Naar de website

Het NLFiscaal nieuws van 14 december 2016 Inkomstenbelasting * Management fee belast als loon. Verkoopresultaat onroerende zaken onbelast (Gerechtshof Den Haag) * Geen verliesverrekening vanwege ontbreken positief inkomen (Rechtbank Zeeland-West-Brabant) * Aangenomen moties over de Wet DBA (Tweede Kamer) Omzetbelasting * Geen toepassing verlaagd btw-tarief voor lotnummercorrespondentie (Rechtbank Gelderland) * Geen teruggaaf van omzetbelasting in zonnepanelen-zaak (Rechtbank Zeeland-West-Brabant) Formeel belastingrecht * Kostenvergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand door broer (Hof ) * Kamerbrief telefonisch intrekken van bezwaren bij de Belastingdienst (MvF) Europees belastingrecht * Btw en invoerrechten ingeval van vervoer goederen via vrijhaven in lidstaat (A-G HvJ) Internationaal belastingrecht * Vertraging bij uitwisseling rulings (MvF) * Nederland kan tijdig aan CbC-verplichtingen voldoen (MvF) * Ondervragingscommissie fiscale constructies gaat van start (Tweede Kamer) Sociale verzekeringen * SVB moet AOW'ers in buitenland informeren over verhoging AOW-leeftijd (Ombudsman) Overig * Kamerbrief Informatievoorziening vertrekregeling Belastingdienst (MvF) ...... Inkomstenbelasting Gerechtshof Den Haag: Management fee belast als loon. Verkoopresultaat onroerende zaken onbelast Dga X heeft naast zijn salaris in zowel 2010 als in 2011 een bedrag van € 210.000 van X bv ontvangen met de omschrijving ‘management verg.’ resp. ’management fee’. De Inspecteur heeft deze inkomsten als loon aangemerkt en dat acht Hof Den Haag terecht. X stelt dat hij deze bedragen ten titel van dividend heeft ontvangen maar maakt dat niet aannemelijk. De Inspecteur stelt in hoger beroep dat correcties ter zake van renteaftrek eigen woning moeten vervallen. Het hoger beroep van X is in zoverre gegrond. Dan is verder nog in geschil of de Inspecteur het behaalde resultaat bij verkoop van een appartementsrecht, parkeerboxen en een parkeerplaats terecht heeft aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. De Inspecteur stelt dat sprake is van het uitponden van onroerende zaken en meer dan normaal actief vermogensbeheer. X heeft volgens het Hof echter overtuigend aangetoond dat hij bij de aan- en doorverkoop van het appartementsrecht, de parkeerboxen en de parkeerplaats geen werkzaamheden heeft verricht die naar hun aard en omvang onmiskenbaar waren gericht op het behalen van - redelijkerwijs te verwachten - voordelen die het bij normaal actief vermogensbeheer te verwachten rendement te boven gaan. De verkoopwinst is ten onrechte aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Subsidiair stelt de Inspecteur dat sprake is van een middellijke uitdeling van winst doordat X bv zich een voordeel ter zake van de verkoop heeft laten ontgaan ten voordele van X in haar hoedanigheid van middellijk grootaandeelhouder. Ook dit standpunt wordt verworpen. X heeft overtuigend aangetoond dat van bevoordeling van hem door X bv geen sprake is...... Rechtbank Zeeland-West-Brabant: Geen verliesverrekening vanwege ontbreken positief inkomen X dreef van 2005 tot in 2012 een auto- en garagebedrijf. Volgens de Basisregistratie Personen heeft X vanaf 13 januari 2012 tot 18 juni 2015 in Spanje gewoond. Met ingang van 1 september 2012 staat de echtgenote van X geregistreerd met een eenmanszaak. X heeft aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning over 2012 van € 2.428 negatief. De aanslag IB/PVV 2012 is opgelegd naar een vastgesteld inkomen van € 30.000. Door verrekening van € 22.031 aan verliezen uit het verleden resteert een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.969. De verschuldigde IB/PVV hierover is – na vermindering met heffingskortingen – nihil. Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant zijn de aanslag IB/PVV 2012, de beschikking verzuimboete, een verliesverrekeningsbeschikking en verliesvaststellingsbeschikking in geschil. Het beroep tegen de aanslag is niet-ontvankelijk wegens gebrek aan belang. De verschuldigde belasting bedraagt immers nihil.

