jfflebebeltngenblab

ban be fttótortócfje ^eremgmg boor be ^robtncte Hutb=?|ollanb

onber be ?msipreufe

„^tgtlate ©eo Cottftbenteö"

NOVEMBER 1954 Nr. 20 ZEVENDE JAARGANG INHOUD

1. Verslag voorjaarsvergadering. 10 April 1Q34 te 's Gravenkage. 2. Verslag van de zomerexcursie. 12 Juni 1954 te Haarlem. 3. Historisck nieuws. 4. De wapens van Alkmaar, en Oudewater op ket stadkuis van Oudewater door A. W. den Boer. 3. Blijde inkomste in Noordeloos, 1736 door M. W. Sckakel. 6. Register van d' Heerlijkkeid van den , Anno 1688 door S. Blom.

REDACTIE

Mr. B. van 't Hoff. Mr. H. L. Hommes. G. J. Verburg.

REDACTIE-ADRES

Provinciale Griffie van Zuid-Holland, Korte Voorkout 1, 's Gravenkage. cÖeróiag cÜoorjaaróvergaderincj

10 APRIL 1954 TE S-GRAVENHAGE

De Voorzitter opent de vergadering en heet de ongeveer 60 aan• wezigen welkom, in het bijzonder mr H. L. Hommes als vertegenwoor• diger van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en dr H. Gerson, directeur van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, die het gezelschap wel wilde ontvangen in het fraaie gebouw, de oude Sint Sebastiaansdoelen, indertijd waarschijnlijk gebouwd volgens een ontwerp van de bekende architect Arend van 's-Gravenzande, met finantiële bijdrage van stadhouder Frederik Hendrik, zoals in de gevel te lezen staat. De secretaris, mr Middelberg, was helaas door een blessure verhinderd de vergadering bij te wonen. Met leedwezen herdenkt de Voorzitter het overlijden van de Heer G. J. van der Hoff te Hardinxveld, die sinds de oprichting van de Ver• eniging een trouw lid is geweest. Het verslag van de najaarsvergadering, gehouden 14 November 1953 te Leiden, en het door de secretaris ontworpen jaarverslag over 1953, beide afgedrukt in het 19de Mededelingenblad, worden door de vergadering goedgekeurd. Hetzelfde lot valt het, eveneens in het Mede• delingenblad afgedrukte, finantiële verslag te beurt, waarop de pen• ningmeester onder dankzegging wordt gedechargeerd. Als reservefonds voor publicaties blijkt ƒ 6.430,64 in kas te zijn. De Voorzitter deelt mede, dat het boekje van mr S. J. Fockema An- dreae „Schets van Zuid-Hollandse Watersnoden in vroeger tijd" zeer goed verkocht is. De verkoop ad ƒ 2,30 heeft niet alleen de kosten van het drukken goed gemaakt, maar zelfs een overschot van ƒ 385,— op• geleverd, welk bedrag aan het Rampenfonds is overgedragen. Dit boekje moet beschouwd worden als Deel III van de Zuid-Hollandse Studiën. De Voorzitter brengt in herinnering, dat exemplaren van Blaeu's kaart van Holland (1608) door de heer J. J. Bink, ambtenaar van het Algemeen Rijksarchief, worden gekleurd. De nieuwe leden ontvangen als welkomstgave een exemplaar van deze kaart maar dan ongekleurd. Wil men deze kaart laten kleuren dan is daar een bedrag van ƒ 9,— voor verschuldigd wanneer men zijn eigen kaart inlevert. Anders een bedrag van ƒ11,50. Het geheel is een zeer fraaie wandversiering en kan een uitmuntend geschenk zijn.

1 Vervolgens deelt de Voorzitter mede dat de reis, door de heer Oos- terbaan ook dit jaar georganiseerd met een tocht naar Frankrijk, die vorig jaar een groot succes was geweest, thans niet door kan gaan wegens gebrek aan deelneming. Daarna geeft de Voorzitter het woord aan Mevrouw Walma van der Moien—Meindersma, die vertelt over een reis van 18—24 Mei a.s. naar Straatsburg en de Vogezen waarbij bezocht zal worden de Raad• gevende Vergadering van de Raad van Europa. Spreekster ze gt, dat er nog gedurende veertien dagen gelegenheid is zich aan te melden. Nadien is de termijn om zich aan te melden gesloten. De kosten zullen ƒ 149 — zijn. De Voorzitter zegt vervolgens dat de datum van de zomervergadering bepaald is op Zaterdag 12 Juni a.s. met een tocht door de bollenstreek en naar Haarlem. Spreker vervolgt thans zijn mededelingen door een artikel uit het Vaderland van 9 April j.I. voor te lezen, van de hand van ir J. J. Terwen uit Leiden, die in opdracht van het Gemeentebestuur van Delft indertijd opgravingen te Delft heeft verricht in het belang van het oudheidkundig onderzoek. De heer Terwen heeft over zijn ontdek• kingen en conclusies een en ander verteld in een lezing voor het oud• heidkundig genootschap „Delfia Batavorum". Het onderzoek heeft enige belangrijke feiten aan het licht gebracht doch er zijn ook nog verscheidene vragen gebleven, Er zullen dan ook dit jaar nog opgra• vingen worden verricht. Overblijfselen van een Romeinse wachttoren zijn niet gevonden, doch wel meent men aan te mogen nemen, dat Delft een Romeinse sterkte is geweest. In tegenstelling tot de tot nog toe gehuldigde theorie, poneerde ir Terwen dan ook de stelling dat Delft reeds in de eerste eeuw moet hebben bestaan. Wat de naam van de stad betreft meende ir Terwen dal deze niet is afgeleid van het woord „Delf" of „Dulve", dat gracht betekende, doch van een watertje, genaamd de Elve. Bij de rondvraag komt de, sindsdien gehouden, zomerexcursie ter sprake. Gevraagd wordt of de zomerexcursie niet beter gehouden kan worden in Juli, een vacantiemaand, of in Mei, daar in Juni vele ex• cursies en vergaderingen worden gehouden. De overgrote meerderheid van de aanwezigen blijkt echter, desgevraagd, de voorkeur aan Juni te geven. In antwoord op een vraag van de Heer Harts deelt de Voorzitter mede, dat het bestuur van „Vigilate" van het bestuur van het Rampen• fonds de verzekering heeft gekregen, dat alle door het Rampenfonds

2 ontvangen gelden, dus ook de netto-opbrengst van bet boekje over de watersnoden in Zuid- HoII and, ten goede komen aan de getroffenen binnen het Rampengebied. Het rekwest van onze zustervereniging „Die Haghe om stelling te nemen tegen plannen om regeringsgebouwen te laten verrijzen op de Koek amp, het Malieveld en langs het Haagse Bos, dat is afgedrukt in Mededelingenblad no. 19, blz. 14-16, geeft aanleiding tot een uit• voerige discussie. O.a. wordt het denkbeeld geopperd om een stenen zuil op het Malieveld te plaatsen ter herinnering aan de „Acte van Redemptie . Hoewel de meeste leden wel met de strekking van het rekwest kunnen instemmen wordt besloten dat „Vigilate zich voor• lopig van actie zal onthouden totdat deze zaak meer urgent zal zijn.

Na afloop van de vergadering hield dr H. Gerson, directeur van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, een causerie met lichtbeelden over Zuid-Hollandse Stads- en Dorpsgezichten uit de 17e eeuw. Dr Gerson begon met te zeggen dat het hem verheugde dat de Ver• eniging de weg gevonden had tot het bureau. Er is geen land dat zo n documentatie-bureau heeft als Nederland. Mej. Scheltema heeft mede• gewerkt om oude platen op te zoeken en in de zaal ten toon te stellen. Hij heeft getracht voorbeelden van minder bekende schilderijen van Den Haag, Delft en Leiden, bijeen te brengen en te laten zien. Spreker toonde in de eerste plaats verschillende tekeningen van Jan de Bisschop 1628—1691. Hij waardeerde buitengewoon deze dilettant die zo levendig met licht en schaduw werkte. Bisschop tekende ver• schillende gezichten op Den Haag, o.a. een, waar nu de Laan Copes van Cattenburgh is; Den Haag gezien vanuit de Haagse toren met het gezicht op het Oude Hof (Paleis Noordeinde); het Haagse Bos. Treffend was het verschil tussen deze laatste tekening met die van Joris van der Haage, die te zorgvuldig het Haagse Bos weergaf. Ook werden er tekeningen van Bisschop getoond van de Vliet, de ingang van Zorgvliet, de oude Abdij bij Rijnsburg, de Veemarkt te Valken• burg en van de Schiedamse Poort te Delft, de brand te Delft 1654 e.a. Voorts zagen wij van Roghman: Huis te Werve en de Binckhorst. Ons viel op o.a. door een tekening van Van der Ulft hoe mooi Huize Nieuwburgh was, dat door Frederik Hendrik bij Rijswijk gebouwd werd! Het was een klein Versailles, maar werd helaas in de 18e eeuw afgebroken. Een merkwaardig schilderij was een gezicht op Leiden, vanuit het Zuiden, waarop een vos de signatuur van de schilder Jan de Vos voorstelde. Van Leiden werden nog verschillende poorten ge• toond. Van Delft een prachtig schilderij van Jan van Goyen, waaruit bleek dat er minder belangstelling voor de topographie was, daar hij voor de compositie de wateroppervlakte bijv. véél te groot maakte. Ook zagen wij èn van Jan van Goyen èn van Albert Cuyp gezichten op Dordrecht. De Voorzitter dankte, mede namens de aanwezige leden, spreker hartelijk voor het getoonde en de daarbij vergezelde uitleg. Daarna werd ons gastvrij een tea aangeboden en ging een groot gedeelte van het gezelschap (ruim 40) een tocht door oud-Den Haag maken onder leiding van Mevrouw Walma van der Molen.

