Tilburg University De Commissie Schulz, J.M
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Tilburg University De commissie Schulz, J.M. Publication date: 2010 Document Version Publisher's PDF, also known as Version of record Link to publication in Tilburg University Research Portal Citation for published version (APA): Schulz, J. M. (2010). De commissie: Over de politiek-bestuurlijke logica van een publiek geheim. Boom Lemma uitgevers. General rights Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal Take down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Download date: 03. okt. 2021 De commissie De commissie Over de politiek-bestuurlijke logica van een publiek geheim The commission On the political-administrative logic of a public secret (with a summary in English) Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit van Tilburg op gezag van de rector magnificus, prof. dr. Ph. Eijlander, in het openbaar te verdedigen ten overstaan van een door het college voor promoties aangewezen commissie in de aula van de Universiteit op woensdag 15 september 2010 om 10.15 uur door Jan Martin Schulz geboren op 11 januari 1980 te ’s-Hertogenbosch Promotiecommissie Promotores: prof. dr. M.J.W. van Twist prof. dr. P.H.A. Frissen prof. dr. K. Putters Overige leden: prof. dr. W.B.H.J. van de Donk prof. dr. F. Hendriks prof. dr. P.W. Tops prof. dr. R.J. in ’t Veld © 2010 Martin Schulz / Boom Lemma uitgevers Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (art. 16 Auteurswet) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Repro- ductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. ISBN 978-90-5931-591-4 NUR 805 www.boomlemmauitgevers.nl Voorwoord Vandaag is het vrijdag. Zoals iedere vrijdag ben ik ‘op de universiteit in Tilburg om aan mijn proefschrift te werken’. Inderdaad, vrijdag is mijn ‘proefschriftdag’. Die dag is ‘heilig’. Het is namelijk de enige dag in de week dat ik ongestoord kan werken aan al datgene wat ooit een proefschrift moet worden. Afspraken maken is op deze dag uit den boze en iedereen die mij belt, wordt automatisch naar de voicemail verwezen. Vandaag gaat het gebeuren. Ik voel het. Dit is de vrijdag waarop ik écht een grote slag ga maken met het proefschrift. Ik heb er zin in en de ideeën stapelen zich op. Een eigen kamer heb ik in Tilburg niet, dat is ook niet nodig. Op de, op vrijdagen vaak verlaten, kamer van de vakgroepvoorzitter bestudeer ik de stapels nieuw uitgekomen boeken op zijn bureau. In zijn positie krijg je die van de auteurs gewoon toegestuurd. Handig hoor, tegenwoordig ben ik op de hoogte van alle nieuw verschenen werken. Sommige boeken bestel ik. Ideeën over hoe nu aan mijn eigen ‘boek der boeken’ te beginnen krijg ik er echter niet van. Op naar de bibliotheek. De hier verzamelde kennis zal mij ongetwijfeld inspireren. Tenminste, daar ga ik dan maar vanuit. Onderweg loop ik nog even de kamer van een collega binnen. Deze pakt twee proefschriften uit zijn boekenkast en laat beide voor mij op zijn bureau vallen. Het eerste komt als een baksteen naar beneden, gevolgd door het tweede dat in alle rust omlaag lijkt te dwarrelen. Beide zijn in zijn ogen goede proefschriften, waarmee hij maar gezegd wil hebben dat omvang en kwaliteit van een proefschrift niet per definitie rechtevenredig met elkaar zijn verbonden. Ik vervolg mijn weg. Nee, ik heb geen idee wat ik in de bibliotheek precies ga zoeken. Maar als niets meer helpt, dan is de bibliotheek de oplossing om een stap te zetten op de weg die naar het proefschrift leidt. Op de eerste verdieping bevindt zich de sociaal- wetenschappelijke collectie. Ik kruip achter een van de ‘opzoek Pc’s’ en typ het woord ‘proefschrift’ en een jaartal van nog niet zolang geleden in. De collectie van de bibliotheek blijkt 353 proefschriften uit dat jaar te bevatten. En, zo komt het mij voor, daar zitten dan niet eens de proefschriften uit de bètawetenschappen bij. Het werkelijke aantal proefschriften dat in Nederland in dit jaar is verschenen, zal vermoedelijk dus veel hoger liggen. Een weldadige rust maakt zich van mij meester. Als er namelijk, grofweg, iedere dag een proefschrift wordt uitgebracht, is er alle reden om aan te nemen dat op een dag in de toekomst mijn proefschrift op de rol zal staan. 