nummer november

Nieuwsbrief Sectie

Nederlandse Entomologische Vereniging

In dit nummer onder meer:

‹ Voorjaarsexcursie Elperstroom ‹ Veldobservaties ‹ Hoplitis tridentata vestigt zich in de Gelderse Poort ‹ Ibalia leucospoides in Nederland ‹ Determinatietabellen voor de bijen van de genera Anthidium Chelostoma en Megachile in Nederland

Hymeno nr. 3, november 2011

ISSN 2210-3821

Foto voorpagina: Megachile willughbiella , man. Nieuwsbrief sectie Hymenoptera van de Foto: Albert de Wilde. Nederlandse Entomologische Vereniging Redactie Vormgeving: Jan Smit. H. Nieuwenhuijsen, T. Peeters, J. Smit Druk: Drukkerij Presikhaaf, Arnhem. Redactieadres Voermanstraat 14, 6921 NP Duiven e-mail: [email protected] Website www.nev.nl/hymenoptera/

Redactioneel

Het kan liggen aan de slechte zomer, of het mooie Een tweetal artikelen, één over Hoplitis tridentata door najaarsweer, maar we kregen deze keer vanuit de leden Jan Smit en eentje over Ibalia leucospoides door Theo weinig kopij aangeleverd. Daarbij waarschijnlijk ook Peeters. concurrentie ondervindend van het speciale nummer En natuurlijk de bekende oproepen om de contributie over bijen van Entomologische Berichten dat voor over te maken, leuke vangsten van het inmiddels februari 2012 op stapel staat en waar diverse leden van afgelopen seizoen te melden en de gegevens voor het de sectie een bijdrage aan leveren. verslag van de excursies van de sectie door te geven. Onze studiedag vindt in januari plaats op een andere Toch is dit nummer van HymenoVaria behoorlijk locatie, namelijk in Naturalis te Leiden, meer hierover gevuld, vooral dankzij een drietal determinatietabellen op pagina 81. van Hans Nieuwenhuijsen. Een groot deel wordt deze keer ingenomen door Zoals gewoonlijk heeft Raymond Broersma de informatie over literatuur; AcuBieb, samenvattingen weer vertaald, waarvoor onze dank. boekbesprekingen, bespreking van enkele artikelen en aanvullingen op de wespen- en mierenatlas. Veel leesplezier, Jan, Theo & Hans De excursies van de sectie in het komende voorjaar en de zomer worden aangekondigd. Verder enkele korte veldobservaties.

46 Hymeno nr. 3, november 2011 Excursie

Elperstroom is ook het leefgebied van de zilveren maan, de eerste generatie vliegt vanaf half mei. In het gebied komen de volgende natuurdoeltypen Voorjaarsexcursie voor: N06.04 vochtige heide, N07.01 droge heide, N10.01 nat schraalland, N10.02 vochtig hooiland, Elperstroom 21 april N12.02 kruidenrijk en faunarijk grasland, N14.02 hoog- en laagveenbos, N16.02 vochtig bos met Reservedatum 28 april productie. (http://www.wikinatuurbeheer.nl/ Natuurbeheertypen.MainPage.ashx) Zie ook: Janssen, J.A.M. & J.H.J. Schaminée (2009). “Jullie zijn van harte welkom in het 'Hart van Europese Natuur in Nederland. Gebieden van de Drenthe'. Wij zouden graag willen weten wat er in de Habitatrichtlijn. Hoog Nederland. Natura 2000-gebieden. - Elperstroom aan wespen en bijen rondvliegt.” Aan KNNV Uitgeverij, Zeist, 360 p. deze uitnodiging van Pauline Arend boswachter van Staatsbosbeheer geven we in het voorjaar 2012 Verzamelen 10.00 uur: gehoor. Pannekoekenrestaurant De Stroohoed, Schoonloërweg 19, 9442 PL Elp Het Natura 2000 gebied Elperstroom vormt de www.destroohoed.nl bovenloop van de Beilerstroom op de westelijke flank Opgave: [email protected] van de Hondsrug. Het ligt ten oosten van het dorp Elp. Kenmerkend is het typische esdorpenlandschap Voor meer informatie zie: tussen Elp en de aangrenzende boswachterijen van www.provinciedrenthe.nl/natura2000/gebieden Grolloo en Schoonloo met essen (akkers), heide en www.staatsbosbeheer.nl naald- en loofbos. DLG, 2009, (Ontwerp) Beheerplan Elperstroom De Elperstroom vormt het hooi- en weilandgebied in Natura 2000, versie 0.7 dit esdorpenlandschap. Het gebied heeft een complexe bodemstructuur met leem, veen en zand. De kwel wordt deels beïnvloed door opstuwing door een zoutkoepel. Het kwelwater is relatief kalkrijk, waardoor zich hier kalkmoerassen en blauwgraslanden hebben ontwikkeld met veel bijzondere planten, zoals tweehuizige zegge, vlo zegge en vleeskleurige orchis. Langs de beek liggen voornamelijk graslanden, van elkaar gescheiden door greppels, houtwallen en kleine bosjes. In het deelgebied de Reitma komen blauwgraslanden voor. De deelgebieden Oosterma en Stroetma worden begraasd met koeien en schapen en zijn minder bloemrijk. Op de flanken van het dal liggen enkele heischrale graslanden en heidevelden. De

47 Hymeno nr. 3, november 2011

Zomerexcursie Slikken van Bommenede en het Dijkwater 25 augustus

Reservedatum 1 september

Slikken van Bommenede De Slikken van Bommenede (Ac. 57-415/416) (Fig. 1) liggen ten noorden van Zonnemaire op Schouwen- Duiveland. Ze hebben een oppervlakte van 90 ha. Het gebied is na de afsluiting van de Grevelingen drooggevallen. Er bevinden zich enkele ondiepe kreken die de invloed van de zoute Grevelingen tot ver in het gebied laten doordringen. Aan de noordkant van het gebied ligt een recreatieterreintje. De Slikken van Bommenede zijn niet alleen een interessant plantengebied, maar zijn ook van groot belang voor vogels, zoogdieren, reptielen en insecten. Fig. 1. Slikken van Bommenede Door de lage ligging worden grote gedeelten nog overspoeld met zout water. Dit heeft tot gevolg dat de Natuurtypen begroeiing grotendeels uit zoutminnende planten zoals N05.01 moeras, N10.02 vochtig hooiland,N12.02 Zeekraal, Schorrenkruid en Zeeaster bestaan. In de fauna- en kruidenrijk grasland,N12.04 zilt zomermaanden grazen hier koeien. overstromingsgrasland, L01.04 singels en bosjes http://www.wikinatuurbeheer.nl/Natuurbeheertypen. Het Dijkwater MainPage.ashx Het Dijkwater (Ac. 60-411) (Fig. 2) ligt tussen Zie ook: Janssen, J.A.M. & J.H.J. Schaminée (2009). Dreischor en Sirjansland en is een voormalige Europese Natuur in Nederland. Gebieden van de Habitat- vaargeul, met zanderige oeverlanden en hogere richtlijn. Zee en kust. Natura 2000-gebieden. - KNNV schorgronden. Het Dijkwater ontstond tijdens de St Uitgeverij, Zeist, 296 p. Aagatenvloed in 1288 en is in 1954 definitief van de Grevelingen afgesloten. 130 ha is in beheer bij Opgave: [email protected] Staatsbosbeheer. De zanderige oeverlanden zijn nat en kalkrijk. De schrale graslanden worden begraasd en Voor meer informatie zie: deels als hooiland beheerd. www.grevelingen.nl www.dorpsraad-sirjansland.nl/natuur

Fig. 2. Het Dijkwater

48 Hymeno nr. 3, november 2011 Veldobservaties

Groen licht voor metselwesp

Stijn Schreven

Op 21 april van dit jaar ging ik op de fiets door Wageningen. Wachtend voor een rood stoplicht aan de drukke kruising van de Nijenoord Allee met de Mansholtlaan viel mijn oog op een wespje dat gericht naar het stoplicht voor de fietsers vloog. Het vloog met zigzagjes geleidelijk naar een moer op de paal van het verkeerslicht, daarbij droeg ze iets tussen de Fig. 2. Het stoplicht met de metalen moer, 8 juli pootjes. Toen ik het beter bekeek, bleek het een 2011 Wageningen. In de opening zijn leemresten te Ancistrocerus sp. vrouwtje, met een groenig klein rupsje zien. Foto Stijn Schreven. als prooi. Eenmaal geland ging de muurwesp naar binnen in de metalen moer en drong het tot mij door Frequentere bezoeken hadden meer duidelijkheid over dat haar nest zich in deze paal moest bevinden. al dan niet een voortplantingssucces kunnen geven. Blijkbaar wist dit vrouwtje de kunstmatige holte Toch vind ik het verrassend dat een metselwesp zelfs handig te gebruiken als thuis voor haar broed. extreem kunstmatige holtes kan benutten om in te nestelen zoals deze metalen moer. Misschien een leuke bezigheid voor mensen in stedelijk gebied om naar meer van deze nestsituaties te zoeken. Ik ben benieuwd naar soortgelijke waarnemingen.

Summary In Wageningen the autor discovered a female Ancistrocerus nestled in a bolt of a traffic light.

Fig. 1. Impressie van het vrouwtje Ancistrocerus , Bijen in de war door mooi vliegend naar de nestopening met een rups tussen najaarsweer? de poten, op 21 april 2011. Tekening Stijn Schreven. Jan Smit Op 8 juli ging ik terug naar het stoplicht om te kijken of er nog iets te zien was van het nest of de wespen. Aan de binnenrand van de betreffende moer zaten De herfst begon dit jaar op zomerse wijze, met hoge ° resten van een leemwandje. Dit kan duiden op een temperaturen, meer dan 25 . Een reden voor veel succesvolle nestpoging: de nieuwe generatie mensen om nogmaals het strand op te zoeken en de Ancistrocerus heeft het wandje bij uitkomen wellicht barbecue in de tuin te ontsteken. Blijkbaar heeft dit geopend. mooie weer ook invloed op sommige bijen.

Ik stond op 1 oktober bij de bloeiende klimop in mijn tuin te kijken. Daar was het een drukte van jewelste,

49 Hymeno nr. 3, november 2011 met veel zweefvliegen, een aantal honingbijen, een enkele langs vliegende hoornaar, een aantal Vespula ’s en mannen en vrouwen van Polistes dominula . Mijten op Anthidium Ineens zag ik een bijtje wild langs de bloeiende klimop vliegen. Op het eerste gezicht dacht ik meteen aan een manicatum Andrena . Maar in deze tijd van het jaar? Ik heb een net gepakt en na even wachten kon ik het dier arresteren. Hans Nieuwenhuijsen Het was inderdaad een Andrena man. Mijn eerste indruk was een mannetje van Andrena chrysosceles . Controle met de tabel leverde een bevestiging van Tijdens het inventariseren van een stukje land in deze gedachte. Alkmaar, dat bestemd is een insectentuin te worden, Maar … deze soort vliegt gewoonlijk in het voorjaar, ving ik een Anthidium manicatum man, die onder de vanaf half maart tot eind juni, met een uitloop van mijten zat. Nu had ik al van Wijnand Heitmans enkele vrouwelijke exemplaren in juli en augustus. begrepen dat over de relaties tussen bijen en mijten Het exemplaar dat ik gevangen heb is puntgaaf, een een gigantische hoeveelheid literatuur bestaat, dus ik vers dier dus. Even later vloog er nog zo’n mannetje had goede hoop dat Herman Cremers, een mijten- langs de klimop. Deze heb ik even gevangen en specialist, iets over deze mijten zou kunnen zeggen. bekeken, het was dezelfde soort. Daarna heb ik hem Omdat ik denk dat het voor een aantal lezers van weer los gelaten, hoewel de kans op voortplanten in HymenoVaria interessant is volgen hieronder zijn deze tijd van het jaar nihil zal zijn. bevindingen. Andrena chrysosceles is polylectisch, het vrouwtje verzamelt het stuifmeel op verschillende soorten Dan de voor mij totaal nieuwe mijten van de grote planten, dat zou theoretisch dus ook op de klimop wolbij ( Anthidium manicatum ). Het gaat hier om hypopi kunnen. Er waren echter geen vrouwtjes te vinden. of te wel deutonymfen, die met een soort hechtapparaat, voorzien van enkele zuignappen, op de Mogelijk dat het uitzonderlijk warme najaarsweer deze gastheer zitten en meeliften. Ze leven eigenlijk niet mannetjes te vroeg uit hun overwinteringsplek heeft parasitair, maar foretisch. Deze hypopi voeden zich gelokt. De vraag is natuurlijk of dit een incident niet op de gastheer. De adulte mijten voeden zich betreft, of dat dit verschijnsel op meer plekken en met buiten de gastheer. meer soorten is waargenomen. Ik ben benieuwd naar Nu de soort, voor mij een hele zoekpartij in boeken en reacties en waarnemingen van anderen. daarna op het internet. Het betreft in ieder geval de Het is voor mij ook de vraag of het mannetje dat ik familie der Chaetodactylidae (Acari, Astigmata). Deze weer heb los gelaten bij verslechteren van het weer leven foretisch op solitaire bijen. Adulte mijten leven alsnog in winterrust gaat. En of hij nog sterk genoeg is van pollenkorrels. Er staan op internet diverse foto's om de winter door te komen en zich kan mengen in de van Chaetodactylus spp., ook een C. anthidii, maar deze ‘strijd’ om de vrouwtjes. hebben toch enkele andere kenmerken als jouw Een andere mogelijkheid is dat de mannetjes een wolbijmijten. Er zijn echter nog enkele genera binnen ‘poging’ ondernemen om een partiële tweede generatie deze familie; daar waar foto's van te vinden zijn op te vormen. Dit lijkt mij echter erg onwaarschijnlijk, internet kloppen ook niet met jouw mijten. Maar er is omdat het wel erg laat in het jaar is. Bovendien staat een genus met een soort, die het gezien de naam best Andrena chrysosceles bekend als univoltien. zou kunnen zijn, nl. Sennertionyx manicati (Giard, 1900). Helaas heb ik hier nergens een foto, tekening of Summary beschrijving van kunnen vinden. Dus zeker ben ik er The autor discovered two male Andrena chrysosceles uiteraard niet van, maar gezien de naam en de exclusie flying near flowering ivy on 1 October. This is a van de andere genera, lijkt het me wel plausibel. species that is normally found in the spring. It's Een mooie site met diverse foto's is possible that they were drawn by the warm weather. http://insects.ummz.lsa.umich.edu/beemites/

Summary Some mites have been discovered on a male Anthidium manicatum in Alkmaar, possibly of the species Sennertionyx manicati .

50 Hymeno nr. 3, november 2011

Andrena vaga Aan de zuidkant van deze poel is een kolonie grijze De grijze zandbij ( Andrena zandbijen gevestigd. Die zondag 24 april bemerkte ik verschillende vrouwtjes, die lichtgeel stuifmeel vaga ) binnenbrachten in hun nesten (Fig. 1). De hoeveelheid stuifmeel was niet echt veel. Ze vlogen duidelijk van Eddy Willems en naar de grove dennen (Pinus sylvestris ) op enkele meters naast de plaats waar de kolonie gevestigd is (Fig. 2). Stuifmeel van wilgen is fel geel terwijl deze Inleiding van de grove den lichtgeel is. Was dit omdat we een Veel bijensoorten zijn oligolectisch en verzamelen uitzonderlijk vroeg en mooi voorjaar hadden zodat stuifmeel voor hun larven alleen van één bepaalde wilgen reeds uitgebloeid waren eind april en de grijze plantenfamilie of -genus. Volgens de literatuur is de zandbijen genoodzaakt waren op dennen te vliegen? grijze zandbij (Andrena vaga ) een oligolectische soort, We zullen het verder moeten uitzoeken. die speciaal op wilgen (Salicaceae, Salix) vliegt. Deze zandbij vliegt vroeg in het jaar; de mannetjes van eind februari tot eind april, de vrouwtjes van half maart tot eind mei. Tijdens de bloei van de wilgen. Maar, is dit wel zo?

Het terrein Tijdens een controle van mijn bijenhal eind april 2011, in de omgeving van Malle (Westmalle, België), zag ik grijze zandbijen (Andrena vaga ) met lichtgeel stuifmeel. Deze observatie gebeurde op het terrein waar mijn bijenkasten staan. Het terrein bestaat uit verschillende vegetatie-eenheden. Naast een bosgedeelte dat voornamelijk bestaat uit grove den (Pinus sylvestris ), berk (Betula ), lijsterbes (Sorbus aucuparia ), Amerikaanse eik (Quercus rubra ), zomereik (Quercus robur ) en vuilboom of sporkehout (Frangula alnus ), is er een open gedeelte. Dit bestaat voor twee derde uit een ruigte van grasland met vooral pijpestrootje (Molinia caerulea ). Een derde van het open gedeelte bestaat uit struikhei (Calluna vulgaris ) met wat gewone dophei (Erica tetralix ) Fig. 2. Vrouwtje van Andrena vaga in grove den. op de vochtige gedeelten. Zowel in het bosgedeelte als Foto Eddy Willems. in de heide vindt men ruime partijen blauwe bosbes Westrich (1989) noemt de grijze zandbij streng- (Vaccinium myrtilles ). Op de vochtige gedeelten van de oligolectisch en noemt alleen wilgensoorten ( Salix ). heide vinden we ook enkele bosjes gagel (Myrica gale ). Dylewska (2000) vermeld een aantal planten waar de Er is ook een kleine poel aanwezig die we destijds grijze zandbij op te vinden is. Na wilg (Salix ) worden gegraven hebben als drinkpoel voor de dieren in het genoemd: spierstruik( Spirea ), appel (Malus pumila ), wild. meidoorn (Crataegus ), sleedoorn (Prunus spinosa ) en paardenbloem (Taraxacum officinale ).

Literatuur Dylewska M., 2000: Hymenoptera: Apidae: Andreninae. - Klucze owadów Polski XXIV(68d). 152 pp. Westrich, P., 1989. Die Wildbienen Baden-Württembergs Teil I, II. - Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart, 972 p.

Summary In april females of Andrena vaga collected pollen from Pinus sylvestris at Malle (Belgium).

Fig. 1. Vrouwtje van Andrena vaga met lichtgeel stuifmeel. Foto Eddy Willems.

