Determinatietabel Voor De Nederlandse Spinnendoders (Hymenoptera: Pompilidae) Hans Nieuwenhuijsen

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Determinatietabel Voor De Nederlandse Spinnendoders (Hymenoptera: Pompilidae) Hans Nieuwenhuijsen determinatietabel voor de nederlandse spinnendoders (hymenoptera: pompilidae) Hans Nieuwenhuijsen Spinnendoders verraden met hun naam een belangrijk aspect van hun levenswijze. De vrouwtjes van deze wespen graven een nest en leggen daarin een verlamde spin en een ei. De wespenlarven voeden zich met de spin. Een interessante levenswijze, waar nog veel over te ontdekken valt. Helaas was de bestaande literatuur voor het op naam brengen van Nederlandse spinnendoders verouderd of in andere talen geschreven. Met het verschijnen van dit artikel wordt de determinatie van spinnendoders een stuk eenvoudiger. Alle 65 uit Nederland bekende soorten kunnen met de sleutel gedetermineerd worden. Hopelijk zal dit de Nederlandse spinnendoderstudie een nieuwe impuls geven. inleiding bestaat uit drie groepen, Symphyta (bladwespen In het veld zijn spinnendoders makkelijk te en verwanten), Parasitica (parasitaire wespen) en herkennen, zeker de vrouwtjes, op grond van Aculeata (wespen, bijen en mieren). De Parasitica hun bouw en gedrag. In vergelijking met andere en Aculeata onderscheiden zich van de Symphyta wespen zijn spinnendoders slank en hebben ze door hun wespentaille. De vrouwtjes van lange poten. Ze bewegen zich half vliegend, half Parasitica hebben een legboor, die van de Aculeata lopend over de grond of over boven de grond meestal een angel. De aculeate Hymenoptera hangende bladeren, daarbij voortdurend met worden verdeeld over drie superfamilies: trillende antennen de omgeving aftastend (zoals Chrysidoidea (goudwespachtigen), Vespoidea sommige parasitaire wespen ook doen). De man- (plooivleugelwespen, mieren e.a.) en Apoidea netjes treft men vaak aan op schermbloemen. (graafwespen en bijen). Daar voeden ze zich met nectar. De dieren zijn zwart of zwart met een gedeeltelijk rood, soms Spinnendoders (Pompilidae) horen thuis in de witgevlekt achterlijf. Bij sommige soorten zijn superfamilie van de Vespoidea (tabel 1). Het de poten oranje. Een wesp die een verlamde spin zwaartepunt van de verspreiding van deze wespen- voortsleept is bijna zeker een spinnendodervrouwtje. familie ligt in de tropen. Wereldwijd schat men Ook graafwespen van de genera Miscophus en het aantal soorten op 4000 à 5000; in Nederland Trypoxylon vangen spinnen, maar zij transporteren zijn tot nu toe 65 soorten waargenomen. hun prooien vliegend. Meer over de biologie en het voorkomen van spinnendoders is te lezen in eerdere determinatietabellen Peeters et al. (004). Bij dode dieren neemt men de volgende kenmer- Er bestaat op dit moment geen moderne deter- ken waar. De vrouwtjes hebben omgekrulde anten- minatietabel tot op soortniveau voor de in nen. Het pronotum ligt tegen de inplanting van Nederland voorkomende Pompilidae. Deze de voorvleugels aan en dwars over het mesopleu- publicatie wil die leemte vullen. Met behulp van ron loopt een naad. onderstaande werken is een tabel gemaakt voor de Nederlandse spinnendoders, om deze interes- sante wespengroep toegankelijk te maken voor systematiek onderzoek. De orde van de vliesvleugeligen (Hymenoptera) nieuwenhuijsen - determinatietabel voor de nederlandse spinnendoders Figuur 1. Episyron rufipes vrouwtje met de spin Nuctenea umbratica (Clerck, 15). Foto Pieter van Breugel. Figure 1. Episyron rufipes female with the spider Nuctenea umbratica (Clerck, 15). Photo Pieter van Breugel. Figuur . Anoplius viaticus vrouwtje. Foto Wolfgang van der Smissen. Figure . Anoplius viaticus female. Photo Wolfgang van der Smissen. en ‒ 005 Figuur 3. Pompilus cinereus vrouwtje. Foto Wolfgang van der Smissen. Figure 3. Pompilus cinereus female. Photo Wolfgang van der Smissen. Figuur 