Cover Page the Following Handle Holds Various Files of This Leiden
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Cover Page The following handle holds various files of this Leiden University dissertation: http://hdl.handle.net/1887/67914 Author: Mondt, M.M. Title: De zee-eenhoorn in kaart gebracht. Zee-eenhoorns in woord en beeld in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd Issue Date: 2019-01-10 VI. INLEIDING VI. DE ZEE-EENHOORN ALS STRIJDROS …laet ons voor de beide gevels staen, En in elcks voorhooft eerst de beeldewercken eeren, Daer wy Quellijns vernuft en geest zien triomfeeren. Joost van den Vondel.1 INLEIDING Vele beschrijvingen en afbeeldingen van visachtige en paardachtige zee-eenhoorns, en amfibische eenhoorns zijn in dit onderzoek de revue gepasseerd. Tot in de zestiende eeuw werd de zee-eenhoorn - in zijn visachtige gedaante - beschouwd als een zeemonster dat dood en verderf zaaide, en gevoelens van angst en afgrijzen genereerde. Als drager van de kostbare eenhoorn-hoorn was het echter ook een commercieel interessant dier. Met het voortschrijden van het natuurhistorisch onderzoek maakten deze sentimenten plaats voor zoölogische kennis: het afschrikwekkende monster bleek een bestaand, ‘natuurlijk’ zeezoogdier te zijn met een uitgegroeide boventand. Vanwege zijn uiterlijke schoonheid en zijn nobele heraldisch-symbolische betekenis werd de paardachtige zee-eenhoorn - in de gedaante van een gehoornde hippocampus - een waardig trekdier van het vaartuig van de zeegod, vorsten en andere vooraanstaande personen, en verwierf het zich een plaats op de wapens van personen of instanties die zich met de zee verbonden voelden. Het afstotelijke zeemonster evolueerde tot een imposant, gehoornd strijdros van grote schoonheid, en met een vissenstaart. Het is dit dier dat een rol speelt in de laatste beschouwing uit dit onderzoek dat is gewijd aan de beeldengroep van het oostelijk timpaan van het Amsterdamse stadhuis, het tegenwoordige Paleis op de Dam. Hoog verheven boven het belangrijkste plein van Nederland kijkt ze triomferend uit over de stad: de ‘Amsterdamsche Stede Maeght’. In haar linker hand draagt ze het wapen van de stad, in haar rechter hand houdt ze een olijftak. Op haar hoofd draagt ze de kroon die door de Oostenrijkse Keizer Maximiliaan in de zestiende eeuw aan de stad werd geschonken. Zij zit op een troon, geflankeerd door twee leeuwen, en wordt omringd door Neptunus en zijn echtgenote, tritons die op hoorns blazen en door allerlei zeedieren. In dit exotische gezelschap bevinden zich ook vier steigerende paarden met zwemvliezen aan hun voorbenen en gespiraliseerde, vergulde hoorns op hun voorhoofden. De twee linker dieren dragen een ketting van schelpen om hun hals, het uiterst rechtse dier een slinger van laurierbladeren. Hun achterhand is niet zichtbaar waardoor het niet mogelijk is om te bepalen of de dieren de achterbenen en de staart van een paard hebben, of vissenstaarten. De hoorns en de zwemvliezen maken echter dat de dieren kunnen worden geïdentificeerd als paardachtige zee-eenhoorns, een van de beide maritieme varianten van de Monoceros of land-eenhoorn (Fig. VI.1a, b en c). 1 Vondel, Joost van den, Inwydinge van 't stadthuis t'Amsterdam (Amsterdam, Thomas Fontein: 1655). 