ANDERS: GUNN ANDERS: GUNN

Anna Gunn / Artikel104.nl / 6 februari 2020 ANNA GUNN ANNA Belastingen van het Rijk worden ge­ heven uit kracht van een wet en met inachtneming van de relevante be­ palingen van internationaal en Euro­ pees recht, de mensenrechten en de fiscale ethiek. Selectie uit vijf jaar fiscaal activisme. Belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht van een wet en met inachtneming van de relevante bepalingen van in­ ternationaal en Europees recht, de mensenrechten en de fiscale ethiek. Belastingen van h ANDERS: GUNN Selectie uit vijf jaar ­fiscaal activisme

Anna Gunn Aanbevolen citeerwijze: A.F. Gunn, ‘Aard van het beestje’, in: Anders: Gunn, Stichting NLFiscaal, ­ 2020, p. 20.

Uitgever: Stichting NLFiscaal Technische realisatie: Pre Press Media Groep

Van Boshuizenstraat 12 1083 BA Amsterdam tel. (020) 627 21 75 www.nlfiscaal.nl

2020, 1e druk

Hoewel bij de vervaardiging van deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele (druk)fouten en onvolledigheden.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens­ bestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestem­ ming van de uitgever.

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatie­ werken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich te wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave ten behoeve van commerciële doeleinden dient men zich te wenden tot de uitgever. Inhoud

Voorwoord | 5

Ethiek Ethiek: Niet óf maar hoe | 9 Aard van het beestje | 20 Een wake-up call? Of toch nog even snoozen? | 24 Dubbele petten en de belastingwetenschap | 29 Kanarie in de mijn | 35 Het feest van de eeuw | 38

Meta­fiscaliteit Denkend aan donderdag | 45 Vakliteratuur, diversiteit & dubbele petten | 49 De geheimen van het VTO | 54 De perfecte noot | 60 Tijd voor een balansdag | 66 Mediagenie(k) | 69

Kerst­verhaal De Nacht waarop niets meer verborgen zal zijn | 77

Voorwoord

Een uniek oeuvre. Zo kan het werk van Anna Gunn worden aange­ duid. Haar publicaties – enkele ervan zijn in deze bundel te vinden – zijn vrijwel meteen te herkennen door de vorm, gekozen stijlmiddelen en meer in het bijzonder de schrijfstijl, dat wil zeggen het bijzondere idioom waarin het werk van de geest tot ontplooiing wordt gebracht, vooral in de meer columnachtige teksten. In die teksten lijkt zij te wo­ nen en de stem van haar schrijverschap te hebben gevonden. Het is zoekend schrijven. Een thema wordt afgetast: al schrijvend wordt vaste grond gevonden en ontstaat een rode draad die mede met behulp van autobiografische verhalen zichtbaar wordt (gemaakt). De lezer die mee­ gaat in deze zoektocht, zal zich aan het einde daarvan verrijkt en soms zelfs gesticht weten, onder meer door de boodschap die zich volgroeid en tevreden heeft vastgezet in het geschrevene. Een rol daarbij speelt het vaak vernieuwende perspectief dat wordt geboden op de fiscale ac­ tualiteit, dat veelal haar werkterrein vormt. De lezer van haar stukken wordt getrakteerd op dialogen, opvallende observaties en beeldspraak die doet glimlachen zonder dat de overtuigingskracht van het betoogde daaronder lijdt. Verder verstaat Gunn, die tot de progressieve vleugel behoort, de kunst van de suggestie, een van de belangrijkste wapens van een goede auteur, en dat is: méér proberen te suggereren dan de woorden mogelijk lijken te maken.* Bovendien zijn in haar publicaties talloze rake typeringen en een overvloed aan eigen opvattingen te vin­ den, die een geheel eigen, origineel geluid in het fiscale debat represen­ teren en mede de titel van deze bundel verklaren.

* Vgl. Arie Storm, Een diadeem van dauw, Prometheus, Amsterdam 2017, p. 23.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 5 Deze uitgave is samengesteld om enkele werken van de geest, die waait waar hij wil,* enigszins tegen de vergetelheid te behoeden. Zij bevat een keuze uit een ongekende hoeveelheid stukken die Anna Gunn de afgelopen jaren heeft geschreven. De door haar geselecteerde teksten cirkelen globaal rond twee thema’s: ethiek, dat volgens de auteur ook ‘iets zeikerigs’ heeft,** en metafiscaliteit, een begrip dat zich niet zo gemakkelijk laat omschrijven, maar desondanks in bepaalde kringen ingeburgerd lijkt te zijn geraakt. Onder de paraplu van de metafisca­ liteit bespreekt zij onder meer de (minder) verheffende dimensies van het verschijnsel vaktechnisch overleg en niet te vergeten: de geheimen daarvan. Dit deel van de bundel bevat ook bespiegelingen over de on­ afhankelijkheid van de fiscale vakpers, en een bijdrage over annote­ ren, een genre dat de prijswinnares eveneens beoefent. In dat kader verschijnen veelal publicaties over Europese gremia. Dat zij eveneens oog heeft voor de lotgevallen van de belastingkamer van de Hoge Raad, blijkt uit een van de bijdragen. Bij wijze van toegift is een kerstverhaal opgenomen, dat de lezer in een hallucinerende toestand zal brengen; een belevenis die een blijvende herinnering zal opleveren. Enkele van de in deze bundel opgenomen teksten hebben de potentie uit te groei­ en tot moderne klassiekers. Dat het werk van deze auteur, die zichzelf eens heeft omschreven ‘als een panda met een specialistisch dieet van staatssteunscheuten’,*** is bekroond, zal niemand verbazen. Het is eerder verbazingwekkend te noemen dat zij niet eerder in de prijzen is gevallen. Ook daarom is het de jury van de Jaap van den Berge-Literatuurprijs een genoegen haar de penning van Italiaans glas, voorzien van een treffende afbeelding van de naamgever, toe te kennen.

Rotterdam 10 december 2019 Rens Pieterse

* ‘Vrije geest, dat is scheppende geest, die waait waar hij wil, de Creator Spiritus waarvan gezongen wordt in de achtste symphonie van Gustav Mahler’, aldus Tj.S. Visser, Zwaluw en pijlriet, FED, Amsterdam 1959, p. 34. ** Zie p. 9. *** Zie p. 45-46.

6 ANDERS: GUNN Ethiek

Ethiek: Niet óf maar hoe

‘Ik heb een stuk van jou voorgeschreven’, zei onze universitair hoofd- docent (UHD) gisteren tegen me. ‘Voor het vak Internationaal Belasting- recht II. Dat over de publicatie van tax rulings. Ja, ik wil het vaker hebben over fiscale ethiek,’ – diepe zucht – ‘maar de studenten zien het niet zo zitten…’

Fiscale ethiek is een ‘hot topic’ waar fiscalisten bij voorbaat moe van worden. Excuus als dit controversieel is, maar het hele thema heeft iets zeikerigs. Werkt je structuur net lekker, begint een collega te mekke­ ren over fair share. Prima als betrokkene vervolgens een steekhoudend verhaal heeft (idealiter ontdaan van Duitse filosofen). Vaak komt het echter niet verder dan: ‘We moeten het in de gaten houden’, of ‘het is ingewikkeld’. Wie denkt dan niet: ‘Donder op met je onderbuik en ga eens aan het werk!’

I. Aard van het beestje Het zal sommige van mijn fiscale vrienden verbazen maar deze aver­ sie voor ethiek-van-de-koude-grond deel ik. Een minutieus geplande en perfect uitgevoerde structuur met een triple dip en natuurlijke hedging heeft een bepaalde schoonheid. Wat kan ik zeggen? Je bent fiscalist of je bent het niet. Een van de belangrijkste redenen waarom ethische discussies in de sector op weerstand stuiten, is dat ze de vaktechnische pret plegen te drukken. Wat de buitenwacht vaak vergeet, is dat het belastingrecht voor veel vakbroeders (m/v) een passie is die veel ver­ der reikt dan het willen verdienen van heel veel geld. Ik ken genoeg

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 9 mensen die na een dag hard werken voor de prinselijke som van € 70 NTFR-nootjes fabriceren over de hondenbelasting. Waarom? Omdat ze het leuk vinden. Mijn vriend de cassatiespecialist zei ooit: ‘Het maakt me niet uit of het belang € 10 miljard is of dat het gaat om een tientje, een rechtsvraag is een rechtsvraag.’ En zo is het maar net.

De eenzijdige focus op techniek is in die zin problematisch dat maat­ schappelijke aspecten van de fiscaliteit onderbelicht blijven. Buiten de sector zelf wordt het vaktechnocentrisch wereldbeeld niet breed gedra­ gen. Voor de weldenkende burger zijn belastingen geen speelgoed voor de adviespraktijk maar het instrument waarmee de samenleving haar schatkist vult. Als ik lees dat de Landmacht, na jaren van bezuinigin­ gen bij Defensie, geen kogels meer heeft en dat de militairen dus ‘Pang Pang!’ staan te roepen tijdens de oefening, kan ik die sexy triple dip op­ eens veel minder waarderen. Agressieve structuren verliezen hun glans zodra je je beseft wat de maatschappelijke kosten zijn. U bedankt toch ook voor een mantel van huilend zeehondjesbont?

Kijk, ik weet natuurlijk wel dat deze retoriek weinig helpt bij de alle­ daagse sores van de (bedrijfs)fiscale werkvloer. Want hoeveel van die briljante doch evident bloeddorstige structuren zijn er nou echt? Vrij weinig, denk ik. Het leven van de meeste belastingadviseurs is eigen­ lijk niet zo spannend. Voor zover men – naast aangiften inkloppen en het aanvragen van woonplaatsverklaringen – aan tax plannen toekomt, gaat dat vaak op basis van de zogeheten ‘copy-paste structu­ ren’, excusez le mot. Dit zijn de standaard fiscale technieken die op maat gemaakt worden voor specifieke belastingplichtigen. Fiscale confectie dus: ­‘Hybridje op Luxemburg? Of pleuren we er meteen maar een coöp tussen?’

II. Huis-tuin-en-keukenstructuren Deze legale constructies – waar iedereen (de Belastingdienst incluis) vanaf weet – zijn weliswaar slim maar niet bepaald listig of bijzonder origineel. ‘Onethisch’ is een te zwaar woord voor dit soort structuren. Niet dat we de discussie uit de weg moeten gaan, maar ik denk dat

10 ANDERS: GUNN we die wel moeten kunnen voeren zonder de complete belastingsec­ tor op de kast te jagen. Tegelijkertijd vind ik – anders dan sommige vakbroeders* – dat begrippen als ‘agressieve tax planning’ desgewenst wel moeten kunnen. We zijn toch niet van suiker?

Overigens is het goed om voor ogen te houden dat de mening van de belasting­sector niet bijzonder relevant is voor het publieke debat. Het kan de man van de straat werkelijk niets schelen wat de dames en ­heren in pak ervan vinden: belastingontwijking is verdacht totdat het tegendeel gebleken is. Gegeven de recente ervaring met de banken snap ik deze houding wel. Wat ik daarentegen niet begrijp is hoe fisca­ listen in het huidige tijdsgewricht nog durven te beweren dat ethiek in dit verband alle relevantie mist. De ervaringen van de afgelopen jaren­ bewijzen onmiskenbaar het tegendeel. Dat is een feitelijke stelling, meer niet. Aan wie de media, politiek en burgers wil uitleggen dat de fiscaliteit een ethiekvrije zone is, zeg ik daarom: Veel succes! De geest is uit de fles.

III. Hoe kunnen fiscalisten een bijdrage leveren aan het ethiekdebat? Over de materiële toepassing van fiscale ethiek wil ik het op deze plaats niet hebben. Een persoonlijke visie op de rights and wrongs van tax plan­ ning moet ieder voor zich maar uitdenken. Zelf merk ik dat mijn eigen denkbeelden de afgelopen maanden aan het verschuiven zijn. Dat is een logisch gevolg van deelname aan het debat. Ik ben ten eerste op­ timistisch over de mogelijkheden die het BEPS-project biedt om de in­ ternationale fiscaliteit te verbeteren. Mijns inziens kunnen zowel het bedrijfsleven als de rest van de samenleving hiervan profiteren. Zo’n kans zal zich niet gauw weer voordoen. Tegelijkertijd maak ik mij grote zorgen over de implementatie van alle afspraken. Het momentum kan immers wegvallen waardoor er uiteindelijk niets van al die mooie plan­ nen terechtkomt.

* L. Stevens, ‘Fiscale ethiek voor iedereen’, WFR 2015/1060.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 11 Dus wat te doen? Ik denk allereerst dat de belastingsector een belangrij­ ke rol heeft in de discussie over ethiek. Om dit wat concreter te maken, geef ik hieronder drie suggesties over hoe fiscalisten op een opbou­ wende wijze deel kunnen nemen aan het publieke ethiekdebat.

A. Lever (technische) input en wijs daarbij OOK op de mazen van de wet! Pas dan is de belastingsector geloofwaardig voor de kritische oppositie. We zouden allereerst publiekelijk moeten meepraten over de prakti­ sche impact en haalbaarheid van voorstellen. Hoe worden regels in het echt toegepast en beleefd? Werken nieuwe (antimisbruik)maatregelen of zijn er juridische tekortkomingen die de houdbaarheid van wet- en regelgeving op de langere termijn aantasten?* Nu is het best goed ge­ regeld met het leveren van input uit het fiscale veld. Dit met dank aan organisaties als de NOB, Amcham, etc. Echter, wat ik vaak mis, is de in­ formatievoorziening in gevallen die niet in belang zijn van fiscalisten of hun klanten. (SP) zou veel minder negatief zijn over lobbyende belastingadviseurs als deze ook steeds zouden wijzen op de mazen in de wet. Dat laatste is nu niet het geval. Om een kwalitatief écht hoogwaardige bijdrage te leveren aan de belastingwetgeving en dus aan de maatschappij, zullen fiscalisten veel vaker en meer proac­ tief moeten zeggen waar de spreekwoordelijke lijken liggen.

B. Denk actief na over de ethische dilemma’s en vraagstukken die in de weer- barstige praktijk spelen. Alleen de belastingsector kan de nuances schetsen die nodig zijn om een zwart-wit discussie te voorkomen. Het volgende punt betreft de materiële ontwikkeling van het Neder­ landse concept van fiscale ethiek anno 2020. Er wordt momenteel veel meer gepraat over de vraag óf ethiek relevant is, dan over de vraag hoe een ethische benadering er in concrete gevallen uitziet. Dit moet veran­ deren. Het is tijd voor een meer diepgaand gesprek over ethiek. Zoiets kun je niet in abstracto doen; er is praktijkkennis voor nodig. Het initi­ atief van de staatssecretaris eind 2019 om een tax governance code op te

* Het invoeren van een knetterstrenge antimisbruikmaatregel is leuk voor de bühne, maar als die vijf jaar later sneuvelt bij het Hof van Justitie EU, dan hebben we er weinig aan.

12 ANDERS: GUNN stellen, is wat dit betreft best aardig. Naarmate we het vaker over ethiek hebben, wordt het thema genormaliseerd als regulier aspect van het be­ lastingrecht. Ik kijk uit naar de dag dat ethiek een ‘gewoon’ onderdeel is van ’s lands VTO’s* en dat alle inzichten die hieruit voortvloeien dan via de vakpers de gewone pers bereiken en ten slotte beschikbaar wor­ den voor het publiek-politieke debat.**

C. Sta open voor de inzichten van niet-fiscalisten en probeer een en ander te begrijpen (JUIST als alle nuances zoek zijn en de publieke analyse rammelt). Tot slot moeten we beter luisteren. Hiermee bedoel ik vooral dat we ons welwillender kunnen opstellen voor het geluid (maatschappelijke kakafo- nie? – red.) van ngo’s, kritische media, Kamerleden die het allemaal niet lijken te snappen, etc. We moeten scherp zien te krijgen waar hun ei­ genlijke zorgen liggen en daar – altijd op constructieve wijze – op re­ ageren. Als de zorgen ongefundeerd zijn of geen betrekking hebben op de fiscaliteit, is het zaak om dit kenbaar te maken. Om een voorbeeld te geven, armoede in ontwikkelingslanden heeft evenveel (zo niet meer) te maken met governance problemen (corruptie) aldaar en de mondiale machtsverhoudingen, als met brievenbusvennootschappen en het af­ schudden van bronheffingen.

IV. Ethiek als vaktechniek – tijd voor handen en voeten De taak van een belastingadviseur is om belastingplichtigen te voor­ zien van het best mogelijke fiscale advies. Fiscale wetenschappers moe­ ten onbevooroordeeld onderzoek doen en kleine fiscalistjes opleiden. De ambtenaren bij de Belastingdienst, het ministerie en rechterlijke macht moeten naar eer en geweten (en het liefst een beetje magistra­ telijk) hun respectievelijke taken vervullen. Voor iedereen die zich in de belastingrechtelijke ecotoop begeeft, is de vraag naar fiscale ethiek relevant. Na BEPS, ATAD, Starbucks, Google, etc. zou de ethische the­ matiek inmiddels – steeds mutatis mutandis – vaste prik moeten zijn bij adviezen, artikelen, onderwijs, etc.

* Bij de fiscale opleidingen heeft deze ontwikkeling zich al in belangrijke mate voltrokken. ** Het is idealistisch, maar zonder idealen wordt het helemaal niets in deze wereld.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 13 Er schijnen mensen te zijn die fraus-legispolitiek correcte onzin vinden, maar zelfs zij zullen het bestaan van dat leerstuk niet ontkennen. Je ontkomt er niet aan. Met de ethiekdiscussie is het niet anders. Het sta­ dium dat je als adviseur bijvoorbeeld kon volstaan met een bullet op slide 27 (‘We note that there may be a reputational exposure, but can­ not quantify this…’) is voorbij. Je moet iets zinnigs kunnen zeggen over een specifieke casus. Toegegeven, dat is lastig. De meeste fiscalisten zijn niet bedreven in de fijne kneepjes van de Ethica. Er is jammer genoeg geen handzame flowchart die antwoord geeft op de vraag ‘Is mijn struc­ tuur moreel bezien oké?’

Hieronder schets ik losjes enkele aanknopingspunten die je als (be­ drijfs)fiscalist zou kunnen gebruiken bij het beoordelen van de ethiek van een bepaalde structuur.

A. Bepaal de feitelijke situatie Allereerst is het zaak om te kijken naar de feitelijke situatie bij een be­ paald bedrijf. Dit het liefst voor de hele groep, en indien relevant over een langere periode. Concreet stel ik twee toetsen voor: een toets op basis van de effectieve belastingdruk en een geobjectiveerde ‘smell test’.

• Effectieve belastingdruk In de discussie over fiscale ethiek is de meest relevante vraag wat mij betreft: Hoeveel belasting betaalt een bepaalde onderneming nou eigenlijk?* Het klinkt simpel, maar het expliciteren van de daadwerkelijke belastingdruk in het kader van de ethiekdiscussie, gebeurt vaak niet. Misschien is dit omdat bedrijven indachtig het adagium ‘wie geschoren wordt, moet stil zitten’ gegevens over de omvang van de betaalde belasting niet willen delen. Naast het exacte bedrag aan belasting, is de effectieve belastingdruk van belang.** Ik ben me ervan bewust dat dit een wat ruwe test is;

* Publieke country-by-country reporting zou deze informatie deels kunnen ontsluiten. ** Voor een volledig beeld is inzicht in de belastingheffing in andere landen en op groepsniveau relevant. Hier ga ik niet verder op in.