4. Arachnospila anceps vrouwtje. Foto Wolfgang van der Smissen. Figure 4. Arachnospila anceps female. Photo Wolfgang van der Smissen. nieuwenhuijsen - determinatietabel voor de nederlandse spinnendoders Tabel 1. De superfamilies en fami- superfamilie familie aantal soorten / lies van de Nederlandse aculeaten number of en het aantal soorten (gebaseerd species nl op Peeters et al. 004; voor Pompilidae gewijzigd volgens Chrysidoidea Chrysididae (goudwespen) 5 nieuwste inzichten). Table 1. The superfamilies and Bethylidae (platkopwespen) 13 families of the Dutch aculeates Embolemidae (peerkopwespen) and the number of species (based Dryinidae (tangwespen) 40 on Peeters et al. 004; in the case Vespoidea Tiphiidae (keverdoders) 5 of Pompilidae updated according Sapygidae (knotswespen) 4 to latest knowledge). Mutillidae (mierwespen) 3 Pompilidae (spinnendoders) 65 Formicidae (mieren) 61 Vespidae (plooivleugelwespen) 54 Apoidea Apidae s.l. (bijen) 338 Crabronidae (graafwespen) 16 Ampulicidae (kakkerlakkendoders) 1 Sphecidae (langsteelgraafwespen) 6 antenne kop borststuk voorvleugel (thorax) achtervleugel propodeum (eerste abdominale segment) rest abdomen angel mesosoma metasoma (alitrunk) (gaster) eerste poot tweede poot derde poot Figuur 5. Pompilus cinereus, vrouwtje. Uit Day (188). Figure 5. Pompilus cinereus, female. From Day (188). en ‒ 005 kruin (vertex) scapus: lid 1 ocel pedicellus: lid 2 ocel voorhoofd (frons) facetoog facetoog voet antenne slaap gezicht kopschild (clypeus) wang (gena) bovenkaak flagel: lid 3 t/m 1⁄13 (mandibel) onderlip gezicht bovenlip wang liptaster (labrum) bovenkaak onderkaak (maxille) kaaktaster liptaster onderlip (labium) kaaktaster Figuur 6. De kop in vooraanzicht. Uit Shimizu (14). Figuur . De kop in zijaanzicht. Tekening Hans Figure 6. The head, frontal view. Uit Shimizu (14). Nieuwenhuijsen. Figure . The head, lateral view. Illustration Hans Nieuwenhuijsen. wel of geen haren Figuur 8. Belangrijke determi- natiekenmerken aan de kop. Tekening Hans Nieuwenhuijsen. Figure 8. Important characters oolool on the head. Illustration Hans polpol Nieuwenhuijsen. hoek tussen de ocellen verhouding verhouding lengte en breedte breedte oog versus derde antennelid breedte halve voorhoofd aanwezigheid van afwijkend wel of geen tand gebied op de clypeus aan de bovenkaak glanzende clypeusrand Wilcke (143) heeft de enige Nederlandse Hoe is de situatie op het gebied van tabellen voor tabel voor spinnendoders tot op soortniveau de Europese spinnendoders? Voor Noordwest- samengesteld. Wat de naamgeving van de soorten Europa is er de Duitstalige tabel van Wolf uit 1972. betreft is ze sterk verouderd, maar de erin Een meer recente tabel voor de Midden-Europese opgenomen soortbeschrijvingen en de tekeningen soorten verscheen van de hand van Oehlke & Wolf zijn uitstekend. De meer recente tabellen van uit 18. Van der Smissen (1996, 1998, 001) heeft Benno (16) en Lefeber & Van Ooijen (188) beide tabellen van belangrijke aanvullingen voor- gaan tot op genusniveau. In het recent verschenen zien. In haar revisie van de Europese soorten van ‘De wespen en mieren van Nederland’ (Peeters het genus Evagetes (Van der Smissen 003) staat et al. 004) is een genustabel tot de Nederlandse een tabel tot op soortniveau. Voor Engeland is er wespen en mieren opgenomen, van de hand van de tabel ‘Spider wasps’ van Day uit 188. Kees van Achterberg. nieuwenhuijsen - determinatietabel voor de nederlandse spinnendoders 31 thorax / borststuk prothorax (draagt pronotum met kraag (collare) eerste paar poten) propleuron prosternum mesothorax (draagt mesonotum (meso)scutum, met vleugelschub tweede paar poten) (tegula) en de voorvleugels scutellum mesopleuron mesosternum metathorax (draagt metanotum of met de achtervleugels derde paar poten) postscutellum (meta)postnotum metapleuron metasternum propodeum / middensegment (eerste abdominale