Rapport

RijnGouwelijn

De RijnGouwelijn en mogelijke verstoring van elektrische apparatuur.

Opdrachtgever : Projectbureau RijnGouwelijn

Datum : 07-01-2010

Rapport nr. : 08-RA-017

Versie : 2.2 Auteur : Jetze Tjalma, Pieter Karssen Classificatie : Openbaar

Postbus 3083 2130 KB Hoofddorp Scorpius 90 2132 LR Hoofddorp Nederland

Tel 023 554 2255 Fax 023 557 1069

Website www.adse.nl E-mail [email protected]

Rapportinformatie

Colofon

Rapport 08-RA-017

Versie 2.2

Datum 07-01-2010

Titel RijnGouwelijn

Project nr. PZ 0102

Opdrachtgever Projectbureau RijnGouwelijn Aat Bron Bargelaan 22 2333 CT

Opdrachtnemer ADSE

Projectteam ADSE Jetze Tjalma Pieter Karssen

Filenaam Rapport 08-RA-017 - EMC aspecten bij de RijnGouwelijn.

Classificatie Openbaar

Rapport autorisatie

Naam Datum Handtekening

Gemaakt door Jetze Tjalma 3-11-2009

Gecontroleerd door Pieter Karssen 07-01-2010

Goedgekeurd door Jetze Tjalma 07-01-2010

Gewijzigd door Jetze Tjalma 07-01-2010

Rapport nr. 08-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 i

Samenvatting

De RijnGouwelijn is een Lightrail systeem tussen Gouda, Leiden en de kust en wordt een belangrijke openbaar vervoerlijn in de regio. De RijnGouwelijn-Oost vormt de schakel tussen Gouda en en Leiden. Hiervoor zijn al concrete bouwvoorbereidingen in gang gezet. Vanaf eind 2010 is het mogelijk gebruik te maken van het gedeelte tussen Gouda en Alphen a/d Rijn. In 2015 moet het gehele tracé gereed zijn, met inbegrip van de verbinding door Leiden via het Hooigracht-Langegracht (HoLa) tracé en de geplande aansluitende verbinding van de A44 naar en . Dit rapport beschrijft aspecten rond elektromagnetische compatibiliteit (EMC) bij de RijnGouwelijn. De EMC betreft een aantal hoofdbestanddelen: het RijnGouwelijn systeem, bestaande uit de tram en infrastructuur, de omgeving en de afstand tussen het RijnGouwelijn systeem en omgeving (zie Figuur 4). De eis is dat daarbij elektrische systemen in het RijnGouwelijn systeem en de omgeving elkaar niet mogen storen.

Doel

De RijnGouwelijn organisatie heeft ADSE gevraagd om helderheid te geven over de eventuele risico’s als gevolg van EMC en aanbevelingen te doen voor opheffing, beperking of beheersing daarvan voor het tracé tussen de A4 en de A44.

Dit rapport geeft aan of er sprake is van een risico dat apparatuur wordt gestoord door EMC en waar dat risico zich voordoet. Vervolgens worden aanbevelingen gedaan om eventuele risico’s te voorkomen of te beperken door aanpassingen aan het tracé, aan het rollend materieel of aan (locatie van) de apparatuur in de omgeving.

ADSE beantwoordt de vragen door eerst de basiseisen te beschrijven die in de Europese en nationale regelgeving zijn neergelegd. Daarna worden aanvullende eisen beschreven die voortvloeien uit omgevingsfactoren enerzijds en economische- en exploitatie-eisen anderzijds. Vervolgens wordt een risicoanalyse verricht, gebaseerd op het Hooigracht-Langegracht tracé door Leiden. Op basis van de risicoanalyse worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. De eisen aan het systeem worden vervolgens gekoppeld aan contractpartijen (leveranciers).

Hoofdconclusies

1. Er is geen of verwaarloosbaar risico op EM-storing voor alle standaard of normale apparatuur (huishoudelijke, industriële en medische apparatuur) gelet op het feit dat de afstand tussen bron (Rijngouwelijnsysteem) en ontvanger 3 meter of meer is. 2. Risico’s kunnen ontstaan bij: a. Apparatuur waarbij de bestaande normen niet volledig dekkend zijn; b. Kabels en leidingen, die nabij en parallel aan het tracé lopen, als gevolg van retourstromen. 3. Speciale apparatuur, waarvoor geen norm geldt (tracé door Leiden, LUMC, Bio-Science Park en industrie langs het tracé).

Rapport nr. 08-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 ii

Hoofdaanbevelingen

ADSE doet de volgende aanbevelingen voor de inperking van de risico’s voor tracé en rollend materieel 1. Houdt een minimale afstand van 15 meter tussen zender en RijnGouwelijn systeem om mogelijke beïnvloeding door antenne stralingspatronen uit te sluiten, gelet op de toegelaten veldsterkte van GSM-R zendstations van max. 30 V/m. Een zorgvuldige plaatsing van GSM-R zendstation antennes langs de lijn is hiervoor nodig. 2. Pas de eisen aan de RijnGouwelijn en haar hoofdelementen (voertuig, infrastructuur) aan: • Om te voldoen aan Europese en nationale regelgeving en overige eisen. • Om de huidige omgevingsfactoren mee te nemen waarmee een goede basis wordt verkregen voor EMC tijdens de exploitatie van de RijnGouwelijn • Om bliksembescherming te detailleren in het Pakket van Eisen. 3. Breng de bestaande kabels, leidingen in de omgeving in beeld gericht op de beheersing van de effecten van retourstromen. Dit effect is met name belangrijk voor kabels en leidingen die nabij en parallel aan het tracé (zullen) lopen. 4. Ontwikkel een gestructureerde aanpak van de EMC aspecten om compatibiliteit van de RijnGouwelijn te realiseren. ADSE heeft met dit rapport een aanzet gegeven.

5. Doe nader onderzoek naar welke speciale apparatuur daadwerkelijk een risico vormt: schrijf bedrijven aan, organiseer een informatiebijeenkomst, houdt interviews bij bedrijven die mogelijk dergelijke apparatuur hebben en tref zo nodig passende maatregelen.

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 iii

Inhoudsopgave

Samenvatting...... ii Doel ...... ii Hoofdconclusies ...... ii Hoofdaanbevelingen...... iii 1 Inleiding ...... 1 1.1 Achtergronden ...... 1 1.2 Doel- en vraagstelling ...... 2 1.3 Aanpak en leeswijzer ...... 2 2 EMC en de RijnGouwelijn ...... 3 2.1 EMC...... 3 2.2 De RijnGouwelijn ...... 4 3 Eisen en normen...... 6 3.1 Europese eisen en normen ...... 6 3.2 Nationale eisen en normen ...... 6 3.3 Aanvullende eisen...... 7 4 Risico inventarisatie ...... 8 4.1 Methodiek ...... 8 4.2 Risico’s ...... 8 4.2.1 Emissie RijnGouwelijn versus susceptibiliteit omgeving ...... 8 4.2.2 Medische apparatuur ...... 9 4.2.3 Emissie omgeving versus susceptibiliteit RijnGouwelijn ...... 9 4.2.4 Emissie RijnGouwelijn infrastructuur versus susceptibiliteit voertuig ...... 10 4.3 Apparatuur waarbij de bestaande normen niet volledig dekkend zijn ...... 10 4.4 Onderzoekapparatuur ...... 11 5 Conclusies & aanbevelingen...... 12 5.1 Conclusies ...... 12 5.2 Aanbevelingen ...... 12 Referenties ...... 13 Afkortingen...... 15 Bijlagen...... 16 Bijlage 1 Eisen Spoorwegwet...... 17 Bijlage 2 Programma van Eisen...... 19 Bijlage 3 EMC eisen voor de RijnGouwelijn ...... 20 Bijlage 4 Emissieprofiel en susceptibiliteit ...... 23 Bijlage 5 Voorgestelde aanpassingen aan eisen...... 28 Bijlage 6 Tekening tracédeel A4 - Leiden...... 29

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 iv

1 Inleiding

1.1 Achtergronden

De RijnGouwelijn zal als Lightrail tramverbinding rijden op een traject tussen Gouda, Leiden en de kust. De RijnGouwelijn-Oost vormt de schakel van Gouda en Alphen aan den Rijn naar Leiden waarvoor bouwvoorbereidingen in gang zijn gezet. Vanaf eind 2010 is het mogelijk gebruik te maken van het deel tussen Gouda en Alphen a/d Rijn. Volgens planning dient de gehele lijn in 2015 gereed te zijn, met inbegrip van het deel naar Katwijk en Noordwijk 1.

Figuur 1 Tracé van de RijnGouwelijn

Het RijnGouwelijn tracé kent drie gebruiksvarianten: - Een deel waar uitsluitend op eigen spoor wordt gereden (ROC Leiden-Katwijk en Noordwijk); - Een deel waar op eigen spoor wordt gereden, en dit spoor parallel ligt aan het spoor van de (NS), zogenaamd parallel bedrijf (A4-ROC Leiden); - Een deel waar met de NS op hetzelfde spoor wordt gereden (mede gebruik; Gouda-A4).

