'Philopater, De Radicale Verlichting En Het Einde Van De Eindtijd'

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

'Philopater, De Radicale Verlichting En Het Einde Van De Eindtijd' ‘Philopater, de radicale Verlichting en het einde van de Eindtijd’ Wiep van Bunge bron Wiep van Bunge, ‘Philopater, de radicale Verlichting en het einde van de Eindtijd.’ In: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 26 (2003), p. 10-19. Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bung001phil01_01/colofon.htm © 2004 dbnl / Wiep van Bunge 10 Philopater, de radicale Verlichting en het einde van de Eindtijd The cradle rocks above an abyss, and common sense tells us that our existence is but a brief crack of light between two eternities of darkness. Vladimir Nabokov, Speak, Memory Wiep van Bunge Dat de Nederlandse Republiek rond 1700 reeds geruime tijd een broeinest was van filosofisch radicalisme, mag na de publicatie van Jonathan Israels Radical Enlightenment als bekend worden verondersteld.1 Je kunt met Israel van mening verschillen over de kwaliteit van dit radicalisme, over de invloed die het had gedurende de achttiende eeuw in Nederland en elders, en over de moderniteit van deze radicale Verlichting, maar dat vanaf het midden van de zeventiende eeuw in het voetspoor van Descartes en Spinoza met name binnen het gewest Holland plots ideeën circuleerden die grotendeels haaks stonden op de dominante, christelijke traditie, dat staat nu wel vast. Ook over de precieze omvang van deze vroege Verlichting, en dus over de representativiteit van deze radicalen zullen de specialisten nog lang van mening verschillen. Maar dat die radicalen er waren, dat valt niet langer te ontkennen. Israels boek komt dan ook niet uit de lucht vallen. Ruim twintig jaar gelden was het de Amerikaanse historica Margaret C. Jacob die de term ‘radicale Verlichting’ lanceerde, in een boek over vroeg achttiende-eeuwse gedesillusioneerde hugenoten en hun vrienden. Zij situeerde hun activiteiten binnen de driehoek Parijs-Londen-Holland en vermoedde dat hun ‘pantheïsme’ en ‘republikanisme’ nog de sporen droeg van Spinoza.2 Bewijzen kon zij dit niet, en dat is niet zo vreemd, gelet op de stand van het onderzoek toen haar The Radical Enlightenment verscheen. In 1981 waren behalve enkele verspreide of sterk verouderde studies alleen het enigszins chaotische Nederlands cartesianisme van Louise Thijssen-Schoute voorhanden en de monumentale studie van Paul Vernière over de receptie van het spinozisme in Frankrijk.3 Het onderzoek naar de Europese ontvangst van Spinoza's denkbeelden stond nog in de kinderschoenen. Sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw had de Spinoza-studie echter een hoge vlucht genomen. Bleef dit onderzoek aanvankelijk beperkt tot briljante, tekstgebonden commentaren op de Ethica (1677) en het Theologisch-politiek tractaat (1670), vanaf de vroege jaren tachtig verscheen een reeks van studies naar de Europese receptie van Spinoza's denkbeelden en naar zijn positie in het intellectuele landschap van de zeventiende-eeuwse Republiek.4 Aan het eind van de jaren negentig kwamen vrijwel gelijktijdig ook twee vuistdikke bibliografieën uit - wat te meer opmerkelijk mag heten met het oog op de grote documentaire lacunes, waarmee elke potentiële biograaf van Spinoza in het reine moet zien te komen.5 Over, bijvoorbeeld, de cruciale jaren tussen de verbanning van de filosoof uit de synagoge van Amsterdam en zijn vestiging in Rijnsburg, tasten wij vrijwel volledig in het duister.6 Wiep van Bunge, ‘Philopater, de radicale Verlichting en het einde van de Eindtijd’ Al deze academische bedrijvigheid nodigde uit tot het schrijven van een synthese, en we mogen ons gelukkig prijzen dat Jonathan Israel deze handschoen nu heeft opgenomen. Wie de omvang van deze onderneming ook maar even tot zich laat doordringen en vervolgens in ogenschouw neemt dat de