Erfgoed Van De Oorlog De Oogst Van Het Programma
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Erfgoed van de Oorlog de oogst van het programma 1 Erfgoed van de Oorlog de oogst van het programma Erfgoed van de Oorlog de oogst van het programma 2 3 Erfgoed van de Oorlog de oogst van het programma Inhoud Voorwoord 7 Inleiding 9 Uitgangspunten en doelstellingen van het programma 15 De digitale WOII- erfgoedinfrastructuur 21 221 projecten in woord en beeld 24 Indexen 175 4 5 Erfgoed van de Oorlog de oogst van het programma De oogst van Erfgoed van de Oorlog In dit boek wordt de oogst van ruim 3 jaar programma Erfgoed van de Oorlog gepresenteerd. Dit is waar we het voor hebben gedaan. Want natuurlijk waren er weloverwogen doelstellingen en een navenant beleidskader en konden we over een fantastisch budget beschikken. Maar dat alles zegt niets als de resultaten van zo’n programma niet aansprekend zijn. In dit boek spreken de resultaten. Ze zijn verwoord en verbeeld en vertellen elk een eigen verhaal. Dat is dan ook precies wat de nalatenschap van de Tweede Wereldoorlog doet. Deze vertelt ons over een bijzonder, ingewikkeld en vaak ook pijnlijk verleden. Niet om te moraliseren of te beleren, maar om ons iets te onthullen over wie wij zijn en vooral waar we vandaan komen. Het zijn verhalen die soms bemoedigen, omdat ze laten zien waar mensen toe in staat zijn. Maar meer nog vormen ze een waarschuwing, voor datgene waartoe mensen óók in staat zijn. Met Erfgoed van de Oorlog hebben we geprobeerd eraan bij te dragen dat deze verhalen ook in de toekomst verteld kunnen blijven. Niet alleen het 6 7 grand narrative maar ook de kleine geschiedenissen, die de complexiteit die de oorlog kenmerkten, tonen. Juist die veelkleurigheid en nuances maken de Tweede Wereldoorlog tot een blijvende bron van reflectie. Het programma Erfgoed van de Oorlog is voortgekomen uit een visie van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (vws) op het belang van de Tweede Wereldoorlog voor het heden en voor de toekomst. Het resultaat ervan is vooral een verdienste van alle organisaties die zich hebben ingezet om er iets prachtigs van te maken. Maar ‘organisaties’ maken geen websites, digitale toegangen, documentaires en databases. Dat doen mensen. Het zijn dan ook alle mensen die op een of andere manier hebben bijgedragen aan de erfgoedprojecten die in dit boek zijn opgenomen, die waardering, dank en applaus verdienen. Het is hun passie, betrokkenheid en inzet geweest die het programma hebben gemaakt tot wat het is geworden. Namens het programmateam wens ik u veel kijk- en leesplezier met de oogst van ‘Erfgoed van de Oorlog’. Ellen van der Waerden Programma-manager Erfgoed van de Oorlog Erfgoed van de Oorlog de oogst van het programma Inleiding Hoe kijken mensen over tien, twintig, honderd jaar naar de Tweede Wereld- oorlog en de rol van Nederland daarin? Welke accenten worden er dan gelegd in de geschiedschrijving? Wat vinden toekomstige bewoners van ons land belangrijk om hun kinderen mee te geven als waardevolle (nationale) historische bagage? Herdenken toekomstige generaties de oorlog zoals wij dat nu doen, onder meer op 4 mei? Dit zijn interessante vragen, waarop de antwoorden nog niet te geven zijn. Elke generatie bekijkt het verleden vanuit een ander gezichtspunt. Ook gaat iedere generatie anders om met het historisch materiaal dat voorhanden is. De manier waarop ons land de afgelopen decennia met de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog is omgegaan, laat dit duidelijk zien. Drie dagen na de bevrijding van Nederland werd het Rijksbureau voor Oorlogsdocumentatie geopend en al snel omgedoopt tot Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (riod). Dit instituut, dat onder leiding stond van journalist en historicus Lou de Jong, begon met het verzamelen van materiaal dat van belang was voor het documenteren van de oorlogsgeschiedenis van ons land. Al tijdens de bezettingsjaren had De Jong via Radio Oranje de 8 9 bevolking opgeroepen dagboeken, foto’s, brieven en andere waardevolle stukken te bewaren, omdat dit materiaal licht op die donkere periode kon werpen. Nauwelijks drie jaar later werd het riod in haar voortbestaan bedreigd. Het kabinet vond de kosten te hoog en de taken van het bureau niet passen in het klimaat van wederopbouw en een op de toekomst gerichte blik. Dit overheidsstandpunt – dat overigens niet leidde tot sluiting van het Rijksinstituut - weerspiegelde de algemene stemming in Nederland. Het land moest weer worden opgebouwd: de rotzooi opruimen en overgaan tot de orde van de dag. Sporen die herinnerden aan de oorlog, zoals gevangen- en concentratiekampen, werden zo snel mogelijk afgebroken of kregen een geheel andere bestemming. Vragen over de oorlog en de bezetting werden vrijwel niet gesteld. Aandacht voor de slachtoffers was er in die jaren nauwelijks. De historicus Herman von der Dunk schetst in zijn boek Terugblik bij strijklicht een duidelijk beeld hoe er in Nederland in die tijd werd gedacht. Vlak na de oorlog is Von der Dunk leerling op een school in Bilthoven; van een van de leraren is bekend dat hij in Auschwitz heeft gezeten. Iedereen op de school weet dat, maar