Pagina 1 van 5 Met betrekking tot de verzuimboete heeft de Inspecteur in zijn verweerschrift geconcludeerd dat de verzuimboete ten onrechte is opgelegd. Het beroep is op dit punt gegrond. De Inspecteur maakt niet aannemelijk dat X de vereiste aangifte niet heeft gedaan. Hij maakt ook niet aannemelijk dat X positief inkomen in 2012 heeft genoten. Dat X heeft meegewerkt in het bedrijf van de echtgenote acht de Rechtbank wel aannemelijk. Dit is echter niet voldoende om te kunnen concluderen dat de onderneming voor diens rekening wordt gedreven en hij rechtstreeks wordt verbonden door verbintenissen betreffende die onderneming. Het beroep betreffende de verliesverrekeningsbeschikking is gelet op het voorgaande gegrond. Het beroep betreffende de verliesvaststellingsbeschikking (van nihil) is ongegrond omdat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij verlies heeft geleden in 2012...... Tweede Kamer: Aangenomen moties over de Wet DBA De Tweede Kamer heeft op 13 december 2016 de volgende drie moties aangenomen die waren ingediend tijdens het debat over de uitwerking van de Wet DBA op 8 december 2016: Motie Omtzigt (CDA) en Van Weijenberg (D66) constaterende dat de handhaving op de Wet DBA nu is uitgesteld van 1 mei 2017 tot 1 januari 2018; constaterende dat het bestrijden van schijnzelfstandigheid doel van de wet is en voorlopig on hold staat; overwegende dat malafide opdrachtgevers die te kwader trouw werknemers buiten dienstbetrekking laten werken, door de chaos van de Wet DBA geen vrij spel mogen hebben; verzoekt de regering, per direct te handhaven richting opdrachtgevers die evident kwaadwillig handelen: verzoekt de regering tevens, voor 1 februari de eerste resultaten van de handhaving aan de Kamer te rapporteren. Motie (PvdA) overwegende dat de commissie Boot onderzoek gedaan heeft naar de uitvoering van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (WDBA), overwegende dat de commissie tien aanbevelingen heeft gedaan ter verbetering van de beoordeling of een arbeidsrelatie als dienstbetrekking kwalificeert, verzoekt de regering de aanbevelingen van de commissie Boot te betrekken bij een nieuw beoordelingskader, verzoekt de regering de criteria van de commissie Boot om te bepalen of sprake is van ondernemerschap of werknemerschap te gebruiken bij de handhaving. Motie Bashir (SP) constaterende dat de onrust rond de Wet DBA is veroorzaakt door een tekort aan zekerheid voor opdrachtgevers en zzp’ers; verzoekt de regering, zo snel mogelijk duidelijke criteria op te stellen en, indien volgens deze criteria wordt gewerkt, ondernemers zekerheid vooraf te geven...... Omzetbelasting Rechtbank Gelderland: Geen toepassing verlaagd btw-tarief voor lotnummercorrespondentie X bv verzorgt in opdracht van een stichting lotnummercorrespondentie. Zij levert hiertoe drukwerk, bestaande uit een lot met begeleidende brief aan deelnemers van een loterij, die automatisch meespelen. X bv meent dat de lotnummercorrespondentie moet worden aangemerkt als ’andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven’ als bedoeld in post a.30. van Tabel I behorende bij de Wet OB 1968 waarop het verlaagde btw-tarief van toepassing is. De Inspecteur stelt dat het algemene btw-tarief van toepassing is. Rechtbank Gelderland overweegt dat tabelpost a.30. zodanig moeten worden uitgelegd dat de reikwijdte daarvan samenvalt met artikel 98, lid 2, Btw-richtlijn in samenhang met post 6 van Bijlage III, Btw-richtlijn. Dit betekent dat beoordeeld moet worden of de prestaties van X bv kunnen worden gekwalificeerd als de levering van brochures, folders of soortgelijk drukwerk. Dat is volgens