auteur zich niet alleen op de literatuur baseert, maar ook en vooral op de bronnen en op origineel archiefonderzoek, moet het haast wel duizelen. Het is, als Wiep van Bunge, ‘Philopater, de radicale Verlichting en het einde van de Eindtijd’ 11 ik me niet vergis, dan ook vooral de verdienste van Israel geweest alle nu bekende vroege ‘spinozisten’ - op het eerste gezicht bepaald excentrieke figuren - op een rij te zetten, wat hun optreden een zekere ideologische coherentie geeft. Hoe curieus zij ieder voor zich ook mogen zijn geweest - de hoofdprijs gaat hier zonder twijfel naar de erudiete pornograaf Adriaan Beverland -, zelfs de grootste criticus van Spinoza zal moeten toegeven dat er ‘method’ school in hun ‘madness’.7 Gelet op de hoge kwaliteit van het werk van Spinoza, valt het overigens niet mee om sceptisch te zijn over dit vroege, Nederlandse spinozisme, zij het dat deze Nederlandse ‘spinozisten’ er niet in slaagden veel toe te voegen aan het werk van Spinoza, waar Nederlandse cartesianen het project van Descartes wel creatief voortzetten.8 Een van de meest interessante zeventiende-eeuwse spinozisten uit de Republiek was ongetwijfeld de auteur van de twee Philopater-romans uit 1691 en 1697, die in de regel worden toegeschreven aan de gesjeesde theoloog Johannes Duijkerius.9 Met name het tweede deel veroorzaakte veel commotie. De anonieme auteur bleef buiten schot, maar de uitgever Aart Wolsgryn werd in 1698 veroordeeld tot duizend gulden boete, acht jaar tuchthuis en vijfentwintig jaar verbanning uit Holland en West Friesland.10 Het waren, voor zover ik weet, de spinozist Johannes van Vloten en Willem Meyer, de legendarische secretaris van de Vereniging Het Spinozahuis, die als eerste moderne historici op het belang van deze boeken wezen.11 Tot dusver stonden vooral drie elementen in de belangstelling. In de eerste plaats wordt met name het eerste deel van de Philopater natuurlijk en terecht in verband gebracht met Bekkers Betoverde Weereld, een boek dat eveneens in 1691 verscheen en waarnaar Duijkerius herhaaldelijk verwijst.12 Andersom getuigde Bekker in 1698 voor de Amsterdamse magistraat Duijkerius te hebben ontmoet, bij welke gelegenheid deze zou hebben toegegeven verantwoordelijk te zijn voor de Philopater.13 We zullen zien dat het duivelgeloof inderdaad een grote rol speelt in de ‘Werdegang’ van Philopater, en bovendien was de publicatie van Bekkers boek medeverantwoordelijk voor de felheid waarmee filosofisch radicalisme de komende jaren zou worden vervolgd. Toch zal blijken dat een ander boek van Bekker waarschijnlijker van groter betekenis is geweest voor Duijkerius. In de tweede plaats trok het bijtende commentaar in met name het Vervolg op het academische leven aan het einde van de zeventiende eeuw de aandacht. We zullen zo zien wie ook al in het eerste deel ter sprake komen. En in de derde plaats wordt steevast verwezen naar de nogal kritisch getoonzette studie die de Groningse theoloog en filosoof H.G. Hubbeling publiceerde over het ‘materialistisch’ spinozisme van Duijkerius.14 Hubbelings artikel biedt nog steeds de enige gedetailleerde analyse van Duijkerius' spinozisme, maar die wordt sterk gekleurd door zijn zeer bijzondere interpretatie van Spinoza's filosofie. Hoewel Hubbeling zonder enige twijfel een sleutelrol heeft gespeeld in de na-oorlogse Spinoza-renaissance in Nederland, moet wie nu zijn publicaties over Spinoza overziet, wel tot de conclusie komen dat hij vooral als theoloog werkelijk geworsteld heeft, zowel met de Ethica als met de Tractatus theologico-politicus.15 Enerzijds benadrukte hij hoe problematisch het was om Spinoza's Deus sive Natura in te passen binnen de christelijke traditie, anderzijds probeerde hij herhaaldelijk Spinoza een ‘mystiek’ toe te schrijven en diens godsbegrip een persoonlijk element te verlenen, in de kennelijke hoop op die manier de kloof tussen diens filosofie en