283 VI. DE ZEE-EENHOORN ALS STRIJDROS Fig. VI.1a, b en c. Het oostelijke timpaan van het Paleis op de Dam met de vier zee-eenhoorns, gemaakt door Artus Quellinus de Oudere in 1657-1658. Marmer, breedte ca. 20 meter, hoogte ca. 5.60 meter. De marmeren beeldengroep - een creatie van de Vlaamse beeldhouwer Artus Quellinus de Oudere (1609- 1668) - bevindt zich op het timpaan van de voorgevel van het Paleis op de Dam, en vormt een pendant met de sculptuur op het timpaan van de achtergevel van het gebouw. Ook hier is de stedenmaagd afgebeeld, nu omringd door een aantal allegorische mensen- en dierenfiguren. In deze beeldengroep zijn geen zee-eenhoorns afgebeeld. Zeventiende-eeuwse dichters en schrijvers lieten zich in lovende termen uit over het gebouw. Op de gedenksteen van zwarte toetssteen, die in 1657 werd gemaakt ter gelegenheid van de inwijding van het nieuwe stadhuis in 1655, is door Elias Noske met gouden letters een gedicht van Constanter (de Nederlandse dichter en diplomaat Constantijn Huygens (1596-1687)) gegraveerd waarin de lof van de ‘Doorluchte Stichteren’ wordt bezongen. Het stadhuis wordt aangeduid als ‘’s Werelts Achtste Wonder’.2 Joost van den Vondel (1587-1679) uit zich in 1655 in soortgelijke bewoordingen over het gebouw en zijn decoraties: …Men ziet, van buiten en van binnen, drie kolommen, Gekoren uit de vyf aeloude, kunstigh brommen, In bey de stadiën, voor 't opgetogen oogh. De laeghste uit twee gemengt, en d'ongemengde om hoogh. D'Ionische, en Korintsche, als in een huwlijck, onder, Gesmolten ondereen, wort, tot een weereltsch wonder, Gedraegen van den voet, en draeght Korinthen weêr Uit Griecken t' Amsterdam om hoogh, tot Aemstels eer.3 Ook de beeldengroepen van de timpanen van de voor-en achtergevel worden door diverse auteurs gedetailleerd beschreven waarbij de afgebeelde figuren, zoals de stedenmaagd, Neptunus, de tritons en de verschillende zeedieren apart worden genoemd. Opvallend is dat in deze beschrijvingen de zee-eenhoorns van de beeldengroep op het oostelijke timpaan niet als zodanig worden vermeld, hoewel de vier dieren prominent aanwezig zijn. Gezien hun frontaal gerichte houding, waarmee ze contact lijken te maken met de beschouwer, spelen de zee-eenhoorns een belangrijke rol in de uitbeelding van de iconografische boodschap die het gebouw diende uit te stralen. De vraag is waarom in deze beschrijvingen de zee-eenhoorns vaak worden verzwegen terwijl de andere afgebeelde dieren en de mythologische figuren - zoals de zeehond en de zwaan, en de tritons en 2 De gedenksteen bevindt zich tegenwoordig in de Burgemeesterszaal van het stadhuis. 3 Vondel, van den, Inwydinge van 't stadthuis t'Amsterdam (1655). 284 VI.1. DE HISTORISCHE CONTEXT de meerminnen - met name worden genoemd.4 Wat is de reden dat de zee-eenhoorns op het timpaan zijn afgebeeld? Hebben zij een bijzondere iconografische betekenis? En hoe wordt deze betekenis vertaald in de weergave van de dieren op het timpaan? VI.1. DE HISTORISCHE CONTEXT VI.1.1. DE POLITIEKE SITUATIE IN DE TWEEDE HELFT VAN DE ZEVENTIENDE EEUW Op 15 mei 1648 kwam met de bekrachtiging van de Vrede van Munster een eind aan de Tachtigjarige Oorlog. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden maakte zich los van de Spaanse overheerser. Vanaf dat moment bestaat er recht op godsdienstvrijheid voor de protestanten en worden de economische vrijheden en privileges, die door Spanje waren beperkt en waarvoor sinds 1568 werd gestreden, in ere hersteld. De handelsbeperkingen voor de Zuidelijke Nederlanden blijven echter van kracht waardoor Amsterdam - ten koste van Antwerpen - de hegemonie op de wereldhandel verwerft en een periode van economische bloei tegemoet gaat. Amsterdam speelt