Na afloop van de vergadering leidde Mevrouw Walma een groot deel van het gezelschap langs de Korte Vijverberg, waarbij zij wees op No. 3, het oude huis van Pauw, later van Groen van Prinsterer, waarin thans het Kabinet van de Koningin zetelt. Zij toonde ook de letters die op het trottoir voor de Vijver de vier windstreken aangeven. Over het Plein (de oude kooltuin der Graven), waar het Huis van de Afgevaardigden van Amsterdam, nu het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Huis der Afgevaardigden van Rotterdam, thans het Ministerie van Defensie, aangewezen werden, ging de wandeling naar de Nieuwe Haven, waar het Huis van Van der Duyn van Maasdam (een van het Driemanschap van 1813) zich bevindt. Over de Turf• markt, waarin vroeger zich de Nieuwe Kerk zo mooi weerspiegelde in het water van Turfmarkt en Spui, liep men verder langs de Nieuwe Kerk, een der eerste Protestantse rondbouwkerken. Verder over de Gedempte, Amsterdamse en Stille Veerkade, naar de Paviljoensgracht, waar het Heilige Geesthofje (1616) bezocht werd. Gesticht door de Heilige Geest Meesters die oorspronkelijk kerkelijke en in de Hervormingstijd wereld• lijke armverzorgers waren. Pittoresk zijn in dit Hofje de huizen met hun trapgeveltjes. Op de Oude Gracht staat nu het standbeeld van Spi- noza, wiens sterfhuis zich er schuin tegenover bevindt. Op de Lutherse Burgwal werd aangewezen het mooie Lodewijk XIV huis en de Lutherse Kerk (18e eeuw), opvallend door de vier zwanen op het dak. Over de Herdersstraat kwam men op de Lange Beestenmarkt, waar men de 12 Oude Huisjes van de Drievuldigheid aan het Hogezand kon zien. Vervolgens werden de twee Hofjes bezocht, 't oude 17de eeuwse (1647) van Cornelia van Wouw en daarnaast het met nieuwe stenen her• stelde Hofje van haar broer Bartholomeus van Wouw, Lange Beesten• markt no. at, wat nu Hofje van Van Dam genoemd wordt, (sinds het

4 Hofje van Van Dam in de löde eeuw uit de Juffrouw Ida straat ver• dween en hier terecht kwam). Op de Prinsengracht werd de aandacht gevestigd op de mooie huizen als no. 15 en de Boterwaag (nu Oranje Nassau Museum). Een openharing was ook het Hooftshofje aan de Varkensmarkt. Assendelftstraat 89, van 1756, merkwaardig door zijn étagebouw. Gaande langs andere oude huizen — als De Korenwaag op de Prinsengracht — werd als slot het Hofje van Nieuwkoop bezocht, waarvan de meest gebruikte ingang in de Warmoesierstraat is. Ge• bouwd door Pieter Post, waarschijnlijk het grootste van Nederland's 60 huisjes. In de 19de eeuw is er een deel bijgebouwd. In het oude gedeelte hebben de bewoonsters in haar huizen geen waterleiding en' electriciteit. Wat accomodatie betreft was er in dit Hofje geen „lest best".

^^Oerólag van de ^,omerexcvróie

12 JUNI 1954 NAAR HAARLEM

De door de secretaris mr Middelberg opgestelde circulaire stelde reeds in het licht welke gelukkige omstandigheden er toe hadden ge• leid Haarlem, hoewel buiten onze provincie gelegen, als hoofddoel van deze excursie te kiezen. De uitkomst heeft bewezen, dat de keuze een goede is geweest. Ruim 80 leden hebben aan deze zeer geslaagde excursie deel geno• men. Volgens het programma vertrokken de autobussen met de deel• nemers om 9.30 uur van het station H.S. en iets later van het station S.S. Den Haag. De rit voerde ons eerst naar Rijnsburg, een historische plaats van Holland, waar het huidige kerkgebouw nog aan de voor• malige abdij, zo nauw verbonden met de graven van Holland, her• innert. Ons medelid, de Heer J. G. N. Renaud, gaf ter plaatse een meesterlijke uiteenzetting over de bouwgeschiedenis van abdij en kerk. x) Daarna was er — helaas slechts kort — tijd voor een rond• wandeling door Rijnsburg, waar het Spinozahuis een langduriger be• zoek verdient. De bussen brachten hel gezelschap vervolgens naar Noordwijk- Binnen, waar een kopje koffie gedronken werd en een kleine rondgang,

J) Vgl W. Glazema. De abdijkerk van Rijnsburg, opgravingen in 1949. Voorlopige mededeling. Leids Jaarboekje (1950), blz. 89—106, met opgave van verdere litteratuur.

5 o.a. langs de St. Jorisdoelen werd gemaakt. De rit ging verder langs de strandboulevard van Noordwijk en door de duinen en het fraaie Zuid-Kennemerland naar Haarlem, waar ons een zeer hartelijke ont• vangst door het Gemeentebestuur in de fraaie hal van het stadhuis wachtte. De burgemeester mr P. O. F. M. Cremers (ons eerste erelid!), sprak een indrukwekkend, warmgevoeld welkomstwoord, waarbij niet alleen de historische schoonheid van Haarlem in het licht werd gesteld, maar ook herinnerd werd aan de banden, die mr Cremers met „Vigilate verenigen. Na een dankwoord van mr B. van 't Hoff werd het stadhuis in twee groepen, onder leiding resp. van mr Cremers en mr Phaff, ons oud-bestuurslid, nu Gemeentesecretaris van Haarlem, bezichtigd en' bewonderd. Nadat enige verversingen in de stemmige hal van het stadhuis genoten waren begaf men zich per autobus naar het Frans Hals Museum. Hier vond, alweer in een bijzonder stijlvolle en fraaie om• geving, de lunch plaats. Daarna werd het gezelschap in enige groepen gesplitst. Sommigen bezichtigden onder de deskundige voorlichting van mevrouw de Vries de kunstschatten van het Museum. Andere groepen gingen onder leiding van mej. dr G. H. Kurtz, Gemeente• archivaris van Haarlem, en de Heren Luijten en mr de Jong, rond• gangen maken door de oude stad, waarbij o.a. vele schilderachtige hofjes werden bezichtigd. Tenslotte was het restaurant „Dreefzicht ' het verzamelpunt vóór het vertrek naar 's-Gravenhage. Dat het een zeer geslaagde dag was, waaraan alle deelnemers met veel genoegen terugdenken, staat vast. Dit is zeker niet in de laatste plaats te danken aan de gulle medewerking van het Gemeentebestuur van Haarlem, de directie van het Frans Hals Museum en de bestuurs• leden van onze zustervereniging „Haerlem" en last not least aan de goede voorbereiding van de tocht door ons bestuurslid de Heer G. J. Verburg.

3llótorióck ^ïlleuwó

DORDRECHT

De Vereniging „Oud-Dordrecht" begint steeds meer tekenen van leven te geven. Wij lezen in „De Dordtenaar" van ai September j.I. dat de avond tevoren voor „Oud-Dordrecht" een interessante lezing

6 over „Kleur en fleur rondom de Zuiderzee werd gehouden door de Heer S. J. Bouma, directeur van het Zuiderzee-museum te Enkhuizen. De voordracht werd met fraaie gekleurde lichtbeelden geïllustreerd. Deze bijeenkomst was de eerste van een reeks, die door de voorzitter van de stichting, ons medelid de Heer G. W. van Aard enne werd aan• gekondigd en die belooft buitengewoon mooi en interessant te zijn.

VOORSCHOTEN

In Voorschoten is 28 Juli en volgende dagen in de Raadzaal van het Gemeentehuis een zeer belangwekkende historische tentoonstelling gehouden betreffende Voorschoten. Bij de opening door de burgemees• ter, de Heer C. J. van der Hoeven, was „Vigilale" door de voorzitter mr B. van 't Hoff vertegenwoordigd.

VOORBURG

Op 12 Augustus j.1. vond de officiële heropening plaats van het geheel gerestaureerde Huygens' Huis „Hofwyck' te Voorburg. De voorzitter van de Vereniging „Hofwyck", dr J. W. Noteboom en de secretaris dr H. E. van Gelder hielden redevoeringen, waarin het be• lang van „Hofwyck" werd toegelicht. x) Vervolgens werd het ver• nieuwde „Hofwyck" bezichtigd. Waarschijnlijk zal „Hofwyck" spoe• dig het doel zijn van een excursie van „Vigdate .

