<<

"WesterheeW "W" Y A 1 XXXIII-1-198m4

AWN Redactie Inhoud

Hoofdredacteur: Het „troffeltje" 1 C. A. Kalee J. E. Bogaers Redacteuren: Bedenkingen bij een beer uit Xanten 2 Mevr. H. Goudappel E. H. P. Cordfunke en F. Diederik Tj. Pot Schagen: ijzerwinning in de Romein- G. F. thoe Schwartzenberg se tijd met behulp van steenkool 5 O. J. Wttewaall Mevr. J. Zantinge-van Dijkum P. W. de Lange Oude bouwlandgronden in het Gooi. Redactieraad: Een voorlopig verslag 11 Dr. W. J. de Boone G. Groeneweg Prof. Dr. H. Brunsting Spaanse majolica in westelijk Noord- H. L. de Groot Brabant 13 Drs. A. Peddemors V. T. van Vilsteren F. Kneefel en Tj. Pot Een eenvoudige manier om reliëfs op Adviseur: aardewerk vlak af te drukken 20 R. J. Demarée AWN-studie- en werkweken 1983 24 Algemeen Secretariaat A.W.N.: De AWN-veldcursus in Weert, 9—24 Postbus 3088, 3130 CB Vlaardingen Administratie A.W.N.: juli 1983 27 2180 AC, Hillegom Archeologisch nieuws 29 Contributie: Mededelingen 30 ƒ 48,— per kalenderjaar te storten Opgraven in Nederland 33 op girorekening 577808 t.n.v. Penningmeester A.W.N, Opgraven in het buitenland 33 te Poortugaal Oproep 34 Opzegging lidmaatschap: Boekenbeurs 34 vóór 1 december Nieuwe publikaties 34 Bijdragen (artikelen, boekbesprekingen Literatuurbespreking 34 enz.) zenden aan: C. A. Kalee, Literatuursignalement 40 Archeologisch Instituut, Archeologisch symposium 41 Trans 14, 3512 JK Utrecht Veldcursus en werkkamp 1984 42 Alle overige correspondentie: Archeologische rondreis door West- Administratie A.W.N., Postbus 100, België 43 Hillegom Tentoonstellingsnieuws 44

Op het omslag: Majolica-kan uit Bergen op Zoom; bh. 15. ISSN 0166-4301 Westerheem tweemaandelijks orgaan van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN)

Jaargang XXXIII, no. 1, januari/februari 1984

Het "troffeltje"

De Jeugdbond ter bestudering van de Geschiedenis stelt een Engels troffeltje met een klein, spits blad in uitzicht als beloning voor de aanbrenger van een nieuw lid. Kleiner en spitser dan het metselaarsinstrument dat in handen is van zo vele amateur- archeologen. Hoe komt dit toch voor een ander doel bestemde en gespecialiseerde werktuig van de bouwvakker nu in handen van veredelde grondwerkers? Ik meen de gang van zaken te hebben kunnen volgen. Toen Van Giffen zijn eerste grafheuvels opgroef (was het de „Germaanse brand- heuvel" van het Noordse Veld bij Zeyen in 1917?) bleek de schop wel een erg grof instrument te zijn. Om de details zichtbaar te maken — in dit geval bijv. de stukken houtskool van de brandstapel — had men iets subtielers nodig, hoe geraffineerd de Zeyenaar Jan Lanting zijn schop ook hanteerde. Die begon overigens pas een paar jaar later. Bij een smid werden een paar kleine schopjes besteld, speciaal voor het doel gesmeed: een rechthoekig blad van ongeveer 4 bij 6 cm met een tweemaal omgebogen steel in een houten handvat. Toen ik bijna 20 jaar later in de geheimen van de opgravings- techniek werd ingeleid zei deze Jan: „ze noemen ze nu wel troffeitjes, maar het zijn kleine schopjes ..." De schopjes waren wat jaren later grondig versleten: het onderzoek had niet meer alleen te maken met het zachte Drentse zand. Als vervanging werden toen nieuwe „schopjes" aangeschaft, nu niet meer speciaal voor het doel gesmeed, maar in de winkel verkrijgbare, veel grotere metselaars troffels. Ze bleken bruikbaar. Sedertdien namen ze de plaats in van de door Van Giffen ontworpen werktuigjes, en niemand viel het op. Maar met de kleine Engelse „troffeltjes" zijn we weer heel dicht bij het punt van uitgang aangeland. H. Brunsting Bedenkingen bij een beer uit Xanten

J. E. Bogaers

Een recente aflevering van Hermeneus, Beeld met beer uit Xanten (foto Rheinisches tijdschrift voor antieke cultuur en orgaan Landesmuseum Bonn). van het Nederlands Klassiek Verbond (jg. 55, nr. 3, juli/augustus 1983), is geheel gewijd aan „epigrafiek" (lees: epigrafie). Op p. 235 maken we kennis met de in- scriptie van een „berenoppasser". Deze is te lezen op het voetstuk van een beeld van de — door een beer geflankeerde — god Silvanus, da;t volgens het opschrift aan die godheid is gewijd door Cesso- rinius Ammausius, ursarius leg(ionis) XXX U(lpiae) V(ictricis) S(everianae) A(lexandrianae), dus tijdens de regering van keizer Severus Alexander (222—235 n. Chr.). Dit votief geschenk is gevonden te Xanten-Birten. Het origineel is te bezichtigen in het Regionalmuseum in Xanten; kopieën zijn aanwezig in het Rheinische Landesmuseum te Bonn en in het Archeologische Park (Colonia Ulpia Traiana) te Xanten. „Cessorinius Ammausius, afkomstig uit Germania Inferior, diende als berenoppas- ser {ursus = beer; ursarius) de dieren in het vivarium [p. 233: „dierenpark"] te verzorgen, tot men ze nodig had voor de spelen in het amfitheater. Dat deze job niet zonder gevaar was bewijst zijn wijding aan de god Silvanus, de god van de wou- den" [sic!]. Daarmee is dan de Xantense berenoppas- ser (in het Duits: Barenwarter) ook in ons land losgelaten. In 1935 was deze ursarius hier nog een berenjagerx. De „Barenwarter" uit Xanten komt men het eerst tegen in een publikatie uit 1918 2. Van 1960 tot en met 1976 is hij „Baren- jager"3, in 1977 wordt hij „Barenfanger"4, in 1978 „Barenfanger und Warter"5, maar in het Regionalmuseum te Xanten is Ces- sorinius Ammausius (reeds vanaf de ope- ning in mei 1974?) te zien als „Baren- dieren, die verwerkt werden in de unifor- warter" e. men van bepaalde onderofficieren, in het Het woord ursarius is naar het schijnt niëf bijzonder de signiferi (vaandeldragers), bekend uit de antieke litteratuur, maar maar ook de cornicines (hoornblazers), de alleen uit de epigrafie. Het komt slechts imaginifer (de drager van het borstbeeld in drie inscripties voor: CIL (Corpus van de keizer) en de aquilifer (de ade- w Inscriptionum Latinarum) XII 533, regel laardrager) . In de tweede plaats waren 10 (in een gedicht op een grafmonument beren nodig voor de venationes, geënsce- te Aquae Sextiae/Aix-en-Provence, Gallia neerde jachtpartijen of gevechten met wil- Narbonensis); CIL XIII 5243 (een wij- de dieren in amfitheaters. Blijkbaar waren ding aan Diana en Silvanus, gevonden in Romeinse militairen de voornaamste leve- Zürich, Germania Superior; de in het ranciers van dergelijke voor spelen, opschrift genoemde ursari(i) worden in niet alleen in militaire maar ook in stede- M de Zwitserse litteratuur algemeen als lijke amfitheaters . Zoals bekend werden „Barenjager" beschouwd7); CIL XIII de dieren, nadat ze gevangen waren, on- 8639 (het beeld uit Xanten-Birten, Ger- dergebracht in omheinde bewaarplaatsen, 15 mania Inferior). vivaria , in afwachting van het ogenblik waarop ze in het amfitheater dienst zou- Als men ursarius opzoekt in woorden- den moeten doen. boeken, dan blijkt dat er steeds de beteke- Ook de pretoriaanse cohorten van de kei- nis van berenoppasser aan wordt gege- zerlijke garde te Rome beschikten over ven s. Het is echter de vraag of dit terecht een vivarium. Een van de 'technische ran- gebeurt. gen bij de pretorianen was die van custos Cessorinius Ammausius was volgens de vivarii, bewaker of opzichter van de inscriptie uit Xanten ursarius van de legio „dierenkooi". Zo'n functionaris wordt in XXX Ulpia Victrix; „vermutlich stand er 9 een inscriptie vermeld te zamen met enige als Zivilist im Dienst der 30. Legion" . venatores w. „Die Zusammenstellung mit Dit ligt geenszins voor de hand. Er is geen dem custos vivarii lehrt, dass es Soldaten reden om er aan te twijfelen dat hij als sind, die im Fangen wilder Tiere geübt soldaat in dienst is geweest van het der- sind" 17. tigste legioen en als zodanig op een of Uit de legioenen zijn eveneens venatores andere manier bemoeienis heeft gehad met bekend. Deze zouden volgens von Do- beren. Uit Keulen kennen we een altaar maszewski (als principales, onderofficie- dat gewijd is aan Diana door Q(uintus) ren, in een technische rang) „in dem Tarquitius Restitutus, centurio van de Tierzwinger, dem vivarium", hebben ge- legio I Minervia te Bonna/Bonn, die zich diend 18, maar het woord venator is be- er op beroemt „dat hij in een tijdspanne zwaarlijk te vertalen met oppasser 19. van zes maanden vijftig beren heeft gevan- ;l Wanneer men de weinige beschikbare gen, niet gedood" °. „Die 50 gefangenen gegevens overziet, is het geenszins on- Baren waren wohl für die Spiele be- r waarschijnlijk dat ursarii een speciaal stimmt" '. Ursarius moet een technische soort venatores zijn geweest. Het was hun rang in de Romeinse legioenen zijn ge- taak beren te leveren, hetzij rechtstreeks weest. Soldaten in die rang stonden onder aan het Romeinse leger, dat voor bepaalde de praefectus castrorum, de commandant uniformen regelmatig berevellen nodig van de legioensvesting, en behoorden tot V2 had, hetzij aan vivaria om deze dieren te de principales of onderofficieren . kunnen laten optreden tijdens venationes In het Romeinse leger had men om twee in amfitheaters. Ursarii waren dus beren- redenen behoefte aan beren. In de eerste vangers, eventueel berenjagers, maar liever plaats ter wille van de huiden van deze geen berenoppassers. 7 De gelofte die Cessorinius Ammausius E. Howald—E. Meyer, Die römische Schweiz, eens aan Silvanus heeft gedaan, is door Zürioh (1940), 277, nr. 261; F. Staehelin, Die Schweiz in römischer Zeit, 3de dr., Basel deze ursarius ongetwijfeld ingelost nadat 1948, 468; G. Walser, Römische Inschriften hij de gevaren van de Germaanse wouden in der Schweiz, II, Bern 1980, 168 v., nr. met hun beren en andere wilde beesten 192. s had weten te trotseren en met succes Aeg. Forcellini, Totius latinitatis lexicon, VI, was weergekeerd naar de legioensvesting ed. Prati 1875, 426; K. E. Georges, Ausführ- liohes Lateinisch-Deutsches Handwörterbuch, Vetera. 8ste dr., II, Leipzig 1918, 3318; Oxford Latin Dictionary, VIII, Oxford 1982, 2108. 9 Horn 1981 (n. 6), 18. 1U H. Devijver, Hermeneus 55, 1983, 233 (over Noten CIL XIII 12048). 11 1 A. W. Byvanck, Excerpta Romana II, 's-Gra- Br. en H. Galsterer, Die römischen Steinin- sohriften aus Köln, Köln 1975, 15, nr. 14. venhage 1935, 388, nr. 898. 12 2 H. Lehner, Die antiken Steindenkmaler des A. von Domaszewski—Br. Dobson, Die Rang- Provinziaknuseums in Bonn, Bonn 1918, 101, ordnung des römischen Heeres, 2de dr., Köln/Graz 1967, XV v., 45 vv. en 49. nr. 214: „Der Barenwarter (ursarius) hatte 13 die für die Arenaspiele nötigen Baren unter R. W. Davies, The Supply of Animals to the sich. (...) der Waldgott [Silvanus] ist der Roman Army and the Remount System, La- tomus 28, 1969 (429—459), 456 met n. 2. Beschützer der Baren." 14 a H. Hinz, Xanten zur Römerzeit, 1ste dr. (29: Zie over „1e service impérial des venationes" „Weihestein des Barenjagers der XXX. Le- G. Lafaye in: Ch. Daremberg—E. Saglio, gion, der die Baren für die Kampfspiele im Dictionnaire des antiquités grecques et ro- Amphitheater lieferte") — 6de dr. (31, Abb. maines, V, 706 b, s.v. venatio. 18), Xanten 1960—1976. « Vgl. H. Devijver, Hermeneus 55, 1983, 233 4 Archaologischer Park Xanten, Kurzführer v. (over CIL XIII 8174 = Galsterer 1975 1977, Köln, 15; zo ook Fr. Drexel, Die Göt- (n. 11), 15, nr. 15). i« CIL VI 130. terverehrung im römischen Germanien, Be- 17 richt der Römisoh-Germanischen Kommission Von Domaszewski-Dobson 1967 (n. 12), 25 v. 14, 1922 (1-68), 49. — In de jongste, 4de 15 druk van de „Kurzführer" door het Archeo- Von Domaszewski-Dobson 1967 (n. 12), 46 en 49: nr. 67. logische Park in Xanten (Köln 1981) blijkt 19 de „Barenfanger" te zijn vervangen door een Deze venatores („jagers") mag men — als „Barenwarter" (p. 18). legioensoldaten — ongetwijfeld niet identifi- 5 ceren met bestiarii, gladiatores of venatores D. Soechting, Führer durch das Regionalmu- die tijdens venationes in amfitheaters met seum Xanten, Köln/Bonn 1978, 26. 6 wilde beesten hadden te vechten. Zie ook H. G. Horn, Rheinisches Landes- museum Bonn. Römische Steindenkmaler 2, Berg en Dalseweg 150, Köln/Bonn (1981), 18 v.. nr. 23. 6522 BZ NIJMEGEN Schagen: ijzerwinning in de Romeinse tijd met behulp van steenkool

E. H. P. Cordfunke en F. Diederik

Toen in de zomer van 1980 door de ge- meente Schagen even ten zuiden van deze plaats een wegcunet werd gegraven voor een tijdelijke grondstort, kon niemand vermoeden welke belangrijke oudheid- kundige zaken in dat terrein verborgen lagen. Door leden van de AWN-werk- groep Schagen werd al snel een grote hoeveelheid inheems-Romeinse scherven ontdekt die vrijwel zeker behoorde tot een nederzetting. Het terrein werd verder verkend door middel van boringen om de grootte van het geheel vast te stellen. Tevens werden enige proefputjes gegra- ven om de stratigrafie vast te leggen. 1. Smeltkroesje, gevonden bij slak VIII; MBT- Er werd een grote hoeveelheid materiaal O, 021 a. geborgen: behalve het gebruikelijke aarde- werk, scherven van inheems-Romeinse de 1000 en 1500°C nodig zijn. Er werd potten, wat Romeinse import en een hoe- tot nog toe van uitgegaan, dat de gebruikte veelheid bot, kwamen er ook zaken naar ovens deze hoge temperaturen niet konden boven die deden denken aan industriële bereiken en dat het beste resultaat een bedrijvigheid: steenkool, metaalslakken, sterk door koolstof verontreinigd (bros) delen van smeltkroesjes en stukken gebak- gietijzer was. Naderhand kon deze veront- ken klei die wellicht afkomstig zijn van reiniging worden verwijderd door een na- een veldoven. De conclusie lijkt dan ook behandeling, waarbij men de koolstof liet gerechtvaardigd dat er ter plekke ijzer verbranden. Wel blijft dan de vraag, werd gewonnen. Gezien het karakter van waarom men (vaak heel kleine) smelt- het landschap in Schagen in de Romeinse kroesjes heeft gebruikt. Smeltkroesjes tijd, waarin uitgestrekte veengebieden worden immers gebruikt om een hoeveel- bijna alles overdekt moeten hebben, lijkt heid metaal te verhitten om het daarna in het wel zeker dat er in deze streken een of andere vorm voor gebruiksvoorwer- „moeras-erts is voorgekomen. Ijzeroer is pen, bijv. sleutels, te kunnen gieten. namelijk een produkt dat ook heden ten dage in ons land in venige gebieden en beekdalen kan ontstaan. De aanwezigheid van een grote hoeveel- We mogen er derhalve van uitgaan, dat heid metaalslakken in het vondstmateriaal er in de Romeinse tijd voldoende ijzeroer uit Schagen was een goede gelegenheid in de omgeving van Schagen aanwezig was. langs natuurwetenschappelijke weg enkele De winning van ijzer hieruit werd gedaan waarnemingen te doen die met bovenge- door het ijzeroer samen met (houts)kool noemde vragen in verband staan. Dit bood te smelten, waarvoor temperaturen tussen tevens gelegenheid enkele gegevens over een andere opmerkelijke vondst in dit 2. Slak V (vergroting 180 x); door middel van een scanning electronen microscoop zijn de de afzettingen werden op verschillende diverse elementen zichtbaar gemaakt. Op de plaatsen monsters genomen. Hiervan wer- witte plaatsen is het betreffende element aan- wezig. den de volgende analyses uitgevoerd: a) , a: optisch beeld b: ijzer (Fe) een röntgenopname, ter identificering van c: silicium (Si) d: fosfor (P) de diverse chemische fasen, b) een che- mische analyse met behulp van atoomab- materiaal, namelijk brokjes steenkool (die sorptie van de aanwezige elementen, c) de zeker niet uit de omgeving van Schagen verdeling van deze elementen over het afkomstig zijn), vast te leggen. materiaal met behulp van een scanning electron microscope (SEM). De ijzerslakken Een zevental verschillende ijzerslakken Uit de verkregen gegevens blijkt dat de werd onderzocht. Op het oog zijn het slak bestaat uit een mengsel van ijzeroxi- inhomogene brokken waarin, naast gede- den, kwarts (SiC>2) en een K-Al-Ca-sili- gen ijzer, ook bruine en dieprode afzet- caat. Met behulp van röntgenanalyse wer- tingen temidden van een lichtgekleurde den de oxiden FeO, «-Fe2Os en Y-Fe2O3 massa voorkomen. Van de donker gekleur- aangetoond; daartussen bevinden zich Tabel 1. Hoofdbestanddelen '• monster 96 Fe** 96 C^ ...,: , 96 Mn..,. % Na 96 Al ..,••• % Si I 42 0,23 II 40 0,34 III 38 1,45 IV 51 0.06—0.115 20,0 0,24 1,6 3,6 V 48 15,7 0,24 0,5 3,2 VI 52 0,27 VII 45 0,096 0,30

* In kleine hoeveelheden (< 0.1 96) nog aan getroffen Ni, Zn en Co; in sporen ( < 0.01 96) Cu, Cr, Sn, Ag en Pb. ** Alleen bepaald in zwarte (oxidische) fractie; zuiver Fe2Og bevat 69.94 96 Fe.

„eilandjes" van gesmolten ijzer in de vorm van gestolde druppels. Tabel 1. geeft een overzicht van de ana- lyseresultaten. In deze tabel zijn alleen ijzergehalten van het oxidische gedeelte van de slak opgenomen. Daar deze van plaats tot plaats enigszins zullen verschil- len, moeten deze analyses dan ook meer beschouwd worden als typische analyses dan als representatief voor het gehele monster. Uit de tabel blijkt, dat de ijzergehalten lager zijn dan in zuiver ijzeroxide het geval is. Dit wordt onder meer veroor- zaakt door de aanwezigheid van ijzerfos- faat (ijzergehalte 37.1 %) en silicaten in de slak (zie ook afb. 2). Opmerkelijk is voorts het zeer lage C-gehalte in het ijzer, zoals bepaald in enkele concentraties van zuiver ijzer. Dit zou verklaard kunnen worden doordat deze gedeelten met de lucht in aanraking zijn geweest. Voor een goed begrip van de processen die de ijzerwinning beheersen, merken we op dat een „hoogoven" — in zijn sim- 3. De „koelribbe" van de oven. pelste vorm — bestaat uit een stapeling van koolstof (C), waarop het ijzererts (bijv. in de vorm van het oxide Fe2O3) 2 C + O2 -> 2 CO (1) wordt gestapeld. De koolstof verbrandt 2 CO + Fe2O3 -> 2 Fe + 2 CO2 (2) tot koolmonoxide (CO), dat door het Bij reactie (1) ontstaat de warmte die ijzererts stroomt en dit daarbij dan redu- nodig is voor de tweede reactie. De reduc- ceert: tie van Fe2O3 begint al bij 400°C, maar

7 geeft dan slechts het lagere oxide Fe3O4; De steenkool eerst boven 700°C ontstaat ijzer. De bestanddelen van het koolmonster Tijdens de redactie kan de koolstof in het werden met behulp van neutronen active- gevormde ijzer oplossen; hierdoor daalt ringsanalyse bepaald; de resultaten zijn in het smeltpunt van ijzer sterk. Op het tabel 2 verzameld. Tevens werd afzonder- vloeibare ijzer drijft de slak, die uit sili- lijk het percentage vluchtige bestanddelen caten en niet-gereduceerde oxiden bestaat (via verassing) bepaald: hiervoor werd en het vloeibare ijzer tegen oxidatie aan 32,1 ± 0,9 % gevonden. Voor het asge- de lucht beschermt. De slak wordt van halte werd de waarde 1,78 ± 0,4 % ge- tijd tot tijd afgetapt. Over blijft het ruwe vonden. Deze gegevens stellen ons in staat ijzer, dat veel koolstof bevat. Dit ijzer is het koolmonster te classificeren en te daardoor bros en ongeschikt voor gebruik. vergelijken met bekende koolsoorten. Ter Daarom moet het een nabehandeling on- controle werden nog reflectiemetingen aan dergaan („harden"). Dit wordt gedaan het koolmonster gedaan, waarvoor de ge- door het gloeiende ijzer aan de buitenkant middelde waarde 0,96 % werd gevonden. met lucht in aanraking te brengen, waar- Het percentage „vluchtig" en de reflectie- door de opgeloste koolstof verbrandt. metingen zijn geheel met elkaar in over- eenstemming, zodat het koolmonster in de

Tabel 2. Analyse van koolmonster MBT/E De oven Naast tientallen kleinere fragmenten ge- % vooht 4.02 ± 0,5 % % as 1.78 ± 0.4 % bakken klei, die mogelijk tot een oven % vluchtige bestanddelen 32.1 ± 0.9 % hebben behoord, kwam er van de bodem %Fe 0.20 ± 0.02% van een met veen gevulde kuil een vrij groot wanddeel van een oven tevoorschijn. overige elementen (in ppm) Het fragment is, net als het inheemse Sm 0.61 ± 0,10 vaatwerk, opgebouwd uit aan elkaar ge- Mo < 1,5 knede ringen klei. Over het oppervlak U < 0,5 loopt een vrij smalle, hoge richel. Daar- Yb < 0,15 Au < 0,005 boven lopen diagonaalsgewijs wat kleinere K < 200 kleibanden. Het geheel doet denken aan Sb 0,4 ± 0,2 de latere reliëfbandamforen. De functie Na 557 ± 6 van deze banden kan zijn geweest het La 2,7 ± 0,3 beter afgeven van de warmte van de oven- Cd < 5 As 4,7 ± 1,2 wand („koelribben"). Br 35 ± 7 In het gevonden fragment zaten enkele Zn < 10 Ta < 0,3 banden van touw verwerkt die waarschijn- Eu 0,14 ± 0,06 lijk dienden ter versteviging van het geheel Lu < 0,01 na een reparatie. Toen is over de horizon- Tb < 0,1 tale richel een tweede aangebracht, waar- Rb < 10 door het touw onder een dun laagje klei Cs < 0,3 Ni < 40 verdween. Als de totale ovenconstructie Sc 1,12 ± 0,12 rond is geweest, heeft de oven een dia- Hf < 0,1 meter van minimaal een meter gehad. De Ba < 50 hierbij afgebeelde reconstructietekening Nd < 1 Ce 4,8 ± 0,4 heeft uiteraard een hypothetisch karakter Th 0,86 ± 0,04 (afb. 4). Ag < 1 4. Reconstructie van de oven. klasse „hoog vluchtig bitumineus A" (vol- Tabel 3. Maceraal-analyse van steenkoolmonster gens de internationale classificatie) inge- MBT-E deeld kan worden; anders gezegd: het is vittiniet 11,1 vol % gaskool. exiniet 8,3 Tenslotte werd nog een petrografische analyse van het koolmonster uitgevoerd. inertiniet 14,3 Kool is een heterogene stof die uit ver- fusiniet 1,3% s. fusiniet 3,5 schillende bestanddelen, maceralen ge- sklerotiniet 0,0 noemd, bestaat. Deze bestanddelen kunnen makriniet 4,0 microscopisch worden onderscheiden door mikriniet 2,6 verschillen in morfologie en reflectie. Alle detriniet 2,9 maceralen worden geclassificeerd in drie groepen: vitriniet, exiniet en inertiniet. mineralen 0,33 Hun onderlinge verhouding kan aanwijzing geven over de herkomst van de kool en Een vergelijking van de in Schagen gevon- het milieu, waarin de kool ontstond. Tevens den gaskool met bekende koolsoorten is deze verhouding een belangrijke para- levert problemen op. Niet alleen is het meter bij de beoordeling van de technische asgehalte erg laag, lager dan bij vergelijk- toepasbaarheid van de koolsoort. bare koolsoorten het geval is, ook de In tabel 3 is de maceraal-analyse van het gehalten van de diverse elementen (tabel koolmonster uit Schagen verzameld. De 2) zijn veel lager. Of dit verklaard moet gehalten zijn uitgedrukt in volume-procen- worden door uitloging door grondwater, ten, die werden bepaald met een geauto- dan wel door de herkomst van de kool, is matiseerde, computer-gestuurde scanning thans niet uit te maken omdat analyses microscoop (TAS). van koolsoorten uit dezelfde archeologi- sche periode, tot op heden vrijwel ont- oven worden bereikt tian alleen met houts- breken. kool mogelijk zou zijn. De aanwezigheid Het enige vergelijkingsmateriaal bestaat uit van smeltkroesjes — waarin derhalve enige koolmonsters die door Trimpe Burger hoogwaardig ijzer gesmolten moet zijn — in Aardenburg en Ouddorp (Z.) werden laat zien, dat temperaturen van ruim boven verzameld1. De kool, die in Aardenburg de 1000°C bereikt konden worden. werd aangetroffen en met zekerheid uit de Romeinse tijd dateert, heeft een veel lager gehalte aan vluchtige bestanddelen, namelijk 17,4 %, dan in Schagen het geval is. De kolen die in Ouddorp (Z.) werden verzameld hebben een hoger vluchtig ge- halte (variërend van 18 tot 32 %), dan in Aardenburg. Het betreft hier dus over- wegend vetkolen. Over de herkomst van de kool uit Schagen is momenteel nog weinig met zekerheid te zeggen. Zowel in Duitsland als in midden-Engeland (Yorkshire) komen kool- lagen met een gehalte aan vluchtige be- standdelen van 30—35 % aan de opper- vlakte, of zeer dicht aan de oppervlakte voor 2. Gezien de transportmogelijkheden lijkt import vanuit Duitsland het meest voor de hand te liggen. Maar, zoals Trimpe Burger terecht opmerkt, ook de andere mogelijkheid mag niet uit het oog worden verloren.

Conclusie De ijzerslakken en smeltkroesjes, aange- troffen bij het onderzoek in Schagen, Noten vormen het bewijs dat de inheemse bevol- 1 king er in de Romeinse tijd in staat was J. A. Ttimpe Burger, Steenkool uit de Romein- se tijd in Nederland, Westerheem, XXII tot lokale produktie van ijzer. Uitgangs- (1973), 59—64. materiaal zal hierbij het plaatselijk gewon- 2 De gangbare opvatting dat steenkool vroeger nen „moeras-ijzererts" zijn geweest dat in aan de oppervlakte in Nederland (bij Rolduc) venige gebieden veel voorkomt en waaruit voorkwam, waaruit in de Romeinse tijd steen- nog tot het einde van de vorige eeuw op kool gewonnen zou zijn, berust op een ver- keerde interpretatie van de Annales Rolden- grote schaal ijzer werd gewonnen. Het ses; mededeling van dr. J. A. Brongers (ROB, erts had een ijzergehalte van 40—50 %. Amersfoort). Op zich is deze conclusie niet nieuw. Van 3 J. A. Brongers en P. J. Woltering, De pre- elders is bekend dat ijzerfabricage tot de historie van Nederland. Economisch-technolo- technologie van de boerengemeenschap in gisch. Haarlem (1978), 97—103. de Romeinse tijd behoorde 3. Opmerkelijk E. H. P. Cordfunke is echter wel dat in Schagen bij de win- Jan van Scorelpark 50 1871 EX SCHOORL ning van het ijzer kennelijk voor dat doel F. Diederik- geïmporteerde kool werd gebruikt. Hier- Kievitlaan 36 mee kon een hogere temperatuur in de 1742 AD SCHAGEN

10 Oude bouwlandgronden in het Gooi

Een voorlopig overzicht

P. W. de Lange

Inleiding De gegevens Op zoek naar bronnen voor de Gooise Op mijn verzoek heeft: de Stiboka op (pre)historie viel mijn aandacht op ge- grijsdrukken van de kaartbladen 26C gevens van de Stichting voor Bodemkarte- (Huizen), 31F (Loosdrecht) en 32A ring (Stiboka) te Wageningen. In het (Soestdijk) in rood de dikte van de oude boorarchief van deze instantie kan men bouwlandgronden — voorzover aange- onder meer gegevens vinden over de diktes troffen — genoteerd. Kaartblad 25H van eventueel aanwezige enkeerdgronden (Bussum) ontbreekt, maar zal in dit of oude bouwlandgronden1. verband nauwelijks van belang zijn. De Deze gronden zijn gevormd door eeuwen- enkeerdgronden, welke daar (nog) aan- lange bemesting met potstalmest. Daartoe wezig zijn, vallen vrijwel geheel onder de 2 werden geregeld op de heide plaggen ge- bebouwde kom . In het algemeen is de stoken, die in de potstal werden gebracht. dikte van de enkeerdgronden met twee Daar werden ze vermengd met de uitwerp- getallen aangegeven, bijvoorbeeld 30—50 selen van of ander vee. Eén of cm, 50—70 cm, enz. Slechts bij uitzonde- meer keren per jaar bracht men de laag ring wordt één getal opgegeven. In prin- mest (deze liet men vaak tot meer dan cipe dient men rekening te houden met één meter dik worden) uit de potstal om de mogelijkheid dat her en der enkeerd- op het bouwland uit te spreiden. Op deze gronden vergraven of op andere wijze wijze werd eeuwenlang het bouwland verstoord zijn. Bij nader inzien valt dat ieder jaar een klein beetje opgehoogd. De — althans voor het Gooi — erg mee. vorming van de enkeerdgronden ging door Alles bij elkaar is tijdens de kartering tot circa 100 jaar geleden, toen het gebruik van de drie genoemde kaartbladen op van kunstmest de oude werkwijze begon een totaal van 209 boringen circa 120 te verdringen. keer een enkeerdgrond waargenomen. De grootste dikte was 100 cm.

De bodemkartering De betekenis van het materiaal Omstreeks 1945 is de Stichting voor Men mag verwachten, dat bij het ontstaan Bodemkartering, onder leiding van wijlen van een nederzetting de meest nabijgelegen prof. dr. C. H. Edelman, begonnen de gronden het eerst in cultuur werden ge- samenstelling van de bodem van geheel bracht en de verafgelegen gronden later 3. Nederland tot op een diepte van 1,20 Aangenomen dat bij het ontstaan van de meter te beschrijven en vast te leggen. nederzetting de potstalbemesting reeds Dat gebeurde aan de hand van een uitge- bekend was, impliceert dit dat in het alge- breid net van grondboringen met een meen de dikte van de oude bouwland- dchtheid van (in het algemeen) één gronden afneemt bij het toenemen van de boring per 5—8 hectare. Bij al deze borin- afstand tot het centrum van de neder- gen is ook de dikte van de oude bouwland- zetting. Dit verschijnsel nu doet zich gronden (indien aanwezig) genoteerd. onder andere voor ten noordwesten van

11 de bebouwde kom van Huizen. Overigens eenvoudige boringen in plantsoenen, zij ter zijde opgemerkt, dat een en ander villaterreinen en mogelijk zelfs in achter- slechts opgaat mits de nederzetting ip tuintjes. In het algemeen is het net van later tijd niet is verplaatst. Verder weten boringen nog te wijdmazig. Binnen korte we, dat de dorpen langs de noordoostrand afstand kunnen belangrijke verschillen van de hoge gronden indertijd begonnen voorkomen ö. 4 op een hoogte van 5 m +NAP . Aan de Tijdsbepalingen laat dergelijk materiaal in lage kant van deze dorpen lagen aanvan- het algemeen niet toe. Van een bepaalde kelijk moerassen. Bij de dorpen Laren en gemiddelde groeisnelheid van oude bouw- Blaricum blijkt de dikte van de enkeerd- landgronden kan zeker niet gesproken gronden aan de hoge kant van de bebouw- worden. Deze hangt van veel factoren af, de kom inderdaad vrijwel overal duidelijk bijv. het al of niet toepassen van een groter te zijn dan aan de lage kant. (twee- of drie)slagstelsel, de hoeveelheid Bekend is, dat het grootste deel van bemesting per hectare, de dikte van de 's Graveland in het tweede kwart van de gestoken plaggen enz. Voor tijdsbepalin- 17de eeuw is af gezand en dat, voor zo ver gen zal men zijn aangewezen op archeolo- daar later bemesting heeft plaatsgevonden, gisch onderzoek van artefacten 6. dit niet op de oude Gooise wijze gebeurde (met potstalmest), maar met Amsterdams stadsvuil. Noten Niettemin is daar op enkele punten een 1 Ook veelal bekend als es (dekken). laag aangetroffen, welke op een enkeerd- 2 Sinds enkele jaren zijn echter ook bodemkar- grond gelijkt. Indien deze laag inderdaad teringen in bebouwde kommen verricht. Cf.: een enkeerdgrond is, kan dat wijzen op J. G. C. van Dam en F. A. Wopereis, Grond oude, verlaten nederzettingen. Immers en groen in Haarlem. In: Groen 34-1 (1978), vóór de aanleg van de buitenplaatsen was p. 1 e.v. 3 J. C. Pape, Oude bouwlandgronden in Neder- 's Graveland lang onbewoond geweest. land. In: Boor en Spade 18 (1972), p. 85. Zulks verlaten nederzettingen kunnen ook 4 P. W. de Lange, Iets over de oudste geschie- elders worden herkend. denis van het Gooi tot ca. 1400. In: Tussen Vecht en Eem 12 (1982), p. 212 e.v. 5 P. W. de Lange, Waarnemingen in de bouwput Conclusies van Hilvertshof. In: Tussen Vecht en Eem 1 Het bovenstaande geeft slechts een globaal (1970), p. 171 e.v. beeld. Voor meer gegevens zal men andere 8 De grijsdrukken van de genoemde kaartbladen bronnen en hulpmiddelen te baat moeten zijn gedeponeerd in het Archeologisch Docu- mentatiecentrum van de afdeling Naerdincklant nemen. Maar daarbij zal dit materiaal mede van de AWN, Tesschelschadelaan 20, Hilver- van nut kunnen zijn. In de bebouwde kom zijn waarnemingen in bouwputten en an- Loosdrechtseweg 134, dere ontsluitingen van belang, evenals 1215 KB HILVERSUM

12 Spaanse majolica in westelijk Noord-Brabant

G. Groene weg

Zowel de majolica als het daaruit geëvo- lueerde Delfts aardewerk kenmerken zich door het feit dat deze soort ceramiek geheel of gedeeltelijk bedekt is met een ondoorschijnend wit glazuurlaagje, dat een uitstekende ondergrond vormt voor het aanbrengen van beschilderingen. In ons land werd majolica vermoedelijk voor het eerst in Bergen op Zoom ver- vaardigd. In 1517/'18 ontvangt „meester Luycas, geleyerspotbackere" een stedelijke bijdrage in de kosten van het oprichten van zijn bedrijf, terwijl in 1528 Michiel de Brunen en Otte Mirot, beiden „galey- backers", eveneens in Bergen op Zoom woonachtig zijn1. De vervaardiging van majolica is van oor- O-C sprong een Islamitische techniek, die reeds 1. Vindplaatsen van Spaans-Moorse majolica in in de 9de eeuw in Mesopotamië tot ont- Nederland en Helgië: wikkeling kwam en zich van daaruit ver- a = vroege Majolica uit Andalusia (Malaga), breidde over de toenmalige Islamitische 13de—14de eeuw; wereld, waartoe ook Spanje behoorde. De b = overgangsfase Andalusia/Valencia, 14de- vroegste majolica die in Spanje gevonden 15de eeuw; c = majolica uit Valencia (Manises), vanaf is, dateert uit de jaren 912—961 en werd het tweede kwart van de 15de eeuw. vermoedelijk nog in het Nabije Oosten vervaardigd. Eerst vanaf de tweede helft „ . . . terre de Malyk", uit Malaga dus 3. van de 12de eeuw bestaan er voldoende Omstreeks het midden van de 14de eeuw bewijzen voor toepassing van de majolica- 2 worden de moslim-potmakers uit Zuid- techniek in Spanje . Spanje gedwongen te verhuizen; het gebied In eerste instantie groeide de Zuidspaanse van Valencia en wel met name de stad stad Malaga uit tot het belangrijkste pro- Manises, neemt de positie van Malaga duktiecentrum van de 13de en 14de-eeuwse over. In eerste instantie zetten de Zuid- majolica die tot ver buiten Spanje beroemd spaanse majolicabakkers daar hun traditio- was om haar goudglanzende beschildering. nele techniek en versieringswijze voort, De eerste schriftelijke bronnen, die wijzen maar vanaf het midden van de 15de eeuw op de import van Spaanse majolica in heeft zich er een geheel, eigen stijl ont- Noordwest-Europa, dateren uit 1289. In wikkeld 4. Engeland wordt dan met goudluster ver- In de loop der tijd zijn talrijke publikaties sierde waar uit Malaga ingevoerd, om- verschenen over vondsten van Spaans- schreven als „XLIJ scutellis, X sokariis Moorse majolica in Noordwest-Europa. et HIJ ollis terreis extranei coloris". Voor ons land verscheen onlangs een uit- In 1308, is er in Engeland sprake van voerige verhandeling van J. G. Hurst en

13 D. S. Neal0. Afb. 1 geeft een overzicht van de thans bekende vondsten in Neder- land en België °. Met nadruk dient erop te worden gewezen, dat dit kaartje niet de verspreiding van het laat-middeleeuwse Spaans-Moorse aardewerk weergeeft. Het aantal vondsten neemt nog voortdurend toe en er bestaat een aanwijsbare relatie tussen het aantal vindplaatsen en de inten- siteit van het oudheidkundig bodemonder- zoek ter plaatse. Toch valt ons de con- centratie in Zuidwest-Nederland op, een beeld dat nu extra wordt geaccentueerd door de vondsten van Spaans-Moors aarde- werk in westelijk Noord-Brabant: Steen- bergen en Bergen op Zoom.

Steenbergen- In de tweede helft van 1978 stelde de „Werkgroep Stadsarcheologie Steenber- gen" een onderzoek in naar de restanten 2. Vroege majolica-schotel, 14de eeuw, bodem- van een 14de-eeuws gasthuis 7. Wanneer vondst gasthuis te Steenbergen. Schaal 1 : 4. Tekening G. C. Groeneweg. we publikaties over vondsten van Spaans- Moors aardewerk doornemen, valt het op, hoe weinig materiaal in een gedateerde den van verschillende breedte, die óf context werd aangetroffen; vaak betreft blanco zijn gelaten, óf zijn voorzien van het min of meer toevallige. vondsten, die ineengevlochten lijnen, chevrons en krul- gewoon ergens zijn opgeraapt vanwege len. Aan de bovenzijde is op de spiegel hun opvallende verschijning. Zo ook de één van die concentrische banden gekleurd vondst uit Steenbergen, waar uit een sterk met een kopergroene verfstof. Op het verrommeld hoekje een fragment van een midden van de schotel was mogelijk een Spaans-Moorse majolica schotel te voor- levensboom geschilderd. Omdat de majo- schijn kwam (afb. 2). De schotel is op licavondsten in Groot-Brittannië en in de breuk baksteenrood en aan weerszijden Nederland qua vorm en decoratie sterke bedekt met achtereenvolgens 'een witbak- overeenkomsten vertonen met ons exem- kende engobe en een laagje bruinigwitte plaar, nam ik in eerste instantie aan, dat tinglazuur. Vervolgens werd de schotel die honingbruine beschildering het restant met een honingbruine kleurstof beschil- was van wat eens goudglanzende luster derd volgens een patroon dat, evenals het was10. Merkwaardig echter bleef de ko- profiel van onze schotel, kenmerkend is pergroene beschildering, omdat de combi- voor de 13de en 14de-eeuwse goudluster- natie groen/goudluster onbekend is u. De waar uit Malaga en Granada s. Een deel wél voorkomende kleurstoffen en combi- van dit patroon is nog rechtstreeks ont- naties daarvan, werden reeds in 1297 ge- leend aan dat van de lOde-eeuwse majo- noemd in een document uit een haven- lica uit Mesopotamië, zoals de ruitjesslin- plaats nabij Perpignan. Hieruit blijkt, dat ger op de bovenkant van de vlag van onze de tarieven van de majolica afhankelijk schotel 9. Door concentrische bruine lijnen waren van de gebruikte kleurstof: aarde- van verschillende dikte is de schotel aan werk dat uitsluitend met goudluster was de boven- en onderzijde verdeeld in ban- beschilderd, was het duurst; de combinatie

14 luster en blauw viel in de middenklasse; uitgestrekte terrein rondom het gasthuis de laagste prijsklasse gold de blauw be- van Steenbergen werd vrijwel uitsluitend schilderde majolica én de groeh-en-bruin materiaal aangetroffen uit het laatste (!) beschilderde ceramiek uit Barcelona 12. kwart van de 14de eeuw én uit de tijd na Belangrijke produktieplaatsen van de het midden van de 17de eeuw. Op grond groen-en-bruin beschilderde Spaans-Moorse van de vorenstaande gegevens vermoeden majolica waren Paterna, Teruel en Man- wij dan ook, dat onze schotel uit de tweede resa. Vooral met de opkomst van de goud- helft van de 14de eeuw dateert. lustertechniek in de streek van Valencia, tijdens het begin van de 14de eeuw, ver- Bergen op Zoom loor de groen-bruine waar snel haar popu- lariteit :us. Toch blijft de Steenbergse vondst Onder de vloer van één van de kelders ons bezighouden, want behalve wat kleine van het Bergen op Zoomse stadhuis werd scherf jes in Engeland M is deze waar in door personeel van de dienst van gemeente- Noordwest-Europa tot op heden niet aan- werken een beerkeldertje aangetroffen. Op getroffen. verzoek van het gemeentebestuur werd dat geledigd door medewerkers van de stich- Zoals hiervoor is opgemerkt, is de vorm ting „In den Scherminckel". De inhoud van onze schotel en de daarop voorkomen- omvatte ondermeer het vergaderafval van de decoratie kenmerkend voor met name de vroede vaderen, zoals bitterwaterkrui- de 13de en de 14de eeuw. De begeleiden- ken, wijnglazen en pijpekoppen. Ook werd de vondsten uit het verrommelde hoekje, een tweede beerkeldertje gevonden, ge- waaruit de schotel afkomstig is, wijzen vuld met vroeg-16de-eeuws materiaal, ook op die ouderdom. De enige recon- waaronder de fragmenten van een bijzon- strueerbare vondst uit dit hoekje is het der fraaie Spaans-Moorse rozenolie-kan bovendeel van een fraaie 13de—14de- (afb. 4). De kan is op de breuk crème- eeuwse roodaarden tuitkan (afb. 3). Daar- rose en is aan de binnen- en buitenkant bedekt met een melkwitte tinglazuur. De kan draagt het opschrift „OLE.ROSA..." en is beschilderd met het zgn. klimop- blad-motief in blauw en goudluster1B.

3. Tuitkan, fragment, rode scherf met loodgla- zuurspatjes, 14de eeuw, bodemvondst gasthuis te Steenbergen. Schaal 1 : 4. Tekening G. C. Groeneweg. naast werden er ook fragmenten van hard- gebakken steengoed aangetroffen, sommi- ge met vlekken zoutglazuur; andere waren bedekt met paarsbruine ijzerengobe: ma- teriaal dat in het Rijnland vanaf het mid- 4. Rozenolie-kan, majolica, klimopblad-motief, den van de 14de eeuw werd geproduceerd. 16de eeuw, vondst Stadhuis Bergen op Zoom. Bij het oudheidkundig onderzoek op het Schaal 1:4. Tekening G. C. Groeneweg.

15 op enkele lijnen, die het voorwerp in zones verdelen: horizontaal op kruiken en albarelli, concentrisch op schotelgoed. Rondom deze lijnen vlechten zich de klimopranken; haaks op de ranken bevin- den zich, min of meer naast elkaar, de klimopblaadjes, afwisselend in kobaltblauw en goudluster. Door kleine krasjes zijn zelfs de bladnerven weergegeven. De nog resterende ruimten zijn opgevuld met af- beeldingen van acaciablaadjes, mimosa en dergelijke. Tegen het einde van de 15de eeuw zijn de ranken uit dit motief ver- dwenen. De verwantschap met het oor- spronkelijke voorbeeld ging na verloop van tijd verloren, de klimopblaadjes ver- 5. Albarello, majolica, klimopblad-motief, 16de vaagden steeds meer tot rechthoekige eeuw, bodemvondst Potterstraat te Bergen op vlekken en de decoratie daartussen dege- Zoom. Schaal 1 : 4. Tekening C. G. Groene- nereerde tot ondefineerbare goudkleurige weg. stippen en krullen19 (afb. 6). De Spaans-Moorse majolica met het klim- Kort daarop werden elders in Bergen op opblad-motief plaatst men in de regel in Zoom, ook in een vroeg 16de-eeuwse de tweede helft van de 15de eeuw. Deze afvalput, de fragmenten van een Spaans- datering is gebaseerd op afbeeldingen van Moorse albarello aangetroffen (afb. 5). deze waar op goed gedateerde schilde- Deze apothekerspot is eveneens met klim- rijen 20. Daarbij wordt ons inziens vaak 16 opblad-motief versierd . Uit Nederland voorbijgegaan aan de mogelijkheid, dat en België is Spaans-Moorse majolica met deze decoratie ook ver na 1500 nog in dit motief bekend van vondsten te Sluis, gebruik kan zijn geweest. Het behoeft Den Haag, Leeuwarden, Rilland, Souburg geen verwondering te wekken, wanneer en Mechelen 17. dergelijk kostbaar aardewerk een generatie overleefde voordat het sneuvelde. Toch is Het klimopblad-motief het opvallend, dat de weinige goed geda- Het klimopblad-motief ontstond geduren- teerde Nederlandse vondsten vaak van na de de eerste helft van de 15de eeuw in 1500 dateren: de streek van Valencia, toen de daarheen — Bergen op Zoom, rozenolie-kan én al- uitgeweken majolicabakkers een aantal barello: eerste helft van de 16de eeuw; geheel nieuwe, op planten gebaseerde — Leeuwarden, grote pot (albarello?): achtergrondversieringen op hun produkten 1571—1597 21; gingen aanbrengen; plantenmotieven, die — Delft, schoteltje: 1469—1572, doch tot een zeker standaardpatroon voor de 2a rest van de 15de eeuw zouden evolueren vermoedelijk na 1500 . en de oorspronkelijke Islamitische patro- Uit het Zuidfranse Narbonne tenslotte is nen volledig verdrongen. Zo ontstond om- een albarello met klimopblad-motief be- streeks 14271S een motief, opgebouwd kend uit de tweede helft van de 16de uit klimopranken en -blaadjes, zoals dat eeuw . ook op de vondsten uit Bergen op Zoom In dit kader willen wij er ook op wijzen, voorkomt. Het basisprincipe van dit des- dat er bij het dateren van Spaans-Moorse tijds bijzonder populaire patroon berust majolica met het populaire klimopblad-

16 6. Evolutie van het klimopblad-decor: daterend uit de eerste helft van de a = U33—1440; 16de eeuw. Dit type patroon verschijnt b = circa 1450; 27 c = 16de eeuw, Stadhuis Bergen op Zoom; reeds in de jaren 1450—1468 ; het d = 16de eeuw, Potterstraat Bergen op is waarschijnlijk ook aanwezig op de Zoom. „Aanbidding der Herders" van de Herders" van de Vlaamse schilder Hugo van der Goes, vermoedelijk ver- 2S motief mogelijk teveel aandacht wordt vaardigd in de jaren 1473—1475 . Het komt eveneens voor op een tuit- geschonken aan de relatie tussen ouderdom ffi) van het object en de mate waarin het kan uit het begin van de 16de eeuw motief in de loop der tijd degenereert. en op de reeds eerder genoemde alba- Deze ontwikkeling, die onomstotelijk vast- rello uit Narbonne uit de tweede helft staat, kan evenwel qua snelheid van pro- van de 16de eeuw. ducent tot producent en van plaats tot d. Nu de decoratie onder ,,c" blijkbaar plaats verschillen: Manises was het be- van 1450 tot 1600 kan voorkomen, langrijkste produktiecentrum voor deze wordt het wel bijzonder moeilijk om waar, maar bijvoorbeeld ook in Narbonne het daaruit afgeleide patroon te date- werd door een Spaanse majolicabakker ren, zoals dat op de albarello uit Ber- vergelijkbare ceramiek vervaardigd. Een gen op Zoom voorkomt. Er lijkt in aanwijzing daarvoor vinden wij, wanneer ieder geval geen enkele reden meer we dateerbare majolica met het klimop- aanwezig te zijn om deze vondst op blad-motief onderbrengen in één van de grond van de daarop aangebrachte vier ontwikkelingsstadia, zoals die in afb. beschildering nog in de 15de eeuw te 6 zijn afgebeeld. dateren, zoals dat veelal gebruikelijk a. Onder a is het oorspronkelijke motief afgebeeld, daterend uit de jaren 1435— 1440 24. Vergelijkbare decoratie is ons bekend van een schotel uit de periode 1427—1441 25. b. Op het afgebeelde detail van een scho- tel van omstreeks het midden van de 15de eeuw 26 zijn de ranken reeds min of meer versmolten met de nadrukke- lijker aanwezige horizontale lijnen. c. Het derde afgebeelde patroon is een detail van de in Bergen op Zoom 7. De ontwikkeling van het klimopblad-motief gevonden rozenolie-kan, vermoedelijk naar het penseelstreek-ornament.