Wiep van Bunge, ‘Philopater, de radicale Verlichting en het einde van de Eindtijd’ het christendom te overbruggen. Bovendien koesterde Hubbeling zelf ideeën over de wetenschappelijkheid van de theologie die lijnrecht stonden tegenover Spinoza's beoordeling van de godgeleerdheid als een louter ‘morele’ discipline. En deze gespannen verhouding tot het werk van Spinoza heeft uiteraard ook sporen nagelaten in zijn beoordeling van de vroege receptie van het spinozisme.16 Wiep van Bunge, ‘Philopater, de radicale Verlichting en het einde van de Eindtijd’ 12 Alle drie deze elementen zijn vanzelfsprekend zeer de moeite waard. Maar waarom wordt het verhaal in de regel overgeslagen? Natuurlijk doet het ertoe te weten wat voor soort spinozist Duijkerius is geweest, maar is het niet ook van belang te achterhalen waarom hij een spinozist werd? (We gaan er hier voor het gemak en heel naïef van uit dat Duijkerius Philopater is. Voor ons, in deze context, doet Duijkerius er ook uitsluitend toe als auteur van deze tekst.) Minstens zo interessant als de spinozistische en satirische elementen uit de Philopater lijkt mij de intellectuele route die Philopater aflegt, op weg naar zijn spinozisme. Die voert hem namelijk langs een kwestie die de afgelopen decennia onder ideeënhistorici grote opwinding heeft veroorzaakt. Het verhaal begint met de schets van een jonge student, Philopater genaamd, die zich volledig heeft verdiept in de studie van puriteinen en piëtisten als William Perkins, Willem Teellinck, Joseph Hall, William Ames en Theodorus a Brakel, maar daar een hoge prijs voor betaalt. De aanhoudende bemoeienis van zijn vader met de geestelijke groei van de jonge Philopater blijkt ook niet erg behulpzaam: Dan was 't eens mijn lieve soon, eenige steun van mijn huys en hooge ouderdom, hoe bevindje uw al gestelt, voelje al wat genade in uw ziel? Ervindje wel die heylsame verligtinge van Gods goede en H. Geest in u? Sout gy uw reets van uw roepinge en verkiesinge wel konnen of durven op onbedriegelijkcke
Recommended publications
  • Download Download
    Early Modern Low Countries 4 (2020) 2, pp. 181-204 - eISSN: 2543-1587 181 Discrediting the Dutch: A French Account of the Year of Disaster for Arab Audiences Rosanne Baars and Josephine van den Bent Rosanne Baars is lecturer in History at the University of Amsterdam. Her most recent book, Rumours of Revolt. Civil War and the Emergence of a Transnational News Culture in France and the Netherlands, 1561-1598, will be published by Brill in May 2021. She has also published on maritime history and Dutch-Ottoman diplomacy. Her research interests include the reception of news and media, diplo- matic history, early modern France, and the Ottoman Empire. Josephine van den Bent is postdoctoral researcher at the history department of Radboud Univer- sity Nijmegen, investigating water management in Middle Eastern cities (c. 700-1500) as part of the nwo-funded project ‘Source of Life’. Her PhD thesis (University of Amsterdam, 2020) analysed the representation of the Mongols in the Mamluk sultanate of Egypt and Syria, c. 1250-1350. Her research interests include ethnic stereotyping, urban organisation, and the medieval and early mod- ern Middle East. She is also editor-in-chief of the semi-academic journal ZemZem. Tijdschrift over het Midden-Oosten, Noord-Afrika en islam. Abstract Recent historiography has demonstrated how Istanbul became part of a European media landscape in the seventeenth century. This article argues that European coun- tries not only targeted the Ottoman Porte but also tried to reach Arabic-speaking audiences in other major Ottoman cities, such as Aleppo. It does so through an anal- ysis of a remarkable source, an Arabic manuscript pamphlet written by a Frenchman in Aleppo in January 1673, which tells the story of the exploits of Louis xiv in the Dutch Republic during the Year of Disaster.