De RijnGouwelijn organisatie wil weten of het rijden met Lightrail materieel over het RijnGouwelijn tracé door Leiden tot problemen kan leiden op het gebied van Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC). Dit rapport beschrijft de EMC aspecten die bij de inpassing van de RijnGouwelijn van belang zijn. Hiertoe inventariseert het rapport de toepasselijke eisen en normen, benoemt de mogelijke

1 Voor het deel naar Noordwijk is bij de illustratie uitgegaan van de oorspronkelijke planning, waarbij de route door Noordwijk is ingetekend.

Rapport nr. 08-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 1

risico’s en adviseert over de te volgen aanpak om mogelijke risico’s te vermijden of tot een minimum te beperken.

1.2 Doel- en vraagstelling

De RijnGouwelijn organisatie heeft ADSE gevraagd om risico’s te identificeren die mogelijk ontstaan in de nabije omgeving van het tracé als gevolg van elektromagnetische compatibiliteit aspecten. In dit rapport wordt op deze vraag antwoord gegeven en doet ADSE aanbevelingen om eventuele risico’s te voorkomen of te beperken.

1.3 Aanpak en leeswijzer

In hoofdstuk 2 worden eerst de (basis)eisen aan EMC beschreven uit de Europese- en nationale wet- en regelgeving. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de aanvullende eisen beschreven die voortvloeien uit omgevingsfactoren en economische- en exploitatie-eisen. Op basis van het totaalpakket aan eisen wordt een risicoanalyse uitgevoerd (hoofdstuk 4) waaruit conclusies worden getrokken en aanbevelingen gedaan (hoofdstuk 5).

Hoofdstuk 2 EMC en de RGL Regelgeving en normen • Europese regelgeving • Nederlandse regelgeving Hoofdstuk 3 • Normen Eisen • Aanvullende eisen • Omgevingsfactoren • Economische eisen • Exploitatie eisen Hoofdstuk 4 Risico analyse

Hoofdstuk 5 Conclusies en Aanbevelingen

Figuur 2 opbouw van het rapport.

Het rapport is in twee onderdelen opgesteld. Het eerste deel is bedoeld voor een groot publiek en gaat niet al te veel in op specifiek technische details. Het tweede deel betreft de bijlagen met technische informatie en is meer bedoeld voor deskundigen die daarmee moeten werken. Het eerste deel bevat desondanks enige technische informatie, wat onontkoombaar is bij het onderhavige onderwerp.

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 2

2 EMC en de RijnGouwelijn

2.1 EMC

De definitie van Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC) is: het vermogen van een onderdeel, apparaat of systeem om naar behoren in zijn werkomgeving te kunnen functioneren, zonder zelf ontoelaatbare elektromagnetische stoorsignalen uit te zenden die de werking van andere onderdelen, apparaten of systemen in zijn omgeving negatief beïnvloeden.

Elektromagnetische beïnvloeding bestaat uit twee delen; • Interferentie; • Susceptibiliteit.

Interferentie ontstaat doordat een elektronisch onderdeel, apparaat of systeem, al dan niet gewenst, elektromagnetische velden uitzendt (emissie). Andere producten kunnen deze velden (via de ether) of stromen (via bijvoorbeeld kabels) ontvangen, waardoor de werking hiervan negatief beïnvloed kan worden. Een bekend voorbeeld van Interferentie is een mobieltje dat (te) dicht bij de ouderwetse telefoon wordt gehouden waardoor er piepjes uit de luidspreker klinken. Ernstiger is het wanneer de interferentie de veilige werking van een apparaat negatief beïnvloed. Interferentie kan binnen een onderdeel, apparaat of systeem voorkomen of tussen enerzijds het onderdeel, apparaat of systeem en anderzijds de (nabije) omgeving.

Elektromagnetische Susceptibiliteit (EMS) is het tweede deel van het EMC vakgebied waarbij wordt gekeken of de werking van een onderdeel, apparaat of systeem niet wordt beïnvloed door elektromagnetische storingen van buitenaf. Er wordt hierbij ook gesproken van elektromagnetische immuniteit.

Samengevat: een apparaat dient een bepaalde immuniteit te bezitten, opdat deze niet gestoord wordt door zijn elektromagnetische omgeving en het apparaat mag maar een beperkte hoeveelheid signaal afgeven aan de omgeving (emissie), opdat andere apparaten in de omgeving niet gestoord worden. Onderstaand figuur geeft dit grafisch weer.

Figuur 3. Samenhang van EMC relaties met emissie en immuniteit

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 3

2.2 De RijnGouwelijn

De RijnGouwelijn wordt in dit rapport beschouwd als één samengesteld rail transport systeem, opgebouwd uit twee hoofdbestanddelen: respectievelijk het tracé en het erop rijdende materieel. Het tracé bevat alle daarbij behorende vast opgestelde systemen: o.a. de rails, de voeding (voedingsstations en bovenleiding), signalering (seinen), communicatie en controle systemen, met bijbehorende apparatuur, kabels en leidingen. Ook de kunstwerken en railbedding zijn onderdeel van het tracé. Het rollend materieel omvat de voertuigen met inbegrip van de tractie en alle erin geïnstalleerde apparaten en elektrische bekabeling.

Het gehele systeem (rollend materieel en tracé) is geplaatst in- en heeft interactie met haar omgeving. ADSE maakt hiertoe onderscheid in verschillende omgevingstypen: de landelijke, de stedelijke en de specifieke omgeving. Voorbeelden van specifieke gebieden zijn het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en het Bio-Science Park omdat wordt vermoed dat hier gebruik wordt gemaakt van speciale, gevoelige apparatuur. Ook bepaalde industrieën op andere locaties kunnen hieronder vallen. Onder de omgeving wordt ook verstaan specifieke risicofactoren als blikseminslag en typische radio frequente energie bronnen als communicatie zenders.

Rollend Trace Omgeving materieel infrastructuur

Figuur 4 Hoofdbestanddelen van de RijnGouwelijn

De RijnGouwelijn moet elektromagnetische compatibel worden ingepast in de omgeving, zodat geen- of minimale stooreffecten optreden. Enerzijds mag er geen nadelige wederzijdse beïnvloeding zijn tussen de voertuigen en de lijninfrastructuur, anderzijds mag er geen nadelige wederzijdse beïnvloeding zijn tussen de RijnGouwelijn en haar omgeving.

Deze compatibiliteit wordt bereikt door het toepassen van emissie eisen aan het RijnGouwelijn systeem en het stellen van susceptibiliteit criteria voor (nieuwe) apparatuur in de omgeving van de RijnGouwelijn en vice versa. Wanneer het (bij)stellen van eisen niet het gewenste resultaat oplevert

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 4

kunnen andere maatregelen worden getroffen, met name aanpassingen aan het tracé, aanpassingen aan het rollend materieel en/ of aanpassingen aan (locatie van) de apparatuur in de omgeving. Daarom moet tijdens iedere fase (ontwerp, realisatie, oplevering en gebruik) van de RijnGouwelijn rekening wordt gehouden met EMC aspecten.

Figuur 5: Beeld Langegracht

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 5

3 Eisen en normen

3.1 Europese eisen en normen

De wettelijke eisen met betrekking tot EMC zijn in de EMC richtlijn (2004/108/EG) van de Europese Unie vastgelegd. Elk elektrisch en elektronisch product, dus ook het RijnGouwelijn systeem, moet aan de eisen van deze richtlijn voldoen.

De EMC richtlijn is een zogenaamde ‘horizontale’ (generiek kader) richtlijn. Zij schrijft voor dat, rekening houdend met de stand van de techniek, uitrusting zodanig moet zijn ontworpen en vervaardigd dat wordt gegarandeerd dat elektrische apparaten elkaar niet storen. Meer precies zegt de richtlijn: • De opgewekte elektromagnetische signalen mogen het niveau niet overschrijden waarboven radio- en telecommunicatieapparatuur en andere uitrusting niet meer overeenkomstig hun bestemming kunnen functioneren; • Elektrische apparaten moeten een zodanig niveau van ongevoeligheid voor de bij normaal gebruik te verwachten elektromagnetische signalen uit de omgeving hebben dat zij zonder onaanvaardbare verslechtering van het beoogd gebruik kunnen functioneren.

Voor bepaalde groepen apparaten en toepassingen kunnen (meer) specifieke EMC richtlijnen van toepassing zijn. Zo geldt voor spoorwegen naast de genoemde EMC richtlijn de Europese spoornormen serie EN 50121. Deze spoornormen hebben betrekking op de gangbare spoortoepassingen, met inbegrip van Lightrail. De delen EN 50121-1 en EN 50121-2 zijn specifieke productfamilienormen die betrekking hebben op het systeem . De delen EN 50121-3, EN 50121-4 en EN 50121-5 zijn product standaarden die betrekking hebben op de apparatuur voor gebruik bij / in spoortoepassingen, ofwel in het voertuig of de infrastructuur. Omdat de tractie van de RijnGouwelijn gebruik maakt van gelijkstroom zijn ook de specifieke gelijkstroom gerelateerde normen EN 50162 en EN 50122 van toepassing.

