Universiteit Gent

Academiejaar 2010 – 2011

HET LUGOUQIAO INCIDENT

Onderzoek naar de omstandigheden die een kleinschalig incident

omvormden tot een grootschalige oorlog

Verhandeling voorgelegd aan de

Faculteit der Letteren en

Wijsbegeerte tot het verkrijgen van

de graad van Master in de

Oosterse talen en culturen door

Promotor: Prof. dr. Bart Dessein An Delboo

1

Inhoudstafel

Voorwoord 3

Inleiding 4

Hoofdstuk 1: Het Lugouqiao Incident in context geplaatst 6

1.1 Inleidende opmerkingen 6

1.2 Mantsjoerije Incident of 9/18 Incident 16

1.3 Van Mantsjoerije tot Xi’an 23

1.4 Xi’an Incident 27

1.5 Aanloop naar het Lugouqiao Incident 31

Hoofdstuk 2: Het Lugouqiao Incident 33

2.1 Inleidende opmerkingen 33

2.2 Lugouqiao Incident en de daaropvolgende reacties 35

2.3 Evaluatie van het Lugouqiao Incident 55

2.4 Internationaal standpunt 66

2.5 Uitloop naar Nanjing 74

Conclusie 76

Bibliografie 79

2

Woord vooraf

Ik koos ervoor om het onderzoek van mijn Masterproef te baseren op de Tweede Sino- Japanse Oorlog. Mijn interesse in deze oorlog komt voort uit mijn woonplaats; ik woon in de westhoek (Poperinge), een regio waar de Eerste en Tweede Wereldoorlog een belangrijke rol gespeeld hebben. Zowel in lager als secundair onderwijs wordt in onze streek veel belang gehecht aan de kennis van onze geschiedenis. Vooral de Tweede Wereldoorlog boeit mij sinds kleins af, omdat mijn grootouders deze meemaakten, en er ook vaak over vertelden. Daarom ging ik op zoek naar een link tussen de Tweede Wereldoorlog en China. Ik begon mij te verdiepen in de Tweede Sino-Japanse Oorlog, en na het lezen van enkele artikels over het Lugouqiao Incident was mijn interesse gewekt. Ik wou graag meer te weten komen over waarom precies dit kleinschalig incident een acht jaar durende oorlog veroorzaakte.

Graag had ik in dit voorwoord drie personen bedankt voor hun bijdrage aan deze verhandeling. Professor Zhu Ying, 朱颖 , van de Southwest University of Political Science and Law te Chongqing, hielp mij met het verzamelen en vertalen van bronnen. Hij is net als mezelf erg geïnteresseerd in de Tweede Sino-Japanse Oorlog, en was daardoor van grote hulp in mijn zoektocht naar bronnenmateriaal. Hij hielp mij onder andere bij het vertalen van enkele moeilijke stukken uit de ‘ 第二次中日战争史 ’, of de Geschiedenis van de Tweede Sino-Japanse Oorlog’. Hulp bij de vertaling was soms nodig omwille van de traditionele karakters, en transcriptie van namen. Verder had ik ook graag Professor dr. Bart Dessein, mijn promotor, en dr. Mathieu Torck bedankt voor hun medewerking aan deze Masterproef.

3

Inleiding

Deze thesis gaat over het Lugouqiao Incident. Toen ik op zoek ging naar een onderwerp voor mijn thesis begon ik mij te informeren, artikels lezen, boeken verzamelen,… over de Tweede Sino-Japanse Oorlog. Mijn interesse werd vervolgens gewekt door het Lugouqiao Incident. Ik wou meer weten over de omstandigheden waarin het incident zich voordeed, en wat er precies gebeurd was. Ik wou voornamelijk ook begrijpen hoe een dergelijk, kleinschalig incident een acht jaar durende oorlog kon veroorzaken. Zo werd het idee gevormd om het Lugouqiao Incident als invalshoek voor mijn thesis te gebruiken. Om te verklaren hoe het incident tot stand kwam, en hoe de situatie uit de hand liep, zal ik in deze verhandeling het Lugouqiao Incident zowel in grotere context plaatsen, als in detail bestuderen. Ik bespreek daarbij dus niet alleen de periode van het incident zelf, maar ook de periode die ernaartoe leidt, en daarbij ook de belangrijke gebeurtenissen in deze periode, en hoe de betrokken partijen hierop reageerden. Om aan te duiden waarom het Lugouqiao Incident nu net die oorlog startte, en niet de vele incidenten die daarvoor reeds gebeurden, moeten deze eerste incidenten ook nader bekeken worden. Bij mijn onderzoek zal ik gebruik maken van een aantal verschillende bronnen die verschillende standpunten verkondigen; ik vond namelijk dat veel bronnen te eenzijdig te werk gaan, en enkel vanuit één standpunt werken, waardoor veel belangrijke details verloren gaan, of een verkeerd beeld van het incident ontstaat.

Om te beginnen moet ik misschien eerst ook wat verduidelijking geven over het Lugouqiao Incident. Het Lugouqiao Incident, of Lugouqiao Shibian 卢沟桥事变 in het Chinees, wordt ook vaak Marco Polo Brug Incident genoemd, omdat het zich afspeelde in de nabijheid van de Lugou Brug (Lugou Qiao 卢沟桥 ). Deze brug wordt in het westen ook vaak Marco Polo Brug genoemd. De brug kreeg deze naam omwille van de bekende wereldreiziger Marco Polo, die de brug in de 13 de eeuw bezocht, en die ze uitvoerig beschreef in zijn reisverslagen. De huidige brug is niet meer deze die in de 12 de eeuw gebouwd werd, ze werd namelijk in de 17 de eeuw vervangen nadat ze door een overstroming verwoest werd. Het incident wordt in het Chinees ook wel eens 7/7 Incident genoemd, of Qiqi Shibian 七七事变 . Op 7 juli 1937 werden bij deze brug manoeuvres uitgevoerd door Japanse troepen die in de regio van Wanping, de naburige vestiging, gestationeerd waren. Toen de manoeuvres bijna afgelopen waren, werd op de Japanse troepen geschoten. Verwarring ontstond, een soldaat 4

werd vermist, en zo kwam het tot een confrontatie tussen de Chinese en Japanse troepen. De situatie zal in de daarop volgende maand zodanig uit de hand lopen, dat een oorlog uiteindelijk onvermijdelijk was. Nochtans is opvallend, dat geen van de soldaten gedood, of zelfs gewond was. Het incident op zich was dus slechts een klein moment van verwarring. En toch zal het grote gevolgen krijgen.

Ik heb mijn thesis volgens een tijdlijn opgebouwd; allereerst geef ik verduidelijking rond de periode die het Lugouqiao Incident vooraf gaat. Daarbij begin ik aan het begin van de 20 ste eeuw, met een verklaring van de Japanse aanwezigheid in Noord-China. Verder geef ik ook duiding rond de houdingen van de betrokken partijen tegenover elkaar, niet alleen van China en Japan, maar ook de Sovjet-Unie, en enkele westerse machten. Hierbij zal ook duidelijk worden dat in China op dat moment een nationalistisch sentiment groeit. Ik zal ook een korte opmerking maken over de speciale situatie waarin Japanse militairen zich bevinden, omdat duidelijk zou zijn hoe zij de Japanse regering beïnvloeden. Eens de beginsituatie duidelijk is, ga ik over tot het Mantsjoerije Incident, en de daaropvolgende periode van verdragen tussen China en Japan. Daarna worden ook de omstandigheden en de gevolgen van het Xi’an Incident verduidelijkt. Vervolgens ga ik over naar het Lugouqiao Incident zelf, waarbij ik opnieuw start met een aantal inleidende opmerkingen, voor ik overga tot een tijdslijn van de maand juli. Dit geeft mij de kans om van dag tot dag te zien welke ontwikkelingen, gebeurtenissen, of beslissingen kritieke keerpunten waren. Deze worden nadien besproken, samen met een aparte bespreking van enkele van de hoofdrolspelers en hun verantwoordelijkheid in het veroorzaken van oorlog. Ten slotte tracht ik ook nog een verduidelijking te geven aan het gebrek van internationale tussenkomst, door het Lugouqiao Incident uit een internationaal standpunt te bekijken. Hierna volgt nog een korte uitleg over de wissel van slagveld, van Noord-China naar Shanghai en Nanjing. Mijn conclusie stelt duidelijk welke de omstandigheden waren waardoor het Lugouqiao Incident nu eigenlijk het startpunt was van de Tweede Sino-Japanse oorlog.

5

Hoofdstuk 1: Het Lugouqiao Incident in context geplaatst

In dit hoofdstuk worden verschillende factoren bekeken die, al dan niet rechtstreeks, tot het Lugouqiao incident en de daaropvolgende oorlog geleid hebben. Om te beginnen moet de situatie in Noord-China (ook Huabei 华北 , genoemd) aan het begin van de 20 ste eeuw van dichter bekeken worden, en moeten er een aantal specifieke termen verklaard worden. Daarna worden de gebeurtenissen vanaf 1931 tot 1937 verklaard en in context geplaatst, van het Mantsjoerije Incident (1932) tot het Lugouqiao Incident (1937), met daartussen nog het Shanghai Incident (1932) en het Xi’an Incident (1936). Hierbij worden verschillende factoren in kaart gebracht; de Chinese en Japanse regeringen en hun beleid naar elkaar toe, de houding en acties van militairen, en ook internationale houdingen.

1.1 Inleidende opmerkingen

Buitenlandse aanwezigheid in Noord-China in het begin van de 20 ste eeuw

Sinds de 19 de eeuw, en begin 20 ste eeuw, begonnen veel westerse machten Azië, en vooral China, te zien als een interessante handelsmarkt. Daarom kwam steeds meer buitenlandse aanwezigheid in China, wat niet altijd even vlot verliep. China hanteerde strenge handelsvoorwaarden voor de Europeanen, die daarmee niet tevreden waren. Tegelijk voerde men vanuit Groot-Brittannië illegaal opium het land in, waardoor een groot deel van de Chinese bevolking verslaafd raakte. De Chinezen kwamen hiertegen in opstand, en de Britten namen deze gelegenheid om de Chinezen op hun plaats te stellen. Er werden twee Opiumoorlogen uitgevochten, in 1839 – 1842, en in 1856 – 1860, maar ondanks de naam draaiden deze oorlogen voornamelijk om het behalen van betere handelsvoorwaarden voor de Europeanen. Hierdoor werd het reeds instabiele China nog verder verzwakt, en werden de poorten verder opengezet voor buitenlandse inmenging. Zowel de Sovjet Unie als Japan maakten hier gretig gebruik van, en al gauw waren zowel Amerikaanse, Britse, Franse, Duitse, als Russische en Japanse troepen in China gestationeerd. Meer en meer spanningen ontstonden, en in 1894 startte de Eerste Sino-Japanse Oorlog, om een conflict i.v.m. Korea.

6

Japan verbijsterde de hele wereld door de overwinning te behalen, en vernederde daarmee China. De westerse machten waren dus gewaarschuwd dat men internationaal gezien vanaf nu ook met Japan rekening zou moeten houden. Door de overwinning kreeg Japan recht op het Liaodong ( 辽东 ) schiereiland, maar de Sovjet Unie, Frankrijk en Duitsland kwamen hiertegen in opstand, en Japan stond de rechten op het schiereiland met tegenzin terug af. Hierdoor werden de spanningen tussen de Sovjet Unie en Japan wel vergroot. Omdat steeds meer conflicten ontstonden tussen Chinese en buitenlandse troepen werd in 1901 het Boxer Protocol uitgewerkt, dat stelde dat de buitenlandse machten gewapende troepen in Beijing ( 北 京) en Tianjin ( 天津 ) mochten stationeren, om hun bevolking en handelsbelangen daar te kunnen verdedigen. 1 Hoewel de meeste westerse machten zich hierna aan de status quo hielden, deed de Sovjet Unie dit niet. Zij drongen steeds verder Mongolië en Noord- Mantsjoerije binnen. Mantsjoerije was immers economisch gezien heel aantrekkelijk, er waren veel grondstoffen te winnen, en er was geen autoriteit aanwezig. Het gebied werd voornamelijk bewoond door smokkelaars en bandieten. De Sovjet Unie zag dus een gelegenheid om in Mantsjoerije te investeren, en er zo economisch voordeel uit te halen. Daarom begon men spoorlijnen aan te leggen in Mantsjoerije, en trachtte men vanuit Moskou een akkoord te bereiken met Beijing, om samen te werken aan de economische ontwikkeling van Mantsjoerije. Dit zorgde echter weer voor wrijvingen tussen de Sovjet Unie en Japan, die een Sino-Russische samenwerking niet zag zitten. Japan zag de SU als een mogelijke vijand, en wou dus zeker geen Russische aanwezigheid in Mantsjoerije, dat Japan zelf op het oog had. In 1904 begon dus de Russisch-Japanse oorlog, die eindigde in 1905. Beide landen waren compleet uitgeput, zowel financieel als moreel, en de oorlog werd afgesloten zonder duidelijke overwinnaar, hoewel Japan de Russische rechten op de Zuid Mantsjoerije Spoorweg verkreeg, die tussen Changchun ( 长春 ) en Lushun ( 旅顺 , of Port Arthur) liep. Verder verkreeg Japan terug recht op het Liaodong Schiereiland. Toch kan men Japan geen overwinnaar noemen, want het land was in een financiële crisis terechtgekomen, en had dan wel een goede regeling kunnen treffen, de Japanse bevolking was nog niet tevreden. Japan moest dus dringend een nieuwe bron van inkomsten zoeken, en zag dus dezelfde mogelijkheden in Mantsjoerije als de Sovjet Unie voorheen reeds gezien had. Om de nieuwe

1 Feuerwerker, Albert, “The foreign presence in China”, in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China. Volume 12: Republican China, 1912 – 1949, Part 1 , Cambridge: Cambridge University Press, [1983] 1989, pp. 128-153. 7

belangen te verdedigen zond Japan troepen van het Noord China Leger naar Zuid- Mantsjoerije, deze troepen zullen het Mantsjoerije Leger genoemd worden. 2 Vanaf toen reeds, was er de Japanse wens om controle te verkrijgen over geheel Mantsjoerije. Al was daar wel onenigheid over in de Japanse regering. Men was er in Japan duidelijk van overtuigd dat Mantsjoerije de oplossing vormde voor de financiële problemen in Japan, en verder zag men het ook als een voordeel bij het probleem van de groeiende bevolking. Alleen was er geen consensus over de aanpak van Mantsjoerije. Twee grote facties vormden zich bijgevolg. De ‘Keizerlijke Weg’ factie was ervan overtuigd dat men Mantsjoerije moest gebruiken als basis voor industrie, en dat men dus moest investeren in economische hervorming in Mantsjoerije, maar dat een volledige inlijving van het territorium niet noodzakelijk was, en zelfs ten nadele van Japan zou kunnen komen. Een inlijving van dit Chinees gebied zou immers ongetwijfeld conflict uitlokken met China, maar ook met de westerse machten, en waarschijnlijk ook met de Sovjet Unie. Gezien Japan momenteel nog niet sterk genoeg stond daarvoor, wou de ‘Keizerlijke Weg’ factie dit kost wat kost vermijden, en wou men dus economisch voordeel halen uit Mantsjoerije door samenwerking met China. Hiertegenover stond echter de ‘Controle’ factie, die van mening was dat samenwerking niet zou volstaan, en dat een volledige inlijving van Mantsjoerije noodzakelijk was. Dat dit een oorlog zou veroorzaken met de Sovjet Unie vonden zij niet erg, ze zouden immers intussen al genoeg voordeel en kracht uit Mantsjoerije en haar natuurlijke rijkdommen gehaald hebben. Enkele radicalen uit de ‘Controle’ factie waren er zelfs van overtuigd dat Japan uiteindelijk ook geheel China zou moeten inlijven, en dat uiteindelijk ook een oorlog met de Verenigde Staten een goed idee zou zijn, om voor eens en voor altijd te tonen dat Japan de Aziatisch leider was, en niet te onderschatten viel. 3,4 In 1906, werd een speciale raad van de regering aangesteld om het beleid vast te leggen rond Mantsjoerije. Kodama Gentaro (兒玉源太郎 , 1852 – 1906) toenmalig hoofd van de Algemene Staf van het Leger 5, was voordien ook stafchef van het Mantsjoerije Leger 6, en hoofd van het comité dat de Zuid Mantsjoerije

2 Shinkichi, Eto, “China’s international relations 1911 – 1931”, in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , Cambridge: Cambridge University Press, 1986, pp. 82 – 85. 3 Toland, John. The Rising Sun, The Decline and Fall of the Japanese Empire, 1936 – 1945. New York: Random House Inc., [1970] 2003, pp. 7-9 4 Let wel, het is niet altijd heel uitgesproken geweest welke politici of militairen zich bij welke factie aansloten, en vaak werd ook van kant gewisseld naargelang wat voordelig uitkwam voor het eigenbelangen. 5 Zie schema p. 15: structuur van de regering en bestuursorganen 6 Het Mantsjoerije Leger zijn de Japanse troepen die naar Mantsjoerije gestuurd werden om daar de Japanse inwoners en handelsbelangen te verdedigen. Deze troepen maakten deel uit van het Noord China Leger. Zie ook schema p. 15 8

Spoorweg Maatschappij in het leven riep. Hij had dus grote interesse voor het gebeuren in Mantsjoerije, en werd meer en meer betrokken in de uitbreiding van de Japanse aanwezigheid in Mantsjoerije. 7 Kodama zat ook in de speciale raad van de regering, en wou één iemand, een Japans gezind persoon, aan het hoofd van een nieuwe regering in Mantsjoerije zien staan. Op dit moment kunnen we dus stellen dat Kodama een aanhanger van de ‘Controle’ factie is, hoewel misschien wat gematigd. Hij wou voornamelijk een Japans gezinde regering in Mantsjoerije zien, hij sprak niet over expansie van Japans grondgebied. Kodama’s voorstel nestelde zich al gauw in de hoop van vele militairen van het Mantsjoerije Leger. Deze zagen Mantsjoerije reeds als een deel van Japan. De Japanse troepen hadden in en voor Mantsjoerije gevochten, en hadden gewonnen. Zij vonden dat ze er dus ook recht op hadden. Veel van de militairen in Mantsjoerije sloten zich dus ook aan bij de ‘Controle’ factie. De voorzitter van de raad voor Mantsjoerije, voormalig Eerste Minister Ito Hirobumi, ( 伊藤博文 , 1841 – 1909) was echter tegen Kodama’s voorstel. Ito vond dat de hele kwestie niet moest besproken worden. Hij stelde dat Mantsjoerije duidelijk Chinees territorium was, en zou blijven, en dat een discussie rond de aanstelling van een Japans gezinde regering in Mantsjoerije dus nutteloos was, Japan zou nooit politieke inspraak krijgen in Mantsjoerije. 8 Hoewel Ito zelf vroeger ijverde om buitenlandse invloeden uit Japan te verwijderen, was hij na studies in Londen van mening veranderd, en zag hij de westerse invloed in Azië als een positieve zaak. Hij ijverde dan ook voor internationale samenwerking. 9 In 1917 vond de Russische Revolutie plaats, waarbij de Bolsjewieken aan de macht kwamen in de Sovjet Unie. Japan begon te vrezen dat de Sovjet Unie wel eens een geduchte tegenstander zou kunnen worden, en dat samen met de dreiging van de Sovjet Unie, de dreiging van het communisme naderde. Daarom dachten veel officieren in het keizerlijke leger dat het dringend tijd werd dat men controle zou verkrijgen over Mantsjoerije, en daarmee ook controle over haar natuurlijke rijkdommen zoals kool en ijzer. Zo zou men zich kunnen voorbereiden op een grootschalige oorlog tegen de Sovjet Unie. Ook was er vanuit het Japanse leger argwaan naar de groeiende invloed van het communisme in de Japanse politiek en maatschappij. Een communistisch Rusland zou dit groeiend communisme in Japan kunnen beïnvloeden, en dit moest men absoluut voorkomen. Verder kon het communisme van de SU ook het Chinese communisme aanwakkeren, wat alweer een bedreiging zou vormen voor de

7 Seiichi, Iwao, Biographical Dictionary of Japanese History . Tokyo: Kodansha International Ltd., [1978] 1982, pp. 395-396. 8 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? . Tokyo: The Yomiuri Shimbun, 2006, pp. 45-46. 9 Seiichi, Iwao, Biographical Dictionary of Japanese History , pp. 360-363. 9

Japanse troepen in Noord-China. Japan moest dus de SU duidelijk maken dat Japan geen Russische inmenging zou dulden, noch in Japan, noch in Noord-China. 10 In 1922 werd een verdrag getekend door 9 machtsstaten; de Verenigde Staten, Japan, China, Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië, België, Nederland en Portugal. Zij hadden allen vertegenwoordigers op de Conferentie in Washington, die van november 1921 tot februari 1922 gehouden werd. De vergadering werd voornamelijk gehouden omdat een aantal westerse machten bezorgd waren om de situatie in Azië. Zo stelde men vast dat hoewel alle grote machten grote verliezen geleden hadden bij de Eerste Wereldoorlog, Japan steeds sterker werd. Veel staten waren dan ook bezorgd om het feit dat Japan steeds meer neigde naar expansie. Ook had men ondertussen ondervonden dat Japan niet te onderschatten viel. Men wou dus Japan intomen, maar toch ook niet voor het hoofd stoten. 11 Daarom werd onder andere ook het ‘Negen Machten Verdrag’, of ‘Jiu Liguo Tiaoyue’ ( 九力国条约 ) van 1922 ontworpen, waarbij ondertekenende staten verplicht waren de soevereiniteit, onafhankelijkheid en territoriale integriteit van China te respecteren. Het verdrag hield in dat deze machtsstaten dus vanaf nu elkaar zouden mogen controleren op hun acties in Azië, en dat Japan dus met argwaan in de gaten gehouden zou worden. Ironisch genoeg had ook Japan dit verdrag ondertekend, hoewel zij zich er niet lang aan zouden houden. In 1931 zou Japan reeds een zware inbreuk plegen op het verdrag, namelijk bij het Mantsjoerije Incident. 12

In China groeit een anti-Japans, nationalistisch sentiment

Reeds vanaf het begin van de 20 ste eeuw was er dus een grote aanwezigheid van buitenlandse machten in China, vaak ten koste van de Chinese bevolking en economische ontwikkeling. Zo sloten Rusland en Japan in 1907 een overeenkomst waarbij ze beiden beloofden de Chinese onafhankelijkheid en territoriale integriteit te respecteren. Bij het akkoord werden echter een aantal geheime clausules toegevoegd, waarbij Rusland en Japan elkaar rechten toekenden op Chinees grondgebied, onder andere in Mongolië en Korea. In 1910 werd het verdrag herwerkt, en werd een vermelding gemaakt dat beide landen op de hoogte waren van elkaars rechten in Mantsjoerije, en die zouden respecteren. Verder werden

10 Shinkichi, Eto, “China’s international relations 1911 – 1931”, in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , pp. 82-110 11 Shinkichi, Eto, “China’s international relations 1911 – 1931”, in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2, , pp. 103-107 12 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , p. 46 10

ook dergelijke akkoorden gesloten tussen Japan en Groot-Brittannië, en Japan en Frankrijk. In de akkoorden werd telkens de intentie benadrukt om China te beschermen, maar telkens werd China bij de onderhandelingen uitgesloten, en kwamen de akkoorden ten koste van China. Dit werd natuurlijk hoe langer hoe meer een bron van ergernis bij de Chinese bevolking; Japan gaf naar buiten toe de indruk weldoener van China te zijn, terwijl Japan eigenlijk profiteerde van het feit dat China geen degelijke regering had om protest te voeren. 13 In 1915 maakte Japan 21 eisen over aan China, onder andere om haar rechten in Noord-China uit te breiden. China kon op dat moment niet anders dan de eisen te aanvaarden, gezien men zelf nog te zwak stond zonder officiële regering of verenigd land, en er toen ook zeker geen internationale tussenkomst zou komen omwille van de Eerste Wereldoorlog die de westerse machten bezighield. Hoewel de eisen geen grote veranderingen inhielden, en voornamelijk een bevestiging vormden van de feiten die reeds door de andere machtsstaten overeengekomen waren, werd het ultimatum door de Chinese bevolking als een vernedering gezien, en er begon een grote anti-Japanse stemming te ontstaan. 14 Ondertussen ontstond in de nationalistische regering meer en meer de drang om een verenigd China te creëren, en dus het gebied van de noordelijke krijgsheren onder nationalistische controle te krijgen. In feite was de ‘nationalistische partij’ oorspronkelijk ook ontstaan uit een aantal krijgsheren die zich verenigden om zo China te verenigen. De meest invloedrijke onder de nationalisten was op dat moment Chiang Kai-shek( 蒋介石没 , 1887 – 1975) 15 . Chiang was beetje bij beetje opgeklommen tot hij de meest invloedrijke militair was in het nationalistische leger. Daarna zorgde hij er ook voor dat hij politiek veel inspraak kreeg. Om terug invloed te krijgen in Noord-China, om China dus te verenigen, organiseerde Chiang Kai-shek in 1926 een Noordelijke Expeditie. De plannen voor deze expeditie lagen reeds lange tijd op tafel; Chiang kreeg reeds in 1921 de opdracht om de campagne voor te bereiden. Uiteindelijk werkten de nationalisten niet alleen aan de Noordelijke Expeditie, enkele andere krijgsheren sloten zich aan bij de nationalistische partij om controle te verkrijgen over het noorden, en de missie zal ongeveer twee jaar duren. China deed dus al lange tijd moeite om China te verenigen, om als een sterk verenigd front naar buiten toe te komen. De Chinese