segment) Tabel . Onderdelen van het mesosoma (thorax en propodeum). Table . Parts of the mesosoma (thorax and propodeum). morfologie • apicaal: in de richting van de top of apex. Termen • basaal: in de richting van de basis. Voor het aangeven van de zijden en richtingen van een dier wordt de volgende terminologie Het hele dier gehanteerd: In figuur 5 worden een aantal hoofdonderdelen • ventraal: buikzijde. van een spinnendoder benoemd. Deze worden in • lateraal: zijkant. de volgende paragrafen verder besproken. • dorsaal: rugzijde. • mediaan: middenlijn, waarlangs het dier in De kop en zijn aanhangsels twee symmetrische helften wordt verdeeld. De onderdelen van de kop zijn aangeduid in figuur 6 t/m 8. Voor belangrijke rugplaten van het lichaam (zoals De antennen van het mannetje bestaan uit 13, die pronotum en metanotum) van het vrouwtje uit 1 leden. Het eerste antenne- • rostraal: gedeelte in richting van kop (syno- lid wordt de schacht of scapus genoemd, het niemen: anterior, basaal, frontaal). tweede pedicellus. De overige leden vormen de • caudaal: gedeelte in richting van lichaams- flagel. einde (synoniem: posterior). Aan de kop bevinden zich de volgende mond- delen: de bovenkaak (mandibel), de bovenlip Voor gelede uitsteeksels (zoals poten en antennen) (labrum), de onderkaak (maxille) met kaaktaster en vleugels: en de onderlip (labium) met liptaster. • distaal: het deel aan de topzijde. • proximaal: het deel aan de lichaamszijde. Bij de vrouwtjes van het genus Dipogon draagt de basis van de onderkaak een haarborstel. Voor de kaken en voor uitsteeksels als tanden, Bij de vrouwtjes van het genus Auplopus draagt lobben, etc.: de onderlip een haarborstel. en ‒ 005 mesonotum metanotum mesoscutum scutellum metapostnotum Scheen (tibia) pronotum kraag propodeum Dij (femur) Heup (coxa) Dijring (trochanter) propleuron Metatarsus mesopleuron metapleuron Tars (tarslid 1 of basitarsus) Figuur . Het borststuk in zijaanzicht. Uit Shimizu (14). Figure . The thorax, lateral view. From Shimizu (14). Pulvillus mesopleuron Klauwkam prepectus metapleuron
Recommended publications
  • Nordiska Vägsteklar, Pompilidae. Johan Abenius. De Svenska
    Johan Abenius Nordiska vägsteklar, Pompilidae. Johan Abenius. De svenska namnen fastställda av Kommittén för svenska djurnamn 100825 Vetenskapligt namn Fastställt svenskt namn POMPILIDAE vägsteklar Ceropalinae Ceropales Latreille, 1796 snyltvägsteklar Ceropales maculata (Fabricius, 1775) större snyltvägstekel Ceropales variegata (Fabricius, 1798) mindre snyltvägstekel Pepsinae Auplopus Spinola, 1841 murarvägsteklar Auplopus albifrons (Dalman, 1823) röd murarvägstekel Auplopus carbonarius (Scopoli, 1763) svart murarvägstekel Caliadurgus Pate, 1946 skimmervägsteklar Caliadurgus fasciatellus (Spinola, 1808) skimmervägstekel Cryptocheilus Panzer, 1806 sorgvägsteklar Cryptocheilus fabricii (Vander Linden, 1827) brokig sorgvägstekel Dipogon Fox, 1897 vedvägsteklar Dipogon bifasciatus (Geoffroy, 1785) björkvägstekel Dipogon subintermedius (Magretti, 1886) ekvägstekel Dipogon variegatus (Linnaeus, 1758) aspvägstekel Dipogon vechti Day, 1979 tallvägstekel Priocnemis Schiødte, 1837 sågbensvägsteklar Priocnemis agilis Shuckard, 1837 ängsvägstekel Priocnemis confusor Wahis, 2006 stäppvägstekel Priocnemis cordivalvata Haupt, 1927 hjärtvägstekel Priocnemis exaltata (Fabricius, 1775) höstvägstekel Priocnemis fennica Haupt, 1927 nipvägstekel Priocnemis hyalinata (Fabricius, 1793) buskvägstekel Priocnemis minuta (Vander Linden, 1827) dvärgvägstekel Priocnemis parvula Dahlbom, 1845 ljungvägstekel Priocnemis pusilla (Schiødte, 1837) backvägstekel Priocnemis schioedtei Haupt, 1927 kragvägstekel Priocnemis coriacea Dahlbom, 1843 mindre stigstekel Priocnemis
    [Show full text]
  • Hymenoptera: Pompilidae) of Different Forest Habitats in the National Park Keller- Wald-Edersee (Germany, Hessen)