3.2 Nationale eisen en normen

Voor Lightrail is er in Nederland voor EMC aspecten geen specifieke regulering. Nationaal heeft de wetgever EMC eisen in de normen voor hoofdspoor (NS) gevat en wettelijk verplicht gesteld. Doel hiervan is compatibiliteit met de infrastructuur van het hoofdspoor.

De Spoorwegwet van 1 januari 2005 heeft betrekking op het Nationale spoorwegnet. Deze wet bepaalt dat wie (mede)gebruik maakt van het hoofdspoor, aan de Spoorwegwet moet voldoen. De Spoorwegwet is derhalve van toepassing op de RijnGouwelijn. De Spoorwegwet schrijft, onafhankelijk van de EMC Richtlijn, toepassing van de nationale norm NEN-EN 50121 voor. Dit is de nationale toepassing van de geharmoniseerde Europese Railnorm.

De Spoorwegwet stelt voorts nadere eisen ten aanzien van de volgende EMC gerelateerde aspecten (zie bijlage 1):

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 6

• Immuniteit; • Emissie; • Psofometrische stoorstroom; • Laagfrequente stoorstromen in treindetectie; • Laagfrequente impedantie; • Een EMC management plan; • Materieel goedkeuring.

3.3 Aanvullende eisen

Naast de wettelijke eisen die zijn neergelegd in Europese- en Nationale wet- en regelgeving zijn diverse aanvullende eisen beschreven in het Programma van Eisen (PvE) van de RijnGouwelijn 2 (zie bijlage 2). Dit PvE bevat eisen ten aanzien van: • Het voorkomen van zoveel mogelijk hinder en schade voor reizigers, exploitanten en derden (in het bijzonder omwonenden) tijdens realisatie en exploitatie; • Het verstoren van het veilig en betrouwbaar werken van systemen van derden door de RijnGouwelijn; • Blikseminslag.

Bovenstaande impliceert onder meer het toepassen van eisen ter bescherming tegen effecten van gelijkstromen. Het gaat hier enerzijds om de bescherming tegen tractie retour zwerfstromen 3 uit gelijkspanningssystemen (Rail norm; NEN-EN 50162) en anderzijds om beschermende maatregelen voor vaste opstellingen tegen de effecten van zwerfstromen veroorzaakt door gelijkstroom-tractiesystemen (Rail norm; NEN-EN 50122).

Naast de EMC gerelateerde eisen, zoals beschreven in het PvE, kan een aantal andere onderwerpen mogelijk leiden tot het aanpassen van de EMC eisen die aan de RijnGouwelijn worden gesteld. Deze onderwerpen zijn: • De dekking van apparatuur die buiten de EMC norm valt; • Elektromagnetische bronnen in de omgeving (communicatie zenders en beïnvloeding van RijnGouwelijn door mobiele telefoons); • Treindetectie functie en RijnGouwelijn.

In bijlage 3 worden de EMC systeem eisen aan de RijnGouwelijn beschreven en vastgesteld. Deze eisen zijn het resultaat van de verplichte Europese- en nationale eisen en de hierboven beschreven aanvullende eisen. De eisen zijn opgesplitst in voertuig- en infrastructuureisen om toepassing binnen de RijnGouwelijn project organisatie te vergemakkelijken. Tevens wordt aangegeven welke partij waarvoor verantwoordelijk kan zijn.

2 Programma van Eisen RijnGouwelijn, versie 4.0, 22 september 2005. 3 Zwerfstromen zijn elektrische stromen die een andere weg nemen dan de gewenste stroomkring. Bij geëlektrificeerde spoorwegen gaat de retourstroom niet altijd alleen via de spoorstaven terug. Soms neemt een deel van de stroom een omweg via de grond.

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 7

4 Risico inventarisatie

4.1 Methodiek

De risico-inventarisatie door ADSE is gebaseerd op een vergelijking tussen de emissieprofielen en de susceptibiliteitsniveau’s van de RijnGouwelijn en de omgeving. Daarbij is uitgegaan van de huidige normering en testmethoden. Wat betreft de laatste wordt opgemerkt dat de meeste normen uitgaan van richtwaardes die verkregen zijn uit metingen gebaseerd op een afstand van 10 meter tussen bron en ontvanger. Bij andere meetafstanden wordt een verrekening gemaakt om een vergelijk te kunnen maken. Als referentiepunt bij het bepalen van de afstand tussen de RijnGouwelijn en haar omgeving is het midden tussen de (meest nabije) rails en de omgeving gebruikt.

4.2 Risico’s

4.2.1 Emissie RijnGouwelijn versus susceptibiliteit omgeving

• Er is geen risico van storing door de RijnGouwelijn van de omgeving voor apparatuur die aan de wettelijke eisen voldoen. Er is een veilige marge tussen het emissieprofiel van de RijnGouwelijn (maximaal 0,1 V/m, ervan uitgaande dat in het ontwerp en de bouw rekening wordt gehouden met de wettelijke eisen) en de susceptibiliteit van gangbare huishoudelijke apparatuur (3 V/m.) en industrie apparatuur (10 V/m.), inclusief gangbare medische apparatuur en KAR systemen. De immuniteit van systemen in de omgeving is derhalve veel hoger dan de maximale emissie van de RijnGouwelijn. • Op een aantal locaties langs het RijnGouwelijn tracé is de afstand tussen het midden van de dichtstbijzijnde rails en de omgeving minder dan 10 meter, met een minimum van 3 meter op enkele plaatsen. Op basis van verrekening naar een onderlinge afstand van drie meter blijkt nog altijd voldoende 4 marge tussen het stoorsignaal en de immuniteit van de omgeving te bestaan (factor 12): bij 3 meter onderlinge afstand is de RijnGouwelijn emissie 12 x kleiner is dan de immuniteit van de gangbare apparatuur van- en in de omgeving. • RF effecten boven 2 GHz. zijn beperkt tot algemeen gangbare WiFi apparatuur. Deze werkt op lage vermogens waardoor er vrijwel geen risico voor de omgeving is. • 50 Hz magnetische velden in de bovenleiding voor de tractie kunnen in theorie incidenteel een verstorend effect hebben op conventionele beeldbuis systemen (CRT, Cathode Ray Tube). Dit is beperkt tot 50 á 75 meter afstand van de bovenleiding. In de praktijk blijkt dit geen probleem op te leveren omdat fabrikanten apparatuur doorgaans veel ongevoeliger maken dan de norm vereist. • De effecten van tractie retour- en zwerfstromen in de RijnGouwelijn tracé systemen, de tracé kunstwerken en de bestaande infrastructuur van de directe omgeving (o.a. kabels, leidingen, voornamelijk waar die parallel lopen aan en nabij het tracé) zijn met de huidige technieken en kennis goed te beheersen. Maatregelen die de effecten van zwerfstromen moeten ondervangen staan ook in de ontwerpvoorschriften (OVS) van Prorail beschreven. De RijnGouwelijn kan functioneren met zowel 1500 Vdc en 750 Vdc tractievoedingsspanning. Dit zijn in Nederland en Europa gangbare voedingsspanningen voor railvervoer.

4 Normaliter wordt een factor 6 tot 10 aangehouden voor het borgen van de veiligheid.

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 8

4.2.2 Medische apparatuur

Bij medische apparatuur wordt gedacht aan de gangbare apparatuur als pacemakers, insulinepompen, geïmplanteerde defibrillatoren en dergelijke. Effecten van de magneetvelden van de Lightrail voeding en bovenleiding worden hier nader beschouwd.

Ook medische apparatuur moet voldoen aan de EMC richtlijn. Dit houdt onder meer in dat de leverancier / fabrikant een CE-merk toepast en daarmee aangeeft dat het apparaat voldoet aan alle van toepassing zijnde normen. Normaliter worden testwaarden hoger gekozen dan voor apparaten verlangd wordt om zo voldoende marge te krijgen ten opzicht van verwachte stoorvelden. Daarom wordt verwacht dat deze categorie apparatuur geen hinder van de RijnGouweLijn zal ondervinden.

Voor de bevolking geldt in het algemeen als advies dat de maximale veldsterkte 40 milliT mag zijn in het open veld. Voor mensen met medische apparatuur geldt een maximale veldsterkte van 0,5 milliT. Gezien de grootte van de magnetische velden vanuit de bovenleiding, 0,03 milliT op 5 meter (1/16 van 0,5 milliT, op 3 meter ca. 1/8 en op kortere afstand is er nog voldoende marge), zijn geen risico's voor de mens te verwachten. Binnen in de tram wordt de situatie gunstiger, omdat de tramconstructie het magnetisch veld enigermate afschermt.

