de Koude Oorlog:

“In dit gebied ligt de militaire verantwoordelijkheid bij de VS en niet bij Nederland. De goede

bondgenootschappelijke betrekkingen met de Verenigde Staten zouden door de toekenning van de

order negatief kunnen worden begroet.”151

Ook verwees Van der Klaauw naar de zojuist verkozen president Ronald Reagan die al krachtig had gesteld dat er zeer krachtig moest worden opgetreden tegen de Sovjet-Unie

148 Florentine van Lookeren Campagne, ‘Politiek of economisch falen? Het eerste kabinet-Van Agt en de steun aan het RSV-concern. Uit de ministerraadsnotulen van 1980’ Jaarboek Parlementaire geschiedenis 2006 (Nijmegen 2006) 112 149 Ibidem

151 Ibidem, 113. 43 waarbij een zeer belangrijke rol voor China was weggelegd.152 Van der Klaauw bedoelde hiermee dat de Sovjet-Unie verdeel- en heerspolitiek in West-Europa zou kunnen toepassen om zo de banden van West-Europa met China te laten verslechteren. Een belangrijk teken op dit gebied was dat in de spreekpunten van Van der Klaauw ter voorbereiding op de ministerraad stond dat de ambassade van de Sovjet-Unie al aan Buitenlandse Zaken had laten weten dat de Sovjet-Unie “geen enkel bezwaar” had tegen de leverantie aan Taiwan.153

Uiteindelijk werd besloten dat er een exportvergunning voor de RSV zou gaan komen. De doorslaggevende reden was niet eens inhoudelijk van aard, maar simpelweg dat minister

Van Aardenne en vice-premier dreigden met opstappen als de exportvergunning niet zou worden verleend. Van der Klaauw restte niets anders dan zijn knopen te tellen, ook omdat Van Aardenne een politiek zwaargewicht was: “Ik zei dat ik niet de verantwoording voor een kabinetscrisis wilde dragen en dat ik mij op mijn positie zou beraden. Hans Wiegel deed daarop om politieke en persoonlijke redenen een beroep op mij om aan te blijven.”154

Nog diezelfde dag kwam Kao Chieh, de tijdelijke zaakgelastigde van China in

Nederland, op bezoek bij Van der Klaauw op het ministerie. Zijn reactie was voorspelbaar:

“Kao Chieh toonde zich bitter teleurgesteld en refereerde aan grote bezorgdheid en gegeven

waarschuwingen van chinese regering voor effect op bilaterale betrekkingen. (…) [H]ij

onderstreepte hierbij dat wie diplomatieke betrekkingen met Peking onderhoudt die niet met

Taiwan kan hebben. Op mijn tegenwerping dat niet nedreg maar rsv met taiwanese autoriteiten

onderhandelt stelde hij slechts dat een oorlogsschip geen “ordinary commodity” is en het hier geen

“ordinary trade” betreft.”155

Na dit gesprek begon China met een diplomatiek offensief waarbij gesprekken werden gevoerd met Kamerleden in de hoop hen van hun gelijk te overtuigen. Toen de Tweede

Kamer twee weken later over het onderwerp debatteerde werd er een motie van met een

152 Ibidem, 113. 153 ‘Spreekpunten voor M ter mondelinge toelichting van de Ministerraadsnota inzake de levering van onderzeeboten aan Taiwan’ in: Nationaal Archief – Algemeen Rijksarchief, Tweede Kamer der Staten- Generaal Enquête-commissie R.S.V. 1983-1987 – 278, 5. 154 Van der Klaauw, Een diplomatenleven, 297. 155 ‘leverantie onderzeeboten aan taiwan’, 29 november 1980, Van: Van der Klaauw Voor: Peking in: Nationaal Archief – Algemeen Rijksarchief, Tweede Kamer der Staten-Generaal Enquête-commissie R.S.V. 1983-1987 – 278, 2. 44 kleine meerderheid, 76 tegen 74, verworpen waarin annuleren van de exportvergunning werd gevraagd.156

Voor China was de maat nu vol en werden er serieuze dreigementen gedaan. In Peking werden de ambassadeurs van de EG-landen op het Chinese ministerie ontboden om een verzoek in ontvangst te nemen druk op Nederland uit te oefenen.157 Daarnaast zou worden besloten dat Chinese schepen de Rotterdamse haven zouden mijden, de contacten en contracten van China met Shell zouden worden opgeschort, de akkoorden die Van der

Klaauw tekende tijdens het bezoek van premier Van Agt konden de prullenbak in en

Nederlandse vliegtuigmaatschappijen die een verzoek voor landingsrechten in Peking hadden ingediend zouden worden geweigerd.158

In de Tweede Kamer leek de teneur hierdoor te veranderen. Uiteindelijk werd begin februari 1981 een licht gewijzigde motie aangenomen met 77 tegen 70 stemmen waarin de regering alsnog werd opgeroepen om de exportvergunning niet te verlenen. Het mocht niet baten, maar het kabinet beloofde met de grootst mogelijke waarschijnlijkheid geen exportvergunning te zullen verlenen als Taiwan nogmaals om militair materieel zou vragen.159

Dit was onvoldoende voor China. Op 26 februari 1981 vroeg China om de Nederlandse ambassadeur Kneppelhout terug te roepen. Daarna werd op aanvraag van China de diplomatieke betrekkingen verlaagd tot het niveau van tijdelijke zaakgelastigde, een vergelijkbare situatie in de periode 1954-1972. Economische, culturele en wetenschappelijke contacten werden tot vrijwel nul gereduceerd.160 Alle inspanningen in de periode 1971-1980 waren voor niets geweest. Nederland kon opnieuw beginnen.

5. Van dieptepunt naar herstel – 1981-1985

Nadat de Nederlandse regering de exportverlening aan de RSV in stand hield werden de diplomatieke betrekkingen verlaagd tot het niveau van tijdelijke zaakgelastigde. De beeldvorming was dat Nederland opnieuw kon beginnen. Wat merkten het Ministerie van

156 Van der Klaauw, Een diplomatenleven, 297-298. 157 Ibidem, 298. 158 ‘Meer represailles van Chinese kant’, 23 januari 1981 in: Nationaal Archief – Ch. A. Van der Klaauw [levensjaren 1924-2005], 204. 159 Van der Klaauw, Een diplomatenleven, 298. 160 Ibidem, 298. 45

Buitenlandse Zaken en de ambassade in Peking na deze breuk? Wat waren de gevolgen voor de handelsbetrekkingen? Wat ondernam Nederland om de breuk te herstellen? Welke signalen hierover kwamen van de Chinezen? In 1983 werd duidelijk dat Taiwan een tweede order wilde plaatsen bij de RSV. Hoe reageerde de Nederlandse regering hier op? Waarom en hoe werd de relatie in 1984 hersteld?