17 8. Olie kruiken, ongeglazuurd rood aardewerk, en Neal36 noemen voor ons land een 16de eeuw, vondsten Potterstraat (a) en Stad- 14de-eeuws exemplaar uit Dordrecht en huis (b) Bergen op Zoom. Schaal 1 : 4. Tekening G. C. Groeneweg. 16de/17de-eeuwse kruiken uit Amster- dam, Delft, Hoorn, Leeuwarden, Middel- burg en Utrecht. De leden van de AWN die deelnamen aan de geslaagde najaars- Het wekt geen verbazing, dat dit popu- excursie naar Zeeland op 25 september laire klimopblad-motief in de 16de eeuw 1982 herinneren zich wellicht de exem- werd overgenomen door majolicaschilders plaren, die bij opgravingen in het Fort elders, zoals te Antwerpen (afb. 7a) 31 en Rammekens werden aangetroffen. Inmid- vooral in Italië. Daaruit ontwikkelde zich dels kunnen we ook Bergen op Zoom aan mogelijk het sterk gestileerde patroon van dit rijtje van vindplaatsen toevoegen. afb. 7b32, dat de basis kan hebben ge- vormd voor het in Italië en Nederland op het eind van de 16de eeuw veel voorko- mende blauw-en-geel penseelstreek-orna- ment van afb. 7c33. Noten Tenslotte willen wij hier terloops aandacht 1 Met dank aan de oud-gemeente-archivaris van besteden aan een tweetal andere vroeg Bergen op Zoom, de heer C. J. F. Slootmans, 16de-eeuwse gebruiksvoorwerpen van het voor deze informatie. Thans wordt nagegaan Iberisch schiereiland, die in Bergen op of de plaats waar zij hun bedrijf uitoefenden met behulp van archiefbronnen kan worden Zoom werden gevonden. Zowel in de achterhaald. Uit Bergen op Zoom zijn vond- afvalput waaruit de rozenolie-kan te voor- sten van vroeg 16de-eeuwse majolica bekend. schijn kwam, als tussen het materiaal 2 Zie onder meer: B. Jansen, Van Mesopotamië waarin de albarello werd aangetroffen, naar Nederland, de lange weg van het tin- bevond zich een rood aarden kruik, die glazuur. In Antiek, 4, 1969, nr. 4; A. Caiger- Smith, Tin-glaze pottery in Europe and the qua vorm sterk afwijkt van het inheemse Islamic world, the tradïtion of 1,000 years in aardewerk (afb. 8). Dergelijke kruiken maiolica, fdience and delftware. London, 1973. werden vervaardigd in het zuiden van 3 G. C. Dunning, A group of English and im- Portugal34 en komen vanaf de late 13de ported medieval pottery from Lesne Abbey, eeuw voor in Groot-Brittannië, Nederland Kent; and the trade in early Hispano-Mores- 35 que pottery in England. In: The Antiquaries en later ook in Noord-Amerika . Hurst ]ournal XLI, jan.-apr. 1961, nr. 1—2, p. 8.

18 i: A. Wilson-Frotingham, Lustreware of Spain. Niet gepubliceerde vondst van de stichting New York, 1951. „In den Scherminckel" in de Potterstraat in 5 J. G. Hurst & D. S. Neal, Late Medieval Ibe- het centrum van Bergen op Zoom. rïan Pottery imported into the Low Countries. 17 J. G. Hurst& D. S. Neal 1982, op.cit. . ('Rotterdam Papers IV), Rotterdam, 1982, p. IS A. Wilson-Frotingham 1951, op.cit., p. 127. 83—110. 19 J. G. Hurst 1977, op.cit., p. 95. 0 Axel: J. A. Trimpe Burger, Opgravingen in 20 G. C. Groeneweg, Een vroeg 16e eeuwse af- de oude stad van Axel (steentijd, romeinse valput . . ., op.cit., p. 158. tijd, middeleeuwen). In: Berichten ROB 17, N. Ottema, Het aardewerk in de noordelijke 1967, p. 51. Nederlanden in gebruik in het laatst kwart Bergen op Zoom: G. C. Groeneweg, Een van de 16e eeuw. In: Oude Kunst III, 1917— vroeg 16e-eeuwse afvalput onder het stadhuis '18, 60 en afb. 87. van Bergen op Zoom. In: Brabants Heem 34, J. G. N. Renaud, De vondsten gedaan bij het 1982, nr. 4, p. 144—162. archeologisch onderzoek naar het voormalige Brugge: vriendelijke mededeling van H. De Kartuizer klooster buiten Delft. (De Kartui- Witte, stadsarcheoloog. zers en hun Delfts klooster; een bundel stu- Damme: L. Devliegher, Damme. (Kunstpatri- diën ter gelegenheid van het Genootschap monium voor West-Vlaanderen 5), Tielt-Ut- Delfia Batavorum), Delft: 1975. recht 1971. R. E. A. Drey, Apothecary Jars; Pharmacutical 's-Hertogenbosch: H. L. Janssen, Het middel- Pottery and Porcelain in Europe and the East eeuwse aardewerk: ca. 1200—ca. 1550. (Van 1150—1850. London 1978. Bos tot Stad; opgravingen in 's-Hertogen- A. Wilson-Frotingham 1951, op.cit., p. 123. bosch), 's-Hertogenbosch 1953, hfdst. 19. T. Husband, Valencian Lusterware of the Fif- Steenbergen: G. C. Groeneweg, Opgravingen teenth Century: An Exhibition at the Cloisters. in Steenbergen; verslag van het archeologisch In: Bulletin of the Metropolitan Museum of onderzoek naar het voormalig Gasthuis van Art, summer 1970, p. 23. Steenbergen (N.-Br.). (Bijdrage tot de studie A. Wilson-Frotingham 1951, op.cit., p. 125. van het Brabants Heem 21), Eindhoven 1982. T. Husband 1970, op.cit., p. 30. Overige vindplaatsen: J. G. Hurst & D. S. B. Jansen 1969, op.cit. Neal, op.cit. A. Wilson-Frotingham 1936, op.cit., cat.nr. 7 G. C. Groeneweg, Opgravingen in Steenber- E 594. gen . . ., op.cit. Ondermeer J. G. Hurst 1977, op.cit. s A. Wilson-Frotingham 1951, op.cit., 85; G. C. L. J. M. Philippen, De Oud-Antwerpsche Dunning 1961, op.cit., plaat II en J. G. Hurst, Majolica. Brussel 1938. Spanish pottery imported into medieval Bri- Faënza, circa 1500, R. E. A. Drey 1978, op.cit., tain. In: Medieval Archaeology vol. XXX, p. 31. 1977, p. 78 en afb. 5—8. D. Korf, Nederlandse majolica. Bussum 1981, 9 A. Wilson-iFrotingham 1951, op.cit., p. 5, nr. 53/fig. 102. fig. 2. In dit boek staat op pagina 130 een bijzonder 10 G. C. Groeneweg, Opgravingen in Steenber- fraaie brandewijnkom afgebeeld; ook dat voor- gen . . ., op.cit., p. 44—46. werp is afkomstig van het eerder genoemde 11 A. Lane, Eerly hispano-moresque pottery: a archeologisch onderzoek van het voormalige reconsideration. In: The Burlington Magazine Gasthuis van Steenbergen. oct. 1946, p. 251. J. G. Hurst & D. S. Neal 1982, op.cit., p. 101. 12 A. Caiger-Smith 1973, op.cit. J. G. Hurst 1977, op.cit. 13 A. Wilson-Frotingham, Catalogue of Hispano J. G. Hurst & D. S. Neal 1982, op.cit., p. 101. Pottery. New York 1936. ><• J. G. Hurst 1977, op.cit., p. 73. 15 G. C. Groeneweg, Een vroeg 16e-eeuwse af- van Swietenlaan 12, valput . . ., op.cit. 4624 VW BERGEN OP ZOOM

19 Een eenvoudige manier om reliëfs op aardewerk vlak af te drukken

F. Kneefel en Tj. Pot

In november 1980 werd te Utrecht, ten behoeve van de bouw van het achtste deel van het Hoog Catharijne-complex, voor- bereidend grondwerk bij de Nieuwe Daal- straat verricht. Er werd dagelijks van de voortgang van deze werkzaamheden ken- nisgenomen, teneinde tijdig tot archeolo- gisch onderzoek over te gaan indien waar- nemingen in het onderhavige terrein daar- toe aanleiding zouden vormen. Zoals ver- wacht kon worden bleken de oppervlak- kige aardlagen dusdanig verrommeld te zijn, dat in eerste instantie geen activiteiten noodzakelijk waren. Bij een van de dage- lijkse controles werd in de stort een gave witaardewerken pijpekop aangetroffen, die na reiniging twee interessante taferelen in reliëf bleek te vertonen. Bij het ene tafereel is kennelijk sprake van een soort van bestorming van een stads- poort, terwijl het andere enkele schepen op zee in beeld brengt, mogelijk een zee- slag. Op de overgang van de pijpekop naar de (grotendeels verloren gegane) steel is op één zijde in opliggende letters te lezen scherpte, die aan fotografie van sterk „Brielle 1 April 1572", aan de andere gekromde oppervlakken inherent is (afb. kant „Bestaan van Vrijheid". Waarschijn- 1). Er werd besloten een afdruk van de lijk is met de steel ook enige tekst verlo- pijpekop te maken met elastisch afdruk- ren gegaan. materiaal en te pogen daarmee de voor- Summier literatuuronderzoek leert dat de stellingen in platte vlakken te verwerke- pijp door Goedewaagen in Gouda is gefa- lijken. In dit geval werd van voorgevul- briceerd en omstreeks 1872 vervaardigd caniseerdelatex (Wilsor, Lelystad) gebruik werd naar aanleiding van de 300-jarige gemaakt, die in flacons van een halve liter herdenking van de inname van den Briel. (ƒ7,45) bij hobbyzaken verkrijgbaar is. Er zijn maar weinig exemplaren van deze Gemakkelijker toe te passen elastische pijp bekend. afdrukmaterialen zijn over het algemeen veel duurder. De kwaliteit van de fijn gedetailleerde reliëfvoorstellingen leidde tot de wens Op fragmenten van geglazuurd en vooral afbeeldingen te verkrijgen met een zo min ongeglazuurd aardewerk van allerlei aard mogelijke vertekening en partiële on- en ook op baksteen werden proeven met

20 de latex ondernomen, teneinde zekerheid te verkrijgen omtrent mogelijke schade- lijke gevolgen en/of verkleuringen. Dat bleek niet het geval te zijn, ook niet op langere termijn. In enkele gevallen kon slechts geconstateerd worden dat het op- pervlak na het verwijderen van de rubber- massa wat schoner leek te zijn geworden. De dunne melkachtige vloeistof laat zich eenvoudig op het oppervlak aanbrengen. Bij de eerste keer dient erop gelet te wor- den dat tussen de fijne groefjes van details geen lucht(belletjes) wordt (worden) in- gesloten. Met een fijn penseel en relatief weinig vloeistof blijkt dat gemakkelijk te dichtgevouwen produkt nog maar enkele verwezenlijken. Na enige tijd is het melk- millimeters openveerde (afb. 2). Het aan- witte laagje door vulcanisatie aan de lucht brengen van enige lijm (Uhu) aan de in een lichtgeel doorschijnend rubberlaagje binnenzijde — zorgvuldig over een van de overgegaan. Daarna kan opnieuw een hoe- beide vlakken — en het weer onder druk veelheid vloeistof worden aangebracht, brengen gedurende korte tijd, leidde ten- waarbij snel en minder nauwkeurig gehan- slotte tot de gewenste „platgedrukte ne- deld hoeft te worden. Het eerste laagje is gatieve pijpekop", waarop tegenover elkaar bepalend voor een goede afdruk, elke de twee voorstellingen verkregen waren. volgende draagt alleen tot het verkrijgen Hoewel dat moeilijk is aan te tonen, is van meer massa bij en daarmee tot een het duidelijk dat het binnenstebuiten keren beter hanteerbaar eindprodukt. In de loop van de rubbermanchet en het vervolgens van enkele dagen kunnen successievelijk platdrukken zeker vervormingen van de nieuwe laagjes worden aangebracht; in dit voorstellingen zullen hebben veroorzaakt, geval zes, waarna de indruk bestond dat met name bij een dusdanig sterk gekromd er voldoende massa was gerealiseerd. oppervlak als bij een pijp. Met het blote Nadat de laatste laag was uitgevulcani- oog valt dat evenwel niet waar te nemen. seerd bleek de „rubbermanchet" eenvou- Door de interne spanningen, opgewekt dig van de pijpekop af te stropen, uiter- door het platdrukken van het in twee aard van de grote naar de kleine omtrek richtingen gekromde pijpoppervlak, was van het object. Door het automatisch wel zichtbaar dat de beide vlakken niet binnenstebuiten keren van de manchet bij volstrekt vlak, maar enigszins golvend ver- het afstropen, werden de negatieven van liepen. De niveauverschillen binnen die de voorstellingen aan de buitenkant van vlakken waren evenwel zo klein, dat ver- de manchet zichtbaar. Visuele inspectie ondersteld kon worden dat hieruit geen leerde dat geen luchtbellen aan het opper- onoverkomenlijke problemen ten aanzien vlak aanwezig waren. van de scherptediepte bij fotografie zouden Vervolgens werd besloten de holle trech- voortvloeien. tervormige manchet dubbel te vouwen op De mogelijkheid om de afgestroopte rub- de boven- en benedennaad van de pijpe- bermanchet langs de pijpnaden in twee kop, die uiteraard ook op de afdruk zicht- delen te knippen werd verworpen omdat baar waren. In die toestand werd het voorzien werd dat met de te zamen ge- geheel enkele dagen met een boek erop plakte dubbele rubbermassa beter gemani- onder een matige druk gehouden, waarbij puleerd kon worden dan met de veel na opheffing van de druk bleek dat het slappere halve manchetten. Inmiddels zijn

21 experimentjes gaande om ook wat slappe verkleinen. In de eerste plaats werd de losgeknipte helften tot meer handelbare zeer fijnkorrelige steengips Vel Mix Stone objecten te verstarren. Door aan de niet- (Kerr) gekozen, maar belangrijker was reliëfzijde een op de juiste maat geknipt de tweede maatregel, het gebruik van een stukje stug boekbinderslinnen (of iets der- trilapparaat bij het aanbrengen van de gelijks) aan te brengen en vervolgens met gips. Met een iets dunner dan normaal aan- enkele laagjes latex in de massa te incor- gemaakte gips (gips in water en niet poreren, lijkt de gewenste versteviging andersom; met roeren wachten tot de droge denkbaar. Resultaten zijn nog niet be- gips met water verzadigd is) wordt de bij schikbaar, maar indien die niet afdoende het aanmaken ingesloten lucht met het mochten zijn kan overwogen worden of trilapparaat verwijderd. Vervolgens wordt een doeltreffender bewapening van de de gips in kleine porties in een hoek van rubbermassa te realiseren is, mogelijk in het kuipje aangebracht en door vibratie de vorm van metaaldraadjes of anderszins. vloeit het langzaam maar zeker over het De verkregen rubberafdruk werd op een gehele oppervlak uit. Daarbij is goed te ongeveer centimeterdikke basis van plasti- zien dat zelfs de kleinste groefjes zonder cine gelegd en vervolgens ombouwd met luchtinsluiting volstromen. een opstaande rand van hetzelfde mate- riaal. Daarmee werd een stevig en goed Het proces verloopt het best door het hanteerbaar kuipje verkregen, waarin gips kuipje met de ene hand op de trilmachine kon worden aangebracht. Aangezien er te drukken terwijl de andere met een van uiterst fijne details in de voorstellin- spatel of lepeltje de gips in kleine porties gen sprake is, leek het gevaar voor lucht- aanvoert. Als het gehele negatieve reliëf belvorming tijdens het aanbrengen van de eenmaal overvloeid is, kan op groter schaal gips niet denkbeeldig. Er werden twee gips aangebracht worden totdat het kuipje maatregelen genomen om dat te voorko- voldoende gevuld is. Proefjes met al of men of de kans daarop in ieder geval te niet door pigment gekleurde gips hadden

22 inmiddels uitgewezen dat aan ongekleurde Dit stukje is vooral opgesteld omdat de gips de voorkeur gegeven diende te geschetste gang van zaken eenvoudig te worden, als het om het opf.oepen van verwezenlijken is. De wat geavanceerde schaduwwerking gaat teneinde een beter tril- en koudlichtapparatuur staan uiter- contrast te verkrijgen voor fotografie van aard niet een ieder ter beschikking, maar het object. met enige improvisatie en zorgvuldigheid Afgezien van de bij fotografie normaliter zijn ook goede resultaten te bereiken. aanwezig zijnde verlichtingsmogelijkheden, Door na het aanbrengen van een beetje stond in dit geval ook de zogenaamde gips in een hoek van het kuipje en daar- koudlichttechniek (fibre optie light) ter mee op een tafel te kloppen, kan in feite beschikking, in de vorm van een klein hetzelfde volvloeien van een reliëfopper- kistje waarin naast een sterke lichtbron vlak worden bereikt, zij het ten koste van een ventilatiesysteem ter koeling aanwezig wat meer energie en wat meer kans op is. Via een flexibele — in willekeurige luchtbel vorming. En door te manipuleren stand fixeerbare — glasvezelbundel wordt met een extra lichtbron (schemerlamp) is het geconcentreerde licht door weerkaat- ook wel strijklicht te verwerkelijken. sing verder getransporteerd zonder noe- Bij toepassing kan met name gedacht wor- menswaard verlies aan intensiteit, maar den aan reliëfvoorstellingen op al dan niet met volledig verlies aan warmte. In dit gewelfde objecten van aardewerk, porse- geval zijn drie van die flexibele slangen lein, glas of metaal; ook aan bijvoorbeeld op de lichtbron aangesloten en was door stempels op terra sigillata of Romeins instelling uit verschillende richtingen een bouwmateriaal. De ervaring wijst uit dat optimale verlichting van het object te daarbij goede resultaten te realiseren zijn. verwerkelijken. Proefondervindelijk is de Bij niet te ontraadselen afbeeldingen en beste combinatie van opvallend licht en opschriften op deels verweerde en sterk strijklicht uit te proberen. Bij deze wit- verkleurde munten en penningen kan door gipsen afgietsels werd zodanig met de drie toepassing van de geschetste techniek niet min of meer puntvormige lichtbronnen zelden alsnog tot ontcijfering worden ge- gemanipuleerd, totdat een schaduwwer- komen. king bij de reliëfs werd opgeroepen, waar- bij een optimaal fotografisch beeld denk- baar leek. Het resultaat is aan afbeelding Lange Nieuwstraat 30, 3 te ontlenen. 3512 PH UTRECHT

23 AWN-studie- en werkweken 1983

Om zoveel AWN-leden in de gelegenheid De vindplaats ligt op het plateau van de te stellen om de vele aspecten van een „-Nienburger Geest", een dek- archeologisch onderzoek nader te leren zandrug op ongeveer 40 m boven de zee- kennen, of hun al eerder opgedane kennis spiegel. In 1978 vond er een proefopgra- in praktijk te brengen, hebben de organi- ving plaats en van 1979 tot en met 1981 satoren van het kamp '83 naar een object werd een vlak van ± 3800 nr onder- gezocht, waarbij zowel aandacht besteed zocht. Tot het moment waarop de AWN- zou worden aan praktische- en theoretische studie- en werkweken startten, waren twee instructie, alsook de mogelijkheid zou omheinde erven gedeeltelijk blootgelegd. bieden aan meer ervaren deelnemers om Hierin bevonden zich drieschepige, recht- een zinvolle bijdrage te leveren aan een hoekige gebouwen met een lengte van 12 interessant onderzoek. tot 20 m en een breedte van 5 tot 6 m, die oost-west georiënteerd waren. Verder De heer Wegner, verbonden aan het Staat- vond men nog vier waterputten, een hut- liches Museum für Naturkunde und Vor- kom, een spieker en een leemkuil. Romein- geschichte in Oldenburg (Nedersaksen) se importvondsten toonden aan dat er bleek bereid om onze studie- en werkwe- tussen de 2de en de 4de eeuw handelsbe- ken in te passen in een onderzoek, waar- trekkingen waren met de Romeinse pro- mee het Oldenburgse museum reeds vier vincies aan de Neder-Rijn. Het merendeel jaar bezig was. Met assistentie van de heer van de mobiele vondsten bestond echter Vosgerau, restaurateur in dit museum, wilde hij de wetenschappelijke leiding op zich nemen. Een probleem was het onder- komen voor deze weken. In de directe omgeving van het onderzoeksterrein was geen enkele mogelijkheid, zodat uitgewe- ken moest worden naar het 25 km verder gelegen stadje Syke. Daar bood het Kreis- jugendheim ons onderdak. 36 AWN-leden namen deel aan dit drie weken durende studie- en werkkamp (13 K Ausgrabung aug. tot en met 3 sept.). Een groot aantal des Staatlichen Museums had voor twee weken ingeschreven. für Naturkunde De organisatorische leiding berustte bij de und Vorgeschïchte heer Lubberding en mevrouw du Maine. Oldenburg

Het project Dit betrof het onderzoek van een neder- zetting uit de Romeinse- en Volksverhui- zingstijd in Mahlstedt, gemeente Harp- stedt in Nedersaksen. De nederzetting, met een waarschijnlijke grootte van ongeveer 4 ha, werd in 1973 ontdekt bij het om- ploegen van grasland. Hierbij kwamen 1. Het aankondigingsbord bij de opgraving. veel vondsten tevoorschijn. Foto H. H. }. Lubberding.

24 uit scherven van inheems aardewerk, zoals 2. De werkput. Foto Sj. H. Bakker. „Chaukse waar" en „Rijn-Weser-Germaan- 3. Het inmeten. Foto Sj. H. Bakker. se waar" uit 1ste tot de 3de eeuw en uit jongere Saksische ceramiek. (Zie ook Ar- cheologische Mitteilungen aus Nordwest- deutschland 4, 1981 blz. 43—63). In 1982 vond er geen opgraving plaats, omdat de nodige geldmiddelen ontbraken. In 1983 kon deze, in het kader van de AWN studie- en werkweken, zij het op de kleine schaal, worden voortgezet. Aansluitend op het reeds onderzochte ter- rein kregen we een vlak van ± 15 bij 20 m toegewezen. Bij vergelijking van onze ingetekende vlakken met die van het voor- afgaande onderzoek, bleek er een volledige aansluiting te zijn in het verloop van paalgaten en omheiningen.

Excursies en lezingen Iedere zondag werd besteed aan een ex- cursie onder leiding van de heer Wegner, waarbij onder meer werden bezocht: — het Pestruper Graberfeld, het grootste grafheuvelveld van Duitsland met meer dan 50 tumuli;

25 — de megalithgraven in Kleinenkneten, Verder gaf de heer Vosgerau iedere woens- Visbek en Dodingen; dagavond uitleg over aardewerkrestauratie, — het openluchtmuseum in Cloppenburg, het vervaardigen van lakprofielen en het waar de meest representatieve vormen maken van replica's. van landelijke bouwkunst in Neder- De bezielende leiding en begeleiding van saksen te bezichtigen zijn; de heren Wegner en Vosgerau, het grote — Dötlingen, een dorp met veel vak- enthousiasme en de saamhorigheid van de werkhuizen en een mooie romaanse deelnemers, alsmede het mooie weer, kerk. maakten de studie- en werkweken tot een groot succes. Veel kennis en ervaring ledere dinsdagavond bezochten we het werd opgedaan. Landesmuseum in Oldenburg waar, be- halve veel vondsten uit het veen, de mega- De reünie lithgraven en de grafheuvels, ook vondsten uit Mahlstedt waren geëxposeerd; een be- Op 19 en 20 november werd voor alle levenis was ook het bezoek aan de depots deelnemers, zoals gebruikelijk, een reünie en aan de werkruimte van de heer Vos- georganiseerd. De wetenschappelijke lei- gerau. ders waren hiervoor speciaal naar Neder- land gekomen en ook de heer Albrecht, Eén excursie werd gemaakt naar een kas- de dynamische beheerder van het Kreis- teelopgraving, de Weisburg, bij Gander- jugendheim, was aanwezig. kesee waar, onder leiding van de heer Onder leiding van de heer Lubberding Zoller, archeoloog in Nedersaksen, Duitse werd een wandeling door Deventer ge- amateur-archeologen aan het werk waren. maakt en daarna leidde de loco-burgemees- Ook werd toen een bezoek gebracht aan ter, de heer Duimel, ons door het onlangs de vluchtburcht „Der Heidewall" bij gerestaureerde Deventer stadhuis. Ook Dehltun. de nieuwe werkruimte van de afdeling Twee maal werd het Kreismuseum in Syke Zuid Salland-IJsselstreek-Oost Veluwe- bezocht, dat op een bijzonder leuke wijze zoom werd bekeken. is ingericht. 's Avonds werd veel tijd besteed aan het Het lezingenprogramma bevatte de vol- bekijken van de enorme hoeveelheid dia's, gende onderwerpen: die gedurende de drie studieweken was — Opgravingen in het veengebied (Dr. gemaakt en aan het uitwisselen van foto's. H. Hayen). Met een wandeling naar de dikste boom — Hunebedden in Noord-Nedersaksen van Nederland op het landgoed Verwolde (Dr. H. Schirnig). en een bezoek aan het stedelijk museum in Zutphen werd dit weekend besloten. — Het onderzoek op de wierde Lang- warden (Dr. K. H. Brandt). Elly du Maine en Herman Lubberding — Het onderzoek in Mahlstadt (Dr. dr. G. Wegner).

26 De AWN-veldcursus in Weert, 9-24 juli 1983

Een verslag

„Dat ik in een week zoveel kon leren, had ik nooit gedacht!" hoorde ik een van de deelnemers aan de AWN-veldcursus van dit jaar zeggen. Deze enthousiaste mededeling kwam van iemand die zich met de nodige scepsis had ingeschreven, eigenlijk door mij overgehaald was mee te doen. Ongetwijfeld zal een complex van oorza- ken deze omslag te weeg gebracht hebben. Enige belangrijke wil ik u beschrijven:

Het terrein 1. Waterpassen. Het terrein dat het Amsterdamse Insti- tuut voor Prae- en Protohistorie in de 2. Instructie. loop van een aantal jaren in korte, op instructie gerichte, campagnes wil onder- zoeken is een groot stuifzandgebied in de gemeente Weert. Bij een inventarisatie enige jaren geleden werden bijna geheel verstoven resten van Bronstijd grafheu- vels, aardewerk en crematie aangetroffen op een vele hectaren groot gebied. Het algemene doel van het onderzoek is de grenzen van het grafveid te verkennen en een inzicht te krijgen in de verspreiding, aard en omvang van de (resten van de) graf heuvels. Deze gegevens moeten dan de basis zijn voor een herinrichtings- en beheersplan.

Inhoud van de cursus De doelstelling van het onderzoek brengt met zich mee dat er heel weinig graafwerk verricht werd en heel veel veldverkenning. Minder dan vorige jaren werd dan ook tijd en aandacht besteed aan het interpreteren van vlakken en profielen. Veel meer dan anders werd de gelegenheid geboden zich te oefenen in veldtechnieken als hoogte- bepaling (afb. 1)., meetlijnen uitzetten en tekenen van grote vlakken. De deelnemers kregen allemaal eerst instructie in kleine

27 groepjes van prof. dr. J. H. F. Bloemers gehouden. Prof. Bloemers lichtte het on- (afb. 2), Henk Donker, André Numan en derzoek in het algemeen toe, drs. P. W. mijzelf. Daarna pasten zij hun (nieuwe) van den Broeke zette het grafveld in zijn kennis toe bij een aantal opdrachten: brede Bronstijd achtergrond en de eerste — de coördinaten van een aantal recent week belichtte de provinciaal archeoloog blootgekomen grafheuvelresten in het drs. W. Willems de historie van „zijn" open veld werden bepaald; provincie. De tweede week deed zijn Bel- gische collega drs. L. van Impe dat ook — van een deel van het terrein werd een aan de hand van de grote opgraving in nauwkeurige topografische kaart ge- Donk. Beide weken werd het lezingenpro- maakt; gramma afgesloten door drs. R. Brandt — er werden hoogtegegevens verzameld met een lezing over verschillende typen voor een door een computer te tekenen opgravingen. hoogtelijnenkaart; Op zich zijn de bovengenoemde punten — een verstoorde grafheuvel werd uitvoe- (een schitterend terrein met een zeer in- rig onderzocht, en tensieve cursus) al voldoende om een — een reeks proefputten werd gegraven sceptische deelnemer over de streep te en onderzocht. halen, maar als je daar nog een schitterend De veldwerkzaamheden werden dagelijks onderkomen met een prima verzorging, het per groep nauwkeurig in een dagverslag mooiste weer van de wereld en aardige vastgelegd en kritisch besproken aan de mensen met dezelfde interesse bij voegt, ontbijttafel. dan weet je zeker dat menig twijfelaar zal zeggen: „noteer mij maar vast voor De zondag-excursie volgend jaar!". Dank zij de vriendelijke ontvangst door en medewerking van de archeologische werk- De veldcursus van dit jaar kwam tot stand groep van de Heemkundige Vereniging dank zij de steun van velen. Graag wil ik Roerstreek werd de groep op zondag door op deze plaats met name de Stichting een stukje Midden-Limburg rondgeleid. Nederlandse Archeologie (SNA), het Al- Een vroeg-middeleeuwse motte in Maria bert Egges van Giffen instituut voor Prae- Hoop, de kasteelruïne van Montfort, de en protohistorie van de universiteit van kerkheuvel en het aan de voet daarvan Amsterdam (IPP) en ons hoofdbestuur gelegen eigen (!) museum in Sint Odiliën- noemen, hun bemoeienissen vormden de berg boden ons een goed gedocumenteerd basis van deze cursus. beeld van het verleden van die streek en Peter van der Zwaai de prestaties van een aantal goed georga- niseerde amateur-archeologen. Postbus 3088, 3130 CB Vlaardingen 2180 AC Hillegom De lezingen Na de werkdagen werden er vier lezingen

28 Archeologisch nieuws

Het Pieter Postmapad: Eerbetoon aan een amateur-archeoloog en de wethouders Van Rossum en Van der Ende en oud-wethouder Van der Burg namens de gemeente Rijswijk. Voor een aantal aanwezigen betekende deze ont- hullingsplechtigheid een reunie. In gedachten keerden ze terug naar de tijd — nu bijna 20 jaar geleden — waarin ze, samen met Pieter Postma, op „De Bult" voor het eerst duidelijke aanwij- zingen kregen voor het bestaan van een belang- rijke inheems-Romeinse nederzetting. Herinnerin- Bovenstaand opschrift siert sinds 10 december gen aan Postma klonken ook door in een korte, 1983 het naambord van een voetpad in het Rijs- persoonlijk getinte toespraak van prof. van Es, wijkse Wilhelminapark. Het leidt naar de ma- waarin hij getuigde van de grote indruk die de quette van de geconstrueerde woonkern van de mens Pieter Postma destijds op hem had ge- inheems-Romeinse nederzetting op „De Bult". maakt. Dat in de jaren 1967 tot 1969 niet de Veertien jaar nadat haar man op 56-jarige leeftijd Romeinse villa's in Limburg, maar de inheemse door een ongeval om het leven kwam, onthulde boerderijen in Rijswijk object van een uitvoerig mevr. M. C. Postma-Elkerbout, in aanwezigheid archeologisch onderzoek werden, is — aldus prof. van vele vrienden en bekenden, amateur- en van Es — voor een belangrijk deel aan Postma beroepsarcheologen en — niet te vergeten — te danken geweest. een aantal gemeentelijke autoriteiten — het naam- Niet alleen de directeur van de ROB, maar ook bord. Tot de aanwezigen behoorden onder meer AWN-voorzitter Molhuysen voerde het woord. Prof. W. A. van Es, provinciaal archeoloog D. Hij onderstreepte in het bijzonder de symbolische Hallewas, de Haagse stadsarcheologe R. Magen- waarde van deze naamgeving. In Postma worden dans, AWN-voorzitter L. Molhuysen, voorzitter ook de vele andere Postma's in ons land die A. Ch. van Son van de werkgroep Den Haag e.o. ernst maken met de amateur-archeologie erkend en geëerd, aldus de heer Molhuysen. Beide sprekers uitten hun waardering voor het ontwikkelde initiatief; deze waardering geldt zeker in gelijke mate ons lid A. W. J. Meijer die het initiatief ontwikkelde én de gemeente Rijswijk die het belang ervan onderkende en het overnam. Voorafgaand aan beide toespraken had wethouder Van Rossum mevrouw Postma, haar dochter Ida en de overige genodigden welkom geheten in het nabijgelegen jongerencentrum „Harlekijn" (Pieter Postmapad 1). Na afloop van de korte plechtig- heid bracht mevrouw Postma, vergezeld van wet- houder Van Rossum, oud-wethouder Van der Burg en enkele vrienden, een bezoek aan de plek waar het destijds, op een kille novemberdag, allemaal begon. Ik herinner me die dag nog als de dag van gisteren. Pieter Postma was toen één van ons. Niet alleen het voetpad, maar ook „Ver- leden land" (blz. 10) houdt de herinnering aan hem levend. P. Stuurman

Nota Archeologie, samengesteld door de werk- groep archeologie van de Kunststichting Eind- hoven (1 blz.; sept. 1983). In deze nota, gericht aan de Gemeente Eindhoven

29 en de Agglomeratie Eindhoven, wordt gepleit De taak van de archeoloog en zijn medewerker(s) voor het voeren van een positief beleid in deze wordt in het kort omschreven, terwijl ook een regio op archeologisch terrein. Na een uiteenzet- tijdschema en een kostenraming in de nota zijn ting van het begrip „bodemarchief" en de rol die opgenomen. een gemeentelijke overheid bij het beheer daarvan In deze nota wordt tevens gesteld, dat het beleid wordt toegedacht, wordt door de werkgroep voor- erop gericht zou moeten zijn, voor veel onder- gesteld, op grond van de werkgelegenheidsver- steunende werkzaamheden amateur-archeologen in ruimende maatregelen een professioneel archeo- te schakelen. loog bij dit beheer te betrekken, geassisteerd door één of meer W.V.M .-krachten. G. F. thoe Schwartzenberg

Mededelingen

De heer R. van Beek heeft met ingang van januari 1984 de redactieraad verlaten. Na een staat van 14 jaar „trouwe dienst" een begrijpe- lijke beslissing; temeer daar hij zoveel andere interesses heeft die door vele activiteiten, waar- onder het werk voor Westerheem, vaak in de verdrukking moesten komen. Wij vinden het erg jammer dat wij de heer van Beek zullen moeten missen op de redactievergaderingen. Graag wil ik hem, mede namens de andere leden van de redactie en redactieraad, hartelijk danken voor de jarenlange vruchtbare en prettige samenwer- king. Dank zij onze eindredacteur, de heer Tj. Pot, is de heer H. L. de Groot, assistent van de Utrechtse stadsarcheoloog, bereid gevonden in de redactie- raad zitting te nemen. Wij heten de heer de Groot van harte welkom en hopen op een jarenlange samenwerking ! De nieuwe redacteur zal zich, Aandacht voor Herman Lubberding evenals de heer V. van Vilsteren, redactioneel Foto Henk Blom. vooral bezighouden met de Middeleeuwen en latere tijd. C. A. Kalee Een eresaluut voor Herman Lubberding Een reeks van jaren, om precies te zijn: vanaf 1975, heeft Herman Lubberding de organisatie en de leiding verzorgd van de AWN Werk- en Studiekampen. Het is onmogelijk in te schatten hoeveel tijd en moeite Herman in al die jaren onafgebroken heeft geïnvesteerd in deze activi- teiten, maar het is aanzienlijk geweest. Dat hij heeft besloten zich vanaf 1984 niet meer beschikbaar te stellen voor deze bezigheden kun- nen wij betreuren maar dient gerespecteerd te worden. Niemand is onmisbaar, hoewel dat soms zo lijkt Tekening R. van Beek. Van l. naar r.: V. van te zijn. Toch, Herman Lubberding zullen we Vilsteren, Tj. Pot en O. Wttewaall. stellig zeer missen in dit veld van werken.

30 De grondigheid en kennis van zaken waarmee beelding daarin, dan steeds het woord afb. hij de kampen voorbereidde, de...flexibiliteit ( + nr.) gebruiken. Alle afbeeldingen num- waarmee hij optredende problemen wist op te meren van 1 tot bijv. 10 en geen onderscheid lossen, het financiële toveren waarmee hij de kam- maken tussen kaarten, foto's en tekeningen pen voor de deelnemers betaalbaar wist te hou- (dus niet: kaart 1, foto 1, tekening 1 enz., den, zal niet of nauwelijks door anderen kunnen maar: afb. 1, 2, 3 enz.). Alle afbeeldingen op worden geëvenaard. de achterzijde voorzien van het afb .nummer, Als deelnemer aan de meeste door Herman uw naam en verkorte titel van het artikel. geleide AWN-kampen heb ik de vriendschap en Aangeven op welke grootte de afbeeldingen saamhorigheid van zoveel verschillende mensen verkleind moeten worden. Als u niets aan- ervaren, die niet in het minst ook door Herman geeft handelt de lay-out medewerker naar Lubberding's persoonlijkheid werden gestimu- goeddunken. Bij het (laten) vervaardigen leerd, zowel in het werken als in de feesten. van de tekeningen rekening houden met de Voor wat betreft de AWN-kampen een afscheid zetspiegelbreedte van Westerheem (breedte dus van Herman, tenminste vooralsnog, maar van het bedrukte deel van de bladzijde) of wie weet . . . ? de kolombreedte. Onderschriften bij de af- Bedankt, Herman, en tot ziens ! beeldingen zo kort mogelijk houden. Voor- Het ga je goed. beeld: Namens het hoofdbestuur AWN, 1. As van Claudius uit IJmuiden. Tek. H. Henk Moltmaker J. Calkoen, schaal 1:1. (vice-voorzitter) 2. Terra sigillata uit Velsen. Tek. I.P.P., schaal 1:2. 7. Men wordt verzocht het gebruik van afkor- tingen zo veel mogelijk te beperken. Aanwijzingen voor auteurs 8. Wanneer u iets wilt publiceren, maar niet 1. Manuscripten van bijdragen bestemd voor weet hoe het te doen, of indien het tekenen Westerheem moeten worden gestuurd naar de of fotograferen van de voorwerpen moeilijk- hoofdredacteur. heden oplevert, s.v.p. contact opnemen met 2. Het artikel dient te zijn getypt met dubbele de hoofdredacteur of een van de redacteuren. regelafstand, aan één kant van genummerde Auteurs, die in Westerheem willen publiceren, vellen papier, formaat: A4 (21 X 29,5 cm). verzoeken wij dringend met: bovenstaande aan- Aan de linkerkant een marge van ± 4 cm wijzingen rekening te willen houden. openlaten. Nieuwe alinea niet inspringen. De redactie Artikel in tweevoud typen, origineel verzen- den, duplicaat behouden. Het artikel mag maximaal een omvang hebben van 15 getypte Prijscorrectie Gids Museum Kam bladzijden, inclusief noten en literatuurlijst. Zie Westerheem 1983, afl. 6, bh. 400/401. Indien het artikel een omvang van 15 blz. In verband met het opheffen van de „dienstpost" te boven gaat, s.v.p. eerst overleg plegen met dient men bij het bestellen van de Gids van het de redactie. Museum Kam, i.p.v. ƒ 6,50, een bedrag van ƒ 8,80 3. Noten, literatuurlijst en bijschriften voor de (ƒ6,50 + ƒ 2,30 portokosten) over te maken op afbeeldingen moeten op aparte bladzijden gironummer 935461, t.n.v. Rijksmuseum Kam, worden getypt. Nijmegen. 4. De literatuurlijst dient de volledige titels van boeken en tijdschriftartikelen in alfabetische volgorde te vermelden: Voorbeeld: Monument van en voor een Calkoen, H. J., 1962. Een muntvondst te IJmuiden. Westerheem XI, p. 58—59. amateur-archeoloog Grant, M., 1968. Roman history from coins. Het Rijksmuseum G.M. Kam Some uses of the imperial coinage to the historian. Cambridge. Gerard Marius Kam (1836—1922) was zakenman, 5. De afbeeldingen, die u bij uw artikel voegt, mede-oprichter van de Ijzer- en Staalfirma Gebr. dienen van goede kwaliteit te zijn. Dit be- Kam te Rotterdam. Toen hij tweeënzestig jaar tekent dat u niet mag tekenen met ballpoint, was besloot hij rustig te gaan leven in Nijmegen. potlood of „kroontjespen", maar bijv. een Daar was toen, rond de eeuwwisseling, iets aan Rotring tekenpen moet gebruiken. Voor let- de gang dat zijn leven totaal zou veranderen. ters en cijfers s.v.p. wrijfletters gebruiken. Nijmegen ging zich uitbreiden tot ver buiten de Beslist geen tekst in de tekening typen of voormalige vestingmuren en daarbij stiet men op schrijven. uitgestrekte Romeinse grafvelden. In het jaar 6. Als u in uw artikel verwijst naar een af- 1900 kreeg Kam voor het eerst van zijn leven

31 Romeins aardewerk onder ogen. Toen was het der Nederlanden, mét het gebouw dat hij ervoor met zijn rust gedaan: hij werd amateur-archeo- had laten neerzetten. loog. Zijn museum bestaat nu 62 jaar. Het belang De grafvelden waren een goudmijn voor ieder ervan is nog vergroot doordat de collecties van die wat extra's wilde verdienen. „Nu met den de gemeente en die van het Canisuscollege er winter veel volk alhier geen werk heeft zijn ze — resp. in 1938 en 1951 — als bruiklenen zijn overal aan het graven naar oudheden gegaan, ondergebracht. Ook de prehistorie (het wagen- en ze graven maar raak links en rechts. graf van Wijchen !) en de vroege Middeleeuwen Soms worden ze wel eens door de politie ver- zijn goed vertegenwoordigd. jaagd, maar als de vliegen op de schotel ze zijn In de schenkingsakte van 25 juni 1919 verklaarde er dadelijk weer bij", schreef Kam in 1905. „de comparant deze schenking te doen, teneinde Hij kocht op wat hij krijgen kon, met de wellust de door hem gedurende een reeks van jaren met van de echte verzamelaar. Hij verwierf ook zelf moeite en zorg verzamelde . . . oudheden, die twee terreinen en liet die systematisch ontgraven. in — of nabij — Nijmegen in het water of in Het koetshuis van zijn villa richtte hij in als den bodem zijn gevonden, daar ter plaatse eene museum. „Voor hen, die bijzonder belang stellen duurzame bewaarplaats op te richten". Als ver- in oudheden, wordt hier de aandacht gevestigd plichtingen van de Staat worden omschreven: op het particulier museum van den heer KAM, het gebouw „op zoo ruim mogelijke schaal voor Berg en Dalsche weg 76, waarin deze den be- het publiek toegankelijk te stellen, te zijnen koste zoeker, na gedane aanvraag, gaarne rondleidt", een directeur, en de verder noodige ambtenaren aldus in 1917 de Gids voor Nijmegen en om- aan te stellen en de noodige catalogi . . te doen streken. vervaardigen en uitgeven". Het ging hem erom te verhinderen dat de vond- In 1984 is de Staat der Nederlanden aan het sten met onbekende bestemming verdwenen. In bezuinigen. Het Rijksmuseum G. M. Kam mag november 1904 kocht hij een glazen druiventros- daar niet aan ten offer vallen. Ook de AWN'ers flesje „duur ƒ 350,— ! maar ik wilde het toch zullen het niet willen (en kunnen!) missen. niet laten gaan, daar het dan zeker wel over de Velen van hen zijn trouwe bezoekers, de grenzen was gegaan". afdeling Nijmegen is er kind aan huis. Het belang van gesloten grafvondsten kende hij Op 30 september 1983 is een Vereniging van — natuurlijk — nog niet, maar de vindplaatsen, Vrienden van het Museum Kam opgericht met de „grafvelden", werden wel nauwkeurig ge- het doel het museum in deze benarde tijden registreerd. bij te staan. Het bestuur roept de AWN'ers op Van het begin af heeft Kam zich ook beijverd zich daarbij aan te sluiten en daardoor te helpen zijn bezit door deskundigen te laten beschrijven dit monument, opgericht door een groot ama- en publiceren. Een conservator van het museum teur-archeoloog, te behouden. in Leiden, dr. R. Jesse, kwam daar geregeld voor Meld u aan d.m.v. een kaart of brief (zonder naar Nijmegen evenals een Duits archeoloog, postzegel) aan Vrienden van het Museum Kam, Mestwerdt. Maar het was onbegonnen werk: Antwoordnummer 1720, 6500 VB Nijmegen, of „Morgen wacht ik Dr. Mestwerdt weder die telefonisch bij het museum Kam, tel. 080 - 220619. dan tot Maandag waarschijnlijk met mij blijft' De jaarlijkse contributie bedraagt ƒ 15,—. Door arbeiden aan den catalogus, maar verder komen het lidmaatschap kunt u de museumkaart 1984 wij er niet mede, daar die dagen ik nog voor ƒ12,50 (i.p.v. ƒ20) in uw bezit krijgen. niet voldoende zullen zijn om bij te schrijven de Dit bedrag, ƒ 15,— of ƒ 27,50, gelieve u te nieuwe voorwerpen die sedert er weer bij geko- storten op postrekening 55 25 950 t.n.v. Penning- men zijn. Zoo gaat het bijna altijd, 't Is het meester Vrienden Museum Kam, Nijmegen. werk der Danaieden, die altijd bezig zijn en toch Het bestuur van de Vereniging dankt u bij het einddoel vlieden". voorbaat. Het resultaat van onverdroten ijver en royaal dr. P. Stuart, secretaris, aankoopbeleid was een collectie Romeinse oud- Merelstraat 178, heden waarvan met name het aardewerk, het 2352 VH LEIDERDORP glas, de munten, fibulae, kleine bronzen en terra- cotta's in Nederland ongeëvenaard zijn. Het is een waardige pendant van de beroemde 17de-eeuwse Nijmeegse verzameling van de Smetii. Archeologisch spreekuur Smetius jr. stond in het jaar 1670 aan de ge- Bij wijze van experiment zal in het Rijksmuseum meente Nijmegen enkele stenen monumenten af. van Oudheden te Leiden een archeologisch Maar hij sloeg munt uit de rest van zijn oud- spreekuur gehouden worden door drs. M. heden; voor 20.000 gulden verkocht hij ze aan Brouwer, die bezig is met een inventarisatie Johann Wilhelm, keurvorst van de Palts. Kam van het Romeinse materiaal in de provincie j heeft alles ten geschenke gegeven aan de Staat Zuid Holland.