Conclusies • De RijnGouwelijn heeft geen nadelige invloeden op de normale en gangbare apparatuur in de omgeving 5, met inbegrip van medische apparatuur. • Voor kabels en leidingen is er geen bijzonder risico en wordt bij de bestaande spoorsituatie geen additionele aanpassing voorzien. • Voor specifieke apparatuur, waarbij bij de bouw geen rekening is gehouden met de wettelijke eisen, kan een risico ontstaan.

Aanbeveling • ADSE beveelt aan voor de inperking van de risico’s voor tracé en rollend materieel om de bestaande kabels, leidingen in de omgeving in beeld te brengen met het doel de beheersing van de effecten van retourstromen. Dit effect is met name belangrijk voor kabels en leidingen die nabij en parallel aan het tracé (zullen) lopen.

4.2.3 Emissie omgeving versus susceptibiliteit RijnGouwelijn

De maximale emissie van de omgeving (81 micro V/m.) van gangbare huishoudelijke en industrie apparatuur is veel lager dan de vereiste immuniteit (10 V/m.) van de RijnGouwelijn apparatuur en leidt daarom tot een verwaarloosbaar risico. Er is een ruime marge (factor 29) tussen het stoorsignaal en de immuniteit van de omgeving.

GSM (mobiele telefonie) vormt een beperkt en aanvaardbaar risico voor bestaande, bij de RijnGouwelijn toe te passen apparatuur en installaties. De emissie van GSM zenders zijn niet in de bestaande Rail EMC eisen gevat. De huidige EMC normen bestrijken het frequentiegebied van 10 kHz tot 1 GHz. GSM communicatie benut werkfrequenties rond 0,9 en 1,8 GHz. Deze laatste frequentie ligt buiten het domein van de huidige normen voor Lichte industrie, handel en

5 De details van het onderzoek naar het emissieprofiel en susceptibiliteit van zowel de RijnGouwelijn als haar omgeving staan in bijlage 4.

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 9

huishoudelijke apparatuur (EN- 55022) en Industriële, Speciale en Medische (ISM) apparatuur (EN- 55011). Uit metingen blijkt dat de GSM veldsterktes van vaste netwerken normaliter niet boven de 5 V/m. uitkomen, wat onder de vereiste immuniteit van 10 V/m. is.

Als stoorbron voor de omgeving wordt geen rekening gehouden met de 1,8 GHz GSM frequenties, maar wel voor apparatuur en installaties van de RijnGouwelijn.

Toekomstige UMTS signalen gebruiken andere frequenties (1899.9 - 2169.7 MHz) met een vergelijkbaar zendvermogen en signaalsterkte en vormen een verwaarloosbaar risico. Hetzelfde geldt voor WiFi dat in frequentiebanden op 2,4 GHz opereert. Voor dit 2,4 GHz spectrum is geen zendvergunning nodig. WiFi gebruikt een betrekkelijk zwak signaal bedoeld voor het overbruggen van een korte afstand (50 - 100 meter) waardoor er een verwaarloosbaar risico voor de RijnGouwelijn apparatuur is. Bliksemeffecten zijn af te dekken door het toepassen van bestaande eisen voor bliksembescherming aan de RijnGouwelijn apparatuur.

Conclusies • Er worden geen nadelige invloeden verwacht van de omgeving op de RijnGouwelijn wanneer passende eisen worden gesteld aan leveranciers met betrekking tot de susceptibiliteit van GSM/UMTS en bliksem. o De te testen frequentieband van de susceptibiliteitnorm tot 2,5 GHz moet worden uitgebreid en de RijnGouwelijn Organisatie moet deze aanpassing in de specificaties aan de leveranciers meenemen, opdat leveranciers van het RijnGouwelijn systeem ook hier zorgen voor voldoende immuniteit.

4.2.4 Emissie RijnGouwelijn infrastructuur versus susceptibiliteit voertuig

Gelet op de toegelaten veldsterkte van GSM-R (GSM-Rail) zendstations van maximaal 30 V/m. moet er een minimale afstand van 15 meter tussen zender en RijnGouwelijn systeem zijn om mogelijke beïnvloeding door antenne stralingspatronen uit te sluiten. Daardoor is een zorgvuldige plaatsing van GSM-R zendstations langs de lijn gewenst.

GSM-Rail is de spoorse variant van de bekende mobiele telefoon. Door het toevoegen van enkele specifieke functies is GSM-R geschikt voor gebruik in de spoorse omgeving. GSM-R wordt in geheel Europa geïntroduceerd en vervangt daarmee veelal ook de wat oudere radionetwerken. De datum waarop GSM-R netwerken beschikbaar komen verschilt per land. In Nederland is GSM-R sinds midden 2004 in gebruik 6. Net als bij gsm-telefoons (mobieltjes) zijn er geen nadelige invloeden op de gezondheid.

4.3 Apparatuur waarbij de bestaande normen niet volledig dekkend zijn

Sinds het van kracht worden van de Europese EMC richtlijn (1989) zijn bijna twintig jaar verstreken. In deze periode heeft de techniek niet stilgestaan en zijn er nieuwe systemen en normen (aan het) ontstaan. Daarnaast zijn er nog oude systemen op de markt die er al waren voor de eisen en normen opgesteld werden. Dat kan ertoe leiden dat systemen niet volledig compatibel zijn met de RijnGouwelijn standaard eisen. Dit risico kan worden voorkomen of afdoende gereduceerd door de

6 Bron: ProRail.

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 10

eisen te actualiseren met de huidige stand van de techniek. Bijlage 5 vermeldt de Technische) aanbevelingen.

4.4 Onderzoekapparatuur

Deze paragraaf moet nog worden geschreven/aangevuld op basis van nader te verrichten onderzoek. Onderstaand volgen enkele notities.

Bij onderzoeksapparatuur wordt gedacht aan bijzondere medische- en onderzoekapparatuur waarvoor geen norm geldt (mogelijk bij het LUMC, Bio-Science Park en/of industrie langs het tracé).

Voor speciale apparatuur moeten eerst de eigenschappen bekend zijn alvorens het mogelijk is een risicoanalyse te verrichten en conclusies voor enig EMC risico te bepalen. De voorlopige conclusie voor de apparatuur luidt daarom:

− Het gebruik van gevoelige apparatuur in industrieën alsmede specifieke medische- en onderzoekapparatuur op andere locaties langs de RijnGouwelijn kan een beperkt risico zijn. Voor deze specifieke apparatuur is niet bekend wat de drempel van de gevoeligheid is, hierdoor is nog geen uitsluitsel te geven.

Op basis van deze situatie beveelt ADSE voor specifieke apparatuur een nadere risico aanpak aan. Voor deze aanpak worden de volgende stappen voorgesteld: - Schrijf de betreffende bedrijven aan; - Organiseer een informatiebijeenkomst; - Inventariseer welke bedrijven mogelijk speciale apparatuur hebben; - Inventariseer de speciale apparatuur met behulp van interviews; - Voer een risico-inventarisatie uit; - Trek conclusies en doe zo nodig aanbevelingen voor maatregelen.

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 11

5 Conclusies & aanbevelingen

5.1 Conclusies

• Het RijnGouwelijn systeem houdt een afstand van 3 meter of meer tot de omgeving voor het traject door Leiden. Daardoor worden geen nadelige invloeden verwacht van de RijnGouwelijn op de normale en gangbare apparatuur in die omgeving (huishoudelijke, industriële en medische apparatuur). Voor medische apparatuur als pacemakers worden in het geheel geen problemen verwacht. • De risico’s van de effecten van tractie retour- en zwerfstromen in de RijnGouwelijn tracé systemen voor zowel de tracé kunstwerken als de bestaande infrastructuur van de directe omgeving (met name kabels en leidingen, voornamelijk als die parallel lopen aan het tracé) zijn met de huidige technieken en kennis goed te beheersen. • Voor specifieke apparatuur kan een risico ontstaan. Hier moeten echter eerst de eigenschappen bekend zijn alvorens het mogelijk is een risicoanalyse te verrichten. Bij deze apparatuur wordt gedacht aan: o Apparatuur waarbij de bestaande normen niet of niet volledig dekkend zijn; o Speciale medische- en onderzoekapparatuur waarvoor geen norm geldt (mogelijk bij het LUMC, Bio-Science Park en/of industrie langs het tracé). • Er worden geen nadelige invloeden verwacht van apparatuur van buitenaf op de RijnGouwelijn. Hierbij is aangenomen dat het RijnGouwelijn systeem de onderstaande aanbevelingen toepast.