LEIDEN

Het Hoogheemraadschap Rijnland bestaat 750 jaar. In een interes• sante studie heeft ons medelid mr S. J. Fockema Andreae geschetst, hoe Rijnland ontstaan is, waarbij in het bijzonder de grote betekenis van graaf Willem I voor de waterstaatkundige ontwikkeling van H 01- Iand in het licht gesteld is. Wij verwijzen de lezer naar de hierbij gaande circulaire en verwachten, dat vele leden van „Vigilate" zich in het bezit zullen stellen van dit fraai uitgegeven boek, dat een geheel nieuw licht werpt op de vroege geschiedenis van Holland. In het Gemenelandshuis van Rijnland werd 3—6 September ter her• denking van het 750-jarig bestaan van het Hoogheemraadschap een belangwekkende tentoonstelling gehouden, ingericht door onze mede• leden mr S. J. Fockema Andreae en E. Pelinck. Een kleine gedrukte catalogus geeft een overzicht van die tentoonstelling. Voorts verscheen een klein boekje „Het nieuwe gemaal van Rijnland te Katwijk aan Zee 1954" met een technische beschrijving van dit

1) Vgl: Hofwyck, Huygens' huis te Voorburg, uitgave der Vereniging Hofwyck, 1928.

7 gemaal. Een standbeeld van graaf Willem I, vervaardigd door prof. L. O. Wenckebach is aan bet nieuwe gemaal te Katwijk geplaatst.

's-GRAVENHAGE

Op 14 October j.1. beeft H.M. de Koningin bet monument voor de landsadvocaat Joban van Oldenbarnevelt ontbuld. Dit monument — eveneens het werk van prof. Wenckebach — werd geplaatst op de Lange Vijverberg. De plechtige onthulling werd voorafgegaan door een bijeenkomst in de Trèveszaal. Daar werd, in tegenwoordigheid van Hare Majes• teit, het standbeeld overgedragen aan het Gemeentebestuur van 's-Gravenhage door onze Ere voorzitter, mr L. A. Kesper in zijn kwali• teit van voorzitter van het comité, dat de oprichting van het monument voorbereidde. Vóór de overdracht hield jhr mr dr W. J. M. van Eysinga, oud-hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden, een redevoering, waarna burgemeester Schokking namens het Gemeentebestuur het monument aanvaardde. Na de onthulling hield het Gemeentebestuur van 's Gravenhage een receptie voor genodigden in het gebouw van het Ministerie van Marine op de Lange Vijverberg.

„VIGILATE" NAAR SCHIEDAM

Het bestuur heeft besloten de najaarsvergadering Zaterdag 50 Octo• ber in Schiedam te houden. Op het programma staat o.a. een bezoek aan het Museum. Een circulaire met nadere bijzonderheden zal de leden binnenkort bereiken.

S)e wapenó van cAlhmaar, S)e#t en Oudewater

op het ótadkuió van 0udewater DOOR A.W. DEN BOER

Alkmaar heeft op grandioze wijze feestgevierd. Herdacht werd het 700 jarig bezit van stadsrechten, wat vele leden van het sterke geslacht op het originele idee bracht hun snor te laten staan. Mogelijk wordt dit idee door het mannelijk deel van Oudewater mettertijd nog eens ge• volgd, wanneer ook daar in 1965 hetzelfde feit wordt herdacht. Het is echter niet hierover, noch de vraag hoe het vrouwelijk deel der bevol• king van Oudewater daarop zal reageren, dat dit artikeltje gaat. De

8 feestviering te Alkmaar heeft er nog weer eens de aandacht op geves• tigd, dat het wapen van die stad in de gevel van het stadhuis te Oude• water staat, naast de wapens van Oudewater zelf en van Delft. Welke betekenis hebben die wapens?

Alleen wapens op stadhuis herinneren er aan

Er is reden voor om zich met de beantwoording van deze vraag bezig te houden, te meer omdat destijds deze wapens ook voorkwamen in enkele gebouwen in Alkmaar en Delft (G. R. van Kinschot, Be• schrijving der stad Oudewater, Delft 1747)- In Alkmaar aan de Waag en in het gewelf van de consistorie der Grote Kerk en in Delft aan de toren van het Raadhuis, aan het vroegere Lombaerdenhuis, de „Cara- metten" geheten en aan de Waterslootse- of St. Jorispoort, zijnde het Hof of de Hooge Vierschaar van Delfland. Behalve aan het stadhuis te Oudewater waren de wapens destijds ook aangebracht aan de IJssel- poort en de helaas in 1856/57 afgebroken Waardpoort. Zij hebben daarna nog enige lijd gestaan in de gevels van de, met de stenen van de Waardpoort, nieuw gebouwde woningen in de Kloosterstraat, maar bij de afbraak van deze huizen zijn zij verdwenen. Naar gezegd wordt zouden zij naar Amsterdam zijn overgebracht. Het stadhuis te Oude• water is dus nog het enige gebouw, waarin de drie wapens voorkomen en ook voor de toekomst bewaard zullen blijven. Gelukkig leven we thans in een tijd, waarin minder gemakkelijk voorwerpen van geschiedenis en kunst verdwijnen. Toch mag men dit ook weer niet te gauw zeggen, getuige het feit, dat de vroede vade• ren van Oudewater, vrij kort geleden nog, een fraaie 17de eeuwse stoel zo maar aan hun ambtgenoten in Gouda schonken in ruil voor een paar gaskronen veranderd in electrische kronen, die Gouda terecht geen plaats waardig achtte in het gerestaureerde stadhuis. De gedachte, dat Oudewater verwachten mag dat Gouda hierin aanleiding zal vinden om de grootst mogelijke coulance te betrachten bij de levering van electriciteit en wie weet straks ook van gas, is enigszins een verzachting voor deze transactie. Dit even ussen haakjes.

Uit hoofde van „goede hart"

Dat de aanwezigheid van de drie wapens, zowel in Oudewater als in Delft en Alkmaar een reden moet hebben, is duidelijk. Van Kinschot en ook de latere beschrijvers van de geschiedenis van Oudewater, Van Zijll en Van Aelst, hebben ijverig naar die reden gezocht. Van Kin-

9 schot, die Bailluw, Dijkgraaf en Schout van „de stede en landen van Oud ewater" is geweest en daarna secretaris van Delft, had hiervoor behalve het archief van Oudewaler ook dat van Delft tot zijn beschik• king. Het enige stuk, dat houvast biedt is een brief van het stads• bestuur van Alkmaar, gedateerd 25 Mei 1588, waarbij aan Oudewater „een conterfeitsel van het Alkmaarse wapen wordt toegezonden, ten• einde dit te plaatsen in het in dat jaar nieuw te bouwen stadhuis. In 1575 was dit namelijk goeddeels verwoest door de Spanjaarden bij de inneming van de stad. In deze brief, die bewaard bleef, wordt mee• gedeeld, dat de toezending geschiedt op verzoek van Oudewater en dat men aan dat verzoek gaarne voldoet uit hoofde van het „goede hart , dat men „Oudewater toedraagt , dit als gevolg van „ de oude alliantie en verbintenis . Iets eerder wordt gesproken van „het oude verbond , dat nog altijd van kracht is. Er moet derhalve tussen de drie steden in vroeger eeuwen een alliantie of verbond hebben bestaan. Het stuk is, althans voor Oudewater, verloren gegaan en hoogstwaarschijnlijk zal er ook in Delft en Alkmaar wel niets meer van te vinden zijn. Voor Oudewater is dit niet verwonderlijk, omdat bij de verwoesting van hel stadhuis het archief verbrand moet zijn.

Gedrieën in Alphense slag

Kerseboom, een van de secretarissen van Oudewater uit de 17e eeuw (een prachtige grafzerk in de Herv. Kerk houdt de herinnering aan hem levend), meldt volgens Van Aelst, dat in de slag bij Alphen op 21 October 1425 de burgers van de drie steden zij aan zij hebben gestre• den voor Jacoba van Beijeren. Hij zegt er echter bij, dat niet uit „de stadspapieren" blijkt, dat de overeenkomst in verband daarmee werd gesloten, omdat deze papieren in 1575 door brand verloren zijn gegaan. Of uit de gesloten overeenkomst voortvloeide de vrij stelling van de betaling van exue-gelden, een soort van heffing wanneer men door ver• trek het poortersrecht verloor, welke vrijs telling onderling voor de poorters der drie steden destijds bestond, is mogelijk, doch kan ook uit een bijzondere overeenkomst zijn voortgevloeid. Zo genoten de poorters van Woerden wanneer zij naar Oudewater vertrokken even• eens dit recht en omgekeerd de poorters uit Oudewater ,die zich te Woerden vestigden. Ook behoeft niet uit de overeenkomst worden afgeleid, dat wanneer men „het recht in Oudewater niet vroed achtte", anders gezegd, wanneer men met een moeilijke rechtszaak zat, de stadsbestuurders raad inwonnen van hun ambtgenoten te Delft. Het-

11 zelfde deden de bestuurders van Ammers bij hun collega's te Oude• water. Er is echter iets anders, wat meer houvast geeft. Wilde men zich vroeger in een bepaalde stad vestigen, dan moest men als poorter wor• den toegelaten en moest men een poorterseed afleggen. Aan de toe• lating waren soms restricties verbonden. Zo verkreeg Hartog Levi, ge• boren te Bonn bij Keulen op 25 Augustus 1747. genoemd recht met de bepaling, dat „hij geen winkelnering zal vermogen te doen, dan met consent van het gilde daarbij betrokken" en voorts, dat „het Burger• recht alleen gegeven werd voor zijn persoon zonder dat hetzelve over• ging op zijn kinderen . Vaak moest men bewijzen overleggen, dat men voldoende middelen van bestaan had. De poorters echter van Delft en Alkmaar, die zich te Oudewater wilden vestigen konden dit vrijelijk doen. Hetzelfde gold voor de poorters van Oudewater en Delft te Alkmaar en voor de poor• ters van Oudewater en Alkmaar te Delft. Bovendien genoot men bij• zondere voorrechten bij de jaarmarkten. Eerst kregen de eigen ingezete• nen, die dit wensten een plaats, maar daarna hadden de ingezetenen van de beide andere steden voorrang. Deze rechten bestonden nog ten tijde van de heer Van Kinschot. Als vaststaand is volgens hem aan te nemen, dal de rechten voortvloeiden uit de gesloten overeenkomst. Ook de geschiedschrijvers van Oudewater, Van Zijll en Van Aelst, zijn die mening toegedaan.