32 Zij die Romeins materiaal hebben of denken te stelling zal het worden voortgezet in september. hebben en graag willen weten wat het precies U kunt op genoemde tijden ook telefonisch is en hoe oud het is, zijn hierop van harte vragen stellen. welkom. Adres en telefoonnummer zijn: Het spreekuur zal plaatsvinden op elke eerste Rijksmuseum van Oudheden, vrijdag- en zaterdagmiddag van de maand van Rapenburg 28, 14.00 tot 16.00 uur, gedurende de maanden 2311 EW LEIDEN, maart, april, mei en juni. Bij voldoende belang- tel. 071-146246

Opgraven in Nederland

Opgraving bij Schagen Opgraving in Zevenaar Het Albert Egges van Giffen Instituut voor Afdeling 17 (Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland) Prae- en Protohistorie van de Universiteit van van de AWN zal, in overleg met de provinciaal- Amsterdam zal in de maanden juli en augustus archeoloog, in de maand juli 1984 een kasteel- 1984, de opgraving van een inheems-Romeinse onderzoek verrichten in het centrum van nederzetting .(± 3de eeuw) in de buurt van Zevenaar. Schagen voortzetten. De wetenschappelijke lei- Het onderzoek naar een burcht met voorburcht ding van dit project berust bij drs. R. W. Brandt uit de 13de of 14de eeuw, moet in twee weken en drs. L. Therkorn. afgesloten worden (9—20 juli 1984). De af- Voor individuele AWN-leden bestaat de moge- deling kan hierbij uw hulp goed gebruiken. lijkheid om hier gedurende twee of meer weken Er zal naar gestreefd worden de deelnemers mee te werken. Van eventuele gegadigden wordt vooraf zo goed mogelijk te informeren over het wel geëist dat zij tenminste éénmaal aan een project. Tijdens de opgraving zal er geen tijd studieweek of veldcursus van de AWN deel- zijn voor het geven van instructie. genomen hebben. Verdere informatie en/of aanmelding bij het Uw schriftelijke aanmelding, met vermelding van secretariaat van de afdeling. uw graafervaring en uw eventuele specialisatie, kunt u richten aan: Mevrouw L. Therkorn, A. E. van Giffen Instituut voor Prae- en Protohistorie Singel 453, 1012 WP AMSTERDAM

Opgraven in het buitenland

Opgravingen in Israël plaatsen: Gilgal, Jericho, Caesarea Maritima (on- der water), Capernaum, Jeruzalem, Hirbet Eqed Van het Israëlisch departement van oudheden en Emmaus. Liefhebbers kunnen een kopie van en musea ontvingen wij een uitvoerige brochure de brochure ontvangen, tegen vergoeding van de waarin maar liefst 36 plaatsen genoemd worden kopieerkosten (ƒ 1,90). Graag even een berichtje waar men van maart t/m oktober 1984 kan aan C. A. Kalee, Archeologisch Instituut, helpen bij opgravingen. Trans 14, Er wordt onderzoek verricht in o.a. de volgende 3512 JK UTRECHT

33 Oproep

Mijn onderzoek naar de verspreiding van vind- gericht is aan particuliere verzamelaars, heem- plaatsen van neolithische bijlen en hamers in de kundeverenigingen, oudheidkamers en (streek)- regio Weert (hiermee bedoel ik het gebied rond musea. Ieder die bedoelde bijlen en hamers kent de plaatsen Weert, Nederweert, Ospel, Eind, Bos- of beschikt over gegevens betreffende vondsten hoven, Tungelroy en Leveroy) wordt nogal be- en/of vindplaatsen nodig ik uit op mijn oproep moeilijkt door het ontbreken van publikaties te reageren. Ik neem dan contact met u op voor daarover. Bezoeken aan onder meer particuliere het beschrijven van de vondst. collecties hebben reeds een 30-tal onbekende en Graag uw reacties aan: Alfons Bruckers, Brede- ongepubliceerde vondsten opgeleverd. Ik heb weg 32, 6031 CM Nederweert. U kunt mij ook echter het vermoeden, dat het aantal vondsten 's avonds bellen; tel. 04951 - 25919. aanmerkelijk groter is. Vandaar deze oproep, die

Boekenbeurs

Wie heeft voor mij te koop: Uw reacatie graag aan: P. Alphen, Kuijperweg 14, F. H. Friederich. Pijpelogie. AWN-monografie 2241 LM Wassenaar. Tel. 01751 -10479. nr. 2, 1975.

Nieuwe publikaties

ƒ. ]. Stolp. Stadskernonderzoek of op zoek naar Verkrijgbaar door ƒ6,75 (incl. porto en verpak- Zaandams verleden. Uitgave: Amor Vincit Omnia, king) over te maken op bankrekening 333936949 Krommenie, zonder jaar, 34 blz. RABO-bank Krommenie, t.n.v. uitg. Amor Vincit Keurig gestencilde uitgave met talrijke afbeel- Omnia te Krommenie. Gironummer van de bank: dingen. 371755.

Literatuurbespreking

Richard E. Leakey. Op het spoor van de mens. Hij geeft zijn visie daarop aan de hand van eigen Uitgeverij Het Spectrum, 1981. 256 blz. Prijs veldonderzoek, opgravingsverslagen en multidisci- ƒ39,50. plinair wetenschappelijk onderzoek. Oorspronkelijke titel: The Making of Mankind. Vanaf de dryopithecus (circa 20 miljoen jaar ge- Vertaald door Ruud Rook. leden) en de ramapithecus (circa 14 miljoen tot In dit, voor een brede lezerskring geschreven, 8miljoen jaar geleden) tracht hij het spoor te boek geeft Leaky, zoals hij het zelf in zijn voor- volgen naar de vroege hominiden en van daar woord aanduidt, een verantwoording voor de naar de homo habilis en de homo erectus, res- uitlatingen en ideeën in de door hem gepresen- pectievelijk ruim 2 miljoen jaar en circa 1 1/2 teerde tv-reeks over de herkomst en de ontwikke- miljoen jaar geleden ontstaan. Vervolgens volgt ling van de mens. hij het spoor, via overgangsfasen, naar de

34 Neanderthalers, om ten slotte uit te komen bij Velen weten dat het boek al een paar jaar homo sapiëns sapiëns, die circa. 40.000 jaar geleden had moeten verschijnen, maar nu het geleden zijn intrede doet. er eenmaal ligt, kan men met recht zeggen: In samenhang met de ontwikkeling van de mens it was worth waiting for. Het gebruik van deze besteedt de auteur eveneens aandacht aan diverse Engelse uitdrukking brengt me tot de constatering andere zaken, zoals de ontwikkeling in de vervaar- dat hier weer eens een werk geproduceerd is in diging van -werktuigen en de jong-paleolithische het Nederlands dat voor iedereen begrijpelijk is grottenkunst in Frankrijk en Noord-Spanje. Ook en niettemin van wetenschappelijk niveau en beschrijft hij de ontwikkeling van de taal en goed leesbaar. Dat laatste is zeker vermeldens- experimenten om chimpansees een „taal" te waard omdat er naast de samensteller en hoofd- leren. auteur nog zestien andere schrijvers bijdragen Een schets van de levenswijze van de paleoli- geleverd hebben. Het tot een acceptabele eenheid thische mens wordt gegeven met verwijzingen smeden van al die verschillende artikelen zal naar hedendaagse nomadenstammen, zoals de veel redactionele vaardigheid en geduld gevergd San-groepen in de Kalahari en de Lappen in hebben. het noorden van Skandinavië. Het is ondoenlijk het boek in een redelijk kort Tot slot wordt de overgang, circa 10.000 jaar bestek tot in alle details te bespreken. Ik zal geleden, beschreven van het nomadische leven me dan ook beperken tot een „beredeneerde" van jagen/verzamelen naar agrarische samen- inhoudsopgave met hier en daar wat commen- levingen, gevolgd door de opkomst van de taar. vroegste steden. Het boek is gesplitst in twee delen, één hande- Leakey weet op boeiende en overtuigende wijze lend over de opgravingen die tussen 1977—1979 zijn visie uiteen te zetten en zijn interpretaties zijn verricht en één over de vondsten en de aannemelijk te maken, ook daar waar de bewijzen materiële cultuur, waarbij de grenzen 1977— nog relatief schaars zijn. Het boek bevat vele, 1979 gelukkig vaak en naar beide kanten over- zeer mooie en interessante foto's, evenals instruc- schreden worden. Een inleiding over „Archeolo- tieve tekeningen overzichtskaarten. gisch onderzoek in 's-Hertogenbosch. Doelstellin- Ik kan het van harte aanbevelen aan ieder, die gen en resultaten" gaat aan de twee delen vooraf. in de vroege prehistorie is geïnteresseerd. In dat inleidende stuk komen zaken aan bod G. F. thoe Schwartzenberg als de mate van erosie van het bodemarchief (met duidelijke kaarten); de aanstelling van de gemeentelijke archeoloog bij de Dienst van Gemeentewerken en het praktische nut daarvan; H. L. Janssen (ed.): Van Bost tot Stad. Op- de onderzoeksgeschiedenis en de onderzoeks- gravingen in 's-Hertogenbosch. Uitgave Dienst prioriteiten. De doelstellingen van het onderzoek, Gemeentewerken 's-Hertogenbosch, Burg. Loeff- waaruit deze prioriteiten voortvloeien, zijn het plein 5, 5211 RX 's-Hertogenbosch, 1983. 316 p., beste weer te geven in de woorden van de rijk geïllustreerd. Prijs ƒ 42,50. Te bestellen bij auteur zelf (p. 15): „Een . . . archeologische bovenstaand adres of direct per giro-overschrij- benadering van de stad moet niet worden ver- ving naar rek.nr. 1077663 t.n.v. Directeur Ge- ward met het uitvoeren van willekeurige op- meentewerken, 's-Hertogenbosch, onder vermel- graven in één of meer steden, die het uitvloeisel ding van Van Bos tot Stad. zijn van onderzoeksprogramma's met een alge- Het is een bijzonder genoegen een boek te mogen mene thematiek (zoals „het urbanisatieproces" bespreken dat men het liefst zelf geschreven zou of „het stadhuis in de middeleeuwen") of hebben. Nederland is tot nu toe niet rijk gericht zijn op het onderzoek van individuele gezegend met boeken over de archeologie van objecten. Bij het onderzoek van de stad is de middeleeuwse steden. De redenen daarvoor liggen vraagstelling niet gericht op één onderzoeksthema voor de hand: in steden met een groot middel- in één of meer steden, maar op de geschiedenis eeuws areaal lopen de daar aangestelde archeo- van één stad als geheel, haar componenten en logen zich het vuur uit de sloffen om de erosie hun onderlinge samenhang en, op een hoger van het bodemarchief tenminste goed gedocu- niveau van abstractie, op het fenomeen stad menteerd door middel van opgravingen te laten en de mechanismen die eraan ten grondslag plaatsvinden. liggen". In een noot voegt de schrijver daar In 's-Hertogenbosch is in de afgelopen acht jaar nog aan toe: „Helaas komt dergelijk onderzoek een groot aantal opgravingen van hoge kwaliteit van de stad in West Europa nog weinig voor. uitgevoerd door de gemeentelijke archeoloog H. De landelijke instellingen in Nederland beperken L. Janssen. Des te bewonderenswaardiger is het zich meestal tot vergelijkend thematisch stads- dat hij kans gezien heeft een indrukwekkend onderzoek . . ., terwijl elders de ruimtelijke boek over zijn onderzoekingen, voornamelijk uit ontwikkeling van de stad vrijwel exclusieve de jaren 1977—1979, samen te stellen. belangstelling van de onderzoekers heeft." Het

35 zal de lezer na deze woorden dan ook niet kwamen bewoningssporen uit de Ijzertijd en de verbazen dat in dit boek hoofdstukken voor- Romeinse tijd tevoorschijn, gevolgd door een komen die handelen over bovengrondse bebou- vermoedelijk 9de-eeuws grafveld, waarin Mero- wing en over een bepaalde categorie geschreven vingische en Karolingische scherven in de opspit bronnen (namelijk testamenten). Een ontwikke- de vraag naar bewoningscontinuïteit doen stellen. lingsschets van de Bossche topografie en bevol- Midden in de stad zitten we weer met een king en een samenvattend overzicht van de overzichtsartikel over het Bossche burgerhuis in resultaten van het archeologisch onderzoek in het midden van de 16de eeuw, dat geschreven 's-Hertogenbosch van 1977—1982 sluit de inlei- is op basis van vele voornamelijk bovengrondse ding af. waarnemingen en onderzoekingen. Het is dit Deel I van het boek bevat de globale beschrijving soort artikelen met hun samenvattend karakter van het onderzoek dat tussen 1977—1979 in de die het boek nog waardevoller maakt voor „bui- stad en de omgeving daarvan gedaan is. Nog tenstaanders". Het Rentmeestershuis van het lang niet alles is tot in de details uitgewerkt, Clarissenklooster en het zogenaamde Maagden- maar het is prettig de zaken nu al geordend huis krijgen vervolgens gedetailleerde aandacht. gepresenteerd te zien. Teneinde het overzicht van de archeologische veldactiviteiten compleet te maken, is een hoofd- De eerste drie hoofdstukken behandelen de stuk geschreven onder de titel Archeologische geologische setting van 's-Hertogenbosch en waarnemingen 1977—1979. Deel I wordt afgeslo- omgeving en wat daar in de prehistorie en ten met een beschouwing over de „Toepassings- Romeinse tijd te beleven was. De overgang'van mogelijkheden van archeologische en bouwhisto- (broek )bos naar stad in het laatste kwart van rische onderzoeksresultaten in de stedebouw". de 12de eeuw is bij de opgravingen op de Markt Daarin blijkt dat de gemeentelijke archeologie te voorschijn gekomen. Het daarop volgende in de breedste betekenis van het woord (dus verhaal over de oudste stadsommuring is samen- inclusief het bouwhistorisch onderzoek), niet gesteld aan de hand van vele waarnemingen en alleen het teloorgaande (bodem en bouwkundige) onderzoekingen die gedaan zijn tussen 1779 archief documenteert en de stadsgeschiedenis een (geen drukfout!) en 1980. Men komt tot een bredere basis geeft, maar dat ze ook voor heden vrijwel volledige reconstructie van de plattegrond en toekomst bijdragen levert aan de ruimtelijke en opstand van een van de oudste stenen vormgeving van de stad. stadsversterkingen van Nederland. De resultaten van het onderzoek van de „Uithof en het Refugie- Deel II gaat, als gezegd, over de vondsten en huis van de Abdij van Postel" wordt samen- over de materiële cultuur. Dit soort delen heeft vattend beschreven, zodat een fascinerend beeld de neiging wat verbrokkeld te zijn: iedere vondst- ontstaat van deze uiterst gecompliceerde opgra- categorie in zijn eigen hokje, vaak beschreven ving. door een specialist en toenemend in gedetailleerd- Kerken hebben in de middeleeuwse stad altijd heid naarmate het voorwerp of de vondstgroep een bijzondere rol gespeeld. 's-Hertogenbosch is zeldzamer is. Het is dan ook een gelukkige met kerken (en kapellen) rijk gezegend geweest. gedachte geweest in dit boek het deel over Na een inventariserend artikel over middeleeuwse de vondsten te openen met twee algemene hoofd- kerken en kapellen, waarbij veelsoortige gegevens stukken, die de voorwerpen tegen een historisch- uit diverse tijden gebruikt worden, krijgen de wetenschappelijke achtergrond plaatsen. Opval- uitzonderlijk grote St. Joriskapel en de Bethaniën- lend is daarbij de conclusie hoe weinig men, kerk en -klooster ieder een eigen hoofdstuk. Het zeker in West-Europa, tot nu toe met behulp is hier de juiste plaats nogmaals te wijzen op van archeologische vondsten werkelijk geschie- de vruchtbare samenwerking tussen de archeoloog denis van de materiële cultuur bedreven heeft: ('H. L. Janssen) en de feouwhistoricus (A. H. er ligt daar nog een enorm onontgonnen gebied van Drunen): bij het werk in een stad is dit met groot wetenschappelijk potentieel. In dit een onmisbare combinatie. hoofdstuk wordt ook aangegeven wat men wel Daar de gemeente 's-Hertogenbosch ook landelijk en niet kan verwachten met betrekking tot de gebied en dorpen omvat, behoort het tot de taak vondsten die in 's-Hertogenbosch zijn gedaan: van de gemeentelijke archeoloog ook daar, indien de staat van conservering en/of bewerking door nodig, onderzoek te verrichten. Bovendien is het specialisten speelt een duidelijke rol bij het min vraagstuk van de verhouding tussen en de weder- of meer uitgebreid behandelen van bepaalde zijde beïnvloeding van de stad en het platteland vondsgroepen. Het slechtst komen de botanische nog steeds intrigerend. In het geval van 's-Her- en zoölogische resten eraf; bij de laatste ont- togenbosch geldt dan ook nog dat de dorpen breken de anthropo-biologische zelfs geheel. Ik veel ouder zijn dan de stad. Dat bleek bijvoor- neem echter aan dat we die nog tegoed houden. beeld uit de opgraving van (een gedeelte van) De geschiedenis van de materiële cultuur hoeft de kerk en het kerkhof van Engelen. Daarbij en mag niet louter aan de hand van de voor-

36 werpen zelf- bedreven te worden. Geschreven textiel is afkomstig uit de 16de en 17de eeuw. bronnen zoals bijvoorbeeld testamenten geven, Bij het goede verhaal over het leder valt de naar uit het tweede algemene hoofdstuk blijkt, afwezigheid op van het typische, driehoekige informatie over menselijk bezit dat men zelden trippenleder, hoewel er wel een fragment van of nooit bij opgravingen tegenkomt (kleding, een snaveltrip gevonden is. Bij het lezen van sieraden), terwijl het meest opgegraven materiaal het hoofdstuk over het bewerkte hout wordt (aardewerk) in testamenten ontbreekt. Voor een weer eens pijnlijk duidelijk hoe weinig we weten complete visie op de materië'.e cultuur zijn dus over de voorwerpen die van dit meest toegepaste beide kennisbronnen onmisbaar. materiaal gemaakt zijn: veel vraagtekens en „on- Zoals vaak wordt de lijst van hoofdstukken over bekend" op een gering aantal voorwerpen. de verschillende vondstcategorieën aangevoerd Hetzelfde geldt in iets mindere mate voor de door het alom presente aardewerk. Uit de titel categorie bewerkt been, waarbij opgemerkt moet van dat hoofdstuk „Het middeleeuwse aardewerk, worden dat het „ophanggat" bij de zogenaamde ca. 1200— ca. 1550", blijkt nogmaals dat 's-Her- weefkammen (p. 298) een natuurlijk in het bot togenbosch een vrij jonge stad is voor de Zuide- aanwezige holte is. Een fragment van een doop- lijke Nederlanden. Uiteraard bevat dit hoofdstuk vont en een van een wijwaterbak vormen voor- niet het laatste woord over het aardewerk in lopig de oogst aan natuurstenen voorwerpen. middeleeuws Den Bosch. Het is daarentegen De beschreven dierenbeenderen zijn voornamelijk „gebaseerd op een aantal belangrijke, gesloten afkomstig van één opgraving uit 1976. De enige vondstcomplexen" en „op een vluchtige inven- botanische resten die het boek gehaald hebben tarisatie tijdens de opgravingen, zodat met name zijn de haverkorrels uit de Uithof van Postel. de kwantitatieve gegevens, en de verhouding tussen de verschillende groepen gebaseerd zijn Rest mij tenslotte nog de figuurlijke haver te op voorlopige indrukken" (p. 189). Ondanks geven aan hen die het verdienen. In de eerste deze beperkingen, die overigens niet zó ernstig plaats aan H. L. Janssen, die met dit boek een zijn als de auteur ze neerschrijft, komt een zeer wezenlijke bijdrage tot de archeologie van boeiend beeld naar voren over opkomst en ver- de middeleeuwse stad heeft geleverd en die het dwijnen van aardewerkgroepen, terwijl ook de door een aantal algemene beschouwingen en frequentie van het voorkomen van soorten en samenvattende artikelen (ook van zijn mede- vormen interessant vergelijkingsmateriaal biedt auteurs) ver boven het lokaal belang verheven met andere steden: wat is de diepere betekenis heeft. Het zeer uitvoerige notenapparaat en de van het zeldzaam zijn in 's-Hertogenbosch van vaak lange literatuurlijsten dragen daartoe ook de aardewerken koekepan ? Andere eetgewoon- het hunne bij. ten? Ijzeren koekepannen? De technische afwerking is voortreffelijk: goed Het is boekbesprekers eigen een aantal detail gedrukt, prettige lay-out, mooie en talrijke af- op- en aanmerkingen te maken (om te laten beeldingen en nauwelijks een drukfout te beken- merken dat ze het boek echt gelezen hebben?). nen; eigenlijk een boek om ingebonden te bezit- Hier volgen in ieder geval de mijne. P. 196: wat ten. Drukker en redacteur hebben beiden iets moet ik me bij "besmuikt groen" voorstellen? bijzonders ge'everd. Tenslotte mag de gemeente P. 214 en elders: is het niet beter van voorraad- 's-Hertogenbosch gecomplimenteerd worden dat potten te spreken in plaats van over voorraads- ze het mogelijk gemaakt heeft dat niet alleen potten? De theorie over steengoed drinkschaaltjes de opgravingen gedaan konden worden, maar ook (p. 201), die als vorm zouden zijn ontstaan dat er een dergelijk boek over kon verschijnen: omdat ze zich in de oven zo gemakkelijk laten het zal lang toonaangevend blijven. stapelen wil er bij mij niet erg in; bovendien zijn ze in het geheel niet onhandig om uit te T. J. Hoekstra, drinken (pers. ervaring). De gaten in de vuur- van Hoffenlaan 44, 6721 XE BENNEKM klokken (p. 214) zijn primair voor luchttoevoer bedoeld ten einde het vuur smeulende te kunnen houden en niet zo zeer om rook uit te laten Observantenklooster Amersfoort. Project van de ontsnappen. AWN-afdeling Vallei en Eemland, uitgave 1982.

Na dit lange, en deels in kleinere letter gezette In een boekje van 183 pagina's doet de AWN- hoofdstuk over aardewerk, volgen de beschrij- afdeling Vallei en Eemland verslag van het his- vingen van de kleinere vondstgroepen. Pijpaarden torisch, bouwkundig en archeologisch onderzoek beeldjes, pijpen (uiteraard na-middeleeuws), glas van het voormalige Observantenklooster te (waaronder een aantal zeer bijzondere en fraaie Amersfoort. stukken uit de 16de eeuw), metaal (van spelden Observanten waren Fransiscaner bedelmonniken, tot tinnen kannen, van een gouden ring-broche zogenaamde Minderbroeders, die zich door het tot hoef ijzers, en veel messen). Het beschreven nauwgezet in acht nemen van hun regels, voor

37 verwereldlijking wilden behoeden. Het boekje is en pitten (eetgewoonten) is gedaan. voorzien van diverse foto's en tekeningen. Het De afdeling Vallei en Eemland van de AWN bevat bijdragen van zowel amateurs als profes- verdient een compliment voor de vastlegging van sionals. De drie componenten van.het onderzoek, dit stukje Amersfoortse geschiedenis. a. in de archieven, b. in de nog resterende R. v. Beek gebouwen en c. in de grond, vulden elkaar zodanig aan, dat een tamelijk compleet beeld van H. R. Tupan. Wolken van genot: een cultuur- de geschiedenis van het klooster en zijn gebou- historisch overzicht van het tabaksggebruik in wen kon worden gegeven vanaf het ontstaan in Nederland. Assen, Provinciaal Museum van 1472, tot het begin van de hervorming in 1579. Drenthe, 1983. De diverse gebouwen kregen toen andere be- stemmingen en uiteraard ook andere bewoners. Onlangs verscheen „Wolken van Genot", dat Ook de periode van 1579 tot heden komt in een overzicht geeft van het tabaksgebruik in het boekje aan de orde. De neerslag van het Nederland in al zijn facetten. Dit 92 pagina's archiefonderzoek is het grootst en omvat 116 tellende boekje was een begeleiding van de ge- pagina's. Er is de deskundige schrijvers W. J. lijknamige tentoonstelling, die van 15 oktober van Hoorn, dr. J. Hovy en A. Medema kennelijk 1983 tot 5 januari 1984 te zien was in het alles aan gelegen geweest de geschiedenis van Drents Museum in Assen. De auteur H. P. Tupan, medewerker van het museum en zelf het klooster en zijn opvolgers voor deze gelegen- een verwoed verzamelaar, weet op onderhouden- heid zo volledig mogelijk op schrift te stellen. de wijze de lezer te informeren over de unieke Het archeologisch onderzoek duurde 2 1/2 jaar zaken die op deze tentoonstelling bijeen gebracht en werd hoofdzakelijk door een vast groepje waren. Het rijk geïllustreerde boekje is géén van 7 amateurarcheologen uitgevoerd. Tijdens catalogus, maar is meer bedoeld om thuis na de restauratie kon nog gedurende 2 jaar aan- het bezoek aan de tentoonstelling rustig gelezen vullend onderzoek worden gedaan door de pro- te worden. jectleider. Het verslag van al deze werkzaamheden geeft een goed beeld van de problemen welke In een 20-tal hoofdstukken worden de geschie- zich bij archeologisch onderzoek van gebouwen denis van de tabak, de tabaksteelt, de verschil- in oude binnensteden kunnen voordoen en van lende wijzen van tabaksgebruik en allerlei rook- wat door een goede samenwerking is te bereiken. gerei in chronologische volgorde behandeld. Voor Van de hand van W. J. van Hoorn, leider van de mateur-archeoloog is vooral van belang dat het project is een samenvatting van het archeolo- 27 pagina's werden gereserveerd voor de kleipijp. gisch onderzoek opgenomen. Opmerkelijk was In 't kort worden het uiterlijk, de geschiedenis onder meer de vondst van een glasoven uit en het vervaardigen van dit breekbare rook- instrument beschreven. Bijzonder is het hoofd- het eind van de 17de eeuw. Wat de reconstruc- stuk dat gewijd is aan enige merkwaardige tie van de kloostergebouwen betreft, niet alle bodemvondsten, namelijk fragmenten van uitzon- problemen konden worden opgelost, maar er derlijke grote 17de-eeuwse pijpen, de monster- kon toch worden afgesloten met een vrij rede- of presentatiepijp. De auteur vermoedt dat deze lijke constructie van de gebouwen. in de winkel van de pijpenmaker waren te zien H. F. Wijnman, AWN'er en medewerker van als een staaltje van vakmanschap. In hun boek de ROB, doet verslag van het onderzoek van „Geschiedenis der Uithangtekens in de zeven- een afvalkuil en een beerput, beide uit de 17de tiende eeuw" weten de auteurs J. van Lennep eeuw en van de bijzondere vondst van een en J. van Tergouw nog te melden dat reuze- foedraal met bestek uit circa 1500. De gevonden pijpen als uithangtekens werden gebruikt. kleipijp-fragmenten worden besproken door P. Enige hoofdstukken over tabaksdozen, tabaks- Ritmeester. Dr. G. F. IJzereef, archeozoöloog potten, snuifdozen, pijpen van hout, meerschuim van de .ROB, bespreekt de opgegraven menselijke en porselein en natuurlijk sigaren en sigaretten en dierlijke resten. De gemiddelde leeftijd van completeren de geschiedenis van het tabaks- de in het klooster begraven personen blijkt 40 gebruik. jaar te zijn. O. Goubitz, ook een medewerker van de ROB, Aardig is, als laatste hoofdstuk, de verklarende behandelt twee in een beerput gevonden schoe- woordenlijst van termen, die betrekking hebben nen. Uit een verslag van een bacteriologisch op het roken en de tabak. Jammer is echter dat onderzoek door F. van Knapen van het Rijks- een inhoudsopgave ontbreekt. Een ieder die ge- instituut voor de Volksgezondheid blijkt dat de ïnteresseerd is in deze materie zal aan dit fraaie in de beer gevonden eieren van parasieten geen boekje, dat voor een billijke prijs verkrijgbaar leven meer bevatten en geen gevaar voor de is in het museum, veel plezier beleven. gezondheid van de onderzoekers heeft opge- s(j P. K. Smiesing, leverd. Het is niet duidelijk of er ook aan de '• Montevideodreef 92, hand van beermonsters een onderzoek naar'zaden .: 3565 BK UTRECHT

38 Gemeente Utrecht: Archeologische en Bouw- In dit „bulletin" •— in okt. '82 en mei '83 historische Kroniek van de Gemeente Utrecht verschenen de nrs. 1 en 2 — met betrekking over 1982. tot de Nederlandse opgravingen die onder De gemeentelijke archeoloog van Utrecht T. J. auspiciën van het Nederlandse Instituut (Rome) Hoekstra en de bouwhistoricus A. F. E. Kipp van in Satricum worden uitgevoerd, wordt over de diezelfde gemeente schrijven in de Archeologische voortgang van het onderzoek in 1983 gerappor- en Bouwhistorische Kroniek van de Gemeente teerd. Utrecht over 1982 dat Utrecht tot de — te De opgravingen in de Tempel van Mater Matuta weinige — gemeenten behoort, die goed voor op de acropolis konden worden beëindigd, waar- hajr archeologisch en bouwhistorisch erfdeel bij belangwekkende grondsporen van hutkommen ZQrgt. werden gevonden, alsmede intrigerende objecten In deze Kroniek — die al sinds 1977 voor- van aardewerk, brons, ivoor en zelfs scarabeeën gangers kent — wordt op een heldere en ruim en bladgoud. Ook werd de opgraving van de geïllustreerde wijze verantwoording afgelegd van in 1981 ontdekte necropool der Volsci (5de/ de werkzaamheden, die in 1982 door beide 4de eeuw v. Chr.) op grote schaal voorgezet. onderzoekers zijn verricht. Er werden 44 graven geëxploreerd, waarvan een Dat deze Utrechtse Kronieken zo prettig leesbaar aantal bijzondere waarnemingen wordt beschre- zijn is mede te danken aan het feit dat niet ven; de vondst van een loden bijltje met een gestreefd wordt — en gezien de korte periode (zeer oude) inscriptie is daarbij misschien wel tussen onderzoek en verslaggeving ook niet kan het meestopzienbarend te noemen. worden — naar een volledig uitgewerkt rapport Op grond van de unieke terracotta plastieken van opgravingen, bouwhistorische waarnemingen die als decoraties bij de tempel van Mater en onderzoek. Matuta werden toegepast, introduceert Dr. C. M. Stibbe de Satricaanse School, waarvoor hij een Het is jammer dat deze Kronieken voor de aantal argumenten aandraagt. De plastieken wer- meeste onzer leden onbekend zijn. Waarschijnlijk den aan het einde van de vorige eeuw gevonden, komt dat omdat zij in het Maandblad van de maar vormen pas sinds kort het onderwerp van Vereniging Oud-Utrecht verschijnen, een blad studie. dat niet ieder onder ogen zal komen. Ware dat wèl zo, dan zou op veel ruimer schaal bekend Dan zijn er bijdragen over de voorgenomen con- zijn dat er in Utrecht vooral in de laatste jaren servering van de tempelresten, over het nut van een aantal niet onbelangrijke zaken aan het licht interdisciplinair onderzoek bij de opgravingen is gekomen. Zo is de opgraving aan het Pieters- en wordt tevens verantwoording afgelegd over kerkhof — waar een klein deel van een vroeg- activiteiten met betrekking tot tentoonstellingen, Frankisch grafveld werd aangetroffen — vermel- publikaties en voordrachten. In dat verband is denswaard. ook de aankondiging belangwekkend dat de Op alfabetisch-topografische volgorde passeren eerste twee delen van de serie kleine boekjes veel archeologische en bouwhistorische onder- „Satricana" staan te verschijnen; allerlei aspecten zoeken de revue, veelal verduidelijkt met foto's met betrekking tot het antieke Satricum worden en tekeningen. Het is daarbij prettig dat een daar achtereenvolgens in behandeld. plattegrond van de stad is bijgevoegd, waarop Tenslotte ontbreekt een verantwoording niet over alle besproken „objecten" zijn aangegeven. In de besteding der bijdragen die de begunstigers de omvang van de Utrechtse Kroniek over 1982 aan de Stichting deden toekomen. In dat ver- — 122 pagina's — wordt slechts ten dele de band zij vermeld dat de Stichting — onder grote hoeveelheid werk weerspiegeld die door voorzitterschap van de voor AWN'ers niet archeoloog en bouwhistoricus in Utrecht wordt onbekende Dr. H. N. Boon— enkele jaren verzet. Het is een goede zaak dat zij kans zien geleden in het leven werd geroepen teneinde om kort na de afsluiting van een jaar vol naast de als zeer bescheiden te kwalificeren waarnemingen daarvan op deze wijze verslag te subsidiëring van het Rijk aanvullende middelen doen. te verwerven, om het onderzoek te Satricum naar behoren voort te zetten èn wetenschappelijk Gelukkig bestaat de mogelijkheid voor onze af te ronden. Zonder die steun is zulks ten enen lezers om. tegen een geringe vergoeding de male onmogelijk. Kronieken over 1981 (ƒ3—) en 1982 (ƒ6,— ) in hun bezit te krijgen bij het Informatie Cen- In dat kader is ondergetekende graag bereid trum van de gemeente Utrecht, Vredenburg 90, informatiemateriaal te verstrekken, indien men Utrecht, tel. 030-315415. is al voldoende om periodiek over de — binnen- Met belangstelling zien wij naar de Kroniek over Hollandse activiteiten in Italië wenst te worden het jaar 1983 uit. . Tj. Pot betrokken; een bijdrage van ten minste ƒ 25,— is al voldoende om periodiek over de — binnen- Stichting Nederlands Studiecentrum voor Latium. kort ook nieuwe — opgravingen op de hoogte Nieuwsbrief nr. 3, november 1983. te worden gehouden. Tj. Pot

39 Literatuursignalement

ROB-overdrukken: Bonner Jahrbücher; Bd. 182, 1982: 190: R.H.J.Klok en J. A. J. Vervloet. Pleidooi De studie en opgravingsverslagen die met elkaar voor de bescherming van cultuurhistorische zo'n 450 blz. in beslag nemen, hebben vooral of historisch-landschappelijke structuren. — betrekking op onderwerpen uit de Romeinse Overdruk uit: Bulletin KNOB 82, 1983, oudheid. In het bijzonder wordt aandacht besteed blz. 2—21. aan medische instrumenten uit die periode. De huidige Monumentenwet biedt onvol- Vervolgens bijna 100 blz. vondstberichten van doende mogelijkheden tot het beschermen de voor de uitgave verantwoordelijke instantie, van grotere complexen met belangwekkende het Rheinisches Landesmuseum te Bonn en tot bewonings- en perceelsvormen. De auteurs slot zo'n 200 blz. boekbesprekingen. Een indruk- pleiten aan de hand van een aantal voor- wekkende oogst, zoals gewoonlijk voorbeeldig beelden voor een vernieuwde Monumenten- verzorgd uitgegeven. wet waarin ook aan deze aspecten aandacht P. Stuurman wordt besteed. 191: B. van Geel, D. P. Hallewas and J. P. Pais. Spiegel Historiael, 18e jaargang nr. 6. ' A late holocene deposit under the West- J. E. Bogaers en J. K. Haalebos: op zoek naar friese Zeedijk near Enkhuizen (Prov. of een castellum in Woerden. Noord-Holland, The Netherlands): Palaeo- Dit artikel bevat een verslag van de archeolo- ecological and archaeological aspects. — gische onderzoeken en vondsten die sinds 1975 Overdruk uit: Review of palaeobotany and in Woerden zijn gedaan. Dakpanstempels ver- palynology 38, 1982—'83, pp. 269—335. melden de COH XV VOL., dezelfde stempels Twee belangrijke gebeurtenissen uit de komen o.a. voor in de castella Vleuten-De Meern Westfriese bewoningsgeschiedenis vinden en Alphen-Zwammerdam. In 1978 deed zich de een bevestiging in de resultaten van het gelegenheid voor een Rijnbedding nader te onder- onderzoek, t.w.: zoeken, waarbij ook nog een schip ontdekt werd, — het verlaten van de 'Bronstijd-neder- dat vermoedelijk in of na het laatste kwart van zettingen als gevolg van een stijging de 2de eeuw gezonken is. Ofschoon de onder- van het grondwaterniveau, én zoekingen tal van verrassingen opleverden, is het — de noodzaak tot dijkaanleg in de 12de Romeins fort tot nu toe niet gevonden. eeuw als gevolg van klink en oxydatie Spiegel Historiael, 18de jaargang nr. 10. van het veen enerzijds en een verder- H. H. van Regteren Altena: Archeoloog en kun- gaande stijging van het zeeniveau ander- stenaar. zijds. Naar aanleiding van de verschijning van het boek 192: J. Ypey. Twee saxen uit Frankische graven „Urnen delven" van mevrouw M. Addink-Sam- op het Valkhof te Nijmegen. — Overdruk plonius en de tentoonstelling onder dezelfde uit: Numaga 30, 1983, blz. 32—35. naam, schrijft de heer van Regteren Altena een In 1910—1911 trof Weve tijdens opgra- boeiend verslag. Wij lezen hoe in de loop der vingen op het Valkhof de zwaar aangekorste eeuwen kunstenaars hebben meegewerkt aan resten van twee eensnijdige ijzeren zwaarden archeologische onderzoeken, er vaak de stoot toe of saxen aan. Zeventig jaar later werden ze gaven en de resultaten in hun tekeningen ver- bij de ROB schoongemaakt, gedetermineerd werkten. Een beetje jammer is, dat met de toe- en gedateerd. Ze blijken uit het midden van genomen nauwkeurigheid van (veld) tekenen het de 7de eeuw te stammen. kunstzinnig aspect verloren is gegaan. Alleen een Archeologische kroniek van Noord-Brabant 1979 amateur heeft nu soms nog de kans er een —1980. Waalre, Stichting Brabants Heem, 1983. „kunstwerkje" van te maken. 80 blz. (Bijdragen tot de studie van het Brabants Heem; dl. 23). Spiegel Historiael, 18de jaargang nr. 12. Provinciaal archeoloog W. J. H. Verwers stelde G. F. IJzereef: Boeren in de Bronstijd bij Boven- dit kloeke, fraai geïllustreerde overzicht samen; karspel. een aantal collega's leverde bijdragen over bij- In deze bijdrage wordt verslag gedaan van de zondere vondstcomplexen of onderzoeksprojecten. zoölogische aspecten van het onderzoek dat door Het stadskernonderzoek in de provinciale hoofd- de ROB in de polder „Het Grootslag", naar stad 's-Hertogenbosch én de activiteiten van bewoning in de Bronstijd, wordt uitgevoerd. amateurarcheologen nemen een be^ngrijke plaats Aan de hand van de aantallen gevonden botten in. En zo hoort het. kunnen de verhoudingen tussen de soorten vee

40 globaal vastgesteld worden. Ook de verschillende kwamen. Wat korte berichten over o.a. een soorten huisdieren, wilde zoogdieren, vogels en bronzen kookpot, een stenen drinkwaterput en vissen, die toentertijd voorkwamen kan men een onderzoek „met de spade" te Goedereede enigszins benaderen. Door het combineren van completeren dit zeer verzorgde jaarverslag. de verschillende gegevens met die van het bota- J. Zantinge-van Dijkum nisch, bodemkundig en archeologisch onderzoek kan men voor de Westfriese Bronstijd een model A. Johnson. Roman forts of the lst and 2nd opstellen, voor wat betreft de dichtheid van de centuries AD in Britain and the German Provin- bewoning en het benodigde land om de mensen ces. Adam and Black, London, 1983. 366 blz., te voeden. met afb. Circa ƒ90,—. Veldwerkverslag afd. Zuid Veluwe en Oost Anne Johnson besteedt in deze studie gedetail- Gelderland 1981/1982. leerde aandacht aan talrijke castra en castella. Zij betrekt daarbij o.a. afbeeldingen op de zuil In dit verslag uitgebreide informatie over de van Trajanus (te Rome) en enkele kampen in werkzaamheden van deze afdeling. Bodemvond- Spanje. Van de Nederlandse castella komt Val- sten uit Arnhem, Zevenaar, Groessen, Duiven kenburg Z.H. uitvoerig aan bod. e.a. worden uitvoerig beschreven, evenals veld- verkenningen, opgravingen en Landesaufnahme. Cronyckdegeyn. Historische Kring Nieuwegein. In de Achterhoek is/wordt ook veel werk verzet, Archeologische kroniek 1981—1983. 1984. 20 en in Bennekom blijft men actief. Het geheel blz., met afb. geeft een goede indruk van een druk bezigzijnde actieve afdeling. M. Lockefeer schreef deze bijzonder aardig uit- gegeven kroniek. Hieria zijn de resultaten neer- Jaarverslag 1981—1982 „De Motte". gelegd van de kleine maar actieve archeologische In dit verslag een lang artikel van R. Olivier werkgroep van de Historische Kring Nieuwegein. over een stukje stadsmuur in Goedereede, uit- Opmerkelijke vondst: een denarius van Augustus voerig toegelicht met oude kaarten en documen- (RICI, p. 90, nr. 350 of 351). ten. J. iRimmer schrijft een belangwekkend stukje over de zogenaamde Tabor Pipes (een soort Tabula Batavorum 1, 1983, nr. 3. fluit), waarvan één exemplaar in 1978 in Goede- Sjouke Bakker beschrijft in deze afl. Romeinse reede werd gevonden. G. Hoek maakte een vondsten uit Tiel. Onder de vondsten bevinden uitvoerige beschrijving van de verschillende zich terra sigillata-scherven met naamstempels boerderijtypen, en speciaal van die typen die in SILVANI, CALENDIO en AMAB.[ILIS ?]. het gebied van ,;De Motte" voorkomen en voor- C. A. Kalee

Archeologisch symposium

Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de prof. dr D. P. Blok, Coördinatie Commissie van Advies inzake Ar- drs M. Brouwer, cheologisch Onderzoek binnen het ressort Kotter- E. J. Bult, dam zal een archeologisch symposium worden drs A. J. Guiran. gehouden onder de titel: drs D. P. Hallewas, drs R. M. van Heeringen, ing. C. Hoek, Landschap en bewoning rond prof. dr L. P. Louwe Kooijmans, de Rijnmond drs P. J. A. van Mensch, T. Oost, 900 v. Chr. —1300 n. Chr. drs J. F. van iRegteren Altena B. Thoen-Augustijn, op 5 en 6 oktober 1984 in de nieuwe Gemeente- drs M. C. van Trierum. bibliotheek, Hoogstraat 110, Rotterdam. Inlichtingen worden verstrekt door: Aan het symposium zullen de volgende sprekers meewerken: Secretariaat Archeologisch Symposium, p/a Bureau Oudheidkundig Onderzoek, dr C. C. Bakels, Wijnhaven 25, 3011 WH Rotterdam. drs J. C. Besteman, Het programma met nadere gegevens zal begin prof. dr J. H. F. Bloemers, juni op aanvraag worden rondgestuurd.

41 Veldcursus en werkkamp 1984 Dit jaar organiseert de AWN voor haar leden zowel een (op instructie gerichte) veldcursus als een (praktijkgericht) werkkamp. a. de AWN-veldcursus te Oss In samenwerking met het Instituut voor Prehistorie van de Universiteit van Leiden wordt er een veldcursus van twee maal één week georganiseerd in de periode van 14 juli tot en met 21 juli en van 21 juli tot en met 28 juli 1984. De veldcursus, waarbij de nadruk ligt op instructie, is bedoeld voor beginnende veldwerkers die hier de technieken van het opgraven, inmeten, waterpassen, vlak- en profieltekenen, bemonsteren, boren en administreren der vondsten kunnen leren. Daarnaast wordt een excursie- en lezingenprogramma samengesteld. Bij de lezingen komen onderwerpen als bodemonderzoek, pollen- en zadenonderzoek en aardewerk- onderzoek aan de orde. Ook zal aandacht worden besteed aan het tekenen van potten en scherven. Het project betreft een ijzertijd-inheems Romeinse nederzetting. De wetenschappelijke leiding zal berusten bij Prof. dr. L. P. Louwe Kooijmans en drs. P. W. van den Broeke. De organisatorische leiding is in handen van mevrouw E. J. du Maine. De kosten van de veldcursus kunnen nog niet precies bepaald worden, maar zullen vermoedelijk circa ƒ 250,— bedragen. Er kunnen 15 deelnemers per week ingeschre- ven worden. Bij onvoldoende belangstelling komt de tweede week te vervallen. Bij de inschrijving krijgen die leden die nog nooit of pas één keer aan een AWN- studieweek of veldcursus deelnamen voorrang. b. het AWN-werkkamp in Siegerswoude (Fr.). In samenwerking met de provinciaal archeoloog van Friesland, de heer G. Elzinga, organiseren wij in de periode van 14 juli tot en met 4 augustus 1984 een archeolo- gisch werkkamp in het Friese Siegerswoude. De nadruk ligt bij dit project op het verrichten van een archeologisch onderzoek en is bedoeld voor AWN-leden die tenminste éénmaal aan een studieweek of een veldcursus hebben deelgenomen. Ook deelnemers aan de veldcursus in Oss kunnen, na afloop daarvan, in Siegerswoude het geleerde in praktijk brengen. Er wordt een excursie- en lezingenprogramma geor- ganiseerd dat betrekking heeft op de opgraving en de archeologie van de streek, ook zal aandacht worden besteed aan vondstverwerking. Het project betreft een vermoedelijk 13de-eeuwse nederzetting. De wetenschappelijke leiding is in handen van de heer G. Elzinga, de organisatorische leiding in die van de heer P. W. van der Zwaai. Er kunnen maximaal 20 AWN-leden per week deelnemen, men kan inschrijven voor één, twee of drie weken. De organi- satie wordt gestart in de hoop binnenkort subsidies toegezegd te krijgen. De deel- nemersbijdrage is daarom nog niet te bepalen, maar zal niet boven ƒ 250,— p.p. per week uitstijgen. Voor inlichtingen en (voorlopige) aanmelding voor beide activiteiten kunt u zich wenden tot de heer P. W. van der Zwaai, postbus 3088, 3130 CB Vlaardingen, tel. 010-743049. Voorlopige opgave moet voor 1 mei geschieden.