51 Hymeno nr. 3, november 2011

Artikelen Hoplitis tridentata vestigt zich in de Gelderse Poort

Jan Smit

Inleiding Twee jaar geleden maakte ik melding van de vangst van een vrouwtje van Hoplitis tridentata (Dufour & Perris, 1840) in een uiterwaardgebied bij Giesbeek aan de IJssel (Smit 2009). Bij de discussie plaatste ik de opmerking goed op te letten in gebieden met gunstige levensvoorwaarden voor deze soort, dat wil zeggen met flinke populaties vlinderbloemen en overjarige plantenstengels. Tot de terreinen die voldoen aan deze voorwaarden behoren de natuurontwikkelingsgebieden langs de grote rivieren. Dit jaar troffen wij deze metselbij aan in de Millingerwaard, één van deze gebieden. Fig 1. Waarschijnlijk een vrouwtje van Hoplitis tridentata , in de Blauwe Kamer bij Wageningen. Verspreiding in ons land Foto Dick Belgers. Tot en met 2009 waren er 7 exemplaren van deze metselbij uit ons land opgenomen in de database van EIS-Nederland. Daarnaast is er nog een onzekere waarneming van Dick Belgers op ‘Waarneming.nl’ in de Blauwe Kamer bij Wageningen, op10 juni 2007. Deze waarneming is niet zeker, omdat er alleen foto’s beschikbaar zijn, waarop deze bij niet met zekerheid kan worden gedetermineerd (Fig. 1).

Gelderse Poort Op 2 juni 2011 vingen mijn echtgenote en ik in de Millingerwaard (Ac. 198-431 ) onafhankelijk van elkaar een vrouwtje van Hoplitis tridentata op gewone rolklaver (Lotus corniculatus ). Opvallend was dat het ene exemplaar al afgevlogen was en het andere nog helemaal vers. Dat kan er op duiden dat deze soort hier mogelijk al langer voorkomt en zich hier ook voortplant. De rolklaverbestanden op deze plek waren echter tamelijk klein. Daar wij niet het hele gebied onderzocht hebben, kan er verderop nog meer rolklaver gestaan hebben. Enkele tientallen meters verderop stonden wel enkele plakkaten bont kroonkruid ( Securigera varia ). Op die bloemen hebben we deze bijen echter niet gezien. Fig. 2. Vindplaatsen van Hoplitis tridentata in We kunnen intussen wel stellen dat deze metselbij zich Nederland. (Bron EIS -Nederland). in de Gelderse Poort heeft gevestigd, met twee plekken waar deze soort is waargenomen, die qua tijd twee jaar en qua plaats hemelsbreed ongeveer 13 kilometer van elkaar liggen (Fig 2).

52 Hymeno nr. 3, november 2011

Zuid-Limburg Discussie In Zuid-Limburg, waar deze bij aan zijn opmars in ons Het aantal waarnemingen van Hoplitis tridentata in ons land is begonnen (Lefeber 1993), is zij momenteel land is intussen opgelopen tot minimaal 24 (mogelijk goed vertegenwoordigd (Tabel 1). Er zijn echter nog 25) exemplaren (Tabel 1). Deze bij is zich in ons land meer vindplaatsen in Zuid-Limburg bekend dan in de dus goed aan het uitbreiden. Opvallend is wel dat tabel staan, maar de gegevens daarvan zijn nog niet verreweg de meeste waarnemingen betrekking hebben beschikbaar, wegens onderzoek dat nog niet is op vrouwtjes. De eerste drie waarnemingen uit ons afgerond (mond. meded. Raemakers). In Zuid- land betreffen mannetjes, deze zijn echter alle drie Limburg is deze metselbij aangetroffen op aardaker afkomstig uit malaisevallen van Virgilius Lefeber. (Lathyrus tuberosus ), gewone rolklaver, heggenwikke Mannetjes (Fig. 3) bezoeken bloemen alleen voor hun (Vicia sepium ) en luzerne ( Medicago sativa ). eigen nectarbehoefte, zij verzamelen geen stuifmeel.

Tabel 1. Waarnemingen van Hoplitis tridentata in Nederland in chronologische volgorde.

Jaar Datum Aantal M/V Vindplaats Ac. Aangetroffen op 1992 15 – 6 1 m Maastricht, ENCI 175 -314 1993 30 – 6 1 m Wrakelberg 192 -318 1994 15 – 6 1 m Maastricht, ENCI 176 -314 1996 7 – 7 1 v Maastricht, Lage fronten 176 -318 1998 8 – 8 1 v Simpelveld 196 -315 2002 19 – 8 1 v Eijsden, emplacement 177 -308 Gewone rolklaver 2007 5 – 6 1 v Maastricht, Hoge Fronten 175 -318 2007 ? 10 – 6 1 v Wageningen, Blauwe kamer 2007 19 – 7 1 v St. Pietersberg 176 -315 Aardaker 2008 25 – 6 5 v Eijsden, ’t Tiende vrij 178 -308 Gewone rolklaver 2008 1 – 7 2 m, v Eijsden, emplacement 177 -308 2009 4 – 7 1 v Giesbeek, Valeplas Gewone rolklaver 2010 3 – 7 1 v St. Pietersberg 175.8 -316.1 2010 3 – 7 1 v St. Pietersberg 176.2 -315.4 Luzerne 2010 9 – 7 1 v St. Pietersberg 176.5 -315.6 2011 21 – 5 1 v Gronsveld, de Beuk 180.1 -313.8 Heggenwikke 2011 2 – 6 2 v Millingerwaard 198 -431 Gewone rolklaver 2011 28 – 6 1 v St. Pietersberg 175.9 -316.0 Gewone rolklaver

Fig. 3. Hoplitis tridentata , man. Foto Nico Vereecken.

53 Hymeno nr. 3, november 2011

Blijkbaar spelen de plekken met planten waarop de vrouwtjes het stuifmeel verzamelen om de broedcellen mee te bevoorraden, geen belangrijke rol in de Ibalia leucospoides in strategie van de mannetjes om de vrouwtjes te ontmoeten. Want daar is met handvangsten slechts Nederland één mannetje gevonden. Resteert de vraag waar ze de vrouwtjes dan wel vinden. De vangsten in malaiseval- Theo M.J. Peeters len zouden kunnen aanduiden dat ze langs (vaste) routes patrouilleren. Verder blijft de voorzichtige conclusie overeind uit Inleiding mijn eerste artikeltje over deze soort, dat de populatie Onlangs werd mijn aandacht getrokken door een in de Gelderse Poort waarschijnlijk ons land binnen drietal foto’s op waarneming.nl. Het afgebeelde dier gekomen is uit Duitsland via het dal van de Rijn. Mede kwam me bekend voor, maar een goede determinatie gezien het feit dat er tussen Zuid-Limburg en de van de familie of soort schoot me niet te binnen. Dat Gelderse Poort nog steeds geen vondsten zijn gedaan. moment van onwetendheid duurde slechts kort, want Wat verder opvalt is de lange vliegtijd van deze soort, even later stond op de website de naam van de soort de vroegste waarneming in ons land is van 21 mei, de er al bij: Ibalia leucospoides . Daarmee kwamen ook bij laatste van 19 augustus. Volgens Westrich (1989) is de mij weer brokstukken in mijn geheugen naar boven en soort univoltien, hij noemt een vliegtijd van half juni werd mijn nieuwsgierigheid groter. Ik verzamelde tot begin augustus. intussen enige informatie over deze soort en doe hierbij verslag van het eerste deel van mijn onderzoek. Dank Mijn dank gaat uit naar EIS-Nederland voor het Plaats binnen de Hymenoptera vervaardigen van het verspreidingskaartje en het Ibalia leucospoides behoort tot de familie van de beschikbaar stellen van de gegevens. Dank aan Ivo Ibaliidae, een familie die verwant is aan de familie van Raemakers voor het beschikbaar stellen van zijn de galwespen. waarnemingen van Hoplitis tridentata . Dick Belgers en Binnen de Hymenoptera onderscheiden we de Nico Vereecken (B.) worden bedankt voor de Symphyta en de Apocrita, de Apocrita verdelen we in toestemming voor het gebruik van hun foto’s. Dank Parasitica en Aculeata. De zeer soortenrijke groep van aan Harry Woesthuis van Staatbosbeheer voor het de Parasitica wordt tegenwoordig verdeeld in een verlenen van een vergunning tot inventariseren in de groot aantal superfamilies, waaronder de superfamilie gebieden van de Gelderse Poort. Cynipoidea waartoe de Ibaliidae worden gerekend. In Nederland is deze superfamilie vertegenwoordigd door Literatuur 3 families: Cynipidae (galwespen), Figitidae en Lefeber, V., 1993. Nieuwe en zeldzame aculeaten bij Ibaliidae, met in totaal tenminste 130 soorten (van Maastricht (Hymenoptera: Apidae, Vespidae, Achterberg 2010). Pompilidae). - Entomologische Berichten, Amsterdam, Wereldwijd zijn van de Ibaliidae slechts 3 genera met 53: 134-135. in totaal zo'n 20 soorten bekend, excl. fossiele soorten Smit, J., 2009. De driedoornige metselbij ( Hoplitis tridentata ) (Liu & Nordlander 1994). In Nederland is tot op maakt een sprong naar het noorden. – Nieuwsbrief heden één soort aangetroffen uit het genus Ibalia Sectie Hymenoptera, Bzzz 30: 49-51. Westrich, P., 1989. Die Wildbienen Baden-Württembergs. (subgenus Ibalia ): Ibalia leucospoides (Hochenwarth, Spezieller Teil. - Eugen Ulmer Verlag, 437-972. 1785). Twee soorten kunnen worden verwacht: Ibalia rufipes Cresson, 1879 (door sommigen Ibalia drewseni Summary Borries, 1891 genoemd) en Ibalia jakowlewi Jacobson, Hoplitis tridentata was found in 2009 near Giesbeek, the 1899. first time outside of Zuid-Limburg. There have been more mentions of this species the past two years: in Uiterlijk the Gelderse Poort and in Zuid-Limburg. We discuss Binnen de groep van de Cynipoidea in ons land vallen the condition of this bee in the Netherlands. de Ibaliidae meteen op doordat ze duidelijk groter zijn dan de andere vertegenwoordigers (grootte > 7 mm). Ibaliidae zijn verder direct herkenbaar aan de voorvleugeladering, met een lange en smalle marginale cel (Fig. 1). Het achterlijf is zeer sterk zijdelings afgeplat, zo dun als het lemmet van een mes (Fig 1). Het 5e segment van het achterlijf is bij de vrouwtjes ongeveer even groot als segment 2-4. De metatars van

54 Hymeno nr. 3, november 2011

vruchtbare nakomelingen produceren.

Verspreiding Ibalia leucospoides is een holarctische soort die voor komt in Noord-Afrika, Eurazië en in Canada en de USA (Liu & Nordlander 1994). Door de inzet als plaagbestrijder van houtwespen is de soort ook verspreid naar Nieuw- Zeeland, Australië, Zuid- Amerika en Zuid-Afrika (Bedding 2009). Afgelopen september heb ik naar Nederlandse vertegenwoordigers van de Fig. 1. Habitus Ibalia leucospoides , bovenaanzicht. Foto Gerrit Koopman. deze familie gezocht in de de achterpoten is bijna tweemaal zo lang als tars 2-5, collecties van het NCB en de tweede achtertars heeft een opvallende apicale Naturalis in Leiden. Het oudste dier dat ik tot op verlenging. Vrouwtjes met 13 antennenleden. heden heb gezien betreft een mannetje van 15 Mannetjes met 14, waarvan het derde antennenlid is augustus 1876 te Venlo uit de collectie Van den uitgehold. Brandt. Naast enkelingen verspreid over het land, Ibalia leucospoides werd als I. cultellator in 1869 voor het werden op twee vindplaatsen ook series van dieren eerst vermeld voor de Nederlandse fauna uit Voorst gevonden. Uit Putten stammen de meeste dieren, allen (in Oudemans 1925). De zwarte kop en vooral het gekweekt door J.Th. Oudemans. En een meer recente zwarte borststuk zijn opvallend grof gerimpeld. De serie komt uit Borger (1991-92), gekweekt door L. achterdijen van deze soort zijn donkerbruin tot zwart Witmond. Een eerste overzicht van de verspreiding en het gehele achterlijf is donkerrood tot zwart (Fig. van Ibalia leucospoides in Nederland geeft figuur 3. Het is 2). Wereldwijd vertoont het achterlijf van de soort een de bedoeling in de toekomst ook regionale en privé- grote variatie in kleur. Kerrich (1973) onderscheidt op collecties met Ibalia te bestuderen ter completering van grond daarvan twee ondersoorten: de donkerkleurige het verspreidingsbeeld in ons land. ssp. leucospoides in de palearctische regio en lichtkleurige ssp. ensiger Norton, 1862 in de nearctische regio. De Biologie twee ondersoorten kunnen nog met elkaar kruisen en De soort vliegt in Nederland van half juli tot eind oktober (Fig. 4). De levencyclus van Ibalia leucospoides is o.a. bestudeerd door Chrystal (1930). De studie van Chrystal (1930) heb ik helaas nog niet te pakken gekregen, vandaar dat hier alleen enkele opmerkingen uit andere bronnen worden weergegeven. Ibalia leucospoides is een parasitoïd van houtwespen uit de genera Sirex , Urocerus en Xeris , die in 'naaldhout' leven (Liu & Nordlander 1994). De enige gastheeropgave die ik tot op heden uit Nederland heb Fig. 2. Habitus van Ibalia leucospoides , zijaanzicht. Foto Gerrit Koopman. kunnen vinden wordt

55 Hymeno nr. 3, november 2011

houtwesplarve. Daarna verpopt de larve in de tunnel van de houtwesplarve. De volwassen Ibalia knaagt zich door het hout en de schors naar buiten. De levenscyclus van Ibalia leucospoides duurt in Europa 3 jaren, maar in Nieuw-Zeeland slechts 1 of 2 jaren.

Tot zover dit verslag van enkele onderzoekingen aan Ibalia leucospoides in Nederland. Rest me om me aan te sluiten bij de woorden van Jac. P. Thijsse (1917) “dat ik meer dan ooit brand van verlangen, om de zaagwespen en hun belagers in de vrije natuur te ontmoeten”.

Dankwoord Willem Hogenes en Kees van Achterberg dank ik hartelijk voor toegang tot de collecties te Leiden. De foto’s werden gemaakt door Gerrit Koopman. Stijn Schreven droeg bij aan de juiste invoer van de data op website waarneming.nl, waarvan de verspreidingskaart en het vliegtijddiagram afkomstig zijn. Allen mijn hartelijke dank voor jullie bijdrage. Fig. 3. Verspreiding van Ibalia leucospoides in Nederland (Bron: waarneming.nl, oktober 2011). Literatuur Achterberg, C. van, 2010. Hymenoptera – vliesvleugeligen: 269-273. In: Noordijk, J. et al. (red.), De Nederlandse biodiversiteit. – Nederlandse Fauna 10, NCB Naturalis & EIS-Nederland, Leiden. Bedding, R.A., 2009. Controlling the pine-killing woodwasp, Sirex noctilio , with nematodes: 213-235. In: A.E. Hajek, T.R. Glare & M. O'Callaghan (eds.), Use of microbes for control and eradiction of invasive . - Springer, Fig. 4. Vliegtijd van Ibalia leucospoides in Nederland Progress in Biological Control 6. (Bron: waarneming.nl, oktober 2011). Chrystal, C.N., 1930. Studies of Sirex parasites. The biology nd post-embryonic development of Ibalia leucospoides genoemd in Oudemans (1925) en is een vermelding uit Hochenw. (Hymenoptera-Cynipoidea). - Oxford Forestry de 19e eeuw: ‘Te Voorst uit Sirex juvencus gekweekt, Memoirs 11: 1-63. Wtt’. Kerrich, G.J., 1973. On the taxonomy of some forms of Ibalia Latreille (Hymenoptera: Cynipoidea) associated with Houtwespen zijn in bepaalde gebieden plaaginsecten conifers. – Zoological Journal of the Linnean Society 53: 65-79. en voor de bestrijding van deze soorten, vooral van Liu, Z. & G. Nordlander, 1994. Review of the family Sirex noctilio in gebieden op het zuidelijk halfrond, Ibaliidae (Hymenoptera: Cynipoidea) with keys to genera worden o.a. natuurlijke vijanden ingezet. Ibalia and species of the world. - Entomologica scandinavica 25: leucospoides is één van de natuurlijke vijanden die 377-392. daarvoor wordt gebruikt en van de biologie van deze Madden, J.L., 1968. Behavioural responses of parasites to soort is dan ook vrij veel bekend. the symbiotic fungus associated with Sirex noctilio F. - De legboor van Ibalia is dun en buigzaam en wordt Nature 218: 189-190. alleen in het hout gebracht door gebruik te maken van Oudemans, J.Th., 1925. Ibalia leucopsoides Hchw. - een bestaande gang van haar gastheer. De soort wordt Entomologische Berichten 6 (142): 369-370. o.a. gestimuleerd tot eiafzet door de aanwezigheid van Thijsse, J.P., 1917. De zaagwesp en zijn belager. - De Levende Natuur 21 (17): 331-333. een schimmel ( Amylostereum areolatum ) die een symbiose vormt met Sirex noctilio (Madden 1968). Ibalia Summary leucospoides legt haar eieren in de volwassen embryo’s en In this article the autor outlines the visual in de eerste en tweede larvenstadia van haar gastheer. characteristics, distribution, flight period and biology Haar vliegtijd is gesynchroniseerd met die van de of Ibalia leucospoides (Hymenoptera: Cynipoidea: gastheer. In de eerste drie stadia is de Ibalia -larve een Ibaliidae) in the Netherlands. endoparasitoïd. De volgroeide derde stadiumlarve

komt uit de gastheerlarve te voorschijn en het vierde

stadium voedt zich extern op de resten van de

56 Hymeno nr. 3, november 2011 Tabellen

Inleiding Mol, A., 2002b. Overzicht van de families en genera van De sectie Hymenoptera heeft als één van de de Nederlandse bladwespen (Symphyta). II. - Bzzz doelstellingen het stimuleren van de uitgave van 16: 45-60. Nederlandstalige determinatietabellen voor Mol, A., 2003. Overzicht van de families en genera van Hymenoptera. In een aantal nummers van Bzzz en de Nederlandse bladwespen (Symphyta). III. - Bzzz 18: 31-43. in de beide eerste nummer van HymenoVaria zijn Nieuwenhuijsen, H., 2007. Determinatietabel voor de reeds tabellen verschenen voor het determineren van Nederlandse Anthophora -soorten. - Bzzz 26: 73-76. de genera van de bladwespen van Ad Mol (Mol Nieuwenhuijsen, H. & I. Raemakers, 2009. Tabel voor 2002a, 2002b, 2003) en van bijen van de genera de bijen van het genus Hylaeus in Nederland. - Bzzz Anthophora (Nieuwenhuijsen 2007), Hylaeus 29: 28-36. (Nieuwenhuijsen & Raemakers 2009), Colletes (Smit Smit, J., 2009. Determinatietabel voor de bijen van het 2009), Stelis (Smit 2010), Coelioxys (Nieuwenhuijsen genus Colletes in Nederland. - Bzzz 30: 65-68. 2010) en Melitta (Smit 2011). Smit, J., 2010. Determinatietabel voor de bijen van het Deze serie wordt in dit nummer vervolgd met genus Stelis in Nederland. - Bzzz 31: 39-41. tabellen voor de genera Anthidium , Chelostoma en Nieuwenhuijsen, H., 2010. Determinatietabel voor de bijen van het genus Coelioxys in Nederland. – Megachile . HymenoVaria 1: 32-35. Smit, J., 2011. Determinatietabel voor de bijen van het Literatuur genus Melitta in Nederland. – HymenoVaria 2: 33-34. Mol, A., 2002a. Overzicht van de families en genera van de Nederlandse bladwespen (Symphyta). I. - Bzzz 15: 9-26.