    [Show full text]
  • Nummer Toegang: 1.02.01 Inventaris Van Het
    Nummer Toegang: 1.02.01 Inventaris van het archief van C. van Heemskerck [levensjaren 1646-1702]: Gezant te Wenen, te Brussel, te Madrid, te Altona, te Constantinopel en te Parijs, 1672-1701 Versie: 15-08-2019 Th.H.P.M. Thomassen Nationaal Archief, Den Haag 1994 This finding aid is written in Dutch. 1.02.01 Heemskerck 3 INHOUDSOPGAVE Beschrijving van het archief......................................................................................5 Aanwijzingen voor de gebruiker................................................................................................6 Openbaarheidsbeperkingen.......................................................................................................6 Beperkingen aan het gebruik......................................................................................................6 Materiële beperkingen................................................................................................................6 Aanvraaginstructie...................................................................................................................... 6 Citeerinstructie............................................................................................................................ 6 Archiefvorming...........................................................................................................................7 Geschiedenis van de archiefvormer............................................................................................7 Vrijwilliger op de vloot en bestuurder
    [Show full text]
  • Caveat from the Archive: Pieter Van Dam's Beschryvinge Van De Oostindische Compagnie and Crisis Management
    Friedrich, Susanne. “Caveat from the Archive: Pieter van Dam’s Beschryvinge van de Oostindische Compagnie and Crisis Management.” Journal for the History of Knowledge 1, no. 1 (2020): 12, pp. 1–14. DOI: https://doi.org/10.5334/jhk.15 SPECIAL ISSUE Caveat from the Archive: Pieter van Dam’s Beschryvinge van de Oostindische Compagnie and Crisis Management Susanne Friedrich Ludwig-Maximilians-Universität München, DE [email protected] This article considers the dynamics between the ideals of good governance, crisis, introspection, and routine. It centers on the Beschryvinge van de Oostindische Compagnie (Description of the [Dutch] East India Company; hereafter, VOC), commissioned in 1693. Compiled by the company’s secretary Pieter van Dam over the course of more than a decade, this work charted the VOC’s organization, areas of operation, and internal processes. The Beschryvinge originated from a perception of crisis among the directors stemming from the company’s decreasing profitability and illicit behavior among those in its service. The directors’ sense of crisis resonated with a growing awareness throughout Europe that good governance required information on administrative actions and procedures. Their concern led to a series of initiatives aimed at providing better means of obtaining such information. Charged with synthesizing the company’s sprawling archive into a more practicable compendium, the VOC’s leading bureaucrat used little and large tools of knowledge to mold the company’s operational practices into a coherent whole, thereby putting the perceived crisis into historical perspective. Ultimately, van Dam’s Beschryvinge contradicted the directors’ fears that the company was inefficient.
    [Show full text]
  • Uva-DARE (Digital Academic Repository)
    UvA-DARE (Digital Academic Repository) Masters of war: state, capital, and military enterprise in the Dutch cycle of accumulation (1600-1795) Brandon, P. Publication date 2013 Link to publication Citation for published version (APA): Brandon, P. (2013). Masters of war: state, capital, and military enterprise in the Dutch cycle of accumulation (1600-1795). General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:02 Oct 2021 Chapter 1 The making of the federal-brokerage state This chapter examines the rise and consolidation of the Dutch federal-brokerage state. Perhaps the best starting point to do so is the extensive discussions on the fundamentals of the Dutch constitution that occurred merely a few years after the end of the war that established the new-born state as a European great-power.