de Rechtbank niet het geval. Naar het spraakgebruik is het lotnummer met de bijlagen geen folder, brochure of soortgelijk drukwerk. Het is in de kern een bewijs van deelname aan een loterij met individuele kenmerken zoals een uniek lotnummer en een adres. De begeleidende brief met kennisgeving van andere trekkingen is daaraan ondergeschikt. Folders en brochures zijn veeleer publicaties met een informatief karakter die in één keer in meerdere exemplaren worden geproduceerd en verspreid. Het verlaagde tarief is niet van toepassing. Het gelijk is aan de Inspecteur...... Rechtbank Zeeland-West-Brabant: Geen teruggaaf van omzetbelasting in zonnepanelen-zaak X heeft zonnepanelen laten installeren op zijn (privé-)woning. De zonnepanelen zijn in mei 2013 in gebruik genomen. X heeft zich bij formulier van 8 januari 2014 als btw-ondernemer gemeld, heeft op 23 januari 2014 aangifte gedaan en verzocht om teruggaaf van omzetbelasting. Dit verzoek is afgewezen. Dat is terecht, oordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het verzoek om teruggaaf moet worden ingediend binnen drie maanden na afloop van het kwartaal waarop het verzoek betrekking heeft (artikel 31, lid 2 en 5, Wet OB 1968). In dit geval moest het verzoek zijn ingediend vóór 1 juli 2013 (uitgaande van de investeringsdatum) althans 1 oktober 2013 (indien wordt uitgegaan van het moment van ingebruikneming van de zonnepanelen). Zowel het teruggaafverzoek als het eerdere verzoek om uitreiking van het aangifteformulier is (ruim) na die data gedaan. Het teruggaafverzoek van X is dus te laat ingediend.

Pagina 2 van 5 X heeft gesteld dat de meerderheidsregel is geschonden omdat de Inspecteur de aangifteperiode in vergelijkbare gevallen heeft vastgesteld op jaarbasis en het teruggaafverzoek in die gevallen wel heeft gehonoreerd. De Rechtbank gaat er veronderstellenderwijs vanuit dat de meerderheidsregel ook na 1 januari 2013 (wijziging Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003) nog geldt. X maakt met een door de gemachtigde overgelegde geanonimiseerde lijst van 119 cliënten echter niet aannemelijk dat de meerderheidsregel is geschonden. Dat de gemachtigde geen opening van zaken wil geven, komt voor risico van X...... Formeel belastingrecht Hof Amsterdam: Kostenvergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand door broer De WOZ-waarden van de woning en garage van X voor het jaar 2014 zijn na bezwaar verminderd. Het verzoek om vergoeding van kosten voor door een derde in de bezwaarfase beroepsmatig verleende rechtsbijstand is door de Heffingsambtenaar afgewezen. X is het daarmee niet eens en heeft beroep en hoger beroep ingesteld. Hij is vertegenwoordigd door zijn broer. De broer is jurist. X en zijn broer woonden tot juni/juli 2014 op hetzelfde adres. Hof Amsterdam stelt voorop dat de broer gemachtigd was om namens X de proceshandelingen – waarvoor een proceskostenveroordeling wordt verzocht – te verrichten. X maakt voorts aannemelijk dat het door de broer verlenen van rechtsbijstand een vast onderdeel vormt van een duurzame, op het vergaren van inkomsten gerichte taakuitoefening. Met name acht het Hof van belang dat aannemelijk is dat de broer ten behoeve van een twintigtal klanten, ook buiten zijn familie- en kennissenkring, rechtsbijstand verricht. In HR 19 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY0531 heeft de Hoge Raad overwogen dat een familierelatie niet aan het beroepsmatige karakter van de verleende rechtsbijstand in de weg hoeft te staan, ’met dien verstande dat als de rechtsbijstand wordt verleend door een persoon die behoort tot het huishouden van de belanghebbende in beginsel moet worden aangenomen dat deze niet op zakelijke basis is verleend en daarom niet kan gelden als beroepsmatig verleend.’ Nu X en de broer vanaf juni/juli 2014 niet op hetzelfde adres woonden, is vanaf die tijd sprake geweest van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, aldus het Hof. Het Hof gaat er voorts vanuit dat aan de rechtsbijstand kosten zijn verbonden. Dat hiervan geen sprake is, maakt de Heffingsambtenaar niet aannemelijk. Het Hof stelt de kostenvergoeding voor de bezwaarfase vast op € 246 en voor de beroeps- en hogerberoepsfase op € 992...... MvF: Kamerbrief telefonisch intrekken van bezwaren bij de Belastingdienst Iedereen die in de periode vanaf 11 november 2009 (eerste werkinstructie bellen bij bezwaar) tot eind oktober 2016 het bezwaar uitsluitend telefonisch heeft ingetrokken (al dan niet schriftelijk bevestigd door de Belastingdienst) en die zich daardoor benadeeld voelt, kan zich melden bij de Belastingdienst. Zijn materiële grief zal dan worden behandeld in de vorm van een voortgezette bezwaarbehandeling. Dit schrijft staatssecretaris Wiebes (Financiën) in een brief aan de Tweede Kamer. De handelwijze om mensen alsnog in de gelegenheid te stellen tot behandeling van de materiële grief, welke kenbaar wordt door middel van een publicatie op de website van de Belastingdienst en in de Staatscourant is getoetst door de Landsadvocaat. De Landsadvocaat heeft Wiebes laten weten deze oplossing juridisch verantwoord en zorgvuldig te achten. De werkwijze inzake het telefonisch intrekken van de bezwaren is sinds eind oktober 2016 zo aangepast dat de intrekking altijd schriftelijk (mag ook per e-mail) moet gebeuren...... Europees belastingrecht A-G HvJ: Btw en invoerrechten ingeval van vervoer goederen via vrijhaven in lidstaat Wallenborn, een vervoerder, heeft zonder succes bezwaar gemaakt tegen btw bij invoer die de Duitse autoriteiten hebben geheven tegelijk met invoerrechten krachtens artikel 203, lid 1, CD, die verschuldigd waren wegens de onttrekking van goederen aan het douanetoezicht doordat de regeling voor douanevervoer niet naar behoren was beëindigd. Het feit waardoor de douaneschuld is ontstaan heeft zich voorgedaan in een vrije zone (de haven van Hamburg) die krachtens de nationale wetgeving voor de btw niet tot het binnenland behoort. Wallenborn is in beroep gegaan bij het Hessische Finanzgericht. Dit gerecht heeft aan het Hof van Justitie gevraagd welke rechtsgevolgen voor de btw bij invoer voortvloeien uit het feit dat de Duitse wetgeving bepaalde vrije zones als buitenland kwalificeert. A-G Campos Sánchez-Bordona meent dat het binnenbrengen van goederen in een dergelijke zone alleen tot verschuldigdheid van btw bij invoer leidt indien redelijkerwijs kan worden vermoed dat deze goederen in het economische verkeer van de EU konden worden gebracht, wat moet worden beoordeeld door de nationale rechter. Wanneer een douaneschuld krachtens artikel 203 CD is ontstaan en er in de omstandigheden van het geval is vastgesteld dat er geen btw verschuldigd is, kan artikel 204 CD niet worden toegepast als grondslag voor het intreden van het belastbare feit van deze belasting, aldus de A-G...... Internationaal belastingrecht MvF: Vertraging bij uitwisseling rulings Staatssecretaris Wiebes (Financiën) heeft 127 vragen van de Tweede Kamer over de 18e Halfjaarsrapportage Belastingdienst beantwoord. Het hoofdthema van deze rapportage zijn de inspanningen van de Belastingdienst, waaronder de Douane en FIOD op het terrein van de internationale samenwerking en gegevensuitwisseling, met name in de periode van het EU-voorzitterschap.