14 ANDERS: GUNN uitsluitend kijken naar de absolute bedragen geeft echter een ver­ tekend beeld.

• Geobjectiveerde smell test In de literatuur over corporate social responsibility duikt met enige regelmaat de zogeheten ‘smell test’ op. Deze test gaat ervan uit dat we agressieve structuren weliswaar niet altijd kunnen defini­ ëren, maar dat een belastingspecialist of zelfs een derde in staat is om zo’n structuur met de onderbuik te herkennen. Ik denk dat de smell test nuttig kan zijn voor het operationaliseren van fiscale ethiek, mits de test wordt geobjectiveerd. Een belastingadviseur die zijn eigen tax planning bekijkt, is als de slager die zijn eigen vlees keurt. Een smell test laat zich objectiveren door de structuur aan een hoogopgeleide maar niet fiscaal gecorrumpeerde derde voor te leggen. Wat vindt hij of zij ervan? Dit is een goede indica­ tor voor de vraag of een structuur vanuit maatschappelijke optiek door de beugel kan. Een bedrijf kan deze benadering uitbreiden, door de smell test te institutionaliseren. Ik bedoel dan dat de test standaard deel wordt van het fiscale besluitvormingsproces.*

B. Specifieke aspecten van structuren Er zijn ook andere aanknopingspunten voor de fiscalist die de ethiek van een bepaald aspect van een structuur wil beoordelen. In dit geval kijken we niet naar de grote lijnen van een onderneming (dus: de hele multinational), maar naar specifieke aspecten in de structuur. De wijze waarop Starbucks omging met de beloning van immateriële activa, is in de staatssteunprocedure tegen Nederland min of meer in isola­ tie onderzocht. De Europese Commissie focuste op één aspect van de wereldwijde belastingstructuur. In ethisch opzicht is deze benadering uiter­aard relevant, al blijft het zaak om het grotere plaatje voor ogen te houden. Maar hoe weet je nou of iets agressief is? Op basis van mijn praktijkervaring noem ik als indicatoren onder andere:

* Een interessante optie, die bij mijn weten weinig of niet benut is, kan zijn om de Onder­ nemingsraad (OR) in dit verband een rol te geven.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 15 (i) het gebruik van onuitspreekbare rechtsvormen; (ii) boze bestuurders (die de toegevoegde waarde van boardmee­ tings van één uur op buitenlandse vliegvelden niet inzien); en (iii) Engelstalige slidedecks met structuurtekeningen en kreten als ‘optimization’, ‘solution’, ‘tax mitigation’ en ‘minimal sub­ stance’.*

Hoe verhoudt dit zich tot bestaande gevallen waar structuren in op­ spraak raakten? Wordt de structuur genoemd bij één van de inter­ nationale initiatieven tegen belastingontwijking? Is er iets zinnigs over gezegd in de vakliteratuur? En heeft Artikel104.nl al een standpunt ingenomen? (Geintje)

In de context van fiscale ethiek rijzen er voorts enkele formele vragen. In hoeverre moet de structuur alvast naar buiten worden gebracht? Moet er een passage in het jaarverslag komen? Misschien even melden tijdens de AVA? Of aan de fiscus? Is het handig om de PR-afdeling in te lichten voor het geval dat er vragen zijn? In dit verband wijs ik graag op het werk van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikke­ ling (VBDO), die een gedetailleerde Tax Transparency Benchmark heeft ontwikkeld als praktisch raamwerk voor transparantie.

C. Ontwikkelingslanden Voor bedrijven die actief zijn in ontwikkelingslanden kan het onder­ staande relevant zijn bij de discussie over ethiek.

• Concrete betalingen aan ontwikkelingslanden Wat betaalt een bedrijf in een bepaald land? Is dit redelijk – los van de fiscale wetgeving – gelet op het gebruik van eindige grondstoffen? Het aantal mensen dat voor het bedrijf werkt en de aanslag die wordt gedaan op openbare faciliteiten zoals in­ frastructuur? Hierbij kunnen eventuele betalingen in natura (ik denk aan de aanleg van een openbare weg) worden meegenomen.

* https://artikel104.nl/staatsgevaarlijk.

16 ANDERS: GUNN Het gaat echter wel om een globaal inzicht, niet een mathema­ tisch correcte rekensom.

• Tax holidays: geef openheid! Een tax holiday is een bijzondere afspraak die een bedrijf maakt met een ontwikkelingsland in verband met een specifiekproject ­ (een op maat gemaakt vestigingsklimaat). Het risico van tax ­holidays is dat machtige bedrijven de plaatselijke bestuurders een poot uit­ draaien en geen belasting betalen. Dit is complexe materie, waar je niet te snel allerlei conclusies aan moet verbinden, zeker nu de feiten over individuele tax holidays bijna nooit bekend zijn. Inzicht geven in de hoofdlijnen van tax holidays zou waardevol zijn voor het debat hierover.

• Equality of arms: omgang met de plaatselijke fiscus Het is bekend dat de belastingdienst van sommige ontwikkelings­ landen minder capaciteit heeft om misbruik te bestrijden dan de Nederlandse belastingdienst. Ik doel nu met name op menskracht en wellicht ICT (hoe het met de juridische mogelijkheden naar na­ tionaal recht zit, weet ik niet). Vanuit ethische optiek is het naar mijn idee wenselijk dat grote multinationals, die goede taxafde­ lingen hebben met de nodige kennis, hun machtspositie niet uit­ buiten ten koste van de schatkist in het ontwikkelingsland. Dit pleit voor terughoudendheid. Mij is trouwens een geval bekend waar een multinational aanbood om de plaatselijke fiscus te hel­ pen. Dit aanbod is afgeslagen (wat ik op zich begrijp), maar het is wel een zinnig aanbod dat eveneens in het belang is van de multi­ national. Iedereen heeft baat bij een goed functionerende fiscus.

Maar wat als een structuur niet aan de ethische toets voldoet? Dit is de gewetensvraag. Wat zijn de alternatieven? Hoeveel gaat het de on­ derneming kosten? Binnen welk deel van de onderneming vallen de klappen: ‘krijgen de aandeelhouders minder dividend of lassen we het Kerstfeest af’?

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 17 V. Slecht gedrag van de wetgever en de Belastingdienst De afgelopen jaren waren er veel problemen bij de Belastingdienst. In sommige gevallen is zelfs reden om te twijfelen aan het ethische kom­ pas van bepaalde delen van de dienst. Hiervan zijn meerdere voorbeel­ den te geven, maar ik volsta met het noemen van de CAF-affaire.

In de fiscale literatuur wordt inmiddels betoogd dat belastingplichtigen en adviseurs niet gebonden zijn aan de fiscale ethiek omdat het op­ treden van de overheid tekortschiet.* Hoewel met name de Belasting­ dienst nu kampt met een significant gebrek aan vertrouwen, is deze logica niets minder dan een kinderachtige drogredenering op basis van een grotendeels onjuiste assumptie. Het is gewoon niet waar dat de wetgever en de Belastingdienst over de linie onethisch bezig zijn. Ik heb begrip voor individuele belastingplichtigen die te maken krijgen met fiscaalrechtelijk wangedrag door de Staat. Als de avondklok luidt, gaat de belastinginspecteur gewoon naar huis terwijl de ongelukkige burger slapeloze nachten heeft.

Echter, dergelijke gevallen bieden geen algemene ontsnappingsclau­ sule voor belastingplichtigen en fiscalisten die aan hun eigen ethische verantwoordelijkheid willen ontkomen. Fout en fout blijft fout.

VI. Vestigingsklimaat als argument In de fiscale discussie komt een bijzondere plaats toe aan het concept van het ‘vestigingsklimaat’. Ik ben nooit een overtuigende definitie hiervan tegengekomen, maar we kunnen ervan uitgaan dat het gaat om hoe attractief Nederland is voor buitenlandse investeerders. Mij valt op dat in fiscale discussies het ‘v-woord’ geregeld wordt ingezet als een troefkaart dat andere argumenten (fair share, fiscale ethiek, publieke opinie, etc.) overtreft. Welnu, het aantrekken van buitenlandse inves­ teerders kan inderdaad gunstig zijn in termen van werkgelegenheid etc. Het vestigingsklimaat is zeker niet onbelangrijk. Tegelijkertijd con­

* Zoals E. Heithuis, ‘Van de splinter en de balk’, WFR 2019/244 en H. Bergman, ‘Ethiek? Prima. Maar de overheid moet ook meedoen’, WFR 2018/240 (verslag ronde tafel).

18 ANDERS: GUNN stateer ik dat dit argument meestal niet wordt uitgewerkt, bijvoorbeeld aan de hand van cijfers.

Een van de vele lessen uit het nationale debat over de afschaffing van de dividendbelasting in 2018, is het ontbreken van echte, wetenschap­ pelijke informatie over de economische gevolgen van de beoogde maat­ regel. Dit gold zowel voor degenen die de belasting wilden behouden als voor de abolitionisten. Er is dringend behoefte aan dit soort onder­ zoek; het alternatief is een fact-free discussie. Daar zit niemand op te wachten.

Gegeven het bovenstaande moeten we kritisch zijn op de bewering dat iets schadelijk is voor het vestigingsklimaat (of juist niet). En nog los daarvan, de omstandigheid dat een bepaalde maatregel over de band genomen problematisch is, verandert in principe niets aan de ethische plichten van alle fiscale partijen.

VII. Tot slot Enfin, voor een onderneming die aan de slag wil met het thema ethiek zijn er legio opties om dit op een betekenisvolle wijze te doen. Het is even worstelen met de materie maar we komen er wel. Immers, wie na al het voorgaande geen ethische strategie kan verzinnen is – bij gebrek aan praktische creativiteit – duidelijk ongeschikt voor het fis­ cale métier.

Publicatiedatum: 9 oktober 2015 Ondertitel: Het wordt eenzaam in de ethiekvrije zone.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 19 Aard van het beestje

Het einde van het BEPS-tijdperk is in zicht. Ik hoorde het juist via het Leidse roddelcircuit, dus het moet wel waar zijn. Het publiek zit welis- waar nog in een verwerkingsproces, maar voor steeds meer specialisten lijkt de strijd te zijn gestreden. En, het is jammer om te moeten consta- teren, de grote hervorming is min of meer mislukt. De principle purpose test is te zwak, ATAD laat zich makkelijk omzeilen en échte transparantie is er nog steeds niet. Alle rulings blijven vooralsnog geheim.

Beste lezer, het zijn niet mijn woorden maar de vrijelijk geparafraseerde sentimenten van een hooggeplaatst iemand bij een van de kantoren. Ik hoorde het van een betrouwbare bron. Ik dacht eerst: dit kan toch niet waar zijn! Na vijf jaar is dit wel een erg zure afdronk van het grote de­ bat over belastingontwijking. Het enige wat echt veranderd is, zo wist mijn bron mij te melden, is de mentaliteit van de fiscalist. Op dat vlak zou wel sprake zijn van een ‘fundamentele’ en ‘blijvende’ verandering. Gewetensonderzoek is in, elk VTO begint met het gezang van engelen en mocht het tóch misgaan, dan is elke woensdag een biechtgelegen­ heid (voor de liefhebber: 16.00 tot 18.00 uur op de gebruikelijke loca­ tie). De normen en waarden van de sector zijn wezenlijk veranderd, dat is althans het verhaal.

Eerlijk gezegd geloof ik hier helemaal niets van.

20 ANDERS: GUNN Nooit waterdicht Of de directe belastingen inmiddels hufterproof zijn, zullen we moe­ ten afwachten. Vermoedelijk niet. BEPS in brede zin heeft een lappen­ deken van regels opgeleverd en het is duidelijk dat we in een soort consolidatiefase zitten: een en ander moet worden geïmplementeerd en pas dan zullen we zien waar en of het schip strandt. Dit laatste zal mede bepaald worden door andere juridische ontwikkelingen (ik noem bijvoorbeeld de evolutie van het leerstuk fraus legis). Verondersteld dat we de vennootschapsbelasting niet afschaffen, wat best denkbaar is ge­ geven alle heisa over het mogelijk opheffen van de dividendbelasting, dan zullen we de komende tien à vijftien jaar nog wel zoet zijn met het uitkristalliseren en -procederen van de nieuwe fiscale status quo. Dat het laatste tot veel gedoe zal leiden, is onvermijdelijk. Belastingregels laten zich bijna altijd omzeilen, zeker als er honderden wetenschappe­ lijk geschoolde belastingadviseurs tegenaan gaan trappen. Er is de af­ gelopen jaren veel gezegd en geschreven over fiscale ethiek, CSR, mvo, etc. De vraag is alleen hoeveel tractie dit heeft in de hearts and minds van de adviespraktijk.

Mijn broeders hoeder Zo om me heen kijkend ben ik een beetje sceptisch. Mag ik dat zeggen? Of is dat te cynisch? Men zegt: ‘ethiek is te vaag, ik adviseer op basis van wet- en regelgeving, niet op basis van modekreten en wishful thinking­ ’. Er is veel te zeggen voor deze ‘ik ben niet mijn broeders hoeder’-­benade­ ring. Zij is in elk geval duidelijk: de belastingadviseur velt géén moreel oordeel over legale structuren. Alles binnen de grenzen van wet en regelgeving­ mag. Voor zover de wettelijk vastgelegde BEPS-regels tekort­ schieten,­ hoeven we dus geen helpende hand te verwachten van de advieswereld.­ Klanten worden geadviseerd (eventueel ook op ethisch vlak als ze daarvoor willen betalen), maar het voorkomen van ontwij­ king is geen doel op zich. Deze legalistische invalshoek is legitiem, maar hij laat weinig plaats voor het morele kompas van de belastingadviseur. Dit heeft enkele gevolgen. Iemand zal de broeder immers moeten hoe­ den. Als de wetgever tekortschiet en de fiscaliteit er niet over gaat, zal het maatschappelijk middenveld (ngo’s en media) moeten inspringen.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 21 Tessa Sinds kort heb ik een adoptiehond genaamd Tessa (ik noem haar Con­ tessa, want dat is chiquer, al maakt zoiets voor een hond weinig uit). Tessa is extreem zachtaardig, betrouwbaar en heeft een grote blaas. Echter, ze heeft een belangrijke onhebbelijkheid te weten haar schier onverzadigbare behoefte aan avontuur. Wie wil er nou op een kus­ sen zitten als je ook dwars tegen het verkeer in over de Witte Singel kunt rennen? Met de wind in het haar en een wanhopig mens achter je aan? Als de voordeur eventjes op een kier staat, ziet Tessa haar kans schoon. Hup, de wereld in. Vervolgens is ze met geen mogelijkheid te vangen. Welnu, zoals Tessa is met deuren zo zijn fiscalisten met mazen in de wet. Ethiek is leuk, fiscale optimalisatie is leuker. Bovendien is het fiscalistenbrein van nature subversief. Een perfect functionerende triple dip met natuurlijke hedging grenst zelfs voor mij aan het hoogst haalbare. Naar loopholes wordt actief gezocht en als er ééntje gevon­ den wordt dan duikt men er met een dikke glimlach in. Geen puppy­ training die hiertegen helpt. Dat is de aard van het beestje.

Scherp houden Een van mijn vrienden zei het al: ‘Aanlijnen die handel!’ En zo is het maar net. Een hondje mag wel loslopen, maar alleen in het park en alleen als ze zeker weten terugkomt als je haar roept. Als het waar is

22 ANDERS: GUNN dat de aandacht voor belastingontwijking over niet al te lange tijd ver­ dwijnt – een hypothese die ik aannemelijk vind – dan zullen we zien of de belastingsector in ethisch optiek zindelijk is. Hopelijk wel, maar waakzaamheid blijft geboden. Ook na BEPS is het kritisch toezicht van ngo’s en media nodig. Want Tessa is een schat, maar zelfbeheersing is niet haar sterkste kant.

Publicatiedatum: 9 april 2018 Ondertitel: Belastingsector moet ook na BEPS worden aangelijnd.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 23 Een wake-up call? Of toch nog even snoozen?

Op 3 april 2016 verschenen de zogeheten Panama Papers. Het betreft stukken afkomstig van een Panamees advieskantoor die laten zien hoe een groot aantal rijke en machtige mensen – zeg maar de 1% – gebruik- maakt van belastingparadijzen. We zijn alweer twee weken verder en de publieke verontwaardiging is nog steeds enorm.

Allereerst, de Panama Papers komen voor mensen in fiscale kringen niet als een verrassing. Wij fiscalisten praten al zeker een jaar of vijf intensief over agressieve tax planning en BEPS, over de publieke opi­ nie en over de rol van de media. Na LuxLeaks vielen nieuwe lekken te verwachten. Sterker nog, een NederLeaks c.q. Dutch Papers zijn haast onvermijdelijk gelet op de omvang van onze advies- en trustsector. De enige vraag is eigenlijk welk kantoor de ongelukkige zal zijn. Het staat buiten kijf dat het ICIJ met de Panama Papers een indrukwekkend en waardevol project heeft afgeleverd: onderzoeksjournalistiek van hoge kwaliteit. Het project werpt uiteraard wel een aantal vragen op. Zo zijn de onderliggende stukken van de Panama Papers niet gepubliceerd. An­ ders dan bij LuxLeaks kunnen derden de verhalen in de krant dus niet verifiëren. Ik krijg hier een ongemakkelijk gevoel van, niet in de laatste plaats omdat het deels gaat om technische kwesties. Het zou me niets verbazen als sommige gevallen uiteindelijk genuanceerder liggen dan ze nu gepresenteerd worden.

24 ANDERS: GUNN ‘Namen en shamen’ en het Noorse model De Panama Papers werpen vragen op over ‘namen en shamen’. Het journalistieke verhaal ontleent zijn kracht vooral aan de concrete voor­ beelden die herkenbaar zijn voor ‘gewone’ mensen. Hoewel de namen en rugnummers een evident publiek belang dienen, moeten we niet vergeten dat sprake is van een behoorlijke schending van de privacy van de betrokken belastingplichtigen. Dat kun je erg vinden of niet, maar er gaan hoe dan ook steeds meer stemmen op voor openheid over de fiscale positie van individuele bedrijven country-by-country( reporting) en individuen (publicatie belastingaangiften of -aanslagen). ‘Dan kun­ nen we de belastingheffing ten minste controleren’, denkt de samen­ leving. Openheid in dit kader is echter zeer controversieel, althans zou dat moeten zijn. Financiële privacy staat bij de gemiddelde Nederlan­ der hoog in het vaandel. Men is (niet geheel ten onrechte) bang dat de buren meekoekeloeren en op de verjaardag gaan zitten roddelen. In Noorwegen ziet men dit anders. Daar zijn de belastinggegevens van iedereen voor iedereen raadpleegbaar via internet. Je kunt als Noor dus precies nagaan hoeveel belasting de burgemeester of de dominee be­ taalt. Het Noorse model heeft zeker voordelen, bijvoorbeeld dat het makkelijker wordt om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te be­ strijden. Immers, werknemers kunnen exact zien hoeveel hun collega’s verdienen en vragen waar nodig om loonsverhoging. De fiscale bijdrage van individuen wordt beter inzichtelijk. In theorie zou dit een preven­ tieve werking kunnen hebben op belastingontwijking. Dit laatste ver­ onderstelt wel dat mogelijke ontwijkers de publieke opinie vrezen, wat niet altijd het geval zal zijn. In de praktijk zal de adviessector op zoek gaan naar manieren om inkomen en vermogen alsnog buiten de reik­ wijdte van publicatie te houden.