Geen vestigingen bekend

Men vindt in de poortersboeken te Oudewater, die van 1577 tot 1806 nauwkeurig zijn bijgehouden en in het archief berusten, geen enkele naam van iemand, die zich vanuit Alkmaar of Delft aldaar vestigde. Van Kinschot deelt mee, dat ook in de poortersboeken van Delft geen vestigingen uit Alkmaar en Oudewater zijn aangetekend. In hetzelfde verband wijst hij op het randschrift van „het Oude Wapen der Stad Delft": „Sigillum Communitatis Oppidanorum de Delf" (Het zegel van de gemeenschap der poorteren van Delft), ,,'t welk", zo zegt hij, „niet te vergeefs of zonder enige bijzondere reden, maar met een diep inzicht en wisse voorbedachtzaamheid alzo verkregen is". Blijkbaar ziet hij hierin een vingerwijzing in de richting van genoemde overeenkomst. Wanneer de overeenkomst gesloten werd is niet bekend. In navol• ging van Van Kinschot zijn ook Van Zijll en Van Aelst van mening, dat dit in het begin van de 15e eeuw is geschied. Van Kinschot houdt „volgens overlevering" aan het jaar 1421.

12 Zoals gezegd, zijn de archiefstukken van Oudewaler waarschijnlijk in 1375 verloren gegaan en zullen daarover ook in de archieven van Delft en Alkmaar wel geen gegevens meer voorhanden zijn. De geschiedschrijvers van deze steden Van Bleiswijk en Eiklenberg, aangehaald door Van Aelst, zouden zich eveneens tot gissingen bepalen. Hoe het zij, dat er in vroeger eeuwen een accoord tussen de drie steden heeft bestaan is niet aan twijfel onderhevig. Of daarin nog andere bepalingen, b.v. tot het verlenen van onderlinge bijstand in nood, voorkwamen is door het ontbreken van definitieve gegevens niet meer te zeggen. De feestviering te Alkmaar was voor mij aanleiding in breder kring nog eens de aandacht te vestigen op dit accoord.

^tyde inkomóte in cYloordelooó, 1736

DOOR M.W. SCHAKEL

Op 4 Augustus 1756 is in het Noordelose gerechtshuis alles wat in deze hoge en vrije Heerlijkheid met regeermacht bekleed is in ver• gadering bijeen: het college van schout en schepenen, de 8 heemraden van de 4 polders, alsmede kerk- en armmeesters. De voorzitterszetel wordt bezet door een regent, die in de loop van zijn lange leven tot ver buiten de Alblasserwaard invloed uitoefende, Martinus van Barne- velt — telg uit een voornaam Gorkums koopmansgeslacht, die met name op waterstaakundig gebied lauweren oogstte. In de Heerlijkheid Noordeloos, die door zijn vader Hendrik op 5 Maart 1716 uit de boedel van de Van der Lippe's aangekocht was, bekleedde hij onder zijn vader, die sinds 1716 de benaming Vrijheer van Noordeloos en Overslingeland aan zijn wijdlopige titulatuur had toegevoegd, de functies van Drossaard, Schout, Secretaris, Stadhouder en Griffier van de Lenen, alsmede Watergraaf van het waterschap van de Vóór-Giessen. Het is overigens opmerkelijk, dat Martinus deze ambten reeds op 13 Augustus 1711, nog onder de van der Lippes dus, aangekocht had. Voor zover er schrijfwerk aan deze ambten vast zat werd dit verzorgd door de Noordelose schoolmeester Willem Verweerd, die naast de bekende nevenbetrekkingen ook als substituut-secretaris fungeerde. Van Barneveld kon dit kwalijk zelf doen, want hoewel nog betrekkelijk jeugdig was hij toch reeds Heer van Krimpen op de Lecq,

13 Engelen en Vlijmen; Raad en Regerend Burgemeester der Stad Gorin- chem, terwijl van de vele functies, die hij later op waterstaatkundig gebied zou bekleden, die van secretaris-penningmeester van het Ooste• lijk deel der Alblasserwaard omvattende waterschap van „De Over• waard" reeds geruimen tijd door hem met ere werd vervuld. Martinus van Barnevelt riep in de Augustusmaand van 1736 het „groot-gemeen" — benaming van het bij belangrijke gebeurtenissen bijeenkomende, hierboven aangegeven brede bestuurscollege — bijeen, omdat hij een gewichtige mededeling had te doen. Na gepleegd over• leg met en met volledige instemming van zijn vader, de Noordelose ambachtsheer, deelt hij de verzamelde Noordelose autoriteiten zijn besluit mede om al de functies, die hij bekleedt te „Noordeloos en Slingeland, met den Grootewaard en de Menekelis" over te geven aan zijn oudste zoon Hendrik van Barnevelt, die op den ïsden Augustus ,, den ouderdom van tien Jaaren bereijkt zal hebben". Met genoegen ziet de Drossaard op zijn 25-jarige ambtsbediening terug, maar bij acht thans de tijd aangebroken om zijn zoon in de knepen van het bestuurs- vak in te leiden. Zijn vader heeft inmiddels de leeftijd van „over de sesentseventig jaaren bereijkt". Er moest dus ernstig mede gerekend worden, dat hij „in korte Jaaren" hem als ambachtsheer zou opvolgen. De overdracht geschiedt „Conditioneel, tot wederseggens en provi• sioneel titulair". Voorlopig zou Martinus deze ambten „op den Naam van zijn zoon Hendrik, bestieren en waarneemen". De Drossaard ver• zocht in aansluiting op deze mededeling, of „den geregte en deselve wijders bij en door de gemeente" er voor willen zorgen, dat de nieuwe Drossaard „op een plegtige wijse vereerd en ingehaald mogte worden, en dat wel op zijn Jaardag den 15 Augustus 1736". Het gerecht had geen langen bedenktijd nodig. „Eenpaariglijk" be• dankten zij den drossaard voor zijn „Communicatie" en zij haastten zich om „met blijdschap te betuijgen", dat zij van ganser harte bereid waren den „10-jarigen knaap als hun Drossaard etc. te erkennen. „Int vriendelijken" verzoeken zij Martinus om „deselve ampte gedurende de minheijt van Jaare des jongen Heer Drossaart" te willen waarnemen. De vergadering put zich daarna uit in „danksegginge" voor de vele diensten, die de Drossaard „ten voordeele van haare Heerlijkheden" verricht heeft. Met innige dankbaarheid wordt gewaagd van „het volle genoegen en den Vreede", die men tijdens zijn regering genoten heeft. Schuchter uit men de „Hoop en Wenschinge", dat Martinus er in mag slagen gevoel voor dit alles „bij Zijn Ed. Zoon in te boesemen en bij haare nakomelingen", opdat de Noordelose gemeenschap „aanhouden-

14 de tot in de naasaaten" in deze zegeningen mag delen. Vanzelfspre• kend is men bereid „zoo veel in baar Vermoogen is, zoo wegens baar zeiven als wegens de ingesetene, in 't Werk te stellen' , opdat de „in- haalinge tot Eer van den Jongen Heer ende Familie'' verlopen moge. Na de wederzijdse plichtplegingen vertrekt de drossaard. Het gerecht blijft nog een ogenblik bijeen om te besluiten den nieuwen drossaard te dien dage officieel in het gerechthuis te ontvangen, en met hem te maaltijden. De heren zaten nog met een moeilijkheid van financiële aard. Vóór 1718 was het te Noordeloos gewoonte, dat alle verteringen van de colleges in de rekening van het groot gemeen geleden werden. Als elders had men ook in dit boerendorpje in de Alblasserwaard weet van rijk verzorgde maaltijden en goede wijnsoorten. Op de duur vorm• den de „teerkosten" zelfs de veruit hoogste post op de jaarrekening. Om aan deze toestand een einde te maken had men in 1718 een ver• teringsreglement gemaakt, waarin voor iedere functionaris het bedrag vastgelegd werd, dat hem als tegemoetkoming in de kosten van ver• tering jaarlijks werd uitgekeerd. Sindsdien betaalden zij hun teerkosten zelf. Nu doet zich natuurlijk de vraag voor, of de kosten vallende op de inhuldigingsmaaltijd door de heren zelf dan wel door het groot- gemeen zouden worden gedragen. Na rijp beraad besluit men, dat de maaltijd zal worden aangericht „op haare particuliere beurse". Voor de toekomst wil men zich echter niet gebonden weten aan deze huns inziens gulhartige beslissing. Het belangrijke bericht verspreidde zich als een lopend vuurtje door de Heerlijkheid. De verhouding met de van Barnevelts was heel goed en dus maakten de dorpelingen zich op om den jongen Drossaard een waardige ontvangst te bereiden. Men had slechts 11 dagen tijd. Er moest dus snel gehandeld worden. Dat deed men ook en het hele dorp werkte mee. Het was Augustus, de smalle polderweggetjes waren be• gaanbaar, het liet zich aanzien, dat velen uit de omgeving zich op zouden maken om de „blijde incomste" gade te slaan. In Noordeloos wilde men ook om die reden een goed figuur slaan. Bij een goed 18de eeuws feest, paste de schutterij. Het was met die dorpsschutterijen in de Alblasserwaard eigenlijk maar een droevig geval. Tijdens de 80-jarige oorlog, „als wel speciaal in den jaare 1672 en 1673" waren er door de Staten van Holland en West-Friesland in alle dorpen geformeerd. In tijden van vrede zakte die organisatie als regel weer inéén. Wel is bekend, dat Martinus van Barnevelt reeds enkele jaren na de aanvaarding van zijn Drossaardschap (1711) be-