42 Archeologische rondreis door West-België dinsdag 4 september t/m zaterdag 8 september 1984 kosten: ƒ 600,— p.p. (op basis van half-pension; toeslag 1-persoonskamer ƒ 125,—) reisleiding: drs. P. W. van den Broeke en drs. A. Peddemors Bij voldoende animo (min. 20 personen) zal aan het eind van de zomer een tweede AWN-buitenlandexcursie worden georganiseerd, die per touringcar door West-België zal voeren. Dit archeologisch niet zo bekende gebied is zonder meer een vijfdaagse excursie waard, wat mag blijken uit de voorziene excursiepunten: di 4 sept. Het Archeologisch Museum van de Universiteit van Gent, met vondsten uit vooral Vlaanderen; het Gravensteen te Gent, oorspronkelijk een mottekasteel, in de 12de eeuw tot waterburcht naar Syrisch model verbouwd. wo 5 sept. Bezoek aan de Stedelijke Archeologische Dienst van Brugge, met een toelichting door stadsarcheoloog De Witte; Onze-Lieve-Vrouwekerk (Brugge) met o.a. recentelijk ontdekte beschilderde grafkelders; de Duinenabdij te Koksijde, een 12de-eeuws abdij- complex, waarvan een deel nog blootgelegd wordt, vondsten ter plaatse te bezichtigen; De Panne, het bekendste prehistorische produktiecentrum van zeezout aan de Noordzee. do 6 sept. De motte van Veurne; Keltische versterking op de Kemmelberg, waarvan vondsten zullen worden bekeken in Kortrijk. vr 7 sept. Bezichtiging van de stad Tournai (Doornik) met vele middeleeuwse bezienswaardig- heden en Musée d'Histoire et d'Archeologie; fundamenten van Romeinse tumulus met gemetselde ingang en stenen grafkamer te Antoing. za 8 sept. Koninklijk Instituut voor Natuurwetenschappen/Natuurhistorisch Museum te Brussel, met veel vuursteenvondsten en het skelet van de verongelukte vuursteenmijnbouwer van Obourg. Bovendien zal aan lopende opgravingen ruime aandacht besteed worden (nader aan te kondigen). Eventueel worden permanente excursiepunten toegevoegd.

Literatuur S. J. de Laet, 1979: Prehistorische Kuituren in het zuiden der Lage Landen, uitg. Universa, Wetteren. M. E. Marien, 1980: Belgica Antiqua — de stempel van Rome, uitg. Mercatorfonds, Antwerpen. Romeins België en Nederland, 1980: uitg. Nijhoff, Den Haag (= Hermeneus 52-2). H. Thoen, 1978: De Belgische kustvlakte in de Romeinse tijd — bijdrage tot de studie van de landelijke bewoningsgeschiedenis, Brussel (Verhandelingen Kon. Ac. v. Wet., Lett. en Sch. Kunsten — Klasse der Letteren, XL, Nr. 88).

Informatie en schriftelijke aanmelding (vóór 15 mei) bij: Drs. A, Peddemors, Nassaulaan 24, 2382 GM Zoeterwoude (071 -890455) of drs. P. W. van den Broeke, Oude Vest 223 H, 2312 XZ Leiden (071-125158).

43 Tentoonstellingsnieuws

Amsterdam, Universiteitsbilbliotheek, Singel 425, Brugg, Vindonissa-Museum, tot 9 juli 1984: van 15 maart t/m 4 mei 1984. Culinaria Romana, So aszen und trahken die In verband met de honderdste geboortedag van Romer prof. dr. A. E. van Giffen zal in de Universi- Openingstijden niet bij redactie bekend. teitsbibliotheek een tentoonstelling worden ge- houden die is gewijd aan een aantal themata uit het wetenschappelijk werk van Van Giffen en de betekenis daarvan voor de moderne beoefe- Maastricht, Bonnefantenmuseum, Dominikaner- ning van de pre- en protohistorische archeologie. plein 5; tot maart: In deze context wordt ook de aandacht gericht op de persoon Van Giffen. Stadsarcheologie; recent stadskernonderzoek in Openingstijden: maandag t/m vrijdag 5.30—13 Maastricht en 14—16 uur. Openingstijden: maandag t/m vrijdag 10—12 en Gesloten op 30 april. 13—17 uur, zaterdag en zondag 14—17 uur.

De Meern, Zandweg 147, van 12 mei tot 2 juni Exposition „speleologie lascaux" 1984: Ouverte du 28 janvier au 22 avril 1984 au 150 laar graven naar Romeins castellum in De Musèe d'Art et d'Histoire du Cinquantenaire Meern. (entree Aue des Nerviens) Openingstijden: dinsdag t/m zaterdag 10—17, Mardi, mercredi, jeudi et vendredi de 13h 30 a donderdag- en vrijdagavond van 18—21 uur. 18h / Samedi et dimanche de 10 a 17h. Visite Vanaf eind juni zal deze tentoonstelling te zien de groupes hors horaire sur rendez vous. zijn in het Archeologisch Instituut, Trans 14, Utrecht.

Berlijn, Museum für Vor- und Frühgeschichte, Venlo, Goltziusmuseum, Goltziusstraat 21, van Schloss Charlottenburg; tot 29 april: 3 maart t/m 6 mei 1984: Slawen und Deutsche zwischen Elbe und Oder; Email; bonte pracht uit keuken en huishouden. vor 1000 Jahre der Slawenaufstand von 983. Openingstijden: maandag t/m vrijdag 10—12, 14—17 uur, zaterdag en zondag 14—17 uur.

Voor al uw periodieken naar N.V. DRUKKERIJ DE RESIDENTIE Pletterijstraat 103, 's-Gravenhage, tel. 070-859347

44 Adressenlijst hoofdbestuur en afdelingssecretariaten van de archeologische werkgemeenschap voor Nederland

Hoofdbestuur: 5. Amsterdam en omstreken: G. Haak, Alg. Voorzitter: L. Molhuysen, Uilenstede 55, 1183 AB Amstelveen, 020- Lonise de Colignystraat 39, 2595 SL Den 450490. Haag, (bij uitzondering) tel. 070-859719; 6. Rijnstreek: W. Dorsman, De Laat de Kan- overdag tel. 070-657955; terstraat 29, 2313 JS Leiden, 071-144671. Vice-voorzitter: Mr. H. J. Moltmaker 7. Den Haag en omstreken: L. van der Valk, Kleine Raamstraat 19, 9711 CG Gronin- Soestdijksekade 790, 2574 ED Den Haag, gen, tel. 050-140777, overdag 05920-14841. 070-802546. Alg. secretaris: P. W. van der Zwaai, 8. Helinium (Vlaardingen): Mr. W. P. M Postbus 3088, 3130 CB Vlaardingen; Kerklaan, tel. 010-743049 (overdag); Postbus 3055, 3130 CA Vlaardingen. Alg. Penningmeester: N. L. van Dinther, 010-343630. Postbus 714, 3170 AA Poortugaal, tel. 9. De nieuwe Maas (Rotterdam e.o.): J. de 01890-7451; Baan, Voorstraat 38, 3201 BB Spijkenisse, Hoofdredacteur: C. A. Kalee, 01880-12006. Archeologisch Instituut, Trans 14, 3512 10. Zeeland: Mevr. L. C. J. Goldschmitz-Wie- JK Utrecht, tel. 030-332114; linga, Leden: Verdilaan 35, 4384 LB Vlissingen, 01184 Drs. P. W. van den Broeke, Oude Vest 70058. 223H, 2312 XZ Leiden, tel. 071-125158, 11. Lek en Merwestreek: R. Hovingh, Dorps- overdag 071-148333, tst. 2388; straat 62, 2959 AH Streefkerk, 01848- Dr. W. J. de Boone, 1019. Lage Boeschoterweg 16, 3886 PS Garde- 12. Utrecht en omstreken: Tj. Pot, ren, tel. 05776-1329; Tolsteegplantsoen 35, 3523 AL Utrecht. Mevr. E. du Maine-Reintjes, 030-516351. Arend Lamerslaan 3, 6816 PT Arnhem, 13. Naerdincklant (Hilversum e.o.): tel. 085-423817; Mevr. N. van Duyn-Francken, M. Philips- Mevr. N. C. J. J. Ladiges, Rapenburger- laan 16, 1403 GL Bussum, 02150-11926. plein 13, 1011 VC Amsterdam, tel. 020- 14. Vallei en Eemland (Amersfoort e.o.): P. 251956; Molenaar, Ereleden: H. J. Calkoen f (Ere-voorz.), Regentesselaan 18, 3818 HJ Amersfoort, Prof. Dr. Ir. E. H. P. Cordfunke, H. J. 033-19871. van Rijn, P. Stuurman. 15. West- en Midden-Betuwe en Bommeler- Administrateur: H. Schoorl, waard: G. Taconis, Postbus 100, 2180 AC Hillegom (Van de Tielseweg 18, 4012 BK Kerk-Avezaath, Endelaan 90), tel. 02520-16482. 03448-1573. 16. Nijmegen en omstreken: M. E. P. Ritzer, Knipselarchief: Mevr. H. Goudappel, Dominicanenstraat 20, 6521 KD Nijmegen, Herman Gorterplaats 199, 2902 TE Ca- 080-235808. pelle a/d IJssel, tel. 010-506816. 17. Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland: Mevr. Secretariaten Afdelingen: T. v. Wijk-Brouwer, Schuurhoven 19, 1. Noord-Nederland: Mevr. G. J. Koopmans- 6721 SM Bennekom, 08389-5418. Vermeer, 18. Zuid-Salland - IJsselstreek - Oost-Veluwe- Noordereind 22, 9265 LM Suawoude. zoom: J. de Vries, Vossebeltweg 33, 2. Noord-Holland Noord: W. v. d. Wal, Nij- 7431 AS Diepenveen, 05709-1996. verheidstraat 20, 1741 EL Schagen, 02240- 19. Twente: A. H. Bracht, 96721. Postbus 789, 7550 AT Hengelo, 074- 3. Zaanstreek en omstreken: Mevr. A. Tromp- 774690. Veeter, 20. IJsseldelta-Vechtstreek: Mevrouw S. M. C. T. Slagterstraat 15, 1551 CG Westzaan, Wevers, 075-283814. Eekwal 43, 4. Kennemerland (Haarlem e.o.): Mevr. M. de 8011 LB Zwolle, kantooruren 038-13753. Jong-Groot, 23. IJsselmeerpolders: Mevr. W. Riem-Philippi, Jan Bontelaan 11, 2015 EH Haarlem, Archipel 42—29, 8224 HT Lelystad, 023-245132. 03200-47715. Prof. dr. L. de Blois, Prof. dr. Joh. S. Boersma e.a. De Romeinse wereld Leven en werken in het Romeinse Rijk in het begin van onze jaartelling. Dit met honderden illustraties in kleur en zwart-wit rijk uitgevoerde boek is bedoeld voor een brede kring van geïnteresseerden in de cultuurgeschiedenis van de Romeinen. De verschillende hoofdstukken behandelen allerlei aspecten van leven en werken in het Romeinse Rijk: huizen, steden, gezinsleven, godsdienst, opvoeding, arbeid, handel en scheepvaart, enz. Niet alleen Rome - het centrum - krijgt aandacht, maar ook de provincies worden apart behandeld. Al met al is een uniek standaardwerk ontstaan over de Romeinse beschaving waaraan ook onze moderne wereld haar grondvesten te danken heeft.

Formaat: 22x30 cm. Omvang: 240 pag. met talrijke illustraties in kleur en zwart-wit. Gebonden. Prijs ƒ 39,-. ISBN 90 6255 182 3 / UGI 520.

G.P.F, van den Boorn Oud Iran Pre-Islamitische kunst en voorwerpen in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Dit boek geeft een archeologische impressie van Iran's rijke verleden tot aan de komst van de Islam. De unieke schoonheid en vormvariatie van de voorwerpen komt prachtig tot zijn recht in de enige grote verzameling in Nederland.

Formaat: 20x25,5 cm. Geïllustreerd met 200 foto's in kleur en zwart-wit. Omvang: 132 pagina's. Ingenaaid. Prijs: ƒ 27,50. ISBN 90 6255 163 7 / UGI 520.

Ingrid W.L. Moerman en LEVEN IN MINIATUUR J.TH.A. Peskens Leven in miniatuur Bavelaar's kijkkastjes. Kleine diorama's in been of hout gesneden: het werk van drie generaties Bavelaar in het begin van de vorige eeuw. Een allereerste overzicht van deze markante vorm van kunst op de vierkante millimeter.

Formaat: 21 x 29 cm. Geïllustreerd met 150 foto's in kleur en zwart-wit. Omvang: 132 pagina's. Ingenaaid. Prijs: ƒ 24,50. ISBN 90 6255 162 9 / UGI 520.

Archeologische monumenten in Nederland 9. J.T. J. Jamar: Heerlen, de Romeinse thermen 36 blz. ƒ 5,-. 10. P.J.R. Modderman: Ermelo, grafheuvels op de heide: 32 blz. ƒ 5,-. Ook eerdere deeltjes verkrijgbaar.

Verkrijgbaar in de boekhandel Uitgaven van terra Zutphen, Postbus 188, telefoon 05759-3141 XXXIII-2-1984

AWN Redactie Inhoud

Hoofdredacteur: Middeleeuwse toestanden 45 C. A. Kalee B. Groenewoudt Redacteuren: Ijzertij dvondsten uit Colmschate Mevr. H. Goudappel (gemeente Deventer) 46 Tj. Pot G. F. thoe Schwartzenberg R. van Beek O. J. Wttewaall Archeologie en historie II 64 Mevr. J. Zantinge-van Dijkum A. Groen Redactieraad: Noodopgraving op „De Witte Hoofden". Het middeleeuwse Benes Dr. W. J. de Boone ontdekt ? 67 Prof. Dr. H. Brunsting H. L. de Groot Afdelingsnieuws 74 Drs. A. Peddemors V. T. van Vilsteren Uit de kranten 77 Adviseur: Literatuurbespreking 77 R. J. Demarée Algemeen Secretariaat A.W.N.: Literatuursignalement 78 Postbus 3088, 3130 CB Vlaardingen •a •a •a Administratie A.W.N.: •a * Najaarsexcursie •a 2180 AC, Hillegom g Noord-Brabant 79 $ J-r •a Contributie: ƒ 48,—• per kalenderjaar te storten Tentoonstellingsnieuws 80 op girorekening 577808 t.n.v. Penningmeester A.W.N, te Poortugaal Opzegging lidmaatschap: vóór 1 december Bijdragen (artikelen, boekbesprekingen enz.) zenden aan: C. A. Kalee, Archeologisch Instituut, Trans 14, 3512 JK Utrecht Alle overige correspondentie: Administratie A.W.N., Postbus 100, Hillegom

Op het omslag: Ijzertijdscherven uit Colmschate. ISSN 0166-4301 Westerheem tweemaandelijks orgaan van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN)

Jaargang XXXIII, no. 2, maart/april 1984

Middeleeuwse toestanden

Onlangs las ik in een regionale krant een berichtje over een veroordeling van iemand door de lokale rechtbank: de verdachte had het slachtoffer met metalen werpsterren en salpeterzuur bekogeld. Dit deed de officier van justitie denken aan „middeleeuwse toestanden".

Wel vaker vindt men her en der verwijzingen naar de Middeleeuwen, waarbij het woord middeleeuws dan steeds als synoniem wordt gebruikt voor „afschuwelijk", „barbaars" of „ten hemel schreiend". Nadat ik het kranteartikel had gelezen, vroeg ik mij af of dat nu wel terecht was. Hebben wij het recht om zo over onze middeleeuwse voorvaderen te oordelen?

Laten wij ons eens afvragen, waarom wij deze toestanden zogenaamd „middeleeuws" vinden. Naar ik aanneem komt dat grotendeels door de verhalen, die ieder van ons in zijn jeugd wel eens heeft horen vertellen over de belegering van een kasteel in de Middeleeuwen. Daarin was vaak sprake van een grote pot met kokende olie, die vanaf de muren op de belegeraars werd leeggegooid. Inderdaad, een barbaarse wijze om de belegeraars te weerstaan, vindt u ook niet? Alsof dergelijke verhalen nog niet genoeg tot de verbeelding spreken, werd het alle- maal nog eens dieper in ons geheugen gegrift door bijbehorende sfeervolle plaatwer- ken in realistische kleuren. Waarschijnlijk stond daar ook wel ergens een krijger op afgebeeld met een goedendag in zijn hand, zo'n gevaarlijke knots met van die puntige uitsteeksels. Allicht, het lot -van de armzalige, die daarmee over zijn bol wordt geaaid, is ronduit betreurenswaardig!

Ik zal niet ontkennen, dat met kokende olie of met de goedendag of wat dies meer zij de meest afschuwelijke verwondingen kunnen worden toegebracht. Maar laten wij de hand ook eens in eigen boezem steken. Is onze wijze van oorlog voeren zoveel beter, zoveel edeler? Zijn wij zoveel geciviliseerder met onze mitrailleurs, granaten, vlammenwerpers, zenuwgas-, napalm- en neutronenbommen etc? Laten wij onze middeleeuwse voorvaderen dan niet meer zo beledigen, dat hele generaties zich in hun graf omdraaien (voorzover ze althans nog niet zijn opgegraven).

V. T. van Vilsteren

45 Uzertijdvondsten uit Colmschate (gemeente Deventer) De inhoud van een zestal afvalkuilen

B. Groenewoudt

Inleiding Salland-IJsselstreek-Oost Veluwezoom, tal- rijke vondsten gedaan die het aannemelijk In januari 1983 werden door de heer J. maakten dat zich in de directe omgeving Stanlein en auteur, bij grondwerkzaam- een nederzetting uit de late- en Romeinse heden op de Colmschater enk, in het kader Ijzertijd moest bevinden. Op grond van van het uitbreidingsplan Colmschate-zuid, de gedane waarnemingen werd aan het een zestal afval-, c.q. nederzettingskuilen westelijk van „het Oostrik" gelegen ter- 3 ontdekt . rein de status van archeologisch monument toegekend. Bij een enkele jaren later ge- Bij onderzoek bleken de kuilen vooral een houden proefonderzoek bleek echter dat aanzienlijke hoeveelheid aardewerkscher- de nederzetting niet ten westen, maar ven te bevatten. Dat de datering van het waarschijnlijk ten zuiden van „het Oost- gevondene Ijzertijd moest zijn was wel rik" gezocht moet worden. Dit lijkt te duidelijk. Het geven van een nauwkeu- worden bevestigd door het feit: dat in rige datering bleek echter niet eenvoudig. 1974, tijdens de aanleg van een bermsloot De vindplaats (coö'rd.: 33-Oost 211.38/ langs rijksweg 44, opnieuw een hoeveel- 473.70) is gelegen pal ten zuiden van heid IJzertijdvondsten werd gedaan (o.a. rijksweg 44 (Deventer-Holten), ter hoog- paalkuilen). te van de wijk „het Oostrik" (zie afb. 1). Bij de bouw van voornoemde woonwijk, Dat er een verband bestaat tussen de in in het begin Van de jaren '70, zijn met het bovenstaande vermelde nederzettings- name door leden van de AWN-afd. Zuid- sporen en de afvalkuilen, lijkt, ondanks het feit dat de dateringen naar zal blijken 1. De omgeving van de vindplaats. enigszins uiteen lopen, aannemelijk.

46 1

\ N 1 9 1 ili

2. Situering af valkuilen (schaal 1 : 500). Voor zover kon worden vastgesteld waren de kuilen niet door deze laag heen gegra- ven zodat aangenomen moet worden dat De afvalkuilen de kuilen een hogere ouderdom bezitten De afvalkuilen bevonden zich op een lage dan de akkerlaag. ; " - dekzandrug, welke deel uitmaakt van een complex van dekzandruggen en -welvin- Schervenmateriaal uit een af valkuil kan; gen aan de oost-oever van de IJssel. De in tegenstelling tot vondsten uit een-bé^ hoogte ter plaatse is circa 8.60 m + NAP. woningslaag, worden aangemerkt als een' De relatief hoge ligging ten opzichte van gesloten vondst. Dit betekent dat het de omgeving maakte dat het gebied al aardewerk, dat in een bepaalde kuil wordt vroeg als akkergrond in gebruik was. De aangetroffen, een beeld geeft van de aarde- bodemkaart van Nederland (blad IV, 3) werktypen die gedurende een bepaalde, laat zien dat we te maken hebben met oud begrensde, periode in gebruik waren. bouwland (Gleygrond). De grondsoort In het volgende overzicht is een aantal kan volgens dezelfde bron worden om- getalsmatige gegevens opgenomen met be- schreven als: kalkarm/lemig/fijn zand. trekking tot de afzonderlijke kuilen. De zes afvalkuilen werden verspreid aan- Het minimum aantal stuks aardewerk getroffen in een tweetal bouwputten (zie waarvan de scherven (per kuil) deel moe- afb. 2). Speurwerk in dé zuidelijk van de ten hebben uitgemaakt is vastgesteld op vindplaats gelegen bouwputten leverde, op basis van het aantal verschillende rand- een enkele scherf na, niets op. Dit zou er fragmenten. op kunnen wijzen dat de kuilen aan de periferie van de veronderstelde nederzet- Het overgrote deel - van het vondstmate- ting gelegen zijn. Het feit dat er geen an- riaal uit de afvalkuilen bestaat zoals ge- dere grondsporen, zoals paalkuilen, werden zegd uit aardewerkscherven. In een aantal aangetroffen wijst hier eveneens op. Bo- gevallen bleek het. mogelijk de fragmenten ven de afvalkuilen, die in de ongeroerde tot grotere eenheden samen te voegen. Een ondergrond bleken te zijn ingegraven, te- drietal potjes uit kuil V bleek .gerestau- kende zich in het profiel een circa 20 cm reerd (afb. 10) te kunnen worden.. Het dikke akkerlaag af, die op grond van de aardewerk is zonder uitzondering gema- enkele erin aangetroffen scherfjes even- gerd met steengruis (graniet en dergelijke). eens een Ijzertijd-ouderdom moet hebben. en draagt een duidelijk Ijzertijd-karakter.

47 aantal van minimaal gewicht kuil grootte diepte scherven . . . stuks nr. (circa) (circa) (circa)

I ovaal lOOx 40 cm 1400 27 21400 gr 150 cm II ovaal 50x 30 cm 45 4 800 gr 60 cm III ovaal 90x 50 cm 700 23 11800 gr 140 cm IV onregel- 110x(*) 70 cm 600 20 17500 gr matig 80 cm V rond 40x 70 cm 50 fi 5000 gr VI 40 cm afgerond 200x 100 cm 1000 40 22000 gr rerhth. 200 cm 3795 120 78500 gr

(*) Kuil IV bestaat in.wezen uit een conglomeraat van diverse kuilen.

Dit ÏJzertijd-karakter spreekt met name pervlak. Laatstgenoemd type is in geen uit het veelvuldig voorkomen van zoge- van de kuilen gevonden. naamd ,,besmeten" aardewerk. Geheel Onder het in Colmschate gevonden aarde- gladwandig aardewerk is echter ook ge- werk komen veel relatief brede/lage vor- vonden. De rand/halspartijen zijn in alle men voor. Het merendeel van de profielen gevallen min of meer gladwandig (althans is afgerond tot bol te noemen. Afb. 7, nr. niet besmeten) of gepolijst. 13 en in mindere mate afb. 3, nr. 19 Onder de schouder, c.q. vanaf enige af- vormen hierop door hun min of meer stand onder de rand, is het aardewerk in dubbelconische vorm een uitzondering. veel gevallen besmeten. Ongeveer de helft van de randscherven is Een aantal kleine potten kenmerkt zich versierd met nagel- of vingertopindrukken door een schuin naar buiten staande rand in de rand. In een enkel geval lijken de (afb. 4, nr. 2; afb. 10, nr. 1 en 3). indrukken met een spateltje of iets derge- Mogelijk heeft dit soort vormen zich ont- lijks te zijn aangebracht (afb. 3, nr. 18; wikkeld uit de zogenaamde „Schragrand- afb. 6, nr. 4). urne". Volgens het beeld dat G. J. Ver- wers van de ontwikkeling -van dit aarde- Op grond van de combinatie: nagelindruk- werktype schetst, wordt de aanvankelijk ken in de rand/besmeten, met uitzonde- vrij scherpe buikknik in de loop van de ring van de hals, zou men aan een deel tijd vervangen door meer afgeronde vor- van het aardewerk een zekere relatie met men, terwijl de schouderpartij relatief het „Harpstedt-aardewerk" uit de vroege/ steeds kleiner wordt. Uiteindelijk ontstaat midden-I Jzertijd kunnen toeschrijven. De de schaalvorm (Verwers 1972, p. 125). emmervorm die ook als kenmerk voor genoemd aardewerktype geldt is in een Dit verwateren (in de vroege Ijzertijd) aantal gevallen: herkenbaar (zie bijv. afb. van onder invloed van de Urnenvelden- 7, nr. 1; afb. 12, nr. 1, 2). In de loop cultuur ontstane aardewerkvormen geldt van de midden-IJzertijd schijnt het Harp- overigens niet alleen voor de Schragrand- stedt-aardeweirk vervangen te worden urnen. Ook bij andere typen verdwijnen door potten met een geheel besmeten op- gaandeweg de scherpe profileringen, om

48 3 4

n 18

8 9 10 11 12 13 14 15 16 17

19

21

22

3. Vondsten uit kuil I.

49 4. Vondsten uit kuil I.

plaats te maken voor minder karakteris- Zowel in Zuid-Nederland als in het noor- tieke, rondere vormen. den komen Harpstedt-achtige potten vaak Als argumenten voor een „late" datering samen voor met aardewerk van het zijn bij bovengenoemde Schragrandachtige Schragrand-type. potjes zowel de afgeronde vorm als de geringe schouderpartij aanwijsbaar. De Beide typen schijnen chronologisch bij el- enigszins holle bodem, zoals aanwezig bij kaar te horen. Door diverse auteurs wordt het potje op afb. 10, nr. 1, komt bij een relatie verondersteld met vormen die Schragrand-urnen uit het Neder-Rijngebied oorspronkelijk bij de Laufeldergruppe uit veel voor. het Midden-Rijngebied optreden. De aan- wezigheid van aan deze aardewerktypen Schragrand-potten zijn vaak geheel glad- verwante vormen, zou dus kunnen worden wandig. Ook komen gedeeltelijk besmeten opgevat als een invloed uit het Rijngebied, exemplaren met een gladwandige of ge- met name uit het Neder-Rijngebied. Wel- polijste hals voor. De schouder is regel- licht heeft deze invloed ons via Westfalen matig versierd met ronde indrukken bereikt (Waterbolk 1962, p. 30; Louwe („dellen"). Kooijmans/Stuart 1974, p. 45) 2. In een grafveld bij Zelhem zijn urnen aan- getroffen die eveneens-verder ontwikkel- Hierbij moet worden opgemerkt dat de vormen van bovengenoemd type repre- Overijssel zich op de grens van een twee- senteren. Een enkel exemplaar is goed tal invloedsgebieden bevindt, namelijk vergelijkbaar met het in Colmschate enerzijds de (zuidelijke) „Niederrheinische gevonden Schragrand-achtige aardewerk Gruppe" en anderzijds de noordelijke (Verlinde 1974, p. 146—147). groep van de Urnenveldencultuur. Er kun-

50 IMljtlll|llll|ll 2 3 = 10 12 13 14

5. Kropfnadel uit kuil I (foto ROB). beeld in Losser, Tubbergen en Oldenzaal (Verlinde 1980, p. 78, 79, 87 en 117). nen dus invloeden uit beide groepen ver- De afgebeelde scherven zijn gepolijst en wacht worden. grijszwart van kleur. Naast het Harpstedt-achtige aardewerk en Ook werden fragmenten van grote dik- de schuinrandige vormen, die wellicht te- wandige voorraadpotten gevonden (afb. rug te voeren zijn op het Schragrand-type, 8, nr. 2; afb. 12, nr. 4). treden in Colmschate ook enkele cilindri- Het miniatuur potje uit kuil I (afb. 3, sche tot enigszins conische halsvormen op nr. 5) kan worden vergeleken met een (zie afb. 10, nr. 6 en afb. 13, nr. 1 t/m door Van Beek gevonden exemplaar uit 5). Welsum (Van Beek 1974, p. 26). Veron- Sommige randprofielen (afb. 13, nr. 1, 2) dersteld wordt dat dit soort potjes be- doen door hun met een knik aangegeven schouwd moet worden als kinderspeel- schouder enigszins denken aan het, met goed. Het op dezelfde afbeelding (onder name uit de Noordnederlandse urnenvel- nr. 6) afgebeelde voorwerp lijkt een hand- den bekende, Ruinen-Wommels aarde- vatfragment van (bijv.) een kom te zijn. werk. Het oor/randfragment afb. 6, nr. 5 zou Urnen met vergelijkbare cilindrische tot afkomstig kunnen zijn van een zogenaam- conische halsjes zijn meermalen in Over- ijsselse urnenvelden gevonden, bijvoor- 6. Vondsten uit kuil II.

51 3 4 5 6

17

7. Vondsten uit kuil III. leerde rand, ook wel „haakrand" genoemd (afb. 3, nr. 1, 2, 3, 7; afb. 7, nr. 16; de „Henkeltasse". Deze éénorige potjes afb. 8, nr. 1; afb. 13, nr. 6, 7). Goed worden in de late Bronstijd, met een uit- vergelijkingsmateriaal uit Noord-Nederland loop naar de vroege Ijzertijd, gedateerd. lijkt te ontbreken. In Overijssel was dit Veel later (in de Romeinse Ijzertijd) blij- type schotel tot op heden in ieder geval ken vergelijkbare vormen ook nog in ge- niet bekend. Wel is een aantal vergelijk- bruik te zijn, zodat een latere datering dan bare fragmenten bekend uit een^late Brons- vroege Ijzertijd ook tot de mogelijkheden tijd/vroege IJzertijd-nederzetting bij Wij- behoort (zie bijv. Brandt 1983, p. 130). chen (Janssen 1978). Janssen merkt op Onder het vondstmateriaal bevindt zich dat deze schotels in Zuidnederlandse ur- een aantal fragmenten van conische scho- nenvelden zeldzaam zijn. Een met spatel- tels met een aan de binnenzijde geprofi- indrukken versierd exemplaar is bekend

52 S. Vondsten uit kuil IV. Voor de randscherf met een doorboring, weergegeven op afb. 7, nr. 16 zijn ver- uit een urnen veld bij Valkens waard schillende parallellen -bekend, bijv. het (Brunsting/Verwers 1975, p. 54). In het door Janssen beschreven exemplaar uit aangrenzend Duits-Nederrijns gebied zijn Wijchen. de schotels algemener (zie bijv.: Desittere 1968/ fig, 8, nr. 9 en fig. 30, nr. 5 en Enigszins afwijkend van de zoeven bespro- Bohnsack 1973, Taf. 7). ken schaalfragmenten is het grote schaal- Als datering voor deze „haakrand-schotels" fragment uit kuil IV (afb. 8, nr. 1). Be- wordt, althans in het Nederrijnse, Ha-B halve dat deze schotel niet, zoals de ande- en/of HaB/C genoemd.. • re, gladwandig maar besmeten.is, valt op

53 dat de binnenrandprofilering zich verder van de rand bevindt dan bij de overige exemplaren. In urnenvelden worden regelmatig bijzet- tingen aangetroffen waarbij de urn door een als deksel fungerende schaal is afge- dekt. Wellicht hebben de hier beschreven schalen vooral of mede een dergelijke functie gehad. Of het toeval is valt niet te zeggen, maar op een aantal kleine scherfjes na bestond de rest van wat in kuil IV werd gevonden uit een fragment 9. Bronsfragment uit kuil V. van een grote voorraadpot, waarvan de randdiameter van dien aard is dat de „ver- De dellenversiering schijnt oorspronkelijk dikking" aan de binnenrand van de zo- afkomstig te zijn uit de Laufelder Gruppe evengenoemde schaal precies over de rand van de Urnenveldencultuur, waarna ze via van de pot past. de Aeltere Hunsrück-Eifel Kultur in het Moeilijk te plaatsen is het op afb. 4, nr. 4 Neder-Rijngebied in zwang is geraakt. In weergegeven randscherfje van (vermoede- Noord-Duitsland treedt de Dellenversie- lijk) een schaal, waarvan de rand een ring op bij de Lausitzer Gruppe van de eigenaardige verdikking vertoont. Het is Urnenveldencultuur. Het i n Noord en denkbaar dat het hier gaat om een frag- Midden-Nederland optreden van deze ver- ment van een „Lappenschaal", hetgeen siering schijnt dus zowel op een invloed een datering tot en met de vroege-IJzer- uit zuidelijke als uit oostelijke richting te tijd mogelijk zou maken. Tot de vijf ge- kunnen wijzen (Verwers 1972, p. 138). vonden oortjes behoren twee brede gepo- Op de zowel in het noorden als zuiden lijste exemplaren met een „knik" (afb. voorkomende Schragrand-urnen komen 11, nr. 5; afb. 8, nr. 3). Afb. 11, nr. 11 dellen regelmatig voor. toont een knobbeloortje. Op het uit Overijssel bekende urnenmate- riaal komen „dellen" weinig voor. Het in Versierd aardewerk Colmschate gevonden fragment is echter Minder dan 1 % van het gevonden aarde- goed vergelijkbaar met een tweetal urnen werk is versierd. Op afb. 14 en 15 is een uit Markelo en Weerselo (Verlinde 1979, selectie van de versierde scherven weer- p. 238/1980, p. 117). gegeven 3. Als datering geldt: vroege/begin midden- De volgende versieringstechnieken komen IJzertijd. voor: De afvalkuilen hebben relatief veel scher- — Dellenversiering ven met kamstreekversiering opgeleverd. — Kamstreekversiering Bij een tweetal mogelijk tot dezelfde pot behorende fragmenten blijkt alleen de be- — Nagel- en vingertopindrukken nedenpartij te zijn versierd (afb. 14, nr. — Lijnversiering III-l, 2). — Reliëfversiering Opvallend is dat reliëfversiering nagenoeg Dellenversiering is op slechts één potfrag- ontbreekt. Slechts één met spatelindruk- ment aangetroffen (afb. 10, nr. 5). Niet- ken versierde scherf zou tot het reliëfver- temin geeft het voorkomen van deze ver- sierde aardewerk gerekend kunnen wor- sieringstechniek een aanwijzing voor de den (afb. 14, nr. II-2). datering van het vondstcomplex. Bij de lijnversiering valt op dat horizon-

54 10. Vondsten uit kuil V. gebakken leem vertoont sporen van, al dan niet opzettelijke, bewerking (vingertop- taal gerichte lijnen worden gekruist door indrukken ). verticale, waardoor een soort dambord- patroon ontstaan (afb. 15, nr. VI-9). Het Tussen IJzertijdmateriaal uit een neder- op afb. 15, nr. II-3 weergegeven brokje zetting ontbreekt zelden een aantal spin-

55 11

11. Vondsten uit kuil V. 12, 13, 14). Twee exemplaren werden als losse vondst elders in de bouwput ge- klosjes. In de kuilen II en V werden resp. vonden. Voor dateringsdoeleinden of een 2 en 3 van dergelijke spinklosjes aange- typologische indeling bieden deze spin- troffen (afb. 6, nr. 1, 2 en afb. 11, nr. klosjes geen aanknopingspunt.

56 IJ. Vondsten uit kuil VI. 13

12

10

13. Vondsten uit kuil VI. fragmenten roetsporen voorkomen, lijkt me in dit geval de bakplaatfunctie het In kuil II werd een drietal stukken van meest aannemelijk. een doorboorde plaat van aardewerk ge- vonden. Het meest sprekende stuk is op afb. 6, nr. 6 weergegeven. Fragmenten van Ijzer doorboorde platen zijn op diverse plaatsen Uit de vulling van kuil I kwam als bijzon- gevonden. Over de functie ervan bestaan derheid een zogenaamde „Kropfnadel" te verschillende theorieën. Gedacht wordt voorschijn. Dit type naald of speld is bijv. aan bakplaten/ovenroosters of platen vooral uit Noord-Duitsland (Jastorfkultur) met een functie bij dë'zoutwinning. Voor goed bekend, met name als graf gift (zie: een uiteenzetting over dit vraagstuk ver- Krüger 1961, p. 45—. en Keiling Kolbow wijs ik naar hetgeen J. J. Stolp hierover 1974, p. 29—.). In ons land zijn de naal- heeft gezegd (Stolp 1983, p. 109 e.v.). den zeldzaam. Kropfnadel-vondsten zijn Aangezien Colmschate ver van de zee bekend uit: Haps (Verwers 1972, p. 59), ligt en er op althans een van de drie Enter (Verlinde 1974, p. 21), Berghaven

58 III 1

VI 1

I 1 VI 2

II 2 I 2

14. Versierd aardewerk (tek. J. Thomas). V 2

VI 4

VI 5

VI 7

VI 8

VI 9

VI 10

15. Versierd aardewerk (tek. J. Thomas).

60 (Janssen 1977, p. 258), Dorkwerd, zijn dan: Eind vroege- of midden-IJzertijd Oostum en Ezinge (Miedema 1983, p. (600—200 v. Chr.). 159—.). Het merendeel van de Kropfnadeln is van Brons ijzer vervaardigd, zo ook het exemplaar Uit kuil VI is een fragment afkomstig van uit Colmschate. Een aantal Duitse en een een getordeerde bronzen ring of (spi- tweetal in Nederland gevonden naalden raal?-) armband (afb. 9). Doordat de oor- is gemaakt van brons. spronkelijke vorm niet meer te bepalen is Voor de duidelijkheid zij opgemerkt dat kan de datering niet nauwkeuriger zijn de benaming „Kropfnadel" betrekking dan: late Bronstijd/Ijzertijd. heeft op een groep van naalden die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat Glas ze, meestal bovenaan de schacht, lusvor- Er werd slechts een minuscuul blauw/wit mig zijn uitgebogen. Op grond van een cilindrisch glazen kraaltje {2x/i x 3 mm) aantal andere kenmerken, met name de gevonden. Of aan dit uit kuil VI afkom- vorm van de kop van de naald, is een stige kraaltje een zelfde datering moet aantal subgroepen te onderscheiden. Het worden toegekend als aan het overige uit exemplaar uit de depotvondst uit het deze kuil afkomstige materiaal is twijfel- Enterveen bijvoorbeeld wordt op grond achtig. Het is denkbaar dat het voor- van de spatelvormige kop tot de „Spaten- werpje van jongere datum is en dat het kopfnadeln" gerekend. door natuurlijke oorzaken in de vulling Hoewel er sprake is van een vormover- van de kuil terecht is gekomen. eenkomst tussen de naalden uit Haps en Colmschate is een verschilpunt gelegen in Botmateriaal het feit dat de Colmschater naald voorzien Botresten werden met name in kuil III, is van een gaatje in de kop van de naald. en in mindere mate in kuil I gevonden. Wanneer we er vanuit gaan dat dit gaatje De gecalcineerde stukjes uit kuil I konden niet is ontstaan door corrosie, dan bete- voor het merendeel niet worden gedeter- kent dit dat we te maken hebben met een mineerd. Drie stukjes bleken afkomstig kleine ringvormige kop, waardoor de naald van schaap of hond (determinatie: G. F. in de groep van „Ringkopfnadeln" ge- IJzereef, ROB). In het onderste deel van plaatst zou moeten worden. de vulling van kuil III bleken ook enige Krüger geeft voor de in Noord-Duitsland niet-gecalcineerde botfragmenten bewaard gevonden lusvormige Kropfnadeln als da- te zijn gebleven. Dit materiaal was, voor tering de perioden Jastorf A en B. In zover kon worden nagegaan, afkomstig Jastorf C komen ze volgens hem nauwe- van rund en schaap of geit (determinatie;: lijks meer voor. In tijd uitgedrukt komt A. T. Clason, BAI). \ dit neer op een datering: 600—400 v. Chr. Op grond hiervan plaatste Verwers de Conclusie naald uit Haps aan het eind van de vroege- In de inleiding is er al op gewezen dat of in de midden-IJzertijd. IJzertijd-aardewerk, althans in het ooste- Voor bepaalde Kropfnadeln blijken echter lijke deel van het land, vaak moeilijk ook latere dateringen mogelijk. Voor wat scherp te dateren is. Een belangrijke re- betreft de groep van Ringkopfnadeln wijst den hiervoor is het gebrek aan karakteris- Miedema op dateringen tot in de 2de eeuw tieke, goed dateerbare aardewerktypen. v. Chr. (Miedema 1983, p. 159). Op Op grond van de best dateerbare vondsten grond hiervan kan de datering voor de in de besproken afvalkuilen uit Colm- naald uit Colmschate helaas niet exacter schate kan wellicht toch een redelijke

61 datering van het geheel worden verkre- te gevallen sterk door verbranding zijn gen: aangetast. Momenteel wordt het vondst- — Harpstedt-achtig aardewerk: vroege- materiaal bij de ROB geconserveerd en en midden-IJzertijd bestudeerd. — Geheel besmeten aardewerk ontbreekt Vermeldenswaard is tenslotte dat bij het (midden- en late Ijzertijd) opgraven van dit inheems-Romeinse graf- veld ook oudere sporen werden aangetrof- — Dellen versiering: vroege- uiterlijk fen die vermoedelijk in relatie staan met begin midden-IJzertijd de in het voorgaande beschreven vroege — Schragrand-achtig aardewerk: uiterlijk (/midden) IJzertijd-afvalkuilen. De vondst begin midden-IJzertijd van paalkuilen maakt het mogelijk dat bij — Kropfnadel: eind vroege- of midden- nader onderzoek ter plaatse een neder- IJzertijd zetting uit deze periode kan worden aan- — Conische schotels: late Bronstijd/vroe- getoond. In dat geval komt de in de in- ge Ijzertijd leiding veronderstelde relatie tussen de afvalkuilen en de nederzeting noordelijk Op grond van een en ander lijkt een date- van rijksweg 4 op losse schroeven te staan. ring: eind vroege-/begin midden-IJzertijd het meest aannemelijk. Afgaande op typologische overeenkomsten geldt deze datering blijkbaar voor alle kuilen. Fragmenten van conische schotels bijvoorbeeld zijn in drie verschillende kui- len aangetroffen. Noten Woord van dank 1 Tevens werd een urn met crematie aangetrof- fen. Deze vondst zal afzonderlijk in de „Over- Graag zeg ik de volgende personen dank ijsselse archeologische kroniek" worden gepu- voor hun hulp bij de totstandkoming van bliceerd. dit artikel: de heer J. Stanlein voor het 2 Op circa 1 km afstand van de vindplaats werd beschikbaar stellen van een deel van het in 1927 een urnenveld ontdekt (zie: afb. 2: het omcirkelde kruisje). Verschillende van de vondstmateriaal; de heer J. Thomas voor toentertijd gevonden urnen vertonen kenmer- het vervaardigen van een deel van de ken die in de richting van Westfalen wijzen. illustraties; Prof. Dr. G. J. Verwers en Op grond hiervan rekent Van Tent dit urnen- Drs. A. D. Verlinde voor hun adviezen veld tot de „Niederrheinische Gruppe" van de en commentaar. Urnenveldencultuur (Van Tent, 1974). 3 Bij de nummering heeft het Romeinse cijfer betrekking op het nummer van de kuil waarin Naschrift de scherf is gevonden. Kort na het schrijven van dit artikel ont- dekte de heer J. Stanlein op korte afstand van de zoeven beschreven vindplaats een inheems-Romeins grafveld. Aangezien deze vondst uniek voor Noord-Nederland bleek te zijn besloot de ROB onmiddellijk tot een noodopgraving. Dit onderzoek bracht Literatuur enkele tientallen crematie-bijzettingen aan Beek, R. van, 1974. Van bodem tot rand; ijzer- het licht met zowel inheems als geïmpor- tijd vondsten uit Dalfsen en Ommen. Wes- teerd Romeins aardewerk. Verschillende terheem XXIII, p. 19—41. Bohnsack, D., 1973. Die Urnengraber der Frühen bijzettingen leverden metalen (hoofdzake- Eizenzeit aus Garbsen (Kr. Neustadt a. lijk bronzen) bijgaven op, die in de mees- Rbg.) und aus dem Stadtkreis Hannover.