Pagina 3 van 5 Onder andere is gevraagd wat de geschatte vertraging is ten opzichte van de deadline bij de uitwisseling van rulings zowel in OESO- verband als in EU-verband. Wiebes antwoordt hierop het volgende: Op het gebied van het uitwisselen van rulings loopt Nederland voorop. In de praktijk zijn veel vragen opgekomen over de uitleg van de door de EU en OESO gehanteerde begrippen. Een aantal begrippen is namelijk voor meerdere interpretaties vatbaar en de EU en de OESO hebben beperkt richting gegeven over de uitleg ervan. Hierdoor is het invullen van de standaardformulieren minder eenduidig gebleken dan aanvankelijk was voorzien. Indien er ruimte zit of onduidelijkheden zijn in de uitleg van de EU of OESO-regels, wordt dit op dit moment door de Nederlandse Belastingdienst ruimhartig uitgelegd op een manier dat er zo veel mogelijk transparantie wordt bereikt. Hierdoor zal Nederland meer informatie uitwisselen met meer landen dan bij een beperktere uitleg. Op dit moment wordt door de Belastingdienst hard gewerkt om bestaande maar niet centraal opgeslagen rulings op te sporen. Dit is een huzarenklus, omdat deze in de dossiers zitten van individuele Inspecteurs waardoor naar schatting 13.000 dossiers handmatig nagekeken moeten worden. Dit vergt veel werk en tijd. Tenslotte heeft Nederland in verhouding meer rulings dan de meeste andere landen hebben aangegeven. Daarom ontstaat er een achterstand en deze is redelijkerwijs niet binnen een aantal maanden op te lossen. Wiebes geeft aan niet in te kunnen schatten hoe lang de vertraging over uitwisseling van informatie over bestaande rulings precies zal zijn. Hij is in gesprek met de OESO over een voor alle partijen realistische en aanvaardbare deadline. Hierbij heeft hij aan het OESO- secretariaat aangegeven dat de Belastingdienst inschat dat de uitwisseling van informatie een jaar vertraging oploopt. Ondertussen doet de Belastingdienst er alles aan om het proces van informatie-uitwisseling te versnellen. Ook belastingplichtigen worden betrokken bij het invullen van het standaardformulier. Voor nieuwe rulings zal op korte termijn in een beleidsbesluit worden vastgelegd dat het invullen van het standaardformulier deel uitmaakt van de aan te leveren informatie bij het verzoek om een ruling. Hierdoor wordt de uitwisseling van informatie over nieuwe rulings administratief minder bewerkelijk. De daadwerkelijke uitwisseling van de standaardformulieren zal op termijn grotendeels worden geautomatiseerd. Voor de EU vindt uitwisseling plaats vanaf 2017. De standaardformulieren zullen volledig geautomatiseerd in de EU database worden geplaatst. Toelichting Wiebes heeft voorts de volgende vragen over rulings beantwoord: Vraag 54. Hoe ver zijn andere landen met de automatische uitwisseling van rulings? Vraag 55. Hoe ver zal Nederland naar verwachting zijn per 1 januari 2017? Wat heeft overleg met de OESO opgeleverd als het gaat om het niet halen van de datum van 1 januari 2017? Vraag 56. Vindt de (geautomatiseerde) gegevensuitwisseling over rulings plaats door de rulings integraal ter beschikking te stellen of louter in het bestand op te nemen dat er een ruling is? Dit in het licht dat het nogal veel werk schijnt op te leveren. Vraag 60. Worden op dit moment rulings wel op een centrale plek geregistreerd door de Belastingdienst zodat het in de toekomst