5 Vandaag heb ik weer een belangrijk besluit genomen. Ik weet nu hoe het voorwoord van mijn proefschrift eruit zal zien. Zonder ook maar een letter op papier te hebben gezet, heb ik een grote stap gemaakt. Er zijn veel vrijdagen waarop de voortgang een stuk minder groot is. Er zijn ook vele vrijdagen waarop ik vergelijkbare besluiten met evenveel overtuiging heb genomen, die het proefschrift uiteindelijk niet hebben gehaald. Ik wist het wel, vandaag gaat het gebeuren. Uitbundig vertel ik de collegae tijdens de vrijdagmiddagborrel van mijn overwin- ning. Het voldane genoegen van een goed bestede dag proevend keer ik deze vrijdag huiswaarts. Ik besluit het er morgen maar eens van te nemen. Na zo een succesvolle vrijdag past een vrije zaterdag. Een die zich niet vermomt als vrijdag, zoals zo vele andere wel doen. Morgen even niet. Zo gaat dat soms bij het maken van een proefschrift, meer specifiek mijn proefschrift. Een gesprek met een collega en een vondst in de bibliotheek zijn slechts enkele voorbeelden van toevalligheden. Ze hadden zich evengoed ook niet voor kunnen doen. Het zijn toevalligheden als deze die, wanneer ze aan empirie en theorie zijn getoetst, een plaats in dit proefschrift over commissies zullen krijgen. Tegelijk is het zaak de toevallige samenloop van omstandigheden, die een verrijking voor ieder werk kan zijn, steeds weer te organiseren, uit te lokken. Dit management van toeval, zoals ik het zou willen noemen, komt niet in plaats van de methodische kant van onderzoek. Was dat het geval, dan zou ons slechts hobbyisme blijven. Maar het is zaak bewust ruimte te maken en te laten binnen de kaders van onderzoek om toevallige ontdekkingen te doen en deze een plek te geven. In het tot stand brengen van het benodigde toeval dat aan dit proefschrift ten grondslag ligt, hebben velen bijgedragen. Als eerste komt Mark van Twist dank toe, omdat hij als promotor toevallig net in de onderzoeksperiode lid was van een aantal commissies waar hij entree voor mijn onderzoek kon verschaffen en voor het feit dat hij jaren geleden een onmisbare bijdrage heeft geleverd aan de meer of minder toevallige themakeuze van deze studie. Dat het proefschrift van de promovendus het boek is dat de hoogleraar graag had willen schrijven, maar waarvoor deze geen tijd had, is in zijn geval welhaast vanzelfsprekend op deze studie van toepassing. Of daarmee ook instemming samengaat met alle keuzes die ik als promovendus heb gemaakt, is gespreksstof voor een later moment. Ook aan Paul Frissen komt dank toe. Hij was bereid om vanuit de Universiteit van Tilburg naast Mark van Twist eveneens als promotor op te treden. Dat hij in het verleden zelf ook studie naar de binnenkant van commissies heeft verricht, is een gelukkig toeval geweest. Verder heeft natuurlijk Kim Putters bijgedragen aan de serendipiteit die het onderzoeks- proces heeft gekenmerkt. Door zijn lidmaatschap van de Eerste Kamer en zijn 6 begeleiding in het promotietraject heb ik toevallig steeds van dichtbij en soms zelfs van binnenuit het politieke debat kunnen volgen over het adviesstelsel in het algemeen en commissies in het bijzonder. Daarvoor zeg ik hem dank. Dank gaat ook uit naar Rachel Beerepoot en Eva Atanasova, die niet echt toevallig toch over net iets meer statistische kennis beschikken dan ik en die mij hebben geholpen in de voorbereiding van data voor de verwerking in SPSS. Wilma Bosmans, Marijke Nobel en Anne van Veen, die met mijn lijstjes in de hand steeds op jacht waren naar artikelen en boeken, komt eveneens dank toe. Meike Aartsen, Aline Bos, Joris van Egmond, Evelien Hennevelt, Nick de Ruiter, Maureen Sondag en Koosje Willems hebben als studenten een bijdrage geleverd aan het verzamelen van data en bronnen die mede de basis hebben gevormd voor de casus- beschrijvingen in dit proefschrift. Uitgelokt toeval, waarvoor ik hen graag dankzeg. Frank Beemer en via hem de collegae bij Berenschot en Gabriel van den Brink en via hem de collegae bij de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur zeg ik dank voor inspirerende samenwerking en de getoonde belangstelling in de ontwikkeling van dit proefschrift.