Determinatietabel voor de bijen van het genus Anthidium in Nederland

Hans Nieuwenhuijsen

1 Achterlijf met 6 tergieten, antennes met 12 leden, vrouwtjes ...... 2

- Achterlijf met 7 tergieten, antennes met 13 leden, mannetjes ...... 4

2 Het gezicht is zwart, zonder gele tekening. Scopa is wit. Meestal tergiet 2 en 3 met vier bleke vlekken, tergiet 1, 4 en5 met twee vlekken. 8-9 mm ...... A. punctatum Latreille

- De clypeus is geheel of gedeeltelijk geel, hetzelfde geldt voor het paraoculaire gebied, het gebied tussen de bovenste clypeusrand en de oogrand, onder de antenneninplanting. De scopa is lichtgeel tot goudgeel ...... 3

57 Hymeno nr. 3, november 2011

3 Grote soort: 11-13 mm. De onderzijde van tibia 3 is plat en met een opstaande rand gescheiden van de bolle zijkant (Fig.1). De achterrand van het scutellum heeft geen tanden (Fig. 2) ...... A. manicatum (Linnaeus) Fig. 2. Scutellum - Kleine soort: 8-10 mm. Tibia 3 is rond. Het scutellum heeft A. manicatum aan de achterzijde twee kleine tanden (Fig. 3) ...... A. oblongatum (Illiger)

4 Tergiet 7 bestaat uit twee flappen, zonder tandje in het midden (Fig. 4). 9-13 mm ...... A. oblongatum (Illiger) Fig. 1. Linker tibia 3 van opzij. A. Fig. 3. Scutellum A. oblongatum - Tergiet 7 anders van vorm, tandje in het midden ...... 5 manicatum

5 Grote soort: 11-15 mm. Tergiet 7 met drie vrij grote, rechte tanden, waarvan de middelste tand het kortst (Fig. 5). Op T 6 tergieten gele vlekken en onderbroken banden ...... A. manicatum (Linnaeus) T 7

- Kleine soort: 9-10 mm. Tergiet 7 met drie korte tanden, Fig. 4. A. oblongatum buitenste krom (Fig. 6)...... A. punctatum Latreille

T 7 T 7

Fig. 5. A. manicatum Fig. 6. A. punctatum

Determinatietabel voor de bijen van het genus Chelostoma in Nederland

Hans Nieuwenhuijsen

1 Achterlijf met 6 tergieten, antennes met 12 leden, vrouwtjes ...... 2

- Achterlijf met 7 tergieten, antennes met 13 leden, mannetjes ...... 4

Vrouwtjes Fig. 1. Chelostoma

distinctum , clypeus

2 De achterranden van de tergieten zonder witte haarbandjes, meestal kleine soorten: 4-6 mm ...... 3

- De achterranden van de tergieten met al of niet onderbroken witte haarbandjes. Soorten meestal groot: 8-10 mm ...... 4

3 Clypeus, in profiel gezien, vrij vlak (Fig. 1). Horizontale deel van het propodeum ongeveer even lang als het postscutellum Fig. 2. Chelostoma distinctum , (Fig. 2). 6 mm ...... C. distinctum (Stoeckhert) postscutellum en propodeum

58 Hymeno nr. 3, november 2011

- Clypeus en profiel duidelijk bol (Fig. 3). Het horizontale deel van het propodeum duidelijk langer dan het postscutellum (Fig. 4). 6 mm ...... C. campanularum (Kirby)

Mannetjes

4 Clypeus aan de voorrand met een uitstekende lamel (Fig. 5), daaronder is de clypeusrand recht. 8-10 mm...... C. florisomne (Linnaeus) Fig. 4. Chelostoma campanularum , - Clypeus zonder lamel. De clypeusrand heeft een paar postscutellum en propodeum glimmende tandjes (Fig. 6). 8-10 mm...... C. rapunculi (Lepetier) Fig. 3. Chelostoma campanularum , clypeus 5 Tergiet 7 eindigt in twee tanden (Fig. 7, 8) ...... 6

- Tergiet 7 eindigt in twee (Fig. 9) of drie (Fig. 10) rechthoekige lappen ...... 7 Fig. 6. Chelostoma rapunculi , clypeus 6 Sterniet 5 met een korte wimperachtige haarschuier (Fig. 7)...... C. campanularum (Kirby) Fig. 5. Chelostoma - Sterniet 5 met een lange wimperachtige haarschuier (Fig. 8). florisomne , clypeus ...... C. distinctum (Stoeckhert) S 5

7 Tergiet 7 met twee lappen (Fig. 9). De middelste antennenleden aan de onderzijde een bult...... C. florisomne (Linnaeus) S 6

- Tergiet 7 met drie lappen (Fig. 10). De middelste T 7 antennenleden cylindrisch ...... C. rapunculi (Lepeletier) Fig. 7. Chelostoma Fig. 8. Chelostoma campanularum , sterniet distinctum , sterniet 5, 6 5, 6 en tergiet 7 en tergiet 7

Fig. 9. Chelostoma Fig. 6. Chelostoma florisomne , tergiet 7 rapunculi , tergiet 7

Determinatietabel voor de bijen van het genus Megachile in Nederland

Hans Nieuwenhuijsen

1 Achterlijf met 6 tergieten, antennes met 12 leden, vrouwtjes ...... 2

- Achterlijf met 7 tergieten, antennes met 13 leden, mannetjes ...... 17

59 Hymeno nr. 3, november 2011

Vrouwtjes

2 Beharing op sterniet 2, 3 en 4 van de scopa overwegend geel of rood; op sterniet 5 en 6 zwart, of hele scopa rood. De randen van de tergieten hebben geen witte haarbandjes. Grootte: 10 – 18 mm ...... 3

- Beharing op sterniet 2 tot en met 4 van de scopa wit, soms alleen op sterniet 5 , soms 5 en 6 zwart. De randen van de tergieten hebben witte haarbandjes ...... 13 Fig. 1. Megachile circumcincta , scutellum

3 Tergiet 1 tot en met 4 lang, afstaande behaard, zonder lichte liggende haarbanden of – vlekken ...... 4

- Tergiet 1 meestal lang behaard, de volgende tergieten kort. Op de rand van meerdere tergieten , al dan niet onderbroken liggende haarbanden of zijvlekken ...... 5 Fig. 2. Megachile analis , scutellum

4 Van opzij gezien is het scutellum iets opgebold (haren weghalen om het duidelijk te zien) (Fig.1). Tergiet 3 verspreid bestippeld met oppervlakkige stippels. Tergiet 1-3 (4) met lichte haren, Tergiet 4-6 donker behaard. Sterniet 1-4 van de scopa rood, Sterniet 5 en 6 zwart. Grootte: 11-13

mm...... M. circumcincta (Kirby)

- Van opzij gezien is het scutellum bolvormig ( het gebied is sterk behaard, haren weghalen) ( Fig. 2). In het midden van het scutellum een bobbel. Tergiet 3 duidelijk vrij dicht Fig. 3. Megachile genalis Fig. 4. Megachile ligniseca bestippeld (om dat duidelijk te zien soms haren verwijderen). Tergiet 1-3 lichtbruin, tergiet 4-5 zwart en 6 bedekt met witte tot beige viltharen. 11- 12 mm. Sterniet 6 zwart, soms 5 ook, of 5 met rode en zwarte haren. Grootte: 11-12 mm ...... M. analis Nylander

Fig. 5. Megachile 5 De bovenkaken aan de basis verdikt.(Fig. 3). 11-13 mm lapponica , clypeus ...... M. genalis Morawitz

- normale, stevige bovenkaken (Fig. 4) ...... 6 Fig. 6. Megachile

lapponica , scheen 3 6 De clypeus is dicht bestippeld (Fig. 5). De buitenspoor van tibia 3 is stomp (Fig. 6). Sterniet 5 met rode haren, soms wat zwarte, 6 zwart. 11-13 mm ...... M. lapponica Thomson

- Clypeus anders bestippeld, het buitenspoor eindigt spits ... 6

7 Het oppervlak van tergiet 6 draagt in het midden opstaande haren, vooral aan de basis. Naar achteren toe zijn ze meer Fig. 7. Megachile Fig. 8. Megachile liggend (en profiel bekijken) (Fig. 7) ...... 8 willughbiella , tergiet 6 versicolor , tergiet 6

- De haren in het midden van tergiet 6 liggen tegen het

oppervlak (Fig. 8) ...... 11

8 De clypeus is dicht bestippeld en heeft in het midden in de lengte richting een glanzende streep (Fig. 9). Grootte: 12-15 mm ...... 9 Fig. 9. Megachile maritima , clypeus

60 Hymeno nr. 3, november 2011

- Het hele oppervlak van de clypeus is bestippeld en heeft geen glanzende streep in het midden (Fig. 10). Grootte: 9- 12 Fig. 10. Megachile centuncularis , clypeus mm ...... 10

9 De scopa op de eerste sternieten is wittig. Het oppervlak van tergiet 4 is dicht bestippeld (Fig. 11) en duidelijk leerachtig

waardoor een doffe zijdeglans ontstaat. Grootte: 14-15 mm

...... M. maritima (Kirby)

- De scopa op de eerste tergiet geelrood tot rood. Oppervlak tergiet 4 verspreid bestippeld (Fig. 12) en oppervlakkig leerachtig waardoor het glanst. Grootte: 12-15 mm ...... M. willughbiella (Kirby) Fig. 11. Megachile Fig. 12. Megachile maritima , tergiet 4 willughbiella , tergiet 4 10 Hele scopa is rood. Tarsleden donker. Grootte: 11-12 mm...... M. centuncularis (Linnaeus)

- Deel beharing sterniet 5 zeer donkerrood tot zwart en sterniet 6 van de scopa zwart. Zeker het laatste tarslid, soms

ook meer leden lichtbruin doorschijnend. Grootte: 9-11 mm

...... M. alpicola Alfken.

11 Smalle, breed onderbroken, witte haarbanden op de randen der tergieten. Grootte: 13-15 mm ...... M. ligniseca (Kirby)

- Brede, onderbroken, beige haarbanden. Grootte: 11-13 mm ...... 12

12 Haren opzij van tergiet 5 zwart, op sterniet 5 en 6 zwart. Van

opzij gezien is het scutellum iets opgebold (Fig. 13). Grootte: Fig. 13. Megachile versicolor , scutellum 11-12 mm...... M. versicolor Smith

- Haren opzij van tergiet 5 rood. Sterniet 6 zwart behaard. Van

opzij gezien is het scutellum bolrond (Fig. 14). Grootte: 12- 13 mm ...... M. pyrenaea Pérez

13 In het midden steekt de rand van de clypeus driehoekig uit Fig. 14. Megachile pyrenaea , scutellum (Fig. 15). Grootte: 8-9 mm...... M. apicalis Spinola (nog niet in NL) Tergiet 6 zwart,tergiet 2 met een doffe vlek. De helft van sterniet 4 en 5 en 6 zwart. Haarbanden op de rand der tergieten onderbroken. Op het midden van de clypeus glanzend puntloos deel. Fig. 15. Megachile apicalis , clypeus

- Clypeusrand anders ...... 14

14 Clypeusrand in het midden een breed, glanzend deel (Fig. 16). De rand zelf iets gekronkeld. Sterniet 5 en 6 zwart behaard. Grootte: 9-10 mm ...... M. flabellipes Pérez. (nog niet in NL) Haarbanden op tergieten niet onderbroken. Tergiet 6 donker. Tergiet 2 Fig. 16. Megachile flabellipes , clypeus met doffe vlek. Midden op de clypeus glanzend puntloos deel.

- Clypeusrand anders. Alleen sterniet 6 zwart behaard, soms op sterniet 5 ook wat zwarte haren...... 15

61 Hymeno nr. 3, november 2011

15 Clypeus midden voor glanzend, met inham, zodat het lijkt of er twee ‘uitsteeksels’zijn (Fig. 17). Tergiet 2 met een ellipsvormige doffe plek. Grootte: 8-9 mm...... M. rotundata (Fabricius).

Tergiet 6 donker. Clypeus geheel bespippeld. Fig. 17. Megachile rotundata , clypeus

- Clypeusrand is smal en glanzend en ongeveer recht. Tergiet 2

met een kleine afwijkende plek, soms met bruine haartjes.

Tergiet 6 vaak met witte haarvlekken...... 16

Fig. 18. Megachile 16 Het midden van tergiet 4 dicht bestippeld, met diepe stippen, pilidens , tergiet 4 tussenruimten sterk glanzend (Fig. 18). In stenige habitats

zoals groeven, e.d. Grootte: 9-10 mm .... M. pilidens Alfken

- Het midden van tergiet 4 verspreid bestippeld, met

oppervlakkige stippen, tussenruimten zwak glanzend (Fig.

19). In zandige milieus, zoals stuifzanden en duinen.

Grootte: 9-10 mm ...... M. leachella Curtis Fig. 18. Megachile

leachella , tergiet 4

Mannetjes

17 Het oppervlak van tergiet 6 is wit, viltig behaard ( zichtbaar

met het blote oog). Grootte: 7-9 mm ...... 18

De heup (coxa) van de voorpoot heeft een opstaande doorn (Fig. 19). Fig. 19. Megachile

flabellipes , linker coxa, - Het oppervlak van tergiet 6 is donker. Grootte: 8-15 mm. half frontaal ...... 22 De heup van de voorpoot is wel of niet gedoornd.

18 De hele dij (femur) van de voorpoot is lichtbruin doorschijnend. De tarsleden van de voorpoot zijn wit, afgeplat en hartvormig. De tarsen van de voorpoot dragen aan de onderzijde een ‘scherm’ van lange haren (Fig. 20). 9 mm ...... M. flabellipes Pérez (niet in NL) De gonostylus is aan het einde geknikt (Fig. 22) en heeft niet de vorm van een grijpertje. Rechts en links op Tergiet 2 een donkere viltvlek. Fig. 20. Megachile flabellipes , linker - De buitenkant van de dij van de voorpoot is donker. Soms is voorpoot, van achteren de rand van het proximale deel geel. De tarsen zijn normaal. Soms met lange, soms met korte haren...... 19

19 De rand van de dij van de voorpoot is geel en de tarsen hebben lange haren. Het einde van de gonostylus is gespleten: het heeft de vorm van een grijpertje (Fig. 21) ... 20

- De rand van de dij van de voorpoot is soms lichtbruin maar nooit geel en de tarsen hebben korte haren. Het einde van de gonostylus eindigt puntig, niet in een grijpertje (Fig. 22). .. 21

NB De beide volgende soorten zijn moeilijk te onderscheiden. Fig. 21. Megachile Een belangrijk verschil tussen de beide soorten is de habitat pilidens , rechter Fig. 22. Megachile keuze. M. leachella is in Nederland een soort van stuivend zand. gonostylus, dorsaal Ze is algemeen in de kustduinen en wat minder algemeen in de apicalis , rechter gonostylus, dorsaal binnenlandse stuifzanden en in de stuifduinen langs de Maas. M. pilidens is een soort van stenige milieu’s. In Nederland komt ze voor in groeven in Zuid-Limburg en op de Bemelerberg (Peeters et al. 2006).

62 Hymeno nr. 3, november 2011

20 ‘Zandsoort’. De lengte van de dorsale tand van de gonostylusgrijper is relatief kort: 0,2 – 0,3 x de lengte van het laatste tarslid van de achterpoot (van opzij bekijken) (Fig. 23). 8- 9 mm...... M. leachella Curtis De ventrale tand van de gonostylus heeft vaak opzij een bundel lange Fig. 23. Megachile haren. Rechts en links op Tergiet 2 of op Tergiet 2 en Tergiet 3 een leachella , gonostylus, donkere viltvlek. De tarsen van de voorpoot zijn vaak donker. lateraal

- Soort van stenige milieus in Zuid-Limburg. De lengte van de dorsale tand is relatief lang: 0,4 – 0,5 x de lengte van het laatste tarslid. (Fig. 24). 8-9 mm ...... M. pilidens Alfken. Tergiet 2 met donkere viltvlekken. De tarsleden van de voorpoot vaak Fig. 24. Megachile hartvormig en wittig. Aan de ventrale tand opzij een bundel korte haren. pilidens , gonostylus, lateraal

21 NB Moeilijk te onderscheiden soorten . Genitaliën vertonen geen verschillen . M. rotundata in NL in 2010 één exemplaar; M. apicalis (nog?) niet in NL.

Op tergiet 2 twee donkere viltvlekken. (Fig. 25) De stippels op het midden van tergiet 3 niet dicht opeen (Fig. 26). 7-8 Megachile Megachile rotundata mm...... M. rotundata (Fabricius) Fig. 25. Fig. 26. , rotundata , tergiet 1-3 bestippeling tergiet 3

- Viltvlekken op tergiet 2 en 3. (Fig. 27) De stippels van tergiet 3 liggen dicht tegen elkaar (Fig. 28) 7-8 mm...... M. apicalis Spinola...... (niet in NL).