62 Brunsting, H. en G. J. Verwers, 1975. Het urnen- de Late Ijzertijd. Westerheem XXXII, p. veld bij Valkenswaard, prov. Noord-Brabant. 98—111. Analecta Praehistorica Leidensia VIII, p. Tackenberg, K., 1934. Die Kultur der Frühen 53—77. Eisenzeit in Mittel- und West-Hannover. Desittere, M., 1968. De urnenveldenkultuur in Tent, W. J. van, 1974. A cremation Cemetery at het gebied tussen Neder-Rijn en 'Noordzee. Colmschate, municipality of Deventer, Pro- Dissertationes Archaeologicae Gandenses vince of Overijssel. Berichten ROB, 24, Vol. XI. 133—139. Goutbeek, A., 1979. Prehistorische vondsten Verlinde, A. D., 1974. Prehistorische depots uit langs de Overijsselse Vecht. Westerheem het Enterveen en Elsenerbroek in West XXVIII, p. 95—105. Twente. '; Inschrien, 12, nr. 2, p. 17—24. Harck, O., 1972. NordostNiedersachsen vom Verlinde, A. D., 1974. Ein Grüberfeld aus der beginn der Jüngeren Bronzezeit bis zum Frühen und Mittleren Eisenzeit in Zelhem- Frühen Mittelalter. Wolfersveen, Provinz Gelderland. Berichten Janssen, A. J., 1977. Het Wijkse veld te Berg- ROB, 24, p. 143—149. haren (Gelderland). Westerheem XXVI, p. Verlinde, A. D., 1980. Die Graber und Grab- 249—261. funde der spaten Bronzezeit und frühen Janssen, A. J., 1978. Nederzettingskeramiek uit Eisenzeit in Overijssel, III. Berichten ROB, de Urnenveldentijd te Wijchen, Westerheem 30, p. 65—168. XXVII, p. 230—234. Verlinde, A. D., 1981. Archeologische kroniek Keiling Kolbow, H., 1974. Ein Urnenfriedhof van Overijssel over 1978/1979. Overijsselse der Vorrömischen Eisenzeit im Kreis Lud- historische bijdragen, 96ste stuk, p. 205— wigshorst. 207. Krüger, H., 1961. Die Jastorfkultur in den Verwers, G. J., 1972. Das Kamps Veld in Haps Kreisen Lüchow-Danneberg, Lüneburg, Uel- in Neolithicum, Bronzezeit, und Eisenzeit, zen und Soltau. Analecta Praehistorica Leidensia VIII. Lanting, J. N. en W. G. Mook, 1977. The pre- Verwers, G. ]., 1975. Urnenveld en nederzetting and protohistory of the Netherlands in terms te Laag Spul, Analecta Praehistorica Leiden- of radiocarbon dates. sia VIII, p. 23—43. Louwe Kooijmans, L. en P. Stuart, 1974. Pre- Waterbolk, H., 1962. Hauptzüge der Eisenzeit- historie en vroegste geschiedenis van ons lichen Besiedlung der Nördlichen Nieder- land. Gids voor de verzameling Nederlandse lande, Offa, Band 19. oudheden [in het] Rijksmuseum van Oud- heden te Leiden. Hovenierstraat 57, Sto'p, J. ]., 1983. Assendelft 32, een huis uit 7419 CB DEVENTER

63> Archeologie en Historie II

R. van Beek

De lezing van het boekje „De urnenvelden den gemaakt van het gemiddelde aantal in Drenthe" x, was voor mij de aanleiding inwoners in de bij het urnenveld behoord tot het schrijven van dit artikeltje voor hebbende nederzetting (en). Volgens deze „Westerheem". schattingen bedroeg het aantal inwoners Daarom eerst iets over dit handzame en van de ééngezinsnederzettingen Buinen en sympathieke boekje, dat geschreven werd Gasteren resp. 6 tot 8 en 4 tot 5 perso- door een bij uitstek deskundig iemand, nen. Gemiddeld dus bijna 6 personen per namelijk dr. P. B. Kooi. Deskundig, want gezin. Aan de hand van gegevens over de de schrijver promoveerde in 1979 op het toen bestaande natuurlijke begrenzingen proefschrift „Pre-roman Urnfields in the werden berekeningen gemaakt .met betrek- North of the Netherlands". Hij is sinds king tot de grootte van het vermoedelijke kort verbonden aan het Provinciaal Mu- areaal dat bij' de verschillende nederzettin- seum van Drenthe te Assen, dat dit' boekje gen moet hebben behoord. Voor Rolde en in 1982 uitgaf als nummer 7 van het mu- omgeving kwam dit neer op 318 tot 432 seumfonds. Het is kort en bondig geschre- ha. Voor Emmen en omgeving op 270 ven, niet overladen met tekst, en voorzien tot 648 ha en voor Buinen en Benneveld van vele paginavullende foto's en teke- op resp. 225 en 330 ha. De verschillen in ningen. Onder deze laatste zijn er ver- oppervlakte kunnen te maken hebben met schillende die mij even deden denken aan verschillen in vruchtbaarheid van de bo- moderne grafiek, hetgeen als compliment dem, maar ook met het aantal gezinnen voor de lay-out mag worden opgevat. dat de nederzettingen bevolkte. Vanuit het donker van het magazijn, waar de vele in de loop der jaren, al of niet Dit aantal varieerde volgens de bereke- deskundig opgedolven urnen voor het ningen van 1 tot 4 gezinnen. Wat Buinen grootste deel worden bewaard, plaatst de en Benneveld betreft hebben we volgens schrijver deze voorzichtig in het licht van de schrijver waarschijnlijk te maken met zijn kennis over de tijd van globaal 1100 arealen die voldoende waren voor één tot 500 v. Chr., de Urnenveldentijd. Eerst gezin. komen de, in de loop der jaren verande- De schrijver stelt verder dat „de bevol- rende, vormen van grafmonumenten en kingsdichtheid op grond van de uitkomsten gebruiken aan de orde, vervolgens de ver- in de behandelde gebieden voor de be- schillende soorten van urnen en bij giften woonde oppervlakte (dus zonder beek- van aardewerk. In een grafiek worden dalen en venen) kan worden berekend op beide categorieën dan chronologisch aan 4 personen per vierkante kilometer. Vol- elkaar gekoppeld. De gevonden metalen gens berekeningen in opbrengsten bij de voorwerpen zijn onderwerp van het vol- oudst bekende landbouwmethoden zou gende hoofdstuk, waarna de schrijver aan voor een dergelijk aantal inwoners 20 % de hand van de beschikbare gegevens we- van de beschikbare oppervlakte als bouw- gen tracht te vinden, om dichter bij het land in gebruik zijn". De auteur sluit af eigenlijke leven van de urnenveldenmens met een hoofdstukje over de sociale struc- te kunnen komen. Zo konden van een tuur binnen de nederzettingen. Als bijlage vijftal bekende urnenvelden, op grond van is een verspreidingskaart, voorzien van de het aantal bijzettingen, schattingen wor- nodige documentatie betreffende de urnen-

64 velden in Drenthe opgenomen. Tot zover en venen niet in het areaal meegerekend. het boekje. Voor 6 personen zou dit op circa 150 ha Het leek mij interessant bovenstaande ge- bewoonde oppervlakte neerkomen. Van gevens over areaal en bevolkingsdichtheid deze 150 ha zou 20 %• als bouwland in te vergelijken met mij bekende gegevens gebruik zijn geweest, dat is 30 ha. In uit het gebied van Dalfsen, uit de tijd van Dalfsen bedroeg dit in de Middeleeuwen de Middeleeuwen. zoals we zagen 20 ha per volle hoeve. Van de marke Rosengaerde bij Dalfsen is We gaan hierbij weer uil: van een gemid- een opmeting bekend uit omstreeks 1400, delde van 6 personen per hoeve. Wan- welke verricht werd door de landmeter neer we voor de marke Rosengaerde ook Henrick Bodewenssoen2. Hieruit blijkt de broek- en veenlanden en het zogenaam- dat de oppervlakte van de gehele marke de nye land buiten beschouwing laten, toen circa 3809 morgen, dit is circa 4800 bedraagt de bewoonde (liever: bewoon- ha, bedroeg. Hierin zijn niet begrepen de bare) oppervlakte volgens de meting van gronden welke bij de vanouds gewaarde, Henrick Boldewenssoen circa 1697 mor- de zogenaamde oudhoevige erven, in eigen gen op circa 2091 ha. Hierbij gevoegd gebruik waren. Deze lagen bij het huis en de bouwlanden ad 380 ha, komen we op op de es, en kunnen als bouwland worden circa 2471 ha bewoonbare oppervlakte. aangemerkt. Het aantal waren( = aande- Bij een aantal van 19 hoeven komt dit len) in de marke Rosengaerde bedroeg neer op circa 130 ha per hoeve. De totale 76, verdeeld over 4 buurschappen. In hoeveelheid bouwland bedroeg zoals we Salland bezat ieder volgewaard oudhoevig zagen 380 ha. Dit is ruim 15 % van het erf 4 waren in zijn marke. De grootte van areaal van 2471 ha bewoonbare opper- zo'n erf bedroeg 16 morgen of circa 20 vlakte. De bevolkingsdichtheid bedroeg in 3 ha . Uit een en ander volgt dat het aantal Dalfsen, uitgaande van deze 2471 ma en volle hoeven in de marke Rosengaerde van een aantal van 19 hoeven, met een oorspronkelijk 19 zal hebben bedragen. gemiddelde van 6 personen per hoeve, 4,6 Ik denk hierbij aan de tijd vóór de bedij- personen per vierkante kilometer. Buiten king, globaal tussen 800 en 1100. De beschouwing is gelaten de mogelijke aan- totale oppervlakte aan bouwland bedroeg wezigheid van personen buiten het agra- dus 19 X 20 = 380 ha. Dit opgeteld bij rische bedrijf. de grootte van 4800 ha van de marke, Een heel voorlopige conclusie tot slot. Het komen we op een totale oppervlakte van totale areaal per gemiddelde gezinseenheid circa 5180 ha, voor 19 volle hoeven. lijkt elkaar in Drenthe, wat betreft de pre- Voor één hoeve komt dit neer op circa historie tussen 1100 en 500 v. Chr., en 273 ha. Ik ga uit van een gezin van ge- Dalfsen, wat betreft de Middeleeuwen middeld 6 personen per hoeve. Voor Bui- tussen 800 en 1100, niet veel te ontlopen. nen en Benneveld bedroeg het areaal per De gemiddelde bewoonbare oppervlakte gezin resp. 225 en 330 ha, of gemiddeld per gezin lag in Dalfsen lager dan in Dren- circa 277 ha. Een frappante overeenkomst. the. Terwijl in Drenthe een gezin circa De vraag is echter in hoeverre de genoem- 30 ha bouwland nodig had om te kunnen de arealen van Drenthe en Dalfsen verge- leven, bedroeg dit in Dalfsen circa 20 ha, lijkbaar zijn, wat hun „inhoud" betreft. voor beiden uitgaande van een gezin van Ook de gemiddelde gezinsgrootte speelt gemiddeld 6 personen. De produktiviteit een rol. van de landbouw lag dus kennelijk in de Volgens Kooi kon de bevolkingsdichtheid Middeleeuwen hoger, hetgeen ook mocht in Drenthe in de Urnenveldentijd op 4 worden verwacht. Uiteraard kon daardoor personen per vierkante kilometer worden de bevolkingsdichtheid ook groter zijn dan berekend. Hierbij werden de beekdalen in Drenthe in de prehistorie. Dat deze

65 vergelijkingen sterk worden beïnvloed Noten door hetgeen men als gemiddelde gezins- 1 P. B. Kooi, De urnenvelden in Drenthe, Pro- grootte voor de betreffende perioden wil vinciaal Museum van Drenthe, Museumfonds, Publicatie nummer 7, 1982. aanhouden, is duidelijk. Dat de gemiddel- 2a de gezinsgrootte in Drenthe in de genoem- H. J. Moerman, de Rozengaarder Marke, V.M.O.R.G., 1947, p. 37—63. de fase van de prehistorie echter boven de bR. van Beek, Meten in de marke, het verhaal 6 personen zou zijn uitgegaan lijkt op van een marke die niet bestond, V.M.O.R.G., grond van de beschikbare gegevens niet 1976, p. 8—27. aannemelijk. Omgekeerd is het ook niet 3 R. van Beek, Archeologie en historie, waren waarschijnlijk dat dit gemiddelde in de delen, Westerbeem, XXX, 1981, p. 257—261. vroege Middeleeuwen minder dan 6 per- V.M.O.R.G. = Verslagen en mededelingen sonen zal hebben bedragen. van de Vereeniging tot beoefening van Over- Vanzelfsprekend zijn meerdere gegevens ijsselsch Regt en Geschiedenis. nodig om tot een betere vergelijking te kunnen komen. Steenstraat 13 8011 TT Zwolle

66. Noodopgraving op "De Witte Hoofden"* Het middeleeuwse Benes ontdekt?

Arthur Groen

Inleiding dienst voor het Oudheidkundig Bodem- Dat de Zienpolder, gelegen ten westen onderzoek (ROB), een noodopgraving van het dorp Uitgeest, archeologisch van konden uitvoeren. De resultaten van dit bijzonder belang is, mag zo langzamerhand onderzoek, die een nieuw licht werpen op als bekend worden beschouwdla en b. de geschiedenis van Benes, zullen in dit Zo werden in een smalle strook land langs artikel worden beschreven. de Ziendijk (afb. 1:A, C) overblijfselen van de in de 18 de eeuw verlaten buurt- schap Benes opgegraven 2. Vastgesteld kon worden, dat deze buurtschap bestond uit een aantal langs de Ziendijk gelegen boer- derijen, alle dateerbaar in de 16de/17de eeuw. Aangezien Benes reeds rond 1100 wordt genoemd3, was het niet verbazing- wekkend, dat ook laat-middeleeuws scher- venmateriaal werd aangetroffen. Duidelij- ke restanten van de daarbij behorende woningen konden echter niet worden aan- getoond. In het voorjaar van 1982 werd, circa 200 meter ten oosten van de bovengenoemde opgraving, opnieuw een gedeelte van de Zienpolder bouwrijp gemaakt. Ten behoe- ve van nieuw aan te leggen straten werden cunetten gegraven (afb. 1: B, 2), groten- deels gelegen op een perceel dat bekend staat onder de naam „De Witte Hoofden". Tijdens het nalopen van de wegcunetten bleek dat de graafmachines greppeltjes en afvalkuilen hadden aangesneden, die, ge- zien het erin gevonden aardewerk, in de Middeleeuwen konden worden gedateerd. Het vermoeden rees dat de plaats van het middeleeuwse Benes was gevonden. 1. Het opgravingsterrein. De vondsten waren voor provinciaal-ar- A. Archeologisch onderzoek Benes 1975 t/m 1981 cheoloog Woltering aanleiding gedurende B. Wegcunetten 1982 één week een graafmachine, afkomstig C. Ziendijk van de opgraving te Dorregeest, ter be- D. Middenweg schikking te stellen opdat leden van de E. De Rijn AWN-Zaanstreek en de Vereniging Oud- F. Vijver 1982 G. Molen „De Dog" Uitgeest, onder supervisie van de Rijks- H. Geesterweg.

67 de zich in het zand het restant van een vier meter brede kavelsloot af (afb. 2:4). Hierin werd eveneens middeleeuws scher- venmateriaal gevonden. In het meest oostelijke wegcunet kon het restant van een acht meter brede, noord- zuid georiënteerde, waterloop worden vastgesteld (afb. 2: 5). Deze bleek gevuld met bruin kleiig materiaal en plantenres- ten. In de bovenlaag werden vrij veel middeleeuwse scherven aangetroffen. Circa 10 meter ten zuidwesten van de kleinste stortplaats tekende zich een 8 meter lange, 80 cm brede, grijskleurige baan af (afb. 2:1). Over de gehele lengte werden grote en kleine brokken hutten- leem, stukjes houtskool en sintels gevon- den. Sommige brokken huttenleem ver- toonden indrukken van stro en takken. In de directe nabijheid werden Pingsdorf- en kogelpotscherfjes aangetroffen. 2. De wegennetten en proefsleuven Mogelijk hebben we hier te maken met de A. Cunet restanten van een middeleeuwse woning. B. t/m E. Proefsleuven Meer aanwijzingen voor de aanwezigheid F. Vijver G. Ziendijk van zo'n woning werden niet gevonden; 1. Grijskleurig grondspoor met huttenleem de graafmachines hadden hun verwoestend 2. Afvdkuil werk reeds verricht. 3. Idem 4. Restant middeleeuwse kavelsloot Ten noorden van de cunetten werd een 5. Restant waterloop langwerpige vijver gegraven (afb. 2: F). 6, 7. Greppeltjes In de wand tekende zich een groot aantal 8. Restant waterloop greppeltjes en afvalkuilen af. Op één plaats 9. Paalsporen had de graafmachine een uit kloostermop- 10. Restanten middeleeuwse kavelsloot. pen opgebouwde waterput vernield. De gele, rode en grijze kloostermoppen had- De wegennetten den afmetingen van 28 x 13 x 6,6 cm, Van een gericht onderzoek in de weg- 28 x 13,8 x 6,6 cm, 29 x 14 x 7 cm en cunetten kon geen sprake zijn, aangezien 29 x 14 x 8,4 cm. ze reeds spoedig met zand werden opge- vuld. We moesten ons beperken tot het De noodopgraving globaal opmeten en tekenen van de voor- In de week van 10 tot en met 14 mei naamste grondsporen en het verzamelen 1982 kon met behulp van de eeirder ge- van zo veel mogelijk vondsten. Deze noemde graafmachine een 5-tal proefsleu- concentreerden zich voornamelijk in het ven worden gegraven (afb. 2: B t/m E). noordoostelijke deel (afb. 2), op een diep- Afbeelding 2 geeft een overzicht van de te van 70 cm onder het maaiveld. Op twee belangrijkste grondsporen, die zich op een plekken werden stortplaatsen met middel- diepte van 43 cm onder het maaiveld afte- eeuws huisraadafval aangetroffen (afb. 2: kenden. Ook nu bestonden deze weer 2, 3). Ten noorden van de grootste teken- grotendeels uit in de Middeleeuwen ge-

68 MBiïmm

3. Profiel van de in proefsleuf B gevonden De vondsten waterloop A. Greppeltjes met middeleeuws scherven- A. Inheems aardewerk. materiaal 1. Kogelpot (68 %). B. Donkerbruine, sterk humeuze grond met middeleeuwse scherven Verreweg het grootste deel van het C. Grijskleurige kleiig-zandige laag met mid- gevonden aardewerk is afkomstig deleeuwse scherven van dit bekende, middeleeuwse D. Greppeltje gevuld met donkerbruine, produkt (afb. 4 t/m 7). Het humeuze grond. Geen vondsten bruin-, beige-, grijs- of zwartkleu- E. Witgeel zand F. Bruine kleiige laag met resten van water- rige baksel is grof tot fijn gema- planten gerd met zand en steengruis. G. Blauw, grofkorrelig zand De randen, waarvan het grootste H. Venig-zandig laagje met houtresten, deel duidelijk op de pottenbakkers- schijf is nagedraaid, komen in een graven greppeltjes (afb. 2: 7) en af val- groot aantal vormen voor (afb. 7). kuiltjes. Sommige randfragmenten lijken In één sleuf werd een reeks paalsporen een dekselgeul te bezitten. gevonden (afb. 2:9). Een duidelijke huis- De mondopening van de kogelpot- plattegrond kon niet worden herkend. ten varieert van 12 tot 22 cm. Drie De reeds in het cunet waargenomen water- bodemfragmenten zijn voorzien van een standring. Versiering is zeld- loop bleek zich in de meest noordelijke zaam; slechts één fragment is ver- proefsleuf voort te zetten (afb. 2: B). In sierd met schuine richels en vinger- afbeelding 3 is van deze waterloop een indrukken (afb. 6). Een vergelijk- noordwest-zuidoost georiënteerde dwars- doorsnede weergegeven. Op blauwkleurig, grofkorrelig zand (afb. 3: G) was een maximaal 25 cm dikke bruinkleurige, kleiige laag afgezet (afb. 3: F). Deze wigde in noordwestelijke rich- ting uit. In deze laag werden hout- en plantenresten aangetroffen. Plaatselijk had zich over de kleilaag een zandlaagje en een circa 10 cm dik venig- zandig laagje met houtresten afgezet (afb. 3:E, H). Bovengenoemde lagen werden hier en daar onderbroken door greppeltjes met middel- eeuws scherverimateriaal (afb. 3: A, D). De meest westelijke sleuf (afb. 2: E) leverde nog een tweetal middeleeuwse kavelsloten op (afb. 2: 10). 4. Kogelpot.

69 baar exemplaar werd gevonden tijdens opgravingen in de War- moesstraat te Amsterdam *. Dit stuk wordt gedateerd in de 12de/ 13 de eeuw. 2. Steelpannen (8%). Er werden ook fragmenten aange- troffen van steelpannen met holle steel en bolle bodem (afb. 8). De kleur van het baksel varieert van grijs tot zwart. B. Import aardewerk. 1. Pingsdorf-aardewerk (6 %). Gevonden werden scherven van de 5. Kogelpotten. bekende tuitpot met aangeknede standring (afb. 9). Diverse scher- ven zijn versierd met gele, oranje of donkerbruine, kommavormige beschildering. 2. Andenne (7 %). Het grootste deel is afkomstig van kannen met een manchetvormige rand en een worstvormig oor. Het wit-, geel- tot oranje-kleurig aarde- werk is sporadisch geel, groen of roodbruin geglazuurd. Eén frag- 6. Fragment van versierde kogelpot 12de[13de ment van een grote kruik is voor- eeuw. zien van een tuit en een plat band- oor (afb. 10). 3. Paffrath-achtig aardewerk (6%). D. Overige vondsten. Diverse wand- en randscherven van 1. Een 7-tal ijzerslakken. dit aardewerk werden opgegraven (afb. 11). 2. Eén fragment van een maalsteen. 4. Vroeg steengoed (4 %). 3. Eén langwerpig slijpsteentje. Het De gevonden rand-, hals-, wand- en materiaal is zacht en rood-kleurig. bodemfragmenten zijn grotendeels Het is opvallend dat rood- en blauwgrijs, afkomstig van grijsbakkend steen- op de pottenbakkersschijf gedraaid aarde- goed met een gelobde voet en een werk, geheel lijkt te ontbreken. bandvormig oor. Twee scherven Mede hierdoor en op grond van het ge- hebben een meer „Siegburg-achtig" vonden import-materiaal kan het vond- voorkomen. stencomplex gedateerd worden van de 11de tot en met het begin van de 13 de C. Botvondsten. eeuw. Onder de vondsten zijn beenderen van schaap/geit, rund en hond te herken- De vondsten in relatie tot het verkave- nen. Sommige beenderen vertonen lingspatroon haksporen. Eén bewerkt stuk gewei is Luchtfoto's van het noordelijke deel van waarschijnlijk afkomstig van een ree. de Zienpolder laten ons ten aanzien van

70 7. Diverse randfragmenten van kogelpotten.

71 ?cm

het verkavelingspatroon iets opmerkelijks zien. In het noordwesten bestaat dit uit 8. Handvat van een steelpan, inheems. ten opzichte van elkaar evenwijdig lopen- de slootjes (afb. 12: B), terwijl het noord- 9. Fragmenten van Pingsdorf tuitpotlen. oostelijke deel bestaat uit netvormig aan- eengeschakelde slootjes (afb. 12: C). Dit laatste patroon hoort vermoedelijk bij het bovenbeschreven vondstencomplex en zou hierdoor in de Middeleeuwen te dateren zijn. Het evenwijdige verkavelingspatroon lijkt minder oud; het loopt zelfs gedeelte- lijk over het onregelmatige verkavelings- patroon heen.

10. Fragment van Andenne-kruik met schenk- .• tuitje. . • '

72 Conclusie De opgegraven greppeltjes, sloten en afval- kuilen doen vermoeden dat het noordoos- telijke deel van de Zienpolder tijdens de Middeleeuwen intensief werd bewoond. Mede gelet op het verkavelingspatroon lijkt het waarschijnlijk dat hier in de Mid- deleeuwen de buurtschap Benes heeft ge- legen. Gelet ook op de resultaten van het archeo- logisch onderzoek in de jaren 1975 tot en met 1981ö zou dit betekenen dat de buurtschap op zeker moment naar het westen is verplaatst. Dit kan plaatsgevon- den hebben aan het eind van de 12de of 11. Paffrath-achtig aardewerk. begin 13de eeuw. Het jongste tijdens de opgraving gevonden aardewerk lijkt uit die tijd te dateren. 12. Verkavelingspatroon Zienpolder. De reden van deze verplaatsing kan water- 1. Situatie 1958 overlast geweest zijn. Het latere Benes 2. Situatie 1983 werd immers tegen het water beschermd A. Be Zien B. Regelmatig verkavelingspatroon door een ringdijkje, bestaande uit de Mid- C. Onregelmatig verkavelingspatroon denweg en een gedeelte van de Ziendijk D. Ziendijk (afb. 12: D, E). De datering van de aan- E. Middenweg leg van deze dijkjes aan het einde van de F. De Rijn 12de eeuw0 lijkt bovenstaande hypothese G. Geesterweg H. Recente verstoring (vijver). te bevestigen.

i MTR Bebouwing 1983 o 500

Noodopgraving 1982 73 Een uitgebreid archeologisch onderzoek in A Medieval House Site in Amsterdam, in: het resterende noordoostelijke deel van de Berichten ROB 19, 1969, p. 243. 5 Als noot lb. Zienpolder (afb. 12: C) kan nog belang- (i J. Westenberg, Kennemer dijkgeschiedenis, rijke gegevens opleveren en is zeker aan 1974. Amsterdam-London. te bevelen (IPP, ROB?). Literatuur Noten Bruyn, A., 1962—63. Die Mittelalterliche Kera- * Eerder in Grondspoor 72. mische Industrie in Südlimburg. Berichten 'J"A. Groen, Een grafelijke curtis te Uitgeest?, ROB 12-13, 1962—63, p. 357—459. Westerheem XXX-1-1981, p. 23—30. Es, W. A. van en W. J. H. Verwers, 1980. Exca- lbA. Groen, Benes, archeologisch onderzoek naar vations at Dorestad I, The Harbour: Hoog- een verdwenen Uitgeester buurtschap, Wester- straat I. Nederlandse Oudheden 9. heem XXXI-6-1982, p. 262—275. Renaud, J. G. N., 1976. Middeleeuwse keramiek. 2 Deze overblijfselen kwamen aan het licht AWN-monografie 3. tijdens opgravingen door leden van de AWN- Ziendervaart 10, Zaanstreek en de Vereniging Oud-Uitgeest. 1911 MA UITGEEST 3 O. Opperman, Fontes Egmundenses, 1933, p. 71. Utrecht. 4 H. H. v. Regteren Altena en H. J. Zantkuyl,

Afdelingsnieuws

Afdeling Nijmegen e.o. Datering: midden 1ste eeuw tot eind 2de—begin 3de eeuw. Als altijd weer een zeer verzorgd en uitgebreid Op de Berendonck deed men de laatste vondsten: jaarverslag (1982) van de afdeling Nijmegen. In fragmenten van aardewerk uit de Drakenstein/ 1982 kon de afdeling een werkruimte aan de Laren fase van de Bronstijd. Opmerkelijk was Steenstraat in gebruik nemen. Als eerste kreeg dat men tussen fragmenten Larenkeramiek in een de werkgroep Vroege Middeleeuwen er onder- kuil ook een drietal klokbekerfragmenten aan- dak, daarna komt de werkgroep Prehistorie aan trof. Tijdens de grootscheepse afgravingen deed de beurt. In Grave vormde zich een werkgroep. men nog een aantal interessante vondsten. In De veldactiviteiten leverden weer veel op, met als een diepe sleuf ontdekte men mooi afgewerkte uitschieters de vele vondsten van de werkgroep aardewerkfragmenten, die rijkelijk verschraald middeleeuws Nijmegen. Een metaaldetectorgroep waren met kwartsgruis. Het aardewerk lijkt op boekte eveneens vele successen, en de zand- en een latere ontwikkeling van de Stein/Homberg grindwinning leverde interessant materiaal op. groep. Een datering in de vroege fase van de Vlaardingen-cultuur lijkt daarom gerechtvaardigd. Het verslag van de secretaris bevat mededelingen In een afvalkuil in Malburgen, die aan de hand over het ledenaantal, dat vrij stabiel bleef, de van de keramiek in het midden van de 13de lezingen, de excursies, de vergaderingen en wat eeuw werd gedateerd, vond men tussen de been- er zoal meer tot de gewone gang van zaken in deren van een rund twee messen, enige brokken een afdeling behoort. Dan volgen de meer gede- tufsteen en een laag gebroken plavuizen. Waar- tailleerde verslagen van de groepen. schijnlijk houdt die laatste vondst verband met Een keuze hieruit: de bouw van de parochiekerk, die voor het eerst in 1309 wordt vermeld. De werkgroep vroege Middeleeuwen wil het ge- vonden en onbekende materiaal uit deze tijd en In het uitbreidingsplan „Luneven" in Boxmeer deze streek inventariseren en determineren. kwamen sporen aan het licht die op een neder- De werkgroep middeleeuws Nijmegen deed in zetting uit de Ijzertijd wijzen. Een waterput het laaggelegen stadsdeel vondsten uit de Mero- leverde honderden scherven op, benevens een vingische periode. stuk van een geslepen bijl, een spinklos, maal- In Middelaar werd Romeins materiaal gevonden. steenfragmenten, een fragment van een weef- Op de glooiing van een rivierduin vond men touwgewicht enz. Het geheel wordt in de late fragmenten Romeins bouwpuin en ruwwandig Ijzertijd gedateerd, circa 300—200 v. Chr. aardewerk evenals inheems of IJzertijdaardewerk. Paleolithische vondsten werden bij baggerwerk-

74 zaamheden te Gassel gedaan, artefacten (werk- tintje gehouden worden. Maar voordien wordt tuigen) en botmateriaal van o.a. mammoet en nog een busexcursie naar Limburg gemaakt. De delen van gewei van herten en andere dieren. lezingenserie over de Ijzertijd en de Romeinse Een lid weet met een metaaldetector metalen tijd wordt ook in 1984 voortgezet. voorwerpen op te sporen, die eerder verloren zijn gegaan, zoals bijv. Romeinse munten en vroeg-middeleeuwse munten. Afdeling Den Haag e.o. In de eerste helft van 1982 ontdekten enkele leden te Gassel bij ontgrondingswerkzaamheden Het 2de nummer van „Kwadrant" bevat de ver- een Mesolithisch of vroeg-Neolithisch vuursteen- melding van de „bronzen brief" uit Rome, die in werkplaatsje, met o.a. pijlspitsjes, schrabbertjes, 1970/71 bij een opgraving in Poeldijk gevonden klingetjes, boortjes, stekers, afslagen, kernstuk- werd. Prof. dr. J. E. Bogaers heeft deze brief ken en brokken vuursteen. bestudeerd en de resultaten in de Berichten van Een vluchtig onderzoek naar een vermoedelijke de ROB gepubliceerd. De eigenaren en opgravers kleine boerderij uit het Neolithicum leverde wat van de brief hebben deze nu aan het Rijks- materiaal en paalsporen, afvalkuilen (waarin museum van Oudheden te Leiden geschonken. In mei kon men dit zeldzame stuk in het Cen- Vlaardingen-materiaal) en verschillende vuur- trum voor Streekhistorie te Naaldwijk bekijken. steenvondsten op. Op de Waalsdorpervlakte is men deze zomer een Een onderzoek naar een Neolithisch „graf" liet derde opgraving gestart onder leiding van A. zien, dat dit graf geheel verstoord was, vermoe- Waasdorp. Het was de laatste kans een stuk van delijk door ploegen in de Middeleeuwen. Het de Waalsdorpervlakte in ongeschonden staat te graf bestond uit het benedendeel van een pot. onderzoeken. Het grijsbruine, met kiezelbrokjes gemagerde, bekerachtige aardewerk doet denken aan de tulp- Waarnemingen bij het graven van een kelder bekers van de Michelsbergkultuur. Op 10 cm bij het „Mauritshuis" leverden aanwijzingen op afstand lag een geretoucheerde kling, 7 m verder voor een vroegere doorgang, al kon aanvankelijk een fragment van een geheel gepolijste bijl. niet meer geconstateerd worden, wat er nu pre- Het ligt in de bedoeling over de vondsten en cies vroeger voor een gebouw gelegen had. Ook de fundering van een oude bordestrap kwam te bodemsporen in de heuvelrug langs de Maas bij voorschijn. Aan de uiterste westzijde werden Gessel een gezamenlijke publikatie te laten ver- eveneens sporen van een doorgang gevonden. schijnen. De redactie van Westerheem houdt zich Toen de rest van het voorterrein werd uitgegra- van harte aanbevolen . . . ven, bleek waar al deze doorgangen voor gediend Tenslotte nog een bijdrage van de heer Th. H. hadden: Maurits had zijn tuin aan de overkant Janssen, over zijn vondsten in de vijftiger jaren van de straat, waar nu de gebouwen van de uit een aantal Merovingische graven. Hij be- Tweede Kamer en de Raad van State staan, en schrijft enige wapens, een tweetal saxen, een om daar ongezien te kunnen komen liet hij een lanspunt, een polsbeschermer en een sierpen(?). onderaardse gang metselen. Omdat het peil van Alles bij elkaar is dit jaarverslag weer een goede de vijver plaatselijk korte tijd verlaagd werd, afspiegeling van de vele activiteiten van de afde- vond men o.a. een gaaf 17de-eeuws graapje. ling Nijmegen. In april vonden leden van de afdeling in een weiland bij Rijswijk de resten van een middel- Afdeling Noord Nederland eeuws kasteel. Vermoed wordt dat hier het Dit seizoen houdt de afdeling een serie lezingen kasteel Steenvoorde van Gerard van Leyden lag, en activiteiten rondom het thema „Ontwikkeling die de bouwmeester van de Ridderzaal was. Ver- van de steden, met name in het Noorden van moedelijk is het kasteel tijdens de Hoekse en Nederland". Behalve lezingen maakt men ook Kabeljauwse twisten met de grond gelijk ge- nog onder leiding van de heer Elzinga een ex- maakt. cursie naar Dokkum; een bezoek aan het Gronin- ger museum, waar een tentoonstelling van oude Tenslotte nog de vermelding, dat de archeolo- stadskaarten werd gehouden, is al achter de rug. gisch-geologische kaart van Den Haag op 15 april Bovendien heeft de afdeling een excursie ge- aan de voorzitter van de afdeling werd overhan- maakt naar Heveskesklooster, waar onlangs bij digd. Deze kaart zal een hele steun zijn bij de het zoeken naar resten van het oude verdwenen verdere onderzoeken door de afdeling. klooster een hunebed werd blootgelegd. Afdeling De Nieuwe Maas Afdeling Zuid Salland- De afdeling viert dit jaar haar 25-jarig jubileum. IJsselstreek-Oost Veluwezoom Men wil hieraan toch enige aandacht schenken en verzamelt oude foto's, dia's enz. De jaarverga- In de Hunnepers, het afdelingsorgaan, een inte- dering van de afdeling zal met een feestelijk ressant stukje over de vrouw in de Middeleeu-

75 wen, n.a.v. boeken van R. Pernoud, E. Power eeuwse sloot „een vrijwel geheel geoxydeerde en J. Bourin. schop" geborgen. Achteraf blijkt dit geen schop, De afdeling kreeg de beschikking over een nieuw maar een ijzeren ploeg- of eergetouwschaar te depot Achter de Muren Duimpoort 51. De ruim- zijn. te is door de leden opgeknapt en geschikt ge- Het onderzoek van de vindplaats Uitgeester- maakt voor vergaderingen, werk- en depot- broekpolder (die de afdeling door het IPP is ruimte. toegewezen) blijkt succesvol te zijn. Uit de Op Ter Hunnepe kunnen de laatste opgravingen slootkanten naast de vindplaats werden Romeins- gedaan worden. De loodsen die tot dusver op inheemse scherven geborgen. De maanden okto- het terrein stonden, zijn verdwenen en de oost- ber-november leverde veel belangrijke gegevens vleugel van het klooster kan nu ontgraven wor- op, die gelukkig nauwkeurig werden ingemeten den. en getekend, want begin november reed een Tot slot nog het bericht dat de ROB weer enorme kraan met brede rupsbanden dwars door begonnen is met opgravingen in de binnendstad, de opgraving. De kraan had een sloot verdiept op een braakliggend stuk grond tussen de IJs- en alle bagger over het land gestort. Circa 10 m2 selstraat en Kranensteeg en op het voormalig waren geheel verloren. Gelukkig kon men met fabrieksterrein „De gele Rijder". Men graaft de aannemer tot overeenstemming komen en juist hier, omdat er gewijzigde inzichten zijn om- heeft deze het terrein laten schonen, zover dat trent de ontstaansgeschiedenis van de stad. On- mogelijk was. Men kan nu weer verder. derzoeken door de ROB en AWN, plus een groot aantal vondsten wekken nu de indruk dat de eerste aanzet wellicht een vorm van lintbebou- Afdeling Zuid-Veluwe wing langs de rivier is geweest. Bij de IJssel- en OostGeiderland straat constateerde men dat het bewoningsniveau in de Middeleeuwen aanmerkelijk lager moet zijn Volgens het jaarverslag 1982 was dit een rustig geweest dan na de bedijking van de IJssel. Er jaar. Het weer heeft de gravers ook nogal eens werd een groot aantal beschoeiingen teruggevon- parten gespeeld. Op het terrein van „De nieuwe den, die uit houten paaltjes met vlechtwerk be- Weem" te Groessen werd een onderzoek ver- stonden. De meest opzienbarende vondsten waren richt, waarbij Frankisch-Merovingische potfrag- drie fragmenten van houten schepen uit de 9de, menten en een ruiterspoor gevonden werden. In 10de, en 11de of 12de eeuw: 2 boordfragmenten de gemeente Duiven werd in Welleveld gezocht. en 1 bodemfragment. De zware spanten waren Potfragmenten uit de Ijzertijd, paalsporen, een met houten pennen bevestigd. De scheepsdelen zilveren munt (keizer Gordianus III, midden waren verwerkt in de beschoeiingen. Ze zijn in- 3de eeuw) waren de resultaten. middels overgebracht naar het laboratorium in In Arnhem werd een kort onderzoekje verricht Ketelhaven. in de kelder van een pand aan de Ruiterstraat. In de Bentinckstraat kwam een uitgebreider on- derzoek van de grond. Ook hier had men veel last van de weersomstandigheden, regelmatig Afdeling Zaanstreek e.o. stonden de vlakken onder water. In Grondspoor 72 een uitgebreid verslag van In Aalten en Groenlo werd onderzoek in de een noodopgraving op „De Witte Hoofden", ten oude woonkernen verricht. In december kon men westen van Uitgeest. Zie verder deze aflevering voor de bezoekers van de Museumdag een de- van Westerheem! monstratie geven op het nieuwe adres, de zolder Grondspoor 73 bericht allereerst de redactie- van de dependance van het Gemeentemuseum, wisseling van het blad. Mevr. Tromp-Veter wordt Utrechtseweg 74. De leden zijn nog druk bezig opgevolgd door de heren Walter Menkveld en de ruimte tiptop in orde te maken. De lezingen Kees van Roon. van de afdeling vinden plaats in Oosterbeek, De opgraving van een kleine terpachtige verho- Het Oude Klooster. ging in de Heemskerkerpolder leverde, behalve een goede oefening in landmeten en tekenen, Afdeling Rijnstreek niets op. Er werden geen grondsporen gevonden. Een klein onderzoek op het perceel Zuider- De afdeling is nog druk met de vondstverwerking hoofdstraat 25 te Krommenie leverde sporen op van Leiderdorp en Teylingen. Vooral de vondsten van een bewoning uit de 13de eeuw, reden om van Teylingen worden uitgezocht en gedetermi- zich af te vragen of er toen al lintbebouwing is neerd om deze t.z.t., bij de afsluiting van de geweest? Op circa 1 kilometer afstand werden werkzaamheden daar te kunnen tentoon stel- al eerder bewoningssporen gevonden uit dezelfde len. Een aparte werkgroep houdt zich bezig met tijd. de verwerking van de leervondsten. In 1982 werd uit het restant van een middel- In het voorjaar heeft men een onderzoek inge-

76 steld naar het klooster Leeuwenhorst. Het ter- brug ontdekte men nog een deel van een houten rein lijkt voor een belangrijk deel afgegraven te boot. zijn. Toch vond men minimale resten van funde- Begin 1984 zal getracht worden het geheel vrij ringen. Kleine puinconcentraties kunnen op uit- te leggen en . te tekenen. braaksleuven van muren wijzen. J. Zantinge-van Dijkum In mei werd; op verzoek van de provinciaal archeoloog D. P. Hallewas, een verkenning uit- gevoerd op een terrein te Leiderdorp. In de Afdeling Zeeland loop van de zomer werd in een reeks werkput- ten een laag blootgelegd met materiaal uit de Aan het strand van Domburg kwam in februari Merovingisch-Karolingische tijd. 1984 als gevolg van het stormweer een IJzertijd- Op aanwijzing van de heer Hallewas werd in bewoning vrij, circa 30 m ten noordoosten van november op een terrein in Rijnsaterswoude een de in 1968 aangetroffen bewoning (Westerheem onderzoek ingesteld. De bevindingen moeten nog XVII, nr. 5) en dicht bij de laagwaterlijn. uitgewerkt worden. Bij Teylingen werd bij de Mede hierdoor kon geen gedegen onderzoek brugfundering gegraven en de grachtmuur ont- plaatsvinden. graven. Er kwam bijzonder veel scherfmateriaal Het aardewerk behoort tot het type „kustaarde- te voorschijn, veel steengoed, zoa's Jacobakan- werk" en is, met fragmenten van een rooster, netjes en enkele bijna gave kruiken uit de 13de vrijwel identiek met het materiaal als beschre- eeuw. Ook de aanzet van een overkluizing van ven in Westerheem XVII, nr. 5. de brug werd ontdekt, zodat deze laatste in zijn In het bovenste niveau bevonden zich been- originele vorm kan worden gereconstrueerd. De resten van runderen, schapen/geiten en paarden. grachtmuur bleek zeer onregelmatig van opzet Eén paalfragment kan wijzen op een meer per- te zijn en uit verscheidene delen te bestaan, die manente bewoning. deels zeer ondiep gefundeerd zijn. Een klein deel Nog onduidelijk is de functie van een tweetal van de voet van de ringmuur werd eveneens „matten", 1 cm dik en met een omtrek van ontgraven, gefundeerd op een zandplaat. Er wa- circa 100 x 180 cm, gemaakt van samengeperst ren verschillende maten kloostermoppen gebruikt, stro/riet in de lengterichting. klaarblijkelijk heeft men gebruik gemaakt van Namens de werkgroep, verschillende partijen stenen. In de gracht bij de J. Arentsen

Uit de kranten

Vis-omsingelingen zijn wortelstelsels! ons in maart 1984 mee, dat deze omsingelingen Westerheem 1983, afl. 6, p. 392: natuurlijk gegroeide wortelstelsels zijn van de Els, deze zijn vermoedelijk gegroeid op het ver- In Tubantia van 5 september 1983 wordt mel- ticaal contactvlak tussen twee verschillende sedi- ding gemaakt van tienduizend jaar oude vis- menten. omsingelingen bij Rekken. Dr. W. A. Casparie (BAI, Groningen) deelde De redactie

Literatuurbespreking

Stichting Altena, verslag 1980—1982 Het verslag begint met een duidelijke uiteen- Nadat het veldonderzoek in het kader van de zetting door W. F. Weve over de wijze waarop reeds jaren durende opgraving van het voorma- het bewerken der vondsten, onder leiding van de lige kasteel „Altena", op het terrein van de veldwerkleider E. J. Bult, alsmede de registratie Gist- en Spiritusfabriek te Delft, in 1979 werd en documentatie worden uitgevoerd. Deze uit- afgesloten ', werden in de daarop volgende jaren eenzetting met de bijbehorende afbeeldingen kan het verwerken van de gegevens en de vondst- dan ook goed als voorbeeld dienen hoe derge- bewerking voortgezet. Eind 1983 verscheen hier- lijke werkzaamheden in het algemeen kunnen van het verslag over de jaren 1980—1982. worden opgezet.

77 Een belangrijk deel van het rapport wordt inge- werd hersteld en bewoond. Het jaartal 1572 nomen door het daarop volgende tussentijdse geeft dan ook een caesuur, die een belangrijke rol rapport over de archiejwerkzaamheden tussen speelt bij de interpretatie van de verschillende 1975 en 1981, waarin H. A. Hartwijk de periode fasen van bouw en bewoning, zoals deze ook van circa 1400—1600 en F. G. Meijer de periode blijken uit het archeologisch onderzoek. 1600—1765 behandelen. Ook hier geeft eerst- Het verslag eindigt met een overzicht van het genoemde schrijver een uiteenzetting over de historisch onderzoek betreffende de periode na toegepaste werkwijze, gevolgd door een .overzicht 1600, van de hand van F. G. Meijer, de periode en beoordeling van het bronnenmateriaal en het derhalve waarover wij het beste geïnformeerd toekomstig te verrichten onderzoek. zijn door het archief- en archeologisch onderzoek, Voorlopig verslag van de resultaten van het alsmede door verschillende afbeeldingen van het onderzoek over de periode tot 1600: gebouw. In het laatste verband moge vermeld Over de periode vóór de leenacte van 1435 worden de ontdekking door schrijver van een (waarbij Gerrit Gerritsz, bastaard van Egmond, schilderij van Altena uit ongeveer 1747 door de het huis Altena opdraagt als leen van het Huis Amsterdamse architectuur-schilder Jan ten Com- pe, van welk schilderij thans een schets de om- IJsselstein) zijn slechts enkele vermeldingen be- slag van het verslag siert. kend, maar via secundaire bronnen weet de schrijver hieraan meer reliëf te geven, zij het Het verslag is verkrijgbaar bij de Stichting Alte- onder voorbehoud. na door overmaking van ƒ 6,25 op gironummer Voor wat betreft de omvang van het leengoed 2401154, ten name van penningmeester Stichting en de situering van de percelen, die het leengoed Altena te Rijswijk, onder vermelding „Verslag Altena vormden, wordt een reconstructie gege- 1980/82" of tegen betaling van ƒ4,— af te ven. De situatie duurt voort tot 1594, toen een halen bij het secretariaat W. H. van Leeuwen- gedeelte door vererving werd afgesplitst, welke laan 73 te Delft. afsplitsing enkele jaren later weer ten dele werd Tevens is op overeenkomstige wijze nog ver- hersteld. De situatie bleef daarna tot het eind krijgbaar het verslag over de jaren 1978—1979, van de 18de eeuw ongewijzigd. waarin Epko Bult uitvoerig verslag geeft over Hierop volgt een uitvoerige schets van het ge- het archeologisch onderzoek en de resultaten bruik van het land en de bewoning van het daarvan; zie ook Westerheem XXIX-5-1980, p. huis, alsmede van de bewoners in hun relatie 367), met dien verstande dat het girobedrag tot het huis, waarbij achtereenvolgens genoemd daarvoor dan ƒ 8,25 bedraagt onder vermelding worden: de families Van Egmond, (van Zuilen) van „Verslag 1978/79" en af te halen ƒ 4,—. van Nijevelt en Van Almonde. Een belangrijk jaartal in de geschiedenis van het J. H. van Overbeek huis Altena blijft 1572 (toen het in verband met Noot de oorlog tegen de Spanjaarden onbewoonbaar werd gemaakt, teneinde te voorkomen dat de 1 Het onderzoek werd verricht door leden van Spanjaarden zich er in zouden nestelen voor een de AWN-afdeling Den Haag e.o. en de Stich- beleg van Delft), waarna het pas weer rond 1612 ting Altena.

Literatuursignalement

Van het Westfalisches Museum für Archaologie de publikatie „Menschen des frühen Mittelalters te Munster ontvangt de AWN al sinds jaar en im Spiegel der Anthropologie und Medizin" dag op uitwisselingsbasis interessante publikaties, (Stuttgart, 1983; 103 blz.), die dienst doet als niet alleen de royaal uitgegeven „Bodenalter- catalogus bij een reizende tentoonstelling. tümer Westfalens", maar ook tentoonstellings- catalogi, monografieën van beperkte omvang en Vervolgens drie instructieve monografietjes in de de ... Neujahrsgruss. De jongste aanwinsten reeks „Frühe Burgen in Westfalen": 1. Die Hü- worden gevormd door de vorstelijk ogende Band nenburg bei Meschede. 2. Borbergs Kirchhof bei 21 van de „Bodenalterrümer": H. Knöll. Die Brilon. 3. Die Bruchhauser Steine bei Olsberg. Megalithgraber von Lengerich-Wechte (Kreis En tenslotte onder de titel „Neujahrsgruss 1984" Steinfurt), een voor kenners en liefhebbers van een 80 blz. tellend jaaroverzicht van hetgeen 1983 de TRB-cultuur interessante studie. Bijzonder de aan vondsten en vindplaatsen, aan onderzoekin- moeite waard is ook een door het Württember- gen, exposities en andere activiteiten heeft ge- gisches Landesmuseum te Stuttgart samengestel- bracht. Een voorbeeldig „vrienden"geschenk.

78 De ROB is nog steeds stug bezig de in de loop nis at Nijmegen, with a contribution by J. H. F. der jaren ontstane publikatie-achterstand weg te Bloemers (65 blz.); H. Kars, Early-Medieval werken. Dit jaar (1983) rolden twee afleverin- Dofestad, an archaeopetrological study, I. Ge- gen van de „Berichten" van de pers: jaargang neral introduction — The tephrite querns (31 30 (1980) en jaargang 32 (1982). Jaargang 31 blz.). Jaargang 32 is bescheidener van omvang. is nog in bewerking. In de zeer omvangrijke De hoofdmoot wordt gevormd door een studie jaargang 30 bestaat een goed evenwicht tussen van J. A. Voss, getiteld: „A study of Western een aantal korte bijdragen, variërend van 4 tot TRB social organization" (95 blz.). Verder een ruim 20 blz., en een aantal studies van groter bijdrage van D. F. Bosscha Erdbrink, getiteld: omvang. Zeer uiteenlopende onderwerpen, in „Red deer keratic artefacts in Dutch collections" de tijd gespreid van Mesolithicum tot late Mid- (37 blz.) en twee nieuwe afleveringen in de deleeuwen, komen aan bod. Een greep: T. Dou- eerder vermelde reeks „Early-Medieval Dorestad, glas Price, The Mesolithic of the Drents Plateau an archaeo-petrological study": II. The weights (55 blz.); A. D. Verlinde, Die Graber und Grab- and the well-petrology and provenance of the funde der spaten Bronzezeit und frühen Eisen- tuff artefacts; en III. A trachyte mortar, the zeit in Overijssel, III (105 blz.); N. Roymans soapstone finds and the tuyères (tezamen 36 blz). en W. van der Sanden, Celtic coins from the Voor degenen die de Engelse en de Duitse taal Netherlands and their archaeological context (83 beheersen is er veel wetenswaardigs in beide blz.); C. Isings, Glass from the Canabae Legio- afleveringen te vinden. P. Stuurman

Najaarsexcursie Noord-Brabant Zaterdag 22 september 1983 Evenals de afgelopen jaren zal de najaarsexcursie weer plaatsvinden in het zuiden van het land, en wel op zaterdag 22 september. De bezienswaardige hoofdstad, 's-Hertogenbosch, zal verkend worden door middel van een stadswandeling onder leiding van deskundigen op het gebied van de stedelijke archeologie en bouwhistorie. Vooraf kunt u zich oriënteren aan de hand van de recentelijk uitgekomen bundel „Van Bos tot Stad — opgravingen in 's-Hertogenbosch" (zie Westerheem 1984, p. 35), die ook tijdens de excursie verkrijgbaar zal zijn. Het andere excursiepunt bevindt zich in Eindhoven, waarheen de deelnemers per touringcar vervoerd zullen worden. Daar bevindt zich een terrein waar door de Stichting Prehistorisch Huis het verleden nieuw leven ingeblazen wordt, door het reconstrueren van enkele boerenbedrijven uit de Ijzertijd en de Romeinse tijd. Als basis dienen plattegronden uit de vindplaats Oss-Ussen. Het project is bedoeld om de hedendaagse mens vertrouwd te maken met de levensomstandigheden in het verleden, ook door de mogelijkheid hier enkele dagen door te brengen. De initiatief- nemers van het project zullen een toelichting geven op de totstandkoming van het geheel. Aan deze excursie kan door maximaal 100 AWN-leden worden deelgenomen. Aan- melding kan tot 15 juli plaatsvinden bij P. W. van den Broeke, Oude Vest 223-H, 2312 XZ Leiden. Daarna ontvangen degenen die zich aangemeld hebben persoonlijk verdere details. De kosten zullen ƒ 30,— bedragen. Voor degenen die met de trein naar 's-Hertogenbosch denken te reizen (s.v.p. opgeven bij aanmelding) is een reductiebon beschikbaar waarmee de NS 20 % korting op het treinkaartje geeft.