1 5 noemd was tot „Colonel van de Schuttertje van verscheijde Dorpen hier om heenen". Wanneer zijn vader in 1716 de Heerlijkheid Noorde• loos koopt en men besluit hem op eervolle wijze binnen te halen, ziet zijn zoon, de reeds in functie zijnde drossaard, zich genoopt om „ver• mits de officieren alle dood of niet in Staat waaren om te dienen anderen aan te stellen. De toen onder commando van de schout An- thonie Bons, als kapitein, geformeerde compagnie „schieters van ruim 130 man heeft tijdens die inhuldiging luister aan het geheel bijgezet. Wanneer echter tijdens de watersnood van 1726 de tussen Ameide en Arkel liggende Bazeldijk dreigt doorgegraven te worden door de boe• ren uit de Vijfheerenlanden, ziet het hoogheemraadschap zich genoopt in eerster instantie het garnizoen te Gorinchem in te schakelen, terwijl verder de schouten van de Alblasserwaardse dorpen beschreven wor• den om per 100 mergen 2 man te leveren. Van schutterijen wordt dan niet gerept. Toch zal ze ook in Noordeloos op papier althans wel heb• ben voortbestaan, want als vanzelfsprekendheid besluit men de schut• terij te doen optreden. Men verbond daaraan nog een extra attractie. De nieuwe drossaard was nog een knaapje en daarom zal er naast de dorpsschutterij nog een „Compagnie van Jongelingen" opgericht worden. Op 8 Augustus be• noemd Martinus van Barnevelt tot officieren van deze compagnie: Gerrit, Cornelise. Steehouwer (Capiteijn) Johannes Ottelander (Luijtenant) Arien Pielerz. van der Haven en Frederik Willemsz. Bloklander (Vendrigs) Johannes Straatman en Leendert Ariensz. Horden (Sergeanten) Herbert Rietveld en Jan Jacobse van der Hee (Corporaals). De jongelingen togen ijverig aan het oefenen. Het was een hele op• gave om van deze eenvoudige boerenjongens in één week tijds een keurig optredende schutterij-in-zakformaat te maken. Hadden de Jongenmannen zodoende, volop hun besognes, ook de „jonge Meijsjens" bleven niet met de handen in de schoot zitten. Zij gingen erebogen maken. De mooiste verrees op het Hoekse bruggetje op de grensscheiding met Hoornaar. Op de brug midden op de Noorde• lose Buurt werden 3 bogen gesteld. Tenslotte nog één aan het hek en drie vóór de deur van het rechthuis. De spiegel in de rechtzaal, de stoel van de drossaard en de hele rechtkamer werden met groen ver• sierd. De meeste zorg werd besteed aan een „mooje vercierde Kroon , die voorbestemd was om op de krullen van de nieuwe drossaard gezet te worden.

1 () Natuurlijk spanden ook de bedienden op het Slot onder aanvoering van de „Tuijn Vrouw" zich in om het festijn te doen slagen. Vóór en op de Slotbrug over de Noordeloos stonden drie bogen, vóór en op de brug over de slotgracht twee stuks en over de oprijlaan naar het Slot nog eens twee. In het slot versierde men met „een Kroon van Palm alsmede met een grote hoeveelheid groen en bloemen. De schoonste bijdrage werd evenwel geleverd door de schipper van het buitenjacht van de Heer van Krimpen. Door middel van de scheeps- en andere van schipperkloens geleende vlaggen „deed hij de open vreugde zien . Een vlag op de koepel van het Slot, één uit het dakvenster aan de Noordenkant, één boven de balans van de brug over de slotgracht en één boven de slotbrug over de Noordeloos. Het allerschoonste komt echter nog. Onze schipper, Dirk was zijn naam, had van het jacht de 6 „metale Stukken, Kannone" gedemonteerd en daarvan een batterij op de slotbrug over de Noordeloos geformeerd, „waarmede hij zig bij de inhaalinge en over de Maaltijd liet hooren . Zo brak de lang verbeide ïgden Augustus aan. Reeds om 8 uur in de morgen waren de neven en nichten, benevens „alle de jonge Iuyden van de Conversatie van den jongen Drossaard" in de eigen rijtuigen van de Heer van Noordeloos — „agt met vier wielen met eijgene Paar• den bespannen" — op het Slot gearriveerd. Iets voor 11 uur gaf de schipper „met het Kanon seijn", dat de plechtigheid een aanvang nam. Te voet legde de stoet de 2 km lange weg naar de Buurt van Noorde• loos af. Toen men de dorpskern naderde begon de klok te luiden. Op de Boterslootse Dijk, naast het huis van de Kievit, stond „het volle geregt gerangeert". Uit hun naam verwelkomden de substituut-schout en de substituut-secretaris „met een complement" de nieuwe drossaard. Daar stond ook in 2 rijen de compagnie jongens „wel uijtgedost en net opgedaan", voorzien van pieken, parnissen, 2 vaandels, hellebaar• den en ,,'tgemeen alle met houte klapsnaphaantjes wel en net gemaakt , met slaande trom. Hun kapitein verwelkomde de drossaard met deze woorden: „Wel Ed. Gestrenge Heer Drossaard, ik heb de eer, om Ued. te feliciteren, in UED,ns. nieuwe Amplen, wenschende dat den Aan• vang gelukkig, den Voordgang voorspoedig en het Eijnde gezegend mag zijn". Onder het slaan van een mars schreden de drossaard, diens gezelschap en de kapitein toen door de erehaag heen. Iets verderop stond de „echte" schutterij in 2 rijen opgesteld, „Ver• zien met de twee Dorps Vaandels en Trom en goed Schietgeweer . Ook hier liep het gezelschap tussendoor tot over de Buurtse Brug. Toen

1 7 gaf de schutterij een salvo, „gelijk ook de jongens met haare Snap- haantjes deeden". Na dit lawaai zette het gezelschap zich ter neder op de banken onder de lindeboom vóór de Kerkstraat. Défilé. De beide compagnieën marcheerden voorbij „met slaande trommen en Vliegende Vaandels". Bij het rechthuis maakte men halt. Weer een salvo. Toen stelde men zich op in 2 gelederen. Terwijl de snaphanen gepresenteerd werden, de tambours roffelden en „onder geswier van Vaandels" begaf de stoet, waarbij het gerecht zich gevoegd had, in het rechthuis. Nau• welijks was men binnen, of daarbuiten weerklonken nog weer eens drie salvo's. Toen nam Martinus van Barnevelt het woord, om „con• ditioneel afscheid te nemen en zijn zoon aan het gerecht voor te stel• len, hetwelk „door een Weder Compliment en met veel genoege be• antwoord wierd". Na deze officiële toespraken treedt de schoolmeester naar voren. Hij heeft een „Eere Vers" op de nieuwe drossaard gemaakt en Iaat dat thans horen. In het schoolhuis gold kennelijk de regel „Zo de ouden zongen, piepen de jongen", want als tweede treedt de zoon, Gerrit Verweerd, naar voren om een door hem gemaakt vers ten beste te geven, wat hij „studiosus deede". De boekdrukkers van Wijk en Goetzee hadden bij de meestersfamilie niet achter willen blijven en offreerden ook een vers. Nadat al deze ceremoniën „met volle genoe• gen ' afgelopen waren, wandelden de magen en vrienden naar het Slot terug. Martinus en zijn zoon Hendrik bleven nog enige tijd „bij den Geregte". Die grepen de gelegenheid aan om aan de beide van Barne- velts „op het kragtigste haare genoegen te betuijgen". Nadat de h eren van het gerecht waren geïnviteerd om den volgenden dag op het Slot een maaltijd mede te nuttigen, retourneerden vader en zoon naar de familie op het Slot. Het was wel wat spijtig voor de leden van het gerecht, dat de nieuwe drossaard niet mede aan de te zijner ere in het rechthuis aangerichte maaltijd aanzat, maar vol goede moed begaven zij zich toch met elkander „ter behoorlijker Maal• tijd . Ook voor de schutterij was de dag nog niet ten einde. Zowel de compagnie „Jongens" als de compagnie „Schieters" begaf zich met vliegend vaandel en slaande trom naar het Slot. Daar liet men nog 3 salvo s horen. Er kwam antwoord ook. Zij „wierden beantwoord door het Kanon . Daarna marcheerde men naar het dorp terug, alwaar de jonge mensen zich „heel wel diverteerden". Even vrolijk ging het op het Slot toe. Daar werd het feestgedruis menigwerf overstemd door het Kanon, dat zich deed horen. Met een zekere zucht van verlichting boekstaaft de kroniekschrijver, dat deze jongelieden „sonder ongemak" s- avonds in Gorinchem weerkeerden.