Het jaar 1981 was een verkiezingsjaar. Na de verkiezingen bleken het CDA en de VVD te weinig zetels te hebben om door te regeren waardoor het nieuwe kabinet bestond uit CDA,

PvdA en D66 onder leiding van premier Van Agt. Het kabinet wankelde van begin af aan, maar was niet politiek verantwoordelijk voor het verlenen van de exportvergunning aan de

RSV. Hierdoor zag de Chinese tijdelijke zaakgelastigde Kao Chieh zijn kans schoon om informeel hierover te praten met de plaatsvervangende chef van DOA:

“Tijdens een ontvangst bij de Chinese TZ trachtte deze mij uit te horen over de vraag of de nieuwe

regering bereid zou zijn het roer in de duikboten-affaire om te gooien. Ik heb hierop voorzichtig

geantwoord dat dit niet direct waarschijnlijk leek met het oog op de criteria waaraan de regering

gebonden is bij de beoordeling van de te verlenen vergunning bij wapenexport. Volgens de heer

Kao Chieh wilden de Chinese autoriteiten ondanks deze kwestie de betrekkingen met Nederland

zo goed mogelijk voortzetten.”161

Voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de ambassade in Peking was het duidelijk dat de dagelijkse gang van zaken behoorlijk verstoord was. Ten eerste werd de ambassade in

Peking wat betreft Chinese berichtgeving links gelaten waardoor het afhankelijk werd van andere ambassades op dit gebied. Deze informatie was moeilijker op waarheidsgehalte te toetsen.162 Daarnaast bleek de stroom van handelsaanvragen bij de ambassade een enorme dreun te hebben gekregen:

“[D]e stroom van handelsaanvragen bij dit kantoor, die voor medio 1981 nog een zeer behoorlijk

niveau had, is thans bijna geheel verdwenen. De kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven en de

financiele instellingen (…) blijven daardoor onbenut, en de vraag rijst hoe een verhoogde

activering van het Nederlandse bedrijfsleven bereikt kan worden.”163

161 ‘Kwestie Taiwan en de economische en culturele overeenkomsten met China.’, 27 november 1981, Van: Plv. DOA Aan: DGPZ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 610.21 – 7209. 162 Ibidem. 163 ‘nederlandse bedrijfsleven in china., shanghai 1981.’, Peking, 23 december 1981, Van: Peking Aan: BZ en EZ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 911.0 – 10559, 2. 46

Dit beeld komt ook naar voren uit het jaarverslag van 1981 van de ambassade in Peking. In

Peking bleken nog maar enkele Nederlandse bedrijven een vestiging te hebben: handelshuis

Sembodja Holland, Philips Gloeilampenfabriek en Borsumij Wehry.164

Wat waren de gevolgen voor de handelsbetrekkingen?

Handel van Nederland met China (in f miljoen)165

Invoer Uitvoer Totaal

1978 271,2 234,8 506,0

1979 313,8 320,4 634,2

1980 544,0 294,1 838,1

1981 613,0 238.8 851,8

1982 513,0 177,5 690,5

1983 509,2 377,9 887,1

De cijfers laten zien dat de invoer uit China alleen maar verder was toegenomen en daarna licht gedaald terwijl de uitvoer duidelijk daalde – naar alle waarschijnlijkheid mede door de verlaging van de diplomatieke betrekkingen. Volgens de Nederlandse tijdelijke zaakgelastigde Smitsendonk lag het onder andere aan “beslissingen van individuele fabrieksdirecties die zich door patriottisme lieten leiden.”166 Het lastige was dat er in de periode 1981-1982 in het Nederlandse bedrijfsleven het beeld bestond dat Nederland in

China impopulair zou zijn:

“De invoermogelijkheden in China zijn niet rooskleurig en in elk geval niet ongecompliceerd. Toch

bestaat naast deze hindernissen ook de bijzondere psychologische hindernis dat vele Nederlandse

bedrijven menen dat Nederland in China impopulair zou zijn, en dat daarom afzijdigheid thans

past. Dat is niet het geval althans niet met feiten gedemonstreerd, en enige werving onder het

Nederlandse bedrijfsleven om deze afzijdigheid te doorbreken zou raadzaam kunnen zijn.”

164 ‘Jaarrapport 1981’, Peking 23 december 1981, Van: Peking Aan: BZ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 610.21 – 7209, 41. 165 ‘Bilaterale Handelsbetrekkingen met Volksrepubliek China’ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.12 – 12741, 2. 166 ‘Dienstbezoek aan havenstad Dalian (liaoning)’ Peking, 7 juli 1982, Van: Smitsendonk Aan: BuZa in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 601.0 – 7076, 8.

47

Wat hierbij ook niet hielp was de verstoorde communicatie tussen Buitenlandse Zaken en

Economische Zaken. Een diplomaat bij BZ zei hierover het volgende in 1982:

“Tekenend voor de sfeer h.t.l. bij ambtenaren van EZ lijkt me bijv. het gebruik van de term boycott

in [reisverslagen over bezoeken aan China]. [Ik heb soms] de indruk dat men er daar vanuit gaat

dat door (…) de RSV zaak er toch niets meer te halen valt in China terwijl er daarentegen gouden

bergen te vinden zijn in Taiwan. Beide opvattingen zijn bezijden de waarheid. Ten slotte is het ook

tekenend voor de houding van EZ dat de zaakgelastigde in Peking geen reactie ontving op zijn

uitvoerige rapportage over hetzelfde onderwerp.”167

Duidelijk was in elk geval wel dat de relatie met China moest worden hersteld, of in ieder geval een poging daartoe, om vervolgens de handelsbetrekkingen van een nieuw impuls te voorzien. Wat ondernam Nederland om de relatie te herstellen?

Ten eerste bracht professor Victor Halberstadt, PvdA-informateur van het kabinet Van

Agt-II, incognito in oktober 1981 een bezoek aan Peking op uitnodiging van de Indiase ambassadeur. Hij bleef er slechts korte tijd, maar door bemiddeling van de Indiase ambassadeur kon hij een gesprek krijgen met een Chinese vice-minister van Buitenlandse

Zaken en de directeur van het Chinese Institute of Foreign Relations.168

Uit het gesprek werd duidelijk dat China geen behoefte heeft aan een ambtelijke delegatie om de bilaterale verhouding te bespreken. Er werd voorkeur gegeven aan een delegatie met daarin gezaghebbende personen uit politieke, economische en culturele kringen. Hierbij kon bijvoorbeeld worden gedacht aan een delegatie onder leiding van , de minister van Buitenlandse Zaken die een doorbraak in de Nederlandse relatie met China wist te forceren waardoor hij over veel prestige beschikt in Peking. Daarnaast bleef China belangstelling houden voor goede economische betrekkingen met Nederlandse bedrijven als

Shell, Philips, VMF en IHC. Ook Nederlandse investeringen waren nog steeds van harte welkom.169

Het advies van de Indiase ambassadeur aan Halberstadt was dat Nederland voorlopig weinig haast hoefde te maken met pogingen om de relatie met China te herstellen. De reden