Mijn eigen fiscale positie (de problematiek van privacy) Of het Noorse model voor Nederland geschikt is, weet ik niet. Zelfs met alle voordelen voelt het als een paardenmiddel dat veel mensen niet zullen lusten. Volledigheidshalve, ten aanzien van haar eigen gegevens heeft ondergetekende ongeveer evenveel gêne als een Duitser op een naaktstrand. Ik heb niets te verbergen. Sinds het verlaten van de advies­

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 25 praktijk medio 2015 is mijn eigen cash flow praktisch non-existent (want: freelancer en buitenpromovendus) en kruipt mijn vermogen slechts nog met de grootst mogelijke moeite box 3 binnen. De kat wordt van een spaarrekening gevoed. Ik woon in een huis van zo’n twee ton, geen kin­ deren, geen aandelenbezit en helaas wel wat ziektekosten (maar die val­ len onder het medisch geheim en blijven dus tussen mij, een klein leger aan hulpverleners en de plaatselijke inspecteur). Kortom, naar fiscalis­ tenbegrippen hang ik aan de bedelstaf. Ook zonder belasting­paradijs is mijn bijdrage aan de schatkist dit jaar helaas beperkt. Mocht er dus een Nederlandse database met belastingbedragen­ komen, dan wil ik wel dat dit hele verhaal inzichtelijk is. Zonder nadere toelichting staat er name­ lijk: ‘mw. A.F. Gunn, belastbaar inkomen: nagenoeg niks; bijdrage aan de Nederlandse samenleving: dientengevolge nihil’. Zal men zich niet een klein beetje afvragen hoe zoiets kan? Een fiscaal staatssteunexpert die in tijden van Starbucks op de armoedegrens balanceert? (Beetje over- dreven? – red.) Weten we zeker dat er geen geheime Kaaimanrekeningen in het spel zijn? Cijfers geven niet altijd het hele verhaal.

Beste lezer, wat ik mij voorts afvraag: Zou u bereid zijn dit soort infor­ matie op internet te delen? Met cijfers en al? Ook niet als we daarmee ontwijking kunnen tegengaan? Of vindt u mijn ontboezeming vooral ongemakkelijk? Ik namelijk wel en dan zijn de exacte bedragen nog niet eens genoemd. Alles overziend vind ik dat de nadruk in de Panama Papers-discussie moet liggen op:

• het aanpassen van wetten zodat het belastingrecht daadwerkelijk strookt met hetgeen de Nederlandse samenleving rechtvaardig acht; en • een stevige handhaving van deze wetten door de fiscus.

Het is heel gezond om belastingplichtigen (en hun adviseurs, zie onder) aan te spreken op morele aspecten. ‘Namen en shamen’ moet echter geen structureel element worden van ons fiscaal bestel. Hoewel ik een warm voorstander ben van het doorbreken van het inkomenstaboe, ligt mijn prioriteit momenteel niet bij het navolgen van de Noren.

26 ANDERS: GUNN Fiscalisten spelen geen neutrale rol bij belastingontwijking Voor de fiscale sector hebben de Panama Papers gevolgen. Het advi­ seren van fiscale optimalisatie/belastingontwijking is al jarenlang een belangrijk aspect van het fiscale landschap. De gangbare benadering was altijd: de wet is leidend. Over de maatschappelijke houdbaarheid van structuren is nauwelijks nagedacht, want ethiek was voor veel vak­ broeders (m/v) hoogstens een irritant gezoem van collega’s die het, bij gebrek aan hyena-instinct, toch nooit tot partner zouden schoppen. Maar de tijden veranderen. Terecht, want de fiscalist is geen ‘neutrale’ factor waar het gaat om belastingontwijking. Fiscale structuren, ook de agressieve, worden door fiscalisten bedacht en begeleid. Zonder ad­ vieskantoren geen Panama Papers. Ooit hoorde ik iemand zeggen dat planning niet aan de adviseurs mag worden toegerekend omdat de on­ derliggende loopholes er altijd al waren. Erg overtuigend vind ik zo’n benadering niet. Ter vergelijking: al zit het standbeeld van meet af aan verstopt in het grote blok marmer, er is toch echt een Michelangelo nodig om het eruit te hakken. Geen mens die in dat geval het belang van de kunstenaar ontkent.

De rol van de commerciële fiscaliteit bij het lek prikken van het inter­ nationaal belastingsysteem is niet te overschatten. Maar er speelt nog een ander mechanisme, te weten het ‘normaliserend effect’ van be­ lastingadviseurs. Als de betrouwbare witte man een slidedeck vol met ‘tax solutions’ komt presenteren, in een donkerblauw pak van Oger en keurige monkstrapjes van Church (dat zijn schoenen – red.) dan zeg je als klant niet meteen: ‘Oei, hier komt iemand met een belastingontwij­ kingsconstructie.’ Hoe moet een fiscale leek, ik denk bijvoorbeeld aan een voetballer of een industrieel ondernemer, weten dat het gebruik van een belastingparadijs soms helemaal niet zo ‘normaal’ is? De kans op ontwijking neemt hierdoor toe.

Hand in eigen boezem? Stel dat de fiscale sector binnenkortzelf volop onder vuur komt te lig­ gen. Welke reactie kunnen we dan verwachten van de vakbroeders (m/v)? Als het aan mij lag, luidde het antwoord op deze vraag als volgt:

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 27 ‘De fiscaliteit speelt een zeer belangrijke rol in het huidige maat­ schappelijke debat. Het is de dure plicht van fiscalisten om te zor­ gen dat het debat op een afgewogen en verstandige wijze gevoerd wordt, zonder dat het momentum vervliegt en het probleem van be­ lastingontwijking wederom onopgelost blijft. Nuance is essentieel. Fiscalisten kunnen duiding geven en context schetsen, en – waar nodig – tegengas bieden aan de waan van de dag. Naast dit alles zouden fiscalisten veel meer moeten reflecteren op hun eigen ­po sitie en rol bij het fenomeen van belastingontwijking. Ook bij de belastingadvieskantoren moet een mentaliteitsverandering komen waaraan men gevolgen durft te verbinden. O, en het goede nieuws is dat de SOB-opleiding van junior adviseurs vanaf 2017 een ver­ plichte tweedaagse cursus organiseert op Slot Zeist. Ik heb begrepen dat Gribnau en Happé allebei hebben toegezegd.’

Tot zover wat ik graag zou willen horen.

Wat ik echter verwacht is een oorverdovende stilte met soms een gepo­ lijste interventie van één van ’s-lands welbespraakte woordvoerders. Al jaren is het adagium: ‘Wie geschoren wordt, moet stil zitten.’ Lafjes? Wel een beetje, ja. Maar laten we eerlijk zijn: dit is in veel opzichten een beproefde strategie, kijk naar de bankiers. Op gegeven moment zal de focus terugkeren naar en de Syrische vluchtelingen, en zijn de Panama Papers ancient history. Wordt het dan weer business as usual voor de belastingadviseurs? Maatschappelijk bezien is dit geen wenselijke uitkomst, maar ik vrees het ergste. Misschien ben ik te cy­ nisch. Feit blijft dat fiscalisten nu voor een keuze staan: Deel van de oplossing of deel van het probleem? Mijn voorkeur moge duidelijk zijn.

Publicatiedatum: 15 april 2016 Artikel104.nl is in technisch opzicht in staat om redelijke grote hoeveelheden data te lekken, mocht dat ooit nodig zijn.

28 ANDERS: GUNN Dubbele petten en de belastingwetenschap

In Nederland bestaat een nauwe relatie tussen de wetenschap en de fis- cale praktijk. Veel van de bewoners van de universitaire afdelingen be- lastingrecht staan op de loonlijst van een belastingadvieskantoor. Dit is geen geheim. Nevenfuncties worden op de website van de universiteiten geplaatst, al bieden de LinkedIn-profielen van betrokkenen een nog be- ter beeld. Het hebben van een ‘dubbele pet’ is iets om trots op te zijn, althans dat vinden de fiscalisten zelf…

In toenemende mate zet de buitenwacht echter vraagtekens bij het fe­ nomeen van ‘meerpettigheid’. Gevreesd wordt voor belangenverstren­ geling. Meer dan ooit klinkt vanuit de maatschappij de roep om feiten en onafhankelijk onderzoek. Men wil kunnen vertrouwen op de inte­ griteit van de onderzoeker. De vraag is: voldoet de Nederlandse belas­ tingwetenschap aan deze behoefte? En zo niet, wat daaraan te doen?

Wat is de ‘belastingwetenschap’? Voordat ik verder ga is het zinnig om stil te staan bij de vraag naar het begrip ‘belastingwetenschap’ zelf. In de huidige context heeft dit een eigen, brede betekenis, dus inclusief de zogeheten vakliteratuur. Het verschil tussen wetenschappelijke literatuur en vakliteratuur is volgens mij vooral een methodologische. In het eerste geval wordt aan de hand van specifieke methoden getracht om een bepaalde stelling te bewij­ zen of ontkrachten; bij het tweede gaat het doorgaans om een prakti­ sche analyse en toepassing van (bestaand) positiefrecht. De Nederlandse

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 29 vakliteratuur is als Wikipedia: vanuit verschillende hoeken draagt een bonte verzameling fiscalisten bij aan de som van de kennis van het Ne­ derlandse belastingrecht. Afzonderlijke bijdragen zijn wellicht wat een­ zijdig, maar als het goed is, ontstaat een soort evenwicht doordat een andere auteur, de rechtspraak of de wetgever tegengas geeft. Het is een luxepositie dat zelfs relatief obscure krochten van ons stelsel meestal ergens in de vakliteratuur besproken zijn. Het leeuwendeel van wat er in de Nederlandse fiscale pers verschijnt, is vakliteratuur. Dit geldt voor alle noten en annotaties, de fiscale handboeken en compendia en bepaalde artikelen in het Weekblad Fiscaal Recht. Daarnaast hebben sommige proefschriften in bepaalde opzichten een vaktechnische in­ slag: positiefrechtelijk, praktijkgericht, voorstellen om bestaande wet­ geving te ‘tweaken’ en veel overzichten. Vakliteratuur – de naam zegt het al – wordt in de eerste plaats geschreven door vakmensen. Ik durf echter de stelling aan dat een deel van de productie van de ‘echte weten­ schappers’ op de loonlijst van de Academie, eigenlijk ook in de vaklite­ raire hoek zit. Zonder deze kwestie verder te willen uitwerken, denk ik dat dit een negatief effect heeft op de diversiteit van het fiscale discours.

Voordelen van ‘dubbele petten’ Dit stuk belicht enkele nadelen van de betrokkenheid van (commer­ ciële) praktijkfiscalisten bij de belastingwetenschap. Om een eenzijdig beeld te voorkomen, roep ik echter in herinnering dat de betrokkenheid van praktijkfiscalisten bij de belastingwetenschap/literatuur (ik hanteer deze begrippen als synoniemen) belangrijke voordelen kent, zoals:

• Zorgen voor aansluiting tussen de literatuur/onderzoek met wat in ’t echt speelt. • Inzicht bieden in hoe regelingen worden mis-/gebruikt (‘trucjes’). • Zicht op marktontwikkelingen (goed voor het ontwikkelen van een langetermijnvisie). • Contact met internationale collega’s (hierdoor worden inzichten uit het buitenland naar Nederland gehaald). • Signaleren van interacties tussen Nederlands beleid en buiten­ landse wetgeving.

30 ANDERS: GUNN Vooral bij de eerste twee punten is een spanning voelbaar tussen ‘van­ uit eigen ervaring weten wat er speelt’ en onafhankelijkheid. Zonder de fiscale praktijk was de Nederlandse belastingwetenschap in elk ge­ val een stuk minder imposant. Veel publicaties zouden eenvoudigweg niet tot stand komen. Een beetje arrest wordt tegenwoordig geanno­ teerd in V-N, NTFR, FED en BNB (meestal in die volgorde). Dit kan dou­ blures geven, maar deze pluriformiteit geeft ruimte voor verschillende perspectieven en zorgt dus voor wat checks and balances binnen de belastingwetenschap zelf. Maar dit vereist dus wel dat er mensen zijn die al die bladen kunnen volschrijven. In het geval van de universitei­ ten geldt bovendien dat een belangrijk deel van het onderwijs zonder hulp van alle ‘praktijkdocenten’ stil zou komen te liggen. Net als de uitgevers zijn de universiteiten niet in de gelegenheid om een markt­ conforme vergoeding te geven voor het werk dat door al die praktijk­ mensen verzet wordt.

Gebrek aan fiscale diversiteit ‘Wiens brood men eet diens woord men spreekt’, zo luidt het gezegde. Het is goed bewaard geheim dat het schrijven van stukken in financiële zin minder lucratief is dan het hebben van een krantenwijk. Vaklite­ ratuur is meestal liefdewerk oud papier, met als bijkomend voordeel dat schrijvers zich kunnen ‘profileren’ ten opzichte van concullega’s/­ collega’s en potentiële klanten. Dit heeft gevolgen voor het soort stuk­ ken dat geschreven wordt: het is leuker om goed nieuws te brengen. Voorts heb ik gemerkt dat de belastingsector een nogal homogeen fis­ caal wereldbeeld heeft. Toen een bekende hoogleraar internationaal belastingrecht mij een paar jaar geleden de volstrekt onbetamelijke vraag stelde: ‘Op welke politieke partij stem je?’ en ik zei: ‘GroenLinks’ was de consternatie groot. Een beetje fiscalist stemt toch CDA, VVD of anders SGP. Het is duidelijk dat het gebrek aan fiscale diversiteit de ge­ varen die gepaard gaan met het dubbelepettenfenomeen (bijvoorbeeld tunnel­visie en groepsdenken) vergroot. Als auteurs bovendien stelsel­ matig de ‘nare’ onderwerpen overslaan, ontstaan mogelijk gaten in de kennis over het belastingrecht. Dit laatste kan gevolgen hebben voor de ontwikkeling van het Nederlandse belastingrecht als zodanig. Vergeet

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 31 niet dat al die vakliteraire bijdragen hun weerslag hebben op het be­ lastingrecht. Ik denk bijvoorbeeld aan de wetgever die naar aanleiding van een bepaalde column in Vakstudie Nieuws een (niet eerder aan het licht gekomen) lek in een populaire fiscale faciliteit dicht. Zou het toe­ val zijn dat de auteur van dat stuk als ‘één-petter’ niet op de loonlijst van een advieskantoor staat?

Doodzwijgen Het beste voorbeeld van het doodzwijgen van een onwelgevallige ont­ wikkeling is naar mijn mening te vinden in het fiscaal staatssteunrecht. Al in 1998 publiceerde de Europese Commissie haar Mededeling over de toepassing van het staatssteunverbod op directe belastingmaatrege­ len. Ik ben ervan overtuigd dat als deze Mededeling fiscale ‘opportuni­ ties’ zou hebben geboden (quod non) zij op veel aandacht had kunnen rekenen vanuit de vakliteratuur. Anders dan de fundamentele vrijhe­ den – die de nodige inkt hebben doen vloeien – is staatssteun per definitie een slechtnieuwsshow voor belastingplichtigen. Ondanks het feit dat er gedurende de afgelopen vijftien jaar verschillende in het oog springende fiscale staatssteunzaken speelden, kon het EU-steunverbod zich ontpoppen in een heuse fiscale blinde vlek. De gevolgen van het laatste beginnen zich inmiddels af te tekenen. De Europese Commissie- onderzoeken naar Apple, Amazon, Fiat en Starbucks kwamen als een onaangename verrassing. Belastingplichtigen voelen zich overvallen. Het is alsof het Europese bedrijfsleven slaapwandelend een mijnen­ veld is ingelopen, nu wakker schrikt van de eerste knallen en zich ver­ twijfeld afvraagt: ‘Wie is de volgende?’ De situatie die is ontstaan op het vlak van fiscale staatssteun is volstrekt onacceptabel. Hoe is het in vredesnaam mogelijk dat we de problematiek van fiscale steun niet hebben zien aankomen? Als reeds in 1998 aandacht was besteed aan fiscale steun, bijvoorbeeld als onderdeel van de reguliere risicomanage­ mentstructuren (bijvoorbeeld het Tax Control Framework), dan was de situatie nu wezenlijk anders geweest. Naast het feit dat verboden steun schadelijk is (denk aan de positie van concurrenten), maakt het feit dat veel bedrijven geen grip hebben op staatssteun het bedrijfsleven kwets­ baar. Het is te makkelijk en bovendien onterecht als fiscaliteit nu met

32 ANDERS: GUNN een boos vingertje te wijzen naar de Europese Commissie. Naast de lid­ staten zijn het de belastingadviseurs en -wetenschappers die hier een steek hebben laten vallen. Het is tijd dat de belastingrechtelijke sector de hand in eigen boezem steekt en zich bezint over hoe een herhaling van dit debacle te voorkomen.

Lessen van de bankencrisis Belangenverstrengeling brengt ook andere risico’s mee. In een situatie waarbij het gros van de fiscale auteurs een dubbele pet heeft, is de kans op dogma’s en groepsdenken groot. In dat opzicht zie ik een parallel met de bankensector. Bij de banken ging het om absurde financiële pro­ ducten die voor gewone mensen ondoorgrondelijk (doch zeer riskant) bleken. Dezelfde obscuriteit speelt bij het belastingrecht. Ik kwam hier laatst weer achter toen ik twee vriendinnen op een Leids terras pro­ beerde duidelijk te maken waarom het krijgen een ‘tax ­ruling’ ter zake van ‘transfer pricing’ niet per se iets met ‘brievenbusmaatschappijen’ van doen heeft (voor de goede orde: zij zijn zélf over deze materie be­ gonnen, ik had liever ons eerdere gespreksonderwerp – bizarre huwe­ lijkstatoeages – willen uitdiepen). In de context van de bankencrisis hebben velen zich verbaasd hoezeer de bankiers waren opgegaan in een zelfverzonnen sprookjesparadijs. Voor iedereen die werkzaam is in de belastingsector moet het falen van de banken een waarschuwing zijn. Zonder overdrijven, het is onze dure plicht om niet in dezelfde val te trappen. Evenmin als de bankiers kunnen wij erop vertrouwen dat de sector per definitie eventuele risico’s zal zien, en een evenwichtige vakliteratuur kan daarbij helpen.

Wat te doen? Op deze plaats wil ik daarom graag twee suggesties doen. Ze zijn simpel, niet-controversieel en kunnen meteen worden toegepast.

• Expliciteren voor- en tegenargumenten Veel vakliteraire bijdragen zijn eenzijdig. Dus: alleen de argumen­ ten geven vóór het eigen standpunt en niet ingaan op de tegen­­­ argu­menten. Dit draagt bij aan tunnelvisie. Mijn voorstel is daar­

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 33 om om te rade te gaan bij de methodiek van wetenschappelijke artikelen, en in élk vaktechnisch artikel ten minste twee ‘tegen­ argu­men­ten’ te noemen. Ik nodig auteurs dus uit om vaker de advocaat van de duivel te spelen.

• Sterker sturende redacties De selectie van de vaktechnische onderwerpen waaraan in de litera­tuur aandacht wordt besteed is momenteel vrij arbitrair. Over het algemeen geldt: wie wat heeft, mag ’t insturen. Op zich ben ik voorstander van deze democratische benadering, maar ik vind wel dat de verschillende redacties een sterkere rol kunnen spelen op het punt van evenwicht. Overwogen kan worden om aanvullende of tegengestelde perspectieven te belichten door ­actief op zoek te gaan naar schrijvers (mensen uitnodigen). Een andere oplossing is om de oorspronkelijke auteur te vragen om een mede-auteur te zoeken met een andere (fiscale) achtergrond.