5.2 Aanbevelingen

ADSE doet de volgende aanbevelingen voor de inperking van de risico’s voor tracé en rollend materieel: 1. Houdt een minimale afstand van 15 meter tussen zender en RijnGouwelijn systeem om mogelijke beïnvloeding door antenne stralingspatronen uit te sluiten, gelet op de toegelaten veldsterkte van GSM-R zendstations van maximaal 30 V/m. Een zorgvuldige plaatsing van GSM-R zendstation antennes langs de lijn is hiervoor nodig. 2. Pas de eisen aan de RijnGouwelijn en haar hoofdelementen (voertuig, infrastructuur) aan: a. Om te voldoen aan Europese en nationale regelgeving en overige eisen. b. Om de huidige omgevingsfactoren mee te nemen waarmee een goede basis wordt verkregen voor EMC tijdens de exploitatie van de RijnGouwelijn. c. Om bliksembescherming te detailleren in het Pakket van Eisen. De voorgestelde aanpassingen staan beschreven in bijlage 5. 3. Breng de bestaande kabels, leidingen in de omgeving in beeld gericht op de beheersing van de effecten van retourstromen. Dit effect is met name belangrijk voor kabels en leidingen die nabij en parallel aan het tracé (zullen) lopen. 4. Ontwikkel een gestructureerde aanpak van de EMC aspecten om compatibiliteit van de RijnGouwelijn te realiseren. ADSE heeft met dit rapport een aanzet gegeven. 5. Doe nader onderzoek naar welke speciale apparatuur daadwerkelijk een risico vormt: schrijf bedrijven aan, organiseer een informatiebijeenkomst, houdt interviews bij bedrijven die mogelijk dergelijke apparatuur hebben en tref zo nodig passende maatregelen.

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 12

Referenties

RijnGouwelijn

Project 10053 Provincie Zuid Holland, RijnGouwelijn - Opdracht onderzoek elektromagnetische compatibiliteit. RijnGouwelijn Programma van Eisen RijnGouwelijn, versie 4.0, 22 september 2005.

Internationaal

EU Europese gemeenschap (www.europa.eu.int). UIC Union Internationale des Chemins de Fer ( internationale organisatie voor spoorwegbedrijven) (www.uic.asso.fr).

Europese gemeenschap

2004/108/EG Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004, betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit en tot intrekking van Richtlijn 89/336/EEG. 89/336/EG Richtlijn 89/336/EEG van de Raad van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake elektromagnetische compatibiliteit. (vervallen met de invoering van 2004/108/EG).

Nationaal

Spoorwet Wetgeving voor het nationale spoorwegnet per 01-01-2005. Regeling keuring spoorvoertuigen Regeling houdende goedkeuringseisen en compatibiliteitseisen spoorvoertuigen alsook erkenningseisen voor onderhoudsbedrijven spoorvoertuigen. Besluit spoorweginfrastructuur Besluit van 3 december 2004, houdende bepalingen met betrekking tot de spoorweginfrastructuur. Regeling hoofdspoorweginfrastructuur Regeling houdende vaststelling van eisen ten aanzien van inrichting, uitrusting en technische eigenschappen van de hoofdspoorweginfrastructuur en het onderhoud daarvan.

Normen

NEN-EN 50121-1 Spoorwegtoepassingen - Elektromagnetische compatibiliteit - Deel 1: Algemeen NEN-EN 50121-2 Spoorwegtoepassingen - Elektromagnetische compatibiliteit - Deel 2: Emissie van het gehele railsysteem naar buiten NEN-EN 50121-3-1 Spoorwegtoepassingen - Elektromagnetische compatibiliteit - Deel 3-1: Rollend materieel - Trein en compleet voertuig NEN-EN 50121-3-2 Spoorwegtoepassingen - Elektromagnetische compatibiliteit - Deel 3-2: Rollend materieel - Apparatuur

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 13

NEN-EN 50121-4 Spoorwegtoepassingen - Elektromagnetische compatibiliteit - Deel 4: Emissie en immuniteit van signalerings- en telecommunicatie- apparatuur NEN-EN 50121-5 Spoorwegtoepassingen - Elektromagnetische compatibiliteit - Deel 5: Voedingsinstallaties en apparatuur voor vaste opstellingen. NEN-EN 50122-2 Spoorwegtoepassingen - Vaste opstellingen Deel 2: Beschermende maatregelen tegen de effecten van zwerfstromen veroorzaakt door gelijkstroomtractiesystemen. NEN-EN 50162 Bescherming tegen corrosie door zwerfstromen uit gelijkspanningssystemen, 2004. NEN-EN 61000-4-3 EMC - Deel 4-3: Beproevingen en meettechnieken - Uitgestraalde, radiofrequente, elektromagnetische velden - Immuniteitsproef. NEN-EN 61000-4-4 EMC - Deel 4-4: Beproevingen en meettechnieken - Uitgestraalde, radiofrequente, elektromagnetische velden - Immuniteitsproef NEN-EN 61000-4-5 EMC - Deel 4-5: Beproevingen en meettechnieken Stootspanningen - Immuniteitsproef (IEC61000-4-5). NEN-EN 61000-4-6 EMC - Deel 4-6: Beproevingen en meettechnieken Immuniteit voor geleide storingen, veroorzaakt door radiofrequente velden (IEC 61000-4-6:2003 met aanvullingsblad A2:2006) NVN-ENV 50204 Uitgestraald elektromagnetisch veld door digitale draadloze telefoons, 1995. NEN-EN 55011 HF-apparatuur voor industriële, wetenschappelijke en medische doeleinden (zgn. ISM-apparatuur) - Elektromagnetische radiostoringskenmerken – Grenswaarden en meetmethoden. NEN-EN 55022 Gegevensverwerkende apparatuur - Radiostoringskenmerken - Grenswaarden en meetmethoden.

Overig

07-RA-021 ADSE rapport; EMC aspecten voor de RijnGouwelijn tracé inpassing, issue 1, 29 februari 2007. 40510114-TDC 05-53271C KEMA rapport; Inventariserend overzicht relevante aspecten elektromagnetische velden RijnGouwelijn , 2005. 2000/6 Gezondheidsraad. Commissie ELF elektromagnetische velden. Blootstelling aan elektromagnetische velden (0 Hz - 10 MHz). Den Haag: Gezondheidsraad, 2000;. publicatie nr. 2000/6 (www.gezondheidsraad.nl). 2002/01 Gezondheidsraad: Mobiele telefoons; een gezondheidskundige analyse. Den Haag: Gezondheidsraad, 2002; publicatie nr. 2002/01. Veilige veldsterktes Veldsterktemetingen in het kader van convenant kleine antennes, Antenne bureau 2007 (www.antennebureau.nl/). 08-RA-006 ADSE Memo; EMC marges en het RijnGouwelijn tracé te Leiden, versie 2, 5 Februari 2008.

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 14

Afkortingen

ATB Automatisch Trein Beïnvloedingssysteem CEN Comité European de Normalisation / Europees comité voor standaardisering CRT Cathode Ray Tube / Kathodestraal beeldbuis EMC ElectroMagnetische Compatibiliteit EMS ElektroMagnetische Susceptibiliteit EN Europese Normen EU Europese Unie GHz GigaHertz GSM Global System for Mobile Communications GSM-R GSM for Railways ISM Industrial, Scientific en Medical ITE Information Technology Equipment ISO International Organization for Standardisation KAR Korte Afstand Radio kHz kiloHertz LUMC Leids Universitair Medisch Centrum MHz MegaHertz NEN NEderlandse Norm NNI Nederlands Normalisatie Instituut NS Nederlandse Spoorwegen OVS Ontwerpvoorschriften PvE Programma van Eisen RF Radio Frequent(ies) RGL RijnGouwelijn RnV Railned Veiligheid UIC Union Internationale des Chemins de fer (Internationale spoorwegunie) UMTS Universal Mobile Telecommunications System V/m Volt per Meter WiFi Wi-Fi is een certificatielabel ('logo') voor draadloze datanetwerkproducten.

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 15

Bijlagen

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 16

Bijlage 1 Eisen Spoorwegwet

De Nederlandse spoorwet schrijft bij gebruik en medegebruik van het hoofd spoorwegnet - onafhankelijk van de EU EMC Richtlijn- toepassing van de nationale norm NEN-EN 50121 op. Deze laatste is de nationale toepassing van de Europese geharmoniseerde Railnorm. De Spoorwegwet schrijft o.a. nadere eisen voor ten aanzien van de volgende EMC aspecten: • Immuniteit • Emissie • Psofometrische stoorstroom • Laagfrequente stoorstromen in treindetectie • Laagfrequente impedantie • Een EMC management plan • Materieel goedkeuring

Eisen ten aanzien van immuniteit  Immuniteit voor velden van GSM telefonie, Ref.; “Radiated electromagnetic field conform ENV50204, (Radiated EM field immunity from digital telephones (GSM))” , 30V/m op 900MHz;  Immuniteit voor voor geleide storingen, veroorzaakt door radiofrequente velden; Ref.;“Conducted disturbances induced by radio frequency fields” conform IEC61000-4-6: 10Vrms;  Immuniteit voor de stootspanningen ten gevolge van bliksem; Ref.; “Surges conform IEC61000-4-5; 2kV common mode, 1kV differential mode”.