22 De tarsleden van de voorpoot zijn wit of bleekgeel, vaak afgeplat, hartvormig, met ventraal lange, franjevormige beharing (Fig. 20). De heup van de voorpoot heeft een opstaande doorn (Fig. 19)...... 23 Fig. 27. Megachile Fig. 28. Megachile apicalis , apicalis , tergiet 1-3 bestippeling tergiet 3 - De tarsleden van de voorpoot zijn donker en normaal gevormd (soms wat hartvormig). Soms ventraal met lange haren maar die staan verspreid (Fig. 29). De heup van de voorpoot zonder doorn ...... 26

23 De scheen (tibia) van de voorpoot heeft distaal, aan de Fig. 30. Megachile maritima , achterzijde, een halfcirkelvormige insnijding (Fig. 30). De insnijding tibia voorpoot gonostylus eindigt in drie uitsteeksels (Fig. 31). 13-15 mm ...... M. maritima (Kirby) De dijen van de achterpoot zijn erg dik. Fig. 29. Megachile ligniseca , voorpoot - De scheen van de voorpoot heeft geen duidelijke insnijding. Het einde van de gonostylus zonder of met een kleine insnijding (Fig. 22) ...... 24

24 Het laatste antennelid is normaal, niet verbreed. De Fig. 31. Megachile maritima , metatarsus van de voorpoot is normaal, langwerpig (Fig. 32). gonostylus dorsaal Gonostylus (Fig. 33) 11-12 mm ...... M. analis Nylander Fig. 32. Megachile analis , metatars voorpoot - Het laatste antennelid is duidelijk verbreed. Metatars van de voorpoot duidelijk verbreed (Fig. 34) ...... 25

Fig. 33. Megachile analis , gonostylus lateraal Fig. 34. Megachile willughbiella , metatars voorpoot

63 Hymeno nr. 3, november 2011

25 Grote soort: 13-14 mm De metatars van de voorpoot is bijna vierkant verbreed (Fig. 34). De punt van de gonostylus wijst omhoog (Fig. 35)...... M. willughbiella (Kirby) Fig. 35. Megachile willughbiella , - Kleine soort: 11-13 mm. De metatars is meer rechthoekig gonostylus, lateraal (Fig. 36). Gonostylus (Fig. 37). 11-13 mm...... M. circumcincta (Kirby

26 De basis van de bovenkaak is zeer breed. Vorm van de gonostylus (Fig. 38). 10-12 mm...... M. genalis Morawitz. Fig. 36. Megachile Fig. 37. Megachile - De basis van de bovenkaak normaal ...... 27 circumcincta , metatars circumcincta , voorpoot gonostylus, lateraal 27 Rand van tergiet 5 zonder witte haarband. De doorn opzij aan de eindrand van tergiet 6 omgebogen [van schuin opzij bekijken (Fig. 39)]. 12-15 mm...... M. ligniseca (Kirby). Fig. 38. Megachile genalis , gonostylus, - Rand van tergiet 5 met witte haarband. De doorn recht (Fig. lateraal 40)...... 28

28 De schedel en het midden van het borststuk zijn zwartbruin behaard. De valven zijn smal en langer dan de gonostyli (Fig. 41). 9-10 mm...... M. lapponica Thomson

- De beharing op de schedel en het midden van het borststuk

is geelbruin. De valven en de gonostyli zijn ongeveer even Fig. 39. Megachile Fig. 40. Megachile ,

lang...... 29 ligniseca , tergiet 6 tergiet 6, rechte doorn

29 De tarsleden zijn donker, soms het laatste lid iets lichter. . 30

- De tarsleden zijn licht...... 31

Fig. 41. Megachile lapponica ,

30 De gonostylus is breed: lengte (vanaf de insnijding) = 2 x genitaal dorsaal

breedte, eindigt niet in een duidelijke punt en is aan de

binnenzijde lang behaard (Fig. 42). 11-13 mm

...... M. pyrenaea Pérez

- Gonostylus is smal: = 3 x breedte, eindigt in een duidelijke

punt en de binnenzijde is kort behaard (Fig. 43). 9-11 mm.

...... M. centuncularis (Linneaus) Fig. 42. Megachile pyrenaea ,

gonostylus dorsaal en lateraal 31 Grote soort: 10-11 mm . Gonostylus van opzij gezien eindigt

niet in een opstaande punt (Fig. 44). Haarbanden op sterniet

2 en 3 dun...... M. versicolor Smith

- Kleine soort: 8-9 mm. De gonostylus heeft van opzij gezien

aan het einde een opstaande punt (Fig. 45). Haarbanden op

sterniet 2 en 3 dik...... M. alpicola Alfken Fig. 43. Megachile pyrenaea ,

gonostylus dorsaal en lateraal

Fig. 44. Megachile versicolor , Fig. 45. Megachile alpicola ,

gonostylus lateraal gonostylus lateraal

64 Hymeno nr. 3, november 2011

aculeatenpublicaties uit 2010. Het was dus best nog een moeilijke keuze om die tot 100 in te krimpen! Uit de buitenlandse reeks wil ik hier vooral de Literatuur aandacht vestigen op het werk van Jane van der Smissen (2010). Nadat ze in 2007 was gestopt met haar werk aan angeldragers heeft ze in dit 426 bladzijden tellende eindwerk al haar stukken samengebracht die nog niet gepubliceerd waren. Een AcuBieb 2010 indrukwekkend geheel van noeste en waardevolle arbeid met o.a. determinatietabellen tot de Chrysis ignita -groep en de Andrena ovatula -groep, plus Theo Peeters determinatietips voor Bombus semenoviellus , mannen van enkele Coelioxys -soorten, vrouwen van Hylaeus confusus en H. gibbus , mannen van Megachile centuncularis en M. Ook afgelopen jaar kreeg ik van enkelen onder jullie versicolor , mannen van Hedychrum gerstaeckeri , H. nobile weer literatuur toegezonden voor dit overzicht. Mijn en H. niemelai , en voor Psenulus pallipes en P. brevitarsis . hartelijke dank daarvoor. Het overzicht van 2010 Eveneens opmerkelijke publicaties in de reeks van bevat een groot aantal interessante uitgaven waarop ik 2010 zijn de boeken van Goulson en Seeley over resp. hier even jullie aandacht wil richten. Bombus en Apis . En niet te vergeten het zesde en Absolute topper in 2010 was het Biodiversiteitsboek laatste determinatieboek in de reeks Fauna Helvetica deel 10 in de serie Fauna van Nederland. Er zijn, in over Apidae s.l.. vergelijking met het eerste overzicht uit 1995, dit keer In onderstaande stukken met een * zijn determinatie- meer groepen van Hymenoptera uitgewerkt door de tabellen en belangrijke onderscheidingskenmerken betreffende specialisten. Van de aculeaten kregen de tussen soorten opgenomen. mieren en bijen een aparte bespreking, de andere aculeatengroepen zijn door Kees van Achterberg in Literatuur Nederland een totaaloverzicht van de hymenoptera meegenomen. Achterberg, C. van, 2010. Hymenoptera - vliesvleugeligen: Peter Boer (2010) publiceerde voor de mieren een 269-273. In: Noordijk, J., R.M.J.C. Kleukers, E.J. van prachtige determinatietabel voor de Benelux met Nieukerken & A.J. van Loon (red.). De Nederlandse uitgebreide soortbeschrijvingen. Deze nieuwe mijlpaal biodiversiteit. Nederlandse Fauna 10. - Nederlands in het mierenonderzoek wordt verderop in dit Centrum voor Biodiversiteit Naturalis & European nummer besproken. De publicatie van een groot Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. aantal foto’s van vertegenwoordigers van bijengenera Beekman, M., 2010. Boekbespreking Jürgen Tautz 2009 geeft, in het jaar van de biodiversiteit, een mooi Honingbijen. - Entomologische Berichten 70 (3): 101-102. Bellmann, H., 2010. Insectengids. - Tirion Uitgevers BV, overzicht van de vormen- en kleurenrijkdom van deze Baarn, herziene uitgave, 447 p. belangrijke groep van bestuivers in ons land (Peeters Bijenstichting, 2010. Openbaar groen en de betekenis voor 2010). bijen. - Bijenstichting, rapport (A. Koster), april 2010, 57 Nieuw voor de Nederlandse wespen- en bijenfauna p. [te downloaden van http://www.bijenstichting.nl] was de vondst van de Mexicaanse zwartsteel Isodontia Blacquière, T., 2010. Hoe overleeft de honingbij onze mexicana (Smit & Wijngaard 2010). beschaving? - De Levende Natuur 111 (4): 182-187. Blacquière, T., N. van Straalen & R. Buiter (red.), 2010. De buitenlandse publicaties die betrekking hebben op Bijen. Fascinerend, essentieel en bedreigd. - Stichting Bio- aculeatengebied die ik jaarlijks doorneem zijn al vele Wetenschappen en Maatschappij 29 (4): 1-84. jaren te talrijk om hier op te sommen. Ik maak dan * Boer, P., 2010. Mieren van de Benelux. - Jeugdbondsuitgeverij, 's Graveland, 183 p. [zie ook altijd een keuze voor deze AcuBieb. In de boekbespreking in dit nummer] AcuBieb van 2009 staan nog zo’n 140 publicaties Boer, P. & M. Brooks, 2010. Succesvolle buitenhuis opgesomd. Vanaf dit nummer heb ik besloten me hier vestigingen van de Argentijnse mier Linepithema humile in nog verder te beperken en ‘slechts’ de 100 meest Nederland (Hymenoptera: Formicidae). - Dierplagen 13 interressante buitenlandse publicaties met betrekking (1): 12-17. tot aculeaten in Nederland op te sommen. Een Boerjan, M., 2010. De levensduur van de werkbij. - literatuur-opsomming is m.i. vooral geschikt voor in Bijenhouden 4 (9): 8-9. een database of voor op internet. In een nieuwsbrief Braw, E., 2010. Laatste geluid uit de stad: zoemende bijen. - zoals deze horen literatuurbespre-kingen en Metro, 22 april: 17. literatuurtips thuis, vandaar mijn keuze om hierin te Brink, T., 2010. Bijzondere vindplaats nest urntjeswespen. - Dierplagen 13 (2): 7. schrappen. En als iemand een goede constructie kan Coenen, B., 2010. Niet gek op Maja. - Seizoenen 38 (2): 4. maken voor op onze website is het m.i. wenselijk deze Cornelissen, B., T. Blacquière & S. van der Steen, 2010. rubriek alleen daar voort te zetten. In mijn database Effectieve bestrijding van Varroa . - Brochure, Plant staan op dit moment zo’n 235 buitenlandse Research International Wageningen, 47 p.

65 Hymeno nr. 3, november 2011

Duurland, J., 2010. Wetenswaardigheden wespenallergie. - Schreven, S., 2010. Verslag Haaksbergen 2. - Amoeba 84 Dierplagen 13 (2): 16-18. (3): 6-9. Elzenga, T., 2010. Een bijenvolk wordt geregeerd door Smit, J., E. van der Spek, J. de Rond, R. van Hengel & geuren. - Bijenhouden 4 (2): 12-13. J.W.A. van Zuijlen, 2010. Hymenoptera - bijen, wespen en Elzenga, T., 2010. Meer dan alleen overleven van een koude mieren: 2009. In: J.G.M. Cuppen, Entomofauna van winter. De temperatuurregeling van onze bijen. - Flevoland. Verslag van de 164e zomerbijeenkomst te Bijenhouden 4 (3): 12-13. Kraggenburg. - Entomologische Berichten 70 (6): 190- Elzenga, T., 2010. Succes heeft vele vaders. Waarom een 212. jonge koningin het met meerdere darren doet. - * Smit, J. & W. Wijngaard, 2010. Isodontia mexicana , een Bijenhouden 4 (10): 8-9. nieuwe langsteelgraafwesp voor Nederland (Hymenoptera: Elzenga, T. & J. Videler, 2010. Hoe vliegt de honingbij? Sphecidae). - Nederlandse Faunistische Mededelingen 33: Draaikolken in de lucht doen het werk. - Bijenhouden 4 67-72. (12): 14-15. Spek, E. van der, 2010. Honingbijen en wilde insecten Gommers, G. & M. Grugeon, 2010. Roep de bijensterfte samen in natuurterreinen. - Vakblad Natuur, Bos en een halt toe. Help deze bijzondere bestuivers een handje. - Landschap 7 (6): 12-15. Seizoenen 38 (2): 14-17. Stuke, J.-H, C. Saure & G. Pennards, 2010. Leopoldius Hermans, J., 2010. Boekbespreking De spinnendoders van valvatus , een nieuwe blaaskopvlieg voor Nederland en Nederland. - Natuurhistorisch Maandblad 99 (10): 237. Duitsland (Diptera: Conopidae). - Nederlandse Jeuken, B., 2010. Hymenoptera: 6-7. In: Waarnemingen Faunistische Mededelingen 33: 9-11. 2010. - Veelpotige Nieuwsbrief 2010, 9 p. Tielens, G., 2010. Hoornaarnest in de schuur. - WBL Koel, H., 2010. Speciaal natuurbeheer voor bijen heeft Nieuwsbrief 30 (96): 16-25. succes! - Natuuronderzoek 20 (3): 5-7. Vereijken, R., 2010. Bruidsvlucht. - Koerier, 26 augustus: 3. Kraaijeveld, K., 2010. De Strepsiptera komen eraan. - Vereijken, R., 2010. Terrasje pikken. - Natura 107 (4): 121. Entomologische Berichten 70 (6): 177. Visser, A., 2010. Wilde bijen in de achtertuin? - Bijenhouden Kraker, C. de, 2009. Grevelingenverslag 2009. - Ecologisch 4 (9): 14-15. Adviesbureau Sandvicensis, 77 p. Vliegenthart, A., A.J. Loonstra & M. Reemer, 2010. Loon, A.J., P. Boer & J. Noordijk, Formicidae - mieren: Insecteninventarisatie bij Kootwijk. - Rapport 276-278. In: Noordijk, J., R.M.J.C. Kleukers, E.J. van VS2010.021, De Vlinderstichting, Wageningen, 61 p. Nieukerken & A.J. van Loon (red.). De Nederlandse Wallis de Vries, M.F., 2010. Uitdagingen voor het beheer biodiversiteit. Nederlandse Fauna 10. - Nederlands van lijnvormige elementen in het Heuvelland. - Centrum voor Biodiversiteit Naturalis & European Natuurhistorisch Maandblad 99 (1): 6-11. Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. Mabelis, B.A., A.J. van Loon & W. Dekoninck, 2010. Literatuur buitenland Verovert de plaagmier Nederland? - Entomologische Aguiar, A.P. & G.A.P. Gibson, 2010. The spatial complexity Berichten 70 (2): 30-36. in describing leg surfaces of Hymenoptera (Insecta), the Melman, Th. C. P., C.M. van der Heide, L.C. Braat & H.A. problem and a proposed solution. - Zootaxa 2415: 54-62. Udo de Haes, 2010. Ecosysteemdiensten: nieuw anker * Amiet, F., M. Hermann, A. Müller, R. Neumeyer, 2010. voor omgevingsbeleid? - Landschap 27 (4): 209-219. Apidae 6. Andrena , Melitturga , Panurginus & Panurgus . - Nieuwenhuijsen, H., 2010. Spinnendoders (Pompilidae). - Fauna Helvetica 26, Schweizerische Entomologische Nieuwsbrief EIS Nederland 51 (juni): 3. Gesellschaft, 316 p. Peeters, T., 2010. Diversiteit van bijen in Nederland. - Batáry, P., A. Báldi, M. Sárospataki, F. Kohler, J. Verhulst, Bijenhouden 4 (6): 3-4. E. Knop, F. Herzog & D. Kleijn, 2010. Effect of Peeters, T.M.J., 2010. Apidae: 278-279. In: Noordijk, J., conservation management on bees and -pollinated R.M.J.C. Kleukers, E.J. van Nieukerken & A.J. van Loon grassland plant communities in three European countries. (red.). De Nederlandse biodiversiteit. Nederlandse Fauna - Agriculture, Ecosystems and Environment 136: 35-39. 10. - Nederlands Centrum voor Biodiversiteit Naturalis & Blank, S.M. (red.), 2010. Beiträge der Hymenopterologen- European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. Taging in Stuttgart (8.-10.10.2010). - Herausgeber: L. Reemer, M., 2010. Bijenonderzoek voor LNV. - Krogmann, V. Mauss & H.T. Schwenninger, 45 p. Nieuwsbrief EIS-Nederland 51: 11. Bloch, G., T.M. Francoy, I. Wachtel, N. Panitz-Cohen, S. Reemer, M. & D. Kleijn, 2010. Wilde bestuivers in appel- en Fuchs & A. Mazar, 2010. Industrial apiculture in the perenboomgaarden in de Betuwe. - EIS-Nederland, Jordan valley during Biblicla times with Anatolian Alterra & Bureau Ecologica, Leiden, Rapportnummer honeybees. - PNAS 107 (125): 11240-11244. EIS2010-04, 24 p. Boes, K.E., 2010. Honeybee colony drone production and Roes, F.L., 2010. Haplodiploidy seems to facilitate queen re- maintenance in accordance with environmental factors: an absorption and dependent fouding in eusocial . - interplay of queen and worker decisions. - Insectes Entomologische Berichten 70 (1): 2-6. Sociaux 57: 1-9. Rond, J. de, 2010. Invertebraten van dynamische zeeduinen. Bommarco, R., J.C. Biesmeijer, B. Meyer, S.G. Potts, - Eigen uitgave, 24 p. J.Pöyry, S.P.M. Roberts, I.Steffan-Dewenter & E. Schoelitsz, B., 2010. KAD-docent publiceert 'Mieren van de Öckinger, 2010. Dispersal capacity and diet breath modify Benelux'. - Dierplagen 13 (4): 10-11. the response of wild bees to habitat loss. - Proceedings of Schoelitsz, B., 2010. Atlantische dwergschubmier the Royal Society B Biological Sciences 277 (1690): 2075- gelokaliseerd in Zeeland. - Dierplagen 13 (4): 13. 2082.