167 ‘Informatie over China’ Den Haag, 1982, Van: DOA/OP Aan: DOA via S.C.D. OA in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 610.21 – 7209, 1-2. 168 ’Verhouding Nederland – China’ Den Haag, 20 oktober 1981, Van: DOA/OP Aan: DGPZ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.10 – 12400, 1. 169 Ibidem, 2. 48 was dat China belang heeft bij de voorlopige handhaving van het Nederlandse negatieve voorbeeld tegenover andere landen met in het bijzonder de VS.170

De reden hiervan was het beleid dat president Ronald Reagan van de VS voerde ten opzichte van China en Taiwan: “I felt we had an obligation to the people of Taiwan, and no one was going to keep us from meeting it.”171 Tijdens zijn presidentiële campagne in 1980 liet

Reagan er geen twijfel over bestaan dat hij op de hand van Taiwan was en dat dit eiland zichzelf zou moeten kunnen verdedigen. Hierdoor was hij een groot voorstander van de eerder genoemde Taiwan Relations Act: “[T]he United States will make available to Taiwan such defense articles and defense services in such quantity as may be necessary to enable

Taiwan to maintain a sufficient self-defense capability”.172

Dit was een groot probleem voor China waardoor Nederland als negatief voorbeeld moest worden gebruikt om zo te laten zien aan andere landen dat het Peking menens was op gebied van wapenleveranties aan Taiwan. Ook voor de VS werd duidelijk dat er iets moest worden gedaan: “U.S. and PRC officials both recognized that if the two sides could not establish a modus vivendi on the future of U.S. arms sales, U.S.–PRC relations could retrogress or collapse entirely.”173

Gedurende acht maanden werd er onderhandeld waarbij twee grote meningsverschillen in de weg stonden. Ten eerste was er de vraag hoe toekomstige wapenleveranties er uit moesten zien. China vond dat deze snel moesten worden afgebouwd en gestopt terwijl de

VS weliswaar kwalitatieve en kwantitatieve limieten wilde stellen, maar geen einddatum waarop leveranties zouden worden gestopt. Ten tweede was er een meningsverschil over het toekomstige beleid van China ten opzichte van Taiwan. De VS wilde dat de vermindering van wapenleveranties zou worden verbonden aan de belofte van China dat het een vreedzame relatie met Taiwan zou houden. China stelde juist dat zulke beloftes ingingen tegen de soevereiniteit van het land.174

Uiteindelijk werd er op 17 augustus 1982 een akkoord afgesloten tussen de VS en China.

Hierin werd de zaak, in ieder geval voorlopig, geregeld:

170 Ibidem. 171 Nancy Bernkopf Tucker, Strait talk : United States-Taiwan relations and the crisis with China (Cambridge 2009) 136. 172 ‘Taiwan Relations Act - United States Code Title 22 Chapter 48 Sections 3301 – 3316’, website Taiwan Documents Project. http://www.taiwandocuments.org/tra01.htm (17 juni 2015). 173 ‘The August 17, 1982 U.S.-China Communiqué on Arms Sales to Taiwan’, website U.S. Department of State – Office of the Historian. https://history.state.gov/milestones/1981-1988/china-communique (10 mei 2015). 174 Ibidem. 49

“[T]he United States Government states that it does not seek to carry out a long-term policy of arms

sales to Taiwan, that its arms sales to Taiwan will not exceed, either in qualitative or in quantitative

terms, the level of those supplied in recent years since the establishment of diplomatic relations

between the United States and China, and that it intends gradually to reduce its sale of arms to

Taiwan, leading, over a period of time, to a final resolution.”175

Nu de VS akkoord was gegaan met vermindering van wapenleveranties werden de strafmaatregelen van China ten opzichte van Nederland minder noodzakelijk. Hierdoor was het mogelijk om voorzichtig af te tasten of de Chinezen bereid waren tot herstel van de relatie.

De tweede poging die Nederland ondernam om de relatie met China te herstellen werd uiteindelijk daadwerkelijk gedaan door oud-minister Schmelzer. Van 18 tot 31 oktober 1982 bezocht hij Peking om de Nederlandse relatie met China van een positief impuls te voorzien.

Zijn doel was duidelijk om de kou uit de lucht te halen en de Chinezen warm te maken voor herstel van de relatie. Schmelzer sprak met secretaris-generaal Xie Lie van het Chinese

People’s Institute of Foreign Affairs en met vice-minister Zhang Wen Jin van Buitenlandse

Economische Betrekkingen en Handel.

Uit de gespreksverslagen van Schmelzer bleek dat Schmelzer aan het begin meteen stelde dat Nederland graag de relatie met China weer wilde verbeteren. De reactie van de Chinezen was constructief, want er werd meteen gevraagd hoe Schmelzer dit voor ogen had. Volgens hem ging het daarbij om drie zaken: alle pogingen om de exportvergunning ongedaan te maken staken, inzien dat de Nederlandse beslissing om de exportvergunning te verlenen volledig binnenlands van aard was en, op een geschikt moment, een fundamentele en duidelijke verklaring van een nieuwe Nederlandse regering met daarin de toezegging dat toekomstige orders van Taiwan niet meer zouden worden voorzien van een exportvergunning.176

De Chinezen wezen erop dat Nederland een knoop in de betrekkingen had veroorzaakt en dat het aan Nederland is om de eerste stap te zetten om deze knoop te ontwarren. Een verklaring van een nieuwe Nederlandse regering zou zeker een stap in de goede richting

175 ‘Joint Communiqué on Arms Sales to Taiwan’, website Taiwan Documents Project. http://www.taiwandocuments.org/communique03.htm. (17 juni 2015). 176 ‘Gesprekken in de Chinese Volksrepubliek; de Chinees-Nederlandse betrekkingen’, 5 november 1982, Van: Schmelzer Aan: BZ en EZ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.10 – 12400, 2-3. 50 zijn. De tijd in de Nederlandse politiek leek hier ook rijp voor te zijn want de, opnieuw aangetreden, minister van Buitenlandse Zaken Max van der Stoel had tegen Amerikaanse journalisten onomwonden verklaard dat er geen wapens meer zouden worden geleverd aan

Taiwan.177

De conclusie van Schmelzer was positief: “Naar mijn indruk wordt van C.V.R.-zijde, voor het herstel van normale betrekkingen, niet meer een intrekking van het onderzeeboten- besluit vereist. Een fundamentele verklaring van de Nederlandse regering (…), gekoppeld aan een onomwonden toezegging, geen wapens aan Taiwan te leveren en aan een gedrag dat het gevaar van een soort semi-erkenning van Taiwan verre houdt zal een positieve bijdrage tot het herstel van normale betrekkingen kunnen leveren.”178

Het lastige aan deze verklaring was dat Nederland deze niet zomaar kon geven aangezien dat duidelijk gezichtsverlies zou opleveren. Dit kon dus alleen op een geschikt moment worden gedaan. Eind 1983 ontstond de mogelijkheid omdat Taiwan opnieuw geïnteresseerd was in Nederlandse onderzeeboten. Overigens werd deze order niet gedaan bij de RSV, maar bij de werf Wilton-Fijenoord. Deze werf was een voormalig onderdeel van de RSV.