    [Show full text]
  • Downloaded from Brill.Com09/26/2021 09:43:20PM This Is an Open Access Article Distributed Under the Terms of the CC by 4.0 License
    Diplomatica 3 (2021) 167-179 “Ma coustume ne soit de m’addresser aux villes”: Early Modern Amsterdam’s Dealings in City Diplomacy Tessa de Boer Leiden University, Leiden, the Netherlands [email protected] Abstract The historical dimensions of city diplomacy have faced neglect in diplomatic studies and diplomatic history. Historicizing the concept of city diplomacy, however, can benefit both disciplines. Through a case study on early modern Amsterdam’s considerable diplomatic ambitions, I argue that a historical case contextualizes current-day discourses in city diplomacy, and that cities must be assessed as diplomatic actors in order to further complete narratives on traditional state-driven diplomacy. Keywords Amsterdam – city diplomacy – diplomatic law – diplomatic archives – Dutch Republic In both popular and scholarly discourses, the term city diplomacy evokes images of modernity and contemporaneousness. One envisions global confer- ences, cross-stitched networks and ambitious joint strategies to combat bor- derless issues such as climate change and public health. There is a notable lack of reflection on historical – that is, to say, pre-World War ii – city diplomacy.1 This is the result of shortcomings in diplomatic studies and diplomatic history: the former due to lack of interest in the historical dimension, the latter due to a traditional over-emphasis on state-driven diplomacy. However, historicizing 1 Acuto, M. “City Diplomacy.” In The SAGE handbook of diplomacy, eds. C.M. Constantinou, P. Kerr, and P. Sharp (London: SAGE, 2016), 510–19: 511–12. © Tessa de Boer, 2021 | doi:10.1163/25891774-03010010 Downloaded from Brill.com09/26/2021 09:43:20PM This is an open access article distributed under the terms of the CC BY 4.0 License.
    [Show full text]
  • Pamphlets and Politics in the Dutch Republic Library of the Written Word
    Pamphlets and Politics in the Dutch Republic Library of the Written Word VOLUME 12 Th e Handpress World Editor-in-Chief Andrew Pettegree University of St Andrews Editorial Board Ann Blair Harvard University Falk Eisermann Staatsbibliothek zu Berlin – Preuβischer Kulturbesitz Michael F. Suarez, S.J. University of Virginia VOLUME 7 Pamphlets and Politics in the Dutch Republic Edited by Femke Deen David Onnekink Michel Reinders LEIDEN • BOSTON 2011 On the cover: Sendtbrieven bij de Ridderschappen, Edelen ende Steden van Hollandt (1577) Knuttel 277/ Het aengeplackt Biljet (1672) Tiele 6125/ Redenering over het gedrag der regeering van Groot Brittanje, ten opzigte der neutrale natien, Geduurende den tegenwoordigen Oorlog (1759) Knuttel 18722/ J. van Vliet, de pamfl ettenverkoper of liedjeszanger Atlas van Stolk, Rotterdam 2110. Th is book is printed on acid-free paper. Library of Congress Cataloging-in-Publication Data Pamphlets and politics in the Dutch Republic / edited by Femke Deen, David Onnekink, Michel Reinders. p. cm. -- (Library of the written word, ISSN 1874-4834 ; v. 12) (Th e handpress world ; v. 7) Includes bibliographical references and index. ISBN 978-90-04-19178-5 (hbk. : acid-free paper) 1. Netherlands--Politics and government--1556-1648. 2. Netherlands--Politics and government--1648-1714. 3. Netherlands--Politics and government--1714-1795. 4. Pamphlets--Netherlands--History. 5. Pamphleteers--Netherlands--History. 6. Political culture--Netherlands--History. 7. Netherlands--Intellectual life. I. Deen, Femke. II. Onnekink, David. III. Reinders, Michel, 1979- IV. Title. V. Series. DJ158.P2 2011 949.2'04--dc22 2010042243 ISSN 1874-4834 ISBN 978 90 04 19178 5 Copyright 2011 by Koninklijke Brill NV, Leiden, Th e Netherlands.