Eisen ten aanzien van emissie De emissie van elektromagnetische stoorfenomenen, veroorzaakt door apparatuur in de trein, mag niet meer zijn dan de grenswaarden gesteld in norm NEN-EN 50121-3-1 (eisen aan de gehele trein) en NEN-EN 50121-3-2 (eisen aan de apparatuur die in de trein wordt toegepast).

Eisen ten aanzien van psofometrische stoorstroom Om verstoring van analoge telecommunicatienetwerken naast het spoor te voorkomen (beperking van interferentie op analoge telecommunicatielijnen), moet de psofometrische stoorstroomcomponent Ipso, conform NEN-EN 50121-3-1, in de lijnstroom en tractie kleiner zijn dan 10 Ampère voor een complete treinsamenstelling.

Eisen ten aanzien van laagfrequent stoorstromen in treindetectie In verband met beïnvloeding van de treindetectie, mag in de band van 50-100Hz een stoorstroom component Ieff. gedurende 0,2 seconde of langer niet groter mag zijn dan de aangegeven waarden; dit geldt voor de complete treinsamenstelling. Bij tussenliggende frequenties moet de laagste waarde worden gekozen.

Frequentie (Hz) / Maximum toelaatbare stroom Ieff (A); 50 / 6,9; 55 / 4; 60 / 3; 65 / 1; 70 / 0,5; 75 / 0,5; 80 / 0,5; 85 / 1; 90 / 2,5; 95 / 3,2; 100 / 4,7

De hierboven bedoelde detectie berust op spoor-stroom-loop detectie. Hierbij wordt de spanning tussen de rails door een passerend railvoertuig kortgesloten. Deze kortsluiting veroorzaakt het

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 17

afvallen van een relais, wat een ‘trein gedetecteerd’ status signaal levert in het trein detectie systeem. Dit systeem werkt met een 75 Hertz voeding. Frequentie componenten van de elektronisch geregelde tractie kunnen deze detectie storen en dienen daarom gemaximeerd te zijn. Bovendien worden stoorstroom detectoren toegepast die de tractie moeten uitschakelen indien de maximale stoorwaardes bereikt worden. Gebeurt dit afschakelen niet, dan dreigt het niet meer detecteren van het voertuig, hetgeen een veiligheidsrisico betekent. Spoorvoertuigen moeten voorzien zijn van een stoorstroom detector, tenzij aangetoond kan worden dat een stoorstroom detector voor de betreffende toepassing overbodig is. De detector zelf moet voldoen aan de eisen die uit het RnV Normblad M-001 paragraaf 2.5.2 van Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Rail. De effectieve waarde van de totale wisselstroom component in de lijnstroom mag op treinniveau niet meer bedragen dan 50 Ampère.

Eisen ten aanzien van laagfrequente impedantie De toegelaten minimale ingangsimpedantie bij 75 ± 3Hz op treinniveau bedraagt 0,4 Ohm inductief. De totale impedantie van de gehele trein tussen de bovenleiding en de spoorstaven geschakelde (complexe) impedantie mag bij 75 Hz. niet capacitief zijn en moet groter zijn dan de aangegeven waarde in verband met ATB codeverlies. De achtergrond hiervan is dat het hoofdspoor ATB systeem op spoor-stroom-loop detectie gebaseerd is.

EMC management plan Voor de criteria-indeling en de inhoudsopgave van een EMC Management Plan wordt verwezen naar NEN-EN 50121-1. Bij de opstelling van het EMC Management Plan, moet rekening worden gehouden met de gestelde eisen.

Eisen ten aanzien materieel goedkeuring Lightrail dat gebruik maakt van conventioneel spoor moet beschikken over een nationaal goedkeuringscertificaat en moet voldoen aan de eisen voor voertuigen voor conventioneel spoor. Dit certificaat wordt verstrekt door het ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 18

Bijlage 2 Programma van Eisen.

Voor elektromagnetische beïnvloeding is een aantal hoofdeisen te vinden in het Programma van Eisen dat betrekking heeft op de vervoersfuncties en het materieel en de infrastructuur. Het RijnGouwelijn systeem moet hieraan voldoen zonder dat wordt uitgesproken welk systeem ervoor moet zorgen dat aan deze eisen wordt voldaan. Met betrekking tot de EMC aspecten van de RijnGouwelijn zijn de volgende hoofdeisen van toepassing;

Nummer Titel en omschrijving Bron Bovenliggende Opmerkingen eis HV.03.03.004 Hinder en schade. 5 T.02.04.001 / (B.07.004) De RijnGouwelijn voorkomt zowel T.03.06.002 tijdens realisatie als exploitatie zoveel (HV.01.010) mogelijk hinder en schade voor reizigers, exploitanten en derden (in het bijzonder omwonenden). HV.03.03.008 Blikseminslag. Geen (B.07.008) [n.t.b.] HM.03.03.001 Elektromagnetische beïnvloeding. 5 HV.03.03.004 Vervanging (D.09.004) De RijnGouwelijn verstoort het veilig SM.03.03.004 en betrouwbaar werken van systemen van derden niet. HI.03.03.020 Elektromagnetische beïnvloeding. 5 HV.03.03.004 Vervanging (E.11.005) De RijnGouwelijn verstoort het veilig SI.03.03.005 en betrouwbaar werken van systemen van derden niet. EMC eisen in het programma van eisen.

Van elke eis is vastgelegd: - nummer: het unieke identificatienummer van de eis, - titel en omschrijving: een korte titel van de eis die omschrijft waarop de eis betrekking heeft en een korte omschrijving van de eigenlijke eis, - bron: een verwijzing naar de documenten die als bron hebben gediend voor de eis (deze referentienummers worden verklaard op pagina 19 van het PvE), - bovenliggende eis: het nummer van de eis(en) op het niveau erboven waar deze eis een uitwerking of afweging van is, - eventuele opmerkingen.

Nummercodering: HV = Hoofdeis t.a.v. Vervoers functie HM = Hoofdeis t.a.v. Materieel HI = Hoofdeis t.a.v. Infrastructuur

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 19

Bijlage 3 EMC eisen voor de RijnGouwelijn

Deze bijlage bevat een compleet overzicht van alle EMC gerelateerde eisen die aan de RijnGouwelijn worden gesteld. De eisen zijn uitgesplitst in voertuig- en infrastructuureisen om toepassing binnen de RijnGouwelijn projectorganisatie te vergemakkelijken. Tevens wordt aangegeven welke partij verantwoordelijk is/kan zijn voor een eis. Detaillering voor deze eisen is bepaald in de genoemde normen.

SYSTEEM EMC EISEN Om EMC te bereiken en te voldoen aan Europese (product) normen moet aan de Railnorm voor EMC worden voldaan. Voor de RijnGouwelijn als integraal systeem betekent dit dat moet worden voldaan aan: - EN 50121 Spoorwegtoepassingen - Elektromagnetische compatibiliteit Deel 1: Algemeen Deel 2: Emissie van het gehele railsysteem - Als gevolg van EN 50121-3.2, zal de immuniteit van het voertuig en infrastructuur minimaal 20 V/m over de frequentieband van 150 kHz. tot 2,5 GHz moeten zijn. - Communicatiesystemen moeten vanwege de compatibiliteit met NS communicatiesystemen ook voldoen aan GSM-R standaarden. Voor de immuniteit van de RijnGouwelijn voertuig- en infrastructuursystemen moet rekening worden gehouden met deze GSM-R systemen. - Gelet op de toegelaten veldsterkte van GSM-R zendstations van maximaal 30 V/m. moet de afstand tussen zender en RijnGouwelijn-systeem ten minste 15 meter 7 zijn om mogelijke beïnvloeding uit te sluiten. - EN-IEC 61000 Elektromagnetische Compatibiliteit, immuniteit voor bliksem effecten. Deel 4-5: Beproevingen en meettechnieken - Stootspanningen – Immuniteitsproef.

Verantwoordelijke partij: De zorg dat aan de systeem eisen voldaan wordt ligt bij de partij die de integrale systeem leverancier wordt, of anders de instantie die het integrale systeem in bedrijf stelt. Deze verantwoordelijkheid kan doorgecontracteerd worden aan de deel systeem leveranciers waarbij de zorg voor de integratie een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. Onderdeel van de verantwoordelijkheid is het aantonen dat het product aan de gestelde EMC eisen voldoet.

EISEN AAN HET VOERTUIG De leverancier(s) van de RijnGouwelijn voertuigen moeten in aanvulling op de systeemeisen voldoen aan de volgende eisen:

- De leverancier moet een EMC plan op stellen dat inzichtelijk maakt dat de leverancier de eisen begrijpt, weet toe te passen, welke middelen (analyses, testen) worden ingezet ter verificatie, wanneer de resultaten bekend worden en hoe wordt omgegaan met afwijkingen (dit is een deelaspect van het EMC management plan dat verlangd wordt door de spoorwegwet); - EN 50121 Spoorwegtoepassingen - Elektromagnetische compatibiliteit;

7 Deze afstand is sterk afhankelijk van het antenne stralingspatroon. Verondersteld hierbij is een vast opgestelde GSM antenne zendmast en antenne bundeling met een elevatie van -5 tot -10 graden, zoals gebruikelijk bij de huidige technologie.