Voormalig, want de RSV ging in 1983 ter ziele na jarenlang staatssteun te hebben ontvangen.

De eerste onderzeebotenorder van Taiwan kon hierin ook uiteindelijk niet het verschil maken. Er werd besloten tot een parlementaire enquête omdat de RSV na jarenlang steun te hebben gekregen van in totaal f2,7 miljard gulden toch failliet ging met een restschuld van f2,25 miljard gulden.179

De werf Wilton-Fijenoord nam alle werkzaamheden rond de eerste onderzeebotenorder over en onderhandelde in mei 1983 met de marine van Taiwan over een tweede order. Op dat moment werd definitief duidelijk dat Taiwan een tweede order daadwerkelijk wilde plaatsen.180 Daarna begon Taiwan meteen met het lobbyen bij de grootste Nederlandse politieke partijen. Taiwan stuitte op grote bezwaren bij de meeste partijen, maar de VVD zag er ook ditmaal de economische voordelen van in. Fractievoorzitter vertrok op uitnodiging van de Taiwanese regering naar het eiland waar hij gesprekken voerde met de

Premier, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie. Uiteindelijk bleef

177 Ibidem, 3-4. 178 Ibidem, 6. 179 ‘Parlementaire enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)’, website Parlement & Politiek. http://www.parlement.com/id/vh8lnhrpmxw7/parlementaire_enquete_rsv_rijn_schelde (15 juni 2015). 180 Ko Colijn eds., De Nederlandse wapenexport, 353. 51 hij tien dagen op het eiland waarna hij begon met een vurig pleidooi voor het verlenen van een nieuwe exportvergunning. Hierdoor kwam de zaak definitief in de openbaarheid.181

De eerste reactie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken was meteen strategisch.

Binnen enkele dagen werd een interne nota voorbereid, veel sneller dan in 1980. In de strategie bleek duidelijk dat er was geleerd van het verleden, want ditmaal werd er niet op de relatie met China ingezet maar volledig op het verschil tussen de handelsbetrekkingen met China en Taiwan. Waarschijnlijk gebeurde dit mede op aangeven van de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken die zich op tijd had ingewerkt in het

Taiwan-dossier. Wat daarbij hielp waren de toen zojuist vrijgekomen handelsstatistieken van de EG waarin duidelijk werd dat de grootte van de handel van Nederland met Taiwan wel meeviel vergeleken met China. Daarnaast werd ook in kaart gebracht hoe kwetsbaar de

Rotterdamse haven was voor Chinese sancties die waarschijnlijk zouden worden ingesteld als de Nederlandse regering opnieuw een exportvergunning zou verlenen. De gegevens en argumenten werden ook meteen gelekt naar de pers waardoor het Ministerie van

Buitenlandse Zaken meteen het initiatief nam om de publieke opinie te beïnvloeden.182

De reactie van het Ministerie van Economische Zaken was ditmaal minder sterk en overtuigend. Minister Van Aardenne kwam in de ministerraad met het argument dat de situatie vergeleken met 1980 niet veel anders was waardoor het kabinet de aanvraag niet zou kunnen weigeren. Dat argument sneed niet echt hout, maar Van Aardenne had gekozen voor een overrompelingsstrategie omdat Taiwan als voorwaarde had gesteld dat de werf Wilton-

Fijenoord op korte termijn uit surseance moest worden gehaald. Hierdoor was er weinig tijd voor Van Aardenne. Premier Ruud Lubbers besloot echter dat er niet zomaar kon worden beslist. Eerst moesten alle voor- en nadelen op een rijtje worden gezet en beide ministers moesten in gesprek.183

Daarnaast was er binnen het Ministerie van Economische Zaken ook verdeeldheid. De eerder genoemde Frits Bolkenstein was inmiddels staatssecretaris voor Buitenlandse Handel geworden en was ditmaal tégen een overeenkomst met Taiwan. Dat was een belangrijk verschil vergeleken met 1980 want Bolkenstein had namelijk zeggenschap over Directoraat-

Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen die over dit soort zaken ging.

181 Ibidem, 356-357. 182 Ibidem, blz 352 en 365. 183 Blz 365, 366. 52

Binnen de BEB waren daarbij ook nog eens ambtenaren van Buitenlandse Zaken gedetacheerd.184

Het lijkt erop dat Bolkenstein eenmalig voor het verlenen van een exportvergunning was vanwege de toenmalige problemen op de arbeidsmarkt en de geringe mogelijkheden van

Nederlandse handel met China. Waarschijnlijk calculeerde Bolkenstein nu ook in dat de RSV toch al failliet was gegaan. De eerder gedane uitspraak “Eén vogel in de hand is meer waard dan tien Peking eenden in de lucht”185 van hem ging daardoor niet meer op. Volgens

Bolkenstein was het nu evident “dat het zal lukken de gerezen misverstanden uit de weg te ruimen”. De zakenwereld moest volgens hem “deze enorme markt van de toekomst, een kwart van de mensheid omvattend” gaan exploreren.186 Waarschijnlijk inspireerde de, waarschijnlijk bewust door China, verdubbelde export naar Nederland hierin een rol. De export groeide namelijk in de periode 1982-1983 van 177,5 naar 377,9 miljoen gulden.

Deze ontwikkelingen zorgden ervoor dat er een kleinere voedingsbodem was voor een nieuwe exportvergunning voor onderzeeboten. Een doorbraak in het al dan niet verlenen van een exportvergunning ontstond toen het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Chinese positie wilde aftasten. De argumenten van Buitenlandse Zaken zouden immers sterker worden als kon worden aangetoond dat Nederland door China uit het verdomhoekje zou worden gehaald. Hierbij werd gehoopt dat China bereid zou zijn tot quid pro quo. Hierop gaf

China aan dat een Nederlandse toponderhandelaar welkom zou zijn waarna Henry

Wijnaendts als ambassadeur in algemene dienst vertrok naar Peking van 8 tot 11 november.