    [Show full text]
  • A Concise Financial History of Europe
    A Concise Financial History of Europe Financial History A Concise A Concise Financial History of Europe www.robeco.com Cover frontpage: Cover back page: The city hall of Amsterdam from 1655, today’s Royal Palace, Detail of The Money Changer and His Wife, on Dam Square, where the Bank of Amsterdam was located. 1514, Quentin Matsys. A Concise Financial History of Europe Learning from the innovations of the early bankers, traders and fund managers by taking a historical journey through Europe’s main financial centers. Jan Sytze Mosselaar © 2018 Robeco, Rotterdam AMSTERDAM 10 11 12 13 21 23 BRUGGE 7 LONDON 14 19 DUTCH REPUBLIC 15 8 ANTWERP 16 18 20 17 PARIS 22 24 25 9 VENICE GENOA 2 5 PIsa 1 3 FLORENCE 4 SIENA 6 25 DEFINING MOMENts IN EUROPeaN FINANCIAL HIstOry Year City Chapter 1 1202 Publication of Liber Abaci Pisa 1 2 1214 Issuance of first transferable government debt Genoa 1 3 1340 The “Great Crash of 1340” Florence 2 4 1397 Foundation of the Medici Bank Florence 2 5 1408 Opening of Banco di San Giorgio Genoa 1 6 1472 Foundation of the Monte di Paschi di Siena Siena 1 7 1495 First mention of ‘de Beurs’ in Brugge Brugge 3 8 1531 New Exchange opens in Antwerp Antwerp 3 9 1587 Foundation of Banco di Rialto Venice 1 10 1602 First stock market IPO Amsterdam 5 11 1609 First short squeeze and stock market regulation Amsterdam 5 12 1609 Foundation of Bank of Amsterdam Amsterdam 4 13 1688 First book on stock markets published Amsterdam 5 14 1688 Glorious & Financial Revolution London 6 15 1694 Foundation of Bank of England London 6 16 1696 London’s
    [Show full text]
  • The Making of the Van Reede Committee in the Dutch Republic
    212 Chapter 5 Behind the Scenes: The Making of the Van Reede Committee in the Dutch Republic We have bound ourselves to the Company by an oath, by which we call upon the God Almighty to not only be a witness to our sincere intentions but also we are, as it were, taunting and provoking God’s punishing powers to be provoked if we do anything other than what we have promised; as we are God-fearing Christians, we should remain faithful, do well and induce ourselves to love our lords and masters because they have received not only the power of the state from our fatherland to punish miscreants but have also themselves given us ample opportunities to prosper, to flourish, and to add to our honour and respect by which we have had come to obtain a kind of temporal happiness, that we could not find in our fatherland.1 This was what Hendrik Adriaan van Reede wrote from Hooghly in his position as the commissioner-general in 1687 for the future VOC directors and the council working in Bengal. He was doing what he had been sent to do in India – namely to remind the Company servants in the factories there about their duty to remain ‘faithful’ to their ‘lords and masters’ in the Republic. If they failed in this duty, they could be punished as miscreants by virtue of the ‘power of the state’ sanctioned by the Heeren XVII and by the ‘fatherland’. This entire process, as has been alleged in the previous chapters, was necessitated against the background of intense discussions on overseas corruption.