79 Tentoonstellingsnieuws

Arnhem, 5 mei—1 juli 1984 lands Openluchtmuseum te Arnhem. Op een (Bezoekerscentrum „de Watermolen", Gemeente- veldje tegenover de Brabantse boerderij uit Bu- museum en Burgers dierenpark) del, naast de bakkerij uit Ulvenhout, gaat hij verschillende soorten ovens bouwen, die opge- De Ijstijden stookt worden om aardewerken gebruiksvoor- Op zaterdag 5 mei 1984 is in Arnhem een uniek werpen en bakstenen te bakken. evenement van start gegaan. Uniek omdat hier De presentatie duurt tot september en zal op in een samenwerkingsverband, dat op zich al foto en film worden vastgelegd. nieuw is in Nederland, voor het eerst vanuit ver- Openingstijden en toegangsprijzen: schillende invalshoeken aandacht wordt besteed 1 april tot 1 november, di t/m vr en zo: 10—17 aan het thema de ijstijden. In het nog nieuwe uur; ma en za: 12—17 uur, kassa en. restaurant en eerste stedelijke bezoekerscentrum „De Wa- v.a. 11 uur. Op Koninginnedag 30 april is het termolen Arnhem" wordt de in historische tijd museum gesloten. Volwassenen ƒ5,—; kinderen ontstane bewoning van deze stad geprojecteerd tot 18 jaar, 65+ ƒ3,—; groepen v.a. 35 perso- tegen de achtergrond van het tijdens de twee nen ƒ4,—; gezinskaart ƒ11,—. laatste ijstijden gevormde landschap. Ook wordt men hier nieuwsgierig gemaakt voor wat de an- dere twee participanten in het evenement, het Essen, Villa Hügel; tot 30 juni: Gemeentemuseum Arnhem en Burgers Dieren- Veru durch die Jahrtausende; Kunst und Kul- park, twee maanden lang te bieden hebben. tur im Lande der Inka In het Gemeentemuseum kunnen de bezoekers een tentoonstelling bezichtigen, die een goed beeld geeft van de ijstijden, de flora en fauna en Hannover, Kestner Museum, Trammplatz 3; 10 de menselijke nalatenschap uit die barre perio- mei—5 augustus: den. In Burgers Dierenpark tenslotte is een route Osiris, Kreuz und Halbmond, 5000 ]ahre Kunst uitgezet langs dieren die hier tijdens de laatste in Aegypten ijstijd leefden terwijl in een expositie een en M ander is te zien van het natuurlijke milieu waarin Douai, Musée de la Chartreuse; 18 april—18 deze dieren tegenwoordig verkeren. juni: Dat dit evenement in Arnhem plaatsvindt is Le Nord de la France de Tbéodose d Charles zeker niet verwonderlijk. De hele noordelijke Martel helft van de stad ligt op heuvels en andere ter- rein vormen die door het landijs uit de voorlaatste ijstijd en door de stofstormen in de laatste ijstijd Perpignan, Palais des Rois de Majorque; 1 mei— gemodelleerd werden. Uit de zandzuigputten eind juli: langs de Rijn komen regelmatig beenderen van Origine et êvolution de l'homme reeds uitgestorven dieren, zoals de mammoet en wolharige neushoorn, en nog bestaande andere soorten, welke hier in de laatste ijstijden leefden, Monnickendam, Archeologische tentoonstelling in de Grote Kerk; 30 juni tot 2 september: tevoorschijn. De afgelopen jaren zijn ook zeer Bleekgroen en drassig. Het ontstaan van Water- oude menselijke werktuigen in de omliggende land heuvelruggen gevonden; een aantal ervan dateert Openingstijden: ma t/m za: 10—16 uur, zo: van voor de landijsbedekking, zo'n 180.000 jaar geleden. Redenen genoeg om in Arnhem op grote 14—16.30 uur. Toegang gratis. schaal aandacht aan de Ijstijden te besteden. * Oss, Jan Cunencentrum, Molenstraat 65; t/m R. Borman 3 juni en na 1 oktober: Gemeentemuseum Van mammoet tot middeleeuwer Arnhem Openingstijden: di t/m vr: 10—17 uur, za en zo: 14—17 uur, do.avond: 19—21 uur.

Arnhem, Nederlands Openluchtmuseum Wijchen, Oudheidkundig Museum Frans Bloe- Unieke presentatie van keramische productie- men, Koetshuis naast het Kasteel-Raadhuis. processen Het museum is te bezichtigen op zaterdagen 2 Beroepsarcheoloog drs. R. van Zijll de Jong uit juni, 7 juli, 4 augustus en 1 september van Nijmegen start in april een project in het Neder- 13.30—17.30 uur.

80 Adressenlijst hoofdbestuur en afdelingssecretariaten van de archeologische werkgemeenschap voor Nederland

Hoofdbestuur: 5. Amsterdam en omstreken: G. Haak, Alg. Voorzitter: L. Molhuysen, Uilenstede 55, 1183 AB Amstelveen, 020- Louise de Colignystraat 39, 2595 SL Den 450490. Haag, (bij uitzondering) tel. 070-859719; 6. Rijnstreek: W. Dorsman, De Laat de Kan- overdag tel. 070-657955; terstraat 29, 2313 JS Leiden, 071-144671. Vice-voorzitter: Mr. H. J. Moltmaker 7. Den Haag en omstreken: L. van der Valk, Kleine Raamstraat 19, 9711 CG Gronin- Soestdijksekade 790, 2574 ED Den Haag, gen, tel. 050-140777, overdag 05920-14841. 070-802546. Alg. secretaris: P. W. van der Zwaai, 8. Helinium (Vlaardingen): Mr. W. P. M. Postbus 3088, 3130 CB Vlaardingen; Kerk! aan, tel. 010-743049; Postbus 2143, 3130 BC Vlaardingen, Alg. Penningmeester: N. L. van Dinther, 010-343630. Postbus 714, 3170 AA Poortugaal, tel. 9. De nieuwe Maas (Rotterdam e.o.): J. de 01890-7451; Baan, Voorstraat 38, 3201 BB Spijkenisse, Hoofdredacteur: C. A. Kalee, 01880-12006. Archeologisch Instituut, Trans 14, 3512 10. Zeeland: Mevr. L. C. J. Goldschmitz-Wie- JK Utrecht, tel. 030-392018 of 392010; linga, Bestuursleden: Verdilaan 35, 4384 LB Vlissingen, 01184 Drs. P. W. van den Broeke (vakarcheo- 70058. loog), Oude Vest 223H, 2312 XZ Leiden, 11. Lek en Merwestreek: R. Hovingh, Dorps- tel. 071-125158, overdag 071-148333, tst. straat 62, 2959 AH Streefkerk, 01848- 2388; 1019. Dr. W. J. de Boone (publikaties), 12. Utrecht en omstreken: Tj. Pot, Lage Boeschoterweg 16, 3886 PS Garde- Tolsteegplantsoen 35, 3523 AL Utrecht, ren, tel. 05776-1329; 030-516351. Mevr. E. du Maine-Reintjes (afdelingen en 13. Naerdincklant (Hilversum e.o.): regio's), Mevr. L. van Duyn-Franken, M. Philips- Mevr. N. C. J. J. Ladiges (educatie), laan 16, 1403 GL Bussum, 02159-13686. Rapenburgerplein 13, 1011 VC Amster- 14. Vallei en Eemland (Amersfoort e.o.): P. dam, tel. 020-251956; Molenaar, Ereleden: H. J. Calkoen f (Ere-voorz.), Regentesselaan 18, 3818 HJ Amersfoort, Prof. Dr. Ir. E. H. P. Cordfunke, H. J. 033-19871. van Rijn, P. Stuurman. 15. West- en Midden-Betuwe en Bommeler- Administrateur: H. Schoorl, waard: Mevr. S. H. Bakker, Postbus 100, 2180 AC Hillegom (Van de De Hennepe 313, 4003 BC Tiel, Endelaan 90), tel. 02520-16482. 03440-19101 Knipselarchief: Mevr. H. Goudappel, 16. Nijmegen en omstreken: M. E. P. Ritzer, Dominicanenstraat 20, 6521 KD Nijmegen, Herman Gorterplaats 199, 2902 TE Ca- 080-235808. pelle a/d IJssel, tel. 010-506816. 17. Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland: Mevr. Secretariaten Afdelingen: T. v. Wijk-Brouwer, Schuurhoven 19, 1. Noord-Nederland: Mevr. G. J. Koopmans- 6721 SM Bennekom, 08389-5418. Vermeer, 18. Zuid-Salland - IJsselstreek - Oost-Veluwe- Noordereind 22, 9265 LM Suawoude. zoom: J. de Vries, Vossebeltweg 33, 2. Noord-Holland Noord: W. v. d. Wal, Nij- 7431 AS Diepenveen, 05709-1996. verheidstraat 20, 1741 EL Schagen, 02240- 19. Twente: A. H. Bracht, 96721. Postbus 789, 7550 AT Hengelo, 074- 3. Zaanstreek en omstreken: Mevr. A. Tromp- 774690. Veeter, 20. IJsseldelta-Vechtstreek: Mevrouw E. M. T. Slagterstraat 15, 1551 CG Westzaan, Koerselman, 075-283814. Palestrinalaan 10, 8031 VP Zwolle, 4. Kennemerland (Haarlem e.o.): Mevr. M. de 038-228379. Jong-Groot, 23. IJsselmeerpolders: Mevr. W. Riem-Philippi, Jan Bontelaan 11, 2015 EH Haarlem, Archipel 42—29, 8224 HT Lelystad, 023-245132. 03200-47715. Prof. dr. L. de Blois, Prof. dr. Joh. S. Boersma e.a. De Romeinse wereld Leven en werken in het Romeinse Rijk in het begin van onze jaartelling. Dit met honderden illustraties in kleur en zwart-wit rijk uitgevoerde boek is bedoeld voor een brede kring van geïnteresseerden in de cultuurgeschiedenis van de Romeinen. De verschillende hoofdstukken behandelen allerlei aspecten van leven en werken in het Romeinse Rijk: huizen, steden, gezinsleven, godsdienst, opvoeding, arbeid, handel en scheepvaart, enz. Niet alleen Rome - het centrum - krijgt aandacht, maar ook de provincies worden apart behandeld. Al met al is een uniek standaardwerk ontstaan over de Romeinse beschaving waaraan ook onze moderne wereld haar grondvesten te danken heeft.

Formaat: 22x30 cm. Omvang: 240 pag. met talrijke illustraties in kleur en zwart-wit. Gebonden. Prijs ƒ 39,-. ISBN 90 6255 182 3 / UGI 520.

G.P.F, van den Boorn Oud Iran Pre-Islamitische kunst en voorwerpen in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Dit boek geeft een archeologische impressie van Iran's rijke verleden tot aan de komst van de Islam. De unieke schoonheid en vormvariatie van de voorwerpen komt prachtig tot zijn recht in de enige grote verzameling in Nederland.

Formaat: 20x25,5 cm. Geïllustreerd met 200 foto's in kleur en zwart-wit. Omvang: 132 pagina's. Ingenaaid. Prijs: ƒ 27,50. ISBN 90 6255 163 7 / UGI 520.

Ingrid W.L. Moerman en LEVEN IN MINIATUUR J.TH.A. Peskens Leven in miniatuur Bavelaar's kijkkastjes. Kleine diorama's in been of hout gesneden: het werk van drie generaties Bavelaar in het begin van de vorige eeuw. Een allereerste overzicht van deze markante vorm van kunst op de vierkante millimeter.

Formaat: 21 x 29 cm. Geïllustreerd met 150 foto's in kleur en zwart-wit. Omvang: 132 pagina's. Ingenaaid. Prijs: ƒ 24,50. ISBN 90 6255 162 9 / UGI 520.

Archeologische monumenten in Nederland 9. J.T.J. Jamar: Heerlen, de Romeinse thermen 36 blz. ƒ 5,-.

10. P.J.R. Modderman: Ermelo, grafheuvels op de heide. 32 blz. ƒ V- Ook eerdere deeltjes verkrijgbaar.

Verkrijgbaar in de boekhandel Uitgaven van

Zutphen, Postbus 188, telefoon 05759-3141 XXXIII-3-1984

AWN Redactie Inhoud

Hoofdredacteur: P. Stuart C. A. Kalee Kabouterarcheologie 81 Redacteuren: Nico Arts Mevr. H. Goudappel Nederzettingssporen uit het laat- Tj. Pot Neolithicum en de vroege Bronstijd G. F. thoe Schwartzenberg te Kessel-Donk, provincie Limburg 82 O. J. Wttewaall Mevr. J. Zantinge-van Dijkum C. Isings Geldtransport voor Mercurius 99 Redactieraad: Dr. W. J. de Boone G. M. E. C. van Boekei Prof. Dr. H. Brunsting Provinciaal-Romeinse terracotta- H. L. de Groot beeldjes in Noordwest-Europa 103 Drs. A. Peddemors V. T. van Vilsteren T. Buijtendorp en W. J. ]ung Nieuw onderzoek naar Forum Ha- Adviseur: driani 116 R. J. Demarée Algemeen Secretariaat A.W.N.: E. Nijhof Postbus 3088, 3130 CB Vlaardingen Een 15de-eeuwse beerkuil te De- venter 125 Administratie A.W.N.: 2180 AC, Hillegom Literatuurbespreking 134 Contributie: Tentoonstellingsnieuws 136 ƒ 48,— per kalenderjaar te storten op girorekening 577808 Lezingen 136 t.n.v. Penningmeester A.W.N, te Poortugaal Opzegging lidmaatschap: vóór 1 december Bijdragen (artikelen, boekbesprekingen enz.) zenden aan: C. A. Kalee, Archeologisch Instituut, Trans 14, 3512 JK Utrecht Alle overige correspondentie: Administratie A.W.N., Postbus 100, Hillegom

Romeins bronzen bokje uit de Meern (zie blz. 99 e.v.) ISSN 0166-4301 Westerheem tweemaandelijks orgaan van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN)

Jaargang XXXIII, no. 3, mei/juni 1984

Kabouterarcheologie

In het archief van het Rijksmuseum van geschikte steen ben, deerlijk is mislukt, Oudheden te Leiden bevindt zich een de „kabouter" is een beekje (!) 't welk brief, gedateerd 21 april 1901, van J. Mas- ik in mijn tuin heb staan, en vooraan die dorp, Verdronken Oord 46 te Alkmaar, steenhoop heb ik een hartsvanger of al- aan de toenmalige directeur W. Pleyte: thans een groot Mes, dat ook daar is op- „WelEd. heer, Ingesloten heb ik de eer gegraven, gezet, aan dit voorwerp is wei- u toe te zenden een fotografi (!) welke nig belangrijks daar het lemmet natuurlijk ik nam van een potje (urn?) alhier bij door roest bijna totaal is vernield en het het verleggen van een buis voor de water- handvat, dat van been is, toen het droog leiding opgegraven. Om een weinig poëzie werd aan stukken ineen viel". aan de pot te geven heb (ik) getracht een Na een beschrijving van de pot oppert de voorstelling van een hunebed te geven, briefschrijver dat het „Saksisch aardewerk 't welk mij, door dat ik niet in bezit van uit de vijfde eeuw (zoude) moeten zijn". Pleyte antwoordt twee dagen later: „Hoog- geachte Heer, Ik dank U zeer voor de toezending van de photographie (!) die inderdaad alleraardigst is. Uit den vorm te oordeelen van den pot zou ik denken dat hij uit de 12e eeuw is." Een idee om vondstmeldingen in Wester- heem een weinig poëzie te gevent P. Stuart Rapenburg 28 2311 EW LEIDEN

81 Nederzettingssporen uit het laat-Neolithicum en de vroege Bronstijd te Kessel-Donk, provincie Limburg

Nico Arts

Inleiding wees er reeds op dat er in geen enkel De laatneolithische bewoning van de Zuid- geval zekerheid bestaat over de culturele nederlandse dekzandgronden is een nog en chronologische samenhang van dergelij- nauwelijks onderzocht terrein. De meeste ke groepen oppervlaktevondsten, ofschoon kennis die we hebben van deze periode het regelmatig voorkomen van dezelfde danken we aan het onderzoek van enkele vondstcategorieën hier wel op zou kunnen grafheuvels (Beex 1957, Beex en Roosens wijzen. 1962, Van Giffen 1949, Groenman-Van Het onderzoek naar laatneolithische neder- Waateringe en Van der Waals 1961, zettingen kent nog een tweede probleem. Hulst, Lanting en Van der Waals 1973, De tot dusver opgegraven nederzettings- Lanting en Van der Waals 1974, Ver- terreinen, zoals Haps en Meerlo, hebben wers 1964). weliswaar een groot aantal grondsporen In de laatste decennia zijn complexen opgeleverd, maar hier valt geen structuur oppervlaktevondsten bekend geworden, in te herkennen. Zodoende is er hier nog die waarschijnlijk met nederzettingen in niets bekend over bijvoorbeeld huisplatte- verband gebracht kunnen worden. Enkele gronden (cf. Louwe Kooijmans 1980, van deze vondstcomplexen zijn opgegraven 93—94). Tot dusver leverden de Zuid- (Verlinde 1971, Verwers 1972). Het nederlandse opgegraven nederzettings- onderzoek van dergelijke nederzettings- complexen eigenlijk niet veel meer infor- complexen is van groot belang voor de matie op dan de door oppervlaktevondsten problematiek van de overgang van het bekende nederzettingscomplexen. laat-Neolithicum naar de vroege Brons- Enkele van de hierboven genoemde vondst- tijd. De continuïteit die in het grafritueel complexen werden verzameld rond het lijkt te bestaan (Lanting en Van der gehucht Donk in de Middenlimburgse Waals 1976) lijkt ook voor nederzettings- gemeente Kessel (afb. 1). Het materiaal complexen op te gaan (cf. Lanting 1973). werd bijeengebracht door landbouwer Vondsten van wikkeldraadaardewerk lijken Pierre Hanssen en zijn zoon Huub tussen in dit verband een bijzondere plaats in te circa 1950 en 1977. De vindplaatsen nemen. liggen bijna alle op akkers die het eigen- Dat ook de Midden- en Noordlimburgse dom zijn van de heer Hanssen sr. Behalve en de aangrenzende Noordbrabantse dek- vondsten uit het laat-Neolithicum en de zandgronden een plaats kunnen gaan in- vroege Bronstijd werden ook aarde werk- nemen in dit onderzoeksveld, valt op te scherven verzameld uit de latere prehistorie maken uit een aantal aan de oppervlakte en de Romeinse tijd, alsmede een midden- verzamelde vondstcomplexen van stenen paleolithische vuurstenen afslag (Stapert artefacten en laatneolithisch aardewerk. 1980). Bij het interpreteren van dergelijke vondst- Pierre en Huub Hanssen zijn niet de complexen is echter wel enige voorzich- enigen die archeologisch materiaal verza- tigheid geboden. Slofstra (1975, 67—68) melden rond Kessel-Donk -1. In dit artikel

82 De tweede vindplaats ligt op een akker langs de Keizersbaan (afb. 2, nr. 2). Hier werd een aantal artefacten verzameld, waaronder een klein bijltje (afb. 11, nr. 1), een biconische steen en een fragment van een tweezijdig gebruikte slijpsteen (afb. 12, nrs. 1 en 5). De derde vindplaats, een akker langs de Broekerweg (afb. 2, nr. 3), leverde slechts één vondst op. Het is een frag- ment van een vuurstenen bijl, die werd gevonden in 1976 '(afb. 11, nr. 2). Ook de vierde vindplaats, in de Bosch- heide te B arlo, gemeente Maasbree, lever- de slechts één vondst op. Het betreft hier een grote vrijwel complete maalsteen. Deze maalsteen werd gevonden aan de rand van een bospad tussen recent bak- steenpuin. Hoogstwaarschijnlijk is de lig- 1. De ligging van Kessel. ging van deze maalsteen daarom secun- dair. De vindplaats ligt slechts enkele worden alleen de vondsten uit het laat- meters van de grens van de gemeente Neolithicum en de vroege Bronstijd uit Kessel (afb. 2, nr. 4). de verzameling Hanssen beschreven. Ook de vijfde vindplaats ligt tegen de grens van de gemeente Kessel in de ge- De vindplaatsen meente Maasbree. Deze bestaat uit een driehoekige akker, de Cavalerie genaamd, Het door Pierre en Huub Hanssen ver- waarvan enkele vuurstenen artefacten af- zamelde materiaal is afkomstig van een komstig zijn. Tot deze artefacten behoort vijftal vindplaatsen (afb. 2). Twee daar- een fraaie dubbele ruimer (afb. 9, nr. 2). van leverden ieder slechts één vondst op, Deze vijf vindplaatsen zijn gelegen op de terwijl op de andere drie vindplaatsen zuidelijke helling van de dekzandrug langs vooral vuurstenen artefacten verzameld de westelijke oever van de Maas. Plaatse- werden. Helaas zijn de vondsten niet alle lijk reikt deze dekzandrug hier tot een per vindplaats bewaard, zodat er soms hoogte van 38 meter boven NAP. De problemen ontstaan bij het lokaliseren van vindplaatsen liggen alle op een hoogte individuele vondsten. Van sommige voor- tussen 27,5 en 30 meter boven NAP. werpen, met name van de aardewerk- Ongeveer 2,5 km ten zuiden van de vind- scherven en enkele vuursteenvondsten, is plaatsen stroomt de Maas. echter nog bekend waar ze vandaan komen. Veruit het meeste materiaal is afkomstig van een akker, genaamd het Spooke- Aardewerk straatje (afb. 2, nr. 1). De vondsten wer- Er werden ruim 150 aardewerkscherven den verzameld op een zandige verhoging verzameld. Hiervan zijn 18 scherven te in de akker. Volgens Pierre Hanssen is dateren in het laat-Neolithicum en in de deze akker pas recent ontgonnen, en be- vroege Bronstijd. De overige fragmenten stond vóór de ontginning uit heide. Ver- kunnen in de latere prehistorie gedateerd moedelijk zijn alle aardewerkscherven van worden, alsmede in de Romeinse tijd. het Spookestraatje afkomstig, evenals het De 18 scherven uit het laat-Neolithicum overgrote deel van de overige vondsten. en de vroege Bronstijd zijn afkomstig van

83 2. Ligging van de vindplaatsen te Kessel-Bonk op een vereenvoudigde hoogtekaart. De hoogten zijn uitgedrukt in meters + NAP. Schaal 1 : 25.000.

1: bet Spookestraatje, 2: de Keizersbaan, 3: de Broekerweg, 4: de Boschheide, 5: de Cavalerie.

84 AOO-bekers, klokbekers, potbekers, aarde- regelmatigheden in de indrukken wijzen werk met wikkeldraadversiering en van hierop (afb. 5). Ook Modderman (1955, Hilversumaardewerk. ; , 36) wees op het bestaan van dergelijke Enkele wandfragmenten behoren toe aan herhaaldelijk voorkomende onregelmatig- AOO-bekers („All-Over-Órnamented"- heden. Wellicht wijst dit verschijnsel op bekers). Dit zijn in afb. 3 de nrs. 8 en 9 een herhaald gebruik van hetzelfde stukje, en mogelijk ook de nrs. 4 en 7. Deze vier touw voor het maken van deze indrukken. scherven zijn versierd met • horizontaal De nummers 3 en 5 zijn lichtelijk met geordende reeksen van touw- en spatel- kwartskorrels gemagerd. Geen van de indrukken: Waarschijnlijk is er .hier'Sprake scherven vertoont versiering aan de bin- van twee verschillende potten (resp. nrs. nenkant. 4 en 7, en 8 en 9). Deze scherven kun- Het randfragment van de Hilversumpot nen ingedeeld worden onder type 2IIb (afb. 4, nr. 6) heeft enkele karakteris- van de AOO-bekers (Lanting en Van der tieke kenmerken van het Hilversumaarde- Waals 1976, 4). werk. Het vertoont krimpscheurtjes aan Twee rand- en vier wandscherven zijn het oppervlak en is met soms vrij grote fragmenten van klokbekers. De versierin- kwartskorrels gemagerd. De afgeplatte gen hierop zijn rijk en gevarieerd. Deze rand is met wikkeldraadindrukken • ver- versieringen zijn horizontaal geordend, en sierd. Deze zijn in een hoek van 45° dwars bestaan uit banden die opgevuld kunnen op de rand aangebracht. Bij de Hilversum- zijn met verticale arcering, kruisarcering pot van Budel is een dergelijke versiering of met zigzaglijnen. De nummers 1, 3, 6 over de hele rand aangebracht, aan één en 10 (afb. 3) behoren toe aan zoge- onafgebroken stuk en concentrisch met de naamde Veluwse klokbekers (type 2If). rand (Glasbergen 1962). De scherf is van Hiervan zijn de nummers 1 en 3 randfrag- een dikwandige pot, op de dikste plaats menten. De twee andere klokbekerfrag- is deze scherf 14 mm dik. Op de foto menten (afb. 3, nrs. 2 en 5) behoren tot (afb. 4, nr. 6) is de magering met kwarts- vroegere typen (resp. 2Id en 2Ie). korrels duidelijk te zien. De Hilversum- De drie wandfragmenten van potbekers pot van Vorstenbosch is zelfs met 20 % (afb. 3, nr. 11 en afb. 4, nrs. 1 en 2) zijn van het volume gemagerd met grof kwarts- versierd met horizontaal geordende reek- gruis (Modderman 1959). sen nagelindrukken. Vermoedelijk zijn de eerste twee scherven afkomstig van één Vuurstenen artefacten 2 pot. De verzamelde vuurstenen artefacten ver- Van de vier wandfragmenten met wikkel- tonen een rijk en gevarieerd beeld. Uitge- draadversiering (afb. 4, nrs. 3, 4, 5 en 7) zonderd de eerder genoemde middenpaleo- zijn er twee slechts gedeeltelijk versierd. lithische afslag dienen de artefacten geda- Ook bij deze vier scherven lijkt de ver- teerd te worden in het laat-Neolithicum siering in horizontale lijnen geordend te en in de vroege Bronstijd. Het is echter zijn. Bij drie scherven zijn de indrukken niet uitgesloten dat sommige artefacten in enggewonden. Enggewonden wikkeldraad het midden-Neolithicum gedateerd kunnen behoort vermoedelijk tot het vroegste type worden (cf. Van Haaren en Modderman van wikkeldraadaardewerk (Lanting 1969, 1973). Er werden geen laatpaleolithische 201). Alleen bij nr. 3 van afb. 4 is de of mesolithische artefacten verzameld. Bij kern van de touwindruk zichtbaar, en deze dergelijke vondstcomplexen komen deze indruk kan daarom wijdgewonden genoemd vaak wèl voor. worden. De indrukken op deze scherf De kleur van de vuursteen is meestal di- lijken in een bepaald patroon voor te verse tinten grijs, soms met donkere en komen, de herhaaldelijk voorkomende on- lichte vlekken. Sommige artefacten zijn

85 3. Aardewerk, vermoedelijk alles van Bet Spookestraatje (vindplaats 1). Schaal 1:1. Het zijn scherven van AOO-bekers (nrs. 8 en 9, en mogelijk ook nrs. 4 en 7), scherven van klok- bekers (nrs. 1, 2, 3, 5, 6 en 10) en van een potbeker (nr. 11).

86 4. Aardewerk, vermoedelijk alles van bet Spookestraatje (vindplaats 1). Schaal 1:1. ' Het zijn scherven van potbekers (nrs. 1 en 2), van wikkeldraadaardewerk (nrs. 3, 4, 5 en 7) en van Hilversumaardewerk (nr. 6). '

87; spits (Hinz 1974, 203). Gesteelde spitsen < I f [\ (I (I« (afb. 6, nr. 7) komen vaak voor met standvoetbekeraardewerk (o.a. Lanting en Van der Waals 1976, 69). Tot de 54 eindschrabbers behoort één dubbele eindschrabber, die vervaardigd is van een bijlafslag (afb. 9, nr. 4), evenals een andere eindschrabber (afb. 10, nr. 3). Verder werden er zeven zijdeschrabbers verzameld. 5. Indrukken van een wikkeldraad op scherf De verzameling vuurstenen artefacten is nr. 3 van afb. 4. De zwart gekleurde delen vertonen dezelfde onregelmatigheden. Schaal rijk voorzien van messen (totaal 35), 1:1. onder te verdelen in 1*4 klingmessen (afb. 7, nr. 3, afb. 8, nrs. 1 en 2, afb. 9, nr. 1 vervaardigd uit een fijnkorrelig, ietwat en afb. 10, nr. 4), en 21 afslagmessen transparant en donker type vuursteen (afb. (afb. 9, nr. 3). 6, nr. 1 en afb. 9, nr. 2). Vooral de zoge- Er werden acht toppen van geretoucheer- naamde klokbekerspitsen zijn vaak van de klingen met een spitse punt verzameld dit type vuursteen gemaakt. De vuursteen (afb. 10, nr. 1). Dergelijke spitsgeretou- is vermoedelijk vooral afkomstig van langs cheerde klingen zijn ook bekend van de Maas verzamelde rolstenen en uit de laatneolithische nederzettingsterreinen te Zuidlimburgse kalkafzettingen. Enkele Hilvarenbeek (Beex 1966, 111, nr. 5; artefacten vertonen de typische blauw- en Leenhouwers en Peeters 1973, 27, nr. 2) lichtgrijze, gebande structuren van Rijck- en te Geldrop (Beex 1969, 59, nr. 4). holtvuursteen (afb. 8, nrs. 1 en 4). De resterende vuurstenen werktuigen be- In totaal zijn er 211 artefacten geretou- staan uit boren (totaal 6), een ruimer cheerd of gepolijst. Tot deze 211 werk- (afb. 9, nr. 2) en twee gepolijste bijlen, tuigen behoren 18 spitsen. Deze zijn onder waarvan er één is gebroken (afb. 11). te verdelen in driedoorns (9 stuks: afb. 6, Verder werden er nog gevonden: 1 re- nrs. 1, 3, 4, 6 en 8), gesteelde spitsen touchoir, 25 geretoucheerde klingen, 40 (één exemplaar: nrs. 2 en 5), een grote, geretoucheerde afslagen, 12 getande klin- ietwat plompe en grof geretoucheerde gen en 3 getande afslagen. spits (afb. 6, nr. 9) en twee transversale De niet geretoucheerde vuurstenen arte- spitsen. facten (totaal 347) bestaan uit drie brok- Driedoorns zijn vaak geassocieerd met ken, slechts zes kernen (waaronder drie klokbekeraardewerk, vooral driedoorns secundair bewerkte gepolijste bijlen), 49 met kromme weerhaken (afb. 6, nr. 1). kernvernieuwingsstukken, 59 ongeretou- Dit type spits staat daarom bekend als cheerde klingen, 213 ongeretoucheerde klokbekerspits. Driedoorn nr. 3 (afb. 6) afslagen en 17 bijlafslagen. kent een parallel te Speulde, waar tussen Het is jammer dat bij publikaties van klokbeker- en wikkeldraadaardewerk een overeenkomstige vondstcomplexen tot overeenkomstig exemplaar verzameld werd dusver zo weinig vuurstenen artefacten (Feenstra 1976, 178, afb. 18 linksonder). afgebeeld zijn. De meeste aandacht werd Het bladspitsje nr. 5 (afb. 6) kent paral- besteed aan vondsten van aardewerk. lellen uit een grafheuvel te Meerlo, waar Daarom is het moeilijk om veel meer met een Veluwse klokbeker drie van der- typologische parallellen te vinden voor de gelijke bladspitsen geborgen werden (Ver- Kesselse vuurstenen artefacten, dan die wers 1964, 23, fig. 4). Ook de neder- welke reeds genoemd werden. zetting van Veen leverde een dergelijke Er bleken twee gebroken werktuigen aan

88 6. Vuurstenen spitsen: nr. 1 is een typische klokbekerspits, nr. 7 is mogelijk een standvoetbekerspits. Schaal 1:1.

89 7. Vuur stenen schrabbers (nrs. 1 en 2) en een klingmes met intensieve gebruikssporen (nr: 3). Schaal 1: 1.

9.0 8. Vuurstenen klingmessen (nrs. 1 en 2) en schrobbers (nrs. 3 en. 4). Schaal•!.: !.',•••- ;-.v. 9. Vuurstenen klingmes (nr. 1), dubbele ruimer (nr. 2), afslagmes (nr. 3) en een dubbele schrabber (nr. 4). De ruimer (nr. 2) is gevonden op de Cavalerie. De dubbele schrabber (nr. 4) is gemaakt van een bijlafslag. Schaal 1 •:'.!.

92 elkaar te passen (afb. 10, nr. 3), en voorts zijn in recente tijd stukken afgebroken. passen twee bijlafslagen aan elkaar. Uit- Deze steen is van hetzelfde type als wat puttend werd dit passen van artefacten Harsema (1979, 8—10) schaalvormige echter niet geprobeerd. maalsteen noemt. De datering is onzeker, maar het is niet onwaarschijnlijk dat deze Opmerkelijk is het voorkomen van zonder maalsteen met laatneolithische nederzet- optische instrumenten zichtbare gebruiks- tingsactiviteiten in verband gebracht kan sporen op enkele artefacten. De ruimer worden. (afb. 9, nr. 2) heeft aan de twee uiteinden duidelijk waarneembare afrondingen. Deze Van vindplaats 2 langs de Keizersbaan komen overeen met de door Semeriov komen een biconische steen en een frag- (1964, 79, afb. 25, nrs. 2 en 8) afge- ment van een tweezijdig gebruikte slijp- beelde gebruikssporen op een ruimer. Een steen. De in een biconische vorm bekapte studie van dergelijke gebruikssporen heeft steen is enigszins rond van vorm (afb. 12, aangetoond dat ruimers vermoedelijk ge- nr. 1). De twee niet bekapte kanten zijn bruikt werden voor het doorboren van vlak, rond van vorm en vertonen een glad voorwerpen (Semenov 1964, 73), en oppervlak. Dit artefact lijkt op de door vooral voor het vergroten van gaten Louwe Kooijmans (1974, 235—236) (Semenov 1964, 76). Ook sommige kling- afgebeelde en beschreven „balvormige messen vertonen dergelijke afrondings- veelvlakken" die door Louwe Kooijmans sporen. Eén exemplaar (afb. 7, nr. 3) met wikkeldraadaardewerk in verband vertoont zelfs afrondingen op bijna de gebracht worden. gehele omtrek van het artefact, voor zover Het fragment van de tweezijdig gebruikte dit geretoucheerd is, alsmede op de schei- slijpsteen vertoont aan beide zijden een dingsribbel tussen het linker en rechter aantal parallelle krasjes (afb. 12, nr. 5). klingnegatief. Op het linker klingnegatief De resterende drie stenen met bewerkings- komen plaatselijk intensieve glanssporen en/of gebruikssporen bestaan uit een lang- voor. Hier zijn bovendien parallelle kras- werpige, op doorsnede ovale steen die jes zichtbaar, die evenwijdig lopen met aan een van de lange zijden plat en glad de lengte-as van de kling. De aard van afgesleten is. Op deze steen (afb. 12, nr. deze gebruikssporen wijst mogelijk op een 2) zijn enkele recente krassen zichtbaar, gebruik als sikkel. Ook een schrabber die mogelijk door een ploeg veroorzaakt vertoont afrondingssporen (afb. 7, nr. 1). zijn. Nummer 3 (afb. 12) vertoont even-, als nr. 5 een aantal parallelle krasjes. Ten- Volgens Semenov (1964, 88) duiden slotte bevindt zich onder deze stenen dergelijke slijtagesporen op de schrabber- voorwerpen nog een aan bijna alle kanten kap op een bewerking van huiden. rond afgesleten steen (afb. 12, nr. 4). Deze steen is te grofkorrelig om er ge- Andere stenen artefacten bruikssporen op te kunnen-zien. Overigens Behalve van vuürsteen werd er ook een geldt ook voor deze stenen artefacten dat aantal voorwerpen verzameld van kwart- ze gedateerd kunnen worden in latere siet en zandsteen. Een zestal van derge- prehistorische perioden dan laat-Neolithi- lijke voorwerpen vertoont bewerkings- cum of vroege Bronstijd. en/of. gebruikssporen. We noemden reeds de grote vrijwel complete maalsteen van Datering van de vondsten de Boschheide (vindplaats 4). Deze steen Van de meeste vuurstenen artefacten is te meet circa 50 x 32 x 20 cm. De boven- weinig bekend om deze op typologische kant is enigszins ovaalvormig en is daar gronden te kunnen dateren. Wat dit be- concaaf uitgesleten. De rest van de maal- treft zijn we voornamelijk aangewezen op steen is ruw bekapt. Op enkele plaatsen de aardewerkscherven.

93 10. Vuurstenen klingmes (nr. 4), twee schrobbers (nrs. 2 en 3) en een spits geretoucheerde (nr. 1). Nr. 3 is gemaakt van een bijlafslag. Schaal 1 : 1.

94: 11. Gepolijst vuurstenen bijltje van de Keizers- fase van het laat-Neolithicum en in de baan ,nr. 1) en een gebroken bijl van de vroege Bronstijd. Typerend voor eerstge- Broekerweg (nr. 2). Schaal 1 : 2. noemde periode zijn de.scherven van be- keraardewerk. Van de- vuurstenen arte- De te Kessel-Donk verzamelde aardewerk- facten noemen we hier de driedoorns met scherven kennen een redelijk aantal C 14 kromme weerhaken^ die vaak geassocieerd gedateerde parallellen, waardoor het mo- worden met klokbekers. De vroege Brons- gelijk is de Kesselse vondsten absoluut te tijd is vertegenwoordigd door enkele scher- dateren. De AOO-bekers type 2IIb kunnen ven met wikkeldraadversiering. Opmerke- tussen circa 2200 en 2000 v. Chr. gedateerd 3 lijk is het voorkomen van deze versiering worden , de klokbekers type 2Ie tussen op een randfragment van een Hilversum- circa 1950 en 1700 v. Chr. Van de klok- pot. Het nederzettingskarakter van ten- bekers type 2If is slechts één C 14-date- minste enkele van de Kesselse vondstcom- ring beschikbaar, en wel die van Mole- plexen wordt nog onderstreept door het naarsgraaf: circa 1700 v. Chr. Voor potten voorkomen van een groot aantal vuur- met wikkeldraadversiering zijn acht C 14- stenen artefacten, waaronder secundair dateringen beschikbaar die variëren tussen bewerkte gepolijste bijlen, bijlafslagen, en circa 1750 en 1500 v. Chr. Tenslotte zijn enkele uit bijlafslagen vervaardigde werk- er twee praktisch gelijke C 14-dateringen tuigen. Ook de passende artefacten dienen beschikbaar voor Hilversumaardewerk, in dit verband genoemd te worden. Het gemiddeld circa 1460 v. Chr. vuursteenmateriaal is typologisch en mor- Samenvattend mogen we dus met enige fologisch sterk verwant met de vondsten voorzichtigheid stellen dat te Kessel-Donk van nederzettingsterreineh in de Noord- tussen circa 2200 en 1500 v. Chr. bewo- brabantse Kempen (zoals Bladel-Krieke ning heeft plaatsgevonden; dit op grond Schoor, Geldrop-Huisvenakkers, Geldrop- van dateringen van overeenkomstig aarde- IJzeren Man, Riethoven-Brooven, Rietho- werk van andere vindplaatsen, uitgedrukt ven-Heesmortel, en Hilvarenbeek). Type- in niet gecalibreerde C 14-jareri. rend is ook dat deze vuursteencomplexen in de Kempen in verband gebracht kun- Discussie en conclusie nen worden met scherven van klokbekers De hiervoor besproken oppervlaktevonds- en potbekers (in Geldrop) en met scher- ten wijzen . op nederzettingsterreinen die ven van wikkeldraadaardewerk (in Bladel, gedateerd dienen te worden in de laatste Hilvarenbeek en Riethoven-Heesmortel).

95 12. Werktuigen, gemaakt van kwartsiet. Het zijn slijpstenen (nrs. 2 t/m 5) en een biconische steen (nr. 1). De nrs. 1 en 5 zijn afkomstig van de Keizersbaan, de overige artefacten van het Spooke- straatje. Schaal 1 : 2.

96 Dit pleit er voor dat het Middenlimburgse Noten Maasgebied en de Brabantse Kempen in 1 Het archeologisch rijke Middenlimburgse Maas- het laat-Neolithicum en in de vroege gebied wordt vooral de laatste jaren intensief Bronstijd een gelijksoortige ontwikkeling bezocht door vele personen. Hierbij wordt veel laatneolithisch nederzettingsmateriaal ver- moeten hebben doorgemaakt. zameld. Vondstcomplexen raken echter steeds Een probleem is, of dergelijke vondst- meer verspreid over tientallen — vaak onbe- complexen gezien moeten worden als kende — particuliere verzamelingen. 2 In de tekeningen is cortex aangegeven met overblijfselen van meerdere verschillende, stippeltjes, gepolijste delen met parallelle lijnen, of van één doorlopende en onafgebroken en door gebruik afgeronde delen zijn zwart bewoningsfase. De combinatie van AOO- gekleurd. Recente breuken zijn wit gelaten. bekers, klokbekers, wikkeldraadaardewerk Een zwart bolletje onder het artefact geeft de en Hilversumaardewerk lijkt te wijzen op plaats aan van de slagbult, een open bolletje de richting van de slagbult. Voor zover arte- één continue bewoningsfase te Kessel- facten ook ventraal geretoucheerd zijn, zijn Donk. Als men in verband hiermee echter deze aan beide zijden afgebeeld. de hiervoor genoemde C 14-dateringen in a Aüe dateringen zijn overgenomen uit Lanting ogenschouw neemt, lijkt het onwaarschijn- en Mook (1977). 4 lijk dat er gesproken mag worden van één Met dank aan Pierre en Huub Hanssen te Kessel-Donk voor het geruime tijd lenen van doorlopende onafgebroken bewoningsfase. hun verzameling en voor het mededelen van De C 14-dateringen wijzen op een tijd- de vondstomstandigheden. Dr. J. A. Bakker en spanne van circa 700 jaar, een onwaar- J. W. Hogestijn waren behulpzaam bij het schijnlijk lange periode voor een onafge- determineren van de aardewerkscherven. Drs. broken bewoning op één plaats voor de N. Roymans leverde een aantal bruikbare op- merkingen en aanvullingen. De foto's in afb. 3 vermoedelijk semi-sedentaire landbouwers en 4 werden gemaakt door Peter Bersch, uit het laat-Neolithicum en de vroege Audiovisuele Dienst der Katholieke Universi- Bronstijd. Geconcludeerd mag dus worden teit te Nijmegen. Alle overige afbeeldingen dat de nederzettingen te Kessel-Donk ver- werden vervaardigd door de schryver. moedelijk meerdere afzonderlijke bewo- ningsfasen gekend hebben. Tot slot kunnen we hier concluderen dat Literatuur het Middenlimburgse Maasgebied kan bij- Beex, G., 1957. Twee grafheuvels in Noord- dragen tot de kennis van de bewoning van Brabant. Eindhoven. Beex, G., 1966. Laat-Neolithische kuituur in het laat-Neolithicum en de vroege Brons- Hilvarenbeek. Brabants Heem 18, 110—114. tijd. Het is van belang dergelijke neder- Beex, G., 1969. Neolithische nederzettingssporen zettingscomplexen eens aan een diepgaan- te Geldrop. Brabants Heem 21, 58—60. der onderzoek te onderwerpen, waarbij — Beex, G., H. Roosens, 1962. Drieperiodenheuvel te Mol bij grenspaal 194. Heünium 2, 255— voor zover dit de materiële cultuur betreft 259. — ook de stenen artefacten meer aandacht Feenstra, E. J., 1976. Een nederzetting uit de dienen te krijgen dan tot dusver gebeurde *. overgangstijd laat Neolithicum/vroege Brons- tijd bij Speulde? Westerheem 25, 166—181. Giffen, A. E. van, 1949. Een vierperioden- tumulus met primaire klokbekerheuvel bij Schaaik, Gem. Oss, N.Br. Brabants Heem 1, 67—74. Glasbergen, W., 1962. De Hilversum-pot van •Budel/Weert (Nederlands Limburg). Heü- nium 2, 260—265. Groenman-Van Waateringe, W., J. D. van der Waals, 1961. The Late Neolithic tumulus at boundary post 425 at Swalmen (Dutch Limburg). Helinium 1, 47—54. Haaren, H. M. E. van, P. J. R. Modderman, 1973. Ein Mittelneolithischer Fundort unter

97 Koningsbosch, Prov. Limburg. Analecta Meuse Delta/ Four studies on its prehistorie Praehistorica Leidensia 6, 1—49. occupation and Holocene geology. Leiden. Harsema, O. H., 1979. Maalstenen en handmo- Louwe Kooijmans, L. P., 1980. Het onderzoek lens in Drente van het Neolithicum tot ca. van neolithische nederzettingsterrèinen in 1300 AD. Assen. Nederland anno 1979. Westerheem 29, 93— Hinz, H., 1974. Die steinzeitlichen und früh- 136. bronzezeitlichen Funde der Grabung in Modderman, P. J. R., 1955. Laat bekeraarde- Veen, Kreis Moers. Rbeinische Ausgrabun- werk versierd met indrukken van een wik- gen 15, 193—241. ' . keldraadstempel. Berichten van de Rijks- Hulst, R. S., J. N. Lanting, J. D. van der Waals, dienst voor het Oudheidkundig Bodemon- 1973. Grabfunde mit frühen Glockenbechern derzoek 6, 32—43. aus Gelderland und Limburg. Berichten van Modderman, P. J. R., 1959. Een „Hilversum"pot -de Rijksdienst voor het Oudheidkundig met wikkeldraad versierd en een bronzen Bodemonderzoek 23, 77—101. naald uit Vorstenbosch. Berichten van de Lanting, J. N., 1969. Verspreiding en datering Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem- van wikkeldraadaardewerk. Nieuwe Drentse onderzoek 9,.288—289. • ' Volksalmanak 87, 191—210. Semenov, S. A., 1964. Prehistorie Technology. Lanting, J. N.; 1973. Laat-Neolithicum en Vroege An Experimental Study of the Oldest Tools Bronstijd in Nederland en N.W. Duitsland: and Artifacts from traces of Manufacture continue ontwikkelingen. Palaeohistoria 15, and Wear. Bath. 215—317. Slofstra, J., 1975. Neolithicum. In: G. J. Ver- Lanting, J. N, W. G. Mook,' 1977. The pre- and wers, red., Noord-Brabant in pre- en proto- [ protohistory of theNetherlands in terms of historie, 55—70. Oosterhout. radiocarbon dates. Groningen. Stapert, D., 1980. Donk (gem. Kessel). Archeo- Lanting, J. NL, J. D,. van der Waals, 1974. Oud- logisch Nieuws, 47—48. heidkundig onderzoek bij Swalmen I. Prae- Verlinde, A. D., 1971. Spatneolithische und historie. Opgravingen in de jaren 1936— frühbronzezeitliche Siedlungsspuren auf der . 1938 en 1968—1973. Oudheidkundige Me- Meerlo-er Heide, Gem. Meerlo, Prov. Lim- dedelingen van het Rijksmuseum van Oud- burg, und ihre Stellung. Analecta Praehisto- heden te Leiden 55, 1—111. rica Leidensia 4, 26—46. Lanting, J. N., J. D. van der Waals, 1976,. Beaker Verwers, G. J., 1964. A Veluvian Bell Beaker •Culture Relations in the Lower Rhine Basin. with remains of a cremation in a tumulus In: J. N. Lanting, J. D. van der Waals, near Meerlo. Analecta Praehistorica Leiden- red., Glockenbechersymposium Oberried sia 1, 27—34. 1974, 1—80. Bussum. Verwers, G. ]., 1972. Das Kamps Veld in Haps Leenhóuwjers, A., R. M. Peeters, 1973. Nieuwe in Neolithicum, Bronzezeit und Eisenzeit. 'Steentijdvondsten te Qostelbeers en Hilva- Leiden. ' renbee'k. Brabants, Heem. 25, 23—29. Nederlandplein 28, Louwe Kooijmans, L. P., 1974. The Rhine/ ,5628 AE EINDHOVEN Geldtransport voor Mercurius

C. Isings

Interessante voorwerpen komen vaak als zak werd met een koord dichtgebonden, toevalsvondst te voorschijn, zo ook dit met dit koord kon men hem' ook aariVde bokje. Het is een oppervlaktèvondst uit gordel bevestigen. Een bolle buidel, met De Meern, een plaats, waar al veel Ro- koord eromheen, is bijv. te zien op een meins materiaal is gevonden en waar ver- Mercurius-reliëf uit de tempel van Gun- moedelijk een castellum heeft gelegen1. dershoffen (museum Mulhouse)2. Een Het bronzen beeldje, dat zich in een parti- andere wijze van sluiten vertoont 'een culiere verzameling bevindt, is uit één stuk beurs, die in Bargercompascuum werd ge- gegoten met het rechthoekige vlakke voet- vonden: hier kon een riempje door 'een stukje, dat aan de onderzijde sporen ver- reeks gaatjes aan de bovenkant worden toont van bevestiging op iets anders. Met geregen, de beurs kon verder met een kop gemeten is het bokje 4.4 cm hoog, de koord worden dichtgebonden én aan de 3 grootste lengte bedraagt 5 cm. Van de gordel gehangen worden . linker horen is circa 2/3 afgebroken, ver- Ook de buidels van het bokje zijn met der is het beeldje compleet. De patina is koorden dichtgebonden, zoals uit plooitjes groen, aan de onderzijde een lichter groen. aan hun bovenkant blijkt en ook te zien Het dier staat, de poten in telgangerstand, is aan twee horizontare ribbeltjes daar- de kop fier opgericht. De gegroefde horens boven. Het doosvormige voorwerp op de zijn van scimitar-vorm, naar voren omge- rug, waarop nog enkele gestempelde on- bogen. Alle details zijn zorgvuldig weer- diepe putjes te zien zijn, is dan het boven- gegeven: het amandelvormige oog, de stuk van de buidel, met de putjes kunnen neusgaten, het golvende haar (dat op de wellicht ook plooitjes zijn aangeduid. Hoe poten een visgraatmotief vormt), de baard, beide buidels tenslotte aan elkaar zyn ver- de hoeven en het parmantig opgerichte bonden, om zó over de rug van de bok te staartje. Dit type bok is in de oudheid worden gehangen, is bij een klein formaat veelvuldig en in verschillende samenhang als dit beeldje niet duidelijk te maken. afgebeeld. Een bok werd soms als trekdier .en een Het bijzondere aan dit bokje is, dat het enkele maal ook als rijdier afgebeeld, als als lastdier fungeert: op de rug draagt hij lastdier komt hij heel zelden voor. Het twee gevulde, bolle zadeltassen, driehoekig dragen van pakken en zakken was het werk van vorm met knoppen aan de uiteinden. van de grotere dieren,, zoals paarden en Boven op de rug eindigen zij in een doos- muildieren. Een bok met een lederen zadel vormig deel. Hun vorm herinnert aan die en bovenop de rug een'vracht bloemen is van leren wijnzakken zowel als aan die van afgebeeld in het atrium van de Casa dei de geldbuidel, in het bijzonder de geld- Vettii in Pompeii4, waar Amortjes en buidel van 'Mercurius. Zo'n buidel kan Psychai met allerlei werkzaamheden bezig verschillende vormen vertonen, soms een zijn. De bok, begeleid door twee Amor- eenvoudige bolle zak, soms een zak met tjes, waarvan er één een mandje vol bloe- één enkele knop en dikwijls ook de drie- men draagt, is hier op weg naar een tafel, hoekige vorm, die een dichtgenaaide diere- waar kransen worden gevlochten. Feeste- huid suggereert. Een dergelijke beurs of lijke -kransen horen thuis in de Bacchische

.99 De rechterkant van het bokje. De groeven van de horen zijn hier duidelijk te zien.