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 20

Deel 3-1: Rollend materieel - Trein en compleet voertuig; Deel 3-2: Rollend materieel - Apparatuur.

Tractie De leverancier van het RijnGouwelijn voertuigtractiesysteem moet voldoen aan: - EN 50121 Spoorwegtoepassingen - Elektromagnetische compatibiliteit, Deel 1: Algemeen; Deel 3-1: Rollend materieel - Trein en compleet voertuig; Deel 3-2: Rollend materieel – Apparatuur.

Voertuigsystemen De leverancier(s) van de RijnGouwelijn voertuigsystemen dient te voldoen aan: - EN 50121 Spoorwegtoepassingen - Elektromagnetische compatibiliteit; Deel 1: Algemeen; Deel 3-2: Rollend materieel – Apparatuur; Deel 4: Emissie en immuniteit van signalering- en telecommunicatieapparatuur.

Verantwoordelijke partij: De zorg dat aan de relevante systeem- en deelsysteemeisen voldaan wordt ligt bij de partij die de deelsysteem leverancier wordt, of anders de instantie die het deelsysteem oplevert. Deze verantwoordelijkheid kan doorgecontracteerd worden aan de subdeel systeem leveranciers waarbij de zorg voor de integratie een gezamenlijke verantwoordelijkheid is, die uiteindelijk door de deelsysteem leverancier wordt gedragen. Onderdeel van de verantwoordelijkheid is het aantonen dat het product aan de gestelde EMC eisen voldoet.

EMC VAN DE INFRASTRUCTUUR Voor de leverancier(s) van de infrastructuur als deelsysteem betekent dit het voldoen aan alle hieronder genoemde norm(en), in aanvulling op de systeemeisen Algemeen - De leverancier moet een EMC plan op stellen dat inzichtelijk maakt dat de leverancier de eisen begrijpt, weet toe te passen, welke middelen (analyses, testen) worden ingezet ter verificatie, wanneer de resultaten bekend worden en hoe wordt omgegaan met afwijkingen (dit is een deelaspect van het EMC management plan dat verlangd wordt door de spoorwegwet).

Infra-systemen en apparatuur De RijnGouwelijn vaste lijnsystemen moeten voldoen aan de vigerende EU norm(en) in aanvulling op de systeemeisen - NEN-EN 50121 Spoorwegtoepassingen - Elektromagnetische compatibiliteit, Deel 1: Algemeen Deel 4: Emissie en immuniteit van signalering- en telecommunicatieapparatuur Deel 5: Voedingsinstallaties en apparatuur voor vaste opstellingen

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 21

Zwerfstromen - NEN-EN 50122 Spoorwegtoepassingen - Vaste opstellingen, Deel 2: Beschermende maatregelen tegen de effecten van zwerfstromen veroorzaakt door gelijkstroomtractiesystemen. - NEN-EN 50162 Bescherming tegen corrosie door zwerfstromen uit gelijkspanningssystemen.

De RijnGouwelijn kan functioneren met zowel 1500 Volt en 750 Volt tractie gelijkstroomspanning. Maatregelen die de effecten van zwerfstromen moeten ondervangen staan in de ontwerpvoorschriften (OVS) van Prorail beschreven: Indien toegepast, zijn bij de bestaande spoorsituatie geen additionele maatregelen vereist.

Verantwoordelijke partij: De zorg dat aan de relevante systeem en deelsysteem eisen voldaan wordt ligt bij de partij die de deelsysteem leverancier wordt, of anders de instantie die het deelsysteem oplevert. Deze verantwoordelijkheid kan doorgecontracteerd worden aan de subdeel systeem leveranciers waarbij de zorg voor de integratie een gezamenlijke verantwoordelijkheid is, die uiteindelijk door de deelsysteem leverancier wordt gedragen. Onderdeel van de verantwoordelijkheid is het aantonen dat het product aan de gestelde EMC eisen voldoet.

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 22

Bijlage 4 Emissieprofiel en susceptibiliteit

RIJNGOUWELIJN - EMISSIE PROFIEL Het emissie profiel van de RijnGouwelijn wordt bepaald door: • de maximaal toegestane emissie van de EN 50121 norm; • de invloed van magnetische velden door de voedingsstromen in de bovenleiding; • de invloed van zwerfstromen in de bodem door retourstromen van de voeding; • de invloeden van de diverse toegepaste communicatie systemen (GSM, KAR, Wlan).

Op basis van de huidige normen en toe te passen technologie in de RijnGouwelijn komt ADSE tot het volgende (worst case) emissie profiel: Voor de infrastructuur: • een magnetisch veld van 75 microTesla door de tractie bij 750 Vdc op 10 meter van het spoor op 1 meter hoogte; • RF energie emissie door communicatiesystemen (base station); GSM 10 V/m op 900 MHz respectievelijk 1800 MHz. op 30 meter van de zender. Voor het voertuig: • RF energie emissie door de positie detectie en Verkeerslichtregeling (Korte Afstand Radio); KAR 2 V/m op 400 MHz. RF energie emissie t.g.v. de route informatie; Wlan 2 V/m op 2,4 GHz; • RF energie emissie door communicatiesystemen (op het voertuig);·GSM-R·10 V/m op 900 MHz. op 1 meter van de zender.

Bovenstaand missieprofiel kan worden bijgesteld door de definitieve keuze van de systemen die in de RijnGouwelijn worden toegepast. De waardes van de definitieve systemen zullen zeer waarschijnlijk lager zijn dan het gestelde profiel. Grafisch ziet dit er als volgt uit (Figuur 1):

Werkingsgebied van de vigerende Norm dBuA/m dBuV/m

A 140 140 10 V/m Limiet voor 1500 V dc voeding [B] GSM GSM m 0,9 G. 1,8 G . p Limiet voor 750 V dc voeding [C] l 120 120 1 V/m i t u d 100 100 e KAR 400 Wifi MHz 80 2,4 GHz 80

60 60 1 mV/m

v

40 40

20 20

0,15 30 0 10 100 1 100 1 21 (MHz) 10 MHz GHz GHz Hz kHz kHz MHz MHz MHz GHz GHz Frekwentie Magn. Velden 50 Hz. Generiek Emissie profiel van de RijnGouweLijn

Figuur 1 – Het emissieprofiel van de RijnGouwelijn (afstand zender-ontvanger: 10 m.).

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 23

Het emissieprofiel is opgebouwd uit de maximale toegestane emissie volgens EN-50121 voor een rijdend voertuig.

De grenzen van het werkingsgebied van de EN-50121 norm, 10 kHz. en 1 GHz. zijn aangegeven. N.b: in de huidige vigerende norm is een aantal aspecten niet inbegrepen. Deze zijn: • GSM op 1,8 GHz; • WiFi op 2,4 GHz; • Effecten van 50 Hz Magnetische velden; • Effecten van 50 Hz Magnetische velden; • Effecten van 50 Hz tractie retourstromen (Echter, deze zijn afgedekt met de EN-50122 norm).

RIJNGOUWELIJN - SUSCEPTIBILITEIT Het susceptibiliteitprofiel van de RijnGouwelijn is opgebouwd uit: − de maximaal te verwachten susceptibiliteit van de EN 12155 Railnorm; − de maximaal te verwachten susceptibiliteit voor GSM signalen van de EN 12155 Railnorm, − effecten van bliksem; − communicatiezenders in de omgeving; − aanpassing van het werkingsgebied van 1 GHz tot 2,5 GHz.

Grafisch ziet dit er als volgt uit:

Werkingsgebied van de vigerende Norm dBuV/m dBuA/m GSM GSM 0,9 G. 1,8 G . A 140 140 10 V/m m p l 120 120 1 V/m i t u d 100 100 e KAR Wifi 400 MHz 2,4 GHz 80 80

60 60 1 mV/m

40 40

20 20

Magn. Velden 0,15 30 0 50 Hz. 10 100 (MHz) 1 10 MHz 100 1 2 Hz kHz kHz MHz MHz MHz GHz GHz Frekwentie

Generiek susceptibiliteits profiel van de RijnGouweLijn

Susceptibiliteit op basis van de wettelijke normen Susceptibiliteit aanvullend op de wettelijke normen

Figuur 2 – Het immuniteitsprofiel van de RijnGouwelijn (afstand zender-ontvanger = 10 m.).

Uit het immuniteitsprofiel blijkt dat de normen niet lager dan 10 kHz gaan. Magnetische velden en tractie retourstromen (onder 10 kHz) zijn niet inbegrepen in de vigerende norm.