66 Hymeno nr. 3, november 2011

Bromenshenk, J.J., C.B. Henderson, C.H. Wick, M.F. Dellicour, S. & D. Michez, 2010. Biologie, observations et Stanford, A.W. Zulich, R.E. Jabbour, S.V. Deshpande, collectes de trois espèces soeurs du genre Melitta Kirby P.E. McCubbin, R.A. Seccomb, P.M. Welch, T. Williams, 1802 (Hymneoptera, Melittidae). - Osmia 4: 29-34. D.R. Firth, E. Skowronski, M.M. Lehmann, S.L. Bilimoria, Devalez, J., 2010. Nouvelles données sur Coelioxys alata J. Gress, K.W. Wanner & R.A. Cramer Jr., 2010. Förster (Hymenoptera, Megachilidae), sa biologie et sa Iridovirus and microsporidian linked to honey bee colony distribution. - Osmia 4: 20-23. decline. - PLoS ONE 5 (10): e13181. Dicks, L.V., D.A. Showler & W.J. Sutherland, 2010. Bee Budrys, E., A. Budriene & Z. Nevronyte, 2010. Dependence conservation: evidence for the effects of interventions. - of brood cell length on nesting cavity width in xylicolous Synopsis of conservation evidence 1, 146 p. [zie ook solitary wasps of genera Ancistrocerus and Symmorphus boekbespreking in HymenoVaria 2: 35 (april 2011)] (Hymenoptera: Vespidae). - Acta Zoologica Lituanica 20 Dötterl, S. & N.J. Vereecken, 2010. The chemical ecology (1): 68-76. and evolution of bee-flower interactions: a review and Bunk, E., A. Sramkova & M. Ayasse, 2010. The role of trail perspectives. - Can. J. Zool. 88: 668-697. pheromones in host nest recognition of the social parasitic Dubitzky, A., J. Plant & K. Schönitzer, 2010. Phylogeny of bumblebees Bombus bohemicus and Bombus rupestris the bee genus Andrena Fabricius based on morphology (Hymenoptera: Apidae). - Chemoecology 20: 189-198. (Hymenoptera: Andrenidae). - Mitt. Münch. Ent. Ges. Burger, H., M. Ayasse, C.M. Häberlein, S. Schulz & S. 100: 137-202. Dötterl, 2010. Echium and Pontechium specific floral cues Ebmer, A.W., 2010. Sammeln, Präparieren und for host-plant recognition by the oligolectic bee Hoplitis Mikroskoptechnik von Wildbienen mit besonderer adunca . - South African Journal of Botany 76: 788-795. Berücksichtigung der Furchenbienen (Apoidea, Burger, H., S. Dötterl & M. Ayasse, 2010. Host-plant Halictidae). - Entomologica Austriaca 17: 67-82. finding and recognition by visual and olfactory floral cues Erler, S. & H.M.G. Lattorff, 2010. The degree of parasitism in an oligolectic bee. - Functional Ecology 24: 1234-1240. of the bumblebee ( Bombus terrestris ) by cuckoo bumblebees Cardinal, S., J. Straka & B.N. Danforth, 2010. (Bombus (Psithyrus ) vestalis ). - Insectes Sociaux 57: 371-377. Comprehensive phylogeny of apid bees reveals the Esser, J., M. Fuhrmann, C. Venne, 2010. Rote Liste und evolutionary origins and antiquity of cleptoparasitism. - Gesamtartenliste der Wildbienen und Wespen PNAS 107 (37): 16207-16211. (Hymenoptera: Apidae, Crabronidae, Sphecidae, Carr, M., J.P.W. Young & P.J. Mayhew, 2010. Phylogeny of Ampulicidae, Pompilidae, Vespidae, Tiphiidae, Sapygidae, bethylid wasps (Hymenoptera: Bethylidae) inferred from Mutillidae, Chrysididae) Nordrhein-Westfalens. - Ampulex 28S and 16S rRNA genes. - Insect Systematics & 2: 5-60. Evolution 41: 55-73. Exeler, N., A. Kratochwil & A. Hochkirch, 2010. Does Charman, T.G., J. Sears, R.E. Green & A.F.G. Bourke, recent habitat fragmentation affect the population genetics 2010. Conservation genetics, foraging distance and nest of a heathland specialist, Andrena fuscipes (Hymenoptera: density of the scarce Great Yellow Bumblebee ( Bombus Andrenidae)? - Conserv. Genet. 11: 1679-1687. distinguendus ). - Molecular Ecology 19: 2661-2674. Falk, S., 2010. Sweeping to succes (the dipterists way). - Cölln, K. & A. Jakubzik, 2010. Nature-Building - BWARS Newsletter, Spring 2010: 8-11. Technische Unterstützung heimischer Biodiversität Fründ, J., K.E. Linsenmaier & N. Blüthgen, 2010. Pollinator dargestellt am Beispiel der Stechimmen. - Dendrocopos diversity and specialization in relation to flower diversity. - 37: 57-76. Oikos 119: 1581-1590. Coppée, A., 2010. Bombus terrestris (L. 1758): A complex Genersch, E., 2010. Honey bee pathology: current threats to species or a species complex? Intraspecific pheromonal honey bees and beekeeping. - Applied Microbiology and and genetic variations of Bombus terrestris (L.) - Impacts Biotechneology 87 (1): 87-97. on the speciation. - Thesis, Université de Mons. Gibbs, J., 2010. Atypical wing venation in Dialictus and [http://zoologie.umh.ac.be/hymenoptera/biblio/Coppee Hemihalictus and its implications for subgeneric _Ph_D_complet.pdf] classification of Lasioglossum . - Psyche 2010 [zie Connop, S., T. Hill, J. Steer & P. Shaw, 2010. The role of http://www.hindawi.com/journals/psyche/] dietary breadth in national bumblebee ( Bombus ) declines: Giblin-Davies, R.M., C. Erteld, N. Kanzaki, W. Ye, Y. Zeng simple correlation? - Biological Conservation 143: 2739- & B.J. Center, 2010. Ditylenchus halictus n.sp. (Nematoda: 2746. Anguinidae), an associate of the sweat bee, Halictus Conrad, T., R.J. Paxton, F.G. Barth, W. Francke & M. sexcinctus (Halictidae), from Germany. - Nematology 12 Ayasse, 2010. Female choice in the red mason bee, Osmia (6): 891-904. rufa (L.) (Megachilidae). - Journal of Experimental Biology Gillespie, S., 2010. Factors affecting parasite prevalence 23: 4065-4073. among wild bumblebees. - Ecological Entomology 35: Dawson, B., 2010. Great yellow bumblebee Bombus 737-747. distinguendus (Morawitz) in Caithness, North Highland * Gokcezade, J.F., B.-A. Gereben-Krenn, J. Neumayer & 2009. - BWARS Newsletter, Spring 2010: 21-27. H.W. Krenn, 2010. Feldbestimmungsschlüssel für die DeKoninck, W., F. Hendrickx, P. Grootaert & J.-P. Hummeln Österreichs, Deutschlands und der Schweiz Maelfait, 2010. Present conservation status of red wood (Hymenoptera, Apidae). - Linzer biol. Beitr. 42 (1): 5-42. ants in north-western Belgium: worse than previously, but Goulson, D., 2010. Bumblebees. Behaviour, ecology, and not a lost cause. - European Journal of Entomology 107: conservation. - Oxford University Press, second edition, 209-218. 317 p.

67 Hymeno nr. 3, november 2011

Goulson, D., O. Lepais, S. O'Connor, J.L. Osborne, R.A. Halictus scabiosae . - Psyche 2010, ID 707501, 13 p. [zie Sanderson, J. Cussans, L. Goffe & B. Darvill, 2010. http://www.hindawi.com/journals/psyche/] Effects of land use at a landscape scale on bumblebee nest Lucas, S.G., N.J. Minter & A.P. Hunt, 2010. Re-evaluation density and survival. - Journal of Applied Ecology 47: of alleged bees' nests from the Upper Triassic of Arizona. 1207-1215. - Palaeogeography, Palaeoclimatology, Palaeoecology 286: Grundel, R., R.P. Jean, K.J. Frohnapple, G.A. Glowacki, 194-201. P.E. Scott & N.B. Pavlovic, 2010. Floral and nesting Maini, S., P. Medrzycki & C. Porrini, 2010. The puzzle of resources, habitat structure, and fire influence bee honey bee losses: a brief review. - Bulletin of Insectology distribution across an open-forest gradient. - Ecological 63 (1): 153-160. Applications 20 (6): 1678-1692. Martin, S.J., J.M. Carruthers, P.H. Williams & F.P. Grünewald, B., 2010. Is pollination at risk? Current threats Drijfhout, 2010. Host specific social parasites ( Psithyrus ) to and conservation of bees. - Gaia 19 (1): 61-67. indicate chemical recognition system in bumblebees. - J. Guglielmino, A. & C. Bückle, 2010. Description of larval Chem. Ecol. 36: 855-863. instars of Mystrophorus formicaeformis Ruthe (Hymenoptera: Okabe, K. & S. Makino, 2010. Conditional mutualism Dryinidae). - Zootaxa 2602: 57-66. between Allodynerus delphinalis (Hymenoptera: Vespidae) Hardstone, M.C. & J.G. Scott, 2010. Is Apis mellifera more and Ensliniella parasitica (Astigmata: Winterschmidtiidae) sensitive to insecticides than other insects? - Pest Manag. may determine maximum parasitic mite infestation. - Sci. 66: 1171-1180. Environ. Entomol. 39 (2): 424-429. Hines, H.M. & S.A. Cameron, 2010. The phylogenetic Park, M.G., M.C. Orr & B.N. Danforth, 2010. The role of position of the bumble bee inquiline Bombus inexspectatus native bees in apple pollination. - New York Fruit and implications for the evolution of social parasitsm. - Quarterly 18 (1): 21-25. Insectes Sociaux 57: 379-383. Pickett, K.M. & J.M. Carpenter, 2010. Simultaneous analysis Holzschuh, A., I.Steffan-Dewenter & T. Tscharntke, 2010. and the origin of eusociality in the Vespidae (Insecta: How do landscape composition and configuration, Hymenoptera). - Systematics & Phylogeny 68 organic farming and fallow strips affect the diversity of (1): 3-33. bees, wasps and parasitoids? - Journal of Ecology Pitts-Singer, T.L. & J. Bosch, 2010. Nest establishment, 79: 491-500. pollination efficiency, and reproductive success of Jaffé, R., V. Dietemann, M.H. Allsopp, C. Costa, R.M. Megachile rotundata (Hymenoptera: Megachilidae) in relation Crewe, R. Dall'Olio, P. de la Rúa, M.A.A. El-Niweiri, I. to resource availability in field enclosures. - Environ. Fries, N. Kezic, M.S. Meusel, R.J. Paxton, T. Shaibi, E. Entomol. 39 (1): 149-158. Stolle & R.F.A. Moritz, 2010. Estimating the density of Polidori, C., S. Bevacqua & F. Andrietti, 2010. Do digger honeybee colonies across their natural range to fill the gap wasps time their provisioning activity to avoid cuckoo in pollinator decline censuses. - Conservation Biology 24 wasps (Hymenoptera: Crabronidae and Chrysididae)? - (2): 583-593. Acta Ethol 13: 11-21. Johnson, B.R. & J.C. Nieh, 2010. Modeling the adaptive role Potts, S.G., S.P.M. Roberts, R. Dean, G. Marris, M.A. of negative signaling in honey bee intraspecific Brown, R. Jones, P. Neumann & J. Settele, 2010. Declines competition. - Journal of Insect Behavior 23: 459-471. of managed honey bees and beekeepers in Europe. - Klein, B.A., A. Klein, M.K. Wray, U.G. Mueller & T.D. Journal of Apicultural Research 49 (1): 15-22. Seeley, 2010. Sleep deprivation impairs precision of Potts, S.G., J.C. Biesmeijer, C. Kremen, P. Neumann, O. waggle dance signaling in honey bees. - PNAS 107 (52): Schweiger & W.E. Kunin, 2010. Global pollinator 22705-22709. declines: trends, impacts and drivers. - Trends in Ecology Kosek, J., 2010. Ecologies of empire: on the new uses of the and Evolution 25 (6): 345-353. honeybee. - Cultural Anthropology 25 (4): 650-678. * Rasmont, P. & M. Terzo, 2010. Cataloque et clé des sous- Kreuter, K., R. Twele, W. Francke & M. Ayasse, 2010. genres et espèces du genre Bombus de Belgique et du nord Specialist Bombus vestalis and generalist Bombus bohemicus use de la France (Hymenoptera, Apoidea). - Université de different odour cues to find their host Bombus terrestris . - Mons, Laboratoire de Zoologie, 25 p. [version 7.x.2010] Animal Behaviour 80: 297-302. Rasplus, J.-Y., C. Villemant, M.R. Paiva, G. Delvare & A. Kroiss, J., K. Lechner & E. Strohm, 2010. Male territoriality Roques, 2010. Hymenoptera: 669-776. In: A. Roques et al. and mating system in the European beewolf Philanthus (eds.), Arthropod invasions in Europe. - BioRisk 4 (2). triangulum F. (Hymenoptera: Crabronidae): evidence for a Redpath, N., L.M. Osgathorpe, K. Park & D. Goulson, "hotspot" lek polygyny. - J. Ethol. 28: 295-304. 2010. Crofting and bumblebee conservation: the impact of Lepais, O., B. Darvill, S. O'Connor, J.L. Osborne, R.A. land management practices on bumblebee populations in Sanderson, J. Cussans, L. Goffe & D. Goulson, 2010. northwest Scotland. - Biological Conservation 143: 492- Estimation of bumblebee queen dispersal distances using 500. sibship reconstruction method. - Molecular Ecology 19: Rehan, S.M., T.W. Chapman, A.I. Craigie, M.H. Richards, 819-831. S.J.B. Cooper & M.P. Schwarz, 2010. Molecular phylogeny Liebert, A.E., N. Wilson-Rich, C.E. Johnson & P.T. Starks, of the small carpenter bees (Hymenoptera: Apidae: 2010. Sexual interactions and nestmate recognition in Ceratinini) indicates early and rapid global dispersal. - invasive populations of Polistes dominulus wasps. - Insectes Molecular Phylogenetics and Evolution 55: 1042-1054. Sociaux 57: 457-463. Richards, M.H., J.L. Vickruck & S.M. Rehan, 2010. Colony Lienhard, A., L. Mirwald, T. Hötzl, I. Kranner & G. social organisation of Halictus confusus in southern Ontario, Kastberger, 2010. Trade-off between foraging activity and with comments on sociality in the subgenus H. ( Seladonia ). infestation by nest parasites in the primitively eusocial bee - J. Hym. Res. 19 (1): 144-158.

68 Hymeno nr. 3, november 2011

* Rightmyer, M.G., T. Griswold & M.S. Arduser, 2010. A bee, Halictus scabiosae. - Molecular Ecology 18: 1791- review of the non-metalic Osmia (Melanosmia ) found in 1800. North America, with additional notes on palearctic VanEngelsdorp, D. & M.D. Meixner, 2010. A historical Melanosmia (Hymenoptera, Megachilidae). - ZooKeys 60: review of managed honey bee populations in Europe and 37-77. the United States and the factors that may affect them. - Rossi, B.H., P. Nonacs & T.L. Pitts-Singer, 2010. Sexual Journal of Invertebrate Pathology 103: S80-S95. harassment by males reduces female fecundity in the Vereecken, N.J. & J.N. McNeil, 2010. Cheaters and liars: alfalfa leafcutting bee, Megachile rotundata . - Animal chemical mimicry at its finest. - Can. J. Zool. 88: 725-752. Behaviour 79: 165-171. Vereecken, N.J., P. Dufrene, J. Lückmann, J. Devalez, I. * Sann, M., M. Gerth, C. Venne, R. Tiedemann & C. Raemakers & M.A. Bologna, 2010. Synthèse des Bleidorn, 2010. Molekulare und morphologische observations récentes de Stenoria analis (Schaum) Untersuchungen zum Status des Nomada alboguttata (Coleoptera, Meloidae) en France et dans les régions (Apiformes) Artkomplexes. - Ampulex 2: 65-72. voisines. - Osmia 4: 1-4. Schäfer, M.O., W.Ritter, J.S. Pettis & P. Neumann, 2010. Vorel, C.A. & T.L. Pitts-Snger, 2010. The proboscis reflex Winter losses of honeybee colonies (Hymenoptera: not elicited in megachilid bees. - Journal of the Kansas Apidae): the role of infestations with Aethina tumida Entomological Society 83 (1): 80-83. (Coleoptera: Nitidulidae) and Varroa destructor Weiner, C.N., A. Hilpert, M. Werner, K.E. Linsenmair & N. (Parasitiformes: Varroidae). - J. Econ. Entomol. 103 (1): Blüthgen, 2010. Pollen amino acids and flower 10-16. specialisation in solitary bees. - Apidologie 41: 476-487. Schiestl, F.P., 2010. The evolution of floral scent and insect Weiner, S.A., C.T. Upton, K. Noble, W.A. Woods Jr. & P.T. chemical communication. - Ecology Letters 13: 643-656. Starks, 2010. Thermoregulation in the primitively eusocial Schmid-Egger, C., 2010. Ergänzungen zur Roten Liste der paper wasp, Polistes dominulus . - Insectes Sociaux 57: 157- Wespen Deutschlands 2010. - Ampulex 2: 73-74. 162. Schmid-Egger, C., 2010. Rote Liste der Wespen Williams, N.M, E.E. Crone, T.H. Roulston, R.L. Minckley, Deutschlands. - Ampulex 1: 5-39. L. Packer & S.G. Potts, 2010. Ecological and life-history Seeley, T.D., 2010. Honeybee democracy. - Princeton traits predict bee species responses to environmental University Press, 273 p. disturbances. - Biological Conservation 143: 2280-2291. Seidelmann, K., K. Ulbrich & N. Mielenz, 2010. Conditonal Wilson-Rich, N. & P.T. Starks, 2010. The Polistes war: weak sex allocation in the red mason bee, Osmia rufa . - immune function in the invasive P. dominulus relative to Behavioral Ecology and Sociobiology 64 (3): 337-347. the native P. fuscatus . - Insectes Sociaux 57: 47-52. Sharanowski, B.J., B. Robbertse, J. Walker, S. Randal Voss, Winfree, R., 2010. The conservation and restoration of wild R. Yoder, J. Spatafora & M.J. Sharkey, 2010. Expressed bees. - Annals of the New York Academy of Sciences sequence tags reveal Proctotrupomorpha (minus 1195: 169-197. Chalcidoidea) as sister to Aculeata (Hymenoptera: Witt, R., 2010. Bestandsrückgang bei der Deutschen Wespe Insecta). - Molecular Phylogenetics and Evolution 57: (Vespula germanica ) (Hymenoptera, Vespidae). Aufruf zur 101-112. Mitarbeit. - Ampulex 1: 46. Simone-Finstrom, M. & M. Spivak, 2010. Propolis and bee Wolf, S., M. Rohde & R.F.A. Moritz, 2010. The reliability of health: the natural history and significance of resin use by morphological traits in the differentiation of Bombus honey bees. - Apidologie 41: 295-311. terrestris and B. lucorum (Hymenoptera: Apidae). - Smissen, J. van der, 2010. Bilanz aus 20 Jahren Apidologie 41: 45-53. entomologischer Aktivitäten (1987-2007) (Hymenoptera Zurbuchen, A., L. Landert, J. Klaiber, A. Müller, S. Hein & Aculeata). - Verhandlungen des Vereins für S. Dorn, 2010. Maximum foraging ranges in solitary bees: Naturwissenschaftliche Heitmatforschung zu Hamburg only few individuals have the capability to cover long e.V. 43: 1-426. foraging distances. - Biological Conservation 143: 669- Soro, A., J. Field, C. Bridge, S.C. Cardinale & R.J. Paxton, 676. 2010. Genetic differentiation across the social transition in Zurbuchen, A., S. Cheesman, J. Klaiber, A. Müller, S. Hein a socially polymorphic sweat bee, Halictus rubicundus . - & S. Dorn, 2010. Long foraging distances impose high Molecular Ecology 19: 3351-3363. costs on offspring production in solitary bees. - Journal of Stelzer, R.J., L. Chittka, M. Carlton & T.C. Ings, 2010. Animal Ecology 79: 674-681. Winter active bumblebees ( Bombus terrestris ) achieve high foraging rates in urban Britain. - PLoS ONE 5 (3): e9559. Stelzer, R.J., R. Stanewsky & L. Chittka, 2010. Circadian foraging rhythms of bumblebees monitored by radio- frequency identification. - Journal of Biological Rhythms 25 (4): 257-267. Storey, M., 2010. Examining and identifying pollen. - BWARS Newsletter, Atumn 2010: 10-13. Thomson, H.M., 2010. Risk assessment for honey bees and pesticides - recent developments and 'new issues'. - Pest Manag. Sci. 66: 1157-1162. Ulrich, Y., N. Perrin & M. Chapuisat, 2010. Flexible social organization and high incidence of drifting in the sweat