2. De linkerkant. Het verdiepte oog met scherpe omranding is hier het best bewaard. De buidel toont drie plooien.

100 He/ èo£/e z» boven-aanzicht. Hier komen de, 4. De dikte van de buidels is ook in voor-aan- koorden van de buidels het beste uit. zicht goed te zien. sfeer, zoals ook op een andere voorstelling Een goede parallel is ook een bronzen in dezelfde serie blijkt, waar Amor en rammetje in het museum te Rouen °, Psyche in triomf in een bokkewagen waarvan de vindplaats helaas onbekend is. rijden, terwijl deboksgod Pan ze begeleidt. Hij draagt buidels van hetzelfde model als Een preciese parallel voor het bronzen die van het bokje uit De Meern. Daar hij bokje is dit niet. Dat is misschien wel iets kleiner en ook wat primitiever van vorm meer het geval met een beeldje uit Ton- is dan het bokje, is het samengebonden geren, in het museum aldaar. Het is een deel op de rug wat minder duidelijk aan- bronzen bokje, waarvan helaas de kop gegeven. Een klein bronzen rammetje, ontbreekt. Het bokje heeft twee ruitvor-/ afkomstig uit de collectie Guyot en nu in mige tassen op de rug, die in dit geval niet het Rijksmuseum Kam te Nijmegen, draagt gevuld zijn. Wel zijn ze versierd met groe- buidels, die in één enkele knop aan de ven langs de randen en putjes in het onderzijde eindigen. In de catalogus7 midden. Bovenop de rug bevindt zich weer wordt op de overeenkomst gewezen tussen een doosvormige knop 5. Vermoedelijk zijn deze buidels en de beurs van Mercurius ook hier dichtgebonden buidels bedoeld. en de conclusie wordt getrokken, dat dit

101 diertje waarschijnlijk deel uitmaakte van van de Historische Vereniging Vleuten-De een groep met deze godheid. Zowel de bok Meern-Haarzuilens 2, 1982, pp. 59 e.v.; C. Isings, C. A. Kalee, De archeologische op- als de ram, vaak in combinatie met een graving op de Hoge Woerd in De Meern in haan en een schildpad, komen vaak voor in 1982—1983. Officieel Orgaan van de Histo- dergelijke groepen met Mercurius. Een rische Vereniging Vleuten-De Meern-Haarzui- ram en een bok samen staan aan weers- lens 4, 1984, pp. 180 e.v. 2 kanten van een zittende Mercurius uit E. Espérandieu, Recueil général des bas- reliefs, statues et bustes de la Gaule Romaine Montorio Veronese, in het museum te s 7, 1918, 5649. Wenen . Zij dienden daar als rijdier voor 3 K. Schlabow, Der römische Münzschatz von een tweetal Amortjes (waarvan alleen die Bargercompascuum. II. Der Geldbeutel. Pa- laeohistoria V, 1956, pp. 81 e.v. op de ram bewaard bleef). Gewoonlijk 4 begeleidt hem maar één der twee dieren, P. Hermann, F. Bruckmann, Denkmaler der Malerei des Altertums. Serie I (1904—1931), meestal een bok. Een fraai springend Taf. 22; O. Keiler, Die antike Tierwelt I bokje behoort bij een Mercurius-groep uit (1909), Abb. 105. Schwarzenacker9.. Van groepen met een 5 G. Faider-Feytmans, Les Bronzes romains de staande Mercurius zijn bijv. die van Bavai10 Belgique, 1979, p. 96, no. 113, pi. 60. 6 en Augst1:L te noemen; ook het voetstukje E. Espérandieu, H. Rolland, Bronzes antiques 12 de la Seine Maritime. Gallia, Suppl. XIII, met een staand bokje uit Pommeroeil 1959, pi. XXXVIII, p. 61, nr. 117. zal bij een staande Mercurius hebben be- 7 A. N. Zadoks, W. J. Peters, A. M. Witte- hoord. In dit geval is, evenals bij de groep veen. The Figural Bronzes. Description of the in Wenen, duidelijk te zien, dat het beeldje Collections in the Rijksmuseum G. M. Kam een eigen rechthoekig voetstukje heeft, at Nijmegen VII. 1973, p. 36, nr. 48. 8 Luigi Beschi, I bronzetti Romani di Montorio waarmee het op een grotere basis is vast- Veronese. Instituto Veneto di Scienze, Lettere gemaakt. ed Arti, Memorie Classe di Scienze morali e Ook het bokje uit De Meern zal bij een Lettere, Vol. XXXIII-II, 1962, Tav. VII, fig. 12, pp. 31 e.v. Mercurius-groep hebben behoord al kan 9 Alfons Kolling, Die Bronzestatuetten aus niet worden vastgesteld of het hier een dem Saulenkeller. Forschungen im römischen zittende of een staande Mercurius betrof. Schwarzenacker 1, 1967, Taf. 17 en 25. Een vraag is ook, of deze godheid nu zelf 10 Germaine Faider-Feytmans, Recueil des bron- ook nog een beurs in de hand droeg, of zes de Bavai. Gallia, Suppl. VIII, 1957, pp. dat zijn geldtransport geheel aan de bok 47 e.v., pi. VI. 11 Max Martin, Römermuseum und Römerhaus was opgedragen. Augsr. Augster Museumshefte 4, 1981, Abb. Het beeldje is van een goede kwaliteit, 59, 60, p. 94, uit een lararium. Een Mercu- rius met liggende bok: Abb. 85, p. 96. de gehele groep zal zeker ook fraai zijn 12 geweest. G. Faider-Feytmans, Les bronzes romains de Belgique (zie noot 5), p. 198, A 3, pi. 187. Noten 1 C. A. Kalee, Opgravingen op de Hoge Woerd Kolonieweg 6, in De Meern, 1830—1973. Officieel Orgaan 3768 EX SOEST

102 Provinciaal-Romeinse terracottabeeldjes in Noordwest-Europa*

G. M. E. C. van Boekei

Inleiding dat ligt in het stroomgebied van de Loire 1 Romeinse terracottabeeldjes zijn in Noord- en de Allier . In het Rijn/Moezelgebied west-Europa vervaardigd vanaf de 1ste waren Keulen en Trier de grote centra. eeuw n. Chr. tot de 4e eeuw. De produktie In de ateliers van beide gebieden werden die vrij omvangrijk was, omvatte voorna- terracotta's gemaakt om aan de lokale melijk beeldjes van witbakkende klei. vraag tegemoet te komen. Ze werden Beeldjes van rood aardewerk kwamen min- evenwel ook naar verafgelegen streken der vaak voor; ze werden vooral in Trier geëxporteerd; gemaakt, en zijn vervaardigd van ijzer- De produktie van terracotta's begon in houdende kleisoorten. Doordat tijdens het Midden-Gallië in de 1ste eeuw en bleef bakken het ijzer met zuurstof oxydeerde tot ver in de 3de eeuw bestaan 2. In Trier werd het uiteindelijke baksel rood. De ontstond de terracottaproduktie waarschijn- witbakkende kleisoorten bevatten geen lijk in de 2de eeuw en hield stand tot ijzer. Men noemt de witte beeldjes meestal (in) de 4de eeuw3. pijpaarden beeldjes. Deze term is afgeleid van de witte tabakspijpen die in de 17de De produkten uit Keulen eeuw en later geproduceerd zijn. Het De eerste Keulse terracotta's zijn misschien begrip pijpaarden beeldjes is voor de tegen het einde van de 1ste eeuw gepro- Romeinse tijd dus een anachronisme. In duceerd4. Volgens de Duitse archeoloog dit artikel worden de termen terracotta- Binsfeld veroorzaakte de pestepidemie van beeldjes en terracotta's gebruikt, om de jaren 166—180 waarschijnlijk het einde beeldjes van gebakken klei aan te duiden, van de terracottafabricage in Keulen '°. ongeacht de kleur van het baksel. De Voor de datering van de beeldjes uit Italiaanse term terra cotta betekent ge- Keulen zijn inscripties in de terracotta's bakken aarde of klei. Dit begrip is in de belangrijk. Vóór het bakken van de beeld- Nederlandse taal een gebruikelijke bena- jes zijn vaak de namen van de makers in ming geworden voor beeldjes van gebakken de nog zachte klei geschreven °. Vindex klei. en Servandus zijn het bekendst7. Vindex Terracotta's werden in Noordwest-Europa meegegeven aan de doden in graven. In De schrijfster van dit artikel bereidt een dis- heiligdommen droeg men ze op aan de sertatie voor over de provinciaal-Romeinse goden, in de vorm van wij geschenken. terracotta's in Noordwest-Europa. De beeldjes In huizen stonden ze waarschijnlijk in die in Nederland gevonden zijn worden in het kleine huisheiligdommen. proefschrift beschreven. Veel particuliere ver- zamelaars hebben mij reeds hun meestal inte- ressante vondsten laten bestuderen, waarvoor De produktiegebieden ik hen op deze plaats wil bedanken. Ik hoop Terracotta's werden in twee hoofdgebieden dat mij naar aanleiding van dit artikel nog andere vondsten bekend zullen worden. Ieder geproduceerd: in Midden-Gallië en in het fragment van een beeldje of masker van terra- Rijn/Moezelgebied. Onder Midden-Gallië cotta is welkom, mits het in Nederland ge- wordt verstaan het gedeelte van Frankrijk vonden is.

103 1. Apollo uit Heerlen, nr. 1. H. 16.9 cm. Foto voetstuk van een beeldje uit Arentsburg T hermenmuseum, Heerlen. (Voorburg.)11. De inscriptie vermeldt de maker van het beeldje, Servandus, leefde tegen het einde van de 1ste eeuw- en de consuls Senecio en Apollinaris, of in de eerste helft van de 2de eeuw s. uit het jaar 169. Inscripties in twee frag- Zijn naam komt voor op beeldjes van menten van terracotta's uit Keulen en Gondorf, vermelden de consuls Macrinus vrouwen of godinnen die een kapsel heb- 12 ben dat volgens de Trajaanse mode is en Celsus; uit het jaar 164 . Op deze !) beeldjes komt de naam van de maker niet opgemaakt (keizer Trajanus: 98—117) . voor, maar ze worden aan Servandus toe- Door Vindex gesigneerde firmalampen geschreven op grond van de vorm van de dateren uit de eerste helft van de 2de letters in de inscriptie. eeuw 10 (firmalampen zijn olielampen met een stempelafdruk van de fabrikant op de bodem). De techniek De beeldjes van Servandus dateren uit het De omvang van de terracottaproduktie was derde kwart van de 2 de eeuw. Deze zeer groot omdat de beeldjes met behulp datering blijkt uit de inscriptie in het van mallen werden verveelvoudigd (serie-

104 .._ J

2. Apollo uit Krefeld-Gellep. H. 20.8 cm. Foto gebakken klei gemaakt, maar van gips. Museum Burg hinn, Krefeld. Gips is een kwetsbaar materiaal; het ver- dwijnt als het in een vochtige bodem of massa-produktie). Mallen (negatief vor- terechtkomt, meestal zonder een spoor men) werden af gevormd van massieve achter te laten. Het gebruik van gipsmal- modellen (originelen) die van klei uit de len valt af te leiden uit de aanwezigheid vrije hand geboetseerd waren. Per beeldje van kleine ronde oneffenheden op het 14 had men minimaal twee vormhelf ten nodig, oppervlak van de beeldjes (zie afb. 9). om een voor- en keerzijde te maken die De ronde oneffenheden zijn de afdrukken aan elkaar bevestigd werden. van luchtbellen, die vaak voorkomen in gips bij onzorgvuldige aanlenging met In Keulen zijn opvallend weinig mallen ll! water van het gipspoeder. gevonden . Dit is niet verwonderlijk, want ze waren mijns inziens niet van Dit technisch gegeven is mijns inziens van

105 3. Apollo uit Arentsburg (Voorburg), nr. 3. H. 8.3 cm. Foto RMO.

4. Apollo uit Arentsburg (Voorburg), nr. 2. H. 8.1 cm. Foto RMO.

5. Gezicht van Apollo uit Arentsburg (Voor- burg), nr. 5. H. 4.6 cm. Foto RMO.

106 groot belang voor het toeschrijven van melijk originelen van gedroogde, ongebak- beeldjes aan een bepaald produktiegebied. ken klei (leerharde originelen) 23. Onge- In Keulen zijn naar mijn mening gipsmal- bakken klei is kwetsbaar, en de originelen len gebruikt; in Trier heeft"'men naast losten op'als'5ë eenmaal aan de inwerking terracottamallen waarschijnlijk ook mallen van de bodem waren blootgesteld. van gips gebezigdM. In Midden-Gallië Wanneer we beeldjes uit Midden-Gallië schijnen gipsmallen niet voor vervaardi- en uit het Rijn/Moezelgebied met elkaar ging van terracotta's te zijn gebruikt. vergelijken blijken er meer verschillen te Tijdens bezoeken aan Franse musea en zijn in de vervaardigingswijze. In het alge- archeologische centra heb ik deze kenmer- meen zijn de Middengallische exemplaren kende oneffenheden niet aangetroffen op zorgvuldiger afgewerkt dan de beeldjes uit beeldjes uit Middengallische ateliersie. De het Rijn/Moezelgebied. Franse archeoloog Vertet heeft aangetoond Op grond van technische gegevens kunnen dat het reproduceren van terracottalampen terracotta's dus aan een bepaald produktie- en appliques met behulp van gipsmallen gebied worden toegeschreven. Chemische wèl in Midden-Gallië bekend was17. Ge- kleianalysen van de terracotta's kunnen in durende een zeer korte periode, waar- de toekomst gebruikt worden om de juist- schijnlijk rond 81—117, heeft men dit heid van de toeschrijvingen te toetsen. In procédé gevolgd. Het lijkt mij daarom niet Duitsland en Frankrijk worden dergelijke geheel uitgesloten dat men in dit gebied analysen al gemaakt, maar de gegevens zijn een enkele maal gipsmallen gebruikt heeft nog niet gepubliceerd. voor de reproduktie van beeldjes 1S, maar in elk geval gaf men de voorkeur aan De typenrijkdom mallen van gebakken klei. Bij de typen en de onderwerpen van de Het gebruik van gipsmallen heeft vóór- en beeldjes zijn er ook verschillen en over- nadelenlf). Het voordeel is dat gipsmallen eenkomsten per produktiegebied te con- het produktieproces versnellen, o.a. omdat stateren. De typenrijkdom was in beide gips niet gebakken hoeft te worden. Het hoofdgebieden groot. Het is opvallend dat grootste nadeel is de snelle slijtage van in Midden-Gallië én in het Rijn/Moezel- het zachte materiaal. Volgens de Engelse gebied uitbeeldingen van vrouwen of go- archeoloog Higgins brachten gipsmallen 50 dinnen overheersten. Beeldjes van Venus tot 100 afdrukken voort 20. Voor moderne zijn in het repertoir van de ateliers in de gipsmallen geldt volgens Vertet een aantal twee hoofdgebieden rijkelijk vertegen- van 30 scherpe afvormingen 21. Terracotta- woordigd. Beeldjes van een vrouw, tro- mallen kunnen daarentegen honderden, nend in een rieten zetel en één of twee zelfs duizenden afdrukken geven 2i. Mis- zuigelingen voedend, waren in Midden- schien verklaart dit nadeel het feit dat in Gallië zeer populair. Hun tegenhangers in Midden-Gallië niet of nauwelijks gips- het Rijn/Moezelgebied zijn tronende vrou- mallen gebruikt zijn. De omvang van de wen of godinnen, die slechts een enkele terracottaproduktie was daar namelijk zeer maal een zuigeling op de schoot houden. groot, waarschijnlijk aanzienlijk groter dan Bij hen is een hondje of fruit op de schoot in het Rijn/Moezelgebied. De sterkere weergegeven. In het Rijn/Moezelgebied terracottamallen waren voor een omvang- nemen terracotta's van Fortuna ook een rijke produktie geschikter dan de gips- belangrijke plaats in (zie afb. 9). Borst- mallen. beeldjes zijn in de ateliers van beide pro- Het gebruik van gipsmallen verklaart duktiegebieden in grote aantallen gemaakt. mijns inziens de afwezigheid van modellen In Midden-Gallië zijn zij meestal de weer- als archeologische resten in Keulen. Om gave van vrouwen, in het Rijn/Moezel- gipsmallen te maken gebruikte men na- gebied van kinderen, dikwijls jongens. In

107 Midden-Gallië en in het Rijn/Moezel- gebied .komen terracotta's van hanen en kippen veelvuldig voor. Ze worden vaak in graven gevonden. Deze dieren waren misschien de attributen van bepaalde go- den, bijvoorbeeld de haan als het bege- leidende dier van Mercurius 24. Een andere verklaring zou mijns inziens kunnen zijn, dat zij dienden als goedkope vervangingen van voedsel dat voor de doden bestemd was 2u. In beide produktiecentra zijn nog vele andere typen beeldjes vervaardigd. Het voert te ver om in dit artikel hierop dieper in te gaan. In ieder geval blijkt dat 6. Apollo uit Arentsburg (Voorburg), nr. 4. H. in beide hoofdgebieden uitbeeldingen van 5.8 cm. Foto RMO. vrouwen of godinnen zeer geliefd waren. Deze voorkeur hangt waarschijnlijk samen één van een jongen, een borstbeeldje2?. met de vraag van de mens om vruchtbaar- De oorzaak van dit verschil is mij nog niet heid voor zichzelf en de zijnen, voor zijn bekend. dieren en voor zijn akkers. In dit beknopte overzicht heb ik gepro- De verspreiding van de terracott'a-vondsten beerd aan te tonen dat het belangrijk is in Nederland om de beeldjes van de verschillende pro- In Nederland zijn de meeste terracotta- duktiecentra te onderscheiden. De ver- vondsten geconcentreerd ten zuiden van schillen en de overeenkomsten kunnen ons de'limes (grens van het Romeinse Impe- iets leren over de eenvoudige bewoners rium). Ik heb circa 300 beeldjes kunnen van de noordelijke provinciën van het registreren, verdeeld over 37 vindplaatsen Romeinse Imperium. Door vergelijking ten zuiden van de limes. Hierbij is een 50- met beeldjes en reliëfs in brons en steen, tal maskerfragmenten gerekend. Ten noor- komen interessante verschillen naar voren. den van de limes zijn twaalf fragmenten Het volgende gedeelte van dit artikel be- van beeldjes gevonden, verdeeld over vier oogt de mogelijkheden te verduidelijken vindplaatsen. Dit laatste aantal contras- die bestudering van terracotta's biedt. teert sterk' met de hoeveelheid bronzen Onderwerp is een typisch Keuls produkt beeldjes die ten noorden van de limes zijn dat in Nederland gevonden is. gevonden," namelijk ongeveer 602G. De oorzaak van dit opvallend grote verschil Het voorbeeld van' Apollo in'terracotta ligt mogelijk in het feit dat bronzen beeld- Provinciaal-Romeinse terracotta's van go- jes een grotere ruil- of handelswaarde had- den komen aanzienlijk minder vaak voor den dan de en masse' uit een goedkope dan van godinnen. Onder de goden is grondstof vervaardigde terracotta's. Mercurius het meest afgebeeld. Terracot- Onder de bronzen beeldjes die benoorden ta's van Apollo komen minder veelvuldig de limes zijn gevonden, nemen voorstel- voor. De bewaard gebleven beeldjes stel- lingen van mannen of mannelijke goden len Apollo Kitharoidos voor, dat is Apollo een belangrijke plaats in; het betreft daar met kithara (eiter). De iconografie is ont- namelijk 35 exemplaren. Bij de terracot- leend aan de Griekse kunst welke Apollo ta's uit dit gebied is er slechts één van uitbeeldde als de leider van de Muzen. Hij een man, waarschijnlijk een .militair, en werd weergegeven als een schone jongeling

108 met een citer. Bij de terracotta's heeft fragmenten gevonden die weer aan elkaar Apollo als attributen: de citer,v( snaarin- bevestigd konden worden. Apollo staat op strument), het plectrum (tokkelstaafje) een kubusvormig voetstuk. Hij steunt op en de griffioen. het rechterbeen, het linkerbeen is voor het Hoewel er weinig terracotta's van Apollo rechter gekruist. Hij is halfnaakt. Een zijn, komen vijf of zes beeldjes van deze gewaad bedekt de benen en de linkerhelft god uit Nederland. Ze zijn gemaakt van van de rug. Een halfrond uiteinde van het witbakkende klei. Het best bewaarde gewaad is over de linkerschouder gewor- beeldje is gevonden in Heerlen (nr. 1). pen. Met zijn linkerarm ondersteunt Apollo Vier fragmenten zijn opgegraven in Arents- de citer, die links van hem op een zuil burg (Voorburg) (nrs. 2—5). Een rug- staat. In zijn rechterhand houdt hij het fragment van Apollo of Bacchus werd ii. plectrum dat tegen de rechterdij rust. Een Vechten gevonden (nr. 6) 2S. Apollo is golvende haarlok valt op de rechterschou- staande weergegeven. Terracotta's van de der. Links vóór Apollo en vóór de zuil tronende Apollo zijn in Nederland niet zit een griffioen met uitgevouwen vleugels. gevonden 29. De kop van de griffioen is omgedraaid en De Apollo uit Heerlen (nr. 1), werd naar Apollo opgeheven. Het dier heeft een aangetroffen in het muurwerk van een grote snavel. Romeins gebouw in Coriovallum (de naam De anatomie van Apollo's lichaam is met van Heerlen in de Romeinse tijd). Het zorg gemodelleerd. De vormen zijn volu- hoofd en het grootste deel van de citer mineus en gerond. De plooien van het ontbreken. Het beeldje is in verschillende gewaad zijn in zeer hoog reliëf weerge- geven. Alle details zijn duidelijk afgedrukt. In de weergave van de god is geen invloed 7. Apollo of Bacchus uit Vechten, nr. 6. H. te bespeuren van inheemse kunst. 6.7 cm. a. rugzijde; b. reckterzijaanzicht. Foto Rijksdienst voor het Oudheidkundig In de achterzijde van het voetstuk is vóór Bodemonderzoek, Amersfoort. het bakken de volgende inscriptie aange-

109 bracht: SERVA/NDUS/FECIT. Dat be- dat men voor deze drie exemplaren het tekent: Servandus heeft het gemaakt. Uit gebruik van dezelfde mal mag aannemen. het voorgaande is al gebleken dat Servan- De verticale, scherpe zigzagplooien links dus in het Romeinse Keulen leefde in het vooraan bij het beeldje uit Heerlen, komen derde kwart van de 2de eeuw. Het beeldje bij de nrs. 2 en 3 niet voor. Misschien uit Heerlen moet dus in deze periode zijn ze vóór het bakken weggestreken. Het gedateerd worden. plectrum van nr. 2 is zó sterk vervaagd dat het gereduceerd is tot een eivormig De vervaardigingswijze voorwerp! Een identiek fragment uk De kleine ronde oneffenheden op het Keulen heeft dezelfde vage details als 30 oppervlak van het beeldje geven aan dat nr. 2 . De mal was al erg versleten toen Servandus een gipsmal gebruikt heeft deze twee beeldjes werden afgedrukt. Nog voor het afdrukken. Uit de hoogte en de vager is het complete Apollo-beeldje uit 31 scherpte van het reliëf blijkt dat de mal het grafveld van Krefeld-Gellep . Dit nog nieuw en onversleten was toen het beeldje heeft zeer te lijden gehad van ver- beeldje werd afgedrukt. De vier identieke wering, en het komt uit een sterk afge- of sterk gelijkende exemplaren uit Arents- sleten mal. Het is zeer goed vergelijkbaar burg en Vechten (de nrs. 2—4 en 6), zijn met de Apollo uit Heerlen (nr. 1). De vagere afdrukken, vooral van nr. 2 zijn plooival van het gewaad op de rug wijkt de details vervaagd. De nrs. 2 en 3 lijken iets af. De citer is trapeziumvormig in zó sterk op het beeldje uit Heerlen (nr. 1), tegenstelling tot de citer van nr. 3, die ronde zijkanten heeft. Deze verschillen 8. Bacchus, gevonden bij Bingen. H. 21 cm. kunnen het gevolg zijn van slijtage en van (uit: Bonner Jahrbücber 110, 1903, 189, Fig. het bijwerken van details. Het beeldje nr. 5 en 6). 3 werd gemaakt toen de mal scherper was dan bij nr. 2 en de twee Duitse exem- plaren. De mal was echter niet meer zo scherp als bij het vormen van nr. 1. We kunnen hier dus een vroege afvor- ming, nr. 1, vergelijken met een latere afdruk, nr. 3, en met reprodukties uit de eindfase van de mal, nr. 2, en de twee Duitse beeldjes. De verschillen zijn groot. Toch werden de onscherp afgedrukte exem- plaren getransporteerd en gebruikt. Mis- schien moest een kleurige beschildering de flauwe details ophalen. Bij beeldje nr. 3 zijn resten van rode beschildering bewaard gebleven op de snaren en de buik; op de rechterbovenarm zijn twee rode armban- den zichtbaar. Het fragment nr. 4 uit Arentsburg komt uit een andere mal. Dit blijkt uit verge- lijking met de nrs. 1—3. De rechterhand rust hoger op de rechterdij, de citer is anders uitgevoerd dan bij nr. 3. De citer van nr. 3 heeft ronde zijden. Vijf snaren zijn in het uitgeholde binnenste bevestigd. Bij nr. 4 liggen zeven snaren op een vlakke

110 9. Fortuna uit Hees, Nijmegen. In de keerzijde van het onderlichaam en de plooival is een inscriptie van Servandus. H. 19.2 cm. anders. Dit beeldje is afgedrukt uit een Onderaan op het gewaad zijn kleine ronde oneffenheden te zien die ontstaan zijn tijdens andere, afgesleten mal. Het fragment kan het afvormen in gipsmallen. Rijksmuseum behoord hebben tot een nog onbekend G. M. Kam, Nijmegen, inv. nr. XlXb 35. type, of misschien tot een type als van nr. Foto RMO. 4, waarvan de rug is afgebroken. Het gezicht van een beeldje uit Arents- burg, nr. 5, kan vergeleken worden met klankkast. De klankkast heeft een klein het hoofd van de Apollo uit Krefeld-Gellep. onderstuk, en een langgerekt bovenge- Beide hebben een weelderig kapsel dat de deelte. De bovenkant van deze citer is oren bedekt. Twee lokken bekronen het bewaard gebleven en heeft duidelijk zicht- voorhoofd; bij nr. 5 is ook een bloem( ?) bare stemschroeven. De mal van nr. 4 was tussen deze lokken zichtbaar. Beide gezich- nog niet sterk versleten. ten zijn vlezig en hebben een brede neus. Het rugfragment van een beeldje uit Vech- Bij nr. 5 zijn de volle lippen en de ogen ten, nr. 6, verschilt van de Apollo uit goed zichtbaar. Het gezicht heeft een enigs- Heerlen en van nr. 3, waarvan de rug- zins pathetische uitdrukking, veroorzaakt gedeelten bewaard gebleven zijn. Het door de plaats van de uitgeholde pupillen. gewaad van nr. 6 bedekt een kleiner deel Deze zijn in de binnenste ooghoeken aan-

111 gebracht, hoog tegen de bovenste oog- werp van het Apollo-type ook toe op leden. terracotta's van Bacchus (of andersom!). Uit de hier besproken beeldjes zijn twee Twee identieke Bacchus-beeldjes zijn door Servandus gesigneerd. Ze zijn gevonden in tot vier mallen te herleiden. Eén mal werd 3o gebruikt voor de nrs. 1—3, en voor de Mainz en bij Bingen . Het laatste beeldje exemplaren uit Keulen en Krefeld-Gellep. is compleet (afb. 8). De houding en de Een tweede mal leverde het beeldje nr. 4. drapering van het gewaad zijn hetzelfde De nrs. 5 en 6 zouden nog uit twee andere als bij Apollo. Het kapsel lijkt sterk op mallen afkomstig kunnen zijn. Anderzijds dat van Apollo. In de rechterhand houdt kunnen zij eventueel behoord hebben tot Bacchus een kantharos vast, op dezelfde al bekende typen, zoals vertegenwoordigd plaats als het plectrum van Apollo. Links door de fragmenten uit Arentsburg. vóór Bacchus ligt zijn begeleidend dier, de panter. Het dier heeft zijn kop omgedraaid Door slijtage van de mallen en het later en opgeheven, op dezelfde wijze als de bijwerken van de beeldjes is het moeilijk griffioen van Apollo. Misschien behoorde om identieke mallen te vinden. Verder zijn het fragment uit Vechten (nr. 6) tot een de beeldjes vaak incompleet en is slechts beeldje van dit Bacchus-type. Helaas ont- een gedeelte van alle terracotta's bewaard breken thans alle attributen. gebleven.32

Het Apollo-type De Apollo-cultus Een opmerking over de verering van Apollo De Apollo-beeldjes die hier behandeld zijn in de provincies moge dienen om dit kunnen worden toegeschreven aan Ser- artikel af te ronden. In Gallië en Germanië vandus of aan diens atelier. Het beeldje was de cultus van Apollo Grannus wijd uit Heerlen (nr. 1) dat uit een scherpe verbreid36. Deze godheid verenigt de mal afkomstig is, draagt immers zijn sig- Romeinse god Apollo en de inheemse god natuur. De beeldjes zijn dus in het derde Grannus. Hij werd vereerd in heiligdom- kwart van de 2de eeuw in Keulen gemaakt. men bij geneeskrachtige bronnen. Apollo In theorie zouden hier ook kopieën van Grannus werd beschouwd als een god die beeldjes van Servandus bij kunnen zijn. genezing bracht. Misschien mogen we in Het zouden dan waarschijnlijk kopieën zijn de hier besproken terracotta's van Apollo uit Keulse ateliers, want tot nu tot schijnt afbeeldingen van deze god zien. Volgens dit type niet te zijn aangetroffen in Trier. Weisgerber is de citer het attribuut van De datering van de beeldjes zou hierdoor Apollo als brenger van gezondheid in niet veranderen, want de terracottaproduk- baden en heiligdommen3T. In het bron- tie eindigde in Keulen immers rond 180. heiligdom van Hochscheid is inderdaad Het type van deze Apollo-terracotta's werd een terracotta gevonden van de tronende waarschijnlijk door Servandus geïntrodu- Apollo met citer38. Deze vondst geeft ceerd. Hij heeft het type zelf ontworpen misschien aan dat de Apollo van de terra- of laten ontwerpen. Hij bediende zich cotta's inderdaad werd beschouwd als een daarvoor vermoedelijk van voorbeelden die genezingbrengende godheid 39. al in andere materialen bestonden, bijvoor- beeld in steen33. Middengallische terra- cotta's van Apollo Kitharoidos zijn in Noten grote lijnen te vergelijken met het Keulse 1 Vertet 1980, 19—41, kaart van het betreffen- type34. Apollo wordt daar echter niet de gebied en opsomming van de ateliers. 2 begeleid door een griffioen, en de benen Vertet/Zeyer 1983, 8; Rouvier-Jeanlin 1972, van de god zijn niet gekruist weergegeven. 25—27; Jeanlin 1984, 90; Groupe Archéolo- gique de Gueugnon Montceau, Les statuettes Servandus pastte mijns inziens het ont- en terre cuite de 1'officine céramique gallo-

112 romaine du VieuxJresne, Gueugnon S.-&-L., Voor een vergelijkbare mening: G. Bauch- Publication des amis du Dardon, z.j., 10. henss, boekbespreking, in: Bonner ]ahrbü- Binsfeld 1977, 224—225. cher, 182, 1982, 718—719. Lehner 1903, 199. Zadoks-Josephus Jitta/Peters/Van Es 1967; Binsfeld 1964, 31. Zadoks-Josephus Jitta/Peters 1976; Elzinga Lehner 1903. Fremersdorf 1939. 1976, 231. Lehner 1903, 190—194, 196—200; Fremers- 27 Van Giffen/Fremersdorf 1934, Afb. 2, d en dorf 1939, 6—10. e. Uit Noordbarge (gem. Emmen, Dr.). Lehner 1903, 193 en Fremersdorf 1939, 7, 28 Het fragment bevindt zich in de collectie van plaatsen Vindex tegen het eind van de 1ste G. W. Wttewaall. Ik ben de eigenaar zeer eeuw, begin 2de eeuw. Binsfeld 1964, 30 en erkentelijk voor zijn toestemming om het Rüger 1980, 30, dateren Vindex in de eerste fragment te publiceren. helft van de 2de eeuw. 2!) Apollo Kitharoidos tronend: Rüger 1980, 57, Binsfeld 1964, 31. nr. 84; Weisgerber 1975, Taf. 47, 1; Hettner Binsfeld 1964, 30. 1901, Taf. VIII, 4. Holwerda 1923, 141, nr. 5, pi. LXVII, afb. Het fragment bevindt zich in het Römisch- 102, fig. 7, afb. 104. Germanisches Museum in Keulen, inv.nr. Lehner 1903, 188—190; Reusch 1936. 69,2. Het is gevonden bij de bouw van een Loeschcke 1911, 156, nrs. 3225—3226, twee parkeergarage. Voor de toestemming om het vormhelften uit Keulen. stuk te publiceren, dank ik het museum. Voorbeelden van deze oneffenheden op terra- Pirling 1977, 106, Abb. 97. Het beeldje is cotta's uit het aardewerkcentrum van de Ru- afkomstig uit graf nr. 4055 in Krefeld-Gellep. dolfplatz in Keulen, zijn te zien op afbeel- Het graf bevatte geen andere bijgaven. Het dingen in: Binsfeld 1964, Taf. 3,1, Taf. 4,1, beeldje bevindt zich in het Museum Burg Taf. 5,1, Taf. 7,2 en Taf. 8, 3—4. Linn, Krefeld. Voor de toestemming om het Rüger 1980, 18, voor dit verschijnsel op •beeldje af te beelden en voor de aanvullende terracotta's uit Heddernheim. Over het ge- gegevens dank ik Dr. R. Pirling, Museum bruik van gipsmallen voor terracotta's in het Burg Linn, Krefeld. algemeen: Higgins 1976, 106, 108. Idem voor Over dit probleem: Rüger 1980, 20—22. lampen en terracotta's: Fremersdorf 1922, Weisgerber 1975, 121—122, Abb. 6, voor een 49—54. lijst met afbeeldingen van Apollo met grif- Kleine oneffenheden op beeldjes uit het aar- fioen in Gallië en Germanië. dewerkcentrum van Trier-Zuid: Rheinisches Voorbeelden van Apollo Kitharoidos: Vertet/ Landesmuseum Trier, inv.nrs. H.W.U. F.Nr. Vuillemot z.j. pi. 12a; Rouvier-Jeanlin 1972, 504, Mercurius; L.L.20, kopje van een vrouw. 221, nrs. 530—531. Lehner 1903, 197, Fig. 1, 5—6; Riese 1903, 42 Taf. I, 8—9; Rüger 1980, 56, nr. 82, onge- Voor de toestemming om naar deze beeldjes signeerd exemplaar uit Heddernheim. te verwijzen dank ik het Rheinisches Landes- Weisgerber 1975, vooral 102—110. museum in Trier. Weisgerber 1975, 120, nr. 39.20. 16 Ook Vertet heeft geen kleine ronde oneffen- Weisgerber 1975, 151, Taf. 47,1. heden aangetroffen op- terracotta's uit het Bibliografie van de Nederlandse Apollo-terra- gebied van de Arvernes (Frankrijk): Vertet cotta's. 1969, 119. Vertet 1983, 38—40. Apollo nr. 1: Heerlen Thermenmuseum, inv. nr. 3836. Een beeldje van een zittende hond in RMO, Van Hommerich 1955, 27—28, afb. 2; Cat. inv.nr. VF*61, heeft kleine ronde oneffenhe- Tent. RAR 1967, 301—302, Nr. E 138, Taf. den rond het linkeroog en de halsband. Het 110; Cat. Tent. GHL 1969, 18, 33, nr. 21; behoort tot een type dat in Midden-Gallië Cat. Tent. RIM 1971, nr. 326; Despriet zeer vaak voorkomt. Genoemd in Cat. RMO, 1974, 59, nr. 14; Kal. DSM 1977, 45, nr. 1908, 157, nr. 6 (een beertje). 66, pi. op p. 44. 19 Vertet 1983, 40—42, over de vóór- en nade- Apollo nr. 2: RMO, inv.nr. hl925/12.17. len van moderne gipsmallen. Holwerda 1912, 46, afb. 40, links onderaan; 20 Higgins 1976, 108. Holwerda 1923, 142, nr. 13, pi. LXVII, afb. 21 Vertet 1983, 41. 102, fig. 15. 22 Vertet 1983, 41. Apollo nr. 3: RMO, inv.nr. AR 328. 23 De heer L. Jacobs, Instituut voor Aardewerk- Leemans 1842, 121; Janssen 1848, 89, nr. technologie, R.U. Leiden, maakte mij attent 315; Janssen 1862, 7—8, nr. 10, pi. III, 10; op het gebruik van leerharde modellen. Cat. .RMO 1908, 157, nr. 13; Holwerda 1923, Weisgerber 1974, 132; Silber 1926, 383—384. 142, nr. 12, pi. LXVII, afb. 102, fig. 14.

113 Apollo nr. 4: RMO, inv. nr. hl925/12.17. Higgins, R., 1976. Terracottas. In: Roman Holwerda 1912, 46, afb. 40, rechts onderaan; Crafts, edited by D. Strong and D. Brown. Holwerda 1923, 142, nr. 11, pi. LXVII, afb. London, 105—109. 102, fig. 13. Holwerda, J. H., 1912. Opgraving bij Arentsburg Apollo nr. 5: RMO, inv. nr. hl924/1.17. te Voorburg. Oudheidkundige Mededelingen Holwerda 1912, 46, afb. 40, rechts van het uit het Rijksmuseum van Oudheden te Lei- midden; Holwerda 1923, 142, nr. 10, pi. den, 6, 17—47. ' LXVII, afb. 102, fig. 12. Holwerda, J. H., 1923. Arentsburg, een Ro- Voor de toestemming om de Apollo-beeldjes meinsch militair vlootstation bij Voorburg. en het Fortuna-beeldje hier af te beelden Leiden. dank ik het Thermenmuseum te Heerlen, het Hommerich, L. van, 1955. Een Romeins weg- Rijksmuseum van Oudheden te Leiden en het tracé te Heerlen. Het Land van Herle, 2, Rijksmuseum G. M. Kam te Nijmegen. 23—34. Janssen, L. J. F., 1848. Catalogus van het Mu- seum van Oudheden te Leiden, Grieksche, Romeinsche en Etrurische monumenten. Leiden. Janssen, L. J. F., 1862. Terracotta's uit het Mu- seum van Oudheden te Leiden. Leiden. Jeanlin, M., 1984. Les terres cuites de la Gaule romaine. Histoire et Archeologie, Dossiers, Mars, 90—96. Literatuur Kal. DSM 1977. Kalender Staatsmijnen, Corio- Binsfeld, W., 1964. Zu den römischen Töpfereien vallum. Heerlen 1977. am Rudolfplatz in Köln. Köïner Jahrbuch Leemans, C, 1842. Romeinsche oudheden te für Vor- und Frühgeschichte, 7, 19—32. Rossem, in den Zalt-Boemelerwaard. Leyden. Binsfeld, W., 1977. Töpferviertel. In: Führer zur Lehner, H., 1903. Zur Kenntnis der römischen Vor- und Frühgeschichtlichen Denkmaler, Terrakottafabriken in Köln. Bonner Jahr- 32, Trier, I, Text, 223—225. bücher, 110, 188—202. Cat. RMO 1908. J. H. Holwerda, M. A. Eve- Loeschcke, S., 1911. Beschreibung römischer Al- lein, N. J. Krom, Catalogus van het Rijks- tertümer, gesammelt von Carl Anton Nies- museum van Oudheden te Leiden, Afdeeling sen. Köln. praehistorie en Nederlandsche oudheden. Loeschcke, S., 1934. Trierer Zeitschrift, 9, 135— Leiden. 139, 164—173. Cat. Tent. GHL 1969. Catalogus bij de tentoon- Pirling, R., 1976. Die Ausgrabungen auf den stelling Goden en heiligen in Limburg. Graberfeldern von Geliep 1976. Das Rhei- Maastricht. nische Landesmuseum Bonn. Sonderheft Cat. Tent. RAR 1967. Catalogus bij de tentoon- Januari 1977. Rheinische Ausgrabungen, stelling Romer am Rhein. Keulen. 105—106. Cat. Tent. RIM 1971. Catalogus bij de tentoon- Reusch, W., 1936. Datierte Inschriften rheini- stelling De Romeinen in het Maasdal. Venlo. scher Terrakotten. Germania, 20, 112—114. Despriet, Ph., 1974. Een Keuls aarden beeldje Riese, A., 1903. Römische Terrakotten aus un- met Servandus-inschrift uit Tongeren. Lim- serer Umgegend im Historischen Museum. burg, 53, 53—60. In: Festschrift zur Feier des 25jahrigen Elzinga, G., 1976. Hommage uit Friesland. In: Bestehens des stadtischen Historischen Mu- Festoen. Opgedragen aan A. N. Zadoks- seums in Frankfurt am Main. Frankfurt/ Josephus Jitta bij haar zeventigste verjaar- Main, 67—81. dag. Groningen/Bussum, 227—233. RMO, Rijksmuseum van Oudheden, Leiden. Fremersdorf, F., 1922. Römische Bildlampen. Rouvier-Jeanlin, M., 1972. Les figurines gallo- Bonn. romaines en terre cuite au Musée des An- Fremersdorf, F., 1939. Erzeugnisse Kölner Manu- tiquités Nationales. Gallia, Supplement 24. faktüren in den Funden von Kastell Saai- Rüger, E., 1980. Die römischen Terrakotten von burg und Zugmantel. Saaiburg-] ahrbuch, 9, Nida-iHeddernheim. Schriften des Frankfur- 6—22. ter Museums für Vor- und Frühgeschichte, Giffen, A. E. van, F. Fremersdorf, 1934. Drent- 5. Frankfurt am Main. sche Volksalmanak, 52, 85—97. Silber, M., 1926. Die Tonfiguren vom römischen Hettner, F., 1901. Drei Tempelbezirke im Tre- Graberfeld am Bürglstein in Salzburg. Mit- vererlande. In: Festschift zur Feier des theilungen der Anthropologischen Gesell- hundertjahrigen Bestehens der Gesellschaft schaft in Wien, 56, 370—385. für nützliche Forschungen in Trier. Trier. Vertet, H., 1969. Observations sur les vases a

114 medaillons d'applique de la vallée du Rhöne. gres, Revue archéologique SITES, Hors- Gallia, 27, fase. I, 93—133. série no. 10. Vertet, H., 1980. Carte des ateliers de potiers de Weisgerber, G., 1974. Terrakotten im Museum la Gaule centrale. In: Recherches sur les Alzey, Alzeyer Geschichtshlatter, 10, 123— ateliers de potiers gallo-romains de la Gaule 133. centrale, Revue archéologique SITES, Hors- Weisgerber, G., 1975. Das Pilgerheiligtum des série, no. 6, 13—42. Apollo und der Sirona von Hochscheid im Vertet, H., 1983. Recherches sur les techniques Hunsrück. Bonn. de fabrication des lampes en terre cuite du Zadoks-Josephus Jitta, A.