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 24

Uit het immuniteitsprofiel blijkt dat de normen niet boven 1 GHz gaan. Merk op dat in de huidige vigerende norm een aantal aspecten niet inbegrepen is, respectievelijk GSM op 1,8 GHz en WiFi op 2,4 GHz.

OMGEVING – SUSCEPTIBILITEIT Om de susceptibiliteit vast te stellen is voor elk type omgeving een EMC profiel vastgesteld waarmee kan worden bepaald of er een mogelijk EMC risico aanwezig is.

Landelijk gebied - susceptibiliteit De toegestane gevoeligheid is bepaald op basis van normen voor Lichte industrie, handel en huishoudelijke apparatuur (EN- 55022; ITE klasse B),

Stedelijk gebied - susceptibiliteit De toegestane gevoeligheid is bepaald op basis van op basis van normen voor: a) Lichte industrie, handel en huishoudelijke apparatuur (EN- 55022; ITE klasse B), en b) Industriële, Speciale en Medische (ISM) apparatuur (EN- 55011; ISM klasse A).

Speciale terreinen - susceptibiliteit De toegestane gevoeligheid is bepaald op basis van op basis van normen voor: a) Lichte industrie, handel en huishoudelijke apparatuur (EN- 55022; ITE klasse B) en, b) Industriële, Speciale en Medische (ISM) apparatuur (EN- 55011; ISM klasse A). c) Voor zeer specifieke onderzoek apparatuur zijn er geen normen voor handen.

Omgeving, Susceptibiliteit en normen In onderstaande tabel zijn de relevante technische EMC aspecten van de gebruikte normen aangegeven. Deze normen verwijzen op hun beurt weer naar onderliggende normen; Deze zijn geïdentificeerd in de kolom “Norm”.

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 25

Aspect Norm Freq Band betreft niveau Gevoeligh. Lichte industrie, handel en huish app. (EN- 55022; ITE klasse B) Immuniteit (GSM) ENV-50204 900 MHz [mod.] 3 V/m * HF aanstralen EN 61000—4-3 27-500 MHz [cw] 3 V/m * 80 MHz - 1 GHz 3 V/m. * [mod.] RF common mode EN 61000—4-6 O,15 – 80 MHz. Sig & Contr, 3 V/m * dc & ac voedings lijnen Magn. veld op kast EN 61000—4-8 50 Hz. 3 A/m rms Pulsen EN 61000—4-5 dc-i/o lijn-lijn & l-aard ½ kV, (bliksembescherming) ac-i/o lijn-lijn & l-aard 1 & 2, kV Industriële app. & ISM (EN- 55011; ISM klasse A) Immuniteit (GSM) ENV-50204 900 MHz [mod.] 3 V/m * HF aanstralen ENV-50141 0,15-80 MHz [mod.] 10 V/m * immuniteit ENV-50140 27-790 MHz [cw] 10 V/m * 80 MHz - 1 GHz 10 [mod.] 10 900 MHz [mod.] Magn. veld op kast EN 61000—4-8 50 Hz. 30 A/m rms Tabel 1 - Het immuniteitsprofiel van de Omgeving ( * afstand bron-ontvanger = 10 m.)

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 26

Omgeving - emissie profiel Hieronder zijn de normen aangegeven waarmee de emissie profielen zijn samengesteld.

Landelijk gebied - emissie profiel De toegestane emissie is bepaald op basis van normen voor Lichte industrie, handel en huishoudelijke apparatuur, (EN- 55022; ITE klasse B), Communicatie zenders in de omgeving.

Stedelijk gebied - emissie profiel De toegestane emissie is bepaald op basis van normen voor: a) Lichte industrie, handel en huishoudelijke apparatuur (EN- 55022; ITE klasse B), b) Industriële, Speciale en Medische (ISM) apparatuur (EN- 55011; ISM klasse A), c) Communicatie zenders in de omgeving.

Speciale terreinen - emissie profiel De toegestane emissie is bepaald op basis van normen voor: a) Lichte industrie, handel en huishoudelijke apparatuur (EN- 55022; ITE klasse B) en b) Industriële, Speciale en Medische (ISM) apparatuur (EN- 55011; ISM klasse A). c) Voor zeer specifieke onderzoekapparatuur zijn er geen normen voor handen.

Omgeving, Emissie en normen

Aspect Norm Freq Band niveau Emissie Lichte industrie, handel en huish app (EN- 55022; ITE klasse B)

Maximaal EN 55022 (ITE 20-230 MHz, 30 dBuV/m [10m.] 32 uV [10m.] * toegestane class B) 230-1000 MHz. 37 dBuV/m [10m.] 71 uV [10m.] * emissie Industriële app. & ISM (EN- 55011; ISM klasse A)

Maximaal EN 55011 (ISM 20-230 MHz, 30 dBuV/m [30m.] 44 uV [10m.] * toegestane class A) 230-1000 MHz. 37 dBuV/m [30m.] 81 uV [10m.] * emissie Tabel 2 – De maximaal toegestane emissie van de Omgeving ( * afstand bron-ontvanger = 10 m.)

Er is geen verschil tussen de emissie meetwaarde van beide groepen apparatuur in Tabel 2, het verschil is het gevolg van de verschillen in de gebruikte meetafstand.

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 27

Bijlage 5 Voorgestelde aanpassingen aan eisen

De bestaande eisen welke in Hoofdstuk 3 en de diverse bijlagen staan beschreven moeten worden aangepast. Dit betekent: - Het uitbreiden van de frequentieband voor emissie van en susceptibiliteit voor Radio Frequentiesignalen voor de eisen aan de RijnGouwelijn systemen; Van 10 kHz tot 1 GHz. zoals geformuleerd in de bestaande norm(en) naar 10 kHz. tot 2,5 GHz. (RijnGouwelijn systemen); - Het toepassen van het immuniteitniveau voor de eisen van RijnGouwelijn systemen; tot 10 V/m in de Frequentieband van 1 GHz tot 2,5 GHz. (vgl. EN 61000-4-3); - Het toepassen van het immuniteitniveau voor de eisen van RijnGouwelijn systemen, tot 30 V/m in de Frequentieband van 1700 GHz tot 1900 GHz (GSM band) (vgl. EN 61000-4- 3); - Het toepassen van bliksem bescherming eisen aan RijnGouwelijn systemen, EN 61000-4-5 (IEC61000-4-5); - Het beperken van RF-emissie 8 tot 37 dBuV/m filenaam e.a. is in de Frequentieband van 1 GHz tot 2,5 GHz; - De eis m.b.t. bliksembescherming is nog niet gedetailleerd in het Pakket van Eisen. Door toepassing van EN 61000-4-5 (IEC61000-4-5) in de RijnGouwelijn systeemeisen is dit aspect in te vullen.

De aanpassing van de EMC eisen vormt een uitbreiding op de bestaande EN50121 normen. Dit zal aanvullende bewijsvoering vragen van de apparatuur en systeem leverancier(s). Deze EMC eisen kunnen worden doorgecontracteerd naar de leveranciers.

8 Gemeten op 10 m. met 120 kHz resolutie bandbreedte.

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 28

Bijlage 6 Tekening tracédeel A4 - Leiden

Het bijgevoegd kaartmateriaal geeft een beeld van de EMC marge van de RijnGouwelijn naar de omgeving gegeven de onderlinge afstand. Zie referentie 08-RA-006.

De tekeningen in deze bijlage geven het contour van de beperking in EMC ruimte om het geprojecteerde RijnGouweLijn tracé aan. De EMC markering toont als ‘vrije ruimte’ een afstand groter dan 3 meter ten opzichte van de buitenste spoorstaaf. Op het bijgevoegd kaartmateriaal is met behulp van een groene contour lijn aangegeven waar in Leiden deze EMC grens om het tracé te vinden is.

Kaartbeeld ; Voor het kaartmateriaal is gebruikt gemaakt van het Definitief Ontwerp voor het Tracé Leiden, als bekend medio Oktober 2009. Zie: blad 1 t/m 6 “Markeringslijnen vrije ruimte RGL ivm EMC risico”.

N.B. Voor kaartbeeld blad 7 is nog geen definitief ontwerp beschikbaar, derhalve is hier geen EMC kaartbeeld voorhanden. Op basis van het voorlopig ontwerp is duidelijk dat op dit beoogd tracé deel voldoende vrije ruimte buiten de contour lijn is.

Kaarten Blad 01 – tracé deel Plesmanlaan - Einsteinweg Blad 02 – trace deel Einsteinweg - Poel wetering Blad 03 – tracé deel Poel wetering - Stationsplein Blad 04a – tracé deel Stationsplein - Lammermarkt Blad 04b – tracé deel Lammermarkt - Oude singel Blad 04c – tracé deel Oude singel /Hooigracht - Jan van Houtbrug Blad 06 – tracé deel Jan van Houtbrug - Lammenschanspark

Rapport nr. 07-RA-017 | Versie nr. 2.2 | Datum 07-01-2010 29