De Oorlog Die Werd (1961-1980)
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
UvA-DARE (Digital Academic Repository) Dat nooit meer: de nasleep van de Tweede Wereldoorlog in Nederland van der Heijden, C.A.M. Publication date 2011 Link to publication Citation for published version (APA): van der Heijden, C. A. M. (2011). Dat nooit meer: de nasleep van de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Contact. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:30 Sep 2021 Deel 3 De oorlog die werd (1961‑1980) Inleiding Tot diep in de jaren vijftig, zo zou je op basis van het voorgaande kunnen 331 concluderen, was de oorlog als referentiepunt, gespreksonderwerp en angst- droom voortdurend aanwezig. Maar die aanwezigheid was een andere dan in de jaren die volgden. Om het met een beeld te zeggen: in de jaren veertig en vijftig was de oorlog een schaduw, niet te ontlopen, moeilijk te bespreken en moeilijker nog te vangen maar vanaf de jaren zestig werd de oorlog in toene- mende mate een spiegel, een gebeurtenis die men expres opzocht en waarover men zelfs nadrukkelijk wenste te spreken. Terwijl de kracht of beweging in eerstgenoemde fase van de oorlog uitging, lagen de verhoudingen vanaf de jaren zestig andersom. Dit is des te opmerkelijker omdat de samenleving op dat moment dermate veranderde dat men het jongste verleden gemakkelijk de rug had kunnen toekeren. Dat gebeurde niet, integendeel. Men zocht het op. De vraag is waarom. Om het antwoord alvast in korte bewoordingen te geven: de enorme be- langstelling voor de oorlog vanaf de jaren zestig is het gevolg van een aantal elkaar versterkende tendensen – elkaar versterkend wil zeggen dat er sprake is van een proces waarin oorzaak en gevolg moeilijk van elkaar te onder- scheiden zijn en tezamen dynamiek bewerkstelligen. Door die dynamiek krijgt het proces kracht en die kracht versterkt op zijn beurt weer de ontwik- keling waardoor de dynamiek toeneemt, enzovoort. Het dynamisch proces waarmee de Tweede Wereldoorlog in het centrum van de actualiteit kwam te staan werd om te beginnen opgewekt door de- genen die de gebeurtenissen bewust hadden meegemaakt. Naarmate de af- stand toenam kregen zij een groeiend verlangen naar overzicht en reken- schap. Daarvoor was in de eerste vijftien jaar na de oorlog onvoldoende emotionele en intellectuele ruimte – en ook niet genoeg tijd. Ruimte en tijd waren er nu wel. Bovendien was er de noodzaak. Dat geldt zeker degenen die tijdens de oorlog volwassen waren, de rond 1900 geborenen. In de jaren zestig en zeventig naderden zij de laatste levensfase, als ze daarin niet al verkeerden, en hadden de behoefte die ingrijpende ervaring uit hun leven in dat nooit meer kaart te brengen. Het enorme succes van het werk van Loe de Jong, eerst van de televisieserie De Bezetting en daarna van de boekenreeks Het Konink‑ rijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, is in eerste instantie hiertoe te herleiden. Maar ouderen waren niet de enigen die aan een verwerking van de oorlog behoefte hadden. Dat hadden ook degenen die tijdens de oorlog jong waren geweest en de gebeurtenissen vooral als toeschouwer hadden meegemaakt. Halverwege de jaren zestig waren zij over het algemeen tussen de dertig en veertig jaar oud, in de kracht van hun leven en op het punt het in de samen- leving voor het zeggen te krijgen. Oorlog was hun ervaring bij uitstek. Die 332 ervaring kwam, ja moest er uit. Tot slot waren er de nog jongeren, de zoge- noemde babyboomers. Hun band met de oorlog was niet groot, om niet te zeggen dat zij zich vaak ergerden aan de permanente, nu eens onderdrukte dan weer onderdrukkende aanwezigheid ervan. Tegelijkertijd ontdekten zij het nut van de oorlog voor hun emancipatiestrijd. Deze ‘biologische’ tendensen werden versterkt door inhoudelijke, de ver- bijstering over de Shoah voorop. Voor de moord op de joden was tot in de jaren zestig – buiten Nederland nog langer – weinig belangstelling en de belangstelling die er was, had een sterk gemitigeerde, soms bijna ontkennen- de vorm. Een fraaie illustratie hiervan is de reactie van het Amsterdamse College van B&W op de plannen voor de 4 mei-herdenking in 1960. ‘Te zwaar joods karakter,’ werd in de kantlijn gekrabbeld. ‘Niet te veel nadruk op leggen.’1 De mentaliteit die hieruit spreekt, veranderde om te beginnen met het Eichmannproces en vervolgens door een reeks andere gebeurtenissen waaronder de Auschwitzprocessen in Duitsland (1963 en later), de ongeveer gelijktijdige publicatie van het toneelstuk Der Stellvertreter2 in hetzelfde land en de Zesdaagse Oorlog tussen Israël en de omringende landen in 1967. In