13 Shinkichi, Eto, “China’s international relations 1911 – 1931”, in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , pp. 86-87 14 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , p. 46 15 Algemeen wordt Chiang Kai-shek gezegd, dit is de Cantonese uitspraak, en wordt meestal gebruikt omwille van het feit dat Chiang Kai-shek’s machtsbasis in Guangdong ontstaan was. Eigenlijke uitspraak is Jiang Jieshi. Boorman, Howard L. en Howard, Richard C. (reds.), Biographical Dictionary of Republican China, Volume I: AI – CH’Ü. New York, Columbia University Press, 1967, p. 319 11

bevolking was de onderdrukking van de westerse machten en Japan beu, en wou zich verenigen om hun eigen kracht te tonen. Toch zal China tussen het Mantsjoerije Incident en het Lugouqiao Incident (vanaf hier ook afgekort als LGQI) verschillende toegevingen maken aan Japan, en wordt dus duidelijk dat de nationalistische partij verwoede pogingen zal doen om oorlog te vermijden. Één van de redenen hiervoor was dat Chiang Kai-shek twee doelen had: eerst de communisten verslaan, en ondertussen het leger verder trainen. Daarna pas zou hij het Japanse probleem kunnen aanpakken. 16 In 1927 vond Chiang Kai-shek dat het groeiend communisme een ernstige dreiging zou worden voor de nationalistische regering, en dat hulp van de Sovjet-Unie dit communisme alleen maar versterkte. Daarom besloot hij allereerst zo weinig mogelijk hulp te aanvaarden van de SU, en verder ook de communistische partij in China illegaal te maken. 17 In april werden dan ook in Shanghai ( 上海 ) een groot aantal communistisch geïnspireerde individuen gearresteerd en geëxecuteerd. Hierna werd een nieuwe nationale regering in Nanjing ( 南 京 ) geïnstalleerd, die overduidelijk anticommunistisch ingesteld was. Chiang Kai-shek zal er echter niet in slagen de communisten volledig uit te roeien vooraleer de Japanse agressie de spuigaten uit zal lopen. Geen van zijn beide doelen zullen dus verwezenlijkt worden, en in 1937 was China totaal onvoorbereid op oorlog. Chiang Kai-shek zal echter zo ver gedreven worden dat uiteindelijk oorlog onvermijdelijk lijkt, de Japanse agressie zal steeds toenemen, en de Chinese bevolking zal eisen dat de regering de toegevingen zou stoppen. 18

Gekokujo

Ten tijde van het LGQI waren er in Japan duidelijke beleidslijnen uitgestippeld, rond een politiek van non-expansie, voornamelijk dus door politici die deel uitmaakten van de ‘Keizerlijke Weg’ factie, die vooral geïnteresseerd waren in internationale samenwerking. Om te verklaren waarom er ondanks deze duidelijke richtlijnen toch nog incidenten veroorzaakt werden door Japanse militairen, moet allereerst een term uitgelegd worden, namelijk Gekokujo (下克上 ). De term betekent letterlijk ‘junioren zegevieren over senioren’ en dateert

16 Eastman, Lloyd E., “Nationalist China during the Sino-Japanese War 1937 – 1945”, in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , pp. 557-558 17 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , p. 38 18 Boorman, Howard L. en Howard, Richard C. (reds.), Biographical Dictionary of Republican China, Volume I , pp. 319 - 338 12

uit de 15 de eeuw. Het gaat om officieren van lagere positie die de bevelen van hun meerderen negeren, of die hen omzeilen om hogerop hun eigen plannen door te drukken. Belangrijk detail in dit gebeuren is dat de officieren in kwestie zelden gestraft of gedisciplineerd worden, waardoor zij aangemoedigd worden hun insubordinatie te herhalen. 19 Ook in binnenlandse politiek werd deze tactiek trouwens vaak toegepast, zodat ook de situatie in Japan zelf gespannen was; militairen beïnvloedden de Tokyo regering door middel van aanslagen en terrorisme. Zo kan men verwijzen naar het 26/2 Incident van zesentwintig februari 1936, waarbij een groot aantal troepen en vooraanstaande politici in Tokyo vermoord werden bij een opstand van rebellen die een hervorming van de regering eisten. 20

Militaire groeperingen in Japan

Tsuneo Watanabe 21 spreekt in From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who Was Responsible? over een aantal militaire groeperingen in Japan, die de gebeurtenissen in de aanloop naar de Tweede Sino-Japanse oorlog fel gaan beïnvloeden. Een groep Japanse officieren die deel uitmaakten van het Oorlogsministerie en van de Algemene Staf van het Leger verenigden zich in de aanloop naar het Mantsjoerije Incident in een groep die zich de ‘Donderdag Vereniging’ noemde, Mokuyo-kai in het Japans. Deze vereniging besprak in zijn samenkomsten vooral de regio van Mantsjoerije en Binnen-Mongolië, en al snel werd duidelijk dat zij allen voorstander waren van het annexeren van het gebied. Zij maakten dus hun eigen oorlogsplan op; ze hadden de regio nodig voor haar natuurlijke rijkdommen, maar ook als probleemoplossing voor de groeiende Japanse bevolking. Verder zouden ze de regio gebruiken als buffer tegen de Sovjet-Unie. Dit zou nodig zijn, gezien zij in hun plannen voorzagen dat de Sovjet-Unie aanstoot zou nemen aan de uitbreiding van Japan, en een oorlog als resultaat onvermijdelijk zou zijn. Maar men zag zichzelf voldoende voorbereid, met Mantsjoerije als basis voor oorlogsvoorzieningen. Ook een oorlog met de Verenigde Staten sloot men op lange termijn niet uit. Luitenant kolonel Ishihara Kanji (石原莞爾 , 1889 – 1949), een belangrijk lid van de Mokuyo-kai vormde in 1928 zijn ‘Finale Wereldoorlog Theorie’, waarin hij stelde dat een oorlog met de Verenigde Staten onvermijdelijk, en nodig was, om de

19 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , pp. 21-22, 33-34. 20 Shillony, Ben-Ami, Revolt in Japan: The young officers and the February 26, 1936 Incident . New Jersey: Princeton University Press, 1973, 21 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , pp. 49-50. 13

westerse invloed voor eens en voor altijd uit Azië te verwijderen. Ishihara was één van de officieren die verantwoordelijk was voor het plannen en uitvoeren van het Mantsjoerije Incident dat ook 9/18 Incident of Jiu Yi Ba Shibian (九一八事变 ) genoemd wordt. Hoewel hij dus oorspronkelijk een gematigd lid van de ‘Controle’ factie was, en incidenten uitlokte opdat Japan actie zou ondernemen en controle zou verkrijgen over Mantsjoerije, wou hij dit enkel met als doel een harmonisch Mantsjoerije waar Japanners, Chinezen, Mantsjoes,… vredevol samen zouden kunnen leven, en waar iedereen economisch voordeel uit zou halen. Hij zal dan ook later spijt hebben van het feit dat hij een rolmodel werd voor militairen van de ‘Controle’ factie met extreme neigingen, en zal vanaf dan dus ook meer bij de ‘Keizerlijke Weg’ factie te klasseren zijn. 22 In 1929 verenigde de Mokuyo-kai zich met de Futaba-kai , die een vereniging was van een groep bevriende officieren die een legerhervorming wensten. De nieuw gevormde groep heette de Isseki-kai of ‘Één Avond Vereniging’. Op zich planden zij geen grote incidenten, maar veel van hun leden waren apart verantwoordelijk voor losse incidenten en schermutselingen, en ook onder de hele groep was er een algemene consensus over het feit dat Japan vroeg of laat Mantsjoerije met kracht zou moeten inlijven.

Japan stond bijgevolg van drie kanten onder druk. Het voelde zich ten eerste geïntimideerd door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, die onder het Washington Verdrag steeds meer inspraak verkregen in Azië. Met name door het Negen Machten Verdrag konden zij acties van Japan veroordelen, wanneer deze de soevereiniteit van China schonden. De Verenigde Staten wou haar autoriteit meer en meer doen gelden, om zo aan te tonen dat zij een leidende rol kon spelen in een naoorlogs systeem om vrede te bewaren. Ook Groot- Brittannië wou hierin haar rol spelen. Van de Sovjet-Unie kwam dreiging, omdat ook zij interesse hadden in Mantsjoerije, maar voornamelijk omdat zij het communisme in Azië aanmoedigden. Japan wou dus de SU zo vlug mogelijk duidelijk maken dat Japan geen Russische inmenging wenste, en zou dit doen via een oorlog die ze deze keer zeker zouden winnen. Dit kon echter enkel via de aanwinst van Mantsjoerije, en daarmee de grondstoffen en economische groei die ermee gepaard gingen. In China voelde men het nationalisme groeien, en daarmee ook het anti-Japanse verzet. Indien Japan Mantsjoerije zou willen inlijven moest dit zo vlug mogelijk gebeuren, voor China zich kon verenigen, en een sterke tegenstander zou worden. Dit alles kan een verklaring vormen voor de voortdurende agressie tegen China.

22 Seiichi, Iwao, Biographical Dictionary of Japanese History , pp. 357-358. 14

Structuur van de Japanse regering en bestuursorganen 23 Emperor

advice consent

Lord Keeper Genro Imperial Diet Of Privy Seal (senior adviser) Jushin (elder statesmen)

advice advice

Imperial Government Imperial Headquarter

Minister of Navy Prime Minister

Chief Cabinet Secretary Navy Department Chief of Naval General Staff

Minister of War Combined Fleet Vice Minister Minister of War

Minister of Navy Army Department Vice Minister Chief of Army General Staff

Homeland Defense Army Minister of Foreign Affair s Northern District Army Vice Minister Eastern District Army Central District Army Western District Army Korea Army Formosa Army

Guandong Army

China Expeditionary Army

North China Area Army 23 Schema gedeeltelijk overgenomen, en aangepast naar relevantie toe, uit Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Southern Army pp. 22-23 15

1.2 Mantsjoerije Incident of 9/18 Incident

Aanleiding tot Mantsjoerije Incident

Om de Japanse belangen in Mantsjoerije te kunnen beschermen en behouden, steunde het Mantsjoerije Leger Zhang Zuolin (张作霖 , 1873 – 1928), een krijgsheer in Noord-China. Zhang had op zijn eentje reeds het noordoosten van China verenigd, en was één van de machtigste krijgsheren in het noorden. In de Russisch-Japanse oorlog van 1904 – 1905 toonde Zhang zich reeds als bondgenoot van de Japanners, door geregeld kleinere aanvallen te plegen op Russische troepen. In 1924 kwam Zhang Zuolin tot een akkoord met de toenmalige regering in Beijing over de onafhankelijkheid van drie noordelijke provincies waarover hij toen controle had. Hier zorgde hij eigenlijk voor een basis waarop de Japanners later zouden bouwen bij de onafhankelijkheidsverklaring van Mantsjoerije. Zhang Zuolin kreeg zo veel invloed in het noorden, en voerde het Beijing regime aan. Ten tijde van de Noordelijke Expeditie van Chiang Kai-shek in 1926 was Zhang Zuolin bevelhebber van een leger dat het ‘Nationaal Veiligheidsleger’ of 安国军 , ‘ anguo jun ’ heette. Hij kreeg steun van het Japanse Mantsjoerije Leger, en samen wilden zij vooral voorkomen dat de nationalistische regering invloed zou krijgen in het noorden. Japan stuurde daarom troepen naar ( 山东 ) om de troepen van Chiang Kai-shek tegen te houden. 24 Ondertussen hield de regering in Tokyo een vergadering om de beleidslijn rond China uit te stippelen. De belangrijkste redenering die hieruit voortkwam hield in dat China dan wel soevereiniteit over Mantsjoerije had, maar dat China Mantsjoerije niet bezat, en dat ook Japan het recht had om uitvalsbasissen te plaatsen op grondgebied van Mantsjoerije. Japan wou dus Mantsjoerije als verdedigingslijn tegen de SU niet opgeven. 25 Ook van het Guandong Leger (关东军 , guandong jun )26 waren een aantal troepen in Mantsjoerije gestationeerd, en samen met het Mantsjoerije Leger begon ook hier een eigen visie voor Mantsjoerije en Binnen-Mongolië te ontstaan. Het grootst aantal militairen dat in Mantsjoerije gestationeerd was, waren aanhangers van de ‘Controle’ factie, en wilden Mantsjoerije onder Japanse controle. Een startpunt was voor hen een pro-Japanse regering, en men had Zhang Zuolin op het oog om deze regering te leiden. Indien er verzet zou komen

24 Boorman, Howard L. en Howard, Richard C. (reds.), Biographical Dictionary of Republican China, Volume I , pp. 115-122 25 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , p. 48 26 Zie schema p. 15 16

tegen dit plan, werd gesuggereerd dat het Japanse leger volledige controle over Mantsjoerije zou kunnen nemen, ook al moest dat met bruut geweld. Toen de Noordelijke Expeditie van Chiang Kai-shek vruchten begon af te werpen, begon men van Japanse kant te vrezen dat Chiang wel eens zou kunnen doortrekken naar Mantsjoerije, en daar ook overwinningen behalen. Daarom gaf Tokyo het advies aan Zhang Zuolin om zich uit Beijing terug te trekken naar Mantsjoerije, waar de Japanse troepen ervoor zouden zorgen dat Chiang Kai-shek niet zou binnendringen. 27 Tokyo waarschuwde vervolgens de nationalistische regering in Nanjing, dat Japan niet zou toelaten dat Japanse burgers in China in gevaar gebracht zouden worden door de Noordelijke Expeditie van Chiang. Men maakte duidelijk dat de extra troepen in Shandong niet zouden tussenkomen in de burgeroorlog, zolang de Japanse burgers niet in gevaar gebracht werden. De nationalistische regering zag de troepenvermeerdering echter als een zoveelste inbreuk op de Chinese soevereiniteit, en hoewel de nationalisten en Chiang op dit moment een conflict met de Japanners wensten te vermijden, om zich verder te kunnen concentreren op de vereniging van China, kwam het in mei 1928 (3 – 11 mei 1928) toch tot een ernstig incident in Jinan. De omstandigheden van het incident leken veel op die van het LGQI incident; een aantal Chinese en Japanse troepen engageerden zich in lichte gevechten, maar al gauw was de hele stad in het incident betrokken, was er onherstelbare schade, en duizenden Chinese soldaten en burgers werden gedood. Uiteindelijk werd een akkoord bereikt tussen Tokyo en Nanjing, namelijk dat Chiang Kai-shek zich ten zuiden van de Lange Muur zou behouden, en in ruil zouden Zhang Zuolin en zijn troepen zich rustig en zonder incidenten terugtrekken naar Mantsjoerije. Op dit moment was de situatie in Mantsjoerije zodanig ernstig dat ook de buitenlandse machten zich zorgen begonnen te maken over hun burgers. Daarom kwam vanuit Tokyo op 17 mei de volgende melding: “Our policy was devised to prevent fighting at Peking, in order to keep disturbances from spreading into Manchuria. If Chang Tso-lin withdraws from Peking quietly, maintaining discipline among his soliders, and if he is not pursued by the Southerners, we will permit him to enter Manchuria; but if he fights at Peking, and retreats towards Shanhaikuan, or to some other point which we may fix, fighting the Southerners as he goes, we will prevent him and the Southern army from passing into Manchuria. I believe this plan will have the effect of encouraging Chang Tso-lin to leave Peking quietly and without fighting. I think also that, if Chang Tso-lin retreats from Peking at the present moment, the Southerners will not molest him. I therefore look forward to Peking being evacuated and passing quietly into the hands of the Southerners.”28

27 Boorman, Howard L. en Howard, Richard C. (reds.), Biographical Dictionary of Republican China, Volume I , pp. 115-122 28 Wilbur, Martin C., “The Nationalist Revolution: from Canton to Nanking, 1923 – 1928” in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China. Volume 12: Republican China, 1912 – 1949, Part 1 , pp. 702-711 17

Zhang Zuolin stribbelde eerst tegen, had meer steun verwacht van Japan, maar kon niet anders dan toe te geven, en besloot zich naar Mantsjoerije terug te trekken. Op 1 juni 1928 vertrok hij met een speciale trein richting Shenyang ( 沈阳 , ook Mukden genoemd), maar op 4 juni, ’s ochtends om 5u30 werd Zhang echter om het leven gebracht, door het bombarderen van de trein waarin hij zat. De aanslag op Zhang was een plan van een zekere kolonel Komoto Dasaku 29 en zijn troepen. 30 Hij zou de aanslag al een tijdje gepland hebben want op 18 april 1928 verkondigde hij: “I will do it this time for sure,… with the determination to settle everything of twenty years” 31 Na het incident werd Komoto geschorst, waarop hij zelf ontslag nam. Hij werd vervolgens aangenomen als directeur van het bestuur van de Zuid Mantsjoerije Spoorweg Maatschappij. Het Guandong Leger weigerde uitgebreide informatie te beschikken aan de regering of aan het publiek over de gebeurtenissen. Het hele incident werd dus bij wijze van spreken onder het tapijt geveegd, en er werden geen disciplinaire maatregelen genomen. Dit is een eerste voorbeeld van Gekokujo , dat latere insubordinatie zal aanmoedigen. 32 Want hoewel Komoto de enige officier was die vanwege het voorval geschorst werd, zouden ook luitenant kolonel Ishihara Kanji en kolonel Itagaki Seishiro (板垣征四郎 , 1885 – 1948) van de plannen op de hoogte geweest zijn, en ze zelfs mee opgezet hebben. Zij werden niet gestraft, en zouden vanaf toen het leger als hun eigen private troepen behandelen. 33 De aanslag op Zhang zou ook als model dienen voor het incident in Mantsjoerije in 1931, waarbij opnieuw een aanslag gepleegd zou worden op een stuk spoorweg. 34 De zoon van Zhang Zuolin, Zhang Xueliang (张学良 , 1898 – 2001), nam na het overlijden van zijn vader de controle over, en regeerde vanaf toen over Mantsjoerije, samen met enkele andere generaals uit het anguo jun of Nationaal Veiligheidsleger dat zijn vader vroeger controleerde. Hierna ontstond een strijd tussen Tokyo en Nanjing om de trouw van Zhang Xueliang te verwerven. 35 Toen hij ontdekte dat de aanslag op zijn vader gepleegd werd door Japanners besefte hij dat indien hij de Japanners tegen zou werken, hem hetzelfde lot zou

29 Geen verdure informatie over gevonden 30 Boorman, Howard L. en Howard, Richard C. (reds.), Biographical Dictionary of Republican China, Volume I , pp. 115-122 31 Hata, Ikuhiko, “Continental expansion 1905 – 1941” in Duus, Peter, The Cambridge History of Japan, Volume 6: The Twentieth Century . Cambridge: Cambridge University Press, [1988] 1990, p. 288 32 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , p. 57 33 Toland, John. The Rising Sun , pp. 7-8 34 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , p. 225 35 Wilbur, Martin C., “The Nationalist Revolution: from Canton to Nanking, 1923 – 1928” in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China. Volume 12: Republican China, 1912 – 1949, Part 1 , pp. 719-720 18

kunnen overkomen. 36 Maar de publieke opinie in Mantsjoerije was zodanig anti-Japans, dat Zhang Xueliang niet anders kon dan toch zijn trouw te zweren aan de Chinese nationalistische Guomindang ( 国 民 党 , vanaf hier ook afgekort als GMD). 37 Dit zorgde ervoor dat Mantsjoerije losser kwam te staan van Japan, en dat de anti-Japanse beweging steeds openlijker protest voerde. Toch kreeg hij van Nanjing het advies om zich met de plaatselijke Japanse autoriteiten te verzoenen, en de anti-Japanse beweging in Mantsjoerije in te tomen. Hoewel Nanjing natuurlijk zeer tevreden was met de trouw van Zhang en Mantsjoerije, wou men kost wat kost incidenten met Japan vermijden, om eerst de burgeroorlog met de Chinese Communisten uit te vechten. Zhang Xueliang zou hier later een grote rol in toebedeeld krijgen. 38 In juni 1931 werd in Tokyo een beleidslijn opgesteld in verband met Mantsjoerije. Het Keizerlijk Japans Leger zou in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken trachtten het Zhang Xueliang regime te overtuigen haar anti-Japans beleid te verzachten. Men zou ook proberen het Guandong Leger in te tomen. In Tokyo wou men zich vooral concentreren op de voorbereiding op een oorlog met de Sovjet-Unie, en zag men daarvoor geen behoefte om Mantsjoerije te annexeren. Japan had reeds toegang tot de vele natuurlijke rijkdommen, en Mantsjoerije vormde nu al een bufferzone voor Japan. Incidenten, of aanmoediging van het anti-Japanse sentiment in Noord-China zou enkel tot oorlog leiden, en dit zou van de Japans kracht afnemen, wat fataal zou zijn in een strijd tegen de Sovjet-Unie. Helaas hadden enkele militairen in de lagere kringen van de Algemene Staf, aanhangers van de ‘Controle’ factie, reeds voorgenomen om hun eigen plannen door te duwen, ook al vond de regering deze plannen voor expansie onnodig. Er kwam dan ook een mededeling vanuit het Guandong Leger: “As members of the military are responsible for politics known as military government, we naturally have a duty to intervene in politics… We must not change our belief by being misled by populist opinions of politicians.” 39

Dit geeft duidelijk aan dat een aantal militairen van plan waren om door middel van Gekokujo hun eigen wil door te drijven.

36 Shinkichi, Eto, “China’s international relations 1911 – 1931” in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , p. 114 37 Iriye, Akira. “Japanese Imperialism and Aggression: Reconsiderations. II.”, The Journal of Asian Studies , Vol. 23, No. 1. Michigan: Association for Asian Studies, 1963 p. 107 en Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , p. 49 38 Boorman, Howard L. en Howard, Richard C. (reds.), Biographical Dictionary of Republican China, Volume I , pp. 61-68 39 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , p. 51-52 19

Mantsjoerije Incident of 9/18 Incident

In de lente van 1931 werd reeds het plan voor het Mantsjoerije Incident vervolledigd. Belangrijkste bedenkers waren Ishihara Kanji en Itagaki Seishiro. Zij zouden een stuk van de Zuid Mantsjoerije Spoorweg laten ontploffen, ongeveer 8 kilometer ten noorden van het station in Shenyang 40 , en het voorval doen lijken alsof het sabotage van Chinese kant was. Vervolgens zouden meer Japanse troepen naar de regio gestuurd worden, om de Zuid Mantsjoerije Spoorweg Maatschappij en de Japanse inwoners in de streek te beschermen. Oorspronkelijk werd het incident gepland voor 28 september 1931, maar in Tokyo had men van de plannen vernomen, en majoor generaal Tatekawa Yoshitsugu (建川美次 , 1880 – 1945) werd naar Mantsjoerije gestuurd om Ishihara te overtuigen het plan te annuleren. Op 15 september zaten Itagaki, Ishihara en andere samenzweerders samen in Shenyang, om te beslissen of ze met het plan zouden doorgaan. Ze gingen akkoord om door te gaan met het bombardement, en toen majoor generaal Tatekawa arriveerde in Shenyang werd hij door een van de samenzweerders meegenomen voor een uitgebreide maaltijd. Tatekawa deed uiteindelijk zelfs geen poging om het incident te voorkomen. Op 18 september 1931 werd een deel van de Zuid Mantsjoerije Spoorweg nabij Liutiaohu ( 柳条湖 ) opgeblazen. Japanse consuls ter plaatse oordeelden zelf dat het incident een illegale actie van de Japanse troepen was, maar zij werden bedreigd door de samenzweerders. Ishihara’s plan was om troepen vanuit Shenyang naar Jilin ( 吉林 ) te sturen, zogezegd in de overtuiging dat Japanse burgers daar in gevaar waren, en dan versterking te vragen van troepen in Korea om Shenyang te verdedigen. 41 Vóór het incident had de Japanse regering besloten terug vriendschappelijke relaties op te bouwen met Zhang Xueliang, en de plaatselijke overheid en Chinese troepen in Noord- China. 42 Het ‘9/18 Incident’ bracht dit plan in gevaar, dus had men vanuit Tokyo eigenlijk moeten ingrijpen, of tenminste disciplinaire maatregelen treffen. Men deed geen van beide, maar keurde na afloop de daden van het leger goed, onder invloed van de ‘Controle’ factie.43 Chiang Kai-shek stuurde Zhang Xueliang een telegram om hem aan te sporen geen weerstand te bieden aan de Japanse troepen, een reactie die hem vaak kwalijk genomen werd, maar die

40 Iriye, Akira, “Japanese aggression and China’s international position 1931 – 1949” in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , p. 499 41 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , p. 53-54 42 Iriye, Akira. “Japanese Imperialism and Aggression: Reconsiderations” p. 107 43 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , p. 56 20

hem noodzakelijk leek, aangezien het nationalistische leger nog steeds te zwak stond om weerstand te bieden aan de Japanse troepen.44 Op 19 september 1931 werd melding gemaakt over het incident bij de Japanse Minister van Oorlog Minami Jiro (南次郎 , 1874 – 1955), waarop een noodvergadering van het Kabinet samengeroepen werd. Minami wou dat de regering nu duidelijk zou maken dat het haar belangen in Mantsjoerije met militaire kracht zou opeisen en verdedigen. Minister van Buitenlandse Zaken Shidehara Kijuro (幣原喜重郎 , 1872 – 1951) vond echter dat men het incident plaatselijk moest beperken, en dat Japan beter rekening kon houden met haar internationale positie. 45 Opnieuw stond de ‘Controle’ factie dus recht tegenover de ‘Keizerlijke Weg’ factie. Het Kabinet besloot uiteindelijk om te trachten de situatie te bekoelen. Eerste Minister Wakatsuki Reijiro (若槻禮次郎 , 1866 – 1949), hecht bevriend met Minister van Buitenlandse Zaken Shidehara, en samen met hem aanhanger van de ‘Keizerlijke Weg’ factie, besefte echter al vlug dat hij niet in staat zou zijn het leger in te tomen. Hoewel hij wenste Japans internationale positie niet te beschadigen, waren er teveel individuen van de ‘Controle’ factie, zowel in het leger als in de regering, die hun wil zouden doordrijven om Mantsjoerije onder Japanse controle te krijgen. Hoewel daar oorspronkelijk geen toestemming voor gegeven werd, slaagden Ishihara en Itagaki er dus uiteindelijk in om versterking te krijgen in Mantsjoerije. 46 Hayashi Senjuro (林銑十郎 , 1876 – 1943), bevelhebber van het Korea Leger, had immers op 21 september besloten om zonder bevel van hogerop troepen naar Mantsjoerije te sturen. Hij deed dit op advies van enkele officieren die banden hadden met Ishihara en Itagaki. Hayashi werd dan ook bekend in Japan als de ‘grensoverschrijdende’ generaal. Ook Op 21 september kwam het Kabinet opnieuw samen, en Minister van Oorlog Minami vroeg om versterking van het Korea Leger naar Noord-China te sturen. Alle andere ministers vonden versterking niet nodig, en de vergadering werd afgesloten zonder conclusie. Op 22 september informeerde Minami de Eerste Minister Wakatsuki over het feit dat men vanuit het Korea Leger reeds beslist had troepen naar Mantsjoerije te sturen. Wakatsuki gaf toen zijn goedkeuring, omdat hij vond dat het toch al te laat was, en hij niets meer kon

