Stijn Rooms ( 20040555)
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Stijn Rooms ( 20040555) Master in de geschiedenis Masterscritpie voorgelegd tot het behalen van de graad Master in de geschiedenis Promotor: Dr. Maarten Van Ginderachter Commissarissen: Prof.Dr. Thérèse De Hemptinne Prof. Dr. Baz Lecocq Perceptie is realiteit: Etnisch vs. Civiel? De constructie van de Vlaamse en Waalse identiteit ( 1945-1980) 1 Dankwoord Met dank aan iedereen die mij doorheen het vervaardigen van deze scriptie met raad heeft bijgestaan, over het onderwerp met me in discussie is getreden,mij wist te motiveren op momenten dat de Vlaamse en Waalse identiteit mij even gestolen kon worden… Het was een lange rit, maar voldoening is de overheersende emotie nu dit alles op papier is gezet. Een speciale dank gaat uit naar mijn ouders voor hun jarenlange steun, naar mijn vriendenkring, en naar mijn promotor Dr. Van Ginderachter voor zijn steun. Ik zal u één van mijn lyrische momenten besparen, maar jullie waren en zijn fundamentele schakels. Ik heb in deze scriptie mijn hart en ziel gestoken, dit is het eindresultaat. 2 Voorwoord Op het moment dat dit voorwoord geschreven wordt, is het einde nabij van een periode die bijna uitsluitend in het teken heeft gestaan van deze scriptie. Zonder dat ik hier wil verglijden in een epische vertelling die zowel de -zij het kortstondige- momenten van lichte wanhoop bezingt als de uiteindelijke voldoening nu het uiteindelijk allemaal op papier staat, staat het buiten kijf dat de afgelopen maanden een uitermate leerrijke periode geweest zijn, zowel op intellectueel als persoonlijk vlak. Tijdens het vervaardigden van deze scriptie werd ik niet alleen getest op mijn ontwikkelde vaardigheden als historicus, maar werd ik omwille van het onderwerp ook uitgenodigd mijzelf een positie toe te kennen in heel het debat dat rond het al dan niet verwasemen van het Belgische kasteel gevoerd wordt. Het was een historisch onderzoek met tegelijk een zeer grote actuele dimensie. Met onderzoekers of schrijvers die zich buigen over het nationalisme-vraagstuk binnen België lijkt men twee kanten uit te kunnen: of men gaat er van uit dat ze expliciet ideologisch verbonden zijn met hetzij de Vlaamse, de Waalse dan wel de Belgicistische vleugel, of men hanteert net als Hobsbawn de veronderstelling dat elke vorm van subjectivititeit een degelijk historisch onderzoek belemmert en zelfs onmogelijk maakt.1 Critici van de door Hobsbawn als onontbeerlijke beschouwde objectiviteit halen niet zelden het argument aan dat geschiedschrijving met enig buikgevoel onvermijdelijk is bij een onderwerp dat de facto gaat over een flegmatiek en passioneel geven als het ervaren van een nationale identiteit. Dat de literaire neerslag hiervan dan in sommige gevallen zelfs semi-wetenschappelijk kan genoemd worden willen ze echter niet gezegd hebben, juist omwille van het feit dat de ideologische klip simpelweg niet te omzeilen valt. Het debat rond objectiviteit en subjectiviteit is moeilijk, en raakt de vraag in welke mate voor een historicus mogelijk is om zich boven het onderwerp te plaatsen. Ikzelf kan enkel mijn integriteit als historicus borg stellen. Dit werk is noch propaganda noch verkettering voor en van een bepaalde visie, al ben ik me bewust dat er door bepaalde groepen steeds tussen de regels kan gelezen worden. Dat is één van de consequenties van een werk dat handelt over een topic dat over de decennia niets van zijn brandende actualiteit verloren heeft. Ik heb tijdens het proces steeds getracht om met een denkbeeldige weegschaal om de arm te lopen. 1 HOBSBAWN,E.J., geciteerd in REYNEBEAU.M., het klauwen van de leeuw: De Vlaamse identiteit van de 12de tot de 21ste eeuw., p.14 3 Verscheidene elementen in de schaal leggen, afwegen welke uitgangspunten het best gehanteerd kunnen worden. De scriptie waarvan u het papier op het eigenste moment kunt ruiken – het parfum van een thesis bestaat wel degelijk- heeft niet de intentie 'de' waarheid te pretenderen over wat de constructie van de Vlaamse en de Waalse identiteit, evenals voor wat de verhouding tussen beiden betreft. Het is een poging tot bijdrage aan het het reeds uitvoerig beschreven nationaliteitenvraagstuk binnen België, zij het vanuit een invalshoek die -hoewel reeds vaak impliciet aanwezig in de reeds verschenen literatuur- nog niet vaak in de diepte werd bestudeerd. Ik hoop ten stelligste dat ik er in geslaagd ben op een overzichtelijke manier een aantal zaken te behandelen, in alle eerlijkheid en vanuit de bevindingen die werden gesprokkeld. Nu deze laatste woorden op papier worden gezet is de ultieme constatering dat er bij een aantal zaken nog een aantal vraagtekens kunnen worden geplaatst, en zo hoort het hoogst- waarschijnlijk ook. Op die manier kan deze scriptie mogelijk een aanzet vormen voor verder onderzoek. Stijn Rooms 4 Inhoudsopgave HOOFDSTUK I: VOORSTELLING PROBLEEMSTELLING EN INHOUD .............................. 