Publicatiedatum: 12 juni 2015 Ondertitel: Een onfortuinlijke combinatie?

34 ANDERS: GUNN Kanarie in de mijn

‘Oxfam is aan de top van haar fiscale invloed, vanaf nu wordt het alleen maar minder.’ Zoiets las ik laatst, ik weet niet meer waar. Kennelijk leeft de gedachte dat deze ngo – en nu niet slechts in belastingkringen con- troversieel – als gangmaker van de strijd om de grondslag, over is. Goed nieuws, zullen sommigen zeggen, want nu kunnen de volwassenen het weer overnemen.

Vooropgesteld, de rol van ngo’s als spelers in het fiscale debat lijkt inderdaad te veranderen. Heeft de staatssecretaris niet net een Hele Lange Notitie opgesteld, met allerlei plannen om onze status als belas­ tingparadijs te verhelpen? Veel van de genoemde maatregelen – de introductie van bronheffingen bijvoorbeeld – komen tegemoet aan de eisen die ngo’s en andere progressievelingen al geruime tijd aandragen. De discussie over de dividendbelasting (eind 2017) laat bovendien zien dat de fiscaliteit inmiddels bij ‘gewone’ mensen geland is, om van de rulingpraktijk te zwijgen. Ten opzichte van een paar jaar geleden is er wel degelijk iets veranderd.

Back to basics Kan Oxfam zich eindelijk bezighouden met meer zinnige zaken dan – ik noem maar wat – onzakelijke omleidingen? Waterputten slaan, of zo, iets waar zelfs de meest cynische kapitalist niet tegen kan zijn? Van een prominente ngo in een niet nader te noemen buitenland weet ik dat het tax team inmiddels is ontbonden. De schaarse (onderzoeks) middelen worden elders ingezet. Of dit representatief is voor het bre­

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 35 dere Tax Justice Network (TJN) betwijfel ik overigens wel; met de komst van Arnold Merkies (voorheen TK-lid voor de SP) als coördinator van het Nederlandse TJN, is een zwaargewicht binnengehaald. Een paar jaar geleden ben ik bij Merkies op audiëntie geweest (over de publicatie van APA’s), en ik mocht hem wel. Hij heeft zich als een tomaatrode pit­ bull vastgebeten in de fiscale materie, grotendeels zonder de bijstand van het gratis advies van belastingadviseurs (in SP-kringen schijnen die schaarser te zijn dan bij de VVD). Met goed gevolg, zou ik zeggen, al zit­ ten mijn vakbroeders niet te wachten op nog meer linkse interventies.

Zelfreinigend vermogen van de sector? Seriously?! Binnen de belastingbubbel bestaat de indruk dat fiscalisten a. het licht nu wel hebben gezien, en b. nooit weer van het rechte pad zullen ge­ raken en/of dat c. ethiek hoogstens nog een deuropener is voor de ac­ quirerende belastingadviseur. Damascus is zo gezegd in zicht, compleet met maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) en conservatieve transfer pricing. De resterende kloof tussen het rechtvaardigheidsge­ voel van burgers en het bedrag onder de streep, komt gewoon door slechte berichtgeving en fake news van de PvdA. In de nadagen van BEPS – zo zou je haast geloven – kan de burger weer rustig slapen gaan, althans voor wat betreft het internationaal belastingrecht.

Klink ik nu bitter? Excuses, ik mik slechts op licht sarcastisch. Enige kritiek op het zelfvoldane ‘ngo’s hebben we niet meer nodig’-discours is in elk geval gepast. Kijk, dat fiscalisten inmiddels zijn uitgeBEPSt, wil niet zeggen dat de onderliggende problemen – belastingontwijking, gebrek aan transparantie, de ondoorzichtige Haagse lobbycultuur en het verlies van het publieke vertrouwen – zijn opgelost. Als we niet opletten, bestaat het risico dat alles over een paar jaar weer bij het oude is. Tax plannen blijft leuk voor fiscalisten en lucratief voor be­ lastingplichtigen. En juist omdat een vos zijn haren verliest maar niet zijn streken, is waakzaamheid geboden. Veel van de verdiensten van het BEPS-project zijn inmiddels verzilverd in de vorm van wetgeving en aanpassingen in belastingverdragen. Deze laten zich niet zomaar terugdraaien. Bij fiscale ethiek ligt dit anders. Als over vijf jaar de aan­

36 ANDERS: GUNN dacht van de buitenwacht verslapt, is de kans op een fiscaal-morele terugval groot. De gedachte dat belastingplichtigen ‘alleen aan wet- en regelgeving gebonden zijn’ en dat maximaal doorplannen toppie is, mits binnen deze grenzen, blijft verleidelijk – zeker als er geld mee te verdienen is.

Organisaties als Oxfam houden ons bij de les.

Publicatiedatum: 22 maart 2018 Ondertitel: De fiscale rol van Oxfam is nog lang niet uitgespeeld.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 37 Het feest van de eeuw

‘Heb je ook een uitnodiging gekregen voor de verjaardag van de Hoge Raad?’ Vermoedelijk was het de belastingchroniqueur die mij deze vraag als eerste stelde, enkele weken geleden. ‘Uitnodiging? Nee, hoezo?’ Ik was me van geen kwaad bewust, arm schaap dat ik ben. Aan de andere zijde van de tafel was het even stil, maar mijn gesprekspartner keek mij wel meewarig aan, alsof te zeggen: ‘U bestudeert uw vakliteratuur hele- maal niet meer?’

Wie deze week de blaadjes leest kan er niet omheen: de Belastingkamer bestaat 100 jaar! Maar helaas: geen uitnodiging. Naarmate de dagen vorderden werd mijn uitgesproken verontwaardiging (en daarmee de overlast voor mijn collega’s) groter. ‘Anna, het is gewoon openbaar hoor, je moet je alleen even opgeven. En anders ga je toch gewoon? Doe maar net alsof je bij de catering hoort, er is toch niemand die jou kent.’ Vroe­ ger heb ik met regelmaat een feestje gecrasht, maar toen was ik 15 (niet 35) en betrof het rokerige concertzaaltjes in Leiden en niet de Hoge Raad der Nederlanden.

Hoge Raad-gerelateerde activiteiten spreken tot de verbeelding. Een kijkje in de keuken van ons hoogste rechtsorgaan. Achter de schermen en onder de toga: daar ligt het geheim van de raadkamer. Ik ben geen kenner van het cassatierecht. Wie wat waarmee wijst of neemt? Ik zou het niet kunnen zeggen. Wel weet ik dat de Hoge Raad juist nu, in tij­ den van BEPS, een zeer belangrijke maatschappelijke functie heeft. Ik zal dit hierna toelichten.

38 ANDERS: GUNN Om te beginnen, de publieke aversie tegen belastingontwijking en an­ der fiscaal cynisme is momenteel enorm. Men heeft genoeg van be­ drijven als Google en Starbucks die werk maken van hun fiscale op­ timalisatie en aldus zo min mogelijk bijdragen aan de schatkist. Dat structuren vaak legaal zijn maakt de woede des te groter: kennelijk worden er trucjes uitgehaald (deze conclusie is gauw getrokken). Het beeld dringt zich op van de fiscalist die zo goed is in het invullen van aangiftebiljetten dat hij er een Audi aan overhoudt.

Dubbele moraal? Of een kwestie van proportionaliteit? De heersende leer in Belastingland is dat belastingontwijking onder na­ genoeg alle omstandigheden oké is (want legaal). Dat een bedrijf om ethische redenen wellicht ‘een stapje verder gaat’ door niet te optima­ liseren, is hoogstens een nice to have. Als uitgangspunt mogen belas­ tingplichtigen echter de grens opzoeken, iets waar vervolgens niemand kritiek op mag hebben. Het moge duidelijk zijn dat deze benadering zeer ver verwijderd is van de beleving van de gemiddelde Nederlander. Die beschouwt ontwijking niet als een onschuldig recht, maar als een moreel verwerpelijke ondermijning van onze rechtsstaat. De sterkste schouders behoren de zwaarste lasten te dragen en hun fair share bij te dragen, dat is de – niet geheel onlogische – gedachte. Men ervaart een verschil tussen de positie van een groot bedrijf en die van een ge­ wone burger (laten we zeggen iemand die modaal verdient of van een AOW-uitkering leeft). Belastingontwijking door de eerste categorie is zeer problematisch terwijl voor de tweede groep nog wel een oogje wordt toegeknepen. Dit stuit in fiscale kringen op het verwijt van een dubbele moraal. Waarom zou de ene belastingplichtige mogen ontwij­ ken en de andere niet? Persoonlijk vind ik deze (ogenschijnlijk tegen­ strijdige) positie allesbehalve paradoxaal. Vanzelfsprekend kun je in beide gevallen een discussie voeren over belastingontwijking. Echter, wat de nationale onderbuik terecht signaleert, is dat de impact van een miljardenstructuur veel groter is dan die van een IB-ondernemertje dat met behulp van de Elsevier Almanak op zoek gaat naar extra aftrekpos­ ten. Een vergelijking tussen een multinational en iemand die op zoek

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 39 naar goedkopere benzine over de grens gaat tanken, vind ik in deze context weinig overtuigend.

Hoopgevend arrest Is de Nederlandse schatkist weerloos tegen maas-azende ontwijkers? Allerminst. Door middel van het leerstuk fraus legis (dat expliciet is ont­ wikkeld om wetsmisbruik te voorkomen) en door een verstandige toe­ passing van wetsinterpretatie, kunnen uitwassen vaak voorkomen wor­ den. Hoopgevend is bijvoorbeeld het arrest BNB 2016/30. Daar dreigde een (evident en onbedoeld) lek in de omgang met voorvoegingsverlie­ zen. Om een lang verhaal kort te maken: de Hoge Raad voorkwam de loophole door in zijn interpretatie aansluiting te zoeken bij de wetsge­ schiedenis en -systematiek. Uit betrouwbare bronnen het ik vernomen dat ‘de praktijk’ sowieso al wist dat deze planningsmogelijkheid niet goudgerand was, al was een enkeling in de belastingsector misschien een beetje teleurgesteld. Alles overziend is het goed dat de Hoge Raad voor deze structuur een stokje heeft kunnen steken.

Maar niet iedereen was even enthousiast over de bovenbedoelde op­ lossing. De redactie van Vakstudie Nieuws kwam bijvoorbeeld met dit juweeltje (V-N 2015/57.12; het zal de lezer zeker nieuwsgierig maken naar de tekst van het arrest):

‘Met dit soort arresten vraagt men zich af waarom wij nog wetten (in formele zin) maken in dit land, want de woorden die de wet­ gever kiest, doen er kennelijk niet (meer) toe. Het lijkt erop dat de Hoge Raad lonkt naar het Angelsaksische systeem, waarin het recht (in beginsel) alleen kan worden gekend door eindeloze reeksen uit­ spraken en arresten te raadplegen. In zo’n systeem is de rol van de rechter uiteraard pregnanter dan in een systeem, waarin het recht primair wordt gekend uit wetten (in formele zin) en de rol van de rechter “slechts” die van uitlegger van de wet is. Dit laatste is al­ tijd de continentaal Europese rechtstraditie geweest. Maar de Ne­ derlandse Hoge Raad morrelt hier met enige regelmaat aan. In het hierboven opgenomen arrest dus weer.’

40 ANDERS: GUNN Ik weet nog steeds niet wat bedoeld wordt met de verwijzing naar het ‘Angelsaksische systeem’ (de Britten hebben een tax code van meer dan 17.000 pagina’s dus ik waag te betwijfelen dat het recht aldaar slechts uit de jurisprudentie kan worden gekend) of met ‘de’ continentaal Eu­ ropese rechtstraditie. Maar de strekking is duidelijk – en overtrokken. Gelukkig zat de annotator in BNB (in de persoon van Willibrord Egelie) er wat nuchterder in:

‘Hoewel de wetgever hier zeker het nodige valt aan te rekenen en men dit soort hoogst ongelukkige missers slechts kan betreuren meen ik toch dat de Hoge Raad hier, gegeven de door hem in acht te nemen interpretatiemethoden, tot een alleszins verantwoord oor­ deel is gekomen. (…) Het gaat mij dan ook te ver om te beweren dat de Hoge Raad in dit arrest teleologisch en wetshistorisch verder gaat dan hij gewoon is te doen.’

Met andere woorden: de Hoge Raad heeft gewoon zijn werk gedaan, niets meer en niets minder. Een geruststellende gedachte, die ik – als ik aan de borreltafel weer eens word aangesproken over BEPS en de staat van de fiscaliteit – mijn gesprekspartners bij wijze van positieve noot kan meegeven. Als ik de Belastingkamer kon aansporen tot meer van dit soort arresten, dan zou ik het doen! Op naar de volgende 100 jaar.

Publicatiedatum: 31 maart 2016 Ondertitel: BNB 2016/30 blijft een controversieel arrest; vgl. BNB 2018/205.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 41

Meta­ fiscaliteit

Denkend aan donderdag

Donderdag is vakliteratuurdag, dat weet iedereen. Nu ik vaker thuis werk, heb ik de mogelijkheid om naast de brievenbus te wachten op de postbode. De hoeveelheden kunnen aanzienlijk zijn, en een ongeluk zit dus in een klein hoekje. Zo werd mijn kat Dapper, die al jaren op de deur- mat slaapt, onaangenaam verrast door een plaatselijke bui bestaande uit NTFR, NTFR Beschouwingen en Vakstudie Nieuws (inclusief een bijzon- der nummer) en de Highlights & Insights.

Ik heb de laatste tijd geschreven over vakliteratuur en belastingweten­ schap alsmede over het fenomeen van het vaktechnisch overleg (VTO). Gelet op het belang van beide onderwerpen verbaast het mij dat er niet vaker over gepubliceerd wordt. De kwaliteit van het belastingrecht wordt immers in belangrijke mate bepaald door hoe men (adviseurs, de Belastingdienst) vaktechniek* vanuit de loopgraven weet om te zet­ ten in praktische rechtstoepassing. De ontwikkelingen gaan snel maar niet alle ontwikkelingen zijn relevant. Er is dus kaf om van het koren te scheiden.

Information overload Fiscaal recht gaat gepaard met veel leeswerk. Elke fiscalist heeft in dit verband een totemdier. Zo beschouw ik mijzelf als een panda met een

* Onder ‘vaktechniek’ versta ik niet alleen de literatuur maar ook de rechtspraak, wet- en regelgeving, de verdragen, etc. Al deze elementen horen immers thuis in de fiscale gereed- schapskist.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 45 specialistisch dieet van staatssteunscheuten. Ik ken daarnaast meer­ dere omnivoren, een truffelvarken (altijd op zoek naar ideeën om te jatten) en een verwende kat die uitsluitend verse Haagse arresten lust. Gelukkig biedt de vakliteratuur voor elk wat wils. In heb me nooit ver­ diept in de genesis van de vakbladen, maar ik vermoed dat Vakstudie Nieuws of BNB de langste staat van dienst hebben. De afgelopen ja­ ren zagen we echter de opkomst van verschillende nieuwe vaktechni­ sche formats. Ik denk aan het webplatform Taxlive.nl, de NTFR Fiscaal Journaals en aan TaxTalks. Deze publicaties worden ondersteund door commer­ciële uitgevers (respectievelijk Wolters Kluwer, Sdu en Licent Academy). Daarnaast ligt het ontstaan van meer onafhankelijke fiscale blogs voor de hand. De informatieberg wordt er niet kleiner op, maar ik wacht verwachtingsvol op het ontstaan van een fiscale GeenStijl.

Achterstallig onderhoud Het nadeel van zoveel vaktechniek is evident: de lezers haken op gege­ ven moment af. Er zijn gewoon grenzen aan wat je in een week kunt verwerken. Ken jij je eigen ondergrens? Bij mij is het bare minimum het scannen van de voetnoten in de hoop/vrees dat ik ergens genoemd word (dat is nooit het geval, maar hoop doet leven). Dat en de EU-rechtelijke ontwikkelingen. Geen btw, geen loonbelasting, geen transfer pricing. En ik beken: de ‘leuk om later te lezen’-stapel verdween onlangs ook in huize Gunn in de prullenbak. Zulks vanwege de brandveiligheid.

Gek genoeg voelen sommige fiscalisten zich schuldig over hun half­ bakken grip op de vakliteratuur (of is dit projectie?). Indachtig het ‘altijd alles’-beginsel is het ideaal namelijk dat de fiscalist geen letter over­ slaat. ‘Je wordt geacht alles in de V-N paraat te hebben’, zei iemand op mijn eerste werkdag. Waarom sturen werkgevers anders al die blaadjes op? Het is mission impossible! En om met Lenin te spreken: Wat te doen? De toegevoegde waarde van alles ‘op hoofdlijnen’ bekijken, is in elk geval twijfelachtig. Er was eens een VTO-voorzitter die de goegemeente letterlijk smeekte om iets te zeggen over een bepaald stuk in het WFR. Uit pure ellende werd van links naar rechts het rijtje afgegaan totdat iemand zei: ‘Ik wil wel een voorzet doen, maar ik heb het maar voor de

46 ANDERS: GUNN helft gelezen.’ Zoiets roept natuurlijk vragen op. Welke helft? Waarom ben je halverwege gestopt? Ben je helemaal gek geworden?!

Overigens zouden zowel de auteurs als de desbetreffende redacteur bij zichzelf te rade moeten gaan op het punt van de spanningsboog van het voornoemde artikel, want er is duidelijk iets niet op orde.

De schaamte voorbij! In het licht van het voorgaande is er slechts één oplossing: een gerichte en vooral realistische leesstrategie. Doorbreek het laatste belasting­ rechtelijk taboe en accepteer dat het onmogelijk is om alles te lezen. Maak de schifting, het mag. Bijvoorbeeld: wel de arresten, niet de lagere rechtspraak. Wel stukken waarin iets nieuws wordt beweerd, geen over­ zichtsartikelen. Wel nieuwe wetgeving, niet concepten. Wel de leuke columns, niet het saaie prut. Opmerkingen als: ‘Ja, ik heb er even high level doorheen gebladerd’, kunnen achterwege blijven.* Voortaan geldt zonder gêne: ‘Voor mij is dit niet relevant.’

* Ook ten overstaan van verwachtingsvolle auteurs. De keer dat ik het stuk van één van mijn liefste fiscale vriendjes niet had gelezen en me met platitudes moest ‘redden’ blijft pijnlijk.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 47 Voorts bepleit ik een tweewekenregel: alle blaadjes – gelezen of niet – moeten na twee weken het huis uit. Het alternatief is een rottende hoop tweederangsproza waar zelfs de kattenbak niets aan heeft nu al­ les is gedrukt op glimmend papier. Standvastig doorhozen helpt op ge­ geven moment niet meer. Haal diep adem, het beste wat je nu kunt doen is alles rücksichtslos weggooien. Aanstaande donderdag komt er toch weer een nieuwe lading.

Publicatiedatum: 16 juli 2015 Ondertitel: Over fiscalisten en hun vakliteratuur.