44 Zhou, Tiandu 周天度 . “Cong qiqi shibian qianhou Jiang Jieshi riji kan ta de kangri zhuzhang” 从七七事变前 后蒋介石日记看他的抗日主张 (Jiang Jieshi’s dagboek bekijkt vanaf het Lugouqiao Incident zijn mening tegenover het verzet tegen Japan). Kangri zhanzheng yanjiu 抗日战争研究 (Onderzoek van de Verzetsoorlog tegen Japan), Vol. 2. China Academic Journal Electronic Publishing House, 2008, p. 137 45 Iriye, Akira, “Japanese aggression and China’s international position 1931 – 1949” in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , p. 499-500 46 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , pp. 54-56 21

veranderen aan de situatie. Na de oorlog trachtte hij deze beslissing goed te praten door te argumenteren dat de Japanse bevolking in Mantsjoerije geviseerd zou worden, en dat men versterking moest sturen om hen te beschermen. 47 Ishihara pleegde hier dus opnieuw Gekokujo . Het verloop van dit incident zal later grote invloed hebben op de handelingen van militairen. Het was een precedent dat patriottische militairen gebruikten bij het negeren van bevelen van hogerop; men moest doen wat men het voordeligst achtte voor het vaderland. Deze tactiek werd tot het einde van de Tweede Wereldoorlog meerdere malen toegepast. 48 De crisis in Mantsjoerije was een uitgesproken gelegenheid voor de westerse machten om het naoorlogse internationaal systeem kracht bij te zetten, maar niemand had de kans genomen. Er was immers een dilemma ontstaan, men moest men een zeer vage grens bewandelen tussen de acties van Japan door de vingers zien, en dus eigenlijk ook goedkeuren, of Japan op haar fouten wijzen. Beide opties hadden nadelen, indien men de acties zou goedkeuren, zou Japan aangemoedigd kunnen worden in haar agressie tegen China. Maar men wist bijna zeker dat indien men Japan de les zou lezen, Japan elke internationale samenwerking zou stopzetten. Uiteindelijk kwam er bitter weinig reactie op het incident, alleen de Verenigde Staten trachtte te bemiddelen. Hoewel er voor hen geen twijfel was dat het Guandong Leger de volledige verantwoordelijkheid droeg voor het incident, en zo het Negen Machten Verdrag in de wind sloeg, kon en wou men echter geen sancties treffen. Wel werd de Japanse regering aangespoord om hun militairen onder controle te houden om gelijkaardige incidenten in het vervolg te voorkomen, en om nu een vredevolle regeling te treffen met de Nanjing regering. China sprak op dit moment de Liga van Naties aan, opdat zij zouden tussenkomen. In november stelden zij uiteindelijk de Lytton Commissie aan, die een onderzoek zou plegen naar de situatie in Mantsjoerije. Het verslag van de Lytton Commissie stelde dat Japan duidelijk inbreuk gepleegd had op de Chinese soevereiniteit, en dat het eventuele uitroepen van een staat ‘Manzhouguo’ illegaal zou zijn, en deze zeker niet uit een onafhankelijkheidsbeweging ontstaan zou zijn. Toch werden alweer geen sancties getroffen tegenover Japan. Het feit dat Japan slechts op de vingers getikt werd, en er geen internationale sancties volgden, zorgde er natuurlijk voor dat Japan zich nogmaals bevestigd voelde in haar positie van heerser over Azië. Voor de aanhangers van de ‘Controle’ factie, werd alweer

47 Iriye, Akira, “Japanese aggression and China’s international position 1931 – 1949” in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , pp. 499-501 48 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , p. 55 22

bevestigd dat zij naar believen incidenten konden veroorzaken zonder daarvoor gesanctioneerd te worden. 49

1.3 Van Mantsjoerije tot Xi’an

Shanghai Incident

Het Shanghai incident deed zich voor in januari 1932, was opnieuw een plot van Japanse militairen, en weer speelde Itagaki Seishiro een grote rol. Hij beval een officier in Shanghai een incident te veroorzaken, zodat de aandacht van de wereldmachten van Noord- China zou afgeleid worden. Uiteindelijk ontstond een veldslag tussen een Japanse maritieme brigade en Chinese troepen. Zo werd ook het Japanse Keizerlijke Leger in de nakende oorlog betrokken. Pas toen het Shanghai Incident zich voordeed begon Groot-Brittannië interesse te tonen in de problematiek van de alsmaar groeiende gulzigheid van Japan. Dit natuurlijk omdat 80 procent van de Britse investeringen in China in Shanghai gelokaliseerd waren. 50

‘Manzhouguo’

Amper zes maanden na het Mantsjoerije Incident, op 1 maart 1932, werd ‘Manzhouguo’ ( 满洲国 ) in het leven geroepen, een vazalstaat van Japan, met aan het hoofd de laatste keizer van de Qing Dynastie, Puyi (溥仪 , 1906 – 1967). Puyi had Japanse steun gekregen ten tijde van de Chinese Revolutie, en was steeds in contact gebleven met de krijgsheren van Noord-China, onder andere met Zhang Zuolin. In juli 1931 kreeg Puyi te horen dat Japan graag een Japans-gezinde regering zou plaatsen in Mantsjoerije, ter vervanging van het huidige Zhang Xueliang-regime, dat te anti-Japans ingesteld was. Puyi werd overtuigd door de Japanse belofte dat men geen territoriale interesse had in Mantsjoerije,

49 Iriye, Akira, “Japanese aggression and China’s international position 1931 – 1949” in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , pp. 500 - 509 50 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , pp.61-62 23

dat men enkel van Mantsjoerije een zelfstandige staat wou maken waaruit zowel Japan als Puyi en de Mantsjoes economisch voordeel zouden halen. 51 Buitenlandse reactie op de aankondiging kwam er bijna niet, de westerse staten waren te druk bezig met de heropbouw van hun eigen economie. Alleen de Verenigde Staten hadden geprobeerd om Japan enigszins in te tomen door duidelijk te maken dat de VS regering niet kon instemmen met eender welke actie of verdrag dat inging tegen het Kellogg-Briand Pact dat op 27 augustus 1928 ondertekend werd door 23 staten. Het Kellog-Briand Pact veroordeelde immers de tactiek van een ‘aanvalsoorlog’, maar had helaas geen clausule om het pact af te dwingen. 52 Men eiste nu dus dat Japan zich zou houden aan het ‘Negen Machten Verdrag’ van 1922 en geen verdere inbreuk zou plegen op de soevereiniteit van China. 53

‘Verzoeningspogingen’

In februari 1933 vielen troepen van het Guandong leger de provincie Rehe ( 热河 ) binnen, ook al was deze operatie niet goedgekeurd door het keizerlijk gezag, in maart 1933 werden door Japan en China de ‘Tangu Overeenkomst’ getekend, die tijdelijk de gespannen situatie bekoelde. Japan verkreeg door dit akkoord controle over Mantsjoerije, en daarbovenop een gedemilitariseerde zone ten zuiden van de Lange Muur. Hier ging de Japanse diplomatie weer de slechte kant op, maar toen Hirota Koki (広田弘毅 , 1878 – 1848) in september 1933 aangesteld werd als Minister van Buitenlandse Zaken, wou hij terug goede relaties opbouwen tussen de Aziatische landen, zodat zij zouden samenwerken, en samen sterk staan tegen westerse invloeden. Hirota trachtte de Japans neiging tot internationale isolatie tegen te werken, en trachtte ook de relaties met de Sovjet Unie te verbeteren. 54 Hij stelde een samenwerking tussen Japan, Manzhouguo en China voor, waarmee hij bedoelde dat Japan geen verdere expansie zou nastreven, indien China Manzhouguo erkende als vazalstaat van Japan. Japan beloofde verder ook hulp te bieden in China’s economische ontwikkeling, op voorwaarde dat China alle anti-Japanse beleidslijnen zou laten vallen. Japan zag hier een mooie toekomst in voor beide landen. Ook van de westerse machten eiste Japan dat zij zouden

51 Boorman, Howard L. en Howard, Richard C. (reds.), Biographical Dictionary of Republican China, Volume III: MAO – WU. New York: Columbia University Press, 1970, pp. 80-86 52 Het Kellogg-Briand Pact werd genoemd naar de Amerikaanse Frank Kellogg, en de Franse Aristide Briand, die de bezielers van het verdrag waren. 53 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , p.63. 54 Seiichi, Iwao, Biographical Dictionary of Japanese History , pp. 343-344. 24

toegeven dat Japan handelde in het belang van het gehele Aziatische continent. Indien zij dit niet zouden doen zou dit ten slechte komen van zowel Azië als de rest van de wereld. Hirota’s plan was echter zeer gevoelig. Er waren veel factoren die het plan konden, en zouden, verstoren. Belangrijkst zou zijn dat het Japanse leger Hirota zou steunen en dat China Manzhouguo toch zou erkennen. Het plan had even succes: in 1934 meldde het Japanse leger dat zij, net als de regering, hun best zouden doen om Chinees-Japanse interacties vredevoller te laten verlopen. In datzelfde jaar werden ook in de Nanjing-regering personeelsveranderingen doorgevoerd; veel Japans gezinde politici werden aangesteld, wat deed uitblijken dat men overwoog toch akkoord te gaan met Hirota’s voorstel. Hiervoor waren verschillende redenen: de GMD wou ten eerste hulp krijgen om de communistische beweging een halt toe te roepen. Verder had China ook economische hulp nodig: zelf kon het geen stevige industrie opbouwen, of toch heel traag. Belangrijkste reden was waarschijnlijk de bescherming van de bevolking tegen verdere Japanse agressie. Hierbij komt nog dat China weinig andere opties zag, zeker nu nogmaals bleek dat er geen internationale tussenkomst zou komen. Bijgevolg werden gesprekken gevoerd tussen de Japanse en Chinese Ministeries van Buitenlandse Zaken. Deze verliepen heel goed en er werden plannen gemaakt voor wederzijdse handel, spoorwegen,… Beide regeringen begonnen te beseffen dat men meer zou bereiken door samen te werken. Begin 1935 deed Wang Jingwei (汪精卫 , 1883 – 1944), Chinees Minister van Buitenlandse Zaken dan ook een uitspraak waarbij hij wees op de nood aan samenwerking tussen China en Japan, en hij stelde dat ook hij daar zijn uiterste best voor zou doen. Om te beginnen werd door de nationalistische regering een verbod gelegd op alle anti-Japanse acties. 55 Ook Chiang Kai-shek uitte zijn bereidheid om samen te werken met Japan. Hij was bereid een ‘vriendschapsverdrag’ te ondertekenen indien dit de GMD zou toelaten om terug autoriteit uit te oefenen over Noord-China. 56 Dohihara Kenji (土肥原 賢二 , 1883 – 1948) echter, zou hoofdrolspeler worden in het ondermijnen van de vele verzoeningspogingen van de voorbije twee jaar. Hij was ervan overtuigd dat men van Chinese kant niet oprecht was, dat men enkel geïnteresseerd was in het tegenhouden van Japan, niet in samenwerking op Aziatisch vlak. Hij vond dan ook dat Japan het initiatief moest nemen, tonen dat Japan de Aziatische leider was. Om te beginnen moesten

55 Iriye, Akira, “Japanese aggression and China’s international position 1931 – 1949” in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , p. 510 56 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, The Journal of Asian Studies, Vol. 22, No.3 . Michigan: Association for Asion Studies, 1963, p.278 25

expedities in Noord-China georganiseerd worden om alle anti-Japanse elementen te elimineren. Van 1935 tot 1937 zal Dohihara meerdere malen stoken, en incidenten veroorzaken, met als doel het uitsluiten van de GMD in Noord-China. 57 In november 1935 stelde Dohihara Kenji in ( 河北 ) een pro-Japanse regering samen, terwijl China onder druk gezet werd de Hebei-Chahar Politieke Raad op te zetten, met aan het hoofd de Japans gezinde generaal (宋哲元 , 1885 – 1940).58 Dit veroorzaakte een inwaartse stroom van Japanse handelaars, die de Chinese handelaars tegen het hoofd stootten, en die het anti-Japanse sentiment in de hele regio deed opflakkeren. 59 Dohihara steunde ook andere plaatselijke Mongoolse en Chinese regeringen in Noord-China, om de Nanjing regering nog verder uit te sluiten uit Noord-China. Dit stond natuurlijk haaks op het verlangen van de Chinese regering om haar invloed in Noord-China terug te versterken. 60 In mei 1935 ontmoetten twee vertegenwoordigers van het Japanse leger He Yingqin (何应钦 , 1890 – 1987), hoofd van de Afdeling Militaire Zaken van de nationalistische regering. De Japanners eisten dat generaal He ervoor zou zorgen dat alle anti-Japanse bewegingen in de noordelijke regio in toom gehouden zouden worden. In juni regelde He een akkoord met de Japanse bevelhebber Umezu Yoshijiro (梅津美治郎 , 1882 – 1949), dat inhield dat Chiang Kai-sheks nationalistisch leger zich uit de provincie Hebei zou terugtrekken. Dohihara Kenji, op dat moment hoofd van de Geheime Dienst in Shenyang, zat ondertussen samen met Qin Dechun (秦德纯 , 1893 – 1963), en overtuigde hem dat ook het 29 ste Leger van Song Zheyuan zich moest terugtrekken uit Hebei. Zo werden het He-Umezu akkoord en het Dohihara-Qin akkoord gevormd. Dit betekende dus dat het nationalistisch leger vanaf nu niet meer mocht optreden in Noord-China. Dit zal gevolgen hebben in het LGQI, wanneer Chiang Kai-shek toch zijn leger naar het noorden stuurt. 61 Deze twee akkoorden zullen echter meer druk zetten op de relatie tussen China en Japan, ze werden namelijk met veel tegenzin aanvaard door China. Ze vormden opnieuw een inbreuk op de Chinese soevereiniteit. Hirota, die de Sino-Japanse relaties net wou verbeteren, kreeg in die periode ook een aanbod voor Anglo-Japanse samenwerking, voorgesteld door Frederick Leith-Ross (1887 – 1968). Het betrof een Britse handelsmissie, waarin men samen

57 Iriye, Akira, “Japanese aggression and China’s international position 1931 – 1949” in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , pp. 513-514 58 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , p. 65 59 Toland, John. The Rising Sun , p. 37 60 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 278 61 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , p. 64 26

met Japan wou werken aan de heropbouw van de Chinese economie. Had Hirota dit aanbod aanvaard, zouden zowel China als Groot-Brittannië overtuigd geweest zijn van de goede bedoelingen van Japan, en zelfs van haar kwaliteiten als ‘Aziatisch leider’. Helaas ging hij niet in op het voorstel, erger nog, hij liet het leger in Noord-China gewoon haar gang gaan, en aanvaardde zomaar alle regelingen die men plaatselijk trof, zoals het He-Umezu akkoord, en het Dohihara-Qin akkoord. Ook hier kan weer naar het fenomeen Gekokujo verwezen worden; officieren handelen zonder medeweten van hogerop, en deze acties worden niet gesanctioneerd, maar na afloop goedgekeurd. 62 In 1936 werd in Tokyo nogmaals een commissie samengesteld om beleidslijnen uit te stippelen in verband met Noord-China. Een aantal basispunten werden vastgelegd, met name; men wou Noord-China onafhankelijk krijgen van de Nanjing regering, en men wou de economische ontwikkeling in Noord-China bevorderen. Als derde punt wou men de Mongoolse bevolking steunen in een onafhankelijkheidsbeweging, en ten laatste wou men terug onderhandelingen opstarten met de GMD, om hen een pro-Japanse, anti-Sovjet beleidslijn op te leggen. Deze beleidslijn kan dus gezien worden als een compromis dat bekomen was tussen de ‘Controle’ factie, en de ‘Keizerlijke Weg’ factie. Maar om samenwerking met de GMD te bekomen, zou men de GMD er ook van moeten kunnen overtuigen van de goede bedoelingen. En daarom moest men wel volledige medewerking van het Japanse leger verkrijgen, en eiste men dus dat er geen militaire acties meer zouden gebeuren zonder toestemming van de regering. 63

1.4 Xi’an Incident

Japan onderschat China’s vechtlust

Ishihara Kanji, net als veel andere Japanse militairen, had de kracht en vechtlust van China sterk onderschat. Hij geloofde dat de Han-bevolking niet in staat was een eigen moderne staat uit te bouwen, en dat zij dan ook beter, en gelukkiger af zouden zijn onder

62 Iriye, Akira, “Japanese aggression and China’s international position 1931 – 1949” in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , pp. 514-515 63 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 279 27

Japanse bezetting. Bewijzen in die richting was de nederlaag van China tegen Groot- Brittannië in de Eerste Opium Oorlog in 1842, en die tegen Japan in de Eerste Sino-Japanse oorlog in 1895. Daarom vond men van Japanse kant dat China zich beter kon neerleggen bij de superioriteit van Japan, en het feit dat Japan een weldoener van China was. Zij zagen de anti-Japanse bewegingen als een verraad. 64 Ishihara zelf zal later spijt hebben van zijn invloed op expansionistische militairen, en zijn aandeel in het Mantsjoerije incident. Ishihara had dan ook geloofd in een democratisch Mantsjoerije, waar zowel Chinese als Japanse burgers zouden kunnen samenleven. Onder andere door het Mantsjoerije incident werd echter de bal aan het rollen gebracht, en groeide bij veel militairen de wens om meer en meer Chinees grondgebied in te nemen. Dit gebeurde, ook naar zijn voorbeeld, vaak door het negeren van bevelen van hogere officieren. 65 Japan had ook Chiang Kai-shek steeds fout ingeschat, men dacht dat zijn macht beperkt was, en dat hij slechts één van de vele krijgsheren in China was. Hij was het echter, die China zou verenigen. Chiang Kai-shek had ook de Japanse intenties fout ingeschat. Toen hij toegaf aan het de Tangu Overeenkomst, dacht hij dat Japan het daarbij zou laten, dat het Japanse leger steeds meer territorium zou bezetten had hij niet verwacht. En zelfs al zou dit gebeuren, rekende hij op buitenlandse tussenkomst om Japan tegen te houden. Daarvoor was ten slotte het Negen Machten Verdrag ontworpen in 1922. Maar het Japanse leger drong wel steeds dieper binnen in Chinees grondgebied, en er kwam geen internationale hulp. Daardoor werd Chiang Kai-shek gedwongen een sterker anti-Japans standpunt in te nemen. 66

Vraag naar een verenigd front

Op 9 december 1935 werd in Beijing ( 北京 ) een studentendemonstratie gehouden tegen het Japans imperialisme, met een oproep tot een verenigd front van nationalisten en communisten. Ook de Chinese Communistische Partij (vanaf hier ook afgekort als CCP), deed een oproep om weerstand te bieden aan de Japanse agressie. Van de Comintern 67 kwam reeds op 1 augustus 1935 een oproep om zich te verenigen tegen fascisten van elk slag en

64 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , p. 69 65 Toland, John. The Rising Sun , p.36 66 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , p. 65 67 Communistische Internationale, samenwerking tussen communistische partijen van verschillende landen, onder leiding van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie 28

soort. Tegelijkertijd met dit groeiend anti-Japans idealisme, verloren Japans gezinde politiekers in Nanjing aan invloed. 68 Mao Zedong (毛泽东 , 1893 – 1976) en zijn oproep konden Chiang Kai-shek niet onmiddellijk overtuigen, maar één van zijn generaals, Zhang Xueliang, voelde zich wel aangesproken door een verenigd front. Zhang was sinds 1928 lid van de GMD, en zijn taak bestond erin een aantal anticommunistische operaties te leiden. Voor dit doel werd hij in 1934 in Xi’an ( 西安 ) gestationeerd, waar hij echter onder communistische invloed kwam te staan. Zijn troepen bestonden voornamelijk uit Mantsjoes, en weinig van hen voelden zich aangesproken om een oorlog tegen de communisten te voeren, tegen mensen van eigen volk, terwijl de Japanners hun thuisland bezetten. 69 Zhang zelf werd vooral geïnspireerd door zijn sterk anti-Japans sentiment dat ontstond na de aanslag op zijn vader in 1928. In de herfst van 1936 stuurde Mao Zedong Zhou Enlai ( 周 恩 来 , 1898 – 1976) naar Zhang om een vredesakkoord te sluiten. 70 Zhou Enlai stond bekend als een sterk onderhandelaar, en kon Zhang Xueliang makkelijk overtuigen van het nut van een verenigd front tussen nationalisten en communisten. Als resultaat stopte Zhang met de anticommunistische operaties. Verder werd afgesproken dat beide partijen elkaar zouden verwittigen voor er acties uitgevoerd werden, en samen zouden ze ijveren om tot een verenigd front te komen. 71

Xi’an Incident

Op 12 december 1936 vond het Xi’an incident plaats, waarna Chiang Kai-shek openlijk begon weerstand te bieden aan het Japanse leger. 72 Chiang zou naar Xi’an gereisd zijn om Zhang aan te sporen verder te gaan met de anticommunistische operaties, maar Zhang Xueliang, ondertussen onder communistische invloed, vertrouwde Chiang niet,en besloot hem te arresteren. Zelf begon Zhang te twijfelen aan het plan, maar generaal Yang Hucheng (杨虎 城, 1893-1949), één van Chiang Kai-sheks eigen generaals, overtuigde Zhang dat Chiang niet

68 Iriye, Akira, “Japanese aggression and China’s international position 1931 – 1949” in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , p. 516 69 Boorman, Howard L. en Howard, Richard C. (reds.), Biographical Dictionary of Republican China, Volume I , pp. 61-68 70 Toland, John. The Rising Sun , pp. 38-39 71 Boorman, Howard L. en Howard, Richard C. (reds.), Biographical Dictionary of Republican China, Volume I , pp. 66-67, 395-396 72 Zhou, Tiandu “Cong qiqi shibian qianhou Jiang Jieshi riji kan ta de kangri zhuzhang”, p. 137 29

zou toegeven aan hun eisen tenzij hij in gevangenschap gezet werd en niet anders kon dan hun standpunten te aanhoren. Gedurende zijn ‘gedwongen’ verblijf in Xi’an sprak Chiang met Zhang Xueliang en Zhou Enlai, onderhandelaar voor de CCP en samen kwamen ze tot het besluit dat een gezamenlijk verzet nodig was om China te redden. Men vreesde een tijdje voor Chiang’s leven, maar vanuit Moskou had men aanbevolen dat het raadzaam zou zijn Chiang als nationale leider van China te behouden. Verder ijverden ook Zhou Enlai en Song Zheyuan voor het leven van Chiang Kai-shek. 73 Tijdens de nacht van 12 op 13 december werd Song Zheyuan immers geïnformeerd over wat zich afspeelde in Xi’an. Zhang Xueliang nodigde Song uit om een vertegenwoordiger naar Xi’an te sturen om deel te nemen aan de gesprekken. Song weigerde, maar spoorde Zhang aan om de nationale belangen te overwegen, en daarmee ook de gevolgen van zijn daden op lange termijn. Hij raadde Zhang aan om te zorgen voor de veiligheid van Chiang Kai-shek. Hoewel Song het incident veroordeelde als verraad, en hij de communistische invloed op Chiang negatief inschatte, verkondigde hij dat hij steeds de GMD trouw zou blijven, en de bevelen van Chiang zou opvolgen. Ondanks dat hij het Xi’an incident een spijtige gebeurtenis vond, zorgde het er wel voor dat naar buitenstaanders toe bevestigd werd dat Song weer dichter bij Nanjing kwam te staan. 74 Op 25 december werd Chiang Kai-shek vrijgelaten, waarna hij veilig naar Nanjing terugkeerde, en begon te verkondigen dat hij vanaf nu zou meewerken aan het anti-Japans verzet. 75 De communisten beloofden dat het Rode Leger vanaf nu onder bevel van Chiang Kai-shek tegen de Japanse troepen zou vechten. In ruil daarvoor moesten de communistische troepen gelijke behandeling krijgen als de nationalistische troepen, moesten communisten die gevangen gehouden werden vrijgelaten worden, en moest de CCP gelegaliseerd worden. Zhang Xueliang werd trouwens niet gestraft voor zijn ‘ontvoering’ van Chiang Kai-shek; om Chiang’s gezicht te redden werd er een rechtszaak aangespannen na terugkeer in Nanjing. Wegens spijtbetuiging werd Zhang’s straf verminderd tot tien jaar gevangenschap, maar binnen de 24 uur verleende Chiang hem gratie. Op 5 juli 1937 zal trouwens een formeel GMD-CCP akkoord tot samenwerking bereikt worden. 76 Een motiverende factor voor de CCP in haar verzoeningspogingen met de GMD was natuurlijk het feit dat Japan verwoede pogingen deed om samen met de GMD een