8 I.1 probleemstelling ...................................................................................................................... 8 I.2 Tussen droom en daad .......................................................................................................... 10 I.3 Synopsis inhoud .................................................................................................................... 11 I.3.1Voor vorst, voor vrijheid en voor recht? De ontwikkeling van de Vlaamse en Waalse identiteit binnen een Belgische context .................................................................................. 11 I.3.1.1 Voor WO II ............................................................................................................. 11 I.3.1.2 Belang federaliseringproces .................................................................................... 12 I.3.2 De ontwikkeling van de Vlaamse en Waalse identiteit na 1945 .................................... 13 I.4: Bronnen ................................................................................................................................ 14 HOOFDSTUK II: THEORETISCH KADER : OP ZOEK NAAR INVALSHOEK(EN) EN ANKERRPUNTEN ........................................................................................................................ 16 II.1 Theorievorming rond nationalisme en nationale identiteit: een wolf in schapenkleren? .... 16 II.2 Essentialisme vs. constructivisme ....................................................................................... 17 II.2.1..Essentialisme ............................................................................................................... 17 I.2.2 Modernisme /Constructivisme ....................................................................................... 18 II.3 Ankerpunten uit het constructivistische gedachtegoed ....................................................... 19 II.3.1 Naties als verbeelde gemeenschappen en socio-culturele constructies ........................ 19 II.3.2 Politiek pragmatisme als motor van de natie ................................................................ 20 II. 4 De 'ruimtelijke identiteit' als pragmatisch analyse-instrument ........................................... 21 II.4.1. Korte theoretische beschouwing .................................................................................. 21 II.4.2 Koppeling aan Vlaamse en Waalse identiteit ............................................................... 23 I. 5 korte behandeling van het federalisme ................................................................................ 23 II. 6 Etnische vs. civiele naties? ................................................................................................. 26 II.7 tot slot: de kracht van perceptie: de connotatie nationalisme- regionalisme ....................... 28 HOOFDSTUK III: AANLOOP: DE VLAAMSE EN WAALSE IDENTITEIT EN BEWEGING TOT AAN DE VOORAVOND VAN WO II ................................................................................ 31 III.1 De taalproblematiek als voedingsbodem voor de VB en WB ............................................ 31 III.1.1 Korte theoretische reflectie ......................................................................................... 31 III.2 De uitbouw van de een verbeelde gemeenschap: De ontwikkeling van een ruimtelijke Vlaamse en Waalse identiteit ..................................................................................................... 37 III.2.1 Territorium .................................................................................................................. 38 III. 2.2 De niet verwaarloosbare socio-economische dimensie .............................................. 39 II.2.2.1 Aan Vlaamse zijde ................................................................................................. 40 II.2.2.2 Aan Waalse zijde ................................................................................................... 41 III.3 Tot slot: federalisme avant la lettre ? ................................................................................. 42 III.3.1 Aan Waalse zijde ......................................................................................................... 42 III.3.2 Aan Vlaamse zijde....................................................................................................... 43 III.4 Afrondend besluit met betrekking tot VB en WB voor '45 ................................................ 45 HOOFDSTUK IV: REPRESSIE EN AMNESTIE ........................................................................ 48 IV.1 contextuele schets .............................................................................................................