Nederland En De Belangrijkste Bondgenoot
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Nederland en de belangrijkste bondgenoot Het Atlantisch primaat van het Nederlands buitenlands beleid van voor en na de Koude Oorlog De kwestie Vietnam (1961-1973) en de kwestie Irak (1990-2003) vergeleken J.C. Damoiseaux 3718131 Begeleider: dr. M.L.L. Segers Masterthesis Internationale Betrekkingen in historisch perspectief 17-12-2015 Inhoud Inleiding ................................................................................................................................................... 3 Aanleiding voor het onderzoek ........................................................................................................... 3 Centrale vraag ..................................................................................................................................... 4 Historiografie ....................................................................................................................................... 5 Wetenschappelijk kader .................................................................................................................... 22 Operationalisering ............................................................................................................................. 23 De kwestie Vietnam .............................................................................................................................. 26 Hoofdstuk 1: 1961-1964: Making our power credible: De aanloop naar de Vietnamoorlog ........... 26 Hoofdstuk 2: 1964-1969: Onomstreden steun ................................................................................. 30 Hoofdstuk 3: 1969-1973: De Parijse Vredesonderhandelingen ........................................................ 47 De kwestie Irak ...................................................................................................................................... 81 Hoofdstuk 4: 1990-1994: The end of history: het optimisme van de jaren negentig ....................... 81 Hoofdstuk 5: 1994-2001: Het drama Srebrenica en de terugkeer van de werkelijkheid ................. 92 Hoofdstuk 6: 2001-2003: 9/11, de War on Terror en de invasie van Irak....................................... 107 De vergelijking ..................................................................................................................................... 138 Publieke rechtvaardiging & besluitvormingsproces: de kwestie Vietnam ...................................... 138 Publieke rechtvaardiging & besluitvormingsproces: de kwestie Irak ............................................. 140 Overeenkomsten en verschillen ...................................................................................................... 145 Historiografische inbedding ............................................................................................................ 147 Conclusie ............................................................................................................................................. 153 Bronnenlijst ......................................................................................................................................... 157 Primaire bronnen ............................................................................................................................ 157 Secundaire bronnen ........................................................................................................................ 157 1 2 Inleiding Aanleiding voor het onderzoek De opkomst van ISIS in het Midden-Oosten en Noord-Afrika alsmede de Russische annexatie van de Krim en de oorlog in Oekraïne hebben het veiligheidsvraagstuk terug op de politieke agenda gezet. In een uit november 2014 daterende beleidsbrief van minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders wordt gesteld dat het belang van bondgenootschappelijke en territoriale veiligheid mede door bovenstaande in alle hevigheid terug is. In de brief wordt als reactie op de instabiliteit in de randen van Europa benadrukt dat de trans-Atlantische samenwerking de hoeksteen vormt van het Nederlandse veiligheidsbeleid.1 Waarom hecht Nederland zoveel waarde aan het Nederlandse NAVO-lidmaatschap en het Amerikaanse leiderschap? De heersende overtuiging in de Nederlandse historiografie is dat de Nederlandse loyaliteit ten tijde van de Koude Oorlog gedreven werd door angst voor de Sovjetdreiging. Het bondgenootschap tussen de VS en West-Europa was cruciaal voor de Europese veiligheid. De Sovjet-Unie kon alleen buitengehouden worden door de veiligheidsgarantie van de Amerikanen, de nucleaire deterrent. Voor Nederland betekende dit dat er koste wat kost vertrouwen uitgesproken moest worden in het bondgenootschap.2 Volgens Alfred van Staden was