    [Show full text]
  • Johan De Witt En Frankrijk Portret Van Johan De Witt Door Adriaen Hanneman, 1652, Museum Boijmans Van Beuningen
    Johan de Witt en Frankrijk Portret van Johan de Witt door Adriaen Hanneman, 1652, Museum Boijmans Van Beuningen. Samengesteld door Ineke Huysman en Roosje Peeters Johan de Witt en Frankrijk Een bloemlezing uit zijn correspondentie Met tekeningen van Jean-Marc van Tol © 2020 Ineke Huysman en Roosje Peeters; Uitgeverij Catullus, Soest. www.johandewitt.nl Omslagillustratie: Jean-Marc van Tol, naar Adam Frans van der Meulen, Lodewijk xiv steekt bij Lobith de Rijn over, 12 juni 1672, Rijksmuseum Amsterdam. Druk en afwerking: Wilco, Amersfoort. Alle brieven zijn online raadpleegbaar via: http://resources.huygens.knaw.nl/BriefwisselingJohandeWitt isbn 9789492409539 nur 685 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestem- ming van de uitgever. www.catullus.nl Inhoud 7 Voorwoord 9 Inleiding 19 Johan de Witt 27 Briefvouwen 43 De grand tour Johan en Cornelis de Witt in Frankrijk: 1645-1647 59 Mijn groote swackheyt Willem Boreel aan Johan de Witt: 10 september 1653 65 Purperen regen Johan de Witt aan Andreas Colvius: 16 januari 1654 73 ‘Tsa, tsa, déloge, déloge!’ Hendrik van Deutecom aan Johan de Witt: 6 augustus 1654 81 Een buitengewone meteoor Louis le Blanc aan Johan de Witt: 3 september 1654 87 Escapades aan het hof Abraham de Wicquefort aan Johan de Witt: 25 januari 1658 95 Een list van
    [Show full text]
  • The Union of Utrecht. Its Genesis and Consequences
    The Union of Utrecht: its Genesis and Consequences J.C. BOOGMAN In the hall where we are now assembled, the former chapter-hall of the cathedral, which has been serving for a long time now as auditorium for the University of Utrecht, the Union of Utrecht was founded on 23rd January 1579. Our congress on federalism has been organized, as you know, within the context of the com- memoration of the establishment of the Union four hundred years ago. It therefore seemed to me desirable, at the outset, to devote some attention to the origin of the league that was formed in this particular hall 'for all eternity'. Next, in the second part of my lecture, the functioning of the federal system of the Republic of the United Netherlands will be discussed. It seems to me all the more justified to devote some attention to the formation of the Union as it constituted the foundation of the federal incorporation of the seven provinces into the Repu­ blic of the United Netherlands. The young Pieter Paulus, who in the years 1775- 77 published a commentary on the Union which has since become famous, described it as the Bulwark of our Liberty, the joyous Mother of so many blessings, the Cultivator of the prestige of this Republic at the principal courts of Europe , and as base of that Pyramid, to which eminent men have compared this State.1 I The event which took place in this hall on 23rd January 1579 provides, however, despite the forceful chiming of the cathedral bells, a considerably less impressive picture (a picture which was otherwise in perfect harmony with the most salient feature of the revolt: the civil war aspect).