48 ANDERS: GUNN Vakliteratuur, diversiteit & dubbele petten

Laatst had ik een etentje met enkele fiscale schrijvers en wat bekenden uit de uitgeverswereld. Waarom wij in Amsterdam aan tafel schoven, laat ik even in het midden, maar zo rond het hoofdgerecht (zalm, parelhoen of een ongedefinieerd iets gemaakt van gerst) wierp een van de disgenoten een interessante vraag op: Hoe belangrijk is het dat alle fiscale ‘bloed- groepen’ (zie onder) vertegenwoordigd zijn bij het schrijven van noten en commentaren op de wekelijkse portie belastingrecht? Een gezonde mix van perspectieven is natuurlijk wenselijk, maar betekent dat per se iets voor de bemensing van de schrijversstal?

Over de bovenstaande kwestie, die ik globaal samenvat als de proble­ matiek van de ‘vakliteraire diversiteit’, wil ik enkele observaties ma­ ken. Allereerst, de thematiek van vakliteratuur is een kernthema voor Artikel104. Ik heb meerdere artikelen gepubliceerd die het fenomeen van de wekelijkse belastingblaadjes bespreken. Onder meer heb ik het gehad over de perfecte noot, een leesstrategie voor de vaktechniek, een survival guide voor VTO’s en het belang van balans in de vakliteratuur. Ook heb ik gekeken naar ethiek en VTO’s, en naar de toekomst van het uitgeverslandschap. Vakliteratuur blijft mij boeien.

Belang van vakliteratuur Mijn visie op vakliteratuur is redelijk simpel. In de eerste plaats is evident dat de literatuur invloed heeft op de ontwikkeling van het Neder­landse belastingrecht. De wijze waarop de redactie van Vakstudie Nieuws en

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 49 de schrijvers bij NTFR en NLFiscaal de fiscale problematiek ontsluiten, is vaak bepalend voor hoe de fiscale praktijk tegen de ontwikkelingen aankijkt. De blaadjes zijn niet zaligmakend, maar het belang van de wekelijkse krabbels is helder.

Bloedgroepen Als fiscalisten het hebben over ‘bloedgroepen’ dan wordt bedoeld de verschillende stammen binnen het belastinglandschap: de belasting­ adviseurs, de bedrijfsfiscalisten, de rechterlijke macht, de ambtenaren bij MinFin, de fiscale wetenschap en een tussencategorie van onafhan­ kelijke fiscalisten. (Ik maak mij al enige tijd hard voor de erkenning van de fiscale specialisten van ngo’s als een zelfstandige bloedgroep, maar dat terzijde.) Bij de vakliteratuur maar ook bij de samenstelling van panels, onderzoeksgroepen of denktanks bestaat het streven naar een gebalanceerde vertegenwoordiging van de bloedgroepen. Terecht ziet men dat dit de kwaliteit van onderzoeken/artikelen en dergelijke vergroot. Eigenlijk is het vandaag de dag not done om een paneldiscussie te organiseren zónder iemand van een ngo of op z’n minst een onaf­ hankelijke fiscalist.

‘Some of my best friends are tax advisors’ Dit streven naar evenwicht is best ingewikkeld. Er zijn maar weinig fis­ calisten die zuiver tot één bloedgroep behoren. Zo is ondergetekende een overtuigd halfbloedje: onafhankelijke fiscalist die deeltijd weten­ schapper is en met een adviseursverleden. Mijn fiscale world view is het product van ervaringen uit (volgtijdelijk) verschillende hoeken. Als ik zitting neem in bijvoorbeeld een panel, besef dan dat mijn wortels stevig in de klei van de Big Four zitten. Hoewel ik tot de progressieve vleugel behoor, is mijn geluid hierdoor consequent anders dan dat van de ngo’s. Niet dat daar wat mis mee is, integendeel. Bijna al mijn fiscale vrienden – van de cerebrale intrigant tot mijn vriend de neolatinist en onze las­ tige universitaire hoofddocent in Leiden – waren ooit werkzaam bij een groot advieskantoor. Zelf ben ik blij dat ik weet hoe het belastingrecht ‘in het echt’ bedreven wordt. Ik ben kritisch op de fiscale sector, maar men zal nooit kunnen zeggen dat ik uit onwetendheid het nest bevuil.

50 ANDERS: GUNN Zwijgen is goud? Stel dat het lukt om een mooie selectie van bloedgroepen bijeen te harken, dan nog is er geen garantie dat iedereen in volle vrijheid zijn of haar inzichten kan delen. Zo moeten rechters de schijn van belan­ genverstrengeling vermijden. De ervaring leert voorts dat het ook voor belastingadviseurs en -ambtenaren lastig kan zijn om iets te publiceren zonder toestemming van bovenaf. Standpunten die nadelig zijn (voor een bepaalde groep klanten/belastingplichtigen/de werkgever/de bottom line) komen soms niet door de ballotage heen. Nu ben ik van de overtui­ ging ‘het is makkelijker om om vergiffenis te vragen dan om toestem­ ming’, en leg dus bijna nooit iets ter goedkeuring voor. Maar zelfs ík heb, toen ik nog in de praktijk zat, eens een voorakkoord moeten slui­ ten met een werkgever (dat was voor een ingezonden opiniestuk in het FD). Waarmee ik maar wil zeggen dat een bepaalde mate van censuur onontkoombaar is.

Maar: hoe voorspel je tunnelvisie? Aan het bovenstaande kleven verschillende risico’s. Ik denk dan vooral aan het ontstaan van tunnelvisie en het probleem van auteurs die een bepaald standpunt legitimeren (het zogeheten pleitbariseren van een positie; ik heb dit met eigen ogen gezien, dus dit is geen paranoia). In mijn eigen vakgebied (fiscale staatssteun) zie ik een illustratie van wat er gebeurt als een onderwerp min of meer taboe* wordt: de theo­ rievorming blijft achter en belastingplichtigen komen mogelijk bedro­ gen uit. Inmiddels hebben de meeste vakbroeders door dat er zoiets bestaat als Europese staatssteunregels – echter, lange tijd is dit anders geweest. De onderontwikkelde vakliteratuur over steun heeft – naar mijn stellige overtuiging – bijgedragen aan de staatssteunrisico’s die (Nederlandse) bedrijven nu lopen. Elders heb ik dit uitvoeriger bespro­ ken. Zekerheidshalve wil ik op deze plaats een caveat plaatsen. Het tunnelvisieverhaal is niet voor elk fiscaal thema relevant (sterker, voor de meeste thema’s is het niet van toepassing). Denk aan technische prie­

* Dat van het taboe heb ik uit eerste hand. Het gaat om een soort informele druk om bepaalde onderwerpen niet te adresseren omdat dat ‘niet opportuun’ zou zijn.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 51 gelarij in de formele sfeer of de tariefindeling bij de btw. Staatssteun is dus een uitzondering, maar wel een belangrijke en bovendien niet de enige.

Kwaliteit – twee voorstellen Alles overziend, ben ik er bovendien geen voorstander van om de dis­ cussie over balans uitsluitend te zien als een diversiteitskwestie. Vol­ gens mij is het, met een beetje gezond verstand, goed mogelijk om eenzijdigheid te mitigeren met de huidige bezetting van het colofon (ik bedoel hiermee de huidige schrijvers, van wie het gros een com­ merciële affiliatie heeft). Ik heb in dit verband ook twee gedachten in de aanbieding:

• Expliciteren voor- en tegenargumenten Veel vakliteraire bijdragen geven de argumenten vóór het eigen standpunt maar niet de tegenargumenten. Gevolg? Tunnelvisie! Mijn voorstel is daarom om in elk vaktechnisch artikel ten minste twee tegenargumenten te noemen. De advocaat van de duivel zou vaker zijn opwachting mogen maken. De hele discussie over dub­ bele petten / gebrek aan diversiteit kan vermeden worden indien de individuele bij­dragen/noten als zodanig al holistisch zijn. (Hier wel meteen de kanttekening dat ik in de praktijk nog NOOIT ex­ pliciet heb nagedacht over deze vorm van balans – wie mijn ma­ gere oeuvre bekijkt, zal zien dat ook ik vaak slechts één perspec­ tief belicht (zijnde: het mijne). Het zou me sieren om voortaan te practisen what I preach, maar dan wel zonder aan de vergezochte kant van out of the box te geraken (vgl. NTFR 2015/01, voetnoot 49). Die balans is niet altijd even makkelijk.

• Sleutel ligt bij de redacties van de vakbladen De selectie van de onderwerpen waaraan in de literatuur aandacht wordt besteed is/lijkt soms wat arbitrair: wie een stukje heeft mag ’t insturen, net als vroeger bij de schoolkrant. Op zich ben ik voor­ stander van deze sedimentaire benadering, maar ik zie ook de nadelen. Wie van al die schrijvende adviseurs zal ongestraft kun­

52 ANDERS: GUNN nen betogen dat een populaire structuur fraus legis oplevert? Of dat een gunstige regeling moreel onjuist is, bijvoorbeeld gemeten langs de ethische kaders die al in de fiscale literatuur zijn opge­ trokken? Aan de redacties dus de vraag: Wat doen jullie concreet om ervoor te zorgen dat verschillende perspectieven standaard belicht worden? Is er een bepaald redactioneel beleid? Blijft het beperkt tot af en toe een ‘tegenartikel’? Is ingrijpen nodig? Tot hoever reikt de verantwoordelijkheid van een redactie eigenlijk? Etc.

De bovenstaande suggesties zijn simpel en kunnen meteen worden doorgevoerd. Het voordeel hiervan is dat de discussie verlegd wordt van de individuen, die toevallig op een bepaalde loonlijst staan, naar de inhoudelijke standpunten. Om dat laatste is het ons immers te doen, en het maakt niet zo gek veel uit wie de standpunten brengt. Voorts denk ik dat de rol van advocaat van de duivel wellicht wat meer ruimte schept voor vakbroeders die zich nu geremd zien in hun fiscale vrij­ heid van meningsuiting (erg optimistisch ben ik hierover niet, maar wie weet). De vraag naar onafhankelijke vaktechniek blijft in elk geval onverminderd relevant.

Publicatiedatum: 17 september 2017 Ondertitel: Onafhankelijkheid is een doorlopend aandachtspunt.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 53 De geheimen van het VTO

Vaktechnisch overleg (VTO)* is een terugkerend ritueel in het bestaan van de praktijkfiscalist. Elke week met het team de vakliteratuur door- bladeren en dan hopen dat iemand ‘iets gezien heeft’. Vanuit sociolo- gische optiek zijn VTO’s fascinerend. Hoewel iedereen het belang ziet (‘we zijn toch een kennisorganisatie’), is de voorbereiding soms mager en de kwaliteit navenant laag. Voor de beginnende fiscalist is het VTO een uitdaging. Gewapend met wat boekenwijsheid moet het jonkie het strijdtoneel op en de discussie aangaan met meer ervaren collega’s. Je moet het maar durven.

In de loop der jaren heb ik een paar honderd VTO’s voorgezeten en daarnaast met enige regelmaat inlichtingen ingewonnen bij collega- voorzitters. Een breedgedragen bron van zorg is de VTO-deelname van beginnende fiscalisten (de deelname van de senioren is meestal ook een probleem, maar om andere redenen). Over de band genomen bladert 80-90% van deze juniorengroep liever opzichtig in de wettenbundel dan actief mee te doen. Dit is een slechte zaak! Wie braaf z’n boekjes leest maar voor het overige zwijgt, laat kansen liggen. In de eerste plaats is dit de kans om te oefenen met het praten over belastingrecht. Hoe kun je een moeilijk fiscaal probleem het best uitleggen? Welke vragen kun je verwachten? Hoe red je je op het moment dat je het antwoord niet weet maar dat niet wil toegeven? Zelfs het meest grimmige VTO is een walk in the park vergeleken met wat er in de grote boze buiten­wereld

* Of Vakstudie-lunch’, ‘jurisprudentiebijeenkomst’, etc.

54 ANDERS: GUNN kan gebeuren. Wat beginnelingen doorgaans ook niet begrijpen, is dat VTO’s een essentiële rol spelen bij de ‘interne profilering’. Niets is zo funest voor je carrière als onzichtbaar zijn. Het is niet zo moeilijk: wie zich vroegtijdig weet neer te zetten als een ‘vaktechnisch talent’ wordt vaker betrokken bij de leuke projecten en krijgt op de langere termijn betere kansen.

Hieronder ontrafel ik enkele van de geheimen van het VTO en geef ik tips hoe vanaf dag één goede sier te maken (hetgeen trouwens iets an­ ders is dan het worden van een goede fiscalist, daar moeten we het later maar eens over hebben). Het onderstaande is bedoeld voor beginners.

1. Wat wordt er verwacht? Het eerste punt dat je als beginneling helder moet krijgen is hoe men op jouw kantoor omgaat met vaktechniek. Welke overleggen zijn er? En welk overleg is voor jou relevant? Wanneer is het overleg? Wie is de voorzitter? Wat is de agenda? Is het VTO verplicht? Wat gebeurt er als je afwezig bent? Als de logistiek eenmaal duidelijk is, rijst de vraag hoe­ veel belang men binnen een bepaalde organisatie hecht aan deelname bij het VTO. Meestal is participatie namelijk één van de criteria die gebruikt worden in de context van beoordelingen. Zorg dat je begrijpt hoe dat proces werkt. Stel dat gekeken wordt naar opkomst maar ook naar hoeveel keer iemand iets zegt, dan kun je eventueel een ‘one line a day’-dagboek bijhouden (dus: ‘dinsdag 16 juni 2015 – vraag gesteld over onzakelijke lening en feiten geschetst over 10a-casus in Vakstudie Nieuws’). Mocht de baas ooit zeggen dat je te weinig bijdraagt dan kun je haarfijn onderbouwen waarom dat niet het geval is. Daarnaast zou ik je met klem willen aanraden om ergens in de loop van het eerste jaar tussentijdse feedback te vragen aan de voorzitter van het VTO: ‘Doe ik het goed? Wat kan ik nog beter doen?’ Dit is heel professioneel en je zorgt meteen dat je bent ingedekt ‘voor je weet maar nooit’…

2. De ‘altijd iets zeggen’-regel Dan de deelname aan het VTO zelf. Naast het meenemen van de boekjes is er één gouden regel: tijdens elke bijeenkomst moet je altijd minimaal

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 55 één keer iets zeggen. Op de eerste dag stel je je voor (stem even af met de voorzitter, dan heb je meteen het woord) waarbij je uiteraard aangeeft waar je scriptie over ging (da’s namelijk een inhoudelijke bijdrage). Daarna volstaat een kleine inhoudelijke opmerking of een goede vraag. Hoe moeilijker je dit vindt des te belangrijker het is om je aan deze re­ gel te houden. Het gaat er niet om dat je alle antwoorden hebt of met geniale inzichten komt; je moet gewoon laten zien dat je er bent en dat je een constructieve bijdrage wilt leveren.

Op het punt van inhoudelijke vragen stellen zijn er enkele klassiekers:

‘Speelt deze situatie in de praktijk?’ ‘Weet iemand wat onze concurrenten hiermee doen?’ ‘Tijdens college zei hoogleraar X dat…’ ‘Wat is de status van deze regeling / dit besluit?’ ‘Hoe verhoudt dit (arrest) zich tot…?’ ‘Kan iemand een voorbeeld geven?’

Ook heel vilein:

‘Weten we zeker dat dit geen staatssteun is?’

Meestal komt er een tegenvraag vanuit de groep – ‘Waarom vraag je dat?’ – maar die is doorgaans te pareren met: ‘Omdat ik het antwoord wil weten.’ Het moge duidelijk zijn dat je dan wel eerst moet kijken of dat antwoord niet al ergens te vinden is (bijvoorbeeld de conclusie van de A-G (wie bij het arrest de conclusie erop naslaat en daar iets zinnigs over kan zeggen is sowieso een held)).

3. Focus op de rechtsregel Als je een casus presenteert moet je bondig zijn en alleen de hoogst­ nodige feiten noemen. Less is more. Pak één arrest – dan graag wel iets relevants (check dat desnoods bij een collega) – en zorg dat je dat van a tot z beheerst. Kijk naar de noot en pak de Cursus Belastingrecht erbij. Als opstapje naar het juridische gedeelte; je kunt aanbieden om

56 ANDERS: GUNN ‘alleen de casus te schetsen’, maar vergeet nooit: het gaat om het recht! Een uiteenzetting van de feiten mag nooit meer dan een minuut duren (exclusief vragen vanuit de zaal).

4. Oefening baart kunst In het kader van ‘altijd iets zeggen’ is oefenen een pré. Lees het arrest, markeer de kernpassages, destilleer de rechtsregel, verzin een kritiek­ punt op de schrijver van de noot, en oefen vervolgens met het presen­ teren van dit alles. Maak aantekeningen, schrijf je verhaal desnoods voluit. Maar oefen! Net als vroeger met je spreekbeurt over de cavia. Ga staan en vertel je verhaal hardop. Oefen voor het slapen gaan, oefen ­ in de file. Het kan bovendien geen kwaad om de ‘basics’ van jouw vak­ gebied paraat te hebben. Stel dat je een internationale vpb’er bent dan kan het allerminst kwaad om van de fiscale kernjurisprudentie de BNB- nummers te leren (BNB 1988/217, BNB 2003/34, BNB 2008/191, etc.) Ver­ der raad ik de volgende boeken aan:

• Algemene wet inzake rijksbelastingen, De Blieck et al (2013) • Formeel belastingrecht, Feteris (2007) • European Taxation, Terra en Wattel (2018)

Samen met het Groene Boekje en het zeer instructieve ‘Zelf schrijver worden’ van Reve (1985) is het bovenstaande een prima basis voor een eigen fiscale bibliotheek.

5. Koop een whiteboard Onderdeel van de voorbereiding is een ‘generale repetitie’ van het teke­ nen van structuurtekeningen en het maken van berekeningen. Zelf kocht ik ooit een whiteboard zodat ik voorafgaand aan het VTO kon oefe­nen hoe – op een logische manier passend binnen de fysieke ka­ ders van het whiteboard zelf – structuren te tekenen. Onderschat nooit de kracht van het (ogenschijnlijk) uit de mouw schudden van een goede tekening.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 57 6. Hoe lang moet je aan vaktechniek besteden? In totaal vier uur per week (drie uur in het weekend en één uur direct voorafgaand aan het VTO).

7. Weg met de ‘markeerstiftentruc’ Sommige fiscalisten gebruiken trucs om de indruk te wekken dat vak­ literatuur gelezen is (quod non). De meest doorzichtige is nog wel de ‘markeerstiftentruc’. Zo was er ooit een dame die werkzaam was bij een topkantoor en die de boel graag bedonderde door ’s ochtends in de bus haar Vakstudie Nieuws van kleurtjes en plakkers te voorzien en een beetje te verfrommelen. Dat een volwassen ‘professional’ zoiets verzint, is eigenlijk te zot voor woorden. Daarbij, niemand met meer dan een jaar werkervaring trapt hierin. Ik ben een groot voorstander van short cuts, maar verlaag je nooit tot dit soort waanzin.

8. Zoek bondgenoten Stel dat je het ondanks alle wijze raad tóch lastig vindt om het woord te nemen, wees listig en zoek bondgenoten. Je kunt bijvoorbeeld samen met een collega een bepaald stuk voorbereiden. Een gebruikelijk mo­ del is dat de junior begint met het verhaal en de senior het op gegeven moment overneemt. Een ander probleem is hoe het woord te krijgen tijdens een verhitte discussie. Een echt haantje zal al gauw gaan krijsen (‘IK WIL WAT ZEGGEN!’), maar de elegante oplossing is om het gewoon via de voorzitter te spelen. Geef die een seintje en je hebt geheid als volgende het woord. Weer een andere oplossing is om tijdens het ge­ krijs een stift te pakken en naar het bord te lopen onder het motto ‘ik ga alvast even staan’. Het vergt wat lef, maar ook als je daarna niets tekent, heb je wél de aandacht. Verwacht daarnaast ook eeuwige roem vanwege het tonen van lef, want weet dat in de ogen van veel van je collega’s degene die het hardst schreeuwt, gelijk heeft. Neem daarom een voorbeeld aan de Sovjet-leider Chroesjtsjov die een luidruchtige sessie onder controle kreeg door met z’n schoen op tafel te slaan.