    ©Ampulex online, Christian Schmid-Egger; download unter http://www.ampulex.de oder www.zobodat.at AMPULEX 4|2012 Fuhrmann: Wegwespen des Nationalparks Kellerwald-Edersee Die Wegwespenfauna (Hymenoptera: Pompi- lidae) unterschiedlicher Waldstandorte des Nationalparks Kellerwald-Edersee Markus Fuhrmann Zum Großen Wald 19 | 57223 Kreuztal | Germany | [email protected] Zusammenfassung Es werden Ergebnisse der Untersuchung von Wegwespen drei verschiedener Waldstandorte des Nationalparks Kellerwald-Edersee vorgestellt. Während zwei der drei Wälder typische bodensaure Buchenwaldstandorte unterschiedlichen Alters verkörpern, ist der dritte Standort ein steiler Eichengrenzwald, der stark mit Kiefern bewachsen ist. Insgesamt kommen Daten von 717 gefangenen Individuen in 17 Arten zur Auswertung. Die Fauna setzt sich auf den bodensauren Buchenwaldstandorten aus weit verbreiteten euryöken Wegwespen zusammen. Auffällig ist, dass allein 628 Wegwespen in 14 Arten von einer isolierten Windwurffläche des Sturmes Kyrill stammen. Demgegenüber konnten in einem sehr alten, aufgelichteten Buchenwald nur 56 Exemplare in fünf Arten gefangen werden. Wegwespen haben in aufgelichte- ten, „urwaldähnlichen“ Buchenwäldern ihr Aktivitätsmaximum in den Frühjahrsmonaten. Auf Lichtungen hingegen kommen neben Frühjahrsarten auch Hochsommer-Pompiliden vor. Es zeigte sich, dass das Vorkommen der Pompiliden im Wesentlichen durch ein für die Entwicklung der Larven geeignetes Mikroklima innerhalb des Waldes bestimmt wird, und weniger durch die Spinnendichte und die Verfügbarkeit von Nestrequisiten. Summary Markus Fuhrmann: The fauna of Spider Wasps (Hymenoptera: Pompilidae) of different forest habitats in the National Park Keller- wald-Edersee (Germany, Hessen). Pompilid wasps were studied in three different forest types in the Nationalpark Kellerwald-Edersee (Germany, Hesse, Waldeck-Frankenberg). Two woods were red beech forests, the third was a boundary oak wood. The oak wood yet was dominated by pines.
    [Show full text]
  • (Aculeata) in Birch Stands of the Air-Polluted Area of Northern Bohemia
    JOURNAL OF FOREST SCIENCE, 49, 2003 (4): 148–158 Hymenoptera (Aculeata) in birch stands of the air-polluted area of Northern Bohemia E. KULA1, P. TYRNER2 1Mendel University of Agriculture and Forestry, Faculty of Forestry and Wood Technology, Brno, Czech Republic 2Litvínov Grammar School, Litvínov, Czech Republic ABSTRACT: The Hymenoptera (Aculeata) fauna was studied in birch stands (Betula pendula Roth) of colder areas of Northern Bohemia using the method of Moericke’s yellow traps. Altogether 159 species were trapped; the most important were Andrena lappona, Vespula vulgaris, Halictus sp., Trypoxylon minus and Vespula rufa. Only 12.7% of the species are widely spread in this ecosystem type. In 1990–1994 and in 1995–1999 we compared the abundance of the fauna and discovered that many species of the families Apidae and Sphecidae receded from the birch stands due to changing site conditions (light, weed infestation). Keywords: Hymenoptera; Aculeata; Betula pendula; Moericke’s yellow traps; Northern Bohemia Birch (Betula pendula Roth) stands have been a sub- The attention of the majority of authors was focused stitute forest community for dead spruce stands in the on warmer localities of Bohemia that have a greater and air-polluted area of Northern Bohemia since 1980. The more interesting range of fauna (BALTHASAR 1954, fauna of this area has been the object of long-term inves- 1972; KOCOUREK 1966), in contrast to localities where tigations in the Děčín Sandstone Uplands. In this area we the climate is colder and more humid (TYRNER 1988, collected 861 species of moths (KULA 1997a); in addition, 1995). the crown fauna of birch includes 119 species of caterpil- The objective of the present study is to document the lars (KULA 1997b) and 71 species of bugs (KULA 1999).