een belangrijke rol in de vredesonderhandelingen, en de Amsterdamse burgemeesters verwerven hierdoor de eretitel van ‘vredevaders’.5 Direct na 1648 ontstaat echter een conflict tussen stadhouder Willem II, de Prins van Oranje, en de provincie Holland over het terugbrengen van het beschikbare budget voor het leger: Holland wil, nu de vrede is getekend, sterk bezuinigen. Bij de onderhandelingen zijn onder andere de Amsterdamse burgemeesters Cornelis de Graeff (1599-1664) en Nicolaes Tulp (1593-1674) betrokken. Omdat het conflict niet wordt opgelost besluit de stadhouder in juli 1650 tot een aanval op de stad Amsterdam om een aantal rebellerende regenten te arresteren. De aanval mislukt. Willems plotselinge overlijden op 6 november 1650 luidt vervolgens het eerste Stadhouderloze Tijdperk in. Vanaf dat moment claimt het Amsterdamse stadsbestuur het recht om zijn eigen bestuurders te kiezen.6 Van 1652 tot 1654 woedt de Eerste Engels-Nederlandse oorlog tussen het Engelse Gemenebest en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Inzet zijn de belangen in de wereldwijde zeehandel. In 1654 wordt het Verdrag van Westminster gesloten waarmee de vrede wordt bezegeld. In een geheime clausule - de Akte van Seclusie - wordt vastgelegd dat de Staten van Holland nooit de met het Engelse koningshuis verbonden Willem II (de latere Willem III van Oranje) tot stadhouder zullen benoemen. De onderhandelingen die tot deze afspraak leiden worden geleid door raadspensionaris Johan de Witt (1625- 1672). Cornelis de Graeff is eveneens bij de onderhandelingen betrokken. Vanaf het Stadhouderloze Tijdperk treden de republikeinse sympathieën van het Amsterdamse stadsbestuur steeds duidelijker aan de dag. Het verklaart mede de keuze van het stadsbestuur voor het iconografische programma van het nieuwe stadhuis, dat een expressie zou moeten zijn van deze opvattingen. VI.1.2. ONTWIKKELINGEN IN DE ARCHITECTUUR IN DE REPUBLIEK DER ZEVEN VERENIGDE NEDERLANDEN Gedurende de tweede helft van de zestiende eeuw ontwikkelt zich in de Noordelijke Nederlanden een nieuwe stroming - de Architectura Moderna - die afkomstig is uit de Zuidelijke Nederlanden en via de gedrukte publicaties van de architect en uitgever Hans Vredeman de Vries (1526-1609) in de jaren 1530- 1540 haar weg vindt naar het Noorden.7 In deze nieuwe opvattingen worden oude architecturale vormen 4 In het lofdicht dat Vondel ter gelegenheid van de inwijding van het nieuwe stadhuis schreef worden deze afgebeelde dieren en de mythologische figuren met name genoemd. Zie Vondel, van den, Inwydinge van 't stadthuis t'Amsterdam (1655). 5 Vlaardingerbroek, P. F., Het paleis van de Republiek (Zwolle, Wbooks: 2011), p. 68. 6 Scholten, F., Hoyle, M., ‘Quellinus’ Burgomasters: A Portrait Gallery of Amsterdam Republicanism’, Simiolus: Netherlandish Quarterly for the History of Art 32 (2006), pp. 87-125, pp. 87-90. 7 In zijn Architectura uit 1577 beschrijft Vredeman de Vries de verschillen tussen de oorspronkelijke klassieke architectuur en de manier waarop deze - in een vorm die is aangepast aan de lokale situatie en bouwcondities - wordt toegepast in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Zie Ottenheym, K., Jonge, K. de, ‘Of Columns and Wooden Piles. 285 VI. DE ZEE-EENHOORN ALS STRIJDROS toegepast volgens moderne ideeën: ornamentiek en andere details, ontleend aan de klassieke architectuur, worden toegepast op traditionele bouwvormen, met daaraan toegevoegd de innovatie van zich herhalende vormen.