Nederland, vanaf het allereerste moment3 voorloper in het onderzoek naar de jodenvervolging, was de publicatie van Ondergang door Jacques Presser in 1965 doorslaggevend. Internationaal keerpunt was de televisiese- rie Holocaust uit het eind van de jaren zeventig. Een en ander bevestigde wat sindsdien in toenemende mate feit is: de Shoah als brandpunt van het oorlogsbeeld. Weliswaar was het eind jaren zeventig zover nog niet maar de tendens was wel al duidelijk. Tot slot een derde, in verband met de jongste generatie al vermelde ten- dens: het nut van de oorlog voor de actualiteit. Dat nut was er in de ja- ren vijftig ook maar werd in de jaren zestig algemener, veelomvattender en vooral door meer mensen c.q. groepen ingezien. Het bleek al meteen aan het begin van het decennium bij het verzet tegen de bom en de angst voor een nieuwe oorlog. Het werd bevestigd tijdens de beroeringen in 1965-1966 rond inleiding de verbintenis tussen Beatrix en Claus. Het bleek opnieuw bij de protesten tegen de oorlog in Vietnam, tegen de Zuid-Afrikaanse apartheid, de Griekse kolonels, de dictators op het Iberisch schiereiland, de uitputting van het mi- lieu, de plaatsing van kernraketten op Nederlandse bodem, de politieke strijd tussen links en rechts, de Koude en minder koude oorlog, de discussie over democratie, rechtszekerheid, vrijheid van meningsuiting, privacy en talloze zaken meer. Telkens en telkens werd de oorlog erbij gehaald en al kon men veelal niet precies zeggen waarom dat gebeurde, effect had de associatie tus- sen ongewenste zaken en oorlog wel degelijk. In vele gevallen bleek alleen al het gebruik van een begrip als fascisme of een uitdrukking als ‘de oorlog’ voldoende om een zaak te bepleiten of een tegenstander de mond te snoeren. 333 Immers, over één ding was eenieder het eens – en dat in toenemende mate naarmate het beeld van het verleden duidelijker werd: dat nooit meer! Uitge- sproken of in stilte werden deze drie woordjes, in een wat andere variant met grote letters (‘Nooit meer Auschwitz’) geschreven op het in 1977 onthulde Auschwitzmonument van Jan Wolkers, het motto van een tijdperk. De verandering van de oorlog van schaduw naar spiegel verklaart dat er een groot verschil bestaat tussen de oorlog van de late jaren veertig en vijftig én die van de jaren zestig en daarna. Beeldvorming en verwerking geschied- den in eerstgenoemde fase overwegend in eigen kring. De joden verbeten hun verhaal zoals gewezen verzetslui, destijds tewerkgestelden, voormalige col- laborateurs en andere groepen op hun manier hun verhaal verbeten – en dat terwijl minder getroffenen, zo lijkt het, elkaar achter gesloten deuren ver- haaltjes vertelden.4 Ondertussen probeerde men vanuit gezaghebbende kring met monumenten, manifestaties en een standaardwerk als Onderdrukking en Verzet een consensus te vinden. Tevergeefs. Maar de oorlog die in de eerste naoorlogse fase uit een veelheid aan beelden bestond, kreeg vanaf de jaren zestig steeds meer duidelijkheid en samenhang. De rol van de televisie kan daarbij moeilijk overschat worden. Hiermee zijn we bij een geheel ander type factoren dat bijgedragen heeft aan de terugkeer van de oorlog in de jaren zestig en aan genoemd dynamisch proces. Want in dezelfde maand dat de Israëliërs de kidnapping van Eichmann bekendmaakten, begon Loe de Jong met zijn vijf jaar durende televisieserie De Bezetting. Hoewel het in deze serie gegeven beeld zich nauwelijks onderscheidt van het bestaande zoals onder meer verkondigd in een aantal kort na de oorlog verschenen boekjes, werd het dankzij de televisie alom verspreid. Een dergelijke verspreiding werd mogelijk doordat het begin van het ‘tele- visietijdperk’ (ca. 1965- ca. 2000) samenviel met een aantal ontwikkelingen die het ontstaan van een gemeenschappelijke ruimte en dus van een gedeeld dat nooit meer perspectief vergemakkelijkten. Een van die ontwikkelingen is de ontsluiting van regio’s. Altijd waren landen en zeker een vanouds federalistische repu- bliek als Nederland verdeeld geweest in streken, steden en provincies. Dat veranderde door de ‘aanleg van transport- en communicatiestelsels als land-, water- en later spoorwegen, telefoon- en telegraafverbindingen. Deze infra- structurele verbeteringen... vormen als het ware de materiële voorwaarde voor economische, politieke, sociaal-culturele... eenwordingstendensen, voor “uitdijende levenskringen”.’5 Deze eenwording was een langzaam proces. Hoewel begonnen in de Franse tijd duurde het tot ruim na de Tweede We- reldoorlog dat het min of meer, voor zover je daarvan ooit kunt spreken, 334 ‘voltooid’ werd. De reden daarvan is een simpele.