    [Show full text]
  • Final Report 1
    Sand pit for Biodiversity at Cep II quarry Researcher: Klára Řehounková Research group: Petr Bogusch, David Boukal, Milan Boukal, Lukáš Čížek, František Grycz, Petr Hesoun, Kamila Lencová, Anna Lepšová, Jan Máca, Pavel Marhoul, Klára Řehounková, Jiří Řehounek, Lenka Schmidtmayerová, Robert Tropek Březen – září 2012 Abstract We compared the effect of restoration status (technical reclamation, spontaneous succession, disturbed succession) on the communities of vascular plants and assemblages of arthropods in CEP II sand pit (T řebo ňsko region, SW part of the Czech Republic) to evaluate their biodiversity and conservation potential. We also studied the experimental restoration of psammophytic grasslands to compare the impact of two near-natural restoration methods (spontaneous and assisted succession) to establishment of target species. The sand pit comprises stages of 2 to 30 years since site abandonment with moisture gradient from wet to dry habitats. In all studied groups, i.e. vascular pants and arthropods, open spontaneously revegetated sites continuously disturbed by intensive recreation activities hosted the largest proportion of target and endangered species which occurred less in the more closed spontaneously revegetated sites and which were nearly absent in technically reclaimed sites. Out results provide clear evidence that the mosaics of spontaneously established forests habitats and open sand habitats are the most valuable stands from the conservation point of view. It has been documented that no expensive technical reclamations are needed to restore post-mining sites which can serve as secondary habitats for many endangered and declining species. The experimental restoration of rare and endangered plant communities seems to be efficient and promising method for a future large-scale restoration projects in abandoned sand pits.
    [Show full text]
  • Checklist of the Spider Wasps (Hymenoptera: Pompilidae) of British Columbia
    Checklist of the Spider Wasps (Hymenoptera: Pompilidae) of British Columbia Scott Russell Spencer Entomological Collection Beaty Biodiversity Museum, UBC Vancouver, B.C. The family Pompilidae is a cosmopolitan group of some 5000 species of wasps which prey almost exclusively on spiders, giving rise to their common name - the spider wasps. While morphologically monotonous (Evans 1951b), these species range in size from a few millimetres long to among the largest of all hymenopterans; genus Pepsis, the tarantula hawks may reach up to 64 mm long in some tropical species (Vardy 2000). B.C.'s largest pompilid, Calopompilus pyrrhomelas, reaches a more modest body length of 19 mm among specimens held in our collection. In North America, pompilids are known primarily from hot, arid areas, although some species are known from the Yukon Territories and at least one species can overwinter above the snowline in the Colorado mountains (Evans 1997). In most species, the females hunt, attack, and paralyse spiders before laying one egg on (or more rarely, inside) the spider. Prey preferences in Pompilidae are generally based on size, but some groups are known to specialize, such as genus Ageniella on jumping spiders (Araneae: Salticidae) and Tachypompilus on wolf spiders (Araneae: Lycosidae) (Evans 1953). The paralysed host is then deposited in a burrow, which may have been appropriated from the spider, but is typically prepared before hunting from existing structures such as natural crevices, beetle tunnels, or cells belonging to other solitary wasps. While most pompilids follow this general pattern of behaviour, in the Nearctic region wasps of the genus Evagetes and the subfamily Ceropalinae exhibit cleptoparasitism (Evans 1953).
    [Show full text]
  • JNCC Coastal Directories Project Team
    Coasts and seas of the United Kingdom Region 11 The Western Approaches: Falmouth Bay to Kenfig edited by J.H. Barne, C.F. Robson, S.S. Kaznowska, J.P. Doody, N.C. Davidson & A.L. Buck Joint Nature Conservation Committee Monkstone House, City Road Peterborough PE1 1JY UK ©JNCC 1996 This volume has been produced by the Coastal Directories Project of the JNCC on behalf of the project Steering Group and supported by WWF-UK. JNCC Coastal Directories Project Team Project directors Dr J.P. Doody, Dr N.C. Davidson Project management and co-ordination J.H. Barne, C.F. Robson Editing and publication S.S. Kaznowska, J.C. Brooksbank, A.L. Buck Administration & editorial assistance C.A. Smith, R. Keddie, J. Plaza, S. Palasiuk, N.M. Stevenson The project receives guidance from a Steering Group which has more than 200 members. More detailed information and advice came from the members of the Core Steering Group, which is composed as follows: Dr J.M. Baxter Scottish Natural Heritage R.J. Bleakley Department of the Environment, Northern Ireland R. Bradley The Association of Sea Fisheries Committees of England and Wales Dr J.P. Doody Joint Nature Conservation Committee B. Empson Environment Agency Dr K. Hiscock Joint Nature Conservation Committee C. Gilbert Kent County Council & National Coasts and Estuaries Advisory Group Prof. S.J. Lockwood MAFF Directorate of Fisheries Research C.R. Macduff-Duncan Esso UK (on behalf of the UK Offshore Operators Association) Dr D.J. Murison Scottish Office Agriculture, Environment & Fisheries Department Dr H.J. Prosser Welsh Office Dr J.S.