69 Hymeno nr. 3, november 2011

Boekbespreking: Ruwweg een derde van het boek gaat over de mogelijkheden die mensen hebben om iets voor de Wildbienen. Die anderen wilde bijen te doen. Met een heel uitgebreid hoofdstuk over mogelijke beplanting in de tuin of op het balkon, Bienen waarbij ook aangegeven wordt wat niet geschikt is. Het zelfde geldt voor het aanbieden van nestgelegenheid, Jan Smit & Hans Nieuwenhuijsen hier gaat Westrich uitgebreid op in. Diverse manieren van nesthulp worden besproken en getoond, maar ook wordt aangegeven wat juist niet goed is. Hij heeft een Westrich, P., 2011 Wildbienen. Die anderen Bienen. – determinatietabel opgenomen op grond van de Verlag Dr. Friedrich Pfeil, 168 p. afsluitingen van de nesten. € 19, 80 + € 6,- verzendkosten. In een apart hoofdstuk wordt een aantal soorten bijen, Te bestellen bij de uitgever: www.pfeil-verlag.de . dat in nesthulp kan nestelen, besproken en vooral met foto’s voorgesteld. Nagenoeg al deze soorten komen ook in ons land voor. Daarna worden enkele andere insecten voorgesteld, die van de nesthulp of de daarin nestelende bijen profiteren: graafwespen, goudwespen, sluipwespen, metselwespen, knotswespen, vliegen, kevers en mijten. In dit hoofdtuk gebruikt Westrich wel verschillende termen door elkaar, met weinig systematiek (raubparasiten, schmarotzer, brutparasit, raubschmarotzer, futterschmarotzer). Het mogelijke steken door wilde bijen wordt uitgelegd. Verder geeft hij enkele literatuurtips. Ten aanzien van de wetenschappelijke namen moet wel een kritische noot geplaatst worden. In zijn hang naar eenvoud heeft Westrich veel oude namen gebruikt en alle genera van de Osmiinae, zoals Osmia , Hoplitis , Heriades , Chelostoma gesynonimiseerd tot Osmia . Verder is de naam Dipogon hircanum oud, deze heet tegenwoordig Dipogon bifasciatus .

Conclusie Een nieuw boek van Paul Westrich en zoals gewend Is dit een boek voor de doorgewinterde bijenkenners? van hem, is dit boek rijk geïllustreerd met fraaie foto’s. Ja en nee. Als je de boeken van Westrich (1989 I en Het is in feite een inleiding op de wilde bijen, die II) hebt, kun je dit boek wat betreft de kennis over begint met een uitvoerig hoofdstuk over wat wilde wilde bijen achterwege laten. Zeker wat betreft de bijen zijn. Vervolgens worden de groepen bijen nomenclatuur is het in vergelijking met zijn vorige voorgesteld, ingedeeld naar hun manier van werk een stap terug. Wil je echter meer doen voor broedzorg: solitaire bijen, sociale bijen, parasitaire wilde bijen (en wespen) in je tuin of op je balkon, dan bijen. biedt dit boek wat meer informatie. Hij bespreekt waar en wanneer je wilde bijen kunt Het boek is eigenlijk geschreven voor mensen (leken) vinden, hierbij worden verschillende leefgebieden van die meer van wilde bijen willen weten en iets voor het wilde bijen met foto en tekst voorgesteld. Een apart behoudt van deze dieren willen doen. hoofdstukje gaat over de slaapgewoonten van wilde Zeker in het kader van het jaar van de bij (2012) naar bijen. Daarna wordt de relatie tussen de mannetjes en ons idee toch een zinvolle uitgave. bloemen besproken. De nestbouw op zich komt niet zo uitgebreid aan de Literatuur orde, wel bij verschillende soortbesprekingen. Westrich, P., 1989. Die Wildbienen Baden-Württembergs. I In twee hoofdstukken wordt uitgelegd op welke Allgemeiner Teil. - Eugen Ulmer Verlag, 1-431. verschillende soorten plekken de vrouwtjes hun nest Westrich, P., 1989. Die Wildbienen Baden-Württembergs. II willen bouwen en wat ze daarvoor aan planten- Spezieller Teil. - Eugen Ulmer Verlag, 437-972. materiaal gebruiken. Het verzamelen van stuifmeel door de vrouwtjes wordt uitgelegd met voorbeelden van polylectische en oligolectische soorten. In het kort worden de bedreiging en beschermng van bijen (in Duitsland) behandeld.

70 Hymeno nr. 3, november 2011

Het hoofdstuk over de soorten, gesplitst voor de Boekbespreking: Humlor sociale en de koekoekshommels, begint met een determinatie tabel. Daarna is er per soort een alla Sveriges arter uitgebreide beschrijving. Die begint met de verspreiding en het habitat in Zweden. Zeker voor Erik van der Spek mensen die de geografie van Zweden niet goed kennen is het jammer dat de verspreiding niet met een kaartje maar beschrijvend weer wordt gegeven. Göran Holmström, 2007. Humlor alla Sveriges arter. Så Het tweede blok gaat over het uiterlijk met ook känner du igen dem i naturen - och i trädgården. - Brutus schematische weergaven van de kleuren van koningin Östlings bokf Symposion. ISBN: 9789171397768. Prijs 198 en mannetje. Daarna is er, indien nodig, een uitgebreid Kr. (± € 19,-) hoofdstuk over het risico de soort met een andere Te bestellen via www.naturbokhandeln.se soort te verwarren en afwijkende kleurvormen. De beschrijving wordt afgesloten met een commentaar. De soorttekst is ook voorzien van een uitstekende foto.

Ook de andere hoofdstukken zijn rijk van goede foto’s voorzien. Waar bestudeer ik hommels? Wanneer bestudeer ik hommels? Hoe bestudeer ik hommels?; Hommels in de tuin, Hoe gaat het met de hommels? Kortom een fraai boek zeker voor wie in Zweden naar hommels wil gaan kijken.

Boekbespreking: Mieren van de Benelux

Remco Versluijs

Boer, P. 2010. Mieren van de Benelux. Jeugdbondsuitgeverij, ’s Graveland. 184 pagina’s, ISBN 978- 90-5107-043-9, Prijs €10.00.

Er is veel veranderd op mierengebied na het uitkomen van de ’Mierenfauna van de Benelux’ van J.K.A. van Boven uit 1986. Jarenlang onderzoek heeft geresulteerd in wijzigingen in wetenschappelijke namen, toekenning van Nederlandse namen aan alle Dit is een wat bijzondere boekbespreking aangezien ik mierensoorten en een grote hoeveelheid nieuwe het Zweeds niet echt machtig ben kan ik de tekst maar gegevens omtrent onze mierenfauna. In totaal komen beperkt beoordelen. Toch is dit boek een feest om in 106 mierensoorten voor in de Benelux en de te bladeren voor iemand die geïnteresseerd is in bijen. aangrenzende Duitse deelstaten, Denemarken en Een mooi vormgegeven boek van 160 pagina’s met Groot Brittannië. In Nederland kunnen 67 inheemse harde kaft voor een redelijke prijs (SEK 198); een mierensoorten worden aangetroffen en 13 exoten die dergelijk boek zou de belangstelling voor hommels in zich min of meer hebben weten te vestigen. Vele vaak Nederland behoorlijk kunnen stimuleren. De niet in de vrije natuur maar in verwarmde gebouwen ondertitel ‘Zo kunt u ze herkennen in de natuur – of zoals kassen, huizen of hotels. Deze zijn allemaal in de tuin’ zou in Nederland wat minder recht van verwerkt in een nieuw determinatieboekje voorzien spreken hebben omdat bij de determinatie vooral van van uitgebreide soortbeschrijvingen, determinatietabel- kleuren gebruik gemaakt wordt. Wat in Zweden len en een bijlage van ongekende waarde. makkelijker kan dan in onze streken omdat er binnen de soorten minder kleurvariatie voor lijkt te komen.

71 Hymeno nr. 3, november 2011

komen tot een betrouwbare determinatie. Al met al een prima determineerwerk voor zowel professionals als jonge aanstromende myrmecologen en studenten! Bijzonder van deze tabel is ook dat naast werksters en wijfjes/koninginnen ook de mannetjes worden behandeld. In veel determinatie werken worden deze buiten beschouwing gelaten vanwege lastige determinatie. Met dit werk kunnen bijna alle mannetjes mieren gedetermineerd worden tot op soort. De lastige genera Plagiolepis en Temnothorax en subgenera Lasius (Cautolasius ) en Lasius (Chthonolasius ) zijn niet verder te determineren. Tenslotte het derde deel van het boek, de bijlagen. In de literatuur en bronnen is een mooi overzicht te vinden van beschikbare literatuur en internetsites over mieren. Zeer waardevol is de lijst van mieren en biotooptypen in Nederland. Per biotooptype wordt een overzicht gegeven van kenmerkende, indicatieve en aanvullende soorten. Kenmerkende soorten komen in andere biotooptypen niet of nauwelijks voor. Indicatieve soorten hebben hun zwaartepunt en de hoogste dichtheden in dit biotooptype, maar komen ook in andere biotopen voor. Aanvullende soorten worden min of meer regelmatig in dit biotooptype aangetroffen en hebben vaak hun zwaartepunt in andere biotopen. Ook is een vrij gedetailleerde lijst opgenomen van perioden van in Nederland waargenomen zwermbewegingen van gevleugelde Het boek is opgebouwd uit drie delen, te beginnen mieren (mannetjes en of wijfjes). Tenslotte vinden we met beschrijvingen van de soorten, subgenera, genera, een opsomming van alle in de Benelux waargenomen tribi en subfamilies. Met informatie per soort over nest soorten plus inheemse soorten in omringende landen en leefomgeving, voortplanting, kolonies, relaties, waaronder de Duitse deelstaten. Per soort is predatie en status is een schat aan kennis overzichtelijk aangegeven in welke landen de soort is aangetroffen bij elkaar gebracht. Wel dient vermeld te worden dat en of deze hier inheems dan wel exoot is. Het boek de soortbeschrijvingen vrijwel steeds betrekking wordt afgesloten met een zeer uitgebreide hebben op Nederland. Eenzelfde mierensoort kan begrippenlijst en tekeningen met afkortingen van alle elders in Europa een ander gedrag vertonen, een onderdelen van mieren zoals die gebruikt worden in de andere habitatvoorkeur hebben, relaties hebben met determinatietabel. andere planten of dieren, enzovoorts. Tevens is bij Een zeer raadzame en bovenal bruikbare tabel om alle vrijwel iedere soort een korte beschrijving gegeven mieren van de Benelux op naam te brengen. over mogelijke problemen bij de determinatie. Is er bijvoorbeeld verwarring mogelijk met sterk gelijkende soorten en waar dient dan specifiek op gelet te worden. Het geheel wordt aangevuld met prachtige detailfoto’s van mieren bestaande uit een overzichts- Boekbespreking: Apidae 6 foto vanaf de zijkant en een detailopname van de kop. Deze foto’s en foto’s van nog vele andere mierensoor- Fauna Helvetica 26 ten zijn ook terug te vinden op www.antweb.org, een aanrader! Jan Smit In het tweede deel passeren alle soorten nogmaals de revue, ditmaal in de vorm van determinatietabellen. De vele ‘simpele’ tekeningen geven duidelijk weer wat Amiet, F., M. Herrmann, A. Müller & R. Neumeyer, 2010. er in de sleutel wordt bedoeld. Dit is, aldus de auteur, Apidae 6. Fauna Helvetica 26. – Schweizerische ook precies de bedoeling geweest van dit werk, Entomologische Gesellschaft, 316 p. Verkrijgbaar bij eenvoudige tekeningen met handige pijltjes gericht op Goecke & Evers (Dld) € 65,- + verzendkosten. die kenmerken die van belang zijn. Met dit werk kun je zonder lastige metingen van allerlei lichaamsdelen toch Aan het eind van 2010 is in de serie Fauna Helvetica nummer 26 verschenen; het zesde deel van de tabellen

72 Hymeno nr. 3, november 2011 voor de bijen van Zwitserland. Een serie waarvan uitgeprobeerd, maar mij beviel het tot zover goed. bijna alle andere delen ook in onze nieuwsbrief Daar waar soorten op de grens zitten of er twijfels besproken zijn; deel 1 (Peeters 1998), deel 2 (Peeters mogelijk zijn over de keuze, zijn deze soorten meestal 2000), deel 3 (Peeters 2003) en deel 5 ( Smit 2008). in beide routes opgenomen.

In dit zesde deel worden de genera Andrena , Melitturga , Literatuur Panurginus en Panurgus behandeld. Daarvan komen Peeters, T.M.J., 1998. Boekbespreking. - Bzzz, Nieuwsbrief Melitturga en Panurginus niet in ons land voor. sectie Hymenoptera 8: 39-40 Het boek bestaat uit twee delen, een in het Duits en Peeters, T.M.J., 2000. Boekbespreking. - Bzzz, Nieuwsbrief een in de Franse taal. sectie Hymenoptera 11: 19-20. Na een inleidend hoofdstuk volgt er per genus een Peeters, T.M.J., 2003. Boekbespreking. - Bzzz, Nieuwsbrief sectie Hymenoptera 18: 49-50. hoofdstuk. Hierin staat een tabel voor de soorten van Smit, J., 2008. Boekbespreking Apidae 5, Fauna Helvetica. – dit genus, een lijst van de soorten en een korte Bzzz, Nieuwsbrief sectie Hymenoptera 27: 27. bespreking per soort met een verspreidingskaartje van de soort in Zwitserland. Bij de Andrena ’s staan de soorten in de lijst per subgenus op alfabetische volgorde gerangschikt. Dat maakt het zoeken naar een soort in deze lijst wel lastiger. In de tabel en de lijst Aanvullingen op ‘De staat uiteraard een rijtje soorten die niet in ons land voorkomen. Bij Panurgus staat er één soort in die niet wespen en mieren van in Nederland voorkomt. In het tweede deel staan alleen de tabellen in het Nederland’ Frans. Theo Peeters

De afronding van het manuscript over de bijen in Nederland is nagenoeg compleet. Daarmee komt een totaaloverzicht van de aculeatenfauna in Nederland in zicht. Het is inmiddels al weer zeven jaar geleden dat ‘De wespen en mieren van Nederland’, deel 6 in de serie Fauna van Nederland verscheen. De atlas is uitverkocht maar er is nog regelmatig vraag naar het boek. Op de website waarneming.nl is een document te vinden dat aandacht besteed aan het wespen- en mierenboek en waar mensen zich kunnen aanmelden wanneer ze interesse hebben (zie http://forum.waarneming.nl/smf/index.php?topic=1 53486.0). Tot op heden staat de teller op 9 en valt het dus wel mee met het aantal liefhebbers voor een herziene druk. Naast lovende woorden is er ook kritiek op de atlas. Inmiddels probeer ik alle inhoudelijke kritiek te verzamelen en daarvan een document te maken voor eenieder die het boek gebruikt. Liever nog... zou ik op een website, samen met enkele andere auteurs of liefhebbers, de nieuwe ontwikkelingen mbt. de wespen- en mierenfauna en binnenkort ook de bijenfauna in ons land willen bijhouden. Dat is echter nog toekomstmuziek.

