De Lat Te Hoog
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De lat te hoog Waarom er ondanks de stembusakkoorden van begin jaren zeventig uiteindelijk toch geen duidelijkheid voor de verkiezingen kwam Jan Erik Keman Studentnummer: 1194135 Master political culture and national identities Universiteit Leiden 2 De lat te hoog Waarom er ondanks de stembusakkoorden van begin jaren zeventig uiteindelijk toch geen duidelijkheid voor de verkiezingen kwam Inhoudsopgave Inleiding ............................................................................ 5 Hoofdstuk 1. De druppel ....................................................... 9 Hoofdstuk 2. Doorbraak poging nummer twee ........................ 14 Hoofdstuk 3. Een slechte generale ......................................... 23 Hoofdstuk 4. Hard tegen hard ............................................... 30 Hoofdstuk 5. Eindelijk duidelijkheid ..................................... 36 Hoofdstuk 6. Kleine partijen worden volwassen ...................... 44 Hoofdstuk 7. De apotheose: Keerpunt ‘72 ............................... 52 Hoofdstuk 8. Zwanenzang van het vooruitstrevende triumviraat 56 Conclusie. De lat te hoog ..................................................... 62 Dankwoord ........................................................................ 66 Lijst met afkortingen...........................................................67 Bronnen: ........................................................................................... Tijdschriften: ..................................................................................... Literatuurlijst .................................................................... 67 Bronnen ............................................................................................ Interviews ...................................................................................... 73 Bronnenuitgaven ................................................................................ Literatuur..................................................................................... 74 Websites........................................................................................75 Noten .......................................................................................................................... 76 Omslag: Peter van Straaten (Vrij Nederland 4-10-1972), Hans van Mierlo probeert met hulp van Joop den Uyl een gloeilamp op te hangen, maar komt centimeters tekort. Bas de Gaay Fortman staat erbij, kijkt ernaar en biedt een kaars aan. 3 4 Inleiding ‘Want mensen nooit was de keuze voor Nederland zo duidelijk als op twaalf september. Ik vraag u: gaan we met socialistisch beleid Griekenland achterna of gaan we financieel orde op zaken stellen? En ik vraag u: gaan we met links beleid de belastingen verhogen of gaan we, wat wij willen, de belastingen verlagen? De keuze is die tussen het pessimisme en het optimisme. Het is de keuze tussen Nederland achter de dijken of Nederland in de wereld. Het is de keuze, dames en heren, tussen het socialisme en ons liberalisme.’1 VVD-leider Rutte waarschuwt het Nederlandse volk voor het rode gevaar Geen invloed voor de kiezer op de samenstelling van het kabinet Het contrast was nog nooit zo groot geweest. Rutte had het in zijn toespraak over een nachtmerrie. Een nachtmerrie van een spilzieke overheid, bemoeizuchtige ambtenaren en, stel je toch eens voor, een solidaire herverdeling van de inkomens. De socialistische hel waarin we na de verkiezingen terecht zouden komen, kon alleen met een stem op zijn VVD voorkomen worden. Terechte waarschuwing of niet, Rutte sprak klare taal. PvdA-leider Samsom deed dat op zijn beurt eveneens: ‘Het waren twee jaar waarin met rechts rotbeleid het verschil tussen mensen werd vergroot.’2 Over de toekomstige regeringscoalitie lieten beide tegenpolen echter wijselijk hun mond. Voorbarig, arrogant en bovendien hoogst ongepast, het was aan de kiezer en niemand anders om zich daarover uit te spreken. ´Een treurige misvatting,´ noemt Van Thijn het. ´Verkiezingen behoren te gaan over wie de grootste combinatie heeft, niet welke partij de meeste zetels heeft.