Een besluit van het kabinet zou daarna pas worden genomen.187

Wat leverde het bezoek van Wijnaendts aan Peking op? De Chinese regering liet

Wijnaendts weten dat het daadwerkelijk bereid was tot quid pro quo. Dit hield in dat op alle terreinen de betrekkingen niet alleen genormaliseerd, maar ook geïntensiveerd zouden worden. De relatie tussen Nederland en China zou weer op het niveau van ambassadeurs worden gepromoveerd, maar ook dat Nederland als een soort “verloren zoon” zou worden binnen gehaald. Dit betekende dat het een streepje voor zou hebben op andere landen uit

184 Ibidem, 367. 185 ‘levering onderzeeboten aan taiwan - geheim’ in: Nationaal Archief – Algemeen Rijksarchief, Tweede Kamer der Staten-Generaal Enquête-commissie R.S.V. 1983-1987 – 278, 1-2. 186 Ko Colijn eds., De Nederlandse wapenexport, 367. 187 Ibidem, 368. 53

Europa. Zoals eerder al was gemeld door oud-minister Schmelzer konden de onderzeeboten die reeds in aanbouw waren nog worden afgebouwd en geleverd.188

Dit aanbod van China was bijna een ‘offer you can’t refuse’, maar er was nog geen beslissing genomen door de regering. Het Ministerie van Economische Zaken deed nog een poging met een vergelijkbare reis naar Taiwan onder leiding van een hoge ambtenaar. Deze missie mislukte echter omdat Taiwan niet bereid was om de order uit te breiden met civiel materiaal.189

Voor de Nederlandse regering was hiermee duidelijk dat een tweede exportvergunning niet opwoog tegen de voordelen van herstel van de relatie met China. Tijdens de laatste ministerraad van 1983 werd besloten dat er geen tweede exportvergunning zou worden verleend voor de leverantie van duikboten aan Taiwan.190

Kort daarop vertrok Wijnaendts voor een tweede missie naar Peking voor onderhandelingen over het herstellen van de diplomatieke betrekkingen op ambassadeursniveau. Dit resulteerde in de volgende verklaring:

“The Representative of the Netherlands Government informed the Representative of the Chinese

government of the Netherlands Government’s decision not to grant a permit for further export of

arms to Taiwan. The Chinese Government highly appreciates this decision of the Netherlands

Government. (…) Both sides have agreed to normalize but also to intensify their relations.”191

Daarbij werd besloten dat per 1 februari 1984 de diplomatieke relaties weer naar het niveau van ambassadeurs zou worden opgewaardeerd. Overigens maakte de Chinese vice-minister van Buitenlandse Zaken Zhou Nan in een brief aan Wijnaendts duidelijk wat hij in de toekomst verwacht:

“As The Chinese Government understands, this [decision] implies that the Netherlands

Government will not approve further arms sales to Taiwan. It is with this understanding that the

Chinese Government agrees to restore the ambassadorial level of diplomatic relations between the

two countries.”192

188 Ibidem, 368. 189 Ibidem, 381. 190 Ibidem, 385. 191 ‘Joint Communique’ – Geheim archief, 1 februari 1984 in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.0 – 24776. 192 Tekst aankondiging – Geheim archief, 1 februari 1984, Van: Wijnaendts Aan: Zhou Nan in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.0 – 24776. 54

De Chinese boodschap was duidelijk: eens, maar nooit weer. Met deze beslissing kwam er een einde aan een moeilijke episode in de Nederlandse relatie met China. Nu diplomatieke relaties weer op het hoogste niveau waren ontstond wederom meer ruimte voor het verbeteren van handelsbetrekkingen en bilaterale bezoeken. Een bemoedigend signaal was dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken van een anonieme Chinese bron te horen had gekregen dat binnen het Chinese Ministerie van Buitenlandse Economische Betrekkingen en

Handel een circulaire met wijde verspreiding was rondgegaan waarin de mededeling werd gedaan dat alle in 1981 afgekondigde beperkingen op de import van Nederlandse producten met onmiddellijke ingang werden opgeheven. Hierbij werd ook aan alle geadresseerde afdelingen binnen dit ministerie gevraagd om voorstellen in te dienen voor samenwerkingsprojecten met Nederland.193

Uiteindelijk zou in juni 1985 premier Zhao Ziyang als eerste regeringsleider van de

Volksrepubliek een officieel bezoek brengen aan Nederland waarmee het herstel van de relatie definitief werd bezegeld. Aan de hand van dit bezoek begon Nederland aan een nieuwe episode in de relatie met China, nieuwe kansen en onzekerheden tegemoet.

193 ‘chinees-nederlandse betrekkingen’ – Geheim archief, Peking, 7 april 1984, Van: Smitsendonk Aan: BZ en EZ in: Nationaal Archief – Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1975-1984, 912.0 – 24776. 55

Conclusie

In dit onderzoek stond de Nederlandse relatie met China tussen 1971 en 1984 centraal. Na meer dan twintig jaar kwamen beide landen weer in direct contact op het hoogste diplomatieke niveau. Aanleiding voor dit onderzoek was de open ruimte in het onderzoeksgebied. Deze ruimte was het gevolg van het feit dat er in de historiografie over de

Nederlands-Chinese betrekkingen en het buitenlands beleid van Nederland niet een grondige studie bestond waarin diplomatieke én politieke primaire bronnen werden gecombineerd over deze tijdsperiode. Door uitgebreide inzage in het archief van het

Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, gecombineerd met parlementaire documenten van Staten-Generaal Digitaal en nieuwsberichten uit kranten is dit onderzoek uiteindelijk tot stand gekomen. Daarnaast was het interessant om te onderzoeken hoe

Nederland omging met China in het verleden aangezien toentertijd al werd voorspeld dat dit land dé opkomende macht is in de internationale politiek.

In dit onderzoek stond de volgende onderzoeksvraag centraal: in hoeverre was er sprake van een constructieve relatie in de Nederlandse betrekkingen met China tussen 1971 en

1985? Om deze vraag te beantwoorden is het onderzoek opgedeeld in vier deelaspecten.

Ten eerste werd onderzocht hoe de toenadering tussen Nederland en China verliep tussen

1971 en 1973. Aanvankelijk wilde Nederland dat Taiwan in de VN zou blijven, maar veranderde van mening toen het een nieuw kabinet kreeg in 1971 en de VS toenadering zocht tot China. Uiteindelijk werd op 16 mei 1972 besloten dat Nederland en China hun diplomatieke relaties tot ambassadeursniveau zouden verhogen. Vervolgens vertrok in november 1972 een handelsmissie naar China ter verkenning van de Chinese markt waarna in augustus 1973 een parlementaire delegatie naar China ging.

Ten tweede werd onderzocht hoe Nederland bezig was met het concretiseren en consolideren van de relatie met China tussen 1974 en 1978. Nederland koos er enerzijds voor om delegaties te sturen die op de Chinezen indruk zouden maken terwijl er anderzijds werd ingezet op overeenkomsten op economische, industriële en technische gebieden.

In 1975 vertrok minister Van der Stoel naar Peking en Shanghai. Na zijn bezoek zouden onderhandelingen starten voor een scheepvaart- en luchtvaartovereenkomst. Daarnaast waren prinses Beatrix en prins Claus in 1977 in China voor een studiereis. Het bezoek van leden van het Koninklijk Huis zorgde voor extra goodwill bij China.