makkelijker is om gegevens uit te wisselen? Zo ja, sinds wanneer worden de rulings centraal geregistreerd? Zo nee, waarom gebeurt dit niet? Vraag 61. Op welke wijze wordt gecontroleerd of alle lidstaten daadwerkelijk de rulings in de database zetten? Vraag 63. Hoe verhoudt het aantal rulings dat Nederland heeft afgesloten zich met de aantallen in andere OESO-landen? Redactie Fiscanet ...... MvF: Nederland kan tijdig aan CbC-verplichtingen voldoen De Belastingdienst kan tijdig aan de verplichtingen van het country- by-country-reporting (hierna; CbC) voldoen. Dit antwoordt staatssecretaris Wiebes (Financiën) op één van de 127 vragen van de Tweede Kamer over de 18e Halfjaarsrapportage van de Belastingdienst. Wiebes schrijft hierover het volgende: CbC houdt voor in Nederland gevestigde groepsentiteiten de verplichting in om bij de Belastingdienst een landenrapport aan te leveren. De Belastingdienst verstrekt de landenrapporten vervolgens (automatisch) aan de betrokken buitenlandse belastingdiensten. Rapporterende groepsentiteiten moeten voor de eerste keer het landenrapport aanleveren over het fiscale boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2016. Voor dit aanleveren heeft de rapporterende groepsentiteit twaalf maanden de tijd, te rekenen vanaf de dag na het einde van het verslagjaar van de uiteindelijke moederentiteit. Dit betekent dat de meeste landenrapporten voor het eerst eind 2017 bij de Belastingdienst worden aangeleverd. Om deze landenrapporten vervolgens automatisch te verstrekken aan de betrokken buitenlandse belastingdiensten heeft de Belastingdienst de eerste keer een termijn van zes maanden (in volgende jaren: drie maanden). De Belastingdienst hoeft dus pas uiterlijk medio 2018 aan de uit CbC voortvloeiende uitwisselingsverplichting te voldoen. Hoewel de uitwisselingsverplichting nog ver weg is, treft de Belastingdienst reeds allerlei voorbereidingen. Voor de behandeling van de te ontvangen rapporten is binnen de Belastingdienst een apart team van specialisten opgericht dat onderdeel uitmaakt van de coördinatiegroep verrekenprijzen. Ter toelichting op de CbC heeft de Belastingdienst voor in Nederland gevestigde rapporterende groepsentiteiten uitgebreide (Nederlandstalige en Engelstalige) handleidingen opgesteld over de wetgeving en de IT. Daartoe is ook in overleg getreden met een aantal vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven. Ook heeft de Belastingdienst een notificatietool ontwikkeld, die het voor de genoemde groepsentiteiten eenvoudiger maakt om de Belastingdienst te berichten welke groepsentiteit rapporteert. Deze tool is sinds 7 december via: www.gegevensportaal.net/cbc/aanmelden/ beschikbaar. Verder voert de Belastingdienst vooroverleg over de toepassing van de wetgeving, zowel met individuele bedrijven als met belastingadvieskantoren. Ook bij de koepelorganisaties en op de intermediairsdagen wordt aandacht gevraagd voor CbC. Binnen de Belastingdienst geeft het CbC team diverse presentaties om onder andere inspecteurs te informeren over deze ontwikkeling. Tot slot nemen deelnemers van de Belastingdienst deel aan internationale bijeenkomsten en maandelijkse conference calls die zijn gericht op het delen van ervaringen van belastingdiensten met de implementatie van de CbC en het verkrijgen van antwoorden op eventueel nog levende vragen.