    [Show full text]
  • Bees and Wasps of the East Sussex South Downs
    A SURVEY OF THE BEES AND WASPS OF FIFTEEN CHALK GRASSLAND AND CHALK HEATH SITES WITHIN THE EAST SUSSEX SOUTH DOWNS Steven Falk, 2011 A SURVEY OF THE BEES AND WASPS OF FIFTEEN CHALK GRASSLAND AND CHALK HEATH SITES WITHIN THE EAST SUSSEX SOUTH DOWNS Steven Falk, 2011 Abstract For six years between 2003 and 2008, over 100 site visits were made to fifteen chalk grassland and chalk heath sites within the South Downs of Vice-county 14 (East Sussex). This produced a list of 227 bee and wasp species and revealed the comparative frequency of different species, the comparative richness of different sites and provided a basic insight into how many of the species interact with the South Downs at a site and landscape level. The study revealed that, in addition to the character of the semi-natural grasslands present, the bee and wasp fauna is also influenced by the more intensively-managed agricultural landscapes of the Downs, with many species taking advantage of blossoming hedge shrubs, flowery fallow fields, flowery arable field margins, flowering crops such as Rape, plus plants such as buttercups, thistles and dandelions within relatively improved pasture. Some very rare species were encountered, notably the bee Halictus eurygnathus Blüthgen which had not been seen in Britain since 1946. This was eventually recorded at seven sites and was associated with an abundance of Greater Knapweed. The very rare bees Anthophora retusa (Linnaeus) and Andrena niveata Friese were also observed foraging on several dates during their flight periods, providing a better insight into their ecology and conservation requirements.
    [Show full text]
  • Journal of Threatened Taxa
    ISSN 0974-7907 (Online) ISSN 0974-7893 (Print) Journal of Threatened Taxa 15 February 2019 (Online & Print) Vol. 11 | No. 2 | 13195–13250 PLATINUM 10.11609/jott.2019.11.2.13195-13250 OPEN www.threatenedtaxa.org ACCESS Building evidence for conservation globally MONOGRAPH J TT ISSN 0974-7907 (Online); ISSN 0974-7893 (Print) Publisher Host Wildlife Information Liaison Development Society Zoo Outreach Organization www.wild.zooreach.org www.zooreach.org No. 12, Thiruvannamalai Nagar, Saravanampatti - Kalapatti Road, Saravanampatti, Coimbatore, Tamil Nadu 641035, India Ph: +91 9385339863 | www.threatenedtaxa.org Email: [email protected] EDITORS Typesetting Founder & Chief Editor Mr. Arul Jagadish, ZOO, Coimbatore, India Dr. Sanjay Molur Mrs. Radhika, ZOO, Coimbatore, India Wildlife Information Liaison Development (WILD) Society & Zoo Outreach Organization (ZOO), Mrs. Geetha, ZOO, Coimbatore India 12 Thiruvannamalai Nagar, Saravanampatti, Coimbatore, Tamil Nadu 641035, India Mr. Ravindran, ZOO, Coimbatore India Deputy Chief Editor Fundraising/Communications Dr. Neelesh Dahanukar Mrs. Payal B. Molur, Coimbatore, India Indian Institute of Science Education and Research (IISER), Pune, Maharashtra, India Editors/Reviewers Managing Editor Subject Editors 2016-2018 Mr. B. Ravichandran, WILD, Coimbatore, India Fungi Associate Editors Dr. B.A. Daniel, ZOO, Coimbatore, Tamil Nadu 641035, India Dr. B. Shivaraju, Bengaluru, Karnataka, India Ms. Priyanka Iyer, ZOO, Coimbatore, Tamil Nadu 641035, India Prof. Richard Kiprono Mibey, Vice Chancellor, Moi University, Eldoret, Kenya Dr. Mandar Paingankar, Department of Zoology, Government Science College Gadchiroli, Dr. R.K. Verma, Tropical Forest Research Institute, Jabalpur, India Chamorshi Road, Gadchiroli, Maharashtra 442605, India Dr. V.B. Hosagoudar, Bilagi, Bagalkot, India Dr. Ulrike Streicher, Wildlife Veterinarian, Eugene, Oregon, USA Dr.