1 8 Voor onze dappere Noordelose schutters zat er nog wat in hel vat. Martinus van Barnevelt had hen vereerd met een oxhoofd wijn en een ton bier. Deze vaten lagen in het rechthuis op dorstige kelen te wach• ten. Maar voorlopig bleven ze nog gesloten. Er was in Noordeloos een grote toeloop van mensen „van allen kanten opgekomen . Om „con• fusie" te vermijden besloot men die toeloop eerst wat „te doen af- sakken". Om 5 uur vond het gerecht het echter verantwoord het ox• hoofd wijn te „ontsteeken". Alhoewel het sprankelende vocht „naar maate geconsumeerd werd", hadden de jongens met de schieters „daar• aan toch dra den overvloed". Tussen 11 en 12 uur raakte het oxhoofd „aff" en moest men zich verder met het vat bier vergenoegen. Dat was niet het enige. Ook aan de „Meijsjens en Jonge Luijden, die groen gemaakt hebben" had de Heer van Krimpen een vat bier geschonken. Ja, Martinus van Barnevelt toonde zich van zijn gulle zijde. Hij schonk zelfs de „Suijker tot de Suijpen, die de Boerinnetjens gewoon zijn te neemen". De volgende dag dineerde het gerecht „onder het blaasen van het Kanon" op het Slot. En alles verliep „sonder confusie en onge• makken tot volle genoegen van een ieder . De schutterij duikt nog éénmaal op: 40 jaar later in 1776, wanneer Hendrik van Barnevelt op zijn beurt ook op den ïgden Augustus de ambten van drossaard etc. weer overdraagt aan zijn zoon Martinus. De notulen vermeldden dan, dat de officieren „van de ongetrouwde off Jonge Schietterij van Noordeloos en Overslingeland, gesteld en ge• maakt in den jaaren 1736, meest getrouwd off aflijvig geworden waa- ren", zodat er nieuwe aangesteld moesten worden. In 1776 treedt bij de feestelijkheden alleen „de ongetrouwde off Jonge Schutterij" op, zodat ook alleen zij zich „dien avond en opvolgenden nagt" op kosten van den Heer met wijn en bier vermaakten.

^Eleqióter van d'elleerlijkkeid van den Souteveen tzAnno 1688 DOOR S. BLOM

Begiftigd van de booge heerlikheijd van de Souteveen begonnen bij mij Nicolaas van der Dussen, heer van de Souteveen in den jahre 1687 en gecontinueert bij mij Wout van der Dussen, Heer van Souteveen, sedert den jare 1704, wanneer mij deze Heerlijkheijt door mijn moeder mij mede ten Huwelijk is gegeven en vervolgens seedert het afsterven

I 9 van mijn vaeder zal(ige)r op den 17 October 1729 door mij Jacob van der Dussen gecontinueert geworden. De bovengenoemde Heerlijkheid door de Erfgenamen van den Heer Jan van der Dussen den ïoen Mei 1838 zijnde verkogt aan Mej. Mr. Samuel Hartogb Heijs, is dit Register door mij als Heer van Zouteveen gecontinueerd. En nadat bovengenoemde Heerlijkheid door mijn vader op den derden Maart 1860 aan mij was verkocht, is dit Register door mij Hermanus Hartogh Heijs, Heer van Zouteveen gecontineerd ge• worden. Het wapen van Zouteveen bestond uit „een gevierendeeld veld van goud. Het eerste en vierde met eenen band van keel, beladen met drie zespuntige sterren van goud, het tweede en derde met vijf banden van keel, wordende het wapen vastgehouden ter regterzijde door eenen wildeman en ter linkerzijde door eenen beer. Dit wapen staat in kleuren aangegeven op bladzijde 2 van het Regis• ter van de Heerlijkheid van Zouteveen. Het Register vermeldt: „Op het Gat bij het Schouw onder de heerlijckheijdt van Zouteveen, ten huise van de bode staat in een glas het wapen van Zouteveen. Ende daer onder Souteveen 1651. Hier onder staan de namen van een aantal per• sonen met hun wapens. Het Register bevat o.m. 1. Verschillende kaartjes als a. De Souteveense Meer b. De woningen en landerijen van 1. Symon Arentszoon Brouwer. 2. Willem Adriaense Witlebol 3. Borgert Pieters Erfgenamen. c. De Souteveense Meer. d. Landerijen en woningen van verschillende eigenaars o.a. Adriaan Dirksz. Mostert. e. Kaart van de Zoutveense Meer op den 8en Julij 1858 uit de kadastrale bescheiden geformeerd ten verzoeke van den Eige• naar Mr. S. Hartogh Heijs. 2. Acoort voor het trekpadt. 3. Coopvoorwaarden van de thienden van 1688. 4. Staat ofte memory van de thienden van 1603 t/m 1656, 1682 t/m 1771, 1830 t/m 1831, 1858 t/m 1860. Tienden waren de opbrengst van het veldgewas. Zij werden vermeerderd met het Rantsoen ten bedrage van 10 %•

20 5. De namen der secretarissen van de Heerlijkheid als a. 11 January 1736 Mr. Willem van der Lely. b. 9 January 1739 Francois de Bas. c. 8 April 1748 Mr. Willem van der Lely. d. 1 January 1759 Mr. Adriaan van der Lely. e. 3 January 1763 Mr. Canzius Onderdewijngaert. 6. De wisseling van de aanstelling van welgeboren mannen van July 1691 t/m 31 July 1771- 7. De eed van trouw afgelegd door de baljuw, de schout, de schepe• nen, de secretaris en de bode. 8. Sententie van welgeboren mannen ter saeke van Covert Hendrik Asseling. Gedaan bij het volledig college volgen de namen. 9. Namen van gereformeerden In- en Opgezetenen der Heerlijkheid Zouteveen. SamensteEkng van het Gemeentebestuur van Zouteveen

27 November 1831. Jaar van Geboorte- aftreding jaar Landmeter Gerardus Hendrik Burgemeester 1856 1812 Arkesteyn Gabriel Assessor 1856 1788 Gaag Ary van der Assessor 1854 1795 Stolk Maarten Raadslid 1852 1781 Dool Huig van den Raadslid 1852 1789 Dijk Ary van Raadslid 1854 1789 Dijkxhoorn Arend Raadslid 1856 1800 Landmeter Gerardus Hendrik Secretaris Knottenbelt Mr. Johannes Hendri Ontvanger Opmerkingen: G. H. Landmeter woonde te Delft, was adj. gezw. klerk van Delfland, genoot als Burgemeester een salaris van ƒ 100,— en als Secretaris van ƒ 73,—. Voor assessor zeggen wij nu wethouder. De wethouders zowel als de raadsleden waren allen „bouwman' . Mr. J. H. Knottenbelt was Notaris in .

De Zouteueense polder Met een vriend mocht ik op een prachtige voorjaarsmorgen een autotochtje door deze polder maken. Slechts een vluchtige blik kon-

21 den wij werpen op de hier en daar verspreid liggende boerenwoningen en over de uitgestrekte weilanden, waarin het jongvee graasde. Welk een genot moet het zijn op een stralende zomerdag een wandeling door deze polder te maken en zich nu en dan neer te vleien in het gras aan de slootkant, om te zien over de uitgestrekte weiden, be• dekt met een tapijt van veldbloemen, als paardebloemen, madeliefjes en dotterbloemen, terwijl in de bomen het vrolijk gekwetter der vogels weerklinkt. Men weet zich hier ver van het stadsgewoel; de torens van Delft en van Vlaardingen zijn zichtbaar aan de horizon. Hoe licht zou men zich hier aan overpeinzingen kunnen overgeven. En dan terug te denken aan het verleden, toen in plaats van de tegenwoordige flink onderhouden wegen slechts landwegen gevonden werden, welke vaak onbegaanbaar waren. In voor- en najaar stond het water hoog in de sloten, ja het kwam zelfs voor, dat in Mei het water nog op de lande• rijen stond. De boeren haalden in de zomer weinig hooi binnen, zodat het vee 's winters nauwelijks genoeg te eten had. De boeren, zij waren immers de bewoners van deze laag gelegen polder, zullen zeker de woorden van hun buurman uit de Abtswoudse polder, Hubert Kornelis- zoon Poot niet onderschreven hebben, wanneer hij zegt: Hoe genoeg'Iijk rolt het leven Des gerusten Lantman s heen, Die zijn zaligh lot, hoe kleen Voor geen Koningskroon zou geven! Neen, zij leefden niet in weelde. Kon hun land maar in vruchtbare akkers herschapen worden. Ja dat kon, als het overtollige water maar behoorlijk geloosd kon worden. De Zouteveense polder grensde ten Noorden aan de Kerkpolder en de Papswouse of Abtswouder polder, ten Oosten aan de Noord- Kethelpolder, ten Zuiden aan de Holiërhoekse polder en ten Westen aan de Vlaardingervaart, die hem van de Vlietlanden en de Duif• polder scheidde. Hoewel we reeds eerder vermeld hebben, dat het jaar van inpoldering niet opgegeven staat, merkt Van der Aa in het Aard• rijkskundig Woordenboek, deel 13, blz. 271 op, dat de polder reeds in 1047 bedijkt is. De oppervlakte bedroeg 872 bunder, 35 vierk. roe• den en 09 vierk. ellen. Het bestuur bestond uit vijf leden n.I. een Molen- meester, een Volger-molenmeester en drie Kroosheemraden. In het archief van Zouteveen, dat van betrekkelijk kleine omvang is en waarvan sommige stukken zo door de tand des tijds zijn aangetast, dat ze moeilijk te hanteren zijn, is o.m. aanwezig het boek der Capelle- Rekening. Dit boek werd in 1755 gekocht door Melis Rodenrijs als