Pagina 4 van 5 De bij de Belastingdienst voor CbC benodigde IT-infrastructuur bouwt voort op de IT-infrastructuur voor de (uitwisseling onder de) Common Reporting Standard (CRS). De CbC IT-infrastructuur zal dan ook worden opgepakt zodra de CRS IT-infrastructuur gereed is. Naar verwachting is de nationale CbC IT-infrastructuur – onder meer voor de ontvangst van landenrapporten – in november 2017 gereed en de CbC IT-infrastructuur voor de uitwisseling van die landenrapporten in juni 2018. Ook voor wat betreft de IT is dus de verwachting dat de Belastingdienst tijdig aan de uitwisselingsverplichting kan voldoen...... Tweede Kamer: Ondervragingscommissie fiscale constructies gaat van start Voor het eerst organiseert de Tweede Kamer een parlementaire ondervraging, een verkorte vorm van de parlementaire enquête. De Parlementaire ondervragingscommissie fiscale constructies kiest woensdag op 14 december 2016 haar voorzitter. INZICHT VERKRIJGEN IN TRUSTKANTOREN EN FISCAAL ADVIES De Kamer wil meer inzicht krijgen in de werkwijze van trustkantoren en de fiscale adviespraktijk en de effectiviteit van het toezicht daarop. Daarom is een parlementaire ondervragingscommissie ingesteld, die zich op twee afzonderlijke kwesties richt: Het doorsluizen van kapitaal via in Nederland gevestigde brievenbusfirma's; Het wegsluizen van particuliere vermogens naar buitenlandse doelvennootschappen. De Parlementaire ondervragingscommissie fiscale constructies heeft vijf leden: (PvdA) Arnold Merkies (SP) (D66) (ChristenUnie) (GroenLinks) NIEUW INSTRUMENT KAMER De parlementaire ondervraging is een nieuw instrument van de Kamer, op aanbeveling van de tijdelijke commissie Evaluatie Wet op de parlementaire enquête. Bij deze kortdurende parlementaire enquête worden personen onder ede verhoord en zijn zij verplicht om medewerking te verlenen...... Sociale verzekeringen Ombudsman: SVB moet AOW'ers in buitenland informeren over verhoging AOW-leeftijd De Sociale Verzekeringsbank (SVB) moet mensen die in het buitenland wonen en in de toekomst recht hebben op AOW, informeren over de verhoging van de AOW-leeftijd. Dit concludeert de Nationale ombudsman, Reinier van Zutphen, na onderzoek. De SVB gaat er nu vanuit dat deze groep zichzelf op de hoogte houdt van wat er in Nederland op dit gebied speelt. Dat blijkt niet altijd het geval, waardoor mensen die in het buitenland wonen zich niet kunnen voorbereiden op de financiële gevolgen. Aanleiding voor het onderzoek van de ombudsman is de klacht van een man die niet op de hoogte was van de verhoging van de AOW-leeftijd. Hij woont al jaren in Denemarken en ging ervan uit dat hij vanaf zijn 65ste AOW zou ontvangen. Hij bleek echter pas zes maanden later recht te hebben op AOW. De SVB heeft de Nationale ombudsman inmiddels laten weten op korte termijn te onderzoeken op welke manier zij mensen in het buitenland extra kunnen attenderen op wetswijzigingen zoals de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De Nationale ombudsman zal de inspanningen van de SVB op dit gebied nauwlettend volgen...... Overig MvF: Kamerbrief Informatievoorziening vertrekregeling Belastingdienst In een brief aan de Tweede Kamer verstrekt staatssecretaris Wiebes (Financiën) nadere informatie over de vertrekregeling bij de Belastingdienst. In de brief staan cijfers over de uitstroom en informatie over de instroom. Ook is beschreven op welke wijze er inhoud wordt gegeven aan de onderzoeken van de ADR in het kader van de vertrekregeling......

Pagina 5 van 5 Copyright NLFiscaal 2016. Het is niet toegestaan de NLFiscaal nieuwsbrief zonder uitdrukkelijke toestemming van het bestuur van NLFiscaal aan derden door te zenden. Stichting NLFiscaal: Binnenkant 18, 1011 BG Amsterdam tel 0206272175, [email protected]