    [Show full text]
  • Sphecos: a Forum for Aculeate Wasp Researchers
    SPHECOS Number 12 - June 1986 , A Forum for Aculeate Wasp Researchers Arnold S. Menke, Editor , Terry Nuhn, E(lj_torial assistant Systematic Entcnology Laboratory Agricultural Research Service, USDA c/o U. s. National Museum of Natural History \olashington OC 20560 (202) 382 1803 Editor's Ramblings Rolling right along, here is issue 12! Two issues of that wonderful rag called Sphecos for the price of one! This number contains a lot of material on collections, collecting techniques, and collecting reports. Recent literature, including another vespine suppliment by Robin Edwards, rounds off this issue. Again I owe a debt of thanks to Terry Nuhn for typing nearly all of this. Rebecca Friedman and Ludmila Kassianoff helped with some French and Russian translations, respectively. Research News John Wenzel (Snow Entomological Museum, Univ. of Kansas, Lawrence, Kansas 66045) writes: "I am broadly interested in problems of chemical communication, mating behavior, sex ratio, population genetics and social behavior. I am currently working on a review of vespid nest architecture and hope that I can contribute something toward resolution of the relationships of the various genera of the tribe Polybiini. After visiting the MCZ, AMNH and the USNM I conclude that there are rather few specimens of nests in the major museums and I am very interested in hearing from anyone who has photos or reliable notes on nests that are anomolous in form, placement, or otherwise depart from expectations. I am especially interested in seeing some nests or fragments of the brood region of any Polybioides or Parapolybia. Tarlton Rayment Again RAYMENT'S DRAWINGS - ACT 3 by Roger A.
    [Show full text]
  • Hymenoptera Aculeata: Pompilidae) 93-106 DROSERA 2001: 93-10 6 Oldenburg 2001
    ZOBODAT - www.zobodat.at Zoologisch-Botanische Datenbank/Zoological-Botanical Database Digitale Literatur/Digital Literature Zeitschrift/Journal: Drosera Jahr/Year: 2001 Band/Volume: 2001 Autor(en)/Author(s): Bleidorn Christoph, Lauterbach Karl-Ernst, Venne Christian Artikel/Article: Beitrag zur Kenntnis der Wegwespenfauna Westfalens (Hymenoptera Aculeata: Pompilidae) 93-106 DROSERA 2001: 93-10 6 Oldenburg 2001 Beitrag zur Kenntnis der Wegwespenfauna Westfalens (Hymenoptera Aculeata: Pompilidae) Christoph Bleidorn, Karl-Ernst Lauterbach & Christian Venne Abstract: This paper gives a supplement to the known fauna of Westphalian spider-wasps (Northrhine-Westphalia, Germany). 30 out of 44 known species have been found in the area under investigation including numerous rare and endangered species. Remarkable for the fauna of Northwest-Germany are the records of Aporus unicolor, Arachnospila wesmaeli, Ceropales maculata, Cryptocheilus notatus, Episyron albonotatum, and Evagetes gibbulus. Remarks on the biology, phenology, abundance, and endangerment of the species are gi - ven. Our data together with data from the literature are compiled in a checklist for the spi - der wasps of Westphalia. The results emphasize the importance of the primary and secon - dary sand habitats for the Westphalian spider-wasps. 1. Einleitung Die Wegwespen (Pompilidae) sind weltweit mit über 4200 beschriebenen Arten kosmo - politisch verbreitet ( BROTHERS & F INNAMORE 1993). Ihre Stellung innerhalb des Phyloge - netischen Systems der aculeaten Hymenopteren ist noch umstritten. Die Aculeata im weiteren Sinne werden in 3 monophyletische Teilgruppen gegliedert: Die Chrysidoidea (ein Taxon das die Goldwespen (Chrysididae) und ihre Verwandten umfasst), Apoidea (Grabwespen („Sphecidae“) und Bienen (Apidae), wobei letztere als Teilgruppe der Grabwespen angesehen werden können (siehe z. B. OHL 1995)), und Vespoidea (alle restlichen Aculeaten).