22 \DU/FPOLDER ^\

Capel-Meesler van de Zouteveense Capel voor den jare 1755. We treffen er namen van verschillende Kapelmeesters aan. Of aan de koop voordelen verbonden waren, hebben we niet kunnen nagaan, ook hebben we vergeefs naar een opgave van de koopprijs gezocht. In het boek zijn opgenomen de namen der huurders, de grootte van het per• ceel land, dat gepacht werd, de pachtsom en „het Rantsoen". De aanhef luidt: „Verhuring van land alleen voor het lopende jaar van heden (April) af tot Kers(t)mis en dat om te weije en zo dat het wordt geploegt of gehooijt, zoo moet de Huurder geve dubbelt geit. De huurders zullen het voorste Iant Rontom moete sloote voor

23 den Eersten October aanstaande en op de Boete van twee gulden en tien stuivers van Ider stuk. De huurders zullen boven de huurpenninge Nog het Rantsoen moeten betale drie stuivers van Idere gulden voor de aanstaende Capelle-Rekening. Wijders zullen de huurders het op- gesteken geld mogte weerom geven en nog moete betale van Ider stuk Eene gulden in het gelagh en ses stuivers voor den Bode." De eerste rekening dateert van 9 April 1735—14 April 1756; de laatste van 1831, getekend door Arend Dijkxhoorn en Ary Pieterszoon van der Ende als „Kapelmeesteren van de Zouteveensche Kapel." De rekeningen van de Armmeesters dateren van 1767. Dat er voor de Armen zorg gedragen werd, blijkt wel uit het volgende: „Onder• geschreven Armmeesters van Zouteveene Belooven Bij desen omme Maria Terbraak, Huijsvrouw van Jan Berkhoudt Ten Allen Teijden zoo ver onsen Armcas toelaat zoo dezelfde tot onverhoopte Armoede mogt Geraake Te zulle menteneeren.

Ge geve Binne Zouteveen 7 Meij 1749. Per order van dezelfde G. Vriens Jz. Sekeretaares.

Het gerecht van Zouteveen wordt meermalen aangemaand, om order te stellen en opgave te doen van Capitaale en Nieuw getimmerte. De stukken betreffende de opgaven van Schout en Schepenen aan het landsbestuur in zake sterfte en ziekte onder het rundvee zijn wegens vergevorderde staat van „ontbinding" moeilijk te lezen. Mol ens, de polder telde er zes, n.I. de Nieuwe molen, de Buiksloot• molen, de Noordmolen, de Zwethmolen, de Schouwmolen en de Holiërhoekse molen, moesten de polder ontlasten van het overtollige water in de Vlaardingse Vaart. Doch deze molens voldeden op de duur niet aan de daarvoor gestelde eisen. (Na 1884 zijn ze alle ver• dwenen). Daarom werd er in Augustus 1827 een Commissie van drie personen, allen ingelanden van de Zouteveense polder benoemd, om met Molenmeesters en Kroosheemraden te „besoigneeren" over het al of niet daarstellen van een stoommachine. De stoombemaling kwam echter niet tot stand. Het polderbestuur heeft lange tijd vastgehouden aan de bemaling door zes molens. Men was te zeer aan het oude ge• hecht, om het nieuwe in te voeren. Door het afbranden van de Schouw• molen kwam de stoombemaling weer ter sprake. Uit de polderrrekenin- gen blijkt, dat een onderzoek naar de stoombemaling ingesteld is, doch het bleef bij onderzoek; men scheen wars voor alle hervormingen. De windmolen aan het Schouw werd voorzien van twee schepraden en...

24 de resultaten waren in het begin zeer bevredigend, waarom aanbevolen werd, ook de overige vijf molens daarvan te voorzien, Dat is echter niet gebeurd, omdat op de duur bleek, dat twee schepraden niet vol• deden. Allerlei plannen kwamen ter sprake, er werd op verschillende wijzen geprobeerd, verbeteringen aan te brengen, doch als een nieuw plan ter tafel kwam, overtroffen de tegenstemmers altijd de voorstemmers. Afwachten was steeds het parool. Op de lange duur was dit echter niet vol te houden; de klachten over het overtollige water namen steeds toe. Eindelijk kon het Zweth- stoomgernaal in werking gesteld worden (6 November 1868), nadat de Zwethmolen gesloopt was. Het spreekwoord: „Als er één schaap over de dam is, volgen er meer," is ook van toepassing op de Zouteveense polder; want langzamerhand gevoelde men behoefte aan een tweede stoomgemaal. En in December 1883 werd het Schouwgemaal in wer• king gesteld. Dit werd in 1919 vervangen door een eleclrisch gemaal. De Zouteveense polder moest ook bijdragen voor het onderhoud van een der sluizen te Vlaardigen. De Zouteveense polder vormde, voor zo ver ze niet gelegen was in Schipluiden, St Maartensrecht en Hof van Delft, het Ambacht van Zouteveen, dat in 1837 opgeheven werd. De ingelanden besloten toen de lusten en lasten van het Ambacht over te nemen. De Ambachtsbewaarders moesten met Schout en Schepenen de wegen en wateren in de polder schouwen en als deze schouw gebeurd was, werd er een maaltijd aangericht. Wat zo n maaltijd kostte, toont Knottenbelt ons in een rekening van 27 Augustus 1757.

Kamerhuur F. 1:10 Tabak en pijpe 1:10 Broot en koekjes „ 6: O Tafelgoed , 3: 0 Booter en kaas , 3: O 36 pond baars a 10 st. per pond is ,, 18: o Vlees en voor zout en kooken ,, 10: 5 83 Botteltjes wijn a 12 st ,, 49:16 12 kanne Bier 1: 4 8 kommetjes brandewijn 1:16 Thee en Suijker 1:4 Groente en fruit 9: 9

Te samen F. 113:14

25 Was het te verwonderen, dat de kastelein in zijn vuistje lachte, wanneer de Heren te zijnen huize bijeen kwamen, om te vergaderen? Hij moest er echter voor zorgen, dat een tapvergunning in zijn bezit was, anders zou hij onaangename gevolgen ondervinden, zoals uit het volgende blijkt: y

„Voor een tapvergunning (in welke herberg staat niet aangegeven) consenteeren wij Schout en Schepenen der Heerlijkheid Zouteveen bij deze tot wederzeggen: Jacobmijntje van der Wiel, Wede Jan Govertse Holierhoek te mogen tappen, mits gehouden blijvende alle jaaren in de Maand Meij Nieuw consent van Schout en Schepenen voornoemd te versoeken en verder zigh te Reguleren na de Keuren en Ordonnantiën op tVoorz. Tappen, aireede gemaakt of nog te maken, alles op Peijne van t Effect van desen te verliesen."

Ged aan de 20 February 1750 Ter ordonnantie van dezelve W. van der Lely 1750. Vertoont aan mij als Baliuw van de Souteveen Adriaan van der Lely Vertoont 10 Maart 1750 Jobs Verhoog CoII.

Oorspronkelijk hadden de Zouteveense en Holiërhoekse polder een afzonderlijk bestuur: de omslag was gelijk en de rekeningen werden ook gezamelijk gedaan in de herberg de Zouteveensche Kapel. In 1856 werd een algemeen reglement voor de polders in Zuid-Hol• land vastgesteld; hier in werden de grenzen en het aantal bestuurs• leden aangewezen. Dit reglement ontmoette bij de ingelanden nog al tegenkanting, vooral wat het bestuur betreft; men was gewend aan een tweevoudig bestuur (voor elke polder een bestuur van 5 leden) en men hield daar aan vast, terwijl het reglement één bestuur voor beide polders voor schreef. Niettegenstaande veel tegenwerking stelden de Staten van Zuid-Holland het reglement de 7e Juli 1859 vast, goedkeu• ring volgde bij Koninklijk Besluit van 5 Augustus 1859 No 51. 10 December 1859 werd een bestuur van 3 leden gekozen; Voor• zitter is thans de Heer K. Chardon, Holijweg Vlaardinger-Ambacht.