73 Boorman, Howard L. en Howard, Richard C. (reds.), Biographical Dictionary of Republican China, Volume I , p. 396 74 Barrett, David P. and Shyu, Larry N.. Chinese Collaboration with Japan, 1932 – 1945, The Limits of Accomodation . Stanford, California: Stanford University Press, 2001, pp. 50-51 75 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor , p. 66 76 Toland, John. The Rising Sun , p. 39-41 30

anticommunisme pact aan te gaan. Hoe langer Japan prominent aanwezig was in Noord-China, hoe meer mogelijkheden zij hadden de GMD te overtuigen een akkoord te sluiten ten koste van de CCP. Daarom wou men zich verzoenen met de GMD, en samen een anti-Japanse oorlog aangaan. Er zal echter steeds twijfel blijven bestaan over het engagement van de CCP aan de GMD. Zelfs Mao Zedong stond oorspronkelijk negatief tegenover een vereniging met de nationalistische partij, maar hij moest zijn mening afzwakken gezien men nood had aan de deelname van de GMD in de anti-Japanse oorlog. 77

1.5 Aanloop naar het Lugouqiao Incident

Chiang Kai-shek had vanaf nu dus niet alleen een verenigd front in China, maar ook Sovjet steun. Ook Groot-Brittannië had na het Shanghai Incident duidelijk gemaakt dat zij handelsbelangen hadden in China, en dus heel waarschijnlijk ook aan China’s kant zou staan in geval van oorlog. Japans enige lichtpunt in die periode was het Anti-Comintern Pact met Duitsland, maar ook dit vormde geen zekerheid dat Japan samen met Duitsland sterk zou staan, gezien ook Duitsland handelsbelangen had in China. Het Anti-Comintern Pact had zelfs tot nadeel dat de Sovjet-Unie aangemoedigd werd om China te steunen in haar militaire ontwikkeling. Na het Xi’an Incident zag de SU ook meer mogelijkheden in de samenwerking van nationalisten en communisten. 78 In april 1937 werden daarom nogmaals nieuwe beleidslijnen uitgestippeld in Japan wat China betrof. Onder invloed van Hirota Koki benadrukten culturele en economische ontwikkeling, om zo toch nog tot een vredevolle samenwerking te komen. 79 Eventuele samenwerking met Groot-Brittannië en de Verenigde Staten werd hierbij niet uitgesloten, en zelfs Japans kapitaal zou ter beschikking gesteld worden. Vanuit de regering moedigde men het leger aan om China’s zoeken naar een nationaal verenigd front te zien als vooruitgang voor het land, niet als bedreiging voor de troepen in Noord-China. Officiële richtlijn was dan ook om geen expansie na te streven, en alle incidenten te vermijden. Hoewel deze laatste

77 Van Slyke, Lyman, “The Chinese Communist movement during the Sino-Japanese War 1937 – 1945” in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , pp. 609, 611-612 78 Iriye, Akira, “Japanese aggression and China’s international position 1931 – 1949” in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , pp. 516-517 79 Seiichi, Iwao, Biographical Dictionary of Japanese History , p. 344. 31

pogingen om de Sino-Japanse relaties te verbeteren waarschijnlijk zeer gemeend waren, kwamen ze te laat. China had vertrouwen verloren in Japan, en vooral in de Japanse regering die niet over de autoriteit of de wil beschikte om haar leger in toom te houden. En na het Xi’an Incident stond China sterk met een verenigd front onder leiding van Chiang Kai-shek. Op dit moment was het eigenlijk al duidelijk dat indien Japan nog verdere inbreuken zou plegen op de Chinese soevereiniteit, China dit niet meer zou aanvaarden. Ook in de CCP waren trouwens duidelijke richtlijnen opgesteld; indien een incident zich zou voordoen, mocht dit in geen geval plaatselijk geregeld worden, en moest men de gelegenheid gebruiken om de GMD aan te moedigen weerstand te bieden aan de Japanse agressie. 80 Op 4 juni 1937 werd het Konoe Kabinet aangesteld, onder leiding van Eerste Minister Konoe Fumimara (近衛 文麿 , 1891 – 1945), en werd Hirota Koki opnieuw als Minister van Buitenlandse Zaken aangeduid. Zijn doel was om alsnog pogingen te ondernemen om de Sino-Japanse relaties te verbeteren, maar hier zou hij de kans niet meer toe krijgen. Het LGQI zou een maand nadien alle kansen op goede relaties vernietigen. 81

80 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 316 81 Iriye, Akira, “Japanese aggression and China’s international position 1931 – 1949” in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , p. 518 32

Hoofdstuk 2: Het Lugouqiao Incident

In dit deel bekijken we het verloop, de reacties op, en de gevolgen van het incident dat het eigenlijke startpunt was van de Tweede Sino-Japanse Oorlog. Het Lugouqiao Incident vond plaats op 7 juli 1937, en ontwikkelde zich in totale oorlog gedurende de maand die erop volgde. Om te kunnen oordelen op welke punten het incident had kunnen opgelost worden, of welke gebeurtenissen de situatie bemoeilijkten en in de richting van totale oorlog stuurden, is het nuttig om eerst een overzicht van de feiten te hebben. Hiervoor werden een aantal Engelstalige, en Chineestalige bronnen gebruikt, maar door de verwarring van het moment zelf, en de verschillende standpunten (Chinees nationalistisch, Chinees communistisch, Japans, derde naties,…) spreken deze bronnen elkaar soms tegen. Dit heeft natuurlijk het onderzoek bemoeilijkt. Na het relaas van de gebeurtenissen, bekijken we dus welke gebeurtenissen of beslissingen kritieke keerpunten waren, en wie daarin de hoofdrolspelers waren. Hierbij wordt ook een verwijzing gemaakt naar het Tokyo Tribunaal, en wie daarbij welke straf toegewezen werd. Vervolgens wordt het incident nog even vanuit internationaal standpunt bekeken, waarna de overgang tot de massamoord van Nanjing, en daarmee totale oorlog, verduidelijkt worden.

2.1 Inleidende opmerkingen

Allereerst zijn een aantal bijkomende opmerkingen nuttig alvorens de tijdslijn van de gebeurtenissen te geven.

Op 7 juli 1937 werden verschillende schoten gelost in de richting van Japanse troepen die manoeuvres aan het uitvoeren waren in Wanping (宛平 ), nabij de Marco Polo Brug. Over deze initiële schoten is nog altijd niet met zekerheid geweten wie ze loste, en of ze gepland werden, of een onfortuinlijk voorval waren. Één mogelijkheid is dat deze eerste schoten per ongeluk afgevuurd werden. Dit kwam natuurlijk op een slecht moment; de sfeer was reeds

33

gespannen, gezien het grote aantal manoeuvres van de Japanse troepen. Een tweede mogelijkheid is dat ze effectief afgevuurd werden met als doel een incident uit te lokken. In dit geval worden of Japanse expansionisten, of Chinese communisten aangeduid. Beide kanten waren uit op oorlog, de ene om grondgebied te kunnen overnemen, de andere om de medewerking van de nationalistische regering in een oorlog te kunnen krijgen. Zo zou de CCP aan invloed winnen, terwijl de nationalistische partij oorlogsschade zou lijden. De CCP vreesde ook dat de Japanse regering een akkoord zou sluiten met Nanjing, over de samenwerking in het verwijderen van communistische elementen in Azië. 82 Van Chinese kant, en vaak ook internationaal gezien, wordt vooral Japan met de vinger gewezen wanneer het schuld betreft. Hoewel ook Chinese militairen en de Nanjing regering foute beslissingen maakten in het proces, was het effectief ook vaak van Japanse kant dat de agressie startte. De Japanse China-politiek op dat moment hield in dat men de autoriteit van de nationalistische regering in Noord-China wou verminderen, of zelfs elimineren. Controle over de Beijing-Tianjin regio, waar ook Wanping deel van uitmaakte, zou daarbij dan ook van groot voordeel blijken. Maar men kan zich dan afvragen waarom eerdere incidenten niet tot oorlog leidden, en waarom het LGQI daar wel in uitmondde. Hier kan dan geredeneerd worden dat men van Japanse kant vanaf het begin van de 20 ste eeuw bij de Chinese bevolking een groeiend nationalisme, en een daarmee evenwijdig groeiend anti- Japans sentiment begon te merken. Daarom zou Japan controle willen behalen hebben over Noord-China, vóór het nationalisme te sterk aanwezig was. Aanwijzingen voor deze theorie zijn er genoeg. Ten eerste werd in september 1936 Fengtai ( 丰台 ) in een gelijksoortig incident bezet. Fengtai was een belangrijk punt langs de spoorweg tussen Beiping en Tianjin ( 天津 ). Ook hadden de Japanners getracht een groot stuk land te kopen nabij Wanping, om daar een militaire basis te vormen. In de lente van 1937 hadden verschillende Japanse bevelhebbers hun bezorgdheid uitgedrukt om de Chinese generaal Song Zheyuan, die meer en meer onder invloed kwam te staan van de nationalistische regering. Dit kwam zeer slecht uit, gezien Song Zheyuan voorheen goede relaties had met de plaatselijke Japanse bevelhebbers. Ook vreemd was het grote aantal manoeuvres van Japanse troepen die de weken voor het LGQI in de nabijheid van Wanping gehouden werden. Japan had immers naar eigen zeggen geen plannen voor militaire acties. Nergens in officiële Japanse documenten wordt dan ook vermelding gemaakt van enige plannen of wensen om een incident te veroorzaken. De Japanse regering

82 Miwa, Kimitada I.. “The Chinese Communists’ Role in the Spread of the Marco Polo Bridge Incident into a Full-Scale War”, Monumenta Nipponica , Vol. 18, No. 1/4. Tokyo: Sophia University, 1963, pp.314-318 34

had zelfs haar zinnen gezet op industriële ontwikkeling van het gebied, om het later te kunnen gebruiken als uitvalsbasis voor een oorlog tegen de Sovjet-Unie. Tokyo wou zich veel liever hierop voorbereiden, dan zich in een vermoeiende oorlog met China te werpen. Hoewel men dus wel de nationalistische regering buiten Noord-China wou houden, wou men de GMD ook niet voor het hoofd stoten. De officiële richtlijn was dus om geen incidenten uit te lokken. Helaas waren officieren in het Japans leger bekend vanwege hun neiging tot Gekokujo , namelijk het negeren van bevelen van hogerop om de eigen agenda te bevoordelen. 83 De aanwezigheid van Japanse troepen in Noord-China was vanzelfsprekend geen gemakkelijke situatie. Onder de voorwaarden van het Boxer Protocol mochten er Japanse troepen aanwezig zijn in Noord-China. Voor Japan betekende het voornamelijk dat de Japanse belangen in Mantsjoerije beschermd werden, maar het was ook handig om Noord-China af te scheiden van de nationalistische regering. Helaas zorgde het ook voor heel wat vervelende situaties tussen Chinese en Japanse troepen. Net zoals toen in 1935 het Guandong leger controle trachtte te krijgen over vijf noordelijke provincies, namelijk Hebei, Shandong, Shanxi, Chahar en Suiyuan. Deze poging mislukte, maar de wens om meer controle te krijgen in Noord-China bleef aanwezig. 84 Hoewel veel elementen wijzen op de mogelijkheid dat Japan op een zwaar incident aanstuurde, is er nog steeds geen bewijs dat het LGQI gepland, of zelfs gewenst was. Veel bewijs stuurt er zelfs op aan dat het tegendeel waar is. Het merendeel van de Japanse troepen was op het moment van het incident bezig aan manoeuvres, en dus niet in staat om direct hulp te verlenen. Bovendien was het ook de officiële richtlijn om alle ‘incidenten’ te vermijden. 85

2.2 Het Lugouqiao Incident en de daarop volgende reacties

Het LGQI vond plaats op 7 juli 1937, en was een opeenvolging van verwarrende, doch kleine schermutselingen tussen de Japanse en Chinese troepen. Maar wie het eigenlijke

83 Eastman, Lloyd E., “Nationalist China during the Sino-Japanese War 1937 – 1945” in Fairbank, John K. en Twitchett, Denis, The Cambridge History of China, Volume 13, Republican China 1912 – 1949, Part 2 , p. 548 84 Van Slyke, Lyman, “The Chinese Communist movement during the Sino-Japanese War 1937 – 1945” in Fairbank, John K. en Twitchett, Denis, The Cambridge History of China, Volume 13, Republican China 1912 – 1949, Part 2 , p. 626 85 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, The Journal of Asian Studies , Vol. 22, No.3. Michigan: Association for Asion Studies, 1963, p. 282 35

incident startte is tot op vandaag nog steeds niet geweten, er zijn verschillende theorieën. Van Japanse onruststokers die uit waren op een oorlog tussen Japan en China om eindelijk volledige macht te krijgen over Noord-China, tot Chinese communisten, die wraakacties wilden oproepen van de Japanse troepen. Zo zouden de Chinese (nationalistische) troepen eindelijk gedwongen worden om weerstand te bieden. Men dacht aanvankelijk dat het incident vlug zou opgelost worden, het incident op zich was minder zwaar dan de crisis in Mantsjoerije in 1931. Die werd opgelost zonder totale oorlog, dus hier dacht men ook tot een snelle oplossing te kunnen komen. Maar de ene foute beslissing na de andere, door plaatselijke bevelhebbers, of van de regering uit, zorgde ervoor dat de hele situatie oncontroleerbaar uit de hand liep. Zo werd het LGQI het eigenlijke startpunt van een 8 jaar durende oorlog, de Tweede Sino-Japanse Oorlog. Na tussenkomst van de westerse machten, en een groeiend imperialisme van Japanse kant, zal de Sino-Japanse oorlog ook verwikkeld raken in de Tweede Wereldoorlog. Maar die opeenvolging van slechte beslissingen betekent natuurlijk niet dat de crisis niet eenvoudiger had opgelost kunnen worden. Om na te gaan op welke punten men de escalatie had kunnen voorkomen, is het nuttig een duidelijk overzicht te hebben van de gebeurtenissen. Daarbij bekijken we ook hoe deze door de verschillende partijen geïnterpreteerd werden, zowel plaatselijk als door de centrale regeringen, en de beslissingen en acties die deze partijen uiteindelijk ondernamen. Opmerkelijk is tevens dat veel bronnen een verschillend verloop van gebeurtenissen vermelden. Dit kan afhangen van een andere visie op de schermutselingen, andere nadruk op belangrijke keerpunten, of simpelweg omwille van het feit dat de communicatie ten tijde van het incident zelf heel stroef verliep.

7 juli 1937

Rond 22u30, op 7 juli 1937 waren nabij de Marco Polo brug een aantal geweerschoten te horen. Op dit moment was op deze plaats de Japanse Achtste Compagnie manoeuvres aan het houden, zij gebruikten losse flodders. 86 Maar vanuit het noorden werden echte kogels afgevuurd. De Japanse troepen verzamelden hierna onmiddellijk, en hierna werden nog een tiental schoten gehoord. 87 De plaats waar de manoeuvres gehouden werden was ongeveer een

86 Miwa, Kimitada I.. “The Chinese Communists’ Role”, p. 319 87 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , p. 73 36

mijl verwijderd van een grote Chinese eenheid, mogelijk is dus dat de kogels vanaf de Chinese linie afgevuurd werden. 88 De schoten zouden in dit geval afgevuurd geweest zijn door anti-Japans ingestelde Chinese soldaten, die een grootschalig incident wilden uitlokken zodat China eindelijk gedwongen zou worden weerstand te bieden aan de Japanse onderdrukking. Andere mogelijkheid is dat deze soldaten van communistische achtergrond waren, en dat zij binnengedrongen waren in het 29 ste leger, met als enig doel onrust te stoken tussen Chinese en Japanse troepen. Deze communisten zouden met hun acties een oorlog willen uitlokken hebben tussen China en Japan. Door geweld van Japanse kant uit te lokken, wou men de vechtlust van de nationalistische troepen opwekken. 89 Of de Japanse soldaten onmiddellijk teruggevuurd hebben is onduidelijk. Maar toen zij verzamelden, werd opgemerkt dat één Japanse soldaat vermist was. Dit werd vrijwel onmiddellijk door de Achtste Compagnie gemeld aan het plaatselijk bevel, bataljonsbevelhebber majoor Ichiki Kiyonao (一木清直 , 1892 – 1942), die het op zijn beurt meldde bij het bevel in Beiping. 90 Hierna werd een tweede regiment naar de brug gestuurd, samen met een stafofficier die de opdracht gekregen had om met de Chinese bevelhebbers te onderhandelen om een wapenstilstand te bekomen. 91 Ondertussen werd ook kolonel Matsui Iwane (松井石根 , 1878 – 1948), voormalig ook chef van de Japanse geheime dienst in Shenyang, op de hoogte gebracht van het verdwijnen van de Japanse soldaat. Hij eiste onmiddellijk een onderzoek, gezien hij ervan uitging dat de Japanner door Chinese troepen of bandieten gedood werd. Om dit onderzoek te plegen wensten de Japanners Wanping, de vestiging vlakbij de Marco Polo brug, binnen te dringen. Geconfronteerd met dit verzoek van de Japanners besloot Qin Dechun, burgemeester van Beiping en tevens vicebevelhebber van het 29 ste leger, dat de Chinese troepen er alles aan moesten doen om de verloren Japanner terug te vinden, maar dat de Japanse troepen Wanping niet mochten binnenkomen. Hierop werd het hele stadje onderzocht door de Chinese politie, zonder resultaat. Matsui was helaas niet tevreden met dit resultaat, en al zeker niet met de weigering tot het toelaten van Japanse troepen in Wanping. Daarom stelde Qin Dechun een team diplomaten samen, om overleg te gaan plegen met de Japanse geheime dienst. 92

88 Toland, John. The Rising Sun , p. 43 89 Eastman, Lloyd E., “Nationalist China during the Sino-Japanese War 1937 – 1945” in Fairbank, John K. en Twitchett, Denis, The Cambridge History of China, Volume 13, Republican China 1912 – 1949, Part 2 , p. 547 90 Miwa, Kimitada I.. “The Chinese Communists’ Role”, p. 319 91 Toland, John. The Rising Sun , p. 43 92 Wu, Xiangxiang 相湘吴 . Di er ci zhongri zhanzheng shi 第二次中日战争史 (The Second Sino Japanese War). 2 Vols. : J.F. Chang, 1973, p. 363 37

Omstreeks middernacht waarschuwde de lokale militaire bevelhebber in Wanping de Japanse troepen dat als ze nu, midden in de nacht, zouden binnendringen bij de Chinese troepen dat gegarandeerd problemen zou veroorzaken. Hierop omsingelden de Japanse troepen Wanping, en op dat moment kwam ook de Japanse versterking uit Fengtai aan. 93

8 juli 1937

Om 2u ’s ochtends meldde Matsui dat de verloren Japanse soldaat teruggevonden was. De terugkeer van de soldaat was voor Matsui echter niet voldoende, hij wou dat de omstandigheden van de verdwijning opgeklaard werden. Toen men hem van Chinese kant erop wees dat men dit toch simpelweg kon weten door het de soldaat zelf te vragen, vond Matsui dit nog altijd onvoldoende, en moest een onderzoeksteam samengesteld worden. 94 Luitenant kolonel Morita Koichi ( 森 田 公 一 , geen data bekend) was Japans vertegenwoordiger in het onderzoeksteam, 95 samen met nog twee Japanse militairen. Zij gingen in onderhandeling met de Chinese bataljonsbevelhebber. Deze was er zeker van dat geen van zijn mannen de initiële schoten afgevuurd had, dit was zelfs onmogelijk, geen van zijn mannen bevonden zich op dat ogenblik buiten de stadsmuren. 96 De bevelhebber van de Japanse troepen uit Fengtai, Mutaguchi Renya (牟田口廉也 , 1888 – 1966), vroeg of de Chinese diplomaten de Japanse soldaten tegemoet wou komen, om tot een oplossing of akkoord te komen. Van Chinese kant kon en wou men geen beslissingen maken voor een grondig onderzoek gepleegd werd. Toen de Chinese onderhandelaars vertrokken bij de Japanse troepen merkten zij echter dat meer dan 300 soldaten klaarstonden om zich ten noordoosten van Wanping te stationeren en zich daar klaar te maken voor een aanval. De onderhandelaars werden gewaarschuwd dat er geen tijd meer was voor onderzoek, er moest dringend tot een vredesakkoord gekomen worden, anders zouden er ernstige dingen gebeuren. Het geduld van Mutaguchi en zijn troepen liep op een eind, maar nogmaals besloten de Chinese onderhandelaars eerst terug te keren naar Wanping en daar een onderzoek te plegen. De Japanse soldaten werden opnieuw toegang tot Wanping geweigerd. 97

93 Toland, John. The Rising Sun , p.43 94 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 363-364 95 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 282 96 Miwa, Kimitada I.. “The Chinese Communists’ Role”, p. 320 97 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 364 38

De voormalige bevelhebber van de Japanse troepen in Noord-China, generaal Tashiro Kanichiro (田代 皖一郎 , 1881 – 1937), had twee weken voor het incident een hartaanval gekregen. Daarom was op 7 juli generaal Hashimoto Gun (橋本群 , 1886 – 1963), hoofd van het Noord China Leger, de facto bevelhebber van de Japanse troepen. Hashimoto Gun was een duidelijk aanhanger van de ‘Keizerlijke Weg’ factie, en wou kost wat kost vrede bewaren tussen de Chinese en Japanse troepen. Hij had majoor Ichiki Kiyonao en een bataljon naar Wanping gestuurd, en deze het mondelinge bevel gegeven om eender welke operaties te vermijden, in afwachting van een officieel onderzoek. Hashimoto sprak ook tot generaal Kawabe Masakazu (河辺正三 , 1886 – 1965), en meldde hem dat hij zelf hoopte op een vlugge overeenkomst voor het regelen van de situatie. 98 Om 4u50 werden talrijke geweerschoten afgevuurd van buiten de stad, waarna de Chinese troepen in de stad zichzelf en hun territorium verdedigden en terugvuurden. Een uur lang werd er heen en terug geschoten. ’s Ochtends op 8 juli werd uiteindelijk van beide kanten uit besloten dat men zich moest terugtrekken om tot een vreedzame oplossing te kunnen komen, maar toen de Japanse troepen zich wilden terugtrekken werd nogmaals op hen gevuurd. 99 Mutaguchi vroeg opnieuw of de Chinese onderhandelaars de stad wilden verlaten om te kunnen onderhandelen. Zij gingen hierop in, maar de onderhandelingen hadden weinig resultaat. 100 Op dit moment vond Mutaguchi het tijd om weerstand te bieden aan de Chinese troepen, en opnieuw braken gevechten uit. 101 Ondertussen zat Chiang Kai-shek samen met heel wat regeringsleden afgezonderd in vergadering, toen hij melding kreeg over de vijandigheden van het Japanse leger. Vrijwel ogenblikkelijk nam hij een houding van weerstand aan, en besloot hij het leger te mobiliseren. Vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd een mondelinge klacht geuit, men eiste dat de Japanse regering haar leger zou intomen, zodat de situatie niet verder uit de hand zou lopen. 102 Verder eiste de centrale regering ook dat zij het recht zou hebben eender welke ‘regeling’ die plaatselijk getroffen werd te herzien. Er werden ook vier legerdivisies klaargemaakt om zich te mobiliseren naar Baoding (保定 ), zuid-Hebei. Een bevel werd

98 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 282 99 Toland, John. The Rising Sun , p. 44 100 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 364 101 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , p. 73 102 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 367 39

gegeven aan Song Zheyuan, om zijn leger naar Baoding te begeven, en niet meer verder te onderhandelen, maar een regeling door de centrale regering af te wachten. 103 Diezelfde ochtend werd in Tokyo het Centraal Gezag van het Keizerlijke Japanse Leger op de hoogte gebracht van het incident., Ishihara Kanji, kaderlid van de Algemene Staf van het leger, sprak met Muto Akira (武藤 章, 1892 – 1948), zelf ook kaderlid van de Algemene Staf. Zij kwamen tot de conclusie dat deze situatie best snel en plaatselijk zou opgelost worden om een zware escalatie te voorkomen. Men wou de plaatselijke bevelhebbers dus een overeenkomst laten onderhandelen. 104 Ook Ishii Itaro (石射猪太郎 , 1887 – 1954), hoofd van de Oost-Azië afdeling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, was van dezelfde mening, namelijk dat de beste oplossing een plaatselijke regeling inhield, en dat men een politiek van ‘non-expansie’ moest uitstippelen.105 Eerste Minister Konoe Fumimaro en zijn Kabinet keurden deze benadering van het incident goed, en ’s avonds werd deze richtlijn per telegram verstuurd naar Tianjin, hoofdkwartier van de Japanse troepen in China. Het leek dus alsof de ‘Keizerlijke Weg’ factie hun beleid zouden kunnen doordrukken, en dat het incident zou kunnen opgelost worden door onderhandeling en diplomatie. Echter, tegelijkertijd was Muto Akira samen met Shinichi Tanaka (田中新一 , 1893 – 1976), hoofd van de Sectie Militaire Zaken van het Ministerie van Oorlog, voorbereidingen aan het maken om drie divisies van het leger in Japan ter versterking naar de probleemzone te sturen. Ishihara was dus bezorgd om het uit de hand lopen van het incident, terwijl een aantal aanhangers van de ‘Controle’ factie rondom hem hun plannen voor expansie begonnen door te duwen. 106 Kawabe Masakazu arriveerde omstreeks 15u in Wanping, waar hij tegen de richtlijnen van generaal Hashimoto in de toestemming gaf aan majoor Ichiki om weerstand te bieden indien Chinese troepen hen aanvielen. 107 Zowel Kawabe als Ichiki waren uit op een groter conflict dat Japan zou verplichten Mantsjoerije in te lijven, aanhangers van de ‘Controle’ factie dus. Rond 17u zond Mutaguchi een nota naar de Chinese bevelhebbers met 3 eisen, namelijk dat (1) tegen 20u alle Chinese troepen moesten teruggetrokken zijn tot het oosten van de rivier, en dat hierop volgend de Japanse troepen zich zouden terugtrekken naar het westen van de rivier. Zoniet, zou de stad aangevallen worden met kanonnen. Verder (2)

103 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 283 104 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , p. 74 105 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 283 106 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , p. 75 107 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 282 40

moesten de stadsinwoners verwittigd worden dat ze de stad moesten verlaten. Ten laatste (3) moesten de Japanse leden van het onderzoeksteam die nu nog in Wanping verbleven de stad onmiddellijk verlaten en terugkeren naar de Japanse troepen. Van de Chinese diplomaten kwam een negatief antwoord terug dat meldde dat (1) zij zelf geen militair ambtenaar waren, en dus niet konden beslissen over soldaten. Zij vonden dat (2) de stadsmensen zelf de kwestie moesten oplossen, en dat de Japanse troepen hier geen zaken mee hadden. Ten slotte meldden zij dat (3) de Japanners reeds bevolen werden de stad te verlaten, maar dat zij liever ter plaatse bleven in de hoop van nut te kunnen zijn in de onderhandelingen. 108 Ondertussen meldden de leidende generaals van het 29 ste leger, Zhang Zizhong (张自 中, 1891 – 1940) en Qin Dechun de ernst van de zaak aan de Centrale Regering. Zij pleitten voor een sterk verzet, gezien een terugtrekking van de Chinese troepen het voordeel zou geven aan de Japanners. Vervolgens gaf Qin Dechun een waarschuwing voor de Japanse soldaten; indien zij zich niet zouden terugtrekken naar Fengtai tegen de avond, zouden de Chinese troepen aanvallen. Qin Dechun zat die avond in Beiping nog samen met de Japanse kolonel Matsui en een Beiping attaché. Tegelijkertijd zaten in Tianjin generaal Hashimoto en generaal Zhang Zizhong samen. Uiteindelijk werd omstreeks middernacht 109 een voorlopig akkoord bereikt, met 3 basispunten. (1) Het vuren zou van beide kanten stoppen, (2) de Japanse soldaten zouden zich terugtrekken naar Fengtai, de Chinese troepen naar het westen van de Marco Polo brug, en ten laatste (3) zou Wanping vanaf 9 juli, 9u ’s ochtends, onder controle van de politie zijn, en mochten geen militairen meer aanwezig zijn. Het was een akkoord waar alle plaatselijke bevelhebbers zich in konden vinden. 110

9 juli 1937

Op 9 juli maakte majoor Ichiki Kiyonao zich echter klaar om de Chinese troepen in Wanping aan te vallen. Luitenant kolonel Morita Koichi van het onderzoeksteam trachtte hem nog tot rede te brengen, maar majoor Ichiki vond dat de orders van Kawabe Masakazu betekenden dat hij mocht aanvallen. 111 Om 6u ’s ochtends vielen de Japanse troepen dus ondanks het vredesakkoord dat 6u geleden tot stand gebracht werd, Wanping nogmaals aan.