58 ANDERS: GUNN 9. Geef onzekerheid toe… Zowel voor beginners als voor gevorderden geldt dat het toegeven van onzekerheden vaak een goede strategie is. Niemand heeft er wat aan als de spreker aan het bluffen slaat. Bovendien, als jij een punt – na zorgvuldig bestuderen – niet snapt, dan is de kans groot dat niemand het begrepen heeft. Rechters maken fouten en niet alles in het Week­ blad Fiscaal Recht is waar.

10. … maar niet altijd! Dit gezegd hebbend, het VTO is wel het kantoor-equivalent van een Romeinse arena. Alsmaar roepen dat je het niet weet, is geen goed idee. Soms is het toch zaak om de ‘grote broek’ aan te trekken. Dit behoort tot de stof voor VTO-gevorderden, maar er komt een moment dat je in vaktechnisch opzicht er ‘overheen’ moet. Daarmee bedoel ik vasthou­ den aan je standpunt – ook als je halverwege tot het inzicht komt dat je het inderdaad fout hebt. Rol in het laatste geval met de ogen, zucht heel diep en zeg: ‘Hier gaan we niet uitkomen, laten we dit naar vol­ gende week doorschuiven’ (volgende week begin je uiteraard niet over de hele kwestie).

Publicatiedatum: 13 juni 2015 Ondertitel: Tips voor beginners.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 59 De perfecte noot

Wekelijks verschijnen in Nederland tientallen fiscale noten. Al een aantal jaar (en met wisselend succes) beoefenen ook Anna Gunn en Ruud de Smit deze kunst. In het onderstaande interview doen zij verslag over de queeste naar de perfecte noot.

Op een doordeweekse dag ontmoeten wij Anna en Ruud op het Plein in Den Haag. Bij aankomst blijkt het duo al ruim een uur bezig te zijn met wat ze zelf noemen vaktechnisch roddelen en overleg (VTRO). ‘Het is een geavanceerde versie van het VTO’, legt Ruud uit, ‘Het sluit beter aan bij de werkelijke wijze waarop Nederlandse fiscalisten met het vak bezig zijn.’ Aan de lege glazen te zien zit hij al aan zijn derde Merlot en heeft zij minstens vijf cola light op. Dat belooft wat.

We zijn in Den Haag om te praten over vaktechniek. Meer specifiek willen wij weten hoe de schrijvers van Artikel104.nl aankijken tegen een heel traditioneel vakliterair medium: de eenvoudige noot. Anna: ‘Ruud en ik zijn grote fans van annotaties. Wat deze vorm van vaklite­ ratuur zo interessant maakt, is dat we te maken hebben met stukjes die onder tijdsdruk geschreven zijn en daardoor vaak veel zeggen over de auteur ervan. Het is quick and dirty en tegelijkertijd heel persoonlijk. Of klinkt dat heel vreemd?’ Er valt een ongemakkelijke stilte. Dan Ruud: ‘Uh… juistem. Zullen we verder gaan met het interview?’ Wij knikken enthousiast, bestellen wat vlammetjes en steken van wal.

60 ANDERS: GUNN Wij: Waartoe dienen noten?

R: ‘De noot moet aangeven waarom de uitspraak, het arrest of be­ sluit opgenomen is in het periodiek en dus lezenswaardig is. Als de annotator die vraag niet kan beantwoorden, moet hij of zij sterk overwegen het item terug te sturen naar de redactie. Wat is er nieuw aan het item? Hoe past de uitspraak in de huidige lijn in de jurispru­ dentie? Welk uitstralingseffect heeft dit arrest op de rechtspraktijk? Welke praktische implicaties heeft de uitspraak? Zijn er nieuwe ont­ wikkelingen, zoals wetswijzigingen, te verwachten naar aanleiding van deze uitspraak? Op dat soort vragen zou ik als lezer antwoorden willen hebben. Ook een duidelijke mening inclusief onderbouwing van de auteur is gewenst. Tijdens een VTO hebben de zogenoemde fiscale betweters dan de mogelijkheid om zich af te zetten tegen de noot om zich op die manier als autoriteit van de verdieping (trach­ ten) te positioneren. Op die manier kan een discussie worden aan­ gewakkerd. Aangezien tegenwoordig de arresten voor iedereen te lezen zijn op internet voordat het arrest hard copy of op de website van de uitgever verschijnt, is het belang van de noot belangrijker dan ooit. Ook snelle periodieken zoals Vakstudie Nieuws en NTFR ontkomen er wat mij betreft niet aan om echt werk te maken van de annotatie. Een simpele verwijzing naar de vindplaats van de eer­ dere conclusie van de A-G en aangeven dat het arrest daarmee in lijn is, is echt niet meer van deze tijd.’ A: ‘De noot is een hulpmiddel bij de eerste verkenning van een bepaald arrest. Noten zijn dus gebruiksvoorwerpen. De meeste le­ zers hebben het druk, dus het is belangrijk dat de noot de juiste aanknopingspunten biedt. Dit wil niet per se zeggen dat een noot kort moet zijn. Een uitheems thema als fiscale staatssteun is voor de meeste mensen heel exotisch, dus wat meer achtergrond is volgens mij nuttig. Zelf beschouw ik een noot als geschreven VTO-inbreng. De vraag voor de schrijver wordt dan: Hoe zou ik deze ontwikkeling tijdens een VTO uitleggen? Je kunt dan meteen anticiperen op vra­ gen als: Wat betekent dit nou voor de Nederlandse praktijk?’

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 61 Naast de omvang, wat is het verschil tussen een noot en een artikel?

A: ‘Noten en artikelen zijn totaal verschillende genres. Artikelen moeten een doorwrochte analyse geven van een bepaald fiscaal the­ ma of probleem. Noten zijn belastingrechtelijk EHBO: prima tegen de eerste shock, maar nader onderzoek is soms geboden. Bij belang­ rijke arresten en conclusies geldt dat de noot – als het goed is – snel achterhaald raakt door een artikel of binnen de context van de systematiserende werken als de Cursus Belastingrecht.’ R: ‘In theorie ben ik het met Anna eens, maar in de praktijk vind ik dat laatste nogal eens tegenvallen, eerlijk gezegd. Dikwijls vraag ik mij af of een artikel in het WFR niet een herhaling van zetten is van een doorwrochte noot die eerder is verschenen. Zeker een noot in BNB van Van Eijsden of De Vries in combinatie met een goede conclusie van de A-G maken veelal een WFR-artikel over hetzelfde onderwerp overbodig, tenzij de auteur duidelijk een andere visie heeft.’

Waarom schrijf jij noten?

A: ‘Eeuwige roem en de vorstelijke beloning.’ R: ‘Voor mij is het de ideale manier om mijn vaktechniek bij te houden. Het schrijven van noten is voor mij de manier om de ju­ risprudentie bij te houden. Zeker als ik het niet eens ben met het arrest of de conclusie, en dat zijn de meest dankbare noten, ga ik in no time door alle beschikbare fiscale literatuur over dat onderwerp heen om een goede mening te vormen. Mijn andere bezigheden zet ik dan tijdelijk on hold. De materie die centraal stond in mijn eerste annotatie voor Vakstudie Nieuws – over de teller van de tweede verrekenlimiet bij de voorkoming van dubbele belasting – heb ik nog steeds paraat. Over beloning gesproken, zijn die Merlots voor jullie rekening?’

62 ANDERS: GUNN Heeft de auteur nog een bepaalde verantwoordelijkheid jegens de lezers?

R: ‘Een eerlijk beeld schetsen over de kansen die een bepaalde uit­ spraak biedt voor belastingplichtigen.’ A: ‘Ik ben het wel met Ruud eens. Omdat je ervan uit moet gaan dat de groep een informatie-achterstand heeft, is het zeer belangrijk om niemand op het verkeerde been te zetten. Kijkend vanuit EU- rechtelijk perspectief vind ik het bijvoorbeeld niet verantwoord om heel stellig te vertellen dat iets in strijd is met het EU-recht zonder er ook bij te vertellen dat het standpunt experimenteel is (zonder Nederlands precedent – red.). Is dit betutteling? Ik ken één casus waar een adviseur een moeilijk EU-standpunt – dat hij zelf niet begreep – motiveerde door de integrale tekst van een NTFR Opinie naar de inspecteur te sturen. Als schrijver moet je je bewust zijn van het feit dat je kennelijk een bepaald vertrouwen wekt bij de lezers. Zonder de juiste nuances is het gevaar a. het ontstaan van kansloze procedures, en b. dat belastingplichtigen een verkeerde inschatting maken van de pleitbaarheid van posities. Zelf vind ik overigens dat EU-standpunten ook buiten horizontaal toezicht altijd expliciet aan inspecteur gemeld zouden moeten worden in het kader van de fair play.’

Wat is het verschil tussen NTFR en V-N?

R: ‘Er zijn volgens mij drie verschillen: (i) in Vakstudie Nieuws wordt vrijwel altijd de uitspraak of het arrest zelf afgedrukt (ii) in Vak­studie Nieuws is de redactie volgens mij actiever betrokken bij de noot en zijn er niet zelden meerdere auteurs betrokken bij de­ zelfde annotatie en (iii) bij NTFR is de annotatie op naam.’ A: ‘NTFR biedt – veel meer dan de V-N – ruimte voor allerlei me­ ningen. Naast NTFR Beschouwingen en de zogeheten blauwe katern gaat het dan om NTFR Opinie. Ik ben heel positief over de (bureau) redactie van Sdu. Die probeert altijd om iedereen van een podium te voorzien.’

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 63 Wat kunnen notenschrijvers beter niet doen?

A: ‘Samenvattingen geven! Zeker in combinatie met de uitsmijter “voor het overige is deze uitspraak niet onbegrijpelijk”. Het kan ge­ woon niet. Hoge Raadje spelen doe je maar in je eigen tijd.’ R: ‘Eens!’

Heb je een gênant nootgerelateerd verhaal in de aanbieding?

R: ‘Gênant? Ik schaam me niet zo snel, hoor. Maar alle gekheid op een stokje, mij schiet niet zo gauw iets te binnen. En er zijn natuur­ lijk zaken waar een echte heer over zwijgt.’ A: (lacht) ‘Ik denk dat er vaak misverstanden zijn over wat een au­ teur precies wil zeggen. Niet zelden is zoiets aanleiding tot gegniffel op borrels of zelfs karaktermoord (“hij is echt SLECHT”). Ik heb er een gruwelijke hekel aan als teksten expres op de minst flatteuze wijze worden neergezet door kwaadwillende lezers. Dat is in strijd met het beginsel van de welwillende interpretatie en is karmatech­ nisch riskant. Wat ik verder niet begrijp, is waarom we vandaag de dag niet vaker contact zoeken met de auteur van een onduidelijk stuk. Met één mailtje kan de onduidelijkheid verholpen worden. Zo heb ik een hoog oplopende interpretatieve ruzie tussen mij en een co-auteur uit Leuven beslecht door een wetenschapper uit Oxford simpelweg te vragen wat ie bedoelde. We zijn inmiddels vrienden.’

Wat vinden jullie van elkaars noten?

A: ‘Geen idee, “wij van de redactie” is niet individueel herleidbaar tot een identificeerbaar natuurlijk persoon.’ R: ‘De woorden “kinderlijke verwondering” komen bij me op. Nu ik weet dat ze tegen een imaginair VTO zit te praten, kan ik ’t wat beter plaatsen!’

Het laatste komt Ruud op een boze blik te staan. Voor ons is dit het moment om te vertrekken. In de weken die volgen laten we her en der

64 ANDERS: GUNN de namen van het tweetal vallen. De meest voorkomende reactie luidt: ‘Wie?’ De kans dat het Haagse VTRO daarvan wakker ligt, is evenwel klein.

Publicatiedatum: 22 juli 2015 Ondertitel: Een interview over fiscale annotaties. Ruud de Smit was tot eind 2015 redacteur bij Artikel104.nl.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 65 Tijd voor een balansdag

Vanochtend koffie gedronken met ’s lands belastingchroniqueur. Hem ken ik nog niet zo lang, maar hij luistert aandachtiger dan mijn psycho- loog en schrijft – dat stel ik mij zo voor – alles na afloop op in een oud schrift. Leuk voor later. Zijn aanwezigheid is zelfs zo geruststellend dat ik hem, ongevraagd en bijna altijd onbeantwoord, lange e-mails stuur met verhalen over de vlooien van Dapper (de kat) en over mijn eigen bestaan als ‘freelance academic’.

Ons gesprek ging over de belangwekkende thematiek van balans in de fiscale vakliteratuur. ‘Balans’ wil zeggen dat de vakliteratuur erin slaagt over de hele linie de belangrijkste thema’s te identificeren en van alle kanten te belichten. Geen taboes, geen heilige huisjes en al helemaal­ geen pogingen om bepaalde zaken te verzwijgen omdat ze lastig of pijn­ lijk zijn. Sterker nog, de ‘olifanten in de kamer’ kunnen rekenen op de meeste aandacht. Mogelijk is mijn blik vertroebeld omdat ik mij al jaren bezighoud met het onderwerp fiscale staatssteun (dat als bekend een wat opmerkelijke dynamiek kent), maar ik kan mij niet aan de indruk ont­ trekken dat veel fiscale publicisten een (onderbewuste?) bias hebben. Ze zijn geneigd om positief te schrijven over arresten die ‘goed’ zijn voor de praktijk, en juist negatief als het gaat om uitspraken die nadelig zijn voor belastingplichtigen. Zelfcensuur speelt hierbij ongetwijfeld een rol: een WFR-artikel met de strekking dat de innovatiebox staatssteun is, kan op veel kritiek rekenen. Als je zoiets schrijft, verlies je elk aanzien in het belastingcircuit. Op borrels wil niemand met je netwerken, en op een dag merk je dat zelfs jouw LinkedIn-contacten je één-voor-één unfrienden. De knuppel in het hoenderhok.

66 ANDERS: GUNN Je moet het niet publiceren want… Stel, je bent een nette fiscalist en je wordt geconfronteerd met een col­ lega die iets opruiends wil publiceren.* Als voorbeeld geef ik de stel­ ling dat de fiscale behandeling van de Nederlandse coop een verhoogd staatssteunrisico vormt (iets wat na de Europese uitspraak in de Paint Graphos-casus (gevoegde zaken C-78/08 tot en met C-80/08) uit 2011 ze­ ker het geval is). Wat moet je dan tegen zo’n persoon zeggen? Uit mijn eigen schrift de volgende suggesties:

• ‘Het is niet opportuun.’ • ‘Dacht je dat de Britten zo over hun stelsel schrijven?’ • ‘Je zult de Europese Commissie op ideeën brengen.’ • ‘Zo wordt het natuurlijk wel een self-fulfilling prophecy.’ • ‘Ik weet er niks van, maar ik ben het ermee oneens.’ • ‘Ik zou daar maar heel erg voorzichtig mee zijn.’ • ‘Pas maar op, anders eindig je als Geerten Michielse.’** • ‘Schrijf toch iets dat goed is voor je carrière.’ • ‘Is het nou nodig?’ • ‘Kun je dit niet discreet oplossen?’ • ‘Nou, dan komt er wel een tegenartikel hoor.’ • ‘Het zorgt voor nodeloze opschudding.’

En de allermooiste:

• ‘Je bent een gevaar voor het vestigingsklimaat.’

* Ook op het chicste kantoor kunnen fiscalisten onverwacht radicaliseren. Overigens is het lezen van Artikel104.nl op dit punt geen goede indicator. ** Geerten Michielse wist in 2009 op Zembla te melden dat Nederland een belastingparadijs is. In het fiscaal gezelschap is dit zeer slecht gevallen, mogelijk ook omdat betrokkene zijn ‘kwalijke’ uitspraken van achter het stuur van een cabrio deed. De beeldvorming was niet zo handig. In bepaalde kringen is het schrikbeeld dat kleine fiscalistjes voor het slapen gaan krijgen voorgehouden: ‘Houd je koest want anders…’ Overigens is Michielse tegenwoordig een senior econoom bij het IMF. Zo slecht is hij dus niet terechtgekomen.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 67 Dat dit soort dingen gezegd wordt, weet ik als geen ander. Ooit heb ik onze universitair hoofddocent immers uitgemaakt voor ‘nestbevuiler’. Dat was toen hij in het Weekblad had beargumenteerd dat het fbi- regime verboden steun is. (Op 11 februari 2016 publiceerde betrokkene overigens een stuk in het Bulletin for International Taxation (online) waarin betoogd wordt dat de zogeheten ‘cv/bv-structuren’ op maar liefst twee punten illegale staatssteun vormen. Een aanrader voor ie­ dereen die op een US Desk werkt en die van griezelverhalen houdt.)

Pas op uw woorden maar spreek ze vrijuit!

In een ideale wereld zou over elk denkbaar onderwerp geschreven kun­ nen worden. Op dit moment zijn er echter taboes. De belastingchroni­ queur spreekt in dit verband ook van ‘normoverdragend optreden’ (zelf houd ik het liever op ‘loonstrookgerelateerde bedreigingen’). Begrijp me niet verkeerd, ik snap heus wel dat enige mate van terughoudend­ heid wenselijk is. Het is toch heel vreemd als je een klant adviseert en vervolgens in de blauwe katern van het NTFR schrijft dat een en ander de toets van fraus legis niet zal doorstaan. Aan de andere kant, als je dat laatste echt meent, waarom geef je in vredesnaam dat advies af ? (Ooit zat ik op een diner na een buitenlands seminar naast één van de sprekers die een glansrijk (maar nogal dubieus) planningsidee had gepresenteerd als een academisch gestaafd feit. Ik was verbaasd: ‘Maar nu even als wetenschapper, geloof je dit nou echt?’ ‘Uhm... nou nee. Maar het is commercieel interessant,’ – ze nam een contemplatieve slok van haar drankje – ‘daarbij, het is pleitbaar.’ Als ze zou hebben toegevoegd dat ze het verhaal ook in het Weekblad zou optekenen, dan had mij dat niet verbaasd. ‘Pleitbariseren’ heet dat in goed Nederlands.

Publicatiedatum: 12 februari 2016 Dapper is ergens medio 2017 weggelopen en niet meer teruggekomen. We gaan ervan uit dat zij ergens in Zoeterwoude op een boerderij rondwaart.

68 ANDERS: GUNN Mediagenie(k)

Vorige week publiceerde ik een oproep aan fiscalisten om zich vooral te manifesteren in het publieke debat. Als een volleerd mediaster gaf deze diva zelfs een aantal tips en goedbedoelde adviezen. Zoiets kan niet zonder gevolgen blijven, dus toen ik twee dagen later RTL Z aan de lijn had dacht ik: ‘De wereld is me aan het testen!’ Of ik deze proeve van be- kwaamheid heb doorstaan is overigens de vraag.