    [Show full text]
  • Einiger Wegwespen (Hym., Pompilidae)
    ZOBODAT - www.zobodat.at Zoologisch-Botanische Datenbank/Zoological-Botanical Database Digitale Literatur/Digital Literature Zeitschrift/Journal: Entomologische Nachrichten und Berichte Jahr/Year: 1996/1997 Band/Volume: 40 Autor(en)/Author(s): Schljachtenok A.S. Artikel/Article: Über die Beutespinnen (Aranei) einiger Wegwespen (Hym., Pompilidae). 169-172 © Entomologische Nachrichten und Berichte; downloadEntomologische unter www.biologiezentrum.at Nachrichtenund Berichte, 40,1996/3 169 A. S. Schljachtenok , Minsk Über die Beutespinnen (Aranei) einiger Wegwespen (Hym., Pompilidae) Summary During the study of the Pompilid fauna of Belarus in 1984 to 1994, 215 spiders from 29 species were determined as prey of 18 Pompilidae species. Résumé Au cours de l’analyse de la faune des Pompilidae de la Biélorussie pendant les années de 1984 et 1994 on a déterminé 215 individues d’araignées de 29 espèces comme proie de 18 espèces de Pompilidae. Einleitung - Evarcha arcuata ( C l e r c k ) - 1 Weibchen Witebskaja Da viele europäische Wegwespenarten eine unauffällige obl., Berezinskij NSG, Postrezhje, 11.VI. 1986. und abgesonderte Lebensweise haben, gibt es in der Fachliteratur nur wenige Angaben über ihren Beutebe­ Priocnemis (Umbripennis) perturbator ( H a r r i s ) stand. Einige zusammenfassende Hinweise findet man - Alopecosa pulverulenta ( C l e r c k ) - 2 Weibchen Wi­ bei Oehlke & W olf (1987). Die sonst in der Literatur tebskaja obl., Berezinskij NSG, 26. V. 1986, vorhandenen Angaben über die Beutespinnen sind ent­ 5.VI.1985; 1 juv. Männchen Witebskaja obl., Bere­ weder nicht immer zuverlässig, oder sie enthalten, mit zinskij NSG, 6.VI.1985; wenigen Ausnahmen (Gros 1982, 1983a, 1983b), nur - Trochosa terricola T h o r e l l - 2 Weibchen Gomel- die Familien- und Gattungsnamen.
    [Show full text]
  • The Wasp and Bee Fauna of the Ridti Archipelago in Lake Milaren, Sweden (Hymenoptera, Aculeata)
    The wasp and bee fauna of the Ridti archipelago in Lake Milaren, Sweden (Hymenoptera, Aculeata) CONEN E. NILSSON Nilsson, G. E.: The wasp and bee fauna of the Ridd archipelago in Lake Miilaren, Sweden (Hymenoptera, Aculeata). IInventering av gaddstekelfaunan i Riddarkipelagens nat-trrreservat i Malaren (Hymenoptera, Aculeata).1 - Ent. Tidskr. ll2:'79-92. UmeA, Sweden 1991. ISSN 0013-886x. The aculeate fauna (excluding Formicidae, Apidae s.str- Andrenidae, and Halictidae) was surveyed in the Ridd arghipei-ago nature reserve (19 km2) and the small adjacent mainland area Solbacken (0.5 km2). The-Ridi, archipelago is characterized by a mosaic of deciduous forests (including some of nearly primeval type), coniferous forests, wet and d-ry meadows, grazing ground. grazing marshes, and parkland. During 1982 - 1990. a total of I 139 specimens iere c-ollected ii the alchipelago and more than 2000 specimens at Solbacken. 222 species (45 Vo of the Swedish fauna) arelepresented in the material ( I 50 species from the archipelago). Of the species found, 35 occur on red data lists from Britain and/or Central Eurgpe.. The wood-neiting fauna was the richest. Wood-nesting sphecid wasps were_represented by.57 species (72 4o of the wood-nesting Swedish faunaj, a figure that outnumbe-rs most Swedish piovinces (including SkAne. Oland and Gotland) and equ_als_the lqTlgr of Danish. spec-ies. bf-wood-nesting eumenid wasps and megachilid bees, 63Vo and 8lo/o, respectively, of all Swedish wood-iesting species were found. The richness of the wood-nesting aculeate fauna is probably related to the wealth of dead trees and fallen logs, the rich flora of flowe-ring plants, ttui exceptionally mild and dry local climate, and a continuous influence from ireighbouring populationi.
    [Show full text]