108 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 364 109 Volgens Miwa, Kimitada I.. “The Chinese Communists’ Role”, p. 320, om 3u ‘s ochtends 110 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 365 111 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 282 41

Dit gebeurde dus onrechtstreeks op bevel van Kawabe Masakazu. Deze man was verantwoordelijk voor veel van de schermutselingen deze eerste 2 dagen. Hij was ter hulp gekomen van de Japanse troepen, maar negeerde de mondelinge wensen van Qin Dechun en Matsui Iwane om de gevechten te stoppen. Hij viel de eerste 24u na het ontstaan van het incident 3 keer aan, in schending van de mondelinge akkoorden. Hij zou tijd willen rekken hebben in het voordeel van het Japanse leger. 112 Ook op 9 juli ontmoette Minister van Oorlog Sugiyama Hajime (杉山 元, 1880 – 1945) het Kabinet met een voorstel om versterkingen naar Noord-China te zenden. Sugiyama, als aanhanger van de ‘Controle’ factie, was al sinds lange tijd voorstander van de overname van controle over Noord-China. In het Kabinet waren de meningen echter verdeeld, en men kwam niet onmiddellijk tot een akkoord. 113 Kolonel Matsui zat ondertussen samen met een Japans Beiping attaché in onderhandeling met Chinese bevelhebbers in Beiping. Hier trachtte men koortsachtig tot een akkoord te komen. Ondertussen stuurde generaal Hashimoto iemand naar Tokyo om officiële richtlijnen te ontvangen. Als antwoord van de Algemene Staf van het Leger kreeg hij het bevel om de situatie plaatselijk, en snel op te lossen. Hashimoto vloog hierna naar Beiping, en stelde een aantal voorwaarden aan de Chinese bevelhebbers. Ten eerste wou men een verontschuldiging van Chinese kant. Ten tweede moesten de officiers die de situatie nog bemoeilijkt hadden gestraft worden. Vervolgens moesten de troepen in de Wanping regio vervangen worden door mensen van de Veiligheidsdienst. Als vierde en laatste voorwaarde eiste men dat alle communistische elementen in de regio dringend onder controle gebracht werden. In Beiping konden deze voorwaarden zeker aanvaard worden als basis voor een regeling. 114

10 juli 1937

Wang Chonghui (王宠惠 , 1881 – 1958), Minister van Buitenlandse Relaties, keerde op 10 juli terug van retraite in de bergen, en ging naar Nanjing om een schriftelijke klacht in te dienen. De Japanse ambassadeur had echter een nogal vijandige houding naar Wang Chonghui toe. Hij maakte duidelijk dat Japan niet geïnteresseerd was in onderhandelingen met het Chinese ministerie van Buitenlandse Relaties, omdat men het hele voorval plaatselijk

112 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 365 113 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , p. 74 114 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, pp. 282-283 42

wou regelen. Dit werd natuurlijk van Chinese kant opgevat als een verdoken poging om de plaatselijke autoriteiten in Noord-China te kunnen onderdrukken. 115 Om 18u moest generaal Ishihara Kanji van de Algemene Staf van het Leger in Tokyo onder druk van expansionisten, en Chinese mobilisatie, met veel tegenzin toestemming geven om drie divisies vanuit Japan naar China te sturen.116

11 juli 1937

In de namiddag van 11 juli kwam het Kabinet onder leiding van Eerste Minister Konoe Fumimaro uiteindelijk tot een akkoord om drie divisies van het Japanse leger naar China te sturen. Samen met de beslissing om versterking te sturen werd ook een verklaring afgelegd door de regering die stelde dat deze zware beslissing genomen werd omdat het incident een overduidelijke aanval op Japan was, en dat Japan dit niet zomaar kon voorbij laten gaan. 117 Ter plaatse was men nog niet op de hoogte van het feit dat de Japanse troepen versterking zouden krijgen, en gingen de vredesonderhandelingen gewoon verder. Er werd een akkoord bereikt tussen Matsui Iwane en Zhang Zizhong, dat 3 belangrijke inhoudspunten had. Deze punten waren sterk gebaseerd op de voorwaarden die op 9 juli gesteld werden in Beiping. Ten eerste moest een vertegenwoordiger van het 29 ste Leger zich excuseren bij een Japanse militaire vertegenwoordiger, waarbij ook beloofd werd dat de schuldigen gestraft zouden worden zodat een voorval zoals dit zich niet meer zou kunnen herhalen. Ten tweede stelde men van Japanse kant dat de Chinese troepen in Fengtai een gevaar vormden voor de veiligheid van de Japanse troepen. Incidenten werden veel te makkelijk uitgelokt, en dus moesten de troepen vervangen worden door een veiligheidsdienst. Ten slotte moest alle anti- Japanse propaganda eindelijk afgeschaft worden. Op dit moment was Song Zheyuan naar Tianjin teruggekeerd, en toen hij vaststelde dat Zhang Zizhong reeds een akkoord gesloten had met de Japanners geloofde hij dat alles vredevol opgelost zou kunnen worden. 118 Maar toen de troepen zich terugtrokken, klonk opnieuw het geluid van geweerschoten, en beide kanten engageerden zich weer in gevechten. Wat men op dat moment niet wist, was dat het geluid slechts voetzoekers waren. Toen grepen Song en Hashimoto persoonlijk in, en

115 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , pp. 367-368 116 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 283 117 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , p. 74 118 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 366 43

zij kwamen opnieuw tot een wapenstilstand. 119 Om 20u werd na lange onderhandelingen tussen de plaatselijke bevelhebbers, Matsui en Qin Dechun, een akkoord voor staakt-het- vuren ondertekend. 120 Later werd een Chinese student van de Qinghua Universiteit gearresteerd voor het afzetten van de voetzoekers. Hij gaf uiteindelijk toe aangespoord geweest te zijn door de Chinese Communistische Partij. 121 ’s Avonds werd gemeld dat de onlangs gestorven luitenant generaal Tashiro Kanichiro, bevelhebber van het Japanse China Garnizoen vervangen zou worden door luitenant generaal Katsuki Kiyoshi (香月清司 , 1881 – 1950). Deze zou dus het bevel overnemen van generaal Hashimoto Gun. Anders dan zijn voorganger Hashimoto Gun, was Katsuki Kiyoshi een voorstander van de harde aanpak, en inlijving van Mantsjoerije. 122 Omdat generaal Hashimoto in Beiping een akkoord bereikt had, annuleerde Ishihara Kanji het bevel tot mobilisatie. Men was wel nog steeds van plan twee brigades van het Guandong Leger, en één divisie van het Korea leger uit te sturen, al was dit een sterke vermindering van de eerst geplande algemene mobilisatie. 123 Het uiteindelijke akkoord hield dus in dat Song zich verontschuldigde voor het incident, ook al was nog niet vastgesteld dat zijn troepen enige schuld troffen. Hij beloofde ook een onderzoek te plegen naar de verantwoordelijken, en deze te straffen, alsook de communistische elementen in zijn troepen onder controle te houden. Ook moest hij zijn troepen uit het probleemgebied weghalen. Hashimoto beloofde op zijn beurt geen versterkingen naar Noord-China te brengen. 124

12 juli 1937

Het Japanse Kabinet stelde op 12 juli een vechtplan tegen China op, en besliste om het Chinese 29 ste leger in Beiping en Tianjin aan te vallen. 125 Premier Konoe verzamelde zelfs het volledige Kabinet, prominente politiekers en journalisten, om een persconferentie te geven waarin hij de steun van de bevolking vroeg. 126

119 Toland, John. The Rising Sun , p. 45 120 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , p. 75 121 Miwa, Kimitada I.. “The Chinese Communists’ Role”, p. 323 122 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 365 123 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 284-285 124 Toland, John. The Rising Sun , p. 45 125 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 366 126 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 284 44

De Japanse ambassadeur in Nanjing ontmoette ook op deze dag de Chinese minister van Buitenlandse Relaties Wang Chonghui om een waarschuwing te geven; vanaf het moment waarop China haar leger en/of luchtmacht mobiliseert, of zelfs maar tekenen geeft van een voorbereiding op mobilisatie, zal de beslissing van Japanse kant reeds gemaakt zijn; Japan is klaar om op Chinese vijandigheden te reageren. Wang Chonghui reageerde met de opmerking dat Japan steeds luidkeels verkondigde dat er geen plannen waren voor expansie, maar dat dit in tegenstelling was met de effectieve mobilisatie van hun leger, en de grote aantallen Guandong troepen die Noord-China binnenstroomden. Wang wou de situatie niet uit de hand zien lopen, en stelde dat indien de Japanse regering van dezelfde mening was, men enkel met de volgende twee maatregelen de situatie kon bekoelen. Ten eerste moesten de gemobiliseerde troepen van beide kanten zich terugtrekken. Ten tweede moesten beide kanten ook verdere mobilisatievoorbereidingen stoppen. Het Japans antwoord luidde dat men gisteravond in Beiping reeds tot een akkoord gekomen was dat voor beide kanten voordelig uitkwam, en dat de oplossing die de minister voorstelde, de situatie niet zou vooruithelpen. Chiang Kai-shek zond vervolgens een telegram naar generaal Song Zheyuan van het 29 ste leger, waarin hij uitlegde dat de centrale regering niet zou buigen voor de buitensporige eisen van Japan, maar dat hij de situatie ook niet wou verergeren; Chiang wou geen oorlog. Hij kon echter niet toelaten dat de Nanjing regering zou uitgesloten worden uit de onderhandeling, dit stond immers gelijk met een verlies aan autoriteit in Noord-China. Daarom aanvaardde hij het vredesakkoord niet en beval hij Song Zheyuan en zijn troepen om zich te verzetten indien er nog plaatselijke schermutselingen waren. Ook beval hij het centrale leger zich te concentreren op Baoding, en zich voor te bereiden op een eventueel langere oorlog. Song Zheyuan zal echter weigeren Chiangs bevelen op te volgen, en hij begon zijn troepen uit de probleemregio terug te trekken. 127

13 juli 1937

De nieuw aangestelde generaal Katsuki maakte ondertussen een rapport over de omstandigheden waarin de troepen zich bevonden, en besloot dat versterking niet nodig was, hij zou het 29 ste Leger kunnen verslaan met de troepen die op dat moment in Noord-China aanwezig waren. Hij gaf wel Song Zheyuan nog de mogelijkheid een akkoord te sluiten, maar

127 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 368 45

daarvoor moet hij akkoord gaan met 7 bijkomende eisen. In Tokyo echter, vond men dat de militairen in Noord-China niet sterk genoeg stonden; er kwam een melding dat nog meer troepen gemobiliseerd zouden worden. Hierop stuurde Chiang Kai-shek opnieuw een telegram naar Song Zheyuan. Hij stelde dat het LGQI niet zou opgelost raken, ongeacht hoeveel eisen China zou inwilligen. Japan was uit op expansie, en zou niet opgeven vooraleer hun doel bereikt was. Daarom besliste de Chinese regering met alle macht weerstand te bieden, om de bevolking van de Chinese natie te beschermen tegen het Japans imperialisme. Chiang Kai-shek vroeg in zijn telegram volledige samenwerking van Song, om samen tot een overwinning te komen; of dat nu in vrede of oorlog zou zijn, hij wou niet dat Song Zheyuan nog verder op eigen houtje beslissingen nam. Alleen door volledige samenwerking hoopte men tot een overwinning te kunnen komen. Hierna zond Chiang Kai-shek een officier naar het noorden, om officieel Song Zheyuan te bevelen de troepen naar Baoding te leiden, en daar de Japanners te omsingelen en onder druk te zetten. 128

14 juli 1937

Op 14 juli zond Katsuki ’s avonds een ambtenaar naar Song Zheyuan met de zeven bijkomende eisen. Ten eerste moesten de ophitsingen van de communisten onderdrukt worden. Ten tweede moesten alle anti-Japans gezinde personen in belangrijke posities ontslaan worden. Ten derde moesten de instellingen van de Centrale Regering in Jicha gezuiverd worden van alle anti-Japanse elementen. Als vierde eis stelde Katsuki dat alle anti- Japanse groeperingen, en de Chinese communisten uit de Jicha regio verwijderd moesten worden. Verder moesten alle anti-Japanse spreekwoorden, propaganda, studenten en volksbewegingen verwijderd worden. Als zesde punt moest alle anti-Japans onderwijs in scholen en militaire opleidingen stopgezet worden. Ten slotte moest Beiping een stad worden met een veiligheidsdienst, en alle Chinese militairen moesten zich buiten de stad terugtrekken. Volgens Japanse bronnen ging Song Zheyuan in principe met de eisen akkoord, maar hoopte hij dit langzaamaan te kunnen uitvoeren. Daarom zond hij Zhang Zizhong en enkele vertegenwoordigers naar de Japanners om verder te onderhandelen en zo tot een akkoord te komen. In Tokyo stond men nog steeds klaar om versterkingen naar China te sturen, maar om te oordelen of dit wel nodig was, werd beslist om kolonel Shibayama Kaneshiro (柴山兼四郎 ,

128 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 369 46

1889 – 1956) van het Ministerie van Oorlog naar Noord-China te sturen om de situatie te gaan evalueren. 129

15 juli 1937

Op 15 juli ontmoette minister van Buitenlandse Relaties Wang Chonghui nogmaals de Japanse ambassadeur, om de Chinese verwachtingen uit te leggen, namelijk dat China van Japanse kant een erkenning van hun verantwoordelijkheid in het incident wou. Wang wees erop dat Japan de Beiping spoorweg bezet had om zo militaire bevoorradingen mogelijk te maken. Dit had de situatie verergerd, en had de Chinese soevereiniteit geschonden. Daarom had men van Chinese kant geen andere uitweg gezien dan verzet. Maar Japan startte toen het eerste deel van het gevechtsplan tegen China; men wou snel het 29 ste leger in Beiping aanvallen, zodat ze naar het westen van de Yongding (永定 ) rivier gedreven werden, en geen hulp van de Centrale Regering meer konden inroepen. Een Chinese ambassadeur in Japan meldde nu dat Japan ook soldaten zou mobiliseren met als doel het leger van de Centrale Regering. Ook al zou dit niet het oorspronkelijke plan van de Japanse regering geweest zijn, onder druk van het ministerie van militaire zaken was ook dit plan gevormd. 130 Men was tot deze beslissing gekomen nadat militaire vertegenwoordigers in China gemeld hadden dat de nationale regering mobilisatie goedgekeurd had van alle troepen ten noorden van de Yangze (扬子江 ). Ishihara kon niet anders dan toe te geven aan de druk van de aanhangers van de ‘Controle’ factie, onder andere kolonels Muto en Tanaka, ook al had hij liever het rapport van kolonel Shibayama afgewacht. Bijgevolg werd beslist dat indien China niet onmiddellijk zou stoppen met de provocaties, Tokyo zou reageren door middel van mobilisatie. Kolonel Shibayama kwam ondertussen aan in Tianjin, waar hij drie dagen zou samen zitten met de plaatselijke bevelhebbers; generaal Hashimoto, kolonel Matsui, en een Beiping attaché.131 Belangrijk ook, is dat op 15 juli de legaliteit van de Chinese Communistische Partij aangekondigd werd. Dit was bepaald nadat een aantal communistische leiders, waaronder ook Zhou Enlai, uitgenodigd werden op de conferenties die sinds begin juni regelmatig in Lushan

129 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 285 130 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 369 131 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 285 47

gehouden werden. De nationale regering zal vanaf nu meer en meer onder invloed en druk staan van de CCP, die al vanaf het begin uit waren op oorlog met Japan. 132

16 juli 1937

De Chinese regering vroeg op 16 juli hulp aan de 9 landen die het ‘Negen Machten Verdrag’ ondertekend hadden in 1922. Men wees de buitenlandse regeringen op het feit dat de Japanse troepen massaal de Marco Polo brug aangevallen hadden, dat Noord-China ondertussen bezet was. Dit allemaal was een ernstige inbreuk op de Chinese soevereiniteit, en het verdrag van de 9 staten werd dus verbroken door Japan. China en Japan konden blijkbaar onderling niet tot een oplossing komen, daarom vroeg de Chinese minister van Buitenlandse Relaties, Wang Chonghui, de Engelse ambassadeur in China, Sir Hughe Knatchbull-Hugessen (1886 – 1971), om in Tokyo te gaan onderhandelen. Hugessen zond hierop een telegram naar de Engelse attaché in Japan, James Dodds 133 , om te melden dat Chiang Kai-shek van plan was om op 17 juli de mobilisatie stop te zetten, in de hoop dat Japan dit voorbeeld zou volgen. De Chinese regering zou verder ook veiligheidsmaatregelen nemen, zodat beide kanten hun troepen in gunstige omstandigheden konden terugtrekken. Joseph Grew (1880 – 1965), Amerikaans ambassadeur in Japan, was van mening dat indien Japan echt een vredevolle oplossing wou, dit het geschikte moment ervoor zou zijn. Jammer genoeg kwam van Japanse kant geen positief antwoord. Men vond dat het LGQI door de plaatselijke autoriteiten in Noord-China opgelost moest worden, en dat de Japanse regering dus niet op het voorstel van Chiang Kai-shek kon ingaan. 134

17 juli 1937

Op 17 juli eiste de Tokyo Regering dat Nanjing zonder meer de mobilisatie zou stopzetten, en dat Chiang Kai-shek het plaatselijke akkoord zou erkennen. 135 Als antwoord op

132 Miwa, Kimitada I.. “The Chinese Communists’ Role”, p. 323 133 Geen verdere informatie over gevonden 134 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 369 135 Toland, John. The Rising Sun , p. 45 48

de telegram naar Japan van de dag voordien voldeed dit niet aan de Chinese wensen. 136 Naar Katsuki zond men vanuit Tokyo een telegraaf met een waarschuwing voor Song Zheyuan; hij moest voor 19 juli akkoord gaan met de nieuwe eisen. 137 Chiang echter, werd hierdoor opgehitst, en gaf een toespraak waarin hij meldde dat China weerstand zou bieden als Japan te ver zou gaan in zijn onderdrukking van het Chinese volk in Noord-China. 138 Dit was zijn zogenaamde ‘Last Moment for Life or Death’ toespraak, waarin duidelijke invloed van de CCP te horen was. 139 In de Chinese Regering begonnen stilaan enkele realisaties door te dringen, namelijk dat indien Beiping, de Noordelijke hoofdstad, het noordelijk cultureel en politiek centrum, van groot militair belang, door een incident als het LGQI ten prooi kon vallen van het Japans imperialisme, hetzelfde ook met Nanjing zou kunnen gebeuren. Het LGQI was dus een probleem voor de hele Chinese natie, en eigenlijk ook voor de hele wereld, want het Japans imperialisme zou niet noodzakelijk stoppen aan de Chinese grenzen. Daarom werden enkele aankondigingen gemaakt. China wou geen oorlog, maar als men gedwongen zou worden tot zelfverdediging, zou de Chinese regering niet twijfelen. China stond redelijk zwak op militair vlak, maar eens oorlog begonnen was, zou de Chinese regering niet meer onderhandelen. Afstaan van territorium of soevereiniteit zou in dit geval een misdaad tegen de Chinese bevolking zijn. Nadat deze basisprincipes van de Chinese regering uitgedrukt werden, werd nog een laatste maal benadrukt dat China zelf geen oorlog wou. Of het LGQI een oorlog tussen China en Japan zou veroorzaken hing volledig af van de houding van de Japanse regering, en hun capaciteit om de acties van de Japanse militairen te controleren. China had tot hier toe dus 4 basisprincipes vastgesteld. Als eerste mocht eender welke oplossing waartoe men zou komen geen schending zijn van de Chinese soevereiniteit. Ten tweede mochten de politieke en militaire instellingen in Jicha niet onwettig gewijzigd worden. Ten derde mochten plaatselijke ambtenaren aangesteld door de centrale regering (zoals de voorzitter van het comité van Jicha, Song Zheyuan) niet zomaar naar believen vervangen worden. Als laatste punt weigerde men het 29 ste leger, dat zich voordien reeds in die regio bevond, in aanwezigheid te beperken. 140

136 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 286 137 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 367 138 Toland, John. The Rising Sun , p. 45 139 Miwa, Kimitada I.. “The Chinese Communists’ Role”, p. 323 140 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 370 49

18 juli 1937

Op 18 juli stuurde de nationalistische regering een officieel antwoord op de telegram van de dag voordien, met als mededeling dat China niet anders kon dan zich verder voor te bereiden op mobilisatie, gezien ook Japan beslist had met versterking van zijn troepen in Noord-China. Verder eiste men nogmaals het recht op om de plaatselijke regeling te herzien. 141 Chiang Kai-shek stuurde verder nog een telegram naar Song Zheyuan en Qin Dechun om te zeggen dat hij Japan niet vertrouwde. 142 Maar op diezelfde dag woonde Song Zheyuan de begrafenis van Kanichiro Tashiro bij, waar hij Katsuki Kiyoshi ontmoette en met deze een ernstig gesprek voerde. Wat precies gezegd werd is onduidelijk, maar in ieder geval aanzag men het hele gesprek van Japanse kant als een verontschuldiging van Song Zheyuan. Deze laatste zag het als een wederzijdse verontschuldiging. 143 Vervolgens zou Song Zheyuan besloten hebben om de barricades in Beiping weg te nemen, en zijn troepen in Wanping weg te trekken. Terwijl de regeringen nog steeds met elkaar in de knoop lagen, werd plaatselijk alweer een akkoord gesloten. Ondertussen kwam men in Tianjin, waar Shibayama reeds 3 dagen overleg hield met een aantal plaatselijke bevelhebbers, tot de conclusie dat het akkoord van 11 juli voldeed aan Japanse wensen, en dat dit simpelweg moest doorgevoerd worden, in plaats van versterking te sturen naar Noord-China. Helaas werd deze beslissing niet rechtstreeks doorgestuurd naar Tokyo. Hij besliste ze persoonlijk mee te delen. Op diezelfde dag zette kolonel Muto generaal Ishihara nogmaals onder druk om drie divisies te mobiliseren. Deze laatste was niet op de hoogte van de verzoeningspoging van Song Zheyuan, noch van de evaluatie door Shibayama. Daarom kon hij niet anders dan het plan van Muto goed te keuren. 144

141 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 286 142 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 370 143 volgens Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, pp. 286-287 vond de begrafenis plaats op zeventien juli, en ontmoette Song Zheyuan daar generaal Hashimoto. Generaal Hashimoto zou hier duidelijk gemaakt hebben dat hij het nodig vond vlug een regeling te vinden voor de situatie. De volgende dag zou Song Zheyuan samengezeten hebben met generaal Katsuki, de nieuwe Japanse bevelhebber, en hem zijn persoonlijke verontschuldiging aangeboden hebben voor het lugouqiao-incident. 144 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 287 50

