Willem Van Konijnenburg Rijnders, M.L.J
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
VU Research Portal Willem van Konijnenburg Rijnders, M.L.J. 2007 document version Publisher's PDF, also known as Version of record Link to publication in VU Research Portal citation for published version (APA) Rijnders, M. L. J. (2007). Willem van Konijnenburg: Leonardo van de Lage Landen. General rights Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal ? Take down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. E-mail address: [email protected] Download date: 26. Sep. 2021 Willem van Konijnenburg Leonardo van de Lage Landen VRIJE UNIVERSITEIT Willem van Konijnenburg Leonardo van de Lage Landen ACADEMISCH PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad Doctor aan de Vrije Universiteit Amsterdam, op gezag van de rector magnificus prof.dr. L.M. Bouter, in het openbaar te verdedigen ten overstaan van de promotiecommissie van de faculteit der Letteren op donderdag 13 december 2007 om 10.45 uur in de aula van de universiteit, De Boelelaan 1105 door Maria Lambertha Johanna Rijnders geboren te Geldrop 1 promotor: prof.dr. C.H. Blotkamp 2 Willem van Konijnenburg Leonardo van de Lage Landen 3 voor Pieter, Benno en Nico in memoriam Francine, Harry en Hein 4 Woord van dank vooraf In de jaren 1988-1990 boden Evert van Straaten, Sjarel Ex en Jan Jaap Heij mij de gelegenheid om in opdracht van de toenmalige Rijksdienst Beeldende Kunst voor het Centraal Museum in Utrecht en het Drents Museum in Assen een overzichtstentoonstelling van het werk van Van Konijnenburg samen te stellen en een monografie te publiceren. Dit boek, Willem van Konijnenburg 1868-1943 (Assen 1990), ligt ten grondslag aan dit proefschrift. Mijn werkzaamheden voor mijn dissertatie werden financieel ondersteund door de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijke Onderzoek afdeling Geesteswetenschappen (NWO) met vijf maanden vervangingssubsidie. Mijn werkgever de Open Universiteit Nederland vulde deze periode aan met vijf maanden onderzoeksverlof. Genoemde personen en instellingen ben ik erkentelijk voor deze ondersteuning. Het schrijven van dit proefschrift werd veraangenaamd door de belangstellende steun van velen. Van mijn vrienden ben ik Frans van Burkom, Diana Franssen, Tineke Griffioen, Marijke van der Heijden, Geurt Imanse, Ype Koopmans, Marijke Kuper en Gerard van Wezel buitengewoon erkentelijk voor de door hen verstrekte informatie, en meer nog hun morele steun en genegenheid. Op de laatste kon ik bovendien steeds een beroep doen wanneer mijn kennis over Jan Toorop te kort schoot. Ook anderen ben ik dankbaar omdat zij mij metterdaad hebben geholpen. Hildelies Balk, Marty Bax, Ciel Broeckx, Paul Begheyn, Jacqueline van Diejen-Peterse, Jonieke van Es, Jos Gabriëls, Carina Greven, Petra Grooteman, Cees Hilhorst, Anita Hopmans, Joppe Knoester, Fieke Konijn, mevr. E. Meeldijk, Brigitte van der Meulen, Alied Ottevanger, Peter te Poel, Caroline Roodenburg-Schadd, Frits Scholten, Irmin Visser, Ester Wouthuysen en Janneke van Zanten-van Wijk hebben mij geattendeerd op documentatie over Van Konijnenburg of mij laten delen in hun kennis van andere personen en zaken. Uit de directe omgeving van de schilder hebben Anneke van Lamsweerde-Bernet Kempers, Frans Ligtenberg† en Karel Ligtenberg hun herinneringen aan hun aangetrouwde oom willen delen. Dr. O.J. Kronig† was zo vriendelijk mij de brieven van Van Konijnenburg aan Abraham Bredius te laten lezen. Mevr. W. Niehaus-Haavekost gaf mij inzage in het manuscript van Van Konijnenburgs recensie van Kasper Niehaus, Levende Nederlandsche schilderkunst, Amsterdam [1942]. Veel baat had ik bij het stimulerend commentaar op mijn teksten van Ellinoor Bergvelt en van Hestia Bavelaar, Peter de Ruiter en Jan Teeuwisse, redacteuren van de door het Prins Bernhard Cultuurfonds geïnitieerde reeks Monografieën van Nederlandse kunstenaars waarin de handelseditie van dit proefschrift verschijnt. Peter de Ruiter verleende mij tevens inzage in de documentatie over de kunstenaar-criticus Kasper Niehaus, die hem door mevr. W. Niehaus-Haavekost ter beschikking is gesteld. Mijn promotor Carel Blotkamp ben ik bijzondere dank verschuldigd. Als kritisch lezer wist hij het betoog op cruciale punten aan te scherpen en te verlevendigen. Als geleerde promotor met een groot hart voor zijn vak en zijn leerlingen heeft hij mij meermaals gewezen op relevante gegevens en heeft hij door zijn stimulerend commentaar mij er mede toe gebracht het werk af te maken. Maar meer dan wie ook wil ik Pieter Thijs bedanken voor zijn steun. Ik draag dit proefschrift op aan hem en onze jongens Benno en Nico en, in liefdevolle herinnering, aan mijn ouders en mijn broer. 