56

In 1978 kwam er een Chinese delegatie naar Nederland voor een tegenbezoek onder leiding van minister Huang Hua. De Chinezen spraken met Nederland af dat er meer bezoeken zou worden afgelegd, dat de ongelijkheid in de onderlinge handel zou worden recht gezet en dat er een Chinese delegatie naar Nederland zou komen voor het afronden van het de eerder genoemde luchtvaartovereenkomst. Een scheepsvaartovereenkomst was reeds tot stand gekomen.

Met het bezoek aan de haven van Rotterdam wilde de Nederlandse regering laten zien dat

Rotterdam de haven van Europa zou kunnen worden voor de internationale handel van en met China. Enkele weken voor het bezoek van Hua een Rotterdamse delegatie naar Shanghai ter kennismaking. Deze twee bezoeken werkten uiteindelijk dusdanig faciliterend dat er een samenwerkingsovereenkomst werd getekend tussen beide steden.

Ten derde werd onderzocht welke successen er geboekt werden in de Nederlandse relatie met China tussen 1978 en 1980. Zo kwam er met het aannemen van de mensenrechtennota in

1979 een geleidelijke verandering in de Nederlandse relatie met China. In de mensenrechtennota verklaarde de Nederlandse regering dat de bevordering van de rechten van de mens als een wezenlijk onderdeel van het buitenlands beleid wordt gezien.

De eerste gelegenheid om mensenrechten een rol te laten spelen in de Nederlandse relatie met China deed zich voor in januari 1979 tijdens een bezoek van minister Van der Klaauw aan China. Naast onder andere het tekenen van de luchtvaartoverenkomst werd dit onderwerp van Nederlandse zijde voor het eerst ingebracht. Dat er naast het politieke en economische aspect, nu ook gesproken is over mensenrechten is een duidelijke verandering in de Nederlandse relatie met China.

Het bezoek van Van der Klaauw was een dusdanig groot succes dat het de opmaat zou worden naar een bezoek van premier Van Agt aan China. De belangrijkste reden hiervan was dat handel en politiek in China van grote invloed zijn op elkaar. Een bezoek van de premier zou dus een extra stimulans kunnen zijn voor de Nederlandse export naar China. Er werd gesproken over de onderlinge handel, maar ook de mensenrechtensituatie kwam wederom aan bod. Uiteindelijk werden aan het einde van het bezoek van Van Agt twee verdragen getekend over economische, technologische en culturele samenwerking.

Het vierde deelaspect gaat over de onderlinge crisis: waardoor ontstond deze en hoe communiceerde en besloot Nederland hier intern over? Een onderzeebotenorder van

Taiwan aan de Nederlandse scheepsbouwer RSV bleek een groot probleem te zijn. Dit was controversieel, want een Nederlands bedrijf zou dan militair materieel leveren aan een land 57 was niet werd erkend door Nederland. Het al dan niet verlenen van een exportvergunning was de inzet in een strijd die niet alleen tussen politieke partijen werd gevoerd, maar ook tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Economische Zaken. De

RSV ging daarom heel selectief, vertrouwelijk en gesegmenteerd te werk bij het aftasten van de bereidheid binnen verschillende ministeries tot het geven van een exportvergunning.

Minister Van Aardenne insisteerde dat de werkgelegenheid bij de RSV moest worden behouden, zeker nadat de Nederlandse overheid al zoveel staatssteun had verleend aan dit bedrijf. Minister Van der Klaauw had tegen deze argumenten geen sterke kaarten, zeker niet aan de hand van een gespannen maatschappelijke context waarin het kabinet moest werken.

Uiteindelijk werd besloten dat er een exportvergunning voor de RSV zou gaan komen. De doorslaggevende reden was dat minister Van Aardenne en vice-premier Hans Wiegel dreigden met opstappen. China was het hier niet mee eens waardoor er een breuk ontstond waarin de diplomatieke betrekkingen werden verlaagd tot het niveau van tijdelijke zaakgelastigde.

Ten vijfde werd onderzocht waarom en hoe de breuk tussen Nederland en China werd hersteld tussen 1981 en 1985? Nederland probeerde indirect en incognito contact te krijgen met de Chinezen aan de hand van informele bezoeken. Er ontstond ruimte toen de VS een overeenkomst sloten met China over vermindering van wapenleveranties aan Taiwan.

Strafmaatregelen van China tegen Nederland werden hierdoor minder noodzakelijk. Een bezoek van oud-minister Schmelzer leidde tot de conclusie dat intrekking van het onderzeeboten-besluit niet meer vereist was voor herstel van de relatie en dat China een toezegging verlangde van Nederland geen wapens meer te leveren aan Taiwan.

Het juiste moment om deze toezegging te geven leek te ontstaan toen Taiwan nogmaals twee onderzeeboten wilde bestellen. Een doorbraak in het al dan niet verlenen van een exportvergunning ontstond toen het Ministerie van Buitenlandse Zaken met onderhandelaar

Wijnaendts de Chinese positie wilde aftasten. China bleek bereid te zijn tot quid pro quo: in ruil voor het niet verlenen van een tweede exportvergunning zou de Nederlandse relatie met

China niet alleen genormaliseerd, maar ook geïntensiveerd zouden worden.

Voor de Nederlandse regering was hiermee duidelijk dat een tweede exportvergunning niet opwoog tegen de voordelen van herstel van de relatie met China. Na onderhandelingen werd besloten dat per 1 februari 1984 de diplomatieke betrekkingen op ambassadeursniveau zouden worden hersteld. Met deze beslissing kwam er een einde aan een moeilijke episode in de Nederlandse relatie met China en kon er weer vooruit worden gekeken. 58

In hoeverre was er sprake van een constructieve relatie in de Nederlandse relatie met

China tussen 1971 en 1985? Wat betreft Peace hadden Nederland en China regelmatig politieke consultaties op niveau van ministers en tijdelijke zaakgelastigden. Hierbij had

China belangstelling voor de Nederlandse inbreng in de EEG en de NAVO vanwege de gedeelde animositeit ten opzicht van de Sovjet-Unie. Andersom zag Nederland in China een belangrijke bondgenoot voor politieke ontspanning in de wereld.

Wat betreft Profits was de Nederlandse relatie met China constructief in intenties, maar zeer wispelturig in de uitvoering. Tot 1978 groeide de Nederlandse import uit China gestaag, maar bleef de export steken op een laag niveau met, incidenteel, een grote levering. Nadat eind 1978 de beslissing werd genomen om de Chinese markt te openen voor het buitenland aan de hand van staatskapitalisme kwamen er kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven.

In 1980 tekenden beide landen onder andere een verdrag over economische en technologische samenwerking. Nederland stond hierdoor goed in de startblokken, maar de order van Taiwan voor onderzeeboten van de RSV zorgde ervoor dat aan deze gunstige ontwikkeling een abrupt einde kwam. Voor China was duidelijk geworden dat Nederland bereid was om China voor Taiwan in te wisselen om maar geld te kunnen verdienen. Pas in februari 1984, kon de relatie definitief worden hersteld en kon Nederland weer proberen om, met een aantal jaren achterstand, een positie op de Chinese markt te verkrijgen.