19 juli 1937

Op 19 juli keerde Song Zheyuan terug van Tianjin naar Beiping, en hield er een belangrijke toespraak waarin hij de bevolking en het leger vroeg om niet meer te stoken. Hij deelde mee dat hij dacht dat men tot een verstandige en wettige oplossing zou komen, en dat de situatie vlug bekoeld zou zijn. Hij hoopte dus op wederzijds vertrouwen en eerlijkheid, om zo Oost-Azië te kunnen pacificeren. 145 Helaas kwam in Tokyo het Kabinet samen, en hoewel Ishii Itaro sterke tegenstand leverde tegen de mobilisatie, meldde minister van Buitenlandse Zaken Hirota Koki dat het plan voor mobilisatie unaniem goedgekeurd werd in het Kabinet. 146 Op 19 juli leverde Chiang Kai-shek ook zijn beroemde toespraak, waarin hij verklaarde dat China alles wou doen om vrede te behouden, maar indien Japan zou blijven eisen stellen, het geduld van de Chinese natie wel eens zou kunnen ten einde komen. Indien China toeliet dat de Marco Polo brug zomaar ingenomen werd, zou ook Beiping vallen. Indien dit zomaar zou lukken, zou ook Nanjing hetzelfde lot kunnen overkomen. 147 20 juli 1937

Op 20 juli werd Hugessen nogmaals gevraagd om als tussenpersoon op te treden om een diplomatische oplossing te vinden, en zo het wantrouwen bij Japan te verwijderen. Hugessen moest echter weigeren, gezien de Engelse regering vond dat het alleen maar voor extra problemen zou zorgen, vooral omdat Japan geen buitenlandse inmenging wou. De Chinese regering bleef echter volhouden dat enkel door buitenlandse hulp, bij voorkeur door de Verenigde Staten of Engeland, de situatie opgelost zou kunnen worden. 148 Generaal Katsuki was minder geneigd tot een vredevolle oplossing dan zijn voorganger, en beval daarom op 20 juli een plan op te maken voor een aanval op de Wanping regio. Hij begon de troepen ook op strategische plaatsen te stationeren. 149 Een dag na de toespraak van Song waarin hij duidelijk maakte dat hij rekende op vertrouwen en eerlijkheid, vielen Japanse soldaten om 3 uur in de namiddag Wanping aan met een kanon. Hierbij werden enkele bevelhebbers, en een groot aantal Chinese soldaten en burgers gewond of zelfs gedood. Als gevolg van de opnieuw begonnen gevechten besliste het Japans Kabinet om drie

145 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 367 146 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 287 147 Borg, Dorothy. The United States and The Far Eastern Crisis of 1933 – 1938, From the Manchurian Incident through the Initial Stage of The Undeclared Sino-Japanese War . Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press, 1964, p. 280 148 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , pp. 371-372 149 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 288 51

divisies van het Japanse leger klaar te maken voor mobilisatie. Dit terwijl Song Zheyuan nog steeds bereid was de Japanse eisen in te willigen. Song Zheyuan had ook een telegraaf gezonden naar de Centrale Regering om te vragen dat men vanuit de regering geen versterking zou zenden. Verder wou hij voornamelijk dat de regering eindelijk het akkoord van 11 juli zou bevestigen en de wapenstilstand goedkeuren. 150 Later die dag kwam kolonel Shibayama terug in Tokyo aan, waar hij sterk pleitte tegen de mobilisatie. Ook generaal Hashimoto zond toen een telegram naar Ishihara, dat versterking noch nodig, noch gewenst was, aangezien men van Chinese kant de voorwaarden van het akkoord van 11 juli aan het uitvoeren was. 151

21 juli 1937 – 25 juli 1937

Omwille van de evaluatie van Shibayama en de telegram van Hashimoto besliste Ishihara op 21 juli het bevel tot mobilisatie opnieuw te annuleren. Of dit zo zou blijven zou volledig afhangen van de Chinese regering, en of die haar mobilisatie van het nationale leger ook zou stopzetten. Ishihara ijverde op dit moment dus nog steeds om een akkoord te bereiken, en oorlog te voorkomen. Op 22 juli kreeg Song Zheyuan nogmaals het bevel om zich tot in Baoding terug te trekken. De nationalistische regering wou dat Song Zheyuan en zijn troepen zich positiever instelden naar de regering toe. Op 23 juli ontmoette Song Zheyuan de Minister van Buitenlandse Zaken, en meldde hij dat hij nog steeds geloofde in een akkoord waarbij de situatie alsnog vredevol zou opgelost worden. Hij zei dat hij 70% zeker was dat het incident vlug afgehandeld zou kunnen worden indien de regeringen vanaf nu hartelijk en eerlijk zouden samenwerken. 152 Op 24 juli spreekt Hugessen nogmaals de Chinese regering aan, om te melden dat zij niets meer konden doen dan Japan waarschuwen voor de gevaren van hun blijvende onderdrukkingen, en dat China dit niet zou blijven verdragen. Die waarschuwing hadden ze reeds meerdere keren overgebracht. Uiteindelijk besliste de centrale regering dat ze akkoord konden gaan met het akkoord dat plaatselijk geregeld was tussen Song Zheyuan en de Japanse bevelhebbers, maar dat dit wel de uiterste limiet moest zijn. Indien Japan nogmaals extra eisen zou stellen, dan zou China weigeren, en oorlog zou onvermijdbaar zijn. De Chinese

150 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 367 151 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 287 152 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 367 52

regering meldde op 25 juli aan een Amerikaanse ambassadeur dat zij reeds vanaf 21 juli begonnen waren aan de terugtrekking van troepen uit het noorden, en dat Japan tussen 21 en 24 juli alleen maar meer voorbereidingen getroffen had voor militaire acties. Van Chinese kant was men steeds uitermate verdraagzaam, en zelfs nu weer was men bereid om akkoord te gaan met de twee basisprincipes van Japan; ten eerste keurde men de plaatselijke regeling van het LGQI goed. Ten tweede zou de centrale regering de implementering van de oplossing niet in de weg staan, en akkoord gaan met de drie punten voorgesteld door Song Zheyuan. Dit zou de laatste toegeving zijn die de Chinese regering nog zou maken. 153

26 juli 1937 – 30 juli 1937

In de nacht van 25 op 26 juli kwam het in het spoorwegstation van Langfang (廊坊 ), ongeveer 50 mijl ten zuiden van Beiping opnieuw tot een schermutseling, die echter binnen het uur uitgroeide in een zwaar conflict. Van Japanse kant werden zware versterkingen naar het gebied gestuurd. 154 Dit incident kan te wijten zijn aan de aankomst van nieuwe plaatselijke bevelhebbers. 155 ’s Ochtends op 26 juli gaf Katsuki nog een laatste waarschuwing voor Song Zheyuan 156 , alvorens Langfang gebombardeerd werd. Katsuki stelde dat generaal Song zijn troepen binnen de 24 uur uit Wanping moesten terugtrekken en dat de 37 ste Divisie van Song Zheyuan zich naar de rechteroever van de Yongding rivier moesten terugtrekken. 157 Daarna werden Chinese militaire vestigingen in Langfang gebombardeerd door 17 vliegtuigen, waarna de stad bezet werd. 158 Op 26 juli rapporteerde de Duitse ambassadeur Oskar Trautman (1877 – 1950) over zijn ontmoeting met de Minister van Buitenlandse Zaken, Wang Chonghui. Trautman meldde dat Duitsland, hoewel zij geen politieke relaties hadden met China, toch hoopte een vreedzame oplossing te kunnen bemiddelen tussen Japan en China. Echter, gezien Japan had laten uitschijnen dat het geen inmenging van derden wou, zou de rol van Duitsland als tussenpersoon waarschijnlijk weinig tot geen resultaat opleveren. De Duitse ambassadeur in Tokyo had dan ook een telegram gezonden met de melding dat de Japanse regering over het

153 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 372 154 Toland, John. The Rising Sun , p. 46 155 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 288 156 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 367 157 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 288 158 Toland, John. The Rising Sun , p. 46 53

LGQI heel onduidelijk was, maar dat een handvol militairen ervoor gezorgd hadden dat de situatie zich ten kwade ontwikkeld had in de voorbije weken. Vanaf de eerste dag waarop het incident zich voordeed, en waarschijnlijk al veel langer dan dat, was de Japanse regering onder controle van militairen. Ook de Franse ambassadeur richtte zich die dag tot de Chinese regering. Hij vergeleek de situatie met de honderdjarige oorlog tussen Engeland en Frankrijk. Engeland wou controle over het Franse vasteland, net als Japan nu controle wou over China. De Engelsen werden uiteindelijk naar hun eigen eiland teruggedwongen, en dit zal hier ook waarschijnlijk zo zijn met de Japanners. Natuurlijk hoopte ook Frankrijk dat de situatie alsnog opgelost zou worden, maar gezien er in Japan zodanig veel militairen waren met onverenigbare meningen besefte men dat een vreedzame oplossing niet meer haalbaar was, en er oorlog zou volgen vooraleer de Japanners teruggedrongen zouden kunnen worden. 159 Op 27 juli kondigde Katsuki een wraakactie aan tegen de Chinese troepen wegens inbreuken op Japanse troepen, en daarmee het Japanse keizerrijk. 160 Echter, nog voor de 24 uur van het ultimatum van generaal Katsuki voorbij waren, startten de Chinese troepen in Wanping een aanval, en er brak opnieuw een zware strijd uit in de nabijheid van de Marco Polo brug.161 Ook op 27 juli gaf Konoe een verklaring dat de Japanse regering een nieuwe rangorde moest scheppen in Oost-Azië. Hij sprak dan ook over het bereiken van een ‘fundamentele oplossing van Sino-Japanse relaties.’ 162 Dezelfde dag verklaarde ook de Japanse Minister van Buitenlandse Zaken dat Japan samenwerking van de Chinezen wou, geen Chinees territorium. 163 Op 28 juli werden eerst kopieën van Katsuki’s verklaring in Noord-China verspreid, waarna bommenwerpers naar 3 Chinese steden gestuurd werden. Grondtroepen vielen het hele Beiping gebied aan. 164 Chiang Kai-shek gaf op 30 juli een verklaring dat de enige optie nu nog was om de hele bevolking samen te brengen, in een gevecht tot op de laatste adem. 165

159 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 373 160 Toland, John. The Rising Sun , pp. 46-47 161 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 288 162 Eastman, Lloyd E., “Nationalist China during the Sino-Japanese War 1937 – 1945” in Fairbank, John K. en Twitchett, Denis, The Cambridge History of China, Volume 13, Republican China 1912 – 1949, Part 2 , p. 550 163 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 288 164 Toland, John. The Rising Sun , p. 47 165 Eastman, Lloyd E., “Nationalist China during the Sino-Japanese War 1937 – 1945” in Fairbank, John K. en Twitchett, Denis, The Cambridge History of China, Volume 13, Republican China 1912 – 1949, Part 2 , pp. 550- 551 54

2.3 Evaluatie van het Lugouqiao Incident

In dit deel bespreken we welke de kritieke punten waren, waar men eigenlijk het kleinschalig incident heeft laten escaleren, en welke personen/groeperingen in dit proces sleutelfiguren waren.

Initiële vijandigheden

De eerste kogels die afgevuurd werden, kwamen zonder uitlokking, en vallen dus zeker niet te verantwoorden. Daarom wordt ook vaak aangenomen dat deze eerste kogels mogelijk per ongeluk afgevuurd werden, al is dit natuurlijk niet met zekerheid te zeggen. De tweede keer dat men het vuur opende, in de nacht van 7 op 8 juli, is al minder aannemelijk dat er een vergissing was. Indien deze kogels niet afgevuurd werden hadden de plaatselijke bevelhebbers bijna zeker tot een overeenkomst kunnen komen om het incident plaatselijk op te lossen. Maar het is duidelijk dat er zowel binnen het Chinese als het Japanse leger mensen waren die dit absoluut wilden vermijden. Zelfs buiten het leger kunnen we verantwoordelijkheid zoeken bij de Chinese communisten, en anti-Japans geïnspireerde opstandelingen. Deze laatste optie wordt na vele jaren onderzoek, zowel van Chinese, Japanse, als westerse onderzoekers, het meest waarschijnlijk bevonden, aangezien de plaatselijke troepen eigenlijk weinig problemen hadden met elkaar, gezien de vriendschappelijke relatie tussen de Chinese generaal Song Zheyuan, en de Japanse generaal Hashimoto Gun. Men had hier dus moeten inzien dat er onruststokers de vredesonderhandelingen wilden verstoren, maar in de plaats daarvan beschuldigden beide kanten elkaar van het breken van het staakt- het-vuren dat overeengekomen was. 166

Japanse militairen zijn uit op expansie

Reeds voor het LGQI lokten een aantal militairen incidenten uit, zonder toestemming van hogerop. Ishihara Kanji was voor hen een voorbeeld, hoewel hij zich dit later zou

166 Toland, John. The Rising Sun , pp. 43-44 55

beklagen. 167 Één van de belangrijkste onruststokers bij het LGQI bleek uiteindelijk een Japanse militair te zijn, generaal Kawabe Masakazu, die tot 3 maal toe de mondelinge akkoorden van de Chinese en Japanse bevelhebbers negeerde, en ervoor zorgde dat telkens weer gevechten uitbraken. Hij was overduidelijk een expansionist die tijd wou rekken voor het leger, zodat de Japanse troepen versterkingen konden inroepen, om zo totale controle over de regio te krijgen. Kawabe bemoeilijkte de situatie voornamelijk toen hij op 8 juli toestemming gaf aan majoor Ichiki om de Chinese troepen toch aan te vallen indien er verdere schoten gelost werden. Dit tegen de bevelen van generaal Hashimoto in. Op 9 juli gebruikte majoor Ichiki dit achterpoortje om effectief een aanval te plegen op Wanping. Hij slaagde trouwens niet in zijn opzet. 168

Nanjing besluit onmiddellijk tot mobilisatie over te gaan

Van Chinese kant maakte men reeds op 8 juli een beslissing die zware gevolgen zou hebben; de nationale regering besliste toen al vier legerdivisies te mobiliseren, en naar Baoding, zuid-Hebei te sturen. Het He-Umezu akkoord van 1935 stelde namelijk dat het Nationalistische Leger niet toegelaten was in Noord-China. Gezien het feit dat de plaatselijke regeling eigenlijk geen politieke voorwaarden inhield, noch standpunten had die haaks stonden met die van de nationale regering, had men de regeling beter kunnen aanvaarden. Het aandringen op inspraak van de centrale regering zou zware gevolgen hebben. 169

Tokyo staat onder invloed van militairen

Een eerste punt waar het bij de Japanse regering fout liep, is wanneer Muto Akira en Tanaka Shinichi op 8 juli het initiatief namen om extra Japanse troepen naar China te sturen. Dit was achteraf gezien totaal onnodig, de aanwezige troepen in China konden zeker de situatie aan, gezien ze eigenlijk bijna opgelost was. Het (voorbereiden van het) mobiliseren van Japanse troepen had als gevolg dat de Chinese nationalistische regering zichzelf en haar

167 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible?, pp. 255-256 168 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 365, Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 283 169 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 283 56

belangen in Noord-China bedreigd voelde, en dat ook zij troepen zouden mobiliseren. Dit zorgde voor een escalatie van de situatie, die dus zeker te vermijden was. Er was zeker genoeg tegenstand, verschillende belangrijke figuren in het leger uitten meerdere keren hun afkeuring van de acties van Muto en Tanaka. Zo schreef Kawabe Torashiro (河辺 虎四郎 , 1890 – 1960), hoofd van de Sectie Oorlogsbegeleiding van de Algemene Staf van het leger, in zijn memoires hoe hijzelf enorm tegen de mobilisatie van troepen, en daarmee de escalatie van het incident was. Hij schreef verder dat Shibayama Kaneshiro, hoofd van de Sectie Militaire Zaken, hem gezegd had dat hij het mobiliseren van troepen een ernstige zaak vond, dat voor problemen zou zorgen. Kawabe Torashiro was duidelijk bezorgd over het feit dat de meningen in het leger verdeeld waren, en dat diegenen die uit waren op expansie wel eens hun plannen zouden kunnen doorduwen. 170 Dit voorstel tot het sturen van versterking, dat op 9 juli door Oorlogsminister Sugiyama naar voor gebracht werd bij het Kabinet van Konoe, werd op 11 juli aanvaard, en zorgde ervoor dat alles waar Ishihara Kanji, Kawabe Torashiro, en Shibayama Kaneshiro voor vreesden, uitkwam. Ironisch is dat Konoe kort hiervoor nog plechtig gesteld had dat hij voor een politiek van internationale integriteit wou gaan 171 , en dat op dezelfde dag nog een akkoord bereikt werd in Noord-China door de plaatselijke bevelhebbers, waardoor het incident daarmee eigenlijk afgesloten kon geweest zijn. 172 Het uitzenden van de drie divisies werd uiteindelijk niet alleen door voorstanders van expansie goedgekeurd, maar ook door een aantal bevelhebbers die het incident vlug opgelost wilden zien. Deze dachten namelijk dat China zou toegeven, en het incident vlug zou willen oplossen, indien China zou geconfronteerd worden met de dreiging van de Japanse troepen. Men dacht dus de Chinezen te kunnen dwingen tot een staakt-het-vuren door hen te intimideren. Ook Ishihara Kanji ging uiteindelijk akkoord, omdat hij vernomen had dat ook China zich klaarmaakte om troepen naar het noorden te sturen. Ishihara had het Japanse leger liever verder voorbereid op een oorlog met de Sovjet Unie, maar door de druk van de expansionisten kon hij het gevaar voor de Japanse troepen in Noord-China niet langer negeren. De versterking van de Japanse troepen was dus eigenlijk ook een reactie op de mobilisatie van Chinese troepen, hoewel gewenst door heel wat expansionisten, en dus is de verantwoordelijkheid zeker niet volledig op deze eerste Chinese zet af te schuiven. 173

170 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , p. 74-75 171 Toland, John. The Rising Sun , p. 44 172 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , p. 75 173 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 283 57

Kawabe Torashiro schreef in zijn memoires dat hij de acties van Ishihara niet snapte. Maar deze laatste verdedigde zich door te stellen dat hij niet anders kon dan de versterking van troepen toe te laten, zodat geen Japanse levens meer verloren zouden gaan in Noord- China. Hij antwoordde dat Kawabe Torashiro toch zou moeten snappen dat Ishihara de troepen in Noord-China niet aan hun lot kon overlaten; ten slotte was Torashiro’s oudere broer, Kawabe Masakazu daar bevelhebber. In feite werd Ishihara eigenlijk door Muto Akira in een hoek gedrongen, Muto had bij wijze van Gekokujo achter zijn rug om gestart met de voorbereidingen van de versterking van troepen. Eens aanvaard door de meerderheid in het Kabinet, en met de kennis van de Chinese mobilisatie, kon Ishihara niet anders dan ook akkoord gaan. 174

Japan zet China onder druk

Wat natuurlijk ook niet aan de situatie geholpen had, was de persconferentie van premier Konoe op 12 juli, die overduidelijk bedoeld was om de Chinese regering onder druk te zetten om de plaatselijke regeling te aanvaarden. Dit was echter slechte diplomatie, alleen al omwille van het feit dat men van Japanse kant had moeten beseffen dat Nanjing de regeling nooit zou aanvaarden, zeker niet onder druk. Bovendien waren de uitspraken van Konoe grotendeels misleidend, of zelfs fout. Hij dreigde met algemene mobilisatie, alsof die al vaststond. Dit klopte echter niet, gezien Kanji Ishihara het bevel voor de mobilisatie ’s avonds op 11 juli (voorlopig) geannuleerd had, omdat men in Beiping tot een akkoord gekomen was. Men was overgeschakeld van algemene mobilisatie tot mobilisatie van twee brigades van het Guandong Leger, en één divisie van het Korea Leger.175 Na het vredesakkoord van 11 juli, kon de crisis dus eigenlijk tot een einde gekomen zijn. Chiang Kai-shek had dan wel het bevel gegeven meer troepen naar Noord-China te sturen, dit was niet doorgegaan. Song Zheyuan had zich aan het akkoord gehouden, en had zijn troepenaantal sterk verminderd. Door slechte communicatie echter, wist men in Tokyo niet dat de situatie plaatselijk opgelost werd. Wanneer Tokyo dus op 17 juli Chiang opnieuw onder druk zette om de mobilisatie stop te zetten en het plaatselijke akkoord te erkennen, werd Chiang zodanig opgehitst dat hij een krachtige verklaring openbaar maakte:

174 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , p. 75 175 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, pp. 284-285 58

“If we allow one more inch of our territory to be lost or sovereign rights to be encroached upon, then we shall be guilty of committing an unpardonable crime against our Chinese race… China’s sovereign rights cannot be sacrificed, even at the expense of war, and once war has begun there is no looking back.” 176

Regeringen wijken niet van basisprincipe af

Op 19 juli reeds, werd een vredesakkoord getekend door Song Zheyuan, die beloofde de zijn troepen uit Wanping terug te trekken, en verder ook alle Japanse eisen in te willigen. Aldus kon ook hier weer de situatie opgelost worden. Maar van beide kanten hadden de regeringen principes waar ze niet van wilden afwijken. Van nationalistisch standpunt gezien was het absolute noodzaak om inspraak te hebben in eender welk akkoord. Indien een akkoord geregeld werd met lokale autoriteiten, zou dit immers het Japanse idee bevestigen dat de nationalistische regering in Noord-China geen zeggenschap had. Dit zou het dan weer makkelijker maken voor de Japanse troepen om hun slag te slaan, en nog meer grondgebied te bezetten. Daarom besloot de regering verschillende divisies van het nationale leger van centraal China te mobiliseren naar zuid-Hebei, nabij Baoding. Dit vormde natuurlijk een reële bedreiging voor de Japanse troepen in Noord-China. Van Japanse kant echter, weigerde men in Tokyo te buigen voor de nationalistische regering, hun basisprincipe was het uitsluiten van de Nanjing regering in de onderhandelingen. Het was dan ook duidelijk hun doel om de nationalistische autoriteit in Noord-China af te zwakken, of zelfs te elimineren. Als reactie op de mobilisatie van Chinese troepen in Hebei, begon Japan ook haar troepen te versterken in aantal, vooral in de Beiping-Tianjin regio. 177 Op dit moment waren er nog steeds verschillende mensen veel moeite aan het doen om de situatie alsnog op te lossen. Zo sprak een Japans militair attaché in Nanjing met de Chinese Minister van Oorlogszaken over de ernst van de situatie. Beide wilden graag tot een oplossing komen waarbij oorlog kon vermeden worden, maar konden toch niet wijken van bepaalde basisprincipes. De Minister van Oorlogszaken werd gewaarschuwd dat indien China haar troepen niet terugtrok uit het noorden de situatie nog meer uit de hand zou lopen. Hij antwoordde: “If war breaks out, both Japan and the Chinese Republic will be defeated and only the Russian and Chinese Communists will benefit.” 178

176 Toland, John. The Rising Sun , p. 45 177 Eastman, Lloyd E., “Nationalist China during the Sino-Japanese War 1937 – 1945” in Fairbank, John K. en Twitchett, Denis, The Cambridge History of China, Volume 13, Republican China 1912 – 1949, Part 2 , p. 550 178 Toland, John. The Rising Sun , p. 45 59

Al de moeite om een incident te vermijden werd dus teniet gedaan door het niet aanvaarden van het vredesakkoord door Chiang Kai-shek. Hij wou, en kon, het niet aanvaarden gezien het akkoord een feitelijke uitsluiting van het centrale bevel betekende. Een aanvaarding van dit akkoord was in zijn ogen een teken dat de nationalisten geen enkel gezag behielden in Noord-China, en dit kon niet. Door zijn blijvend weigeren, bleef de situatie in Noord-China gespannen, en kwam het op 25 juli opnieuw tot gevechten. Hierna vond de nieuwe Japanse bevelhebber, luitenant generaal Katsuki het hoogtijd dat Japanse troepen toestemming kregen vanuit Tokyo om geweld te gebruiken waar nodig. Er werden nogmaals troepen naar Noord-China gestuurd ter versterking, en onder invloed van militairen die dachten Chiang vlug tot onderhandelen te kunnen dwingen, verklaarde Eerste Minister Konoe op 27 juli oorlog aan China door de verklaring te maken dat Japan een ‘nieuwe orde’ in Oost- Azië zou vestigen. 179

Trage communicatie

Een moeilijk te begrijpen fout is dat toen Shibayama op 18 juli besliste dat versterking in Noord-China onnodig was, hij dit besluit niet onmiddellijk doorzond naar Tokyo. Hij koos ervoor om zelf terug te vliegen naar Tokyo, en zelf zijn bevindingen mee te delen. Hij arriveerde daar echter maar op 20 juli. 180

Generaal Song Zheyuan

Generaal Song Zheyuan, bevelhebber van het 29 ste leger verdient even apart bekeken te worden. Zowel Nanjing als de Japanners waren niet zeker wat ze aan Song hadden. Bij vorige incidenten nam Song Zheyuan steeds een twijfelend houding aan, wat vaak overkwam alsof Song de Japanse aanwezigheid verwelkomde. Verder had hij ook uitstekende relaties met de plaatselijke Japanse bevelhebbers. Dit was voor Nanjing een grote zorg, en vanuit de centrale regering trachtte men Song terug aan te moedigen zich meer aan te sluiten bij de nationalistische standpunten. Song Zheyuan zelf meende dat hij het belang van de Noord-