´3 Zonder meerderheid in het parlement is een partij immers nergens. Het sluiten van een coalitie, het komen tot een compromis, allemaal zaken, die voor de democratische besluitvorming van levensbelang zijn. En juist op het gebied van de regeringsvorming, constateert de oud-burgemeester, heeft de man in de straat geen ene malle moer te melden. Wie uit angst voor het socialisme Rutte stemde, kreeg Samsom er gratis bij. Het is op zijn minst opmerkelijk: in de verkiezingscampagne elkaars grootste vijanden, twee maanden later twee handen op één buik. Politici bevinden zich in een verdomd lastig pakket. Een spagaat haast. Het evenredige stelsel met haar veelheid aan partijen vraagt immers om het compromis, terwijl juist de felle polarisatie, die na paars weer helemaal terug van weg is geweest, zo’n halfbakken tussenoplossing in de weg staat. Aangezien het land geregeerd moet worden en compromissen dus onvermijdelijk zijn, zijn het de meest verregaande verkiezingsbeloften, breekpunten zo men wil, die er als eerste aangaan. Hoe goed logisch dit ook is, het komt de geloofwaardigheid van de politiek niet ten goede. ‘Staatsrechtelijk hobbyisme noemen ze het, geloof ik. Oude koeien moet je niet uit de sloot halen, maar voor mij staat vast dat ons evenredige stelsel niet functioneert,’4 foetert Van Thijn verder. Net als in zijn jonge jaren verkeert de politiek in een vertrouwenscrisis. De burger heeft het gehad met het Binnenhof. Minder dan een kwart van de Nederlanders denkt, dat de politici bekwaam zijn, nauwelijks de helft vindt compromissen in de politiek een goede zaak en nog geen vijftig procent gelooft dat de heren in Den Haag ’geven om wat mensen zoals ik denken.’5 Anno 2013 zijn politici de gebeten hond, het systeem zelf staat nauwelijks ter discussie. Zelfs de democraten van D’66 hebben hun kroonjuwelen inmiddels veilig opgeborgen. Met name de hogeropgeleiden lijken de stem des volks juist te vrezen.6 Sinds de opkomst van Fortuyn regeert volgens hen de onderbuik. Dat laatste referendum over de Europese Grondwet alleen al. Een gotspe, men had tegen gestemd zonder te weten waarom. Eens te meer was gebleken dat je complexe politieke besluiten niet kan overlaten aan de gewone man. Nee, eens in de vier jaar stemmen is meer dan genoeg. Tien jaar lang democratisering Hoe anders was dat midden jaren zestig. De ‘in-pak-gestoken-intellectuelen’7 van D’66 vonden dat het welletjes was. Van ware inspraak kon je, zeiden ze, eigenlijk niet spreken, de Nederlandse democratie was verworden tot een lachertje. Hoewel de heren politici hun onkunde meer dan eens toonden, lag daar nog niet eens het probleem. Een Den Uyl roeide ook maar met de riemen die hij had. De grootste sta-in-de-weg was wat hen betreft het systeem. Het stelsel zelf kon wel een likje 5 verf gebruiken. Ook Anne Vondeling van de PvdA deelde deze visie: ‘Proteststemmers geven als reden voor hun protest vaak op: het bestaande partijstelsel.’8 In 1964 fulmineerde politicoloog Hans Daalder tijdens zijn oratie over de regentenmentaliteit, die ons land sinds de dagen van Thorbecke in zijn greep hield. Het landsbestuur was in die jaren volgens de Leidse hoogleraren in handen van een select groepje eminente heren, die ‘zich geenszins dienaar van het volk voelen.’ 9 Anderzijds voelde de burger zich door deze afstandelijke en paternalistische houding politiek niet gehoord. De kloof tussen gekozene en kiezer bleef daarom onverminderd groot. Het ontbrak de politici aan het Binnenhof kortom in toenemende mate aan een democratisch mandaat. Tien jaar later hield Daalder een jubileumtoespraak. Het contrast met zijn oratie kon niet groter zijn. De politiek was niet meer saai en voorspelbaar. Integendeel, sinds de stormachtige opkomst van D’66 en Nieuw Links had de politicoloog zich geen moment hoeven te vervelen: ‘Begrippen als ‘regentenmentaliteit’, ‘afstand tussen kiezer en regering’, ‘onduidelijke politieke verantwoordelijkheden’, ‘depolitisering’ en dergelijke zijn geworden tot de pasmunt van het moderne politieke discours.’10 Tegenover de vele woorden die sinds het midden van de jaren zestig aan de democratisering vuil waren gemaakt, stonden maar weinig concrete daden. Het viel niet uit te sluiten dat de polarisatie en het streven naar blokvorming uiteindelijk zouden leiden tot meer duidelijkheid in de politiek, maar voorlopig was er ‘eerder sprake van een groeiende onoverzichtelijkheid en van een toenemende politieke betekenis van de kleine politieke partijen die er belang bij kunnen hebben zich te verzetten tegen een hervorming van het kiesstelsel die tot een vermindering van het aantal partijen zou kunnen bijdragen.’11 Daalder sloeg de spijker op de kop. Hoewel politieke kopstukken als Den Uyl, Van Thijn en Van Mierlo sinds 1966 beloofd hadden duidelijkheid te verschaffen door het sluiten van coalities en regeerakkoorden voor de verkiezingen en daarmee expliciet aangaven niet meer mee te willen doen met het in hun ogen weinig democratische formatiespel na de stembusgang, had de formatie van het kabinet-Den Uyl alleen al meer dan zes maanden geduurd. Het streven naar meer kiezersinspraak op de regeringsvorming was dus een farce gebleken. Stembusakkoorden uit de mottenballen Sinds die jaren zeventig heeft geen zichzelf respecterende politicus het nog over duidelijkheid voor de verkiezingen. Ja, eens in de zoveel tijd stelt iemand voor de gekozen burgemeester in te voeren.12 Maar echt concrete voorstellen, die de invloed van de burger op de regering moeten