5 6 INHOUD Inleiding 9 I Het landschap en zijn apotheose. Van realisme naar idealisme 1886-1907 19 II De regels van de kunst 1907-1916 49 III Estheet en asceet. De kunstenaar als ‘Gesamtkunstwerk’ 83 IV Leonardo van de Lage Landen. Positionering in de Nederlandse kunstwereld 1907-1919 115 V Wendingen 1920-1928 151 VI Dienende kunst Monumentale werken 1928-1943 195 Slotbeschouwing: kunstgeschiedenissen 227 Summary: Willem van Konijnenburg. The Leonardo of the Low Countries 243 Lijst van afbeeldingen 249 DEEL II BIJLAGEN Lijst van werken 1907 3 Lijst van werken 1921 5 Biografie in jaartallen 9 Een keuze uit het oeuvre 61 Tentoonstellingen 111 Gebruikte afkortingen 130 Documentatie 131 Literatuur 133 7 ‘Het scheppend vermogen dat altijd met een gevoelig hart en met een naar bewogenheid zoekend gemoed gepaard gaat, noodzaakt den kunstenaar door strenge tucht de lust naar uitbundigheid te ordenen en te begrenzen.’ Willem van Konijnenburg, 9 februari 1921 8 Inleiding Kunst en leven waren voor Willem van Konijnenburg één. Dat blijkt uit zijn werk, zijn geschriften, de manier waarop hij zich presenteerde, alsook uit de houding die hij aannam tegenover anderen. In alles was hij een man van vaste principes, die met discipline en volharding – zij het in zijn eigen, wat trage tempo – het doel nastreefde dat hij zich had gesteld. Zowel de persoon als het werk van Van Konijnenburg lokt, om uiteenlopende redenen, kritiek uit. Men kan zich ergeren aan zijn eigendunk, en in het bijzonder aan zijn hautaine houding jegens zijn leerlingen en collega’s. Zijn neiging om alles sub specie aeternitatis te zien – alleen wat van eeuwigheidswaarde is schijnt aandacht te verdienen – maakte hem praktisch blind voor het bijzondere, het aardse, het alledaagse, voor datgene wat er feitelijk om hem heen gebeurde, in de kunst maar ook bijvoorbeeld in de politiek. Zijn werk, vooral het latere, is wel gevoelsarm en verstard genoemd. Het maniërisme, in dat latere werk, van de uitgerekte figuur, de stereotiepe, wat kwezelachtige gelaatsuitdrukking, de monotone kleur, het zijn allemaal eigenschappen die de welwillendheid van de beschouwer soms zwaar op de proef stellen. Desondanks valt mijn eindoordeel positief uit. Van Konijnenburg beschouwde zichzelf als een idealistisch kunstenaar die tot hoofdtaak had harmonie in zijn werk tot uitdrukking te brengen. Hij heeft voor zijn persoonlijke thematiek een onmiskenbaar eigen vorm gevonden. En die vorm – een evenwichtige compositie op basis van een gelijkmatige vlakverdeling of een regelmatige mathematische figuur – is, naar mijn mening, krachtig genoeg gebleken om een compleet oeuvre te dragen: een oeuvre van een opvallende consistentie, vrucht van een eigenzinnige, maar consequent doordachte kunstopvatting, waarin de schilderijen en tekeningen uit de periode 1910-1925 de indrukwekkende hoogtepunten vormen. In het interbellum was Van Konijnenburg een van de boegbeelden van de Nederlandse moderne kunst. Na de Tweede Wereldoorlog verdween hij uit het zicht. Waarom? Nauw hiermee samenhangend zijn vragen naar de aard van zijn kunst en zijn kunstenaarschap en de beeldvorming daarvan. Welk beeld wilde hij uitdragen? Hoe werd dat naar buiten gebracht en was het door hem geprojecteerde beeld gelijk aan dat wat anderen van hem hadden? Welke plaats nam Van Konijnenburg in de Nederlandse kunstwereld in en viel de door hem beoogde positie samen met de aan hem toegekende? Op het beantwoorden van deze vragen richt mijn onderzoek zich. Ik ga ervan uit dat Van Konijnenburg zijn kunstenaarschap doelbewust heeft vorm gegeven en de beeldvorming rond zijn werk en zijn persoon in hoge mate zelf heeft bepaald. Nadat hij omstreeks 1895 tot het inzicht was gekomen dat hij het met zijn vlot gepenseelde realistische landschappen niet ver zou brengen, heeft hij gezocht naar wat we nu een nieuwe marktidentiteit zouden noemen. De veranderingen die zich in zijn werk voltrekken, bestrijken een zo breed terrein en gaan zo diep, dat ze moeilijk beschouwd kunnen worden als het gevolg van een louter kunstinterne ontwikkeling. Toen Van Konijnenburg zijn ‘unique selling point’ had gevonden gaf hij met een ijzeren discipline vorm aan zijn kunst maar ook aan zijn persoonlijke presentatie. Nadat hij in 1907 in de criticus Albert Plasschaert zijn spreekbuis in de pers had gevonden,