179 Toland, John. The Rising Sun , p. 42-46 180 Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, p. 285 60

Chinese bevolking voor had, en dus ook de Chinese belangen, en dat hij daarom trachtte de Japanners niet voor het hoofd te stoten. Want vanaf Song publiekelijk een standpunt zou innemen dat overeenkwam met dat van de nationalistische regering, zou dat door de Japanners geïnterpreteerd worden als provocatie. Hij vond dat het makkelijker was een leefbare situatie te behouden door middel van vriendschappelijke relaties. Maar ook Japan was niet zeker van Song’s positie. Hij leek te willen meewerken, maar had nog steeds banden bij de nationalistisch regering. Na het Xi’an incident in december 1936 zocht Song zelfs meer toenadering tot Nanjing. Hij zou degene geweest zijn die Zhang Xueliang tot rede bracht, en aandrong op het verzekeren van Chiang’s veiligheid. Hij veroordeelde het hele incident, en plaatste de schuld bij communistische invloeden. Na het incident pleitte hij dat hij steeds de bevelen van de centrale regering zou opvolgen. Vanaf toen begon hij steeds meer contact met de Japanse bevelhebbers te vermijden, hij veinsde vaak ziekte. Dit zou ook één van de redenen geweest kunnen zijn waarom een aantal Japanse bevelhebbers het LGQI gebruikten om de situatie uit de hand te laten lopen en op een oorlog aan te sturen. Men was bang dat door Song’s hernieuwde vriendschappelijke relaties met de nationalistische regering Noord- China terug onder centrale invloed zou vallen. Op het moment van het incident zelf echter, was een duidelijke kloof merkbaar tussen centrum en regio. Song Zheyuan negeerde bevelen uit Nanjing, nam zelf onderhandelingsinitiatieven, ondertekende zelf akkoorden, en gaf geen rapport over zijn acties aan Nanjing. Song had op zich geen probleem met het volgen van de bevelen van de centrale regering, maar enkel indien de Nanjing regering een goede oplossing vond. Gezien dit niet het geval was, zag Song zich genoodzaakt om zelf een oplossing te zoeken. Hoewel Song’s intenties goed waren, namelijk het vlug en vredevol oplossen van de situatie, heeft de slechte communicatie voor veel problemen gezorgd. Aanvankelijk werd Song’s houding in Nanjing afgekeurd, hij kon het zich niet zomaar permitteren om op eigen houtje beslissingen te nemen, acties te ondernemen,… Later begon men wel in te zien dat Song’s positie geen makkelijke was, en dat hij slechts trachtte het incident niet te laten escaleren. De communicatie verliep vanaf dan minder stroef, Song werd minder verweten. Deze ommekeer in Nanjing kan natuurlijk ook te maken hebben met het feit dat zij het zich niet konden veroorloven om Song Zheyuan’s trouw te verliezen. Helaas waren Song’s vele pogingen om de escalatie te voorkomen nutteloos, op 29 juli viel Beiping, en op 30 juli bood Song Zheyuan zijn ontslag aan. Hoewel velen hem het verlies van Beiping kwalijk namen, werd het ontslag niet aanvaard. 181

181 Barrett, David P. and Shyu, Larry N.. Chinese Collaboration with Japan, 1932 – 1945, The Limits of 61

Chinese Communistische Partij

Vaak wordt gezegd dat het hele incident niet was gebeurd, en toch zeker niet tot oorlog had geleid, indien de Chinese communisten niet hadden klaargestaan om het nationalistische leger in een oorlog met Japan te betrekken. Er wordt dan ook met de vinger gewezen naar communisten in verband met de initiële schoten. Opvallend is dat reeds op 8 juli een communistische telegram circuleerde, die verklaarde dat Japanners een oorlog provoceerden, en dat China, nu het geconfronteerd werd met het Japans imperialisme, eindelijk zou moeten weerstand bieden. Er volgde een eis gericht aan Song Zheyuan, opdat hij zijn 29 ste leger in de strijd zou gooien, en een aanmoediging aan de centrale regering, opdat zij Song Zheyuan in zijn strijd zouden steunen. De telegram was dus overduidelijk een vraag naar open oorlog met Japan. Het is dan ook niet moeilijk in te beelden dat het ook de Chinese communisten waren die het incident veroorzaakt hadden. Op 9 juli werd nog een telegram gestuurd naar alle communistische takken, met volgende stelling: “At this moment, our Party should strengthen its propaganda, and organize various kinds of resistance organizations to guide the people. It should work either openly or secretly. If need be, it should organize an army of volunteers according to “the regulation of the volunteer army” ( a March directive of the CCP Central Committee). It should directly engage in a clash with Japan, and arousing the people’s sentiment throughout the country for the salvation of the nation, it should obtain the goal of driving Japan out.” 182

Verder werd nog een ander document ontdekt, genaamd ‘Strategy of Arming North China’, waarin men een strategie uitlegde waarmee men de Japanse troepen in Noord-China zou betrekken in een grootschalig incident, dat in een langdurige oorlog zou uitlopen. Nog geen week na het incident zou volgens Japanse autoriteiten de CCP richtlijnen gekregen hebben van de Comintern, die geleid werd door Sovjet Communisten. Vanuit de Sovjet-Unie gezien zou een Sino-Japanse oorlog natuurlijk voordelig uitkomen; dan zou de aandacht van Japan niet meer enkel op de SU gericht zijn, maar zou Japan afgeleid worden door de zorgen van een verwoestende oorlog. Het advies van de Comintern hield in dat men ten alle koste moest vermijden dat het incident plaatselijk zou opgelost raken, men moest trachtten de situatie te bemoeilijken, zodat de nationalistische regering geen andere opties zou hebben dan oorlog te verklaren aan Japan. Om dit te bekomen mocht men leidende figuren die hun doel in de weg stonden uitschakelen. Verder moesten ze ook het nationalistisch besef van de bevolking doen opflakkeren, zodat deze extra druk zou zetten op de Nanjing regering. Er moest een algemene

Accomodation . Stanford, California: Stanford University Press, 2001., pp. 50-52 182 Miwa, Kimitada I.. “The Chinese Communists’ Role”, p. 170 62

anti-Japanse beweging opgestart worden, en er mocht internationale waarschuwing gegeven worden, dat andere naties geen steun mochten geven aan Japan. Als laatste punt moesten communisten indringen in de lagere kringen van de centrale regering, daar allianties vormen, om zo samen met de bevolkingsmassa, de GMD te betrekken in algemene oorlogvoering. De CCP trachtte op twee manieren de oorlog uit te lokken. Langs één kant trachtte men de schermutselingen tussen de Japanse en Chinese troepen steeds weer aan te wakkeren. Zo spoorde de CCP ook een student aan om voetzoekers aan te steken, op een gevoelige locatie, zodat de gevechten opnieuw zouden starten nadat men een staakt-het-vuren overeen gekomen was. Langs de andere kant trachtten ze ook officiële erkenning te krijgen van de nationalistische regering. Dit gebeurde onder andere door het onder druk zetten van Chiang Kai-shek, door erop te wijzen dat Japan de Chinese soevereiniteit schond, en dat men dus beter kon samenwerken om tegen Japan op te komen. Verder trachtten ze ook op de bevolking en lagere officiers in te werken. Later, in 1944, zond Mao Zedong een vertrouwelijke nota naar zijn volgelingen waarin duidelijk was hoe groot de voordelen waren van de CCP in een Sino-Japanse oorlog. “The Sino-Japanese War affords our party an excellent opportunity for expansion. Our fixed policy should be seventy per cent expansion, twenty per cent dealing with the and ten per cent resisting Japan. There are three stages in carrying out this fixed policy: the first is a compromising stage, in which self-sacrifice should be made to show our outward obedience to the Central Government and adherence to the Three People’s Principles; but in reality this will serve as a camouflage for the existence and development of our party.” 183

Het voornaamste doel van de CCP in verzet tegen Japan was dus de expansie van de eigen partij, en controle over China, boven nationale bevrijding heen. 184

Japanse hoofdrolspelers en het Tokyo Tribunaal

Hoewel verschillende Chinese militairen, communisten en politiekers zeker ook schuld troffen in het veroorzaken van een oorlog, werden enkel Japanse militairen en politieke hoofdrolspelers in het Tokyo Tribunaal (1946 – 1948) berecht.

Konoe Fumimaro, Eerste Minister van Japan ten tijde van het Lugouqiao Incident, pleegde na de oorlog zelfmoord, nog voor hij door het Tokyo tribunaal berecht kon worden. 185

183 Miwa, Kimitada I.. “The Chinese Communists’ Role”, p. 327 184 Miwa, Kimitada I.. “The Chinese Communists’ Role”, p. 323 - 328 185 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , bijlage A-I 63

Hij droeg dan ook veel verantwoordelijkheid voor het uit de hand lopen van de situatie. Indien het Konoe Kabinet anders gehandeld had, kon het incident waarschijnlijk wel opgelost geweest zijn. Toen een plaatselijke regeling, een staakt-het-vuren, in Beiping geregeld werd, kondigde het Kabinet aan dat versterking naar Noord-China gestuurd zou worden. Dit zorgde natuurlijk voor een escalatie van het hele incident, hier had men waarschijnlijk reeds oorlog kunnen voorkomen. Konoe zelf had nog op verschillende punten kunnen ingrijpen, zoals wanneer de beslissing gevormd werd om van de politiek van non-expansie af te stappen. Verder had hij ook meer kunnen ingaan op pogingen van zowel China als derde naties om onderhandelingen te plegen. Hoewel ook hij liever het incident door middel van een akkoord had opgelost, was Konoe te zwak om aan de druk van de militaire expansionisten te weerstaan. Een jaar na zijn overlijden werd een uitspraak van hem gepubliceerd: “Not only the Cabinet but also the Army advocated a non-expansionist policy. But, despite this desire, the nation indeed opted for expansion.” 186

Ishihara Kanji, hoofd van het Bureau voor Operaties van de Algemene Staf van het Leger, stond ten tijde van het LGQI steeds aan de kant van zij die tegen expansie waren. Dit was helaas niet altijd zo. Hij gaf zelf het voorbeeld van Gekokujo ten tijde van het incident in Mantsjoerije, en hielp in het veroorzaken van het incident. Er is dan ook zoiets als het ‘Ishihara-model’, waarbij militairen op eigen houtje controle nemen over een situatie, om hun eigen beleidslijnen te kunnen invoeren. Kanji Ishihara stond niet terecht op het Tokyo Tribunaal. Ten tijde van het LGQI had Ishihara dus zijn mening herzien, en vond hij het niet wijs om nu voor expansie te gaan. Zijn ondergeschikte, Muto Akira, hoofd van de Sectie Operaties, was echter voorstander van mobilisatie. Deze laatste ging bij wijze van Gekokujo over het hoofd van zijn meerdere heen, en associeerde zich met Shinichi Tanaka, hoofd van het Bureau voor Militaire Zaken van het Oorlogsministerie. Deze twee planden samen de mobilisatie, en verzamelden argumenten om hun plannen door te drukken. Uiteindelijk kon Ishihara niet anders dan de mobilisatie goed te keuren. Muto en Tanaka speelden bijgevolg een belangrijke rol in het escaleren van het incident. Muto Akira kreeg de doodstraf toegewezen door het Tokyo Tribunaal. 187 Shinichi Tanaka stond niet terecht op het Tokyo Tribunaal. 188

186 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , pp. 79-80 187 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , bijlage AII 188 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , p. 255-259 64

Oorlogsminister Hajime Sugiyama was openlijk voorstander van expansie. Hij zorgde ervoor dat een akkoord met de Chinese regering niet mogelijk was, onder andere door het telkens verhogen van de Japanse eisen. Het was dan ook hijzelf die op 9 juli 1937 het voorstel tot mobilisatie indiende bij het Kabinet, 189 en Konoe onder druk zette om het voorstel goed te keuren. Sugiyama pleegde kort na de oorlog zelfmoord. 190

Buitenlands Minister Hirota Koki kreeg meerdere malen van verschillende adviseurs de raad om niet door te gaan met de mobilisatie, maar om te onderhandelen met de Chinese regering. Ook van Ishii Itaro, hoofd van de Oost-Azië afdeling van het Buitenlands Ministerie, kreeg hij tegenwind. Hirota stemde toch in met de mobilisatie, onder het motto; “It would be fine if the number of the troops to be sent is adequate for emergency preparations.” 191

Hij stond ook bekend om zijn ‘drie principes’ op vlak van China-politiek; hij wou dat China anti-Japanse stromingen zou onderdrukken, erkenning van Mantsjoerije, en een verenigd front met de nationalistische regering tegen communisme. Hirota werd veroordeeld tot de doodstraf door het Tokyo Tribunaal. 192

Generaal Matsui Iwane, ten tijde van het LGQI nog kolonel, hoewel vaak veeleisend, trachtte wel tot een akkoord te komen, en zo een plaatselijke regeling te treffen. Hij werd echter nadien verplaatst naar Nanjing, waar hij verantwoordelijkheid droeg voor de ‘Nanjing massamoord’. Hoewel hij zelf geen deel nam, en vaak zelfs niet aanwezig was in Nanjing toen de oorlogsmisdaden gepleegd werden, was hij zeker op de hoogte van wat zich afspeelde in Nanjing, en faalde hij erin zijn troepen onder controle te krijgen. Matsui werd door het Tokyo Tribunaal ter dood veroordeeld. 193

189 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , p. 74 190 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , bijlage A-I 191 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , p. 80 192 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , bijlage, A-I 193 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , p. 260 65

2.4 Internationaal standpunt

Interessant om nog even apart te bekijken, is de internationale interesse in de streek en het gebeuren. Om de reactie van derden te kunnen kaderen, trachten we ook reacties en houdingen te verklaren die vooraf al ingenomen werden.

1931-1937

In 1931 vond het 9/18 Incident plaats in Mantsjoerije. Deze periode was ook de tijd van de Grote Depressie in Europa, dus waren Europese staten en de Verenigde Staten niet geneigd in het oosten in te grijpen, tenzij de eigen belangen in het gedrang zouden komen. De ‘zwaarste’ reactie op het Mantsjoerije incident, kwam van de Verenigde Staten. Vaak wordt gezegd dat de reden hiervoor was dat de VS het effect van het Kellogg-Briand Pact van 1928 wou demonstreren. Staatssecretaris Henry Stimson (1867 – 1950) was ervan overtuigd dat de Japanse regering haar leger niet in toom kon houden, en dat zelfs ook niet zou proberen. Daarom werd een officiële nota gestuurd naar zowel Japan als China, met als melding dat de VS geen inbreuken op het Kellog-Briand Pact kon goedkeuren, of laten voorbijgaan. Daarom kreeg Japan het advies van de Liga van Naties om het ‘Negen Machten Verdrag’ na te leven, en geen inbreuken meer te plegen op Chinese soevereiniteit. Er werd een commissie samengesteld om te onderzoeken wat er precies gebeurd was in Mantsjoerije, de Lytton Commision. Deze deelde haar bevinding mee dat de acties van het Japanse leger niet gezien konden worden als zelfverdediging, en dat ‘Manzhouguo’ niet ontstaan was uit een beweging naar vrijheid, maar door Japan als kunstmatig buffer was opgezet. Vanuit deze commissie werd een aanbeveling gegeven aan de Liga van Naties om ‘Manzhouguo’ niet te erkennen, en dit werd ook bijna unaniem goedgekeurd, met uitzondering van Japan. Om duidelijk te maken dat Japan niet langer deel wou uitmaken van de Liga van Naties stond de Japanse vertegenwoordiger, Matsuoka Yosuke (松岡洋右 , 1880 – 1946), recht, en verliet hij de zaal. 194 Nu kan men zich wel afvragen waarom de Liga van Naties hier niet ingreep, en het Japanse leger dwong uit Mantsjoerije te vertrekken. Volgens specialisten op vlak van relaties tussen de VS en Japan lagen verschillende redenen aan de basis van de nalatigheid; de situatie was te complex, men wou de eigen belangen in China dan wel verdedigen, toch wou men

194 Seiichi, Iwao, Biographical Dictionary of Japanese History, pp. 411-412. 66

Japan niet voor het hoofd stoten, en zolang er Japanse aanwezigheid was in Mantsjoerije, vormde dit een soort buffer tussen China en de Sovjet-Unie. Men wou namelijk ten allen koste voorkomen dat China onder te grote communistische invloed zou raken. 195 Algemeen kan men ook zeggen dat de Verenigde Staten in 1937 veel meer bezorgd waren om de mogelijkheid van oorlog in Europa, dan een oorlog in het Verre Oosten. 196 Toen in 1932 het Shanghai incident zich voordeed, veranderde Groot-Brittannië ook haar beleid, aangezien ongeveer tachtig procent van de Engelse investeringen in China gelegen waren in Shanghai. 197

1937

Op 8 juli reeds werd een lid van de Amerikaanse ambassade in Beiping naar de Marco Polo brug gestuurd ter inspectie van de omstandigheden. Hij meldde dat hoewel er nog steeds enkele gevechten gaande waren, de omgeving grotendeels rustig was. Ambassadeur Grew stuurde een telegram naar Washington, om te melden dat de vooruitzichten op een snelle oplossing gunstig waren. Op 10 juli schreef Grew tot Stanley Hornbeck (1883 – 1966), hoofd van de Amerikaanse Staatsafdeling voor het Verre Oosten, dat hij geloofde dat het incident niet voor ernstige problemen zou zorgen. Hornbeck zat op die dag nog samen met een Chinese ambassadeur die op dat ogenblik in Washington aanwezig was. Hornbeck gaf hen zijn mening over de Chinese situatie. Hij meende dat het mogelijk zou zijn om oorlog tussen China en Japan te vermijden, indien China zijn nationale kracht verder zou opbouwen, zowel economisch, als militair gezien. Dan zou Japan er misschien voor terugdeinzen om China nog aan te vallen. Er was natuurlijk nog veel werk voor China, maar indien men argumenten met andere regeringen zou kunnen vermijden, dan zou men zich kunnen concentreren op de eigen ontwikkeling. De Chinese ambassadeur echter, was er toen al van overtuigd dat oorlog onvermijdelijk was. Terwijl de plaatselijke bevelhebbers druk bezig waren met onderhandelingen, kwamen bij de Amerikanen steeds meer berichten binnen over mobilisaties langs beide kanten. Op 11 juli meldde het Japanse Kabinet dat zij versterking zouden sturen naar Noord-China. Op 12 juli meldde een Chinese ambassadeur in Washington aan Stanley Hornbeck dat Nanjing zes divisies het bevel gegeven had zich noordwaarts te verplaatsen in

195 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , p. 63 196 Borg, Dorothy. The United States and The Far Eastern Crisis , pp. 284-285 197 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , p. 61-62: veldslag tussen Chinese troepen en Japanse maritieme brigade, waarna ook het Keizerlijke Japanse Leger erin betrokken werd. 67

de richting van Hebei. Op 15 juli werd van Chinese kant gemeld dat in de Beijing-Tianjin regio ongeveer 20.000 Japanse soldaten aanwezig waren. Vertrouwelingen van het Amerikaanse leger in zowel China en Japan merkten echter op dat niet zoveel troepen naar China gestuurd werden, en dat geen van die troepen uit Japan kwamen, maar enkel versterking waren uit Mantsjoerije en Korea. Op 12 juli reeds zond Minister van Buitenlandse Zaken Wang Chonghui een boodschap naar de Amerikaanse ambassadeur Beiping, en Sir Hughe Knatchbull-Hugessen, met de vraag zich beide naar Nanjing te begeven. De ambassadeur weigerde, omdat hij dacht van groter nut te zijn in Noord-China. Hugessen ging wel rechtstreeks naar Nanjing, waar Wang Chonghui hem vertelde dat China bereid was om de wapens neer te leggen en de troepen terug te trekken, indien Japan dit ook wou doen. Hugessen kwam meteen in actie, en liet een voorstel opmaken. Op diezelfde dag echter, bezocht de Japanse ambassadeur in de VS staatssecretaris Cordell Hull (1871 – 1955), met de melding dat Japan versterking zou sturen naar Noord-China, als voorzorgsmaatregel. Men hoopte wel nog steeds tot een regeling te komen. Ondertussen was het duidelijk dat China zowel Groot-Brittannië als de VS zou vragen om als tussenpersoon op te treden in onderhandelingen. Hornbeck adviseerde Hull echter dat het beter zou zijn voor de VS om zich op de vlakte te houden. Op 13 juli zond de Britse secretaris van Buitenlandse Zaken, Anthony Eden (1897 – 1977), een voorstel naar de Amerikaanse staatssecretaris Hull, met de vraag of de VS, samen met Groot-Brittannië en Frankrijk zou willen optreden als tussenpersoon in de onderhandelingen tussen China en Japan. De VS antwoordde hierop dat Hull reeds samen gezeten had met zowel Chinese als Japanse vertegenwoordigers, en dat hij ook duidelijk gemaakt had dat het van het grootste belang was de situatie snel en vredevol op te lossen. Er was echter geen enkele aanwijzing dat tussenkomst van de VS enig nut zou hebben. Grew ging volledig akkoord met de richtlijn van de VS om niet als tussenpersoon op te treden; op 14 juli zond Grew een telegram dat een vertegenwoordiger van het Japanse Ministerie voor Buitenlandse Zaken duidelijk gemaakt had dat de oplossing van het LGQI een zaak tussen China en Japan was, en dat Japan dus elke tussenkomst van derden niet zou appreciëren. 198 Op 16 juli vroeg de Chinese regering officieel hulp aan de 9 landen van het ‘Negen Machten Verdrag’. China wees erop dat de Japanse troepen een inbreuk deden op het verdrag, met name dat de Chinese soevereiniteit geschonden werd door de langdurige agressies van het Japanse leger. De situatie raakte blijkbaar niet onderling opgelost, en daarom vroeg Wang Chonghui hulp aan de Engelse ambassadeur in China, Hugessen. Deze laatste zond een

198 Borg, Dorothy. The United States and The Far Eastern Crisis , p. 285 – 288 68

telegram naar de Engelse attaché in Japan, James Dodds, om te melden dat Chiang Kai-shek bereid is om op 17 juli de mobilisaties stop te zetten, in de hoop dat Japan dit ook zal doen. 199 Dodds stuurde dit bericht ook in alle discretie door naar Grew, die de informatie op zijn beurt aan Washington doorspeelde. Grew, Amerikaans ambassadeur in Japan, vond dat dit het ideale moment was om de situatie alsnog tot een akkoord te komen. 200 Ook op 16 juli uitte Amerikaanse staatssecretaris Hull een waarschuwing voor elk land, dat de richtlijnen voor de huidige internationale politieke situatie als volgt waren; men mocht geen militaire kracht uitoefenen, men mocht zich niet mengen in binnenlandse politiek van andere staten, en men moest zich houden aan het verdrag. 201 Hoewel hij niet wou dat de VS zou optreden als tussenpersoon, was hij dus wel bezorgd om de situatie, en hoopte hij alsnog dat er geen oorlog van zou komen. Hull stuurde zijn verklaring naar alle regeringen over de hele wereld, en zestig naties meldden dat zij volledig akkoord gingen met zijn uitspraak. Vreemd genoeg zaten daar ook Duitsland, Italië, en Japan bij. 202 Op 19 juli kwam de melding vanuit Tokyo dat Japan niet kon ingaan op China’s voorstel van 17 juli. Dit was omdat men niet van het basisprincipe wou afwijken dat een regeling plaatselijk getroffen moest worden, zonder tussenkomst van de GMD. 203 Nadien bracht Grew melding aan Washington dat het Chinese voorstel in de Japanse media verspreid werd, en dat men erbij insinueerde dat Japan geen andere keuze had dan China af te straffen. 204 Op 20 juli werd nogmaals hulp gevraagd aan Hugessen. De Chinese regering wou nog steeds een diplomatische oplossing, maar men vond dat Japan geen vertrouwen had, en dat daarom tussenkomst van een derde partij zou kunnen helpen. Hugessen zag dit ondertussen anders in, en legde uit dat inmenging van een derde partij op dit moment enkel meer problemen zou veroorzaken. 205 Op 21 juli zond Hugessen een telegram naar Dodds waarin hij volgende mededeling deed: “I feel that I must emphasize the extreme seriousness of the situation. It is quite clear that Chiang Kai- shek still desires a peaceful solution but that anything amounting to complete surrender to the present Japanese demands would bring about his fall… Position of the Central Government is that they are willing to negotiate with Japan through diplomatic channel on the present dispute in all its aspects and

199 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 369 200 Borg, Dorothy. The United States and The Far Eastern Crisis , p. 279 201 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 369 202 Borg, Dorothy. The United States and The Far Eastern Crisis , p. 289 – 290 203 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 369 204 Borg, Dorothy. The United States and The Far Eastern Crisis , p. 281 205 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , pp. 371-372 69

have offered arbitration and other methods of settlement but that they cannot commit themselves to blind acceptance of some local settlement which will destroy their position in the North once and for all. If the Japanese Government imagine that there is any element of bluff in the Chinese attitude they are making a great mistake. If the Japanese Government insist on settlement with the local authorities in North China to the exclusion of the Central Government they must realize that war will be inevitable.” 206

Diezelfde dag zat Hull samen met een Japanse ambassadeur, waarna hij een samenvatting van het gesprek doorstuurde naar Grew, zodat die ze zou kunnen voorleggen aan de Japanse Minister van Buitenlandse Zaken, Hirota Koki. Hull benadrukte dat hij beide regeringen met ‘vriendelijkheid en onpartijdigheid’ wou benaderen, en dat de VS met genoegen wou samenwerken om een vredevolle oplossing te bekomen, maar dat ze liever niet wou optreden als tussenpersoon. Verder benadrukte hij het feit dat een oorlog voor beide partijen verwoestend zou zijn, en dus zeker niet gewenst was. Hull zag ook de Chinese ambassadeur, en vertelde hem ongeveer hetzelfde relaas. Ook hiervan werd bericht gestuurd naar de Chinese minister van Buitenlandse Zaken, Wang Chonghui. In Tokyo echter, was er blijkbaar ondanks de ernstige situatie nog steeds optimisme. Op 22 juli sprak Minister van Buitenlandse Zaken Hirota met ambassadeur Grew. Hij meldde dat de omstandigheden in Noord-China stilaan verbeterden, en dat hij hoopte dat men alsnog tot een regeling zou kunnen komen. 207 Op 24 juli meldde Hugessen nogmaals dat hij het geen goed idee vond om als tussenpersoon op te treden zolang Japan geen inmenging wenste. Engeland had Japan reeds gewaarschuwd om de inval in China stop te zetten, omdat een oorlog te verwoestend zou zijn voor beide partijen. De Chinese regering was op dat moment bereid nog een laatste maal toe te geven, en men ging akkoord om de regeling van Song Zheyuan te aanvaarden, op voorwaarde dat Japan niet nogmaals eisen zou bijstellen. Maar men vroeg wel hulp aan de VS of Engeland om de boodschap over te brengen, op een manier zodat Japan geneigd zou zijn om akkoord te gaan. 208 Op 25 juli meldde Chiang Kai-shek ook aan de Amerikaanse ambassadeur, toen deze in Nanjing arriveerde, dat hij toch zou toegeven aan de Japanse eisen, uit diepe wens om vrede te bekomen. Hij vermeldde er wel bij, dat hij vermoedde dat Japan hier nog niet mee tevreden zou zijn. In dit geval zou China gedwongen zijn om weerstand te bieden. Hierna stuurde een raadgever aan de ambassade vanuit Beiping een telegram, om te melden dat alles in die regio terug vredig was. Helaas kwam enkele uren later alweer een nieuwe telegram om te melden dat er opnieuw gevechten losgebroken waren tussen de Chinese en Japanse troepen,