Allereerst de basics. Het optreden betrof een debat bij het programma DUNK: Opinie Zonder Omweg van RTL Z (elke donderdag om 22.00 uur). Kenmerkend voor dit programma zijn de ‘knetterende’ debatten waar de debaters elkaar bij wijze van spreken in de haren vliegen. Bij DUNK gaat het er hard aan toe, althans dat is de bedoeling. Mijn oppo­ nent zou zijn Arnold Merkies, Tweede Kamerlid voor de SP en bekend van vele fiscale moties tegen belastingontwijking. Nu ben ik geen SP- stemmer, maar ik kan de bijdrage van deze partij aan het fiscale debat doorgaans wel waarderen. Hoewel de linkse voorstellen niet altijd de mijne zijn, was het aankaarten van de BEPS-thematiek meer dan te­ recht. De uitdaging is nu om de volgende stap te zetten, waarbij op de juiste manier rekening wordt gehouden met alle relevante belangen. Als fiscale wetenschapper en schrijver is dit waar ik mijn meerwaarde zou willen bewijzen. Zonder balans geen duurzame oplossingen. Zoals ik elders op deze site schrijf, streef ik daarom naar gematigdheid en niet naar polarisatie.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 69 ‘Maar ik ben niet echt tegen Merkies, hè?’ Ik hoor het mijzelf nog zeg­ gen. Het was allemaal geen probleem. De productiemedewerker was – dit is wat ik uit het gesprek meenam – op zoek naar iemand die over Apple kon vertellen en die een sterke mening heeft over terugvordering van steun. Bij de universiteit hadden ze naar mij verwezen. ‘Jazeker!’, riep ik blij. Naast al mijn gematigd-progressieve geluiden, heb ik op deze site één standpunt verdedigd dat de ‘belasting is diefstal’-brigade niet zou misstaan: een grootschalige amnestie voor verboden fiscale steun. Het was een uitgewerkt verhaal dat – via een ingewikkelde om­ weg – een einde moest maken aan oneerlijke belastingvoordelen. Ik zal het op deze plaats niet herhalen, want het volstaat dat de amnestie in de kern ongegeneerd rechts was.

Hoe de RTL Z-uitzending had kunnen verlopen Zou Kamerlid Merkies zich kunnen vinden in het kwijtschelden van miljarden euro’s aan potentiële steun? Vermoedelijk niet. Zelfs ik zet er inmiddels vraagtekens bij. Is het niet te coulant? Het zou in elk geval een mooie discussie kunnen opleveren:

‘Mevrouw Gunn, u vindt dat Apple de € 13 miljard plus € 6 miljard aan rente niet moet terugbetalen?’ ‘Dat klopt. Ik weet dat het onrechtvaardig klinkt, maar met het oog op de toekomstige handhaving van het staatssteunrecht, de rechts­ zekerheid en de legitieme belangen van het vestigingsklimaat, moe­ ten we kijken naar een ambitieuze, structurele aanpak. Dat is am­ nestie pre 2014 en daarna zeer strenge handhaving. Het is tijd voor radicale oplossingen, want de problematiek van fiscale staatssteun is vele malen groter dan de meeste mensen denken.’ ‘Meneer Merkies?’ ‘Met alle respect, dit is de grootst mogelijke onzin. Waarom zouden wij de tax dodgers moeten laten gaan? Dat is toch pervers? Zelfs de VVD durft niet met zo’n reactionair plan te komen. Het is niet eer­ lijk dat Starbucks minder belasting betaalt dan de kleine koffiezaak op de hoek.’ ‘Mevrouw Gunn?’ Etc.

70 ANDERS: GUNN Dit is hoe ik mij het gesprek had voorgesteld. Het verdedigen van de amnestie was mij zwaar gevallen, maar bood wel een radicaal nieuw geluid in het debat over Apple. Een steen in de spreekwoordelijke vij­ ver, met ondergetekende in de rol van de dappere intellectueel die op basis van jarenlange praktijkervaring baanbrekende aanpakken ver­ zint tegen de ontluikende staatssteuncrisis. Ik zag het wel zitten.

Wat er in het echt gebeurde Een paar uur voorafgaand aan de uitzending, ontving ik de volgende stellingen:

1 HET MOET AFGELOPEN ZIJN MET DE BELASTINGPRIVILEGES VAN GROTE BEDRIJVEN (principe). 2 DE EUROPESE COMMISSIE GAAT NIET OVER BELASTINGEN IN DE LIDSTATEN.

Dit was niet direct wat ik verwacht had, want het gaat niet over terug­­­­ vordering en niet over de amnestie. Terugkijkend had ik op dit moment al aan de bel moeten trekken. Maar wie wil op de valreep moeilijk doen? Het zijn best aardige stellingen. Het afschaffen van ‘privileges’ voor multinationals is iets wat je wel vaker hoort van linkerzijde. Doorgaans denkt men dan aan zaken als de innovatiebox, de deelnemingsvrijstel­ ling, voorafgaande zekerheid en de afwezigheid van een bronheffing op rente en royalty’s. Deze regelingen/fenomenen zijn inderdaad vaak relevant bij de belastingheffing van multinationals, maar met de mo­ gelijke uitzondering van de innovatiebox zijn dit generieke aspecten van het Nederlandse belastingstelsel. Hoe kan het dan dat multinationals relatief weinig belasting betalen? Het antwoord ligt voor een belang­ rijk deel bij belastingontwijking (zo je wilt: tax planning) op basis van dispariteiten en belastingparadijzen. Zijn dit dan de ‘privileges’ voor grote bedrijven? Volgens mij niet. Bij dispariteiten gaat het om verschil­ len tussen fiscale systemen, iets wat nog het meest weg heeft van een onaangenaam natuurverschijnsel waartegen men eventueel kan optre­ den. Het feit dat een bepaalde jurisdictie heel weinig belasting heft, zou ik evenmin een ‘privilege’ willen noemen (want: een algemeen

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 71 kenmerk van dat systeem). Iets dergelijks geldt ook voor ‘privileges’ die in werkelijkheid verboden steun vormen; bij een adequaat functione­ ren van de staatssteunregels moeten deze immers worden terugbetaald.

Het moge duidelijk zijn: de eerste stelling bevat de nodige nuances. Hoe Kamerlid Merkies haar opvatte, weet ik niet. Zelf kan ik er in elk geval geen ‘ja’ of ‘nee’ op zeggen. Ik ben voor het aanpakken van be­ lastingontwijking en verboden steun, maar tegen het bashen van mul­ tinationals. Wat moet ik dan kiezen? Heb ik de clou gemist? Staat er eigenlijk: ‘Het moet afgelopen zijn met verboden staatssteun?’ Dat is namelijk een vraag waarop ik wél het antwoord weet.

Ook de tweede stelling was problematisch (voor mij). Prima facie is zij immers van feitelijke aard: Ierland roept heel hard dat Vestager niet over de belastingen gaat, maar dat is echt wishful thinking gelet op de Europese verdragen. De enige normatieve draai die ik hieraan kan ge­ ven, is de vraag of het wenselijk is dat sommige aspecten van het fiscale beleid binnen de EU geharmoniseerd zijn. Dit is niet echt een contro­ versiële kwestie, want iedereen weet dat de race to the bottom slecht is. Dat is bijvoorbeeld waarom Nederland tijdens zijn EU-voorzitterschap eerder dit jaar zoveel moeite deed voor de Anti-Tax Avoidance Directive (ATAD). De interessante vraag is niet de keuze tussen samenwerking

72 ANDERS: GUNN en concurrentie, maar de grens tussen beide. Laatst las ik in Trouw dat Nederland al bijna twintig jaar een ‘notoire dwarsligger’ zou zijn bij de Europese samenwerking. Kijk, dát zou aanleiding zijn om iets te roepen over de koopman en de dominee: ‘Mevrouw Gunn, u bent zo positief over de vooruitgang die de afgelopen jaren is geboekt, maar wat vindt u ervan dat Nederland de boel blijkt te traineren?’

Enfin, zoals te verwachten viel was mijn bijdrage niet erg extreem of anti-Merkies. Er werd gewikt en gewogen, beleefd geknikt en minzaam gelachen. Ik heb het belang van het vestigingsklimaat benadrukt, maar tevens dat de EC de staatssteunregels moet handhaven. Over de nood­ zaak tot samenwerken binnen de EU liet ik geen twijfel bestaan en – dit is misschien nog wel het meest slaapverwekkende – ik legde uit dat er in de afgelopen jaren al veel winst werd geboekt, mede dankzij de SP!

Lessons learned Teleurstelling bij de RTL Z-redactie, want vuurwerk was dit niet. Ik kwam met een opgelaten gevoel thuis. Voor zover ik heb kunnen vast­ stellen, zijn Kamerlid Merkies en ik het op alle kernpunten eens, dus of dit leuk was voor de kijker? In de nuances zou wél een fikse discussie zijn ontstaan, om van mijn radicale amnestieplan maar te zwijgen. Ik kan dit niet anders zien dan als een gemiste kans. De vraag rijst daarom naar de lessen die uit dit alles getrokken kunnen worden.

Mijn belangrijkste lesson learned heeft te maken met communicatie. Het is natuurlijk aan de redactie om stellingen te bespreken, maar in het onwaarschijnlijke geval dat iemand mij ooit weer uitnodigt, zal ik zélf ook kritischer doorvragen: Weet de redactie wat voor vlees ze in de kuip heeft? Ben ik echt de juiste persoon? Wat wordt er exact verwacht? Mijn oproep aan fiscalisten om zoveel mogelijk in gesprek te gaan met de pers pas ik bij deze aan: ‘nee’ zeggen is soms toch de betere optie.

Een andere les (vooral relevant voor de redacties) is dat niet iedere fis­ calist per definitie op alle vlakken rechts is of bereid om gemeen te zijn

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 73 tegen socialistische volksvertegenwoordigers. Kamerlid Merkies zei een heleboel verstandige dingen. De angel zit in deze discussie in de nadere uitwerking ervan. Wie een ultra-orthodoxe vestigingsklimaatfundi aan tafel krijgt, kan al op hoofdlijnen een flinke woordenwisseling ver­ wachten. Maar bij de fiscale mainstream is het gedeelde uitgangspunt dat a. belastingontwijking maatschappelijk bezien problematisch is, b. er dus actie nodig is, maar wel met mate en met respect voor het vestigingsklimaat, en dat c. afspraken op EU- of OESO-niveau essentieel zijn. Over de verdere invulling hiervan kan en wordt sterk verschillend gedacht, maar de knetterende discussies vinden wel steeds binnen deze kaders plaats.

Tot slot Bij thuiskomst stuurde ik Kamerlid Merkies nog een e-mail:

‘Het was leuk om je gisteren (weer) te ontmoeten. Ik heb me wel verbaasd over het feit dat de redactie hoopte dat ik het rechtse fisca­ listengeluid zou laten horen. Er zijn duizenden rechtse fiscalisten, maar ondergetekende is er daar niet een van. Overigens is de kans op nieuwe onderzoeken groot. Het thema fiscale staatssteun zal nog geruime tijd met ons zijn!’

Na Prinsjesdag praten Arnold en ik verder.

Publicatiedatum: 15 februari 2017 Arnold Merkies is tegenwoordig voorzitter van het Tax Justice Netwerk. RTL Z heeft me nooit meer gevraagd.

74 ANDERS: GUNN Kerst­ verhaal

De Nacht waarop niets meer verborgen zal zijn

Het is Kerst en dus tijd voor een nieuw kerstverhaal. Geen bewerking dit keer, maar een originele vertelling met spoken, de Hoge Raad en natuur- lijk de epische strijd tussen Goed en Kwaad. Dit alles met een belasting- rechtelijk tintje. De hoofdpersoon is Renske de Wit (37), een groot fiscaal talent met wie het nooit echt wat is geworden. Na een moeilijk jaar (daar- over later meer) loopt ze ’s avonds laat door de eenzame straten van de Hofstad en belandt onverwacht in een heel bijzonder kerstavontuur. En hoe dat afloopt…

Inleiding Voor de Hoge Raad der Nederlanden staan zes standbeelden. Het zijn rechtsgeleerden uit een ver verleden, elk van grote betekenis voor het vaderlandse recht: Cornelis van Bijnkershoek, Ulricus Huber, Hugo de Groot, Simon van Leeuwen, Johannes Voet en Joan Melchior.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 77 Over de esthetische merites van de beelden wordt verschillend gedacht. De een ziet een stille inspiratie (‘ooit zal ik daar staan’), de ander het verwerpelijk bewijs van onze patriarchale historie. Soms komt een ver­ dwaalde toerist een kijkje nemen, en in de risico-analyse van de AIVD staat iets over een ‘barrière tegen terroristische auto’s’. Maar verder? De meesten lopen de standbeelden voorbij. Ach, wat zijn de mensen toch kortzichtig.

I. Teleurstelling Het is 24 december 2017, en Renske heeft te lang op het Plein rondge­ hangen. Het is tijd om naar huis te gaan. Naar verluidt zijn er proble­ men bij de NS. In de haast neemt zij een verkeerde afslag en geraakt op het Korte Voorhout. Ze loopt voorbij het Nationaal Theater en de Amerikaanse ambassade. Opeens schiet een schim voorbij en is meteen weer weg. ‘Ik zie spoken’, denkt Renske.

Zij had een ingewikkeld jaar achter de rug. De nieuwe functie op de universiteit viel een beetje tegen. De ivoren toren is niet wat het ge­ weest is. Zelfs na het meest eloquente college is er wel een onverlaat die ‘het’ niet begrijpt en dan om zich heen gaat slaan als een angstige puppy. Voor de docent vreet dit energie. Het meenemen van wetten­ bundels is ook geen vanzelfsprekendheid meer. Was het tijd om terug te gaan naar de praktijk? Renske zoekt hulp van hogerhand (bij twijfel en problemen op het VTO is dat doorgaans de meest praktische oplos­ sing): Onze Vader, Wat moet ik hier toch mee? Is dit werkelijk mijn roeping? Het fiscale vuur wordt met de dag zwakker. Straks dooft het helemaal. En dan? Wie zit er nou te wachten op een uitgebluste fiscalist? Ze moet er een beetje om lachen. Wat weet de Schepper van Hemel en Aarde nou over zulke kleinmenselijke humbug?

II. Storm op komst Ze hoort iets in de verte. Wat is het? Gerinkel met afgewisseld ge­ knisper en gesuis. Ze kijkt omhoog en ziet de onderkant van een enorme stroom met geld. Glimmende euromunten, dollarbiljetten maar ook goudstaven en ondoorgrondelijke opalen, diamanten en

78 ANDERS: GUNN robijnen. In een seconde vliegt het Nederlands BNP voorbij – waar­ heen weet niemand.

Het licht onder de kolkende geldstroom is vreemd. Vonken zo groot als bliksemschichten knallen over het Korte Voorhout. Het geluid wordt steeds harder; er zijn explosies en een ritmisch stampen als van een demonische trein. Door het geweld van de voortrazende liquiditeiten is bovendien een hevige storm opgekomen, vergelijkbaar met de flinke onderstroom in zee. Renske rent de weg over, op zoek naar een schuil­ plaats, maar wordt opgepakt door de wind en knalt even later tegen de voorgevel van het gebouw van de Hoge Raad. Bewusteloos eindigt ze op de stoep.

III. Mysterieuze stemmen Na enige tijd wordt Renske wakker door het geluid van stemmen. Ze klinken oud, heel oud zelfs, maar het gesprek is levendig en er is dui­ delijk wat aan de hand.

‘Zo heren, felicitaties lijken mij gepast! De mobilisatie is in record time volbracht. De opkomst is aanzienlijk hoger dan in voorgaande jaren. De fiscale gemeenschap lijkt haar verantwoordelijkheid te ne­ men. Alle essentiële schakels worden nu beschermd; nu niet alleen de Hoge Raad maar ook andere strategische plekken in het belas­ tinglandschap. Kunnen jullie een korte samenvatting geven?’

‘Jazeker, Generaal van Bijnkershoek! Van de Rijksuniversiteit Groningen tot Maastricht University: onze mensen zitten er bo-ven-op. Voor de faculteiten loopt de wacht, met verscherpt toezicht bij het ACTL en het Nexus Centrum van de VU. Daar moeten we extra goed op letten. De belastingwetenschap als zodanig en de semi-fiscale opleidingen zijn veiliggesteld, onder de bezielende leiding van je-weet-wel-wie.’

‘Voor de uitgevers geldt min of meer hetzelfde. Die hebben een spil­­­functie bij de evolutie van het belastingrecht en zijn dus een poten­tieel doelwit voor de Vijand. Wolters Kluwer en de Sdu zijn

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 79 in lockdown, net als het IBFD en de redactie van Vakstudie Nieuws. Het Weekblad kan zo nodig vanuit Canada verschijnen (mochten ­interim-maatregelen geboden zijn, quod – hopelijk – non). De eni­ ge plek waar we geen extra mensen hoefden te stallen, is NTFR. Daar wordt het fort immers bewaakt door de heldhaftige bureauredactie.’

‘Bij de Belastingdienst en het ministerie van Financiën zijn de barricades gereed. Formidabel werk van enkele van de Tax Talent Trainees. Ook de Thorbeckezaal in de Tweede Kamer, bekend van de hoorzitting over de di- videndbelasting, zit potdicht. Ze hebben zandzakken gevuld en een deel van de dossiers over de hervorming van de hypotheekrente-aftrek. Het is taaie materie. Knappe duivel die daar doorheen weet te komen!’

‘Ook de rechtbanken en hoven zijn afgesloten. Ja, óók Zeeland West- Brabant. Zekerheidshalve is het squadron uitgevlogen. We bezitten te allen tijde zo’n 80% van het Nederlands luchtruim en kunnen binnen een kwartier in Luxemburg zijn.’ ‘Is dat nog steeds niet op orde?!’ ‘Onduidelijk, wij nemen het zekere voor het onzekere. Het Hof van Justitie maakt nog steeds bokkensprongen.’

‘Dan als laatste, de non-gouvernementele organisaties. De Vijand krijgt steeds meer oog voor het belang van dergelijke spelers. Volgens de meest re- cente inlichtingen zijn infiltraties aan de orde van de dag. Zoiets kan zeer grote gevolgen hebben voor de integriteit van het belastingdebat. In overleg met de NOB hebben we om de hoek bij de Muiderpoort een deel van de in- fanterie gestationeerd. De rest staat bij SOMO en bij Oxfam-Novib liggen er sluipschutters op het dak. Iedereen is in de hoogste staat van alertheid, dat is: op DEFCON1.’

Voor wie het niet al geraden heeft: het zijn de standbeelden die praten. Op Kerstavond behoort zoiets tot de mogelijkheden. Renske moet den­ ken aan het verslag dat ene Scrooge twee jaar eerder in WFR had doen verschijnen. Iets met drie spoken. In FED hadden ze het verhaal nog afgedaan als ‘in meerdere opzichten geestverruimend’. Nu zit ze mid­ denin haar eigen winterse vertelling.

80 ANDERS: GUNN IV. Verborgen waarheid Ondertussen hebben de standbeelden haar ontdekt. ‘Juffrouw, wat doet u daar? Sta subiet op en pak een wapen! U kunt daar niet blij­ ven slapen.’ Wat een onbeschofte vent, denkt Renske maar ze heeft lang genoeg in de belastingadviespraktijk gewerkt om te weten wan­ neer je moet meebuigen: ‘Kunt u mij eerst zeggen wat hier gaande is?’ Ulricus Huber is oprecht verbaasd, ‘Heeft niemand u het verteld? Het is namelijk Kerstavond, de nacht waarin geheimen en verborgen agenda’s kort maar onvermijdelijk aan het licht komen. We weten niet precies hoe het werkt maar we denken dat dit de laatste stuip­ trekking is van de jaarlijkse adventperiode. Het heeft iets te maken met zelfkennis en met het begrijpen van de ware aard der dingen. Erg ingewikkeld.’