26 De polders, die eerst gescheiden waren door de Zweth, evenals de gemeenten Zouteveen en Vlaardinger-Ambacht, beslaan een opper• vlakte van 1732 ha. Zij liggen in de gemeenten Vlaardingen, Schip• luiden en Schiedam. Op verschillende kaarten van Zuid-Holland komt Zouteveen nog voor, aangeduid als een dorp en dit is niet juist; want er stond (staat) geen kerk als centrum voor een dorp. Het was (is) meer een buurtschap. Volgens de Wet van 11 Juli 1855 (Staatsblad No 79) is de gemeente Zouteveen opgeheven en bij de gemeente Vlaardinger-Ambacht ge• voegd, die op haar beurt 1 Augustus 1941 grotendeels bij de gemeente Vlaardingen is gevoegd. De laatste burgemeester van Zouteveen is zeker de heer G. H. Land• meter geweest; wij vonden zijn naam onder een stuk van 22 Au gustus 1830. (Archief gemeente ). Volgens van der Aa was Zouteveen eertijds een gemeente en heer• lijkheid, behorende bij het 24e militiekanloor, het 9e schooldistrict en het tweede jachtdistrict. Zij bevatte het gehucht Zouteveen, de buurt Vlaardinger weg en enige verspreid liggende woningen. De gemeente ligt één uur ten N.W. van Vlaardingen, 1.30 ten N.O. van Maassluis en 1.45 ten Z.W. van Delft. Vóór de Hervorming behoorde Zouteveen voor het grootste gedeelte onder de parochie Vlaardingen. Het land lag laag, was vochtig en daardoor voor het grootste gedeelte van het jaar slechts per schuit bereikbaar. De boeren van Negenhuizen, een buurt aan de Vlaardinger Vaart, die negen woningen telde, gingen naar Schipluiden en Delft ter kerk door de Veensloot. Bij de valbrug werd hun bootje door een windas in de vaart getrokken. Eerst in 1828 kwam er naast de weg een zandpad, dat boven het hoogste winterwater gelegen was. In 1684 kwam men overeen, dat acht Katholieke families van Kethel voortaan zouden behoren tot de Jesuieten pastoor van Schipluiden, omdat de pastoor van Kerhel hen niet bezocht, op voorwaarde evenwel, dat de ene helft van het bedrag, dat de Zouteveners jaarlijks opbrachten voor de vrije uitoefening van hun godsdienst zou worden gegeven aan Kethel en de andere helft aan Schipluiden. Op het kruispunt, waar nu de parochies Kethel, Schipluiden en Vlaardingen te zamen komen, stond vroeger een kapel ten dienste van de bewoners van Zouteveen. In de onm iddellijke nabijheid bevond zich een herberg, waar gedurende vele jaren de rekening der polders werd gedaan. De „Kapel" werd in 1372 gesloten en in 1719 afgebroken. De herberg is eveneens voor afbraak verkocht. Het kruispunt wordt nog

27 steeds de „Kapel" genoemd. De brug in Schipluiden verbindt de Zoute• veense weg met de straatweg, die naar Delft leidt. Zouteveen bezat het recht van de lage jurisdictie. De gemeente ver• gaderde in de herberg „Het Schouw", ook wel het „Regthuis" ge• noemd, gelegen aan de Vlaardinger Vaart, waar mensen, die naar Maassluis moesten, werden overgezet evenals de jaagpaarden der veer• schuiten. In het Schouw kwam behalve de Ambachtsbewaarders en de Municipaliteit ook het polderbestuur samen. De leden van het polder• bestuur trokken daar heen, als iemand bij de schouw, of voor zijn werk (banwerk) bekeurd was en het moest overmaken. Ook werd daar reke• ning en verantwoording door het polderbestuur gedaan. Molenmeesters, Schouwers en Bode wisten elk voor zich, wat zij verteren mochten en de kastelein had dan een goede dag; want de verteringen liepen nog al hoog op. Deze herberg is omstreeks 1910 voor afbraak verkocht.

28 De Zweth (zwet betekent in bet oud-hollands scheiding) vormde de scheiding tussen de gemeenten Vlaardinger-Ambacht en Zouteveen. Het schijnt niet bekend te zijn, wanneer de inpoldering geschied is, maar in elk geval vóór 1300; want in dit jaar waren er reeds molens aanwezig. Enkele woningen als in Driehuizen (Zuider-, Midden- en Noorderhuizen) dagtekenen uit 1663 en 1689 en in de Negenhuizen van 1663. Veel nieuwbouw bestond in de gemeente Zouteveen niet; want van Ollefen merkt op, dat „volgends de quohieren der verpondingen van den jaren 1652 staan er 37 huizen voor aangeslagen en op die van 1732 staan 38 huizen, hetwelk dus in honderd jaren maar een huis verscheelt."

Van waar de naam Zouteveen? Prof. Gosses beweert, dat het land in open verbinding met de zee zou hebben geslaan. De naam is dan verklaard door het zoute water, dat het veen bespoelde, doch Mr Mul• ler heeft op geschiedkundige gronden aangetoond, dat die opvatting niet juist is. Anderen beweren, dat Zouteveen Zuiderveen betekent, het veen, dat ten Zuiden van Delft gevonden werd; weer anderen menen, dat Zouteveen zijn naam ontvangen zal hebben van den een of anderen eigenaar. De bewoners leefden hoofdzakelijk van de land• bouw. De toestand der boeren blijkt duidelijk uit het onderstaande versje van Prof. Blok.

„Si draegen eenen langen baert, Haer cleedren die sijn al ontnaiet, Een hoedeken up haer hooft ghecapt, T capoen staet al verdrayt Haer cousen ende haer scoen ghaelapt Wrongelen, wey, broot ende caes, Dat hei hé al den dagh, Daerornme és de kerel so daes Hi etes meer dan hy 't mach.

29 BRONNEN, DIE VOOR DIT ARTIKEL GERAADPLEEGD ZIJN.

1. Archief van Zouteveen, dat thans berust in het archief van Vlaardingen.

2. Kaart van 't Hoogheemraedschap van Delflant door N. en J. Kruikius (Cruquius) van 1712.

3. L. van Ollefen, De Nederlandsche Stad- en Dorpbeschrijver. Te Amsterdam bii H. J. Banse 1793.

4. A. J. van der Aa, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, Uitgave Jaocbus Noorduijn, Gorinchem 1851, deel 13, Bladz. 271.

5. A. J. van der Aa, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, te Gouda bij G. B. van Goor 1853.

6. Aardrijkskundig Woordenboek van Nederland door P. H. Witkamp, Tiel D. Mijs 1877. 7- A. Knottenbelt, Geschiedenis van een polder in het Hoogheemraadschap van Delf• land, Uitgave N.V. Dorsman & Odé, Vlaard ingen 1920. 8. Overzichtskaart van het Hoogheemraadschap Delfland 1929, get. De ingenieur van Delfland A. C. Kolft.

9. Geschiedenis der Parochie van den H. Jacobus den Meerdere te Schipluiden door A. N. Duijnisveld Pr. en C. P. M. Holtkamp Pr.

10. De drie Maassteden door M. C. Sigal, Uitgave Allert de Lange, Amsterdam 1948.

It. S. Gille Heringa, Aardrijkskundig Handwoordenboek van Nederland, Utrecht G. A. van Hoften 1874.

Belangstelling in de historische geografie van Zuid-Holland. (De kaart van Holland tussen Maas en IJ door Hans Liefrinck, 1378). Ten• toonstelling in het Gemeenlandshuis van Rijnland te Leiden, 3—6 Sep• tember iQ54-

30 edenwervincj

Nu het nieuwe jaar nadert wil liet bestuur de leden nog eens er aan herinneren hoezeer vergroting van ons ledental gewenst is. Hoe meer leden des te meer kan voor elk lid worden gedaan. Hoe vaak komt het niet voor, dat wij onder onze kennissenkring belangstellenden in de geschiedenis van ons gewest ontmoeten, die nog nooit van onze Historische Vereniging voor Zuid- Holland gehoord hebben. Een kort verhaal over onze excursies en vergaderingen, het tonen van onze publicaties is dan vaak voldoende om een nieuw lid te werven. Zij die nu lid worden en hun contributie over 1Q55 betaald hebben, zijn gratis lid tot 1 Januari a.s. Zij ontvangen als welkomtsgave een exemplaar van de reproductie van Blaeu s kaart van Holland (1608). Zij kunnen zich, zolang de voorraad strekt, voor resp. ƒ l,<— en ƒ2,50 in het bezit stellen van de Zuid-Hollandse Studiën, deel I en II. Voor ƒ 2,50 per exem• plaar kan men Mr Fockema And reae s „Schets van Zuid- Hollandse watersnoden in vroeger tijd" (= Zuid-Hollandse Studiën deel III) bestellen. Daar de netto-opbrengst van deze publicatie ten goede komt aan het Nationaal Rampenfonds kan men hiervan zelfs meerdere exemplaren bestellen. Verder zullen de leden omstreeks Oude jaar het 4de deel van de Zuid- Hollandse Studiën, dat nu ter perse is, ontvangen. Aantrekke• lijke plannen voor excursies en vergaderingen in 1955 zijn in voorbereiding. Laat velen dus deel hebben aan het nuttig «—< en aangenaam 1—1 bedrijf van „Vigilate . Laat de leden onze secretaris ver• blijden met de toezending van een groot aantal ingevulde brief• kaarten om aldus de gelederen van „Vigilate te versterken.

3 1 I