206 Borg, Dorothy. The United States and The Far Eastern Crisis , p. 281 207 Borg, Dorothy. The United States and The Far Eastern Crisis , pp. 281-292 208 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 372 70

ditmaal in Langfang. 209 Diezelfde dag vraagt China dan ook aan de Amerikaanse ambassadeur om de rol van tussenpersoon op zich te nemen. Er vindt ook een gesprek plaats tussen minister van Buitenlandse Zaken Wang Chonghui, en de Duitse ambassadeur Oskar Trautman. Deze laatste meldde op 26 juli over dit gesprek, dat de Duitse regering graag als tussenpersoon zou handelen, gezien haar handelsbelangen in China, maar dat ook Duitsland het niet zo’n goed idee vond op dat ogenblik. Japan had al verschillende keren laten merken dat het geen inmenging van derden wou. 210 Hornbeck stelde vervolgens dat er twee belangrijke standpunten waren die men moest overwegen. Voor China en Japan draaide het voorval rond Japanse controle over Noord-China. Voor de westerse machten lag het probleem anders, zij moesten beslissen of, en hoe, men zou reageren op de agressieve politiek van Japan. Zowel Hornbeck als Grew stelden dat het beter zou zijn voor de VS om niet in te grijpen in de situatie, dit zou enkel verder conflict met Japan veroorzaken. 211 Op 26 juli meldde een Franse ambassadeur dat ook Frankrijk geen onmiddellijke oplossing zag. Zijn mening was dat in Tokyo teveel militairen met inspraak waren, en dat hun meningen niet verenigbaar waren. Een oorlog was dus onvermijdelijk volgens Frans standpunt. 212 Op 29 juli kwam in de Japanse media een rapport dat onderzoek gedaan had naar de Britse interesse in het LGQI. Men concludeerde dat Groot-Brittannië elke mogelijkheid zocht om militaire tussenkomst te kunnen goedpraten. Dit rapport zorgde voor wederzijdse irritatie en wantrouwen, welke de Anglo-Japanse relaties nog lange tijd zou verzuren. 213

Op 5 oktober 1937 uitte de VS president Franklin D. Roosevelt (1882 – 1945) een toespraak waarin hij Japan zo goed als gelijk stelde met Nazi’s en fascisten. Veel Amerikanen betreurden de toespraak, omdat geen enkel interesse in China, hoe groot ook, een oorlog met Japan waard zou zijn. Matsuoka, Japans vertegenwoordiger die voordien al uit de Liga van Naties stapte, reageerde bitter. Hij verklaarde dat Japan enkel voor twee doelen vocht: het elimineren van te veel westerse invloed in Azië, die ervoor zou zorgen dat uiteindelijk Azië zichzelf zou verliezen, en om de communistische invloeden in China buiten te houden. 214 Vanuit Japan wou men slechts vanaf eind oktober 1937 buitenlandse hulp aanvaarden in de bemiddelingen. Dit zou kunnen te maken hebben met het feit dat men begon te vrezen

209 Borg, Dorothy. The United States and The Far Eastern Crisis , p. 282 210 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , pp. 372-373 211 Borg, Dorothy. The United States and The Far Eastern Crisis , pp. 293-294 212 Wu, Xiangxiang. Di er ci zhongri zhanzheng shi , p. 373 213 Borg, Dorothy. The United States and The Far Eastern Crisis , pp. 295-296 214 Toland, John. The Rising Sun , pp. 47-48 71

voor de gevolgen van een langdurige oorlog met China, zoals het afwijken van het plan tegen de Sovjet-Unie. Eind oktober werd dan ook een Duitse ambassadeur in China aangesproken, namelijk Oskar Trautman, die bekend werd door de ‘Trautman operatie’. Men koos vanuit Japan waarschijnlijk voor een Duits tussenpersoon vanwege de sterke anti-Britse gevoelens in de Algemene Staf van het Leger. Duitsland was toen zeker bereid om in vredesonderhandelingen te bemiddelen, gezien men de aandacht van Japan liever op de Sovjet-Unie gevestigd zag. Ook Duitsland had trouwens belangen in de Chinese markt, dus ook hiervoor zou een oplossing goed uitkomen. 215 China echter, had nu de basispositie aangenomen die inhield dat men enkel de oorlog een halt kon toeroepen indien men kon terugkeren naar de situatie zoals ze was voor het LGQI. Toen viel Nanjing in december 1937, en Japan zichzelf als overwinnaar zag, betekende het dat zij nooit zouden terugkeren naar de oorspronkelijke situatie. 216 Eind oktober 1937 werden de negen landen van het verdrag van 1922 samengeroepen in Brussel, om tot een oplossing voor het Verre Oosten te komen. Men wou allereerst trachten een regeling te treffen tussen Japan en China, en dacht dit te kunnen bereiken door politieke druk uit te voeren op Japan. Men had echter geen idee wat men zou kunnen doen indien dit eerste plan zou falen. De Amerikaanse vertegenwoordiger had onder president Roosevelt’s instructies begrepen dat indien bemiddeling en druk Japan niet in een andere richting konden sturen, Amerika bereid was om samen met de andere machtsstaten een aantal sancties in te voeren voor Japan. De vraag om Amerikaanse steun kwam dan ook gauw, in Washington werd een voorstel ingediend om onder andere financiële sancties tegen Japan te treffen. Gezien de vertegenwoordiger Roosevelt compleet verkeerd begrepen had, en de Amerikaanse regering totaal niet van plan was om oorlog met Japan te riskeren, werd het voorstel natuurlijk geweigerd. Hoewel de Europese machtsstaten dus zeker bereid waren in de Sino-Japanse oorlog tussen te komen, in de vorm van sancties tegen Japan, wou de Verenigde Staten op dit punt liever neutraal blijven. Dit kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden; de VS wou kost wat kost een oorlog met Japan vermijden, of ze geloofden echt dat hun politiek van neutraliteit de beste optie was om de situatie op te lossen. De Amerikaanse houding was namelijk dat indien men sancties zou opleggen aan Japan, dit op zich een overtreding zou zijn van het Verdrag van 1922, en dat dit morele rechtvaardiging zou geven aan Japan voor haar inbreuk op het verdrag, namelijk haar agressie tegen China. Amerika geloofde dat men enkel

215 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , pp. 76-77 216 Barrett, David P. and Shyu, Larry N.. Chinese Collaboration with Japan , p. 57 72

kon trachten de onderhandelingen tussen Japan en China aan te moedigen, eender welke andere optie zou de situatie alleen maar verergeren. Zelfs toen in december 1937 de Panay, een Amerikaans schip, gezonken werd door Japanse troepen, veranderde men niet van mening. 217

1938

Internationaal gezien gebeurde in 1938 een grote ommekeer. Eindelijk werkten de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie samen om actie te ondernemen tegen Japan. Tot hiertoe hadden de Verenigde Staten altijd gezegd neutraal te blijven. De Sovjet- Unie voorzag China van vliegtuigen en tanks, op voorwaarde dat Chiang Kai-shek ze nooit tegen de SU zou gebruiken. Dit op zich was ook vreemd, gezien de SU steeds openlijk steun geleverd had aan het communisme in China, en zij nu in de bres sprongen voor de nationalistische regering. Er had zich natuurlijk wel een gemeenschappelijk doel gevormd, namelijk het voorkomen van Japanse expansie in Azië. De SU moedigde dan ook een verenigd front aan tussen nationalisten en communisten, om samen tegen Japanse agressie op te komen. China zou Sovjet steun krijgen tot 1941, wanneer Hitler Rusland binnenvalt, en de SU zich op haar eigen territorium moet concentreren. Duitsland, dat tot hiertoe voorkeur gaf om haar handel in China te beschermen, begon vanaf toen naar Japan te neigen. Vermoedelijk was dit omdat Duitsland niet alleen in Europa sterk wou staan tegenover Groot-Brittannië, maar ook in Azië recht tegenover hen wou staan. Hitler was er ook van overtuigd dat oorlog onoverkomelijk was, en dat China het niet zou halen. Hij koos dus om aan de winnende kant te staan, samen met Japan, tegen China en Groot-Brittannië. De Sino-Japanse oorlog is dus zeker niet alleen belangrijk geweest in de Aziatische geschiedenis, deze oorlog zorgde ervoor dat bij de Westerse staten duidelijk werd welke partijen recht tegenover elkaar zouden komen te staan. Het zorgde er ook voor dat de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie dichter bij elkaar kwamen, in gedeelde angst voor Japanse agressie. 218

217 Borg, Dorothy. The United States and The Far Eastern Crisis , pp. 540-543 218 Eastman, Lloyd E., “Nationalist China during the Sino-Japanese War 1937 – 1945” in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , p. 576 73

2.5 Uitloop naar Nanjing

Het LGQI zorgde initieel voor veldslagen in Noord-China, maar later werd het slagveld verplaatst naar Shanghai, en later ook Nanjing. Japan wou voornamelijk een toegeving van de Chinese regering uit het incident dwingen; namelijk dat China ‘Manzhouguo’ zou erkennen, en dat het zou toegeven dat de nationale regering geen zeggenschap had in Noord-China. Deze voorwaarden waren echter onaanvaardbaar voor China, dus slaagde de vele pogingen tot vredesonderhandeling niet. Japan dacht China te kunnen dwingen, door het 29 ste Leger in Noord-China te verslaan, en dat daarmee de Chinese regering zou toegeven. Omdat dit niet geslaagd was, werd in augustus ook Shanghai aangevallen. Indien een eerste nederlaag niet genoeg was, dan zouden de Chinezen wel toegeven nadat hun nationalistisch elitetroepen verslaan werden. 219 De verandering van regio, van Noord-China naar Shanghai, kan misschien vreemd lijken, maar eigenlijk was dit door China zelf veroorzaakt. De nationalistische regering wou de aandacht van het Japanse leger op Noord-China verzwakken, en wou daarom Shanghai als afleiding gebruiken. Zo zouden de troepen in het noorden zich kunnen herpakken. Daarom werden drie van de beste divisies, Duits getrainde troepen, geleid door een Duitse generaal, Alexander von Falkenhausen, in Shanghai gestationeerd op 11 augustus. Op 13 augustus ontstond een gevecht. Hoewel de Japanse troepen initieel verrast werden, hadden zij snel versterking, 220 en een week later verloren de Chinese troepen alweer grondgebied. Chiang Kai-shek weigerde echter nog steeds toe te geven. Japan weigerde hun eisen te verlagen, en ging verder in hun agressie tegen China. 221 Op dit punt begon Japan wel te twijfelen aan hun theorie van een ‘vlugge oorlog, vlug beslist’ 222 , en besloot men toch de internationale bemiddeling een kans te geven. De Duitse ambassadeur, Oskar Trautman werd aangesproken om te onderhandelen. Maar weeral weigerde China toe te geven, de basiseisen van China waren dat de situatie zou hersteld worden als voor het LGQI. China zag de Japanse eisen immers als een inbreuk op Chinese

219 Barrett, David P. and Shyu, Larry N.. Chinese Collaboration with Japan , p.57 220 Carlson, Evans Fordyce. “Strategy of the Sino-Japanese War”, Far Eastern Survey . Vol. 10, No. 9. New York: Institute of Pacific Relations, 1941, p.100 221 Eastman, Lloyd E., “Nationalist China during the Sino-Japanese War 1937 – 1945” in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , p. 551 222 Carlson, Evans Fordyce. “Strategy of the Sino-Japanese War”, p. 100 74

soevereiniteit. 223 De centrale regering wist op voorhand dat een oorlog op dit moment onvermijdelijk was, dit werd reeds op 30 juli duidelijk door een uitspraak van Chiang Kai- shek, die duidde op de aanwezigheid van slechts één optie, namelijk verzet. 224 Toch deed de Chinese regering mee aan de onderhandelingen, voornamelijk om wat tijd te geven aan het leger om zich te kunnen voorbereiden. Na de val van Beiping, Tianjin en Shanghai werd het immers duidelijk dat Japan zich vervolgens op Nanjing zou concentreren. 225 Wanneer Nanjing in december viel, waren de onderhandelingen volgens Japan niet meer nodig; Japan zag zichzelf als grote overwinnaar, en zou nu zeker de eisen niet meer verlagen. Hoewel men tot het eind van de oorlog af en toe onderhandelingspogingen maakte, weigerde geen van beide partijen nog toe te geven. 226 De oorlog kwam pas tot een einde wanneer de Japanse troepen in 1945 gedwongen werden zich aan de geallieerden over te geven. 227

223 Barrett, David P. and Shyu, Larry N.. Chinese Collaboration with Japan , p.57 224 Eastman, Lloyd E., “Nationalist China during the Sino-Japanese War 1937 – 1945” in Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , pp.550-551 225 Barrett, David P. and Shyu, Larry N.. Chinese Collaboration with Japan , p.72 226 Barrett, David P. and Shyu, Larry N.. Chinese Collaboration with Japan , p.57 227 Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? , p. 205 75

Hoofdstuk 4: Conclusie

Na het gepleegde onderzoek kunnen we vaststellen dat hoewel het Lugouqiao Incident op zich niet zo ernstig was, en gemakkelijk had opgelost kunnen worden, het niet verwonderlijk is dat het incident de spreekwoordelijke druppel vormde die de Tweede Sino- Japanse Oorlog deed losbarsten. Als men de omstandigheden, en de voorgeschiedenis mee bekijkt, dan is het duidelijk dat eender welk klein incident op dat moment een strijd zou doen ontstaan hebben. Allereerst waren er de binnenlandse spanningen. China was jarenlang een land vol chaos, burgeroorlog, bandieten en roverij geweest. Lange tijd waren krijgsheren de dichtste benadering van een regering, maar zij waren niet geïnteresseerd in het volk, enkel in eigenbelangen, en oorlogvoeren. Uiteindelijk ontstond de nationalistische guomindang die het land wou verenigen voor het Chinese volk, maar zelfs deze ontstond uit een aantal krijgsheren die dan wel samenwerkten voor dat gemeenschappelijk doel, streven naar macht maakte nog altijd een groot deel van de motivatie uit. Zo ontstond er onderling ook veel discussie en strijd om de macht. Chiang Kai-shek was uiteindelijk diegene die jarenlang China’s nationale leider zou zijn, dankzij een zeer agressieve politiek. Zo liet hij een aantal van zijn persoonlijke tegenstanders zonder reden ombrengen. Toen de Chinese Communistische Partij, die vroeger bondgenoot was van Chiang zelf en de GMD, aan invloed begon te winnen, zag Chiang de Chinese Communisten als een gevaar voor zijn macht, en liet hij de CCP in 1927 illegaliseren. Hij organiseerde zelfs militaire acties om alle Chinese Communisten te elimineren. Vanaf dan zou ook de CCP oorlog voeren, voornamelijk uit zelfbescherming tegen de GMD, maar ook tegen de krijgsheren, om van hen territorium te kunnen afnemen. Het Chinese binnenland lag dus met zichzelf in de knoop, er werd overal gestreden om territorium en macht. De GMD, de CCP, en krijgsheren zorgden hierdoor dat China zichzelf verzwakte. Daarbovenop komt dat vanaf de 19 de eeuw, en begin 20 ste eeuw een aantal westerse machten zoals Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk, en de Sovjet-Unie en Japan interesse begonnen te krijgen in de Chinese handelsmarkt. Gezien China zo zwak stond, werd al gauw van die zwakte geprofiteerd. China had toch geen behoorlijke regering die haar eigen soevereiniteit kon afdwingen, zelfs toen uiteindelijk verdragen opgesteld werden die de Chinese soevereiniteit en territorium moesten beschermen. Hoewel uiteindelijk initiatieven genomen werden om China financieel te steunen kwamen deze pas toen China al heel erg

76

verzwakt was, en de Chinese bevolking wenste op dit moment geen buitenlandse inmenging meer. Toen China uiteindelijk in de jaren ’20 – ’30 van de 20 ste eeuw zich verenigde onder de GMD, bleef Japan echter inbreuken plegen op de Chinese soevereiniteit. Zo kan verwezen worden naar het Jinan Incident (1928), de aanslag op Zhang Zuolin (1928), het Mantsjoerije Incident (1931), het Shanghai Incident (1932), de Tangu Overeenkomst (1933), het He- Umezu akkoord (1935), het Dohihara-Qin akkoord (1935),… voorbeelden genoeg. Bij de Chinese bevolking groeide al lange tijd een anti-Japans sentiment, maar terwijl er vroeger geen regering was die daar iets mee kon doen, eiste de bevolking steeds luider dat de nationalistische regering nu actie zou ondernemen. Ook de CCP wou dringend de Japanse aanwezigheid in China elimineren, gezien Japan sterk anti-communistisch ingesteld was, en dus een bedreiging vormde voor het voortbestaan van de CCP. Het bestuur van de CCP achtte het immers niet onmogelijk dat de GMD een akkoord zou sluiten met de Japanners om samen de Chinese Communisten volledig te elimineren. De CCP wist echter dat het alleen de Japanners niet aankon, en dat er samenwerking zou nodig zijn met de GMD. Dit was echter sterk tegen de wensen van Mao Zedong, hij vertrouwde Chiang Kai-shek niet meer na het verraad in 1927. Maar een samenwerking had ook het voordeel dat de CCP terug gelegaliseerd zou worden. Er gingen verschillende oproepen naar de nationalistische regering om een verenigd front te vormen, maar Chiang wou daar eerst niet op ingaan. Vandaar het Xi’an Incident in 1936, voorstanders van het verenigd front zagen geen andere optie dan Chiang te verplichten tot samenwerking. Op dit moment was duidelijk dat er niet veel zou nodig zijn om een oorlog uit te lokken. De Chinese Communistische Partij wou de Japanners zo vlug mogelijk terugdringen naar eigen land, en hadden hierbij ook de steun van de Sovjet Unie. Ook de nationalistische regering kon nu niet anders dan strenger op te treden indien de Japanners nog inbreuken zouden plegen op de Chinese soevereiniteit, China moest voor zichzelf opkomen, anders zou de Japanse agressie alleen maar verergeren, en zouden Chinese levens in gevaar komen. Het volgende incident dat plaatsvond werd het Lugouqiao Incident, en of het nu kwaad opzet geweest is, of een onfortuinlijk voorval, China was op een punt gekomen waar het niet anders kon dan weerstand bieden. Een belangrijk detail is ook dat het voorval zich niet afspeelde in Mantsjoerije, zoals vele vorige voorvallen, en waar de nationalistische regering toch al geen invloed meer had, maar in de buurt van Beijing, waar de GMD toch nog banden had met de Hebei-Chahar Politiek Raad had, die daar autoriteit uitvoerde. Dit zorgde ervoor

77

dat de GMD nog minder geneigd was de plaatselijke autoriteiten een akkoord te laten uitwerken, maar erop stond zelf te kunnen toezien dat de Chinese soevereiniteit ongeschonden zou blijven in het bereiken van een eventueel akkoord. Japan echter, was toen ook tot het besef gekomen dat China sterker werd, en wist dat indien het Mantsjoerije wou inlijven, of toch tenminste Mantsjoerije in de eigen invloedssfeer wou behouden, dat nu zou moeten gebeuren. Tokyo zal dus uit principe weigeren te onderhandelen met de GMD, Japan wou absoluut niet dat de GMD haar invloed in het noorden zou kunnen versterken. Japan stond dan ook op een punt waar het haar autoriteit als ‘Aziatisch leider’ wou bewijzen, niet alleen tegenover China, maar ook tegenover de rest van de wereld. Hoewel de gematigde politici van de ‘Keizerlijke Weg’ factie liever een weg wilden bewandelen van internationale diplomatie, werden zij overweldigd door het enthousiasme van een groot aantal aanhangers van de ‘Controle’ factie, zowel politici als militairen. De Tokyo regering werd bij wijze van spreken gekaapt door expansionisten, en de situatie liep steeds verder uit de hand. Niet alleen in China en Japan waren er spanningen en problemen, de hele problematiek speelde zich af op een tijd waar alle westerse machten zelf talloze problemen hadden. De Eerste Wereldoorlog had van Europa een puinhoop gemaakt, en ook de Verenigde Staten zat in financiële crisis. De naoorlogse politiek van Versailles, de Washington Conferentie,… vormde een heel voorzichtige aftasting van mogelijkheden. Men wou zware conflicten vermijden, en moest dus een evenwicht zoeken tussen het sanctioneren van inbreuken op soevereiniteit van andere landen, en toch de overtreders niet voor het hoofd stoten. Dit evenwicht werd evenwel niet onmiddellijk gevonden, en na veel pogingen en ingeslagen richtingen om het Aziatische probleem op te lossen moesten de westerse machten zich uiteindelijk concentreren op eigen problemen, toen de Tweede Wereldoorlog op uitbarsten stond. Na grondig onderzoek kunnen we dus concluderen dat het kleinschalige Lugouqiao Incident, hoewel enkele factoren ernstige problemen vormden tussen de Nanjing en de Tokyo regeringen, voornamelijk door de ruimere omstandigheden en voorgeschiedenis het startpunt werd van de Tweede Sino-Japanse Oorlog. Niet het incident zelf, maar jaren vol spanning en incidenten, in China zelf, in Japan zelf, tussen China en Japan, tussen Azië en het westen,… hadden ervoor gezorgd dat uiteindelijk oorlog onvermijdelijk was.

78

Bibliografie

Barrett, David P. and Shyu, Larry N.. Chinese Collaboration with Japan, 1932 – 1945, The Limits of Accomodation . Stanford, California: Stanford University Press, 2001.

Boorman, Howard L. en Howard, Richard C. (reds.), Biographical Dictionary of Republican China, Volume I: AI – CH’Ü. New York, Columbia University Press, 1967.

Boorman, Howard L. en Howard, Richard C. (reds.), Biographical Dictionary of Republican China, Volume III: MAO – WU. New York: Columbia University Press, 1970.

Borg, Dorothy. The United States and The Far Eastern Crisis of 1933 – 1938, From the Manchurian Incident through the Initial Stage of The Undeclared Sino-Japanese War . Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press, 1964.

Carlson, Evans Fordyce. “Strategy of the Sino-Japanese War”, Far Eastern Survey . Vol. 10, No. 9. New York: Institute of Pacific Relations, 1941.

Crowley, James B.. “A Reconsideration of the Marco Polo Bridge Incident”, The Journal of Asian Studies, Vol. 22, No.3. Michigan: Association for Asian Studies, 1963.

Duus, Peter (red.), The Cambridge History of Japan, Volume 6: The Twentieth Century . Cambridge: Cambridge University Press, [1988] 1990

Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China. Volume 12: Republican China, 1912 – 1949, Part 1 , Cambridge: Cambridge University Press, [1983] 1989.

Fairbank, John K. en Twitchett Denis (reds.), The Cambridge History of China, Volume 13: Republican China, 1912 – 1949, Part 2 , Cambridge: Cambridge University Press, 1986.

Iriye, Akira. “Japanese Imperialism and Aggression: Reconsiderations. II.”, The Journal of Asian Studies , Vol. 23, No. 1. Michigan: Association for Asian Studies, 1963.

Miwa, Kimitada I.. “The Chinese Communists’ Role in the Spread of the Marco Polo Bridge Incident into a Full-Scale War”, Monumenta Nipponica , Vol. 18, No. 1/4. Tokyo: Sophia University, 1963.

Seiichi, Iwao, Biographical Dictionary of Japanese History . Tokyo: Kodansha International Ltd., [1978] 1982.

Shillony, Ben-Ami, Revolt in Japan: The young officers and the February 26, 1936 Incident . New Jersey: Princeton University Press, 1973.

79

Toland, John. The Rising Sun, The Decline and Fall of the Japanese Empire, 1936 – 1945 . New York: Random House Inc., [1970] 2003.

Wang, Kai 王凯 . Zhongguo Lishi Changshi 中国历史常识 (Common Knowledge About Chinese History) Beijing: Gaodeng Jiaoyu Chubanshe, [2007] 2008.

Watanabe, Tsuneo, From Marco Polo Bridge to Pearl Harbor, Who was Responsible? . Tokyo: The Yomiuri Shimbun, 2006.

Wu, Xiangxiang 相湘吴 . Di er ci zhongri zhanzheng shi 第二次中日战争史 (The Second Sino Japanese War). 2 Vols. Taiwan: J.F. Chang, 1973.

Zhou, Tiandu 周天度 . “Cong qiqi shibian qianhou Jiang Jieshi riji kan ta de kangri zhuzhang” 从七七事变前后蒋介石日记看他的抗日主张 (Jiang Jieshi’s dagboek bekijkt vanaf het Lugouqiao Incident zijn mening tegenover het verzet tegen Japan). Kangri zhanzheng yanjiu 抗日战争研究 (Onderzoek van de Verzetsoorlog tegen Japan), Vol. 2. China Academic Journal Electronic Publishing House, 2008.

80