Zelf maak ik in één van mijn beide exemplaren van de De tabellen zijn goed, duidelijk en voorzien van fraaie atlas aantekeningen in de tekst of in de kantlijn. tekeningen, die veel verduidelijken. Bij het zesde Hieronder volgt een opsomming van deze couplet van de Andrena -tabel moet je kiezen op de verbeteringen en aanvullingen. Deze tekst is inmiddels kleur van de ‘endfranse’ (fimbria bij v.d. Vecht), ook gepubliceerd in het bovenstaande topic van daarvoor is een vijftal tekeningen in kleur afgebeeld. Ik waarneming.nl. Het voordeel daarvan is dat de tekst heb slechts met enkele Andrena ’s de tabel

73 Hymeno nr. 3, november 2011 op die plek steeds aangepast en aangevuld kan worden De bevruchte jonge koninginnen... = De door eenieder die dat wil, en tevens voor iedereen geïnsemineerde jonge koninginnen... gemakkelijk beschikbaar is. Blz. 134. Tabel 3 ausa weglaten Opmerkingen per bladzijde Blz. 135. Tabel 4 Blz. 6. Inhoudsopgave Antrocerus = Ancistrocerus Verbeteren: A. quadratus = claripennis Bethylidae (Platkopwespen) = Bethylidae Blz. 167. Goniozus distigmus (platkopwespen). In de Oostelijk ... = In Oostelijk ... Mutillidae – Mutillinae (mierwespen) = Mutillidae Blz. 197-198. Pseudomalus auratus (mierwespen) De var. triangulifer (Abeille de Perrin, 1877) van deze Blz. 22. Tabel 2 soort wordt verheven tot soort (zie Veenendaal 2011). Ampulicidae kakkerlakkendoders = Ampulicidae Blz. 271. Methocha ichneumonides = articulata kakkerlakkenwespen Blz. 275-277. Pompilidae Blz. 24. Pompilidae Zie ook Nieuwenhuijsen 2005 Invoegen: http://www.repository.naturalis.nl/document/94029 Arachnospila ausa en De Nederlandse exemplaren van Arachnospila ausa http://www.repository.naturalis.nl/document/94044 bleken te behoren tot Arachnospila spissa, waardoor plus Nieuwenhuijsen 2008. deze soort vervalt voor de Nederlandse fauna. Blz. 282. Anoplius nigerrimus Blz. 25. Naamlijst Gnaphosiadae = Gnaphosidae C. bicolor = C. bicolor s.l. Blz. 283. Aporinellus sexmaculatus C. ignita = C. ignita s.l. ‘Uit april en begin mei zijn geen mannetjs beken, C. mediata = C. mediata s.l. wellicht wijst dit op overwinterende vrouwtjes’. Vóór H. roseum = H. roseum s.l. het poneren van deze onwaarschijnlijke hypothese zou Blz 26. Naamlijst ik eerst de waarneming uit april controleren. H. nobile = H. nobile s.l. En twee zinnen verderop de komma weghalen. Pseudomalus auratus var. triangulifer (Abeille de Blz. 284. Aporus unicolor Perrin, 1877) wordt verheven tot soort door De soort heeft één generatie van begin juni tot eind Veenendaal 2011. september. = De soort heeft één generatie van eind Blz. 28. Naamlijst mei tot eind september. M. ichneumonides = M. articulata Blz. 285. Arachnospila abnormis Blz. 29. Naamlijst ‘In Nederland twee generaties. De eerste vliegt in mei A. ausa (Tournier, 1890) doorstrepen en begin juni, de tweede vanaf midden juli tot in A. quadratus = A. claripennis september.’ Het vliegtijddiagram laat deze twee Blz. 31. Naamlijst generaties niet zien, maar toont alleen mannetjes uit O. bipunctatus en O. haemorrhoidalis alfabetisch juni, juli en augustus. zetten. Blz. 285-286. Arachnospila ausa Blz. 33. Figuur 1. Deze soort vervalt. oog = facetoog Overigens staan er in het vliegtijddiagram drie basitarsus en tibia zijn omgewisseld. exemplaren terwijl er in de tekst maar twee worden tarsus (voet) is inclusief basitarsus genoemd. Hoe zit dat? Blz. 41. Tabel Blz. 286. Arachnospila consobrina Ampulicidae (kakkerlakkendoders = ‘Vliegtijd van half mei tot en met half september in kakkerlakkenwespen) twee generaties’. Klopt niet met het vliegtijddiagram. Blz. 47. Tabel Blz. 288. Arachnospila silvana S. tricolor = S. unicolor Vangdatum is wel bekend: Het vrouwtje werd Blz. 56. Tabel onder N.B. gevangen op 6 juni 1941 Didam, Diemse Allee (leg. Bij M. atra is alleen het mannetje geheel zwart; Benno). vrouwtje is bruin. Blz. 296. Dipogon subintermedius Blz. 62. Tabel In het vliegtijddiagram staan vangsten van eind Vespidae (Plooiwespen = Ploovleugelwespen) november. Graag controleren. Blz. 76. Wespen gefopt door orchideeën Blz. 299. Evagetes crassicornis Zie Borg-Karlson & Tengö (1980). In het vliegtijddiagram staan vangsten van begin Blz. 109. Primitief- en hoog-eusociaal maart. Graag controleren. Blz. 306. Priocnemis exaltata

74 Hymeno nr. 3, november 2011

In het vliegtijddiagram staan vangsten van eind april pas op het eind van het seizoen. Koninginnen worden en mei. Graag controleren. meestal gekweekt in grotere broedcellen in de onderste Blz. 307. Priocnemis minuta raten en verschijnen meestal vanaf september. Vleigtijd = Vliegtijd Afwijkend is het gedrag van de niet inheemse Duitse wesp (Vespula germanica) in Australië, waar Blz. 309. Priocnemis schioedtei koninginnen ook worden gekweekt uit broedcellen van ‘Weinig kieskeurig ten aanzien van de biotoop’, ook in werksters. Nederland dan meerdere biotopen opsommen dan De larven van werksters en koninginnen zijn in de alleen heidevelden. eerste drie stadia niet te onderscheiden. Blz. 311. Vespidae Werksterlarven in deze stadia die werden overgezet Aanvullingen Polistinae naar de grotere broedcellen van koninginnen Polistes ontwikkelden zich tot koninginnen en andersom. [zie ook mijn bericht 337 op waarneming.nl] Tussen het derde en vierde stadium vindt een switch Koninginnen en werksters zijn inderdaad moeilijk te in de ontwikkeling plaats. Of vanaf die tijd tevens een onderscheiden. Die moet je naast elkaar zien en dan verandering van kwantiteit en kwaliteit van het voedsel zie je dat de koningin iets groter is. plaats vindt (een koninginnengelei zoals bij Waar ik jullie hier even op wil wijzen is het feit dat honingbijen?) is onbekend (uit Hunt, J.H., 2007. The koninginnen van Polistes in groepjes gezamenlijk evolution of social wasps). overwinteren op allerlei plekken. We zagen dit Blz. 316. Allodynerus rossii verschijnsel het eerst in vogelnestkastjes. Voor zover Bij de beschrijving van de biologie wordt geen prooi mij bekend was de eerste waarneming van dit vermeld. verschijnsel in ons land van Cor Evers. Lees en kijk Blz. 317. Ancistrocerus antilope naar zijn verhaal over de Franse veldwesp op z'n Zie ook de publicatie van Smit 2009. prachtige site http://www.tuinwild.nl/bij.htm. Blz. 317. Ancistrocerus auctus Zelf kwam ik twee jaar terug een groep koninginnen Aucistrocerus = Ancistrocerus tegen rond de deksel van een oude gierton. Ik ben Blz. 320. Ancistrocerus quadratus = claripennis benieuwd naar nog meer van die Blz. 327. Eumenes coronatus overwinteringsplekken (hibernacula). Zie ook Smit 2005 Aanvullingen Vespinae http://www.repository.naturalis.nl/document/94028 Vespa crabro Blz. 327-328. Eumenes pedunculatus [zie mijn bericht 262 op waarneming.nl]: Chrysis ignita = Chrysis ignita s.l. Ik herken het gedrag zelf ook alleen uit de literatuur en Zie ook kweek uit een nestgroep van deze soort in heb 't opgezocht in Matsuura & Yamane (1990) Peeters 2003 'Biology of the vespine wasps'. Blz. 330. Microdynerus exilis Dit gedrag heet 'curling' en is typisch voor Zie ook Smit & Megens 2008 koninginnen van Vespinae. Het is al in 1895 door http://www.repository.naturalis.nl/document/159626 Janet beschreven voor de hoornaar (Vespa crabro). De Blz. 333. Polistes domunulus = dominula tijd dat de koningin dit gedrag vertoont is aanzienlijk [zie ook mijn bericht 367 op waarneming.nl] (40-80 % van haar activiteit). Twee Japanners hebben De publicatie met de naamsverandering (let wel dit is bij Vespa simillima aangetoond dat de temperatuur geen andere soort maar gewoon een verbeterde van de wand van de basis van de broedcellen 2.5-4 spelling) is van: Castro, L. & L. Dvoøák, 2009. New graden C stijgt tijdens dit gedrag (Makino & Yamane and note-worth records of vespid wasp (Hymenoptera: 1980). Een 'rustgedrag' met een duidelijke functie dus. Vespidae) from the Palaearctic region (II). - Boletin Als de larven in het koninginnennestje groot genoeg Sociedad Entomologica Arogonesa 44: 295-304. zijn verdwijnt het gedrag. Deze verbetering lijkt me juist en wordt ook al elders Onder andere in de vier open centrale broedcellen kun gevolgd. je goed het witte ei zien dat in elke broedcel wordt Blz. 334. Pseudepipona herrichii afgezet. In een latere fase van de nestbouw zijn de Bijschriften kaartje: raten grotendeels omhuld door de karakteristieke Pseudedipona = Pseudepipona enveloppe van het nest en kun je de activiteiten van de Status: onvoldoende gegevens = verdwenen dieren in het nest nauwelijks meer waarnemen. Blz. 335. Pterocheilus phaleratus Eieren en larven ontwikkelen zich sneller bij een Schmid & Schmidt-Egger 1991 = Schmidt & Schmid- hogere temperatuur. Over het algemeen ontwikkelen Egger 1991. zich uit de eerste eieren alleen maar werksters, die een Aanvullen: eind maken aan het solitaire, en daardoor zeer De baardwesp is waarschijnlijk de gastheer van de kwetsbare, bestaan van de koningin. Nieuwe goudwesp Spinolia unicolor (Haeseler 1976). koninginnen en mannetjes ontwikkelen zich meestal Blz. 337. Stenodynerus orenburgensis

75 Hymeno nr. 3, november 2011

Er worden twee vangsten genoem maar in het gevonden. Overigens geloof ik niet dat de soort vliegtijddiagram staat slechts de vangst van september. beperkt is tot leem- en lössgebieden zoals in Peeters et Ik zou eind mei ook een staafje neerzetten (bij man of al. (2004: 364) wordt beweerd. vrouw?). Blz. 367. Crossocerus annulipes [zie mijn bericht 311 op waarneming.nl] Blz. 339. Symmorphus connexus Vrijwel geheel zwart graafwespje van 4,5-7 mm. Met ‘Enslin (1921) trof per cel 12 tot 15 van deze witgele tekening op kaken, schacht van de antenne en prooilarven aan’. Cel = broedcel. pootdelen. Vrouwtje herkenbaar aan de clypeus met Blz. 339. Symmorphus crassicornis twee duidelijke tanden, mannetje aan het verbrede De vermeldingen van nesten in de grond en van eerste tarslid van de voorpoten. bladwesplarven als prooi vragen om bevestiging. Taxononmie, naamgeving Blz. 340. Symmorphus debilitatus Soort van het subgenus Blepharipus. In oude literatuur Nepticuludae = Nepticulidae ook bekend onder de naam C. ambiguus. Blz. 341. Vespa Verspreiding Verbeteren: ‘slechts twee soorten’ = ‘inmiddels drie Holarctische soort die bekend is van Eurazië en soorten’. Noord-Amerika. In het palearctische gebied van Blz. 342. Vespa crabro Engeland tot in Japan. In Nederland over het gehele Vollucella = Volucella land verspreid. Blz. 344. Vespula vulgaris Ecologie Volgende zin schrappen: ‘Het nestomhulsel van deze Wordt gevonden in bosranden, weiden, parken, tuinen soort is minder bros en grijzer van uiterlijk dan dat van en andere delen van stedelijke gebieden als voldoende de Duitse wesp.’ dood hout aanwezig is om in te nestelen. Blz. 349-355. Sphecidae - langsteelgraafwespen Nesten worden geknaagd in dood hout. De soort is Aanvullen met de publicatie van Smit & Wijngaard veelvuldig gekweekt uit dode takken en weipaaltjes en (2010). bewoond ook nestblokken. Het nest bestaat uit een Blz. 354. Figuur 82 meestal vertakte, lange gang met 12-20 broedcellen. Podalonia spec. = Podaonia affinis. De soort jaagt vooral op kleine cicaden (Cicadellidae), Blz. 357. Alysson pertheesi maar in de nesten zijn ook bladvlooien (Psyllidae) en Verspreiding: Eurazië, oostwaarts tot in Japan (Itami, kleine wantsen (Miridae) aangetroffen. Per broedcel 1967). worden 12-25 prooien aangesleept. De broedcel wordt Het vlietijddiagram klopt niet met de tekst. afgesloten met een stevig prop houtvezels. Blz. 358. Alysson spinosus Vliegt van eind april tot half oktober. Prooi: Cicadella viridis (Cicadellidae) (Pagliano & Literatuur Alma 1997). Klein 1997: 39; Peeters et al. 2004: 367; Blösch 2000: Blz. 360. Bembix 290; Bouwman 1930: 100. Grootste genus van de subfamilie met meer dan 100 Foto’s soorten. = met meer dan 330 soorten. http://forum.waarneming.nl/smf/index.php/topic,12 Blz. 360. Bembix rostrata 5444.0.html Aanvullingen: Blz. 371. Crossocerus leucostoma Zie literatuurstudie Peeters 2008 in Bijschrift kaart: Crossocerus leucostmus = leucostoma http://www.nev.nl/hymenoptera/bzzz28.pdf Blz. 387. Gorytes laticinctus Blz. 362. Cerceris interrupta [zie mijn bericht 102 op waarneming.nl] Graag meer data opnemen van de recente vondst. En Aanvullingen: eerst controle hiervan gewenst. Verspreiding: van Engeland tot in Japan. Blz. 362. Cerceris quadricincta Biologie: Felton (1987) meldt als prooi de cicade Verbeteren: Vangt als prooi kevers van de genera Aphrophora corticea. Apion, Polydrosus en Sitona (Curculionidae), Bruchus Blz. 387. Gorytes quadrifasciatus (Bruchidae) en Crioceris asparagi (Chrysomelidae) Verspreiding: Eurazië. (pers. obs. T. Peeters). Blz. 387. Gorytes quinquecinctus Blz. 363. Cerceris ruficornis Verspreiding: + Midden-Oosten en Noord-Afrika. [zie mijn bericht 170 op waarneming.nl] Blz. 389. Harpactus tumidus Van de biologie van deze bedreigde soort weten we Zie ook Bouwman 1927 (55-56). Graaft schijnlopende overigens nog relatief weinig. Ze zou als prooidieren nestgangen met broedcellen aan weerszijden. Hij vond voor haar larven snuitkevers, haantjes en zelfs als prooi jonge exemplaren van Acocephalus serratulae aardvlooien en nimfen van wantsen verzamelen (waren waarschijnlijk exemplaren van Aphrodes (Bouwman 1928, Blösch 2000). Ik geloof niet dat er albifrons (Cicadellidae). ooit een nestplaats van deze soort in ons land is Acrocephalidae = Cicadellidae.

76 Hymeno nr. 3, november 2011

Blz. 391. Lestiphorus bicinctus Itami, H., 1967. Biology of Alysson pertheesi Gorski in Japan. Prooi zijn spuugbeestjes Philaeumus spumarius en - The Life Study (Fukui) 11: 4-5. Aphrophora alni (Aphrophoridae). Makino, S. & S. Yamane, 1980. Heat production by the Blz. 394. Mimesa bicolor foundress of Vespa simillima , with description of its In het kaartje ontbreken de waarnemingen van vóór embryo nest (Hymenoptera: Vespidae). - Insect Matsum NS 19: 89-101. 1980. Nieuwenhuijsen, H., 2005. Determinatietabel voor de Blz. 395. Mimesa bruxellensis Nederlandse spinnendoders (Hymenoptera: Pompilidae). - In het kaartje ontbreken de waarnemingen van vóór Nederlandse Faunistische Mededelingen 22: 27-90. 1980. Nieuwenhuijsen, H., 2008. De spinnendoders van Blz. 395. Mimesa equestris Nederland (Hymenoptera: Pompilidae). - In het kaartje ontbreken de waarnemingen van vóór Jeugdbondsuitgeverij, 's Graveland 74 p. 1980. Pagliano, G. & A. Alma, 1997. Ricerche etologiche su Blz. 403. Nysson interruptus Gorytini e Alyssonini (Hymenoptera Sphecidae) ‘Parasiteert in Nederland in ieder geval nesten van parassitoidi di Auchenorryncha (Rhynchota Homoptera). - Argogorytes fargei...’ ... ‘in ieder geval’ weglaten en het Rivista Piemontese di Storia Naturale 18:173-181. Peeters, T., 2003. Vitrine. – De Oude Ley 5: 24-27. (Over moet zijn Argogorytes fargeii. nestgroep Eumenes pedunculatus .) Blz. 403. Nysson maculosus Peeters, T., 2008. De harkwesp Bembix rostrata . Een H. lunulatus = H. lunatus literatuurstudie. - Nieuwsbrief sectie Hymenoptera van de Blz. 404. Nysson spinosus NEV, Bzzz 28: 40-44. A. fargei = A. fargeii Radovic, I.T., 1985. Morphology and adaptive value of the Voor de beschrijving van de biologie zie ook Borg- sting apparatus of digger wasps (Hym. Sphecidae). - Acta Karlson & Tengö 1980 en Radovic 1985. Entomologica Jugoslavica 21: 61-74. Blz. 411. Passaloecus monilicornis Smit, J., 2005. De urntjeswesp Eumenes coronatus zoekt het Biologie: zie ook Bogusch 2008. hogerop (Hymenoptera: Vespidae). - Nederlandse Blz. 421. Spilomena curruca Faunistische Mededelingen 22: 23-26. Smit, J. & P. Megens, 2008. De wespen Microdynerus exilis en vrouwtje 2,8-2,0 mm. = vrouwtje 2,8-3,0 mm. Chrysis gracillima , kleine zeldzaamheden, maar nog niet Blz. 435-460. Literatuur verdwenen (Hymenoptera: Vespidae, Chrysididae). - Invoegen: Nederlandse Faunistische Mededelingen 28: 63-68. Rogers, M.E. & D.A. Potter, 2004. Preovipositional Smit, J. & W. Wijngaard, 2010. Isodontia mexicana , een nieuwe behaviors of Tiphia pygidialis and Tiphia vernalis langsteelgraafwesp voor Nederland (Hymenoptera: (Hymenoptera: Tiphiidae), parasitoids of white grubs Sphecidae). - Nederlandse Faunistische Mededelingen 33: (Coleoptera: Scarabaeidae). - Annals of the 67-72. Entomological Society of America 97: 605-612. Veenendaal, R., 2011. Pseudomalus triangulifer , een nieuwe Blz. 483. Verantwoording van de illustraties kogelgoudwesp voor de Nederlandse fauna Theo Peeters: 12.9 is een foto gemaakt door Aart (Hymenoptera: Chrysididae). - Nederlandse Faunistische Mededelingen 35: 17-20 . Noordam.

Nieuwe literatuur Hier worden alleen de referenties opgenomen die hierboven worden genoemd en niet in de literatuurlijst van de atlas zijn vermeld.

Bogusch, P., 2008. Passaloecus monilicornis (Hymenoptera: Crabronidae) nesting in an artificial nest. - BembiX 26: 3- 7. Borg-Karlson, A.-K. & J. Tengo, 1980. Pyrazines as marking volatiles in philanthine and nyssonine wasps (Hymenoptera: Sphecidae). - Journal of Chemical Ecology 6: 827-835. Castro, L. & L. Dvoøák, 2009. New and note-worth records of vespid wasp (Hymenoptera: Vespidae) from the Palaearctic region (II). - Boletin Sociedad Entomologica Arogonesa 44: 295-304. Felton, J.C., 1987. A new prey record for the solitary wasp Gorytes laticinctus (Lepeletier) (Hymenoptera: Sphecidae). - Entomologische Berichten 47 (6): 89-90. Hunt, J.H., 2007. The evolution of social wasps. - Oxford University Press, 259 p.