niemand spreekt erover. Von der Dunk: “We wisten inmiddels wel dat dat gelijkstond met het allerergste, maar juist daarom werd er niet over gepraat.” En hij voegt er aan toe: “Ik had geen behoefte om in de vers geopende beerput te staren. De deuren naar de toekomst zijn nooit zo wijd opengegaan, verlokkend, vol hoop, maar natuurlijk ook vol verwarring en onrust, als toen.” Erfgoed van de Oorlog de oogst van het programma Verzet meegemaakt. Ze wilde weten wat er precies in de oorlog was gebeurd en Wel was er in het naoorlogse Nederland aandacht voor de mensen van het wat de rol van hun ouders daarin was geweest. Kritische vragen kwamen verzet, de mensen die het lef hadden gehad zich niet neer te leggen bij de op over hoe het mogelijk was dat er vanuit Nederland 107.000 joden waren Duitse overheersing. Dat paste ook goed in het beeld dat de meesten het gedeporteerd naar concentratie- en vernietigingskampen zonder dat de liefst van Nederlanders hadden. Een beeld van een tolerant, vredelievend en bevolking zich daar echt tegen had verzet. In 1960 werd het Anne Frank humaan volk dat bruut was overvallen, maar zich heroïsch had verzet tegen de Huis het eerste lieu de mémoire die aan de Jodenvervolging herinnerde en indringer. toegankelijk was voor bezoekers. Het zou ook lang de enige blijven. In 1947 kwam er een wet om verzetsdeelnemers en hun gezinnen, die als Het credo ‘Nederland in verzet’ verdween geleidelijk als overheersende gevolg van opgedane oorlogservaringen blijvende schade hadden oorlogsherinnering. Het beeld van een heldhaftig volk werd bijgesteld. Ook ondervonden, financieel bij te staan. De wet was gebaseerd op een bijzondere de terugblik op het militair ingrijpen in het naoorlogse Indië kantelde. solidariteit met deze groep mensen en werd gezien als het inlossen van een Er kwam meer aandacht voor de slachtoffers van de oorlog. Het besef groeide ereschuld. dat we hen niet alleen konden laten staan. Dat leidde ertoe dat de beginselen van ‘ereschuld’ en ‘bijzondere solidariteit’ ook op deze groepen burgers van Intussen keerden ook steeds meer mensen uit het voormalig Nederlands- toepassing werd geacht. Om daar invulling aan te geven kwam het kabinet Indië terug naar Nederland. Wat zich daar onder de Japanse bezetting had met verschillende wetten voor mensen die waren vervolgd of anderszins afgespeeld, was in Nederland goeddeels onbekend gebleven. Aandacht voor door de oorlog waren getroffen en blijvende schade hadden opgelopen. hun oorlogsverleden was er dan ook nauwelijks. Het zou nog tot 1986 duren Zij konden een aanvulling op hun inkomen krijgen. Aanvankelijk, in 1973, voordat voor de slachtoffers van de oorlog in Nederlands-Indië in Den Haag richtte de regeling zich vooral op de Joodse gemeenschap. Pas in de jaren een nationaal monument kwam. tachtig kwamen er regelingen voor slachtoffers van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië en burgeroorlogsgetroffenen. Sluitstuk vormde in 1986 de Behalve door het riod werd er niet veel gedaan met het erfgoed van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet. oorlog. Oorlogsmusea bestonden in de jaren veertig en vijftig nauwelijks. 10 11 Alleen in Noord-Limburg was, op initiatief van een particuliere stichting, in In deze tijd ontstond in Nederland ook meer belangstelling om te gedenken 1946 een oorlogsmuseum opgericht. Een deel van het oorlogsslagveld was en te herdenken. Kamp Westerbork, van waaruit meer dan honderdduizend daar intact gelaten en er werden gebouwen ingericht met objecten, foto’s Joden naar concentratie- en vernietigingskampen waren vervoerd, werd en documenten. Dit museum is tegenwoordig bekend als het Oorlogs- en begin jaren tachtig ingericht als herinneringsplaats. Dat gebeurde ook met Verzetsmuseum Overloon/Liberty Park. andere plekken en er kwamen meer musea waarin het oorlogserfgoed een plaats kreeg. Dit is de periode waarin onder meer het Verzetsmuseum in De algemene interesse voor de oorlog richtte zich in de jaren vijftig sterk op Amsterdam zijn deuren opende, evenals het Verzetsmuseum Friesland en de militaire geschiedenis. In boeken en films werd uitvoerig stilgestaan bij het Bevrijdingsmuseum in Groesbeek. De regering richtte een Nationaal de verschillende strijdtonelen: D-Day, Stalingrad, het Ardennen-offensief, Comité op dat zich professioneel ging bezighouden met een landelijke Pearl Harbour. Vooral in films werd de oorlog neergezet als een strijd waarin dodenherdenking, elk jaar op 4 mei, en een landelijke Bevrijdingsdag, elk jaar overwegend Amerikaanse helden glorieerden. Duitsland en Japan werden op 5 mei. Ook kwam er een jaarlijkse herdenking van de bevrijding van het verslagen door onze bevrijders, ondanks groot verlies aan mensenlevens. voormalig Nederlands-Indië op 15 augustus. Heroïek, heldenmoed en de overzichtelijkheid van goed tegen kwaad bepaalden het beeld over de oorlog. De Nederlandse regering heeft van meet af aan de zorg voor oorlogs- getroffenen behartigd. Vanaf de jaren tachtig werd die verantwoordelijkheid Dat beeld werd bevestigd door de Nederlandse collectieve herinnering in de aangevuld met nog een andere taak: ervoor zorg dragen dat wat er in de jaren vijftig en zestig.