    [Show full text]
  • Coenraad Van Beuningen En Johan De Witt Correspondentie Ten Tijde Van De Noordse Oorlog (1655 -1660)
    Coenraad van Beuningen en Johan de Witt correspondentie ten tijde van de Noordse oorlog (1655 -1660) Doctoraalscriptie Geschiedenis Faculteit der Letteren, Universiteit Utrecht Februari 2006 Mirte Postma Studentnummer: 00 00426 e-mail: [email protected] begeleider: dr. Guido de Bruin Inhoud Voorwoord 3 Inleiding 4 Hoofdstuk 1: De Noordse oorlog 8 1.1 Tot de Vrede van Brömsebro (1645) 8 1.2 Zweedse expansie en het Verdrag van Elbing 10 1.3 De eerste Deens -Zweedse oorlog 12 1.4 De tweede oorlog en de Haagse concerten 14 1.5 Na de vrede van Kopenhagen 19 Hoofdstuk 2: Johan de Witt en Coenraad van Beuningen 21 2.1 Coenraad van Beuningen 21 2.2 Johan de Witt 23 2.3 Diplomatie in de zeventiende eeuw 26 2.4 Het bronnenmateriaal 29 Hoofdstuk 3: Correspondentie (1656 -1658) 30 3.1 Algemene indruk en eerste maanden 30 3.2 Danzig en Elbing 31 3.3 De eerste Deens -Zweedse oorlog 33 3.4 De aanloop tot de tweede Deens -Zweedse oorlog 35 3.5 Niet -oorlog gerelateerde zaken 36 3.6 Persoonlijke relatie 37 Hoofdstuk 4: Andere ambassadeurs: Nieupoort, Van Slingelandt en Van Dorp 39 4.1 Inleiding 39 4.2 N ieupoort in Engeland 40 4.3 Van Slingelandt en Van Dorp in Pruisen 42 4.4 Correspondenties vergeleken 44 Conclusie 47 Bijlagen 1: Het Oostzeegebied 49 2: Europese machthebbers ten tijde van de Noordse oorlog 50 3: Van Beuningen en De Witt 51 Literatuur 52 2 Voorwoord In januari 2005 begon ik vol goede moed aan het schrijven van mijn doctoraalscriptie.
    [Show full text]
  • Die Variabilität Frühneuzeitlicher Staatlichkeit
    Beiträge zur Europäischen Überseegeschichte Franz Steiner Verlag Zusatzmaterial zu: Oliver Krause Die Variabilität frühneuzeitlicher Staatlichkeit Die niederländische „Staats“-Formierung der Statthaltosen Epoche (1650–1672) als interkontinentales Regiment Franz Steiner Verlag, Stuttgart 2018 APPENDIX I – STADTPLAN AMSTERDAM Die Karte Amsterdams zeigt den Innenstadtring schematisch. Die blau eingefärbten Kanäle dienen der Orientierung im Stadtraum. Die Namen der Personen sind unter den jeweiligen Straßenzügen oder Wohngegenden aufgelistet. Dabei kann es zu Mehrfachnennungen kommen, da einige Regenten den Wohnort gewechselt haben. Die Graphik zeigt die Zentrierung von Institutionen und Akteuren in Amsterdam. Im Anschluss an die Karte Amsterdams findet sich die Auflistung der wichtigsten Persönlichkeiten der politischen Elite in den Vereinigten Niederlanden des 17. Jahrhunderts. Alle aufgeführten Personen lebten, wenn auch teilweise nur für kurze Zeit, in Amsterdam. Neben ihrer beruflichen Laufbahn sind ihre Ehepartner und Verwandten angeführt, um die Vernetzung zwischen den Regentenfamilien zu zeigen. Nicht alle Personen, die in den Tabellen aufgelistet sind, tauchen auf dem Stadtplan auf. Im Stadtplan sind nur die wichtigsten Personen verzeichnet. Die Grundlage für die Erstellung der Graphik und der Personenlisten war folgende Literatur: Aa, A.J. van der: Biographisch woordenboek der Nederlanden, 21 Deelen, 1 Bijvoegsel, Haarlem: J.J. van Brederode, 1852 ̶ 1878. Molhuysen; P.C.; Blok, P.J.; Kossmann, Fr. K. H. (Red.): Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. 10 Deelen, Leiden: Sythoff’s Uitgevers-Maatschappij, 1911 ̶ 74. Elias: J.E.: De vroeschap van Amsterdam 1578 ̶ 1795, 2 Delen, Haarlem: N. Israel, 1903 ̶ 1905. Wohnorte Amsterdamer Regenten Rokin Oude Turfmarkt Voorburgwal Hendrick Dircksz. Spiegel (1598–1667) Dr. Jacob Dircksz. Bas (1609–1656) Dr.
    [Show full text]