77 Hymeno nr. 3, november 2011

foerageergedrag van hymenoptera is onderzocht. Er is Resultaten van onderzoek een aantal kalkgraslanden in de buurt van Göttingen waar veel soorten hymenoptera voorkomen en die Erik van der Spek uitgangspunt zijn voor het foerageren in de omgeving en voor dispersie in het omgevende landschap is geselecteerd. Onderzoekers publiceren hun resultanten regelmatig Met behulp van sets watervallen zijn bijen in vaktijdschriften. Theo Peters verzorgt in AcuBieb bemonsterd: op de kalkgraslanden; aan de rand van jaarlijks een overzicht van wat er over aculeaten is kalkgrasland al dan niet achter een brede heg; op gepubliceerd. Van een aantal recente artikelen hierbij stroken grasland op 100, 300 en 750m afstand van het de samenvatting om wat meer beeld te krijgen van de kalkgrasland en op 100m afstand in een smalle strook resultaten van deze onderzoeken. grasland verbonden met het bronperceel. Aanvullend zijn er zijn er kunstnesten geplaatst om bijen, wespen Schüepp, C., J. D. Herrmann, F. Herzog & M. H. Schmidt- en hun parasieten te vangen. Entling, 2011. Differential effects of habitat isolation and Heggen bleken geen beperking te vormen voor landscape composition om wasps, bees and their enemies. - foeragerende bijen. De smalle verbindingsstroken Oecologica 165: 713-721. bleken op 100m geen mitigerend effect te hebben op de onderzochte groepen. De conclusie van de Samenvatting onderzoekers is dat de bescherming van Verlies en fragmentatie van habitats zijn belangrijke seminatuurlijke habitats als bron voor diversiteit aan bedreigingen voor de biodiversiteit en het bijen- en wespensoorten belangrijk is, maar dat functioneren van ecosystemen. Effect van deze stroken grasland niet als corridor werken voor de meestal elkaar beïnvloedende processen zijn zelden verspreiding wanneer kleine goede gebieden vlakbij van elkaar gescheiden op landschapsschaal. Los van aanwezig zijn. elkaar is onderzocht wat het effect is van de hoeveelheid bebost habitat in het landschap en het effect van drie niveaus van isolatie op in nestvallen Williams, N.M., D. Cariveau, R. Winfree & C. Kremen, nestelende bijen, wespen en hun vijanden in 30 2011. Bees in disturbed habitats use, but do not prefer, alien Zwitserse landbouw percelen. plants. - Basic and Applied Ecology 12: 332-341. De soortrijkdom van wespen bleek negatief beïnvloed door isolatie en positief beïnvloed door de Samenvatting hoeveelheid bebost habitat in het landschap. De Nieuw komende plantsoorten hebben belangrijke rijkdom aan bijensoorten bleek daar in tegen niet interacties met bloembezoekers in verschillende beïnvloed te worden door isolatie of de samenstelling systemen en kunnen in het bijzonder in verstoorde van het landschap. Isolatie van beboste habitats habitats waar inheemse planten zeldzaam zijn zorgde wel voor een sterkere afname van dominant zijn in de interactie tussen bloemen en soortenrijkdom en abundantie van hun natuurlijke bloembezoekers. De meeste studies naar de interactie vijanden. De mate van waarin parasitisme plaatsvond tussen gebiedsvreemde planten en bestuivers richten halveerde op geïsoleerde plekken ten opzichte van zich op het effect van gebiedsvreemde planten op de bosranden. Geconcludeerd wordt dat de hoeveelheid reproductie van inheemse planten. Maar van een habitat op landschapsschaal en de verbinding gebiedsvreemde planten zouden ook een belangrijke tussen de onderdelen van dit habitat naast elkaar van voedselbron voor inheemse bijen kunnen zijn, in het belang zijn voor het behoudt van de biodiversiteit. bijzonder wanneer zij het bloemaanbod domineren. Dominantie van gebiedsvreemde planten in het dieet van bijen kan voorkomen door relatieve hoge Krewenka, K.M., A. Holzschuh, T. Tscharntke & C. F. dichtheid en abundantie gebiedsvreemde planten of Dormann, 2011. Landscape elements as potential barriers hun bloemen en/of door het feit dat bijen de voorkeur and corridors foor bees, wasps and parasioids. - Biological hebben voor gebiedsvreemde planten wanneer die Conservation 144: 1816-1825. aanwezig zijn. Onderzocht is het gebruik van en de voorkeur voor gebiedsvreemde planten met gebruik Samenvatting van de gegevens van datasets uit twee verschillende Verlies van habitat en fragmentatie binnen agrarische gebieden in de Verenigde Staten van America; centraal landschappen leidt tot ernstige afname van abundantie Californië en zuid New Jersey. In beide gebieden zijn en soortenrijkheid aan insecten in de overblijvende bijen en bloeiende planten verzameld in verschillende geïsoleerde seminatuurlijke habitats. Het mogelijke habitats die variëren in de mate van verstoordheid en barrière effect van grote hagen en het functioneren als in de relatieve abundantie van gebiedsvreemde corridor van smalle stroken grasland waarvan planten. Gebiedsvreemde planten als groep verwacht werd dat zij effect hadden op dispersie en domineerden interacties met bijengemeenschappen in

78 Hymeno nr. 3, november 2011 de meer verstoorde habitats. De belangrijkheid varieerde echter tussen plantensoorten, zodat een subset van veel benutte plantsoorten het totaalbeeld Gedicht: Insectenliefde van het gebruik binnen de gemeenschap stuurde. Ondanks groter gebruik van gebiedsvreemde planten Aad van Diemen op sterker verstoorde locaties werden gebiedsvreemde planten als groep niet meer benut. Maar bijen benutten individuele gebiedsvreemde planten in verhouding tot Neem nou een graafwesp 30x vergroot de abundantie van deze planten. Dit is consistent ten Glanzend ritmisch geel en zwart het achterstuk aanzien van de interpretatie dat bijen gebiedsvreemde strakke streepjes bovenop de rug planten gebruiken maar niet prefereren, er is geen tressen op de borst, zwartgeel gemaskerd effect gevonden van de abundantie of soortenrijkdom van gebiedsvreemde planten op de abundantie of Huzaar van het Oostenrijkse keizerlijk leger soortenrijkdom van bijen. Lamborghini zonder weerga, wat een stijl ! Design, design en zo zijn er nog eens 100

Samnegård, U., A. S. Persson & H. G. Smith, 2011. Gardens Nee, nee, veel meer, maar warme liefde benefit bees and enhance pollination in intensively managed wordt het nooit al zijn het er 1000 farmland. - Biological Conservation 144: 2602-2606. (waarschijnlijk 100.000)

Samenvatting Te lang geleden scheidden onze wegen Het recente verlies aan bestuivende insecten en Teveel tientallen van miljoenen jaren daardoor van kruisbestuiving van planten in agrarische landschappen heeft tot zorg geleidt over het behoud Respect voor het insect en fascinatie van ecosysteemdiensten. Aangetoond is dat wilde bijen maar voorgoed, voorgoed op koele afstand profiteren van tuinen in stedelijk en half stedelijk gebied. Het effect van afstand tot tuinen voor wilde bijen en de zaadzetting van de inheemse van kruisbestuiving afhankelijke plant prachtklokje in intensief gebruikte agrarische landschappen in Zuid- Zweden is onderzocht. De dichtheid aan bijen en de soortenrijkdom, en de zaadzetting van de planten, waren groter dicht bij tuinen (<15m) dan verder weg (>140m). Dit geeft aan dat particuliere tuinen van groot belang zijn als bron van bestuivers, maar ook van het gebrek aan voldoende bestuiving van wilde planten in het hedendaagse agrarische landschap. Het onderzoek is uitgevoerd door bij tuinen in negen geselecteerde gebieden op twee verschillende afstanden van een tuin met watervallen bijen te vangen en de aantallen te vergelijken of in aangeplante uit een tuincentrum afkomstige prachtklokjes de zaadzetting te beoordelen.

79 Hymeno nr. 3, november 2011

Oproepen Gegevens excursies

Bij deze het verzoek aan de deelnemers aan de

excursies van de sectie hun waarnemingen door te geven, zodat deze verwerkt kunnen worden in een Oproep penningmeester verslag. In het voorjaar (14 mei) zijn we naar Winterswijk geweest; Willinks Weust en de Borkense baan. Beste mensen, zoals gewoonlijk in het najaarsnummer In de zomer (20 augustus) gingen we naar fort de oproep om je contributie voor de sectie Ruigenhoekse Dijk. Hymenoptera van € 10,- voor 2012 te voldoen. Waarnemingen graag naar [email protected]. Graag voor 1 januari 2012, op girorekening 6435909 t.n.v. H. Nieuwenhuijsen, Frans Halsstraat 10, 1816 CN Alkmaar. Onder vermelding van ‘contributie sectie Hymenoptera + jaar (of jaren)’. Nederlandse

In het voorjaarsnummer is de ledenlijst verschenen hymenopterologen met de stand van de betaling van het lidmaatschaps- geld over dit jaar. Wie alsnog niet betaalde voor 1 juni werd geschrapt als lid en ontvangt dit nummer niet. We kunnen niet zonder hen! Geïnspireerd door het machtige boek van Karel Voous ‘In de ban van vogels’ uit 1995, ben ik sinds halverwege oktober gestart met een nieuwe rubriek op Oproep ‘Leuke onze website www.nev.nl/hymenoptera, voorlopig simpelweg ‘Hymenopterologen’ genoemd. waarnemingen in 2011’ Op deze plek willen we onze voorgangers, vaak ook onze mentoren en leermeesters een blijvende plek Zoals gewoonlijk zal in het eerste nummer van het geven. We willen hier allereerst de gepubliceerde in komende jaar (HymenoVaria nr. 4) weer de memoria, bibliografieën en andere schriftelijke traditionele rubriek "Leuke waarnemingen" van het getuigenissen verzamelen die te maken hebben met afgelopen jaar komen. Met daarin een overzicht van hun leven en werk aan hymenoptera. vangsten en waarnemingen, die het vermelden waard We zijn begonnen met twee hymenopterologen die zijn. ook lid waren van onze sectie nl. Henk Evenhuis en Willen jullie voor deze rubriek de leuke, interessante Virgilius Lefeber. De huidige informatie zal regelmatig en verrassende vangsten en waarnemingen van het worden aanvuld, zodat het boek over de historie van afgelopen seizoen (2011) opsturen naar de redactie. de studie aan hymenoptera in ons land steeds meer gezichten krijgt. We gaan als ‘t ware terugbladeren in Vóór de kopijdatum: 1 maart 2012. de historie. Maar deze plek zal voortaan tevens een Adres: Voermanstraat 14, 6921 NP, Duiven, of per e- bezoek waard blijven omdat je er straks ook mail: [email protected] voorbeelden van bijvoorbeeld etiketten, verklaringen van etiketcodes, archiefstukken, niet gepubliceerde feiten en andere wetenswaardigheden van het werk van onze collega’s kunt vinden.

Als jullie artikelen of extra informatie hebben over de Nederlandse collega’s die getoond worden en die passen bij dit geheel, dan verzoeken we jullie dit te delen met de samensteller van deze rubriek: Theo Peeters [email protected].

80 Hymeno nr. 3, november 2011 Mededelingen

nummer van HymenoVaria verschenen. Deze tabel is, ietwat anders, op www.wildebijen.nl te vinden. Studiedag Coelioxys en Hopelijk hebben sommigen al tijd gevonden de Megachile tabellen eens uit te proberen. We zullen het middaggedeelte aan Megachile wijden. Zorg ervoor dat je bij de mannetjes de genitaliën Onder leiding van Hans Nieuwenhuijsen hebt uitgeprepareerd!

Literatuur Op zaterdag 14 januari 2012 is de jaarlijkse studiedag Amiet, F., M. Hermann, A. Müller, R. Neumeyer, 2004. van de sectie in Naturalis in Leiden. Fauna Helvetica 9, Apidae 4. - Schweizerische Adres: Darwinweg 2, 2333 CR Leiden. (N 52.16596 E Entomologische Gesellschaft, 273 p. 4.47384). Betaald parkeren €3,-. Nieuwenhuijsen, H., 2010. Determinatietabel voor de bijen Zie voor de bereikbaarheid van Naturalis, zowel per van het genus Coelioxys in Nederland. - HymenoVaria 1: auto als per openbaar vervoer de website: 32-35. www.naturalis.nl/nl/bezoek/adres/ Nieuwenhuijsen, H. 2011. Determinatietabel voor de bijen van het genus Megachile in Nederland. - HymenoVaria 3: 59-64. We beginnen om half 11 en sluiten af om 16.00. Scheuchl, E., 2006. Illustrierte Bestimmungstabellen der Onderwerp van deze studiedag zijn de geslachten Wildbienen Deutschlands und Österreichs Band II: Coelioxys en Megachile , waar Hans ons nader kennis mee Megachilidae, Melittidae 2. erweiterte Auflage. - Apollo zal laten maken. Books, Stenstrup, Danemark, 192 p. Laat bij de kassa HymenoVaria 3 zien. Het ScienceLab is op de vierde verdieping. Websites Je kunt je lunch meenemen of lunchen in het Op www. wildebijen.nl vind je de tabel van Hans die restaurant. in dit nummer staat voor Megachile . Geef je tot 7 januari op bij Erik van der Spek (spek- www.bwars.com. Dan ( links) aanklikken ‘test keys’, [email protected]) zodat we weten op hoeveel daarna (rechts) Rhian Rowson & Mark Pavett. A visual mensen we kunnen rekenen. guide for the identification of British Coelioxys bees.

In Naturalis kunnen we gebruikmaken van het Life Oproep science van het Museum. Alles is aanwezig van beamer Heb je specifieke problemen met het determineren tot collectiemateriaal. Maar het is een podium met van Coelioxys en/of Megachile stuur me die dan voor de onderzoektafels, zodat het publiek kan zien hoe determinatiedag, dan kan ik daar in ieder geval op in 'wetenschappers' werken. Mensen kunnen daar ook gaan ([email protected]). vragen aan ons stellen. Het is dus niet zo besloten als in Amsterdam, maar veel moderner en 'open voor het publiek'. Bovendien maakt Naturalis bekend dat er in het Science Lab bijenfreaks bezig zijn die dag. Dat sluit in ieder geval in 2012 mooi aan bij het ‘Bijenjaar’ van de KNNV, waaraan wij op deze manier als sectie een mooie start kunnen geven.

Onze sectie stelt zich onder andere tot doel Nederlandstalige tabellen te maken voor de inlandse Aculeatenfauna. Op studiedagen zoals deze kunnen die tabellen op hun waarde worden getoest en verbeteringen worden toegevoegd. De Coelioxys tabel, inclusief C. afra is in 2010 uitgebracht en we stellen ons voor dat in het ochtend gedeelte dit geslacht aan de orde komt. De Megachile tabel - inclusief M. rotundata , die zich Vrouwtje van Coelioxys elongata . Foto Albert de Wilde. vermoedelijk in ons land gevestigd heeft, is in dit

81 Hymeno nr. 3, november 2011

Folder ‘Wilde bijen’ Veranderingen in de ledenlijst De KNNV heeft 2012 uitgeroepen tot het jaar van de bij. Het bestuur van de sectie heeft gemeend daarop te moeten inspelen, door een folder over wilde bijen uit Per 1 oktober 2011, aantal leden 76 te geven. Deze folder is bedoeld voor leken, mensen die weinig of niets van wilde bijen weten. Er staat wat Nieuwe leden Chantal Deschepper Zennegat 19 basale informatie in, met veel foto’s die door onze 2800 Mechelen leden ter beschikking zijn gesteld. België We gebruiken deze folders bij onze studiedag in A.H. van Stipdonk Standaardmolen 16 Naturalis, voor geïnteresseerd publiek. 6003 CJ Weert Leden die op één of andere manier bij activiteiten 0495-520826 gebruik willen maken van deze folders kunnen een stapeltje aanvragen per mail [email protected]., Adreswijzigingen of een stapeltje meenemen op de studiedag, een Chiel Jacobusse Lenshoekdijk 4 excursie of op de zomervergadering van de NEV. 4431 RK ’s-Gravenpolder 0113-853062 Arjen Neve Robijnhof 408 2332 KK Leiden

Nieuw e-mailadres Wijnand Heitmans: [email protected] Kees Zwakhals: [email protected]

82 Hymeno nr. 3, november 2011

Kopij-sluitingsdatum Bestuur sectie Hymenoptera

Voorzitter voor nummer 4: Jan Smit Voermanstraat 14

6921 NP Duiven 1 maart 2012 0316-284793 [email protected]

Penningmeester Hans Nieuwenhuijsen Frans Halsstraat 10 1816 CN Alkmaar 072-5113975 Giro: 6435909 [email protected]

Secretaris Erik van der Spek Wilhelminalaan 67 1781 AM Den Burg 0222-318027 [email protected]

83 Hymeno nr. 3, november 2011

Inhoud Hymeno Varia 3 blz. Redactioneel ...... 46 Excursie ...... 47 Voorjaarsexcursie Elperstroom 21 april ...... 47 Zomerexcursie Slikken van Bommenede en het Dijkwater 25 augustus ...... 48 Veldobservaties ...... 49 Groen licht voor metselwesp ...... 49 Bijen in de war door mooi najaarsweer? ...... 49 Mijten op Anthidium manicatum ...... 50 De grijze zandbij ( Andrena vaga ) ...... 51 Artikelen ...... 52 Hoplitis tridentata vestigt zich in de Gelderse Poort ...... 52 Ibalia leucospoides in Nederland ...... 54 Tabellen ...... 57 Determinatietabel voor de bijen van het genus Anthidium in Nederland ...... 57 Determinatietabel voor de bijen van het genus Chelostoma in Nederland ...... 58 Determinatietabel voor de bijen van het genus Megachile in Nederland...... 59 Literatuur ...... 65 AcuBieb 2010 ...... 65 Boekbespreking: Wildbienen. Die anderen Bienen ...... 70 Boekbespreking: Humlor alla Sveriges arter ...... 71 Boekbespreking: Mieren van de Benelux...... 71 Boekbespreking: Apidae 6 Fauna Helvetica 26 ...... 72 Aanvullingen op ‘De wespen en mieren van Nederland’ ...... 73 Resultaten van onderzoek ...... 78 Gedicht: Insectenliefde ...... 79 Oproepen ...... 80 Oproep penningmeester ...... 80 Oproep ‘Leuke waarnemingen in 2011’ ...... 80 Gegevens excursies ...... 80 Nederlandse hymenopterologen ...... 80 Mededelingen ...... 81 Studiedag Coelioxys en Megachile ...... 81 Folder ‘Wilde bijen’ ...... 82 Veranderingen in de ledenlijst ...... 82 Kopij-sluitingsdatum ...... 83

84