PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Het heft in handen Frits Bolkestein bron Frits Bolkestein, Het heft in handen. Prometheus, Amsterdam 1995 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/bolk008heft01_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 2 Voor Kate Frits Bolkestein, Het heft in handen 7 Voorwoord Dit boek bevat 24 artikelen, toespraken en discussies die ik op één na in 1993 en 1994 heb geschreven of gehad. Bij het voorbereiden ervan ben ik geholpen door Klaas Groenveld, Gerry van der List en Patrick van Schie (directeur en medewerkers van de Teldersstichting), Robert van Lawick, Ruulke van Overbeeke en Geert Wilders (alle drie fractiemedewerkers) en verder Hans Hoogervorst, Hans Labohm en Michiel Patijn. Ik ben hen daarvoor zeer erkentelijk. Amsterdam, 10 februari 1995 Frits Bolkestein, Het heft in handen 9 I Inleiding Frits Bolkestein, Het heft in handen 11 1 De huidige politieke betekenis van Thorbecke Op 1 juni 1993 werd in de Tweede Kamer een beeld van Johan Rudolf Thorbecke onthuld. Ik hield daarbij de volgende toespraak. Thorbecke is voor velen, naast de grote voorman van het Nederlandse liberalisme, vooral de vader van de grondwet van 1848. Die grondwet functioneert, met enige wijzigingen, tot op de dag van vandaag. In één klap werd in 1848 een nogal verouderd politiek systeem weggevaagd door wat indertijd een van de modernste constituties ter wereld was. Dat Thorbecke vooral wordt geassocieerd met deze revolutionaire daad is eigenlijk merkwaardig. Zijn denken was namelijk doortrokken van de afkeer van radicale breuken met het verleden. In Thorbeckes opvatting bevatte de geschiedenis juist tal van elementen die voor het heden en voor de toekomst waardevol waren. Hij koesterde het waardevolle van het bestaande, maar daarmee was hij niet behoudzuchtig. De maatschappij stond niet stil, maar was in beweging. Politici dienden hun activiteiten nauw op maatschappelijke veranderingen te laten aansluiten. Als de staat niet werd aangepast aan de veranderende maatschappij, zouden spanningen zich ophopen die vroeger of later tot een uitbarsting moesten komen. Vernieuwing van het bestaande was in Thorbeckes ogen dus noodzakelijk om de door hem verafschuwde revolutie te voorkomen. Een waar staatsman moest maatschappelijke ontwikkelingen die eerst nog onder de oppervlakte bleven en pas later zouden opwellen, zien te ontdekken en erop inspelen. De politiek diende dus niet willoos en stuurloos op de maatschappelijke stroom voort te dobberen maar moest een koers voor de samenleving uitzetten. Geen individu kon zich onttrekken aan de invloed van de gemeenschap. Uitzonderlijke individuen hoefden die invloed echter niet lijdzaam te ondergaan, maar konden zelf bijdragen aan de Frits Bolkestein, Het heft in handen 12 vorming of hervorming van die gemeenschap. ‘Soms kan één man middelpunt voor vele weifelende geesten worden,’ zei Thorbecke eens, een goede beschrijving ook van zijn eigen rol in 1848. Hebben Thorbeckes denkbeelden betekenis voor de hedendaagse realiteit? Ik denk van wel, al zullen Thorbeckes antwoorden niet altijd de onze zijn. Thorbecke wees er zelf op dat elke generatie haar eigen antwoorden moet geven op de specifieke problemen van haar tijd. Zo is er het probleem van de verhouding tussen burgers en politici, of liever van de op vele opiniepagina's betreurde stoornissen in die relatie. Ik laat de vraag even rusten in hoeverre er inderdaad sprake is van een vertrouwensbreuk tussen kiezers en hun afgevaardigden en wend mij tot Thorbecke. De grote staatshervormer zag zich in de jaren veertig van de vorige eeuw voor het probleem gesteld dat er geen verhouding was tussen kiesgerechtigden en parlementariërs, niet eens een verstoorde verhouding. Er bestond immers een systeem van getrapte verkiezingen. Hierbij kozen de burgers geen parlementariërs maar vertegenwoordigers van standen, en die kozen vervolgens - soms weer trapsgewijs - de parlementariërs. Omdat in de standen de gevestigde belangen waren verenigd, konden kandidaten die aan de gevestigde orde wilden morrelen met gemak uit de Kamer worden geweerd. Door in 1848 een systeem van rechtstreekse verkiezingen in te voeren, brak Thorbecke de macht van het toenmalige maatschappelijke middenveld en legde hij een directe relatie tussen kiezers en gekozenen. Thorbecke vond dat parlementariërs geen boodschappenjongens van de kiesgerechtigden mochten worden. Kamerleden moesten in volstrekte onafhankelijkheid standpunten kunnen innemen. Kiezers moesten niet zozeer kijken of een kandidaat in allerlei kwesties een mening huldigde die met de hunne overeenkwam. Zij dienden een kandidaat eerder op zijn integriteit en standvastigheid te beoordelen en moesten zich daarbij afvragen of de man in staat was de grote problemen van zijn