Joan Melchior neemt het woord: ‘Wij noemen het de Nacht waarop niets meer verborgen zal zijn. De krachten die het hele jaar onuitge­ sproken blijven, zowel de Goede als de Kwade, zullen zich vannacht manifesteren. Dit proces voltrekt zich in alle hoeken van de samenle­ ving, maar is niet altijd merkbaar. Om de zoveel jaar duikt een juridisch thema op, meestal ontleend aan het straf- of oorlogsrecht.’ Dit wordt beaamd door de andere standbeelden: ‘De doodstraf, de afschaffing van de slavernij, collaboratie met het nazisme…’ ‘De politionele acties, eutha­nasie… het vrouwenkiesrecht…’ ‘Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog is het gelukt om de krachten van het Kwaad te weren uit het Nederlands recht. Deze majeure prestatie was alleen mogelijk door de hulp van tienduizenden rechtschapen juristen die, toen de nood echt aan de man was, ons juridisch bestel hebben verdedigd tegen de aanvallen van de Vijand.’

V. Belastingrecht als strijdtoneel ‘Enigszins tot onze verbazing, ligt één van de maatschappelijke breuklijnen van dit moment bij het belastingrecht. Sinds de Tiende Penning hebben wij dit eigenlijk niet meer gezien. De sentimenten rondom belastingontwijking, dubbele petten en fiscale ethiek zijn hoger opgelopen dan velen binnen het belastingwereldje zich lij­

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 81 ken te beseffen: het zijn geen brandjes, maar veenbranden die om de zoveel tijd zullen blijven oplaaien. Dit gaat verder dan slechts het BEPS-project of ATAD. De kloof tussen de belastingsector en het rechtvaardigheidsgevoel van de burger heeft de aarde open doen splijten tot op het dak van de Hel waardoor allerlei Kwade machten de vrije loop hebben gekregen. In de Nacht waarop niets meer ver­ borgen zal zijn, wordt dit allemaal zichtbaar.’

‘Neem het gekletter boven ons. Dat is de geldstroom die loopt door de Nederlandse brievenbussen. Hij wordt elk jaar groter. Op zich is dat niet erg, maar het staat wel symbool voor een breder probleem. De fiscale werkelijkheid is nog mijlenver verwijderd van hetgeen ge­ wone Nederlanders fair vinden. In een democratische samenleving is dit een niet te onderschatten probleem. Het belastingrecht schiet tekort, en dat terwijl de tijd van de fiscaliteit als ‘ethiekvrije zone’ achter ons ligt. Veel jonge fiscalisten willen terecht de discussie aan­ gaan met bedrijven, verslaggevers en de politiek. Er zijn hervormin­ gen nodig. Helaas worden progressieve dynamieken tegengewerkt door een zittende garde met allerlei gevestigde belangen. Dat er Kwaad schuilt in het fiscale discours, lijdt geen twijfel. De vraag is evenwel naar de mate van de infiltratie. Vannacht verwachten we het antwoord op deze vraag.’

VI. Coalitie der rechtschapenen ‘Is dat niet heel gevaarlijk?’ Renske maakt zich zorgen, ’Ik ben niet gekleed op de Onderwereld.’ Niemand lacht. Hugo de Groot: ‘Juffrouw, deze situatie is in geen enkel opzicht grappig. Gelukkig zijn er echter mensen die dit wel inzien.’ De grond begint te trillen. Er nadert een bonte stoet vanuit de richting van het Binnenhof. ‘Dat is ons leger!’ roept Joan Melchior opgetogen, ‘Het ziet er rommelig uit, maar vergis je niet: deze mannen en vrouwen, allen fiscalist, zijn dragers van het heilige belastingvuur. Zij zijn voorbestemd om het vak te beschermen; onder hen ook prijs- en penningwinnaars en twee aankomende bezit­ ters van de Artikel104-wisselbokaal, die in 2026 voor het eerst zal wor­ den uitgereikt door en aan A.F. Gunn.’

82 ANDERS: GUNN In termen van Diversity is de coalitie een regelrechte triomf. Het is een kleurrijk geheel, van de jonge honden bij de SOB tot ervaren ad­ viseurs aan de top van de Big Four alsook de meeste ‘uit vriendschap-­ bebundelden’. Verschillende etniciteiten, geaardheden en vaktechni­ sche predilecties, en allen bewapend met alledaagse voorwerpen als paraplu’s, wandelstokken en felgekleurde markeerstiften. De een droeg een whiteboard als schild, de ander zwaaide met een verdragenbundel. Het is aanstonds duidelijk: uit alle windhoeken waren de vakbroeders (m/v) aangerukt, klaar voor het gevecht. En zijn veel bekenden: studie­ genoten, (voormalige) collega’s, de hoogleraren die zich de afgelopen jaren hadden uitgesproken tegen ‘Nederland belastingparadijs’ en we­ tenschappers die met het oog op de vrije meningsuiting recentelijk een commerciële pet hadden afgezet (we noemen hen de Ontdubbelaars). Er is een spookachtige cortège met academici uit vervlogen tijden. Ver­ der veel rechters en advocaten-generaal, schrijvers en commentatoren. De vaste bezetting is er ook, onder meer de Cassatiespecialist, de Neo­ latinist en de Leidse UHD. Wie omhoog kijkt ziet iemand, bovenop het dak, die alles observeert en aantekeningen maakt.

VII. Enkele bondgenoten Er verschijnen meerdere bedrijfsfiscalisten, soms van multinationals en in één geval met tientallen jaren ervaring. Renske verbaasde zich erover, maar Johannes Voet had uitgelegd dat je best een integere fis­ calist kunt zijn, die met open vizier meedoet aan de maatschappelijke discussie, zonder werkzaam te zijn bij een ngo of een deel van de over­ heid. Dit verklaarde meteen de aanwezigheid van partners uit grote kantoren en andere belastingadviseurs. ‘Vergeet niet dat de afbakening van de fiscale good fight in de loop der jaren verschillend was. De cen­ traliteit van rechtsbescherming als een progressief thema is in dit kader illustratief. In de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw had de strijd tegen de ‘almachtige’ overheid een andere lading dan nu. De moderne dis­ cussie over multinationals gaat in feite steeds om het omgekeerde: het beschermen van de Staat tegen belastingplichtigen. Ik zie prof. Brüll daar mee knikken.’

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 83 Renske luistert al lang niet meer. Haar oog is gevallen op een groepje kinderen (sommigen nog maar klein). Ulrichus Huber moet lachen: ‘O, maar dat zijn de topfiscalisten van de volgende generatie. Herken je ze nu? Het zijn jouw zielsverwanten. Net als jij, voelen ze onderbewust dat het vakgebied gevaar loopt. Ze moeten iets doen. De aandrang is sterk: een paar jaar terug was er zelfs een zwangere vrouw, die van binnenuit vooruit werd getrapt door een ongeboren fiscalistje dat ook wilde helpen. Het maakte een sprongetje van blijdschap toen het de nabijheid van Hoge Raad voelde. De welpjes lopen trouwens verschrik­ kelijk in de weg. Een van de WB’ers zal ze zo naar de bibliotheek bren­ gen, daar zullen ze hopelijk veilig zijn.’ ‘Hopelijk?’ – zij trekt wit weg. ‘Ja, hopelijk. De uitkomst van deze strijd is allerminst zeker.’

VIII. De creaturen van de Hel De geldstroom is steeds harder gaan stromen. Vanaf het Malieveld, dat gehuld is in een dikke mist, verschijnt in macabere contouren een tram. Het gevaarte is zeker tien meter hoog en weerkaatst de vonken van de stroom. De tram zelf heeft een gouden kleur, alleen dan niet het optimistische lichtgoud van een verse euro. Het goud van de tram is viezig en als een kleur dat kan zijn: leeg. ‘Goed gezien, juffrouw’, Cor­ nelis van Bijnkershoek bleek gedachten te kunnen lezen – ‘Deze tram is niet van goud maar van pyriet. Dat is een soort zwavelerts. Het wordt ook genoemd fools gold, want ofschoon het van een afstandje glinstert, is pyriet helemaal niets waard.’

De tram is inmiddels met een ijzige gil tot stilstand gekomen ter hoogte van de ingang van de Hoge Raad en het ministerie van Financiën. Nu ko­ men de passagiers in zicht; ook dit is een verschrikkelijke aanblik. Men­ sen en verloren zielen zitten naast elkaar (de scheidslijn is soms vaag), de een gemener dan de ander. Ze lachen vals. Vlijmscherpe tanden en bloedstollende vlerken, de vleugels van een vleermuis of een snavel als een papegaai. Sommigen spuwen – bijzonder onsmakelijk – letterlijk gal. ‘Dat zijn de Reactionaire Columnisten. Daar moet je goed voor oppas­ sen’, zei Joan Melchior, ‘In eerste instantie lijken ze best vernieuwend. Wie echter beter kijkt, ziet dat ze zo conservatief zijn als de pest. Je zult er nog veel last van hebben.’

84 ANDERS: GUNN IX. De meest gevreesde figuren ‘En die daar in de hoek?’ Renske wijst naar twee ellendige, weke figu­ ren die met lange, glibberige vingers een spoor van koud slijm achter­ laten op alles wat ze aanraken. ‘Dat? Dat zijn Studiebegelijders. Wee de arme student wiens scriptie zij in handen krijgen. Een Begelijder zuigt al het plezier uit een project en zorgt soms voor jarenlange vertraging. Het mishandelen van kleine fiscalisten staat hoog op de lijst met belas­ tingrechtelijke doodszonden.’ Daar is Renske het natuurlijk helemaal mee eens. ‘De Typofetisjist, verre familie van de Begelijder, is kwalijk om dezelfde reden. Hij (of zij, in dit geval kan het beide zijn) heeft zelf zo weinig ideeën dat hij (of zij) interessante producties alleen kan be­ oordelen door te kijken naar schrijf- en tikfouten. Typofetisjisten zijn intellectueel impotent.’ Renske rilde. Ze kan zich nog een Typofetisjist herinneren (hij had grijs haar, meer zal er niet over gezegd worden), die lang geleden haar dag vergalde op een congres in een niet nader te noemen buitenland.

Haar blik bereikt dan een manneke met een brilletje, een zwarte ban­ dana en hele grote gum. ‘Ja, verschrikkelijk hè? Hier zie je de beruchte Kredietsteler. Met het grootste gemak gumt hij co-auteurs van stukken en gaat er met de credits vandoor. In schrijverskringen is hij één van de meeste gehate types. Dat hijzelf een sloomdenker is, maakt het extra zuur. Hij parasiteert op de S5-auteurs.’ ‘…?’ ‘Scherp, slim, schuchter, sluw en… sorry, de vijfde S ben ik even kwijt.’ Zulke schrijvers zijn goud waard, maar worden vaak onderschat en bijna altijd onderbe­ taald. Dat komt niet in de laatste plaats doordat ze bescheiden zijn, een karaktertrek waar de bullebakken van profiteren.’ Dan hoort Renske een vreselijk gesisssss. Het zijn de hydra’s, belastingspecialisten met een dubbele pet. In de Nacht waarop niets meer verborgen zal zijn hebben zulke lieden standaard een tweede hoofd. ‘Zo zijn ze beter te herkennen’, legt Joan Melchior uit.

Goed vertegenwoordigd zijn voorts de zogeheten zandmannetjes: huur­ lingen (vaak genoemd: ‘lobbyisten’) die zand strooien in de ogen van beleidsmakers­ en in de machinerie van fiscale hervormingen. Het zijn de

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 85 zandmannetjes die omwille van een niet nader gedefinieerd ‘vestigings­ klimaat’ belastingen willen afschaffen of tegenstribbelen bij de Code of Conduct-groep. ‘Je moet de zandmannetjes vooral niet verwarren met de reguliere ontduikingsapologeten, al zijn de verschillen natuurlijk klein.’

De volle omvang van het drama wordt langzaam duidelijk: veel van de konkelende duivels zijn bekenden! Voormalige collega’s, gierige ex- klanten, rijke stinkerds vers uit de riolering, hijgerige bedrijfsfiscalis­ ten die ‘tax optimalisation’ als target hebben, iedereen die uren schrijft zonder ze eerst te maken, en slaafse opiniemakers, politici en quasi- corrupte ambtenaren. Ook wat medewerkers van de Belastingdienst en zelfs een enkele student (veelal de notoire veelklagers, Renske had het kunnen weten). In de Nacht waarop niets meer verborgen zal zijn blij­ ken bepaalde amici toch aan de verkeerde kant van de geschiedenis te staan. ‘Ik snap het niet’, zei Renske, ‘Dit zijn toch normale mensen? Die gewoon hun brood verdienen. Ze bewegen zich toch binnen de grenzen van wet- en regelgeving, lezen het wekelijkse stapeltje en stel­ len verder niet al te veel vragen. Waar zijn de nuances? Je kunt ze niet en masse neerzetten als duivels.’ ‘O, maar dat doen wij niet’, zei Johan­ nes Voet. Het klonk haast als een verontschuldiging. ‘Dat is het effect van de Nacht. Wij slaan het gebeuren slechts gade.’

X. Slag om de Hoge Raad Dan schalt een trompet en breekt de chaos los. Aan de kant van het Kwaad is het onderscheid tussen mens en duivel vervlogen. De giftige kwezels en lafhartige polder-Fonseca’s storten zich als een schreeu­ wende vuurbal op de coalitie van de rechtschapenen die een mense­ lijk schild heeft gevormd rondom de Hoge Raad. Dan geeft Cornelis van Bijnkershoek het bevel: ‘IN FORMATIE!’. In een prachtige beweging trekken de voorste cohorten hun pockets (die opeens heel groot zijn geworden) en vormen samen een ondoordringbare muur. Het is een zet zo uit de tijd van de Digesten. Van weerszijden verschijnt opeens de studentencavalerie, verenigd onder de banier van het Landelijk Over­ leg Fiscalisten. De studenten bestoken de duivel met bezwaarschriftjes en officiële klachten, en proberen hem met zelf-georganiseerde werk­

86 ANDERS: GUNN groepjes te omsingelen. ‘Ah, een Tang-beweging’, sprak Hugo de Groot met genoegen. ‘Ik zie de logica.’

De strijd is lang en hard. De bachelorstudenten sneuvelen bij bosjes. De masterstudenten houden het langer vol, maar zijn met te weinig. (Wederom is de vraag naar fiscalisten groter dan het aanbod.) Met open­ gesperde bekken en fikse klauwen komen de trusthoeren en malafide onderzoekers op de coalitie af. ‘Houdt stand!’ roept Cornelis van Bijn­ kershoek, ‘Het recht zal zegevieren. Hebt moed!’ Dat is makkelijker ge­ zegd dan gedaan. Voor de Hoge Raad haken de resterende strijders de armen. Zij knijpen hun ogen dicht en wachten op de vlammen. De Hoge Raad zal zeker vallen. ‘Het is voorbij’, constateert Renske vol ongeloof.

XI. Volkomen uitkomst Maar is alles dan verloren? Nee, natuurlijk niet. De hulp komt vaak als de nood het hoogst is en vannacht, op de stoep van de Hoge Raad, is geen uitzondering. Uit het niets klinkt één lange, betoverende toon. Het zou een bel kunnen zijn of een gong, of misschien een grote jacht­ hoorn. Wie het hoort, gaat in elk geval eerbiedig staan of als de ge­ wrichten het toestaan, knielen. Dan verschijnt in de koude nacht de aartsengel Michael. Hij is de aanvoerder van Gods troepen, brenger van rechtvaardigheid en de schepper van orde. Hij draagt een schild van gepantserd zilver en een zwaard van puur goud. Het is een zeldzaam mensenhart dat zoveel pracht kan bevatten.

Op het Korte Voorhout houdt iedereen de adem in. Wat zal er gebeu­ ren? Goed en Kwaad zijn gelijkelijk met stomheid geslagen. De komst van Michael heeft de geldstroom tot bedaren gebracht. De stilte voor de tweede storm. In de hemelen verschijnen steeds meer gezichten, zowel engelen als gezegende mensen. ‘De gemeenschap der heiligen…’ fluis­ tert iemand Renske in het oor, ‘Ze bestaat echt.’ Maar kijk uit: ieder­ een is bewapend. Zelfs de mevrouw met het lieve gezicht en het kleed bezaaid met sterren kijkt onverbiddelijk. Sereniteit gaat gepaard met de belofte van geweld, de witte lelie ten spijt. Dat de bewoners van de Hemel alleen maar aardig zijn, is gelukkig een misvatting.

SELECTIE COLUMNS VAN ARTIKEL104.NL 87 Heel even hangt het geheel roerloos boven het Korte Voorhout. En dan – in een bovennatuurlijke flits, sneller dan het geluid – duikt het hele Heilige leger onder leiding van de aartsengel op de Kwade krach­ ten. Weer klinkt gekreun en gegil en het geknars van tanden. Dubbele tongen worden uitgerukt en het regent stroperig bloed gemengd met gif. Nu het Kwaad het onderspit delft, smeken de duivels en de kwade mensen om genade. Deze blijft evenwel uit. (‘Tsja, dan kunnen we wel bezig blijven’, zucht Maria als ze later op de avond verslag doet.)

Verblind door het licht zakt Renske voor de tweede keer in evenzoveel uur ineen.

XII. Ontwaakt, een nieuwe dag Als ze wakker wordt, is alles weg. Geen monsters of pratende stand­ beelden; het gevaar is geweken. Over het Korte Voorhout rijdt weer een normale tram. Was het dan een droom? Dat moest haast wel. Juist op dat moment valt voor haar voeten een glimmende euro. Zomaar, uit het niets. Het muntstuk wordt gevolgd door een wit veertje dat zachtjes naar de aarde dwarrelt. Op de achtergrond huilt een kind.

En dan weet ze het opeens zeker: ergens gedurende de Nacht is haar fiscale hart weer met volle kracht gaan branden. Haar volgende stap is evident.

Zie daar, de Kerst is begonnen!

Publicatiedatum: 24 december 2017 Dit verhaal is gebaseerd op een aantal bronnen, waaronder The Great Divorce van C.S. Lewis en het gedicht Goblin Market van Christina Rossetti.

88 ANDERS: GUNN ANDERS: GUNN

Anders: Gunn ANNA GUNN ANNA

ANNA GUNN is editor in chief van Artikel104.nl. Zij studeerde Modern & Medieval Languages aan Cambridge University (Jesus College) en fiscaal recht aan de Universiteit Leiden (cum laude). Gunn is verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en aan de Universiteit Leiden en was in de periode 2007-2015 werkzaam in de corporate-taxpraktijk van PwC. Voorts schrijft zij voor verschillende vakbladen en geeft zij lezingen over fiscale staatssteun en fiscale ethiek. Sinds 2019 bouwt zij – samen met haar broer Thom Gunn, eveneens ­fiscalist – aan Gunn Tax Communication BV, gelegen aan de Langebrug te Leiden.

In 2017 heeft Stichting NLFiscaal de Jaap van den Berge-Literatuurprijs in het leven geroepen. De prijs wordt jaarlijks toegekend aan een auteur die door middel van publicaties in de vakpers een belangrijke bijdrage levert aan de fiscale rechtsontwikkeling. In 2020 is Anna Gunn de prijswinnaar, in voorgaande jaren waren dat Rens Pieterse (2018) en Cees Peters (2019).