Wat betreft Principles kwam er binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken pas in de loop van 1977-1978 intern aandacht voor de mensenrechtensituatie in China. De mensenrechtennota uit 1979 zorgde ervoor dat er in de Nederlandse relatie met China ruimte ontstond voor het bespreken van de mensenrechtensituatie. Hierdoor werd tot tweemaal toe op ministersniveau dit onderwerp besproken in 1979 en 1980. Dit was grensverleggend omdat dit tot 1979 nooit op de agenda stond. In de periode 1981-1984 overigens ook niet: de onderzeebotenorder van Taiwan zorgde ervoor dat de contacten in deze periode dusdanig werden verminderd dat er alleen nog werd gesproken over mogelijk herstel van de relatie en over onderlinge handel.

Over de gehele periode gezien leek er dus aanvankelijk sprake te zijn van een solide en gestage opbouw op alle fronten in de Nederlandse relatie met China, maar na 1980 was er sprake van stagnatie en grotendeels stilstand. In februari 1984 was de relatie weliswaar formeel hersteld, maar het momentum was weg en Nederland kon op veel terreinen eigenlijk opnieuw beginnen.

59

Wat is de wetenschappelijke waarde van dit onderzoek? De grootste waarde van dit onderzoek ligt in het feit dat voor het eerst het Nederlandse China-beleid, voor deze volledige tijdsperiode, overwegend is onderzocht aan de hand van primaire bronnen uit het archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat was tot op heden nog niet eerder voorgekomen. Hierdoor was het mogelijk om interne communicatie te gebruiken omtrent bijvoorbeeld bezoeken aan en uit China, de mensenrechtensituatie, onderhandelingen en contact met de ambassade in Peking.

Ook konden eerdere vragen naar aanleiding van de genoemde historiografie uit de inleiding worden beantwoord. In dit onderzoek is immers duidelijk geworden wat er zich achter de schermen afspeelde bij de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische

Zaken, alsmede de ministerraad. Daarnaast werd uitgezocht hoe Economische Zaken het besluit tot een exportvergunning wist door te drukken in 1981 en hoe Buitenlandse Zaken dit wist te voorkomen in 1983. Ook werd uitgezocht wat het Nederlandse mensenrechtenbeleid ten opzichte van China was. In de historiografie werd duidelijk gesteld dat er nauwelijks aandacht hieraan werd gegeven in de Nederlandse relatie met China, maar dit bleek niet helemaal te kloppen. Op hoog niveau, ministersniveau, werd tot tweemaal toe de mensenrechtensituatie in China besproken.

Toch is verder onderzoek wenselijk. Zo was er in het archief van Buitenlandse Zaken niet voldoende materiaal om duidelijk te maken welke invloed het Nederlandse bedrijfsleven maatschappelijk middenveld hadden op de Nederlandse relatie met China. Hierdoor is het beeld wat geschetst is van de Nederlandse relatie met China vooral toegespitst op de overheid. Daarnaast zijn documenten van het Ministerie van Economische Zaken alleen gebruikt omtrent de eerste onderzeebotenorder van Taiwan. Wat de precieze invloed van

Economische Zaken op de Nederlandse relatie met China tussen 1971 en 1979 is daarom nog ongewis. Ook is het interessant om nu uit te zoeken hoe de Nederlandse relatie met China zich ontwikkelde in de jaren na februari 1984. Heeft Nederland redelijk snel de politieke consultaties en handelsbetrekkingen met China weer op niveau weten te krijgen?

Nederland en China anno nu werken aan een gezonde relatie waarin Nederland steeds nauwere banden nastreeft naarmate China een belangrijkere positie op het politieke en economisch wereldtoneel inneemt. Binnen de EU is Nederland de derde grootste investeerder in China en de derde grootste ontvanger van investeringen uit China.

Wereldwijd gezien is Nederland de tiende belangrijkste handelspartner van China, binnen de EU de tweede na Duitsland. Ook heeft Nederland inmiddels de wens uitgesproken om 60 toe te treden tot de Asian Infrastructure Investment Bank. Ook de mensenrechtensituatie in

China wordt in Nederland in de gaten gehouden, zowel bilateraal als via de EU.194

De groeiende relatie heeft er inmiddels voor gezorgd dat president Xi Jinping als eerste

Chinese staatshoofd een bezoek heeft gebracht aan Nederland terwijl premier Rutte al tweemaal op handelsmissie is geweest in China in slechts anderhalf jaar tijd. Voor het

Nederlands bedrijfsleven is dat belangrijk omdat handel en politiek nog immer samengaan in China. Aan de huidige stand van zaken in de Nederlandse relatie met China is sinds 1971 gewerkt. Beide landen beseften toen goed dat de politieke, economische en sociale systemen in hun landen grote verschillen kenden, maar dat hield hen niet tegen.

Ik raakte voor het eerst geïnteresseerd in de opkomst van China toen ik een klein artikel las over dit land en zijn plaats in de wereld. Het bleek de start te zijn van een groeiende interesse voor internationale betrekkingen en diplomatie. Dit resulteerde in een bachelorscriptie over de relatie van de VS met China. Ondertussen zijn andere landen en thema’s op mijn radar verschenen, maar China is altijd interessant gebleven. Ten tijde van mijn bachelorscriptie was het boek On China van Henry Kissinger van grote waarde omdat het mij een inzicht gaf wat er achter de schermen gebeurt in de internationale politiek.

Diplomatie is daarbij een doorslaggevend smeermiddel tussen staten en andere actoren. Na mijn studie en na deze masterscriptie wil ik graag mijn steentje hieraan bijdragen – voor

Nederland, wereldwijd!

194 ‘Relations the Netherlands – China’, website Government of the Netherlands. http://www.government.nl/ issues/international-relations/china (13 juli 2015). 61

Literatuurlijst

Primaire bronnen:

Nationaal Archief – Den Haag

Ministerie van Buitenlandse Zaken – Den Haag

1975-1984

Code en dossiers:

 600.0 – 6884, 6885, 6886, 6887, 6888 6889

 601.0 - 7076

 601.1 - 7113

 610.21 – 7208, 7209, 24382, 24383

 610.300 - 8060

 610.301 - 8195

 611.0 - 8396

 613.212.1 - 9126

 613.213.11 - 9143

 911.0 – 10557, 10558, 10559, 10560, 10561

 911.23 – 11173, 11174, 24568

 911.30 - 11327, 11328, 11329, 24596

 911.31 – 11568, 11569, 11570

 911.33 - 12117

 912.0 – 12339, 12341, 12342

 912.10 – 12398, 12399, 12400, 12401, 12402, 24774, 24776

 912.12 – 12570, 12619, 12680, 12681, 12741, 12742, 12743, 12744, 24819

 912.2 - 24846

 912.2 - 24846

 921.20 – 14049, 14084, 12744, 25337, 25369, 25370

Nationaal Archief – Den Haag

Nederlandse Ambassade China, (1899) 1955-1974

Code en dossiers:

 9.1.2 – 426, 520, 521, 655, 656

62

Nationaal Archief – Den Haag

Ch. A.van der Klaauw [levensjaren 1924-2005]

Code en dossiers:

 B3.3 – 158

 B3.4.2 – 253

 B3.4.4 - 259

 B3.5 – 203, 204

Nationaal Archief – Den Haag

Parlementaire Enquêtecommissie Rijn-Schelde-Verolme (RSV)

Code en dossiers:

 2.1 - 235

 2.3 - 278

 2.4 - 300

Nationaal Archief – Den Haag

W.K.N. Schmelzer [levensjaren 1921-2008]

Code en dossiers:

 C3.2 - 143

Staten-Generaal Digitaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zitting 1974-1975

 Kamerstuknummer 13461 – nr. 2: Nota over het vraagstuk van ontwapening en veiligheid

Zitting 1978-1979

 Kamerstuknummer 15571, nr. 2: De rechten van de mens in buitenlands beleid

Secundaire bronnen:

 Amnesty International, Het labyrint van onderdrukking. Mensenrechten in de Volksrepubliek China

(Amsterdam 1996).

 Amnesty International, Een zwarte zon. Mensenrechten in China voor en na 4 juni 1989

(Amsterdam 1989).

63

 Amstel, Aad van, Barbaren, rebellen en mandarijnen. De VOC In De Slag Met China In De Gouden

Eeuw (Amsterdam 2011).

 Baehr, Peter R., Mensenrechten. Bestanddeel van het buitenlands beleid (1989).

 Baehr, Peter, Monique Castermans-Holleman en Fred Grünfeld, Human rights in the foreign

policy of the Netherlands (Antwerpen 2002).

 Baehr, Peter R., Mensenrechten en buitenlands beleid: verenigbare grootheden (Leiden 1986).

 Baehr, Peter R. ed., Nederland in een veranderende wereld : de toekomst van het buitenlands beleid

(Assen 1991).

 Baehr, Peter R., De rechten van de mens : universaliteit in de praktijk (Amsterdam 1998).

 Baehr, Peter R., The role of human rights in foreign policy (Basingstoke 1994).

 Blussé, Leonard en Floris-Jan van Luyn, China en de Nederlanders. Geschiedenis van de

Nederlands-Chinese betrekkingen 1600-2007 (Zutphen 2008).  Blussé, Leonard, Inleiding bij Johan Nieuhoffs Gezantschap aan den Tartarischen Cham

(Franeker 1991).

 Bookelmann, Evita, Nederland, China en de rechten van de mens. Het dillema van buitenlandse

zaken: Mensenrechten vs. Economische en politieke belangen (Utrecht 2009).

 Cohen, Warren. America's Response to China: A history of Sino-American Relations (New York

1990).

 Colijn, Ko en Paul Rusman, Het Nederlandse wapenexportbeleid, 1963-1988 (Den Haag 1989).

 Dijk, Ruud van ed., Encyclopedia of the . Volume 1 – A-J (New York 2008).

 Everts, Philip ed., Controversies at home: domestic factors in the foreign policy of the Netherlands

( 1985).

 Frankel, Charles, Human rights and foreign policy (New York 1978).

 Flinterman, Cees, ‘Nederland en de Rechten van de Mens. Een toegepast ideaal’,

Internationale Spectator 60 – nr. 11 (November 2006) 556-560.

 Gilissen, Franca, Mensenrechten in China: Speerpunt of zeer punt? Hoe Nederland probeert

mensenrechten te beschermen en tegelijkertijd economische belangen te behartigen in China (Utrecht

2011).

 Graaff, Bob de en Duco Hellema eds., De Nederlandse buitenlandse politiek in de twintigste eeuw

(Amsterdam 2003).

 Malcontent, Peter en Floribert Baudet, ‘The Dutchman’s burden? Nederland en de

international rechtsorde in de twintigste eeuw’, 69-99.

64

 Harding, Harry, A fragile Relationship: The United States and China since 1972 (Washington D.C.

1992).

 Heijden, Yvonne van der, De dans van de leeuw en de draak (Amsterdam 2008).

 Hellema, Duco, Nederland in de wereld (Houten 2010).

 Hellema, Duco en Bert Zeeman eds., De Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken in de

twintigste eeuw (Den Haag 1999).

 Hooghe, Ingrid d’, ‘The 1991/1992 Dutch Debate On The Sale Of Submarines to Taiwan’,

China Information 6 – nr. 4 (Voorjaar 1992).

 Kent, Ann, Human rights in the people's republic of China. National and international dimensions

(Canberra 1990).

 Kirby, William C., Robert S. Ross en Gong Li ed., Normalization of U.S.-China Relations: An

International History (Cambridge en London 2005).

 Li, Jie, ‘China’s Domestic Politics and the Normalization of Sino-U.S. Relations, 1969-

1979’, 56-79.

 Kissinger, Henry, On China (New York 2011).

 Klaauw, Chris van der, Een diplomatenleven (Amsterdam 1995).

 Knippenberg, Theo ed., Nederlanders over China, Feestbundel van de Vriendschapsvereniging

Nederland-China (Utrecht 1977).

 Klaauw, Chris van der, Een diplomatenleven: memoires (Amsterdam 1995).

 Landsberger, Stefan R., ‘The 1989 Student Demonstrations in Beijing: A Chronology of

Events’, China Information 4 – nr. 1 (Zomer 1989).

 Lookeren Campagne, Florentine van, ‘Politiek of economisch falen? Het eerste kabinet-Van

Agt en de steun aan het RSV-concern. Uit de ministerraadsnotulen van 1980’ Jaarboek

Parlementaire geschiedenis 2006 (Nijmegen 2006).

 MacMillan, Margaret, Seize the Hour: When Nixon met Mao (Londen 2007).

 Mey, Leo van der en Ko Colijn eds., De Nederlandse wapenexport : beleid en praktijk : Indonesië,

Iran, Taiwan (Den Haag 1984).

 Pathak, Rakesh en Yvonne Berliner, Communism in Crisis 1976-89 (Londen 2012).

 Ras, Peter, Verslag van de conferentie Mensenrechten versus de handelsbetrekkingen met China :

Utrecht, 8 april 2000 (Den Haag 2000).

 Tucker, Nancy Bernkopf, Strait talk : United States-Taiwan relations and the crisis with China

(Cambridge 2009)

 Voorhoeve, J.J.C., Peace, profits and principles: a study of Dutch foreign policy (Den Haag 1979). 65

 Walle, Willy vande ed., The history of the relations between the Low Countries and China in the

Qing Era (1644-1911) (Leuven 2003).

 Zwan, A.C. van der en Duco Hellema eds., In dienst van Buitenlandse Zaken : achttien portretten

van ambtenaren en diplomaten in de twintigste eeuw (Amerstdam 2008).

66