tijd te onderkennen en of hij aan de oplossingen richting zou weten te geven. In Thorbeckes tijd bestond een districtenstelsel en was van partijvorming nog geen sprake. In onze tijd is het provincialisme dat ten grondslag lag aan het districtenstelsel achterhaald. Er zijn bovendien geen belemmeringen meer voor een kandidaat om zo- Frits Bolkestein, Het heft in handen 13 wel in Sluis als in Delfzijl gekend te worden. We hoeven dus niet terug naar het districtenstelsel om een goede band tussen kiezers en gekozenen te bewaren of te herstellen. Tegenover partijvorming stond Thorbecke met het nodige wantrouwen. Hij kon zich nog wel een partij voorstellen als een verzamelpunt voor mensen die het land op dezelfde koers wilden zetten, maar de partij mocht niemand binden in zijn stellingname in afzonderlijke gevallen. Hoe zit het dan met de rekruteringsfunctie van partijen, met de partij als kiesvereniging? Men kan zich afvragen in hoeverre de huidige partijen, die de kiezers een kandidatenlijst voorleggen waarin reeds een rangschikking is gemaakt, niet fungeren als de oude standen en een sta-in-de-weg vormen voor de relatie kiezers/gekozenen. Hoeveel ruimte is er nog voor kiezers om aan te geven: dat is de man of vrouw aan wie ik de behartiging van 's lands zaken toevertrouw? Wij kunnen die ruimte vergroten door meer gewicht te geven aan voorkeurstemmen, zoals de commissie-De Koning heeft aanbevolen. Maar men zou ook een stap verder kunnen gaan. Laten partijen zich beperken tot het aanwijzen van een aanvoerder en het samenstellen van een ongenummerde lijst van in beginsel geschikte kandidaten. De kandidaten kunnen alfabetisch worden opgevoerd of hun plaats op het stembiljet kan bij loting worden vastgesteld. Vervolgens kunnen de kiezers zelf aangeven welke van de kandidaten zij het meest geschikt achten. Kandidaten kunnen dan niet meer op de slippen van hun lijsttrekker de Kamer betreden maar dienen zich een eigen achterban te verwerven. Kiezers zouden op deze manier niet meer door de partij worden betutteld maar zouden hun eigen fractie kunnen samenstellen. Volksvertegenwoordigers en bestuurders hadden volgens Thorbecke niet een deelbelang maar het algemeen belang te dienen. In de meeste gevallen geschiedde dat door het individu zoveel mogelijk ruimte te laten. Maar soms moest collectief worden opgetreden, in het belang van de Nederlandse natie. Het algemeen belang was immers het belang van Nederland. Van een Europees integratieproces was in Thorbeckes tijd nog geen sprake. Wel brak Thorbecke al een lans voor meer samenwerking tussen de Europese staten. Samenwerking, geen samensmelting. Thorbeckes streven was gericht op een Europese ‘statenmaatschappij’, Frits Bolkestein, Het heft in handen 14 niet op een Europese staat. Thorbecke sprak over een ‘gemenebest der volken’. Bij een Europees burgerschap had hij zich niets kunnen voorstellen: zo'n begrip is ook ahistorisch. Thorbecke was afkerig van centralisme. Beleid diende zo dicht mogelijk bij de burger te worden gevormd. Wat betreft de huidige Europese integratie kunnen wij leren dat terughoudendheid is geboden wat betreft de overdracht van bevoegdheden naar het centrale apparaat in Brussel. Waar een gezamenlijke Europese aanpak gewenst is, zal Nederland zijn belangen goed voor ogen moeten houden. Thorbecke meende al: ‘Nederland behoort zo machtig te zijn, dat het een begeerlijke bondgenoot en een te vrezen vijand is.’ Nederlands EG-beleid moet als Realpolitik kunnen worden getypeerd. Ons land dient binnen de EG een krachtige stem te laten horen. Thorbecke is nog altijd een man van grote betekenis, niet alleen als historische figuur, maar ook voor de huidige politiek. In hem vinden we het bewijs hoeveel een individu kan betekenen voor zijn generatie en voor de generaties erna. Op Thorbecke kan een van zijn eigen uitspraken uitstekend worden betrokken: ‘Eén man is wel eens meer dan een leger waard geweest.’ Frits Bolkestein, Het heft in handen 15 2 Het moderne liberalisme Het volgende artikel werd gepubliceerd in Maatstaf van september 1993. Wij leven niet, zoals de Duitse filosoof Gottfried Wilhelm von Leibniz meende, in de beste van alle mogelijke werelden. De bestaande wereld is onvolmaakt en verbetering is mogelijk. Friedrich Hayek, misschien wel de belangrijkste liberale politieke filosoof van de twintigste eeuw, schreef in een naschrift bij zijn Constitution of Liberty dat liberalen, in tegenstelling tot conservatieven, een ideaal voor ogen staat waarnaar zij streven. Het liberalisme als politieke filosofie is dus gericht op verandering van het bestaande met het oog op, onder meer, maximalisatie van de individuele vrijheid. Daartegenover staat het conservatisme, dat met een beroep op de weerbarstige werkelijkheid niet wil streven naar verandering, en dat de