de samenwerking met de VS grofweg tot het jaar 2000 zo allesbepalend en overheersend dat gesproken kan worden van een Atlantisch primaat, in de zin van een prioritaire positie.3 Een van de manieren om het vertrouwen in de samenwerking duidelijk te maken is door interventies openlijk en duidelijk te steunen. Amerikaanse militaire interventies moesten in Haagse optiek omwille van de Sovjetdreiging dan ook gesteund worden. Geen steun uitspreken voor een Amerikaanse militaire interventie zou betekenen dat de Atlantische eenheid, en daarmee de Europese veiligheid, in gevaar zou komen. Een voorbeeld van die loyaliteit is de jarenlange, (vanzelfsprekende) steun voor de controversiële Vietnamoorlog. Opvallend is dat het Atlantisch primaat van de Nederlandse buitenlandse politiek na de Koude Oorlog doorzette. De Nederlandse regering sprak keer op keer steun uit voor Amerikaanse militaire operaties en interventies. Het meest sprekende voorbeeld van die gepercipieerde continuïteit en loyaliteit is de politieke steun voor de controversiële Irakoorlog. De Commissie-Davids 1 Kamerstukken Tweede Kamer, 2014-2015, 14-11-2014, 336984, nr . 6. Brief van de minister van Buitenlandse Zaken. Het Nederlandse veiligheidsbeleid, dat tijdens de Koude Oorlog tot wasdom kwam, lijkt op basis van bovenstaande 25 jaar na dato nog steeds even relevant. Verwant aan de trans-Atlantische samenwerking is het concept van Nederland als trouw bondgenoot van de Verenigde Staten. 2 Joris Voorhoeve, Peace, Profits and Principles (Leiden 1985) 146-148. 3 Alfred van Staden. ‘Nederlands veiligheidsbeleid en het Atlantische primaat. Over beknelde ambities en slijtende grondslagen.’, in: Duco Hellema, Mathieu Segers en Jan Rood (red.), Bezinning op het buitenland, het Nederlands buitenlands beleid in een onzekere wereld (Den Haag 2011) 10. 3 oordeelde in 2010 dat de politieke steun voor de Brits-Amerikaanse invasie was ingegeven door een “Atlantische reflex”, een reflex die volgens de commissie prevaleerde “boven enigerlei op Europa gerichte houding”.4 Dit roept enkele vragen op. Wat zou voor Den Haag de reden zijn om na de Koude Oorlog dergelijke interventies te steunen? Het beleid ten aanzien van het steunen van Amerikaanse interventies veranderde niet, terwijl het argument dat tijdens de Koude Oorlog altijd publiekelijk ter legitimatie werd aangevoerd verdween. Tegen welke achtergrond werden na de Koude Oorlog controversiële interventies zoals de Irakoorlog gesteund? Hoe bepalend was de Sovjetdreiging voor de steun aan interventies ten tijde van de Koude Oorlog gezien de continuïteit van het beleid? Tot slot lijkt de Commissie-Davids de Nederlandse regering ervan te beschuldigen een keuze te hebben gemaakt waarbij alleen aandacht uitging naar de Amerikaanse bondgenoot, en niet de Europese bondgenoten. Is dit verwijt terecht? Centrale vraag De centrale vraag van dit onderzoek luidt: “In hoeverre werd de opstelling en rechtvaardiging van de Nederlandse regering bij de kwesties Vietnam en Irak in het publieke domein bepaald door overwegingen die te herleiden zijn tot de (gepercipieerde) constante van het ‘Atlantisch primaat’ in het naoorlogse buitenlands beleid van Nederland?” De term Atlantisch primaat houdt in dat het Atlantische element van het Nederlands buitenlands beleid voor Den Haag het belangrijkste is en om die reden altijd voorgaat, ook bij spanningen met andere belangen of overwegingen. De exacte definiëring van de gehanteerde begrippen komt aan bod in de paragraaf die de wetenschappelijke omkadering behandelt. Om de centrale vraag te beantwoorden wordt er aan de hand van twee casussen een vergelijking gemaakt tussen de periode van voor de Koude Oorlog en daarna. De casussen zijn de Vietnam- en de Irakoorlog. De reden dat voor deze twee casussen is gekozen is dat dit de twee meest controversiële Amerikaanse interventies uit de naoorlogse geschiedenis zijn. De vergelijking komt niet uit de lucht vallen, zo stelt Rimko van der Maar in Welterusten, mijnheer de President (2007) dat de debatten over de Nederlands-Amerikaanse betrekkingen ten tijde van de Amerikaanse inval in Irak sterk doen denken aan de debatten over de Nederlandse steun aan het Amerikaanse optreden in Zuid-Vietnam in de jaren zestig en zeventig.5 Bovendien nam Nederland bij allebei de interventies een bijzondere positie in: de Nederlandse regering steunde beide interventies, terwijl de Europese 4 Rapport Commissie van Onderzoek Besluitvorming Irak, (Amsterdam 2010) 118-119, 426. 5 Rimko van der Maar, Welterusten, mijnheer de president (Amsterdam 2007) 9. 4 bondgenoten dat niet altijd deden. Wat zou de reden zijn dat Nederland wél interventies steunde en andere Europese landen niet? Het doel van dit onderzoek is om de steun voor Amerikaanse interventies te duiden en te verklaren. Door het betrekken van de kwestie Irak poogt dit onderzoek