115 Nieuw onderzoek naar Forum Hadriani

T. M. Buijtendorp en W. J. Jung

Inleiding De noordmuur bood de meeste kans terug- In de periode 1982—1984 is op vrij een- gevonden te worden omdat deze groten- voudige wijze een Romeinse stad bij Voor- deels is gelegen in achtertuinen welke on- burg „teruggevonden". Uitgangspunt was bebouwd zijn. Daar waar toestemming de opgravingsplattegrond die dr. J. H. werd verkregen, zijn in de tuinen zes boor- Holwerda in 1916 publiceerde -1. Deze profielen getrokken van gemiddeld acht opgravingstekening was het resultaat van boringen per profiel. Zodoende zijn zoveel Holwerda's opgravingen in 1908—-1915 mogelijk de twee muurranden gelokali- 3 en die van Reuvens in 1827—1833. Door- seerd en ingemeten. . Op deze wijze kon dat het terrein in de jaren twintig en der- de noordmuur op zes plaatsen worden tig grotendeels werd bebouwd, is er weinig gelokaliseerd, hetgeen voldoende was om te beginnen met de referentiepunten die het verloop vast te stellen (afb. 1). Holwerda op zijn opgravingsplattegrond De westmuur gaf zich minder gemakkelijk aangeeft. Daarom werd besloten een prijs. Een groot deel van het terrein is poging te ondernemen, door middel van bebouwd, zodat we ons moesten concen- grondboringen de op de opgravingskaart treren op een klein aantal tuinen. Alleen uit 1916 aangegeven nederzettingsresten zo het zuidelijke deel is goed toegankelijk, exact mogelijk te projecteren op een kaart dank zij de ligging in het park (afb. 1). met de huidige situatie. Hierdoor is het in In dit park is door ons geconstateerd dat de toekomst veel beter mogelijk om snel de muurresten op diverse plaatsen volledig in te spelen op nieuwbouwactiviteiten. vergraven zijn. Uiteindelijk kon de west- Het accent lag bij het onderzoek op het muur op vier plaatsen worden terugge- terugvinden van de stenen vestingmuur vonden, waardoor ook het verloop van 4 omdat deze door zijn rechtlijnige verloop deze muur kon worden.gereconstrueerd . het best te herkennen is. Gewapend met grondboor en meetlint begon een opwin- Resultaat dende speurtocht naar Forum Hadriani, de Naast een actuele opgravingskaart leverde Romeinse stad die reeds lang geleden me- dit onderzoek een opmerkelijk feit op: de nige pen in beweging bracht. hoek tussen noord- en westmuur bleek in werkelijkheid scherper dan de opgravings- De muur plattegrond van Holwerda aantoont. Nu Blijkens de opgravingsverslagen van Hol- vermeldt Holwerda zelf al een correctie werda is er van het opgaand muurwerk van de muurrichtingen °. zelf niets teruggevonden 2. Wat resteert is Om zekerheid te verkrijgen over de juiste het maximaal één meter hoge en gemid- loop van de stadsmuur (west- of noord- deld 1,3 meter brede muurfundament dat muur), werd door middel van boringen is ingegraven in het zand van de strand- gezocht naar de stenen funderingen van wal. Helaas is ook dit fundament zwaar het grootste gebouw dat door Reuvens is aangetast, zodat soms alleen een vaag opgegraven 6;l. Inderdaad konden wij enige puinspoor resteert, hetgeen ook uit de funderingsresten lokaliseren en inmeten, door ons verrichte grondboringen bleek. hoewel een groot deel van deze fundering Van de stadsmuur vond Holwerda overi- door een vijver was vergraven. Met behulp gens alleen de west- en noordmuur (afb. van deze gegevens, gecombineerd met die 1). uit ons voorgaande onderzoek, bleek dat

116 de loop van de noordmuur gecorrigeerd De laatste tien a vijftien centimeter van moest worden (zie afb. 2). de geconstateerde verzakking bleek te be- taan uit een lichtbruin-blauwe verkleuring Voortzetting van het strandwalzand. Daaronder werd het schone geel/witte strandwalzand terug- Gezien het redelijke resultaat van de gevonden. Deze opbouw is vergelijkbaar grondboringen en gelet op de berichten met die van profiel 1, 22,5 meter weste- omtrent eventuele toekomstige bouwacti- lijk vanuit het nulpunt van de meetlijn, viteiten op het aangrenzende voetbalveld nog juist op het voormalige opgravings- (noordoostelijk van de Arentsburghlaan, terrein. Ook in profiel 1 werd de bruin- zie afb. 1), werd besloten ons onderzoek blauwe overgang naar het schone strand- daar voort te zetten. Van nu af konden walzand gevonden. we niet meer terugvallen op de kaart van Holwerda. Hij beschouwde dit terrein Meer oostelijk uitgevoerde boringen moes- namelijk niet meer als tot de nederzetting ten nu gaan aantonen dat het geen inci- behorend, mede omdat dit terrein ruim dentele verzakking betrof. 1,2 meter lager ligt dan het gebied waarin De volgende vier boringen (waarvan de hij zijn opgraving verrichtte. Deze verla- laatste 69,5 meter vanuit het nulpunt van de meetlijn) vertoonden alle een dergelijke ging hoeft echter niet uit de Romeinse tijd 10 te zijn, mogelijk is zij veroorzaakt door verzakking (afb. 4, profiel 3 t/m 6) . zandwinning in latere tijden61). In dat De gevonden vermoedelijke grachtprofie- geval zijn eventueel aanwezige bewonings- len 2 t/m 6 blijken een dusdanige afwij- sporen grotendeels verdwenen. Dat behoeft king te hebben ten opzichte van de meet- echter niet te gelden voor grondsporen lijn (zie afb. 3 ), dat zij vermoedelijk inder- zoals tonputten en spitse grachten die daad de in eikaars verlengde liggende dieper gaan dan bijvoorbeeld muurresten. restanten van de binnenste gracht vormen. Het onderzoek concentreerde zich volledig Dit lijkt tevens de door ons uitgevoerde op het terugvinden van de (binnenste 7) correctie op de ligging van de noordmuur verdedigingsgracht omdat deze door het te bevestigen. Verder loopt de gevonden rechte verloop systematisch gezocht kon richting parallel met de denkbeeldige hart- worden. Er werd met boren begonnen in lijn van de noordmuür (afb. 3). Helaas het verlengde van de door Holwerda ge- werd het beeld onduidelijk toen we de vonden grachten. gracht nog verder wilden vervolgen. Bij de eerstvolgende boring (74,5 meter van- Reeds in het eerste boorprofiel, ten oosten uit het nulpunt van de meetlijn, afb. 3) van de Arentsburghlaan (circa 16,5 meter bleek de grond volledig verstoord te zijn vanuit het nulpunt van de meetlijn, afb. s door een nu 1,5 meter diepe en circa vier 3) , vertoonde het zand van de strandwal meter brede vergraving, die „onze gracht" over een breedte van circa vier meter een kruist. Ook nog oostelijker, na deze ver- verzakking van rond de 0,3 meter (afb. 4, storing, vonden we de gracht niet meer profiel 2). Daarboven was de ongeveer duidelijk terug. Dat wil uiteraard niet zeg- twee meter dikke bovengrond volledig gen dat de gracht hier dus niet gelegen verstoord. De verzakking vertoonde een kan hebben. Wel is een eventuele gracht komvormig profiel, niet het typische V- hier grotendeels vergraven en waarschijn- vormige profiel van een spitse gracht, lijk alleen nog maar aan te tonen door het maar dat heeft Holwerda blijkens zijn graven van vlakken. verslagen ook nergens gevonden. Hij ver- klaart het (ook door ons gevonden) kom- vormige profiel uit de hoge grondwater- 1. Totaaloverzicht van de opgravingsresultaten stand die de zandbodem van de spitse van- Reuvens en Holwerda, geprojecteerd in gracht deed dichtslibben °. de huidige situatie.

117 MUURWERK POORT HOUTBOUW' VLOER (STEEN)- •-. . VERWARMINGSKELOER WATERPUT Ci AFVALKUIL .

»o PAALGATEN

GRACHT

AANGEBOORD MUURWERK

AANGEBOORD GEBOUW

SITUATIE FORUM HADRIANI IN HET STRATENPLAN VOORBURG 120 2. De door de auteurs uitgevoerde correctie op muur. Daar zijn mogelijk nog de resten de noordmuur op basis van het verrichte van „erven" met afvalgaten en tonputten grondboringsonderzoek. Door deze correctie wordt de hoek tussen west- en noordmuur aanwezig. iets scherper. In het niet veel hoger gelegen aangrenzen- de volkstuinencomplex (afb. 1) zijn in recente tijd ook nog grondsporen aange- troffen M. Hoogte De tijdens het onderzoek uitgevoerde Dankwoord hoogtemetingen xt hebben uitgewezen, dat Onze dank gaat uit naar ir. G. Scheringa, het maaiveld, vanaf de Arentsburghlaan directeur openbare werken gemeente Voor- gezien, in oostelijke richting geleidelijk burg, voor het geven van toestemming tot afloopt (zie afb. 3a, a-a). het doen van grondboringen in het park. Dat geldt ook voor het hoogste niveau Verder naar de bewoners van de huizen, van het niet vergraven zand van de strand- die allen direct toestemming hebben ge- wal (b-b). Hierbij valt op dat de gracht- geven tot het doen van onderzoek in hun bodem (afb. 3a, ad c), ten opzichte van tuinen. De heer W. van der Bos danken onze meetlijn, slechts kleine variaties in wij voor zijn assistentie bij het vervaar- diepte vertoont met de door ons gevon- digen van afb. 1. den diepte van de gracht in profiel 1.

Conclusies De belangrijkste conclusie is ongetwijfeld dat het voetbalveld ten oosten van de Arentsburghlaan, ondanks het veel lagere niveau, waarschijnlijk nog belangrijke sporen bevat, die voldoende aanwijzingen kunnen geven omtrent het verloop van de stadsmuur in dit terrein. Dit verloop is des te interessanter omdat Forum Hadriani een in Nederland weinig voorkomende plattegrond gehad lijkt te hebben. Het betreft één van de twee municipia (Ro- meinse steden met stadsrecht) die Neder- land rijk is geweest. We spreken hier dan ook nadrukkelijk de hoop uit, dat het voetbalterrein onderzocht kan worden, 3. Vermoedelijke voortzetting van de binnen- voordat de sporen definitief door bebou- ste verdedigingsgracht in het voetbalveld wing worden vernietigd. Dit is één van naast de Arentsburghlaan. De ligging van de de laatste kansen om meer over de om- boorprofielen 1 t/m 10 is aangegeven ten vang van Forum Hadriani te weten te opzichte van een meetlijn die gekoppeld is aan het hoekpand Arentsburghlaan 6. komen. 3a. Doorsnee van het onderzochte terrein met de Bij gebrek aan financiën zou het onder- lokatie van boorprofielen 1 t/m 10. Lijn a-a zoek zich vooral moeten richten op het geeft het aflopende maaiveldniveau, gemeten verloop van de grachten. Dat kan bijvoor- ten opzichte van profiel 1. Het dalende beeld door het graven van een combinatie strandwalniveau is zichtbaar via lijn b-b en lijn c geeft de gevonden diepten van de van vlakken en sleuven. Bij ruimere finan- grachtbodems weer. Opm.: De horizontale ciële middelen zou het onderzoek zich ook maten zijn op tien maal zo kleine schaal dan kunnen richten op het gedeelte binnen de de verticale maten.

121 122 jf|jïgj|£§f?muur

195

tneetlijn

207

profiel 2

meetlijn 99"

204'

profiel 3

meetlijn

profiel 4 profiel 5 profiel 6

3m

4. Boorprofielen 1 t/m 6. Verticaal is het snijpunt met de meetlijn aangegeven. De hoogten zijn alle gemeten ten opzichte van het maaiveld van profiel 1.

123 Noten !> Zie over het grachtprofiel onder meer Hol- 1 werda 1923, p. 10 en Holwerda 1911, p. 14 Zie Holwerda 1916, afb. 1. In zijn eindver- en p. 22. Holwerda vond het kornvormige slag van 1923 publiceerde Holwerda dezelfde profiel overigens alleen in de binnenste plattegrond op groot formaat. 2 gracht. De buitenste gracht was namelijk onge- In de westmuur, vlak tegen de noordwest- veer twee decimeter minder diep gegraven, hoek, vond Holwerda het best bewaarde stuk waardoor deze boven het Romeinse grond- van de muur. „Groote en kleinere steen- water stond en wel een spits profiel ver- blokken waren telkens in een laag kalk gebed, toonde. Dit betekent dat, indien we hier in die weer telkens op een laag steenen rustte, het voetbalveld een gracht hebben terugge- een soort opus incertum dus, dat op een vonden, het zeer waarschijnlijk de binnenste diepte van 20— A.P. in een kalkbedding op gracht betreft. het zand rust" '(Holwerda 1911, p. 15). 10 In profiel 6 werd de eerdervermelde grijs- Het ongeveer één meter diepe fundament was bruin-blauwe verkleuring van het zand van op deze plaats bij de noordwesthoek van de strandwal niet duidelijk aangetroffen. boven geheel glad. Resten van de kleine 11 rechthoekige blokken van de bovenbouw wer- Ten behoeve van de hoogtemetingen is pro- den alleen in de gracht en omgeving gevon- fiel 1 (gelegen in het door Holwerda opge- den. Zie Holwerda 1911, p. 16. Hierover ook graven terrein) als uitgangspunt genomen. Holwerda in zijn eindverslag van 1923, p. 10. Het maaiveld daar is als nullijn genomen 3 voor de hoogtemetingen. Boringen werden verricht in de achtertuinen 12 Zie Westerheem XXXI, 1982, p. 147 en van de Prinses Marianneïaan 165, 173 en vooral noot 18 op p. 161. Het ziet er 179. Verder in het achterpad langs de tuin overigens sterk naar uit, dat ook de volks- van nr. 163. In de tuin van nr. 165 werd tuintjes in de nabije toekomst door nieuw- overigens een deel van de gracht teruggevon- bouw niet meer voor onderzoek beschikbaar den (afb. 4, profiel 1). zullen zijn. 4 De westmuur is aangeboord in de achtertui- nen van Effathalaan 32 en 35. Verder twee- Literatuur maal in het park. : 5 Afb. 2 in het verslag van Holwerda over Holwerda, J. H., 1911. Arentsburgh, Vereeni- 1915 ( = Holwerda 1916) geeft deze correc- ging tot het doen van opgravingen in Neder- tie weer (zie ook de toelichting op p. 2 van land, verslag over 1910 (samen met M. A. dit verslag). Helaas zijn er geen aantekenin- Evelein). gen van Holwerda bewaard. Voor zijn meet- Holwerda, J. H., 1915. Arentsburgh, Vereeni- methoden verwijzen we onder meer naar het ging tot het doen van opgravingen in Neder- verslag over 1914 ( = Holwerda 1915), p. land, verslag over 1914. 2—3. Het daar genoemde driehoeksnet is in Holwerda, J. H., 1916. Arentsburgh, Vereeniging dat zelfde verslag zichtbaar op afb. 1. tot het doen van opgravingen in Nederland, (iil Gebouw nummer I in afb. 2 van het eind- verslag over 1915. verslag van Holwerda uit 1923. Holwerda, J. H., 1923. Arentsburg, Een Ro- 015 In 1624 '(of eerder?). Zie de niet-militaire meinsch militair vlootstation bij Voorburg, inscripties Byvanck, Excerpta Romana, deel Leiden. II, nrs. 350, 351, alsook 349, gevonden 7 juni Verslagen „Arentsburgh" ook in Oudheidkundige en 15 november 1624, resp. 16de eeuw. Deze Mededeelingen uit het Rijksmuseum van niet-militaire stenen wijzen op burgerlijke Oudheden te Leiden (zelfde zetsel!). bewoning!! (Mededeling Prof. Dr. H. Brun- sting, mei 1984). T. M. Buijtendorp, 7 Voor de binnenste gracht is gekozen omdat Zocherstraat 147, deze over het algemeen dieper is uitgegraven 3067 AV ROTTERDAM dan de buitenste gracht. Voor diverse profie- len zie Holwerda 1923, afb. 12 (plaat VII). W. J. Jung, s Het nulpunt van de meetlijn is de zuidwest- De Genestetlaan 304, hoek van de woning Arentsburghlaan 6. 2522 LW DEN HAAG

124 Een 15 de-eeuwse beerkuil te Deventer

E. Nijhof

Eind augustus 1982 werden aan de Assen- straat enige van oorsprong middeleeuwse panden gesloopt ten behoeve van woning- bouw. Op de achtererven van deze panden, genaamd Burseplein, werden door een aantal amateurarcheologen archeologische waarnemingen gedaan. Onder zeer moei- lijke omstandigheden kon een beerkuil uit de eerste helft van de 15de eeuw worden onderzocht1. Beerkuilen lijken in de 15de eeuw in dit deel van de stad vrij veel voor te komen op de achtererven van de huizen. Tijdens een door de ROB uitgevoerd onderzoek op het Burseplein in 1979/1980, werden eveneens beerkuilen uit de 15 de eeuw aan- getroffen. In het algemeen komen beer- kuilen in Deventer vrij vroeg voor, de oudste van het Burseplein dateert uit de 1. Beerkuil gesitueerd op de kadasterkaart van 10de of 11de eeuw. Deze beerkuilen zijn 1836. Weergegeven zijn de complete kavels, in de beginperiode vaak voorzien van d.w.z. huis inclusief achtererf. vlechtwerkwanden. Uit de 11de—12de eeuw dateert een tonput die primair als beerput in gebruik is geweest en dus niet, zoals de meeste tonputten, eerst als water- bruine zandige laag met vrij veel puin- put heeft gefunctioneerd. In de eerste brokken en scherfmateriaal. Hierop bevon- helft van de 15de eeuw komen de beer- den zich twee beerlagen waaruit het meeste kuilen samen met bakstenen beerputten scherfmateriaal geborgen is. De beer uit de voor. In de loop van de tweede helft onderste laag was vrij los (rul) in tegen- van de 15de eeuw lijken de bakstenen stelling tot de bovenliggende laag. Waar- beerputten de functie van de beerkuilen schijnlijk is er geen verschil in tijd tussen over te nemen 2. deze twee beerlagen, aangezien materiaal uit de onderste laag paste aan scherven De beerkuil uit de bovenste laag. De kuil lijkt vervol- Helaas zijn er tijdens het uitgraven van gens vrij snel dichtgeworpen te zijn met de beerkuil geen opmetingen verricht of een zandig pakket. Aan twee zijden be- foto's gemaakt, hetgeen de reconstructie vonden zich twee relatief kleine verstorin- van de archeologische verschijnselen aan- gen door vrij recente beerputten. zienlijk belemmert. Het hierna geschetste beeld berust dan ook geheel op de herin- De vondsten nering van de opgravers. De afmetingen Steengoed van de beerkuil bedroegen ongeveer 1.70 bij 1.30 m met een diepte van ongeveer De hoeveelheid aangetroffen steengoed is 0.90 m. Op de bodem bevond zich een zeer beperkt. Twee kannen en een trech-

125 f^-

2. Steengoed en grijs aardewerk.

126 terbeker zijn de moeite waard om bespro- ken te worden. Zij behoren tot het Sieg- burg steengoed, ook de niet afgebeelde fragmenten zijn van dergelijke kannen (afb. 2, nr. 1). Afb. 2, nr. 2 is een slanke buikige kan met draairibbels op het lichaam, op de overgang van de buik naar de hals bevindt zich een kleine kraag 3. Dergelijke kannen komen in de tweede helft van de 14de eeuw algemeen voor en zullen tot in het begin van de 15de eeuw zijn geproduceerd. Afb. 2, nr. 1 en afb. 3 is een gave kan met eivormig lichaam en een lange slanke hals4. Beide kannen zijn witgrijs van kleur in tegenstelling tot de donkerrood gevlamde en plaatselijk met zoutglazuur overdekte trechterbeker afb. 2, nr. 3. Deze heeft een weinig uitgebogen trechter, op de buik zijn drie zeer eenvoudig met punten ver- sierde appliques aangebracht. Met name de kan afb. 2, nr. 1 is zeer kenmerkend voor. de eerste helft van de 15de eeuw, vóór 1400 schijnen deze kan- nen niet voor te komen.

5 Grijs aardewerk 3. Steengoed, Siegburg kan (afb. 2, nr. 1). Tot de groep grijze ceramiek behoren twee voorwerpen. Afb. 2, nr. 4 toont een schaal van een type dat vrij algemeen voorkomt in Deventer in de 15de eeuw °. De schaal is voorzien van een standring en een licht uitgebogen randprofiel. Het tweede grijze voorwerp (afb. 2, nr..5),.is. vrij uitzonderlijk. Het heeft het model van een voorraadpot op standring, er be- vindt zich echter een soort aftapopening vlak boven de standring. De functie van het voorwerp is niet duidelijk, het zou gebruikt kunnen zijn om vloeistoffen in te bewaren, kleine hoeveelheden zouden door middel van een stopje (eventueel met kraan) hieruit verkregen kunnen worden. Een tweede mogelijkheid is om twee verschillende vloeistoffen, een onder- en bovenvloeistof, te scheiden door de on- derste vloeistof af te tappen (bijvoorbeeld bij afromen). Een fragment van een tweede 4. Grijs aardewerk, voorraadpot met aftapope- identiek exemplaar is enige tientallen me- ning (afb. 2, nr. 5). •••-. :-'. •••......

127 .5. Rood aardewerk.

128 6. Wit aardewerk.

129 ters van de beerkuil gevonden, eveneens in een 15de-eeuwse context. Andere paral- lellen van grijs aardewerk zijn mij niet bekend. In 's-Hertogenbosch is een bodem- fragment va^ een grote kan of voorraad- pot met een vergelijkbare opening gevon- den. Dit fragment behoort tot het Siegburg steengoed en dateert uit de eerste helft van de 15de of late 14de eeuw 7. In Engeland komt in de 15de eeuw een groot type geglazuurde kan voor (voor- raadkan of waterkan), die eveneens een dergelijke opening heeft. Als mogelijke functie wordt hier genoemd het gebruik als voorraadvat van alcoholische drank, het bezinksel verzamelt zich onder in de kan onder de hoogte van het aftapgat s. Rackham noemt eveneens een aantal kan- nen met een dergelijke opening, hij ziet als functie een waterreservoir waarin een spon of tap geplaatst kan worden °. De daterin- gen van de Engelse voorbeelden zijn even- eens 15de eeuw. 7. Wit aardewerk, grape (afb. 6, nr. 2). Aangezien het vat uit Deventer ongegla- zuurd is, lijkt een functie als voorraadvat voor alcoholische drank niet erg voor de verleden vergelijkbare exemplaren gevon- hand te liggen, een opslag voor water lijkt den 12. Opmerkelijk is het afgeronde uit- goed mogelijk te zijn. Ook kan gedacht einde .zonder ophanggat van de vrij kleine worden aan een functie in het kaasberei- vetvanger. Afb. 5, nr. 5 is een tot de dingsproces. normale typen behorende voorraadpot. De drie standlobben zijn van de bodem afge- Rood aardewerk sprongen, op de oorspronkelijke plaats van deze zijn nog de sporen van aanhech- Opvallend is dat er zich onder het rode ting te zien. aardewerk maar één grape bevindt. De grape afb. 5, nr. 1, heeft een licht uitge- bogen rand, de bovenzijde is fijn geribbeld, Witbakkend aardewerk de poten zijn aan de voorzijde tweezijdig In de grote groep witbakkend aardewerk ingeknepen. Twee kleine bakjes hebben laten zich een aantal grapen en schalen eveneens een functie bij het vuur gehad, onderscheiden die gezien het baksel, de gezien de roetsporen aan de onderzijde. vorm (ribbels) en glazuur vrijwel zeker in Waarschijnlijk heeft bakje afb. 5, nr. 3 hetzelfde pottenbakkerscentrum, mogelijk (met drie standvinnen) evenals afb. 5, zelfs door dezelfde pottenbakker gefabri- nr. 2 (een soort koekepannetje) een klein ceerd zijn. De klei die gebruikt is, is een steekje gehad. Vergelijkbare exemplaren (fijn gemagerde) tertiaire klei. Het gla- (als afb. 5, nr. 3) zijn bekend uit de oven zuur dat. alleen op de binnenzijde van de van Utrecht10. In 's-Hertogenbosch werd grapen en schalen aanwezig is, is een zeer een bakje gevonden dat identiek is met dun dekkend loodglazuur. Bij sommige bakje afb. 5, nr. 2 u. Van de vetvanger grapen werden enige verontreinigingen van afb. 5, nr. 4 zijn in Deventer in het koper geconstateerd die een enkel groen

130: puntje in het glazuur hebben veroorzaakt. buik, een ribbel. Afb. 8, nr. 3 is de enige De grapen zijn over het algemeen iets schaal waarvan kon worden vastgesteld langgerekter van vorm dan de Nederlandse dat er doorboorde nokken aanwezig waren exemplaren van rood aardewerk (afb. 6 (van het exemplaar is maar één nok be- en 7). Op de maximale diameter van de waard gebleven). De ribbel onder de buik van de grape komen één of twee rand, zoals bij afb. 8, nr. 1—2, is bij deze scherpe ribbels voor. De poten worden schaal niet aanwezig. gevormd door kleirollen; deze zijn terug- geslagen en vervolgens op twee manieren De herkomst van deze groep aardewerk aangezet (afb. 6, 1—3 en afb. 6, nr. 4). moet waarschijnlijk in het Rijnland ge- De oren zijn in tegenstelling tot het rode zocht worden. Het is mogelijk dat deze aardewerk niet rond maar plat, de zoge- groep een traditie vertegenwoordigt die vooraf gaat aan de grapen en bakjes die naamde bandoren. Het randprofiel ver- ia toont vrijwel altijd een dekselgeul, een aan Keulen worden toegeschreven . Pro- duktie in de stad Keulen is niet waar- uitzondering vormt afb. 6, nr. 6, met om- u geslagen rand zonder dekselgeul. Bij deze schijnlijk , eerder moet aan een herkomst laatste zitten de ribbels ook meer gespreid uit het gebied ten westen van Keulen ge- en zijn ook hoger op de buik aangebracht. dacht worden. Uit Keulen is dit type Ribbels, bandoren en teruggeslagen poten grapen wel bekend,'maar het is daar nooit temidden van pottenbakkersafval gevon- lijken te zamen een aantal kenmerken te v vormen die typisch voor deze groep grapen den '. Uit Langerwehe is waarschijnlijk zijn. het spaarpotje van afb.-8, nr. 4 en afb. 9 afkomstig. Het spaarpotje heeft een ver- Van de schalen die ook in ruime mate in ticale gleuf en is overdekt met een koper- de kuil aanwezig waren, konden drie exem- houdend glazuur waardoor een groen op- plaren gereconstrueerd worden. Zij heb- pervlak is verkregen16. Afb. 8, nr. 5 is ben alle een vlakke bodem, onder de rand een bodem met enkele spikkels groen bevindt zich, evenals bij de grapen op de glazuur, het kan zowel van een spaarpotje 8. Wit aardewerk. als van een zuigflesje geweest zijn.

131 Glas De glasvondsten zijn zeer beperkt, er werden fragmenten van twee voorwerpen, een fles en een drinkglas, gevonden. Twee fragmenten behoren vermoedelijk tot de- zelfde fles waarvan de exacte vorm helaas niet met zekerheid te bepalen is. In de 15de eeuw komen twee typen flessen voor, namelijk de dubbelconische fles en de peervormige fles. Beide hebben een soort holle standring, vervolgens is de buik van de dubbelconische fles iets smaller en gaat rechter omhoog dan die van de peervormige fles L7. Het bodemfragment wekt dan ook de indruk bij een dubbel- conische fles te behoren (afb. 10, nr. 1). De halzen van beide typen zijn vrijwel 9. Wit aardewerk, Langerwehe spaarpot (afb. gelijk. Van een tweede voorwerp was 8, nr. 4). het fragment zo klein dat het niet afge- aanpunten van vermoedelijk benen naal- beeld is. Het behoorde tot een achtkantige 19 beker, vermoedelijk van het lage type dat den . algemeen voorkomt in de 15de eeuw18. Conclusie Hout Het gehele aardewerkcomplex vertoont Tot de minder voorkomende voorwerpen een opmerkelijk verschijnsel, namelijk de uit opgravingen behoort de onder afb. 10, zeer geringe hoeveelheid rood aardewerk. nr. 2 afgebeelde houten lepel. De onder- Dit rode aardewerk schijnt vervangen door zijde van de bak is zodanig bijgesneden een hoeveelheid witbakkende ceramiek, dat een aantal vlakken zijn ontstaan die die waarschijnlijk uit het gebied ten wes- een gefacetteerd uiterlijk geven. ten van Keulen afkomstig is. De grote hoeveelheid van dit materiaal, grapen en Natuursteen schalen, te zamen minimaal 20 stuks, en Een klein wetsteentje van natuursteen het gegeven dat dit materiaal in Deventer (afb. 10, nr. 3) heeft waarschijnlijk een nooit eerder is aangetroffen, wekt de in- tweeledige functie. Behalve dat het wet- druk dat het op vrij toevallige wijze is steentje gebruikt is voor het aanscherpen van messen is het ook gebruikt voor het 10. Glas, hout en natuursteen.

-CD

132 geïmporteerd, mogelijk als een kleine toe- ™ Zie Renaud 1975, blz. 62. 14 gevoegde partij bij een totaal andersoor- Vriendelijke mededeling H. J. E. van Beu- ningen, Langbroek. tige lading. Ook is niet uit t.e sluiten dat 15 In de collectie H. J. E. van Beuningen bevin- de eigenaar van het materiaal dit als immi- den zich twee vrijwel identieke grapen die in grant geïmporteerd heeft, alhoewel dit Keulen gevonden zijn (inv. nrs. F 1893 en voor een niet zo duurzaam produkt als F 1463). Een ander exemplaar (F 676) is aardewerk niet voor de hand lijkt te lig- bekend uit Domburg. De datering van deze grapen is niet exact bekend, maar waarschijn- gen. Wel zou het een verklaring geven lijk zijn zij in de 15de eeuw te plaatsen. waarom het witbakkende aardewerk bij 16 Een vergelijkbaar exemplaar is gevonden in één huishouding is terechtgekomen. Zwolle, datering eveneens 15de eeuw. Het betreft hier echter een losse vondst. Zie van Beek en Van Vilsteren 1980. " Zie Dexel 1962, S. 79, Abb. 432 a, b; Rade- Noten macher S. 70—72, Abb. 15 a—c und 16 a—e. 1 Met dank aan W. Hekkert en J. Stanlein, is Zie Rademacher 1962, S. 96, Abb. 25 b onderzoekers van de beerkuil, die zo bereid- und d. willig waren de vondsten voor deze publikatie 19 Een vergelijkbaar exemplaar is gevonden in beschikbaar te stellen. Tevens wil ik Drs. Deventer in de bedding van de IJssel, zie de D. P. Hallewas, ROB, danken voor de ge- Jong 1980 in: Thuis in de late middeleeuwen. gevens die hij beschikbaar stelde over het onderzoek op het Burseplein. Enkele stuks aardewerk werden vakkundig gerestaureerd Literatuur op het technologisch laboratorium van de ROB. De tekeningen zijn schaal 1 : 4 gemaakt Beckmann, B., 1975. Der Scherbenhügel in der door Harmke van Kuilenburg, de foto's zijn 'Siegburger Aulgasse, Band I, Bonn. van de schrijver. Beek, R. van, V. T. van Vilsteren, 1980. Van Karel de Grote tot Karel de Vijfde; een 2 Mededeling Drs. D. P. Hallewas, ROB. 3 archeologisch onderzoek in het oudste ge- Zie Beckmann 1975, afb. 31, nrs. 1 en 2, deelte van Zwolle. In: Zwolle in de middel- periode 4. eeuwen. Onderzoekingen naar een vroeg- * Zie Beckmann 1975, afb. 3 t/m 6, periode 4. 5 stedelijke samenleving, Zwolle. Janssen beveelt in zijn overzicht over middel- Bruijn, A., 1979. Pottersvuren langs de Vecht. eeuws aardewerk in Nederland aan, om voor Aardewerk rond 1400 uit Utrecht. Kotter- het gereduceerd gebakken aardewerk (dat ge- dam Papers III, Rotterdam. durende de 14de tot het begin van de 16de Dexel, W., 1962. Das Hausgerat Mitteleuropas. eeuw vervaardigd werd in de pottenbakkers- Wesen und Wandel der Formen in zwei ovens die eveneens het rood-geoxydeerd-ge- Jahrtausenden, Braunschweig. bakken aardewerk produceerden) de naam grijs te gebruiken. De term blauwgrijs wordt Janssen, H. L., 1983. Later medieval pottery gebruikt voor een Nederrijnse pottenbakkers- production in the Netherlands. In: P. Da- traditie die vrij grof handgevormd aardewerk vey, R. Hodges (eds.), Ceramics and trade, met nagedraaide randen produceerde. Het Sheffield. bekendste produktiecentrum van dit aarde- Jong, J. W. M. de, 1980. Catalogus. In: Thuis werk is Elmpt. Zie Janssen 1983. in de late middeleeuwen. Het Nederlandse 0 burgerinterieur 1400—1535. Zwolle. Archeologisch onderzoek AWN, hoek Welle- Medieval Catalogue, 1940. J. B. Ward Perkins Melksterstraat. 7 (ed.) London Museum: Medieval Catalogue. Dit fragment is afkomstig van het onder- London. zoek St. Joriskapel (1979). Mondelinge me- Rackham, W. B., 1972. Medieval English pot- dedeling Drs. H. L. Janssen, Dienst Gemeen- tery. London. tewerken 's Hertogenbosch. Rademacher, F., 1933. Die deutschen Glaser des s Zie Medieval Catalogue 1940, p. 226, pi. •Mittelalters. Berlin. LXIV, nr. 3. Renaud, J. G. N., 1975. De vondsten gedaan bij o Zie Rackham 1972, p. 9, pi. 10 and 53. het archeologisch onderzoek naar het voor- 10 Zie Bruijn 1979, blz. 76 en afb. 38, nr. 5, malig kartuizer klooster buiten Delft. In: 6 en 8. 11 De kartuizers en hun Delftse klooster. Vondst Pensmarkt (1976). Mondelinge me- Delft. dedeling Drs. H. L. Janssen, Dienst Gemeen- tewerken VHertogenbosch. Snellestraat 33A, 1:2 Collectie H. F. Wijnman, Amersfoort. 5211 EM 's-HERTOGENBOSCH

133 Literatuurbespreking

E. H. P. Cordfunke. Opgravingen in Egmond; vervolgens de overige abdijgebouwen en de Buur- de abdij van Egmond in historisch-archeologisch kerk. Na een korte beschrijving van de tijdens perspectief. Zutphen, De Walburg Pers, 1984. het onderzoek geborgen vondsten volgt tenslotte 189 blz. Prijs ƒ 33,50. als welkome toegift een bijdrage van de fysisch- anthropoloog G. J. R. Maat betreffende de re- Lezend in Cordfunke's publikatie heeft men lieken van Adelbert, de patroon van de abdij soms het idee, verdwaald te zijn in één van die van Egmond. De schr. concludeert dat deze re- ingenieuze detectives van Ellery Queen uit de lieken betrekking hebben op een individu dat 30-er jaren: met ingewikkelde plattegronden en waarschijnlijk tussen de 40 en 50 jaar oud is al even ingewikkelde probleemstellingen. Het geworden. lezen en interpreteren van opgravingstekeningen die betrekking hebben op onderzoekingen waar- „Opgravingen in Egmond" is een overzichtelijk bij je niet zelf betrokken bent geweest, is zeker boek geworden, bedrieglijk eenvoudig haast. Be- geen sinecure, ook al zijn ze vervaardigd door drieglijk inderdaad, want achter die eenvoud ver- een eminent veldtechnicus als H. Praamstra. Er bergt zich, net als in Ellery Queen's logische de- is veel geduld en vindingrijkheid bij nodig. Als ducties, een grote dosis vernuft. Schrijver en men dan ook nog Nijhoff's „lees maar, er staat uitgever hebben het goede idee gehad om vele niet wat er staat" in gedachten houdt, heeft men opgravingsfoto's en een aantal veldtekeningen zo ongeveer een indruk van de problemen waar- van Praamstra te reproduceren. Dat geeft het voor Cordfunke zich gesteld zag, toen hij de boek een extra documentaire waarde. Ik kan het resultaten van de opgravingen die tussen 1938 dan ook van harte aanbevelen. en 1948 onder leiding van prof. Van Giffen op het voormalig abdij terrein te Egmond werden T. Bechert. De Romeinen tussen Rijn en Maas. verricht, ging uitwerken. Dieren, De Bataafsche Leeuw, 1983. 287 blz. Prijs ± ƒ85—. Cordfunke begint met een schets van het histo- risch perspectief waarin ontstaan en ontwikke- De Duitse archeoloog Bechert biedt ons in bo- ling van de abdij van Egmond kunnen worden vengenoemde publikatie een synthese van de geplaatst. Voor het abdijcomplex valt het doek resultaten van 30 jaar archeologisch onderzoek met de verwoesting ervan in 1573. Het einde met betrekking tot de Romeinse provincie Ger- van de abdij als instelling was eigenlijk al eer- mania Inferior (Neder-Germanië). Het boek is der een feit: De kloostertucht was verslapt en niet in de eerste plaats voor vakmensen geschre- de gebouwen waren op het moment van de ver- ven, maar voor een brede, archeologisch geïnte- woesting al vrijwel verlaten. In een volgend resseerde, lezerskring. Het is de schrijver er niet hoofdstuk schetst Cordfunke de verdere lotge- zozeer om te doen geweest, een opeenvolging vallen van het abdijterrein en de incidentele van politieke en militaire gebeurtenissen te be- onderzoekingen die aan de opgravingen van schrijven, als wel om een indruk te geven van 1938—1948 voorafgingen. Curieus zijn de con- het leven van „de" mensen in de behandelde clusies van Holwerda die in 1920 een onderzoek periode: Romeinse bovenlaag én autochtone be- instelde bij de Adelbertsput. Hij herkende daar volking, stads- én plattelandsbewoners, vrijen én de aanwezigheid van een .. . 'Romeins of Fran- onvrijen. Dat hij de provincie daarbij als één gisch castellum. geheel benadert en behandelt lijkt vanzelfspre- kender dan het is. Denkt u maar aan titels als Na deze inleidende hoofdstukken valt de volle „De Romeinen in Nederland" en „Die Rhein- aandacht op de opgravingen tussen 1938 en 1948 lande in Römischer Zeit". en de resultaten daarvan zoals zij op de opgra- vingsplattegronden zijn vastgelegd. Aan de hand Is Bechert in z'n opzet geslaagd? Goeddeels wel. van de grondsporen volgen reconstructies van de Op overzichtelijke wijze laat hij een groot aan- eerste en tweede (stenen) abdijkerk en de aan tal facetten van het leven in de periode van de de steenbouw voorafgaande lOde-eeuwse hout- „Pax Romana" de revue passeren: Bestuurs- bouwfase van de abdij. Verrassend, voor de op- structuur, steden, landelijke nederzettingen en gravers tóen en voor uw recensent nu, bleek de villa's, het leven in de stad en op het platteland, aanwezigheid van een bewoningslaag uit de Ro- verkeer te land en te water, geldwezen, beroe- meinse tijd, met een aantal boerderijplattegron- pen en producten, kunst en kunstnijverheid, den en een groot aantal aarde werk vondsten. Op godsdienst. Een groot aantal illustraties in kleur basis van historische, iconografische en archeolo- en zwart-wit vergemakkelijkt het volgen van de gische waarnemingen reconstrueert Cordfunke tekst. Toch is deze soms maar moeilijk te lezen.

134 Dat komt voornamelijk omdat de schrijver zich Oudheden te Leiden is een lust voor het oog. nogal eens uitput in tè omvangrijke opsommin- Interessant is de uitvoerige inleiding (blz. 7—54) gen. Het negatieve effect hiervan wordt versterkt van de huidige directeur H. D. Schneider over door het kapitaal zetten van alle -eigennamen, de geschiedenis van; het museum, de collecties en hetgeen een onrustig tekstbeeld oplevert en het zijn directeuren. In de begintijd van het museum, vlot lezen sterk bemoeilijkt. Een aantal kantte- toen de bekende C. J. C. Reuvens (1821— keningen mag niet ontbreken. Reikte het woon- 1835) het bewind voerde, werden, vooral met gebied van de Menapi in de 1ste eeuw v. Chr. geldelijke steun van Koning Willem I, grote tot bij Kleef (p. 54)? Graag zou men willen collecties Egyptische, Etruskische en Romeinse weten, op welke uitgangspunten en overwegingen oudheden aangekocht. Een belangrijke rol bij de schrijver zijn schatting van het aantal inwo- deze aankopen vervulde de speciaal daartoe aan- ners van Neder-Germanië baseert (p. 62). En gestelde agent in Livorno, Jéan Emile Humbert. was in het castellum van Valkenburg de reten- Ook door de opvolgers van Reuvens, C. Lee- tura óf het daarin gelegen stafgebouw (principia) mans (directeur van 1835—1891!), W. Pleyte op de vijand gericht (p. 90)? Eerstgenoemde (1891—1903) en A. E. J. Holwerda (1903— veronderstelling is onwaarschijnlijk, maar de 1919) werden belangrijke collecties aangekocht tekst verschaft geen duidelijkheid. Forum Ha- of door schenking verkregen. Onder J. H. Hol- driani wordt op p. 114 civitas of hoofdstad werda (1919—1939), die nieuwe opgravings- genoemd, maar dat is in strijd met eerder ge- technieken van Duitse onderzoekers in ons land geven omschrijvingen. De passage over een derde introduceerde en hiermede opvallende resultaten Nehalennia-heiligdom in „de" provincie-hoofd- behaalde, werd het accent wat meer op de stad (welke stad en welke provincie?) is on- Vaderlandse archeologie gelegd. W. D. van Wijn- duidelijk (p. 230). En staat het werkelijk vast gaarden (1939—1959) heeft het museum door dat Nehalennia een Germaanse godin was? De de moeilijke oorlogsjaren geloodst en in 1951 schrijver suggereert ten onrechte dat de bena- de heropstelling van de Egyptische sculpturen ming „terra sigillata" is afgeleid van de opge- kunnen verwezenlijken. Onder het voortvarend brachte versiering (p. 134). En hoe moet ik me beleid van A. Klasens {1959—1978) is- het voorstellen dat het 3-schepige hallenhuis rond Rijksmuseum van Oudheden geheel vernieuwd het begin van de jaartelling door Friese immi- en vonden opgravingen plaats bij Abu Simbel in granten . . . naar het noorden van het tegenwoor- Nubië. De achtste directeur van het museum, dige Nederland is overgebracht (p. 169)? Waar H. D. Schneider, heeft de moeilijke taak het kwamen die immigranten vandaan? museum door deze schrale financiële tijden te Heeft een en ander mogelijk iets te maken met loodsen. Wij hopen van harte dat hem dat zonder de vertaling? Die is, ondanks geleerde adviezen, al te grote museale kleerscheuren zal lukken. niet zo best. „Het hijen van bouwactiviteiten" Op een belangrijke gebeurtenis kan de huidige (p. 13) lijkt me een intrigerende bezigheid, om directeur in ieder geval al terugzien: de opening, maar te zwijgen van het verbouwen van grach- op april 1979, van een fraaie museumzaal — op ten '(p. 14). Iets „zonder omhalen" in de pu- de plaats van de voorheen uiterst sombere bin- bliciteit brengen (p. 53) mag er ook zijn en nenplaats — met daarin als stralend middelpunt wat is het nu: Kops-plateau, Kops plateau of de tempel van Taffeh, geschenk van Egypte aan Kop plateau? Of toch nog iets anders? Maar Nederland, als dank voor bijdragen aan de deze fouten mag men de schrijver niet aanreke- UNESCO-actie tot redding van de Nubische nen. Hij heeft een boek geschreven dat de Ne- monumenten. derlandse lezer de mogelijkheid biedt, de Ro- meinen in Nederland in hun Nedergermaanse Op 72 fraaie kleurenplaten (blz. 55—127) zijn context te plaatsen. En dat is een grote ver- voorwerpen of groepen van voorwerpen afgebeeld dienste. Afgezien van een soms wat onrustige uit Egypte, Klein-Azië en Nederland. De afbeel- bladspiegel maakt „De Romeinen tussen Rijn en dingen gaan vergezeld van een beknopte maar Maas" een zeer attractieve indruk. De uitgever duidelijke tekst. De afgebeelde voorwerpen zijn legt er veel eer mee in. Maar een zorgvuldiger uitgezocht en beschreven door de conservatoren controle op taal en spelling zou geen overbodige M. J. Raven (Egypte), G. P. F. van den Boorn luxe zijn geweest. p Stuurraan (Voor-Azië), F. L. Bastet (klassieke wereld), L. P. Louwe Kooijmans, P. Stuart en A. Ped- demors (Nederland, resp. prehistorie, provin- Rijksmuseum van Oudheden. National Museum ciaal-Romeins en Middeleeuwen). of Antiquities. Onder redactie van/Ed. by H. D. Auteurs, fotografen en de uitgever, de firma Schneider. Leiden, 1981. Nederlandse Musea/ Joh. Enschede en Zonen B.V. te Haarlem, kun- Dutch Museums VI. 128 blz. 72 platen en 19 nen tevreden zijn met deze prachtige uitgave, afb. Circa ƒ 20,—. die ongetwijfeld door vele museumbezoekers is en zal worden aangeschaft. Deze kleurige tweetalige kennismaking met een keuze uit de collecties van het Rijksmuseum van CA. Kalee

135 Lezingen

Voordrachtencyclus methoden — 25 oktober: Restaureren en conserveren van archeologi- en technieken in de archeologie sche vondsten Voor de derde maal organiseert de Archeologische (A. Flonk, Gem. Museum 't Behouden Huys, Sectie van Het Noordbrabants Genootschap dit West-Terschelling) najaar een cyclus van vijf avonden gewijd aan — 8 november: de Methoden en Technieken in de Archeologie. Vuursteenverzorging gedurende het Paleoli- Deze vinden plaats in café-restaurant Boerke thicum tot het einde van het Neolithicum Mutsaers in 't Zand, Vijverlaan 2, Tilburg (bij (W. M. Felder, Rijks Geologische Dienst, Station Tilburg-West; ruime parkeergelegenheid). Heerlen) Elke voordracht begint te 19.30 uur; einde ca. — 22 november: 22.30 uur. Menselijke skeletresten in de archeologie Programma: (dr. W. R. K. Perizonius, Instituut voor — 27 september: Antropobiologie, Rijksuniversiteit Utrecht) Experimentele archeologie Deelnemersprijzen: (drs. O. H. Harsema, Biologisch-Archeolo- Leden Genootschap: ƒ 45,—; niet-leden: ƒ 47,50 gisch Instituut, Rijksuniversiteit Groningen) (in de prijzen inbegrepen entree voor de 5 — 11 oktober: avonden plus 2 consumpties per avond). Dateringsmethoden Aanmeldingen en nadere informaties: (dr. J. A. Brongers, Rijksdienst voor het Oud- Het Noordbrabants Genootschap, Postbls 1104, heidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort) 5200 BD 'sJiertogenbosch, tel. 073-139484.

Tentoonstellingsnieuws

Hamburg, Museum für Kunst und Gewerbe, Charles Darwin, 1809—1892 Steintorplatz 1; 13 juni—13 september: Openingstijden: ma. t/m vr. 9—12, 14—16 uur. Schatze aus Korea

Naarden, Historisch Vestingmuseum, Westwalstr. Hannover, Kestner Museum, Trammplatz 3; tot 6; tot 30 oktober: 5 augustus: Vestingbouw in Nederland vanaf de prehistorie Osiris, Kreuz und Halbmond; 5000 Jahre Kunst tot na de 1e Wereldoorlog in Egypten Openingstijden: ma. t/m vr. 10—16.30 uur, za. en zo. 12—17 uur. Hannover, Forum des Landesmuseum, Am Mark- te 8; tot 2 september: Paris, Musée d'art et d'essai, 13 Avenue du Troja, Heinrich Schliemanns Ausgrabungen und Président-Wilson; tot in oktober: Funde Chapiteaux Romans Openingstijden: dagelijks, behalve di., van 9.45— 17.15 uur. Le Havre, Muséum du Havre; tot in oktober: Préhistoriens havrais et activités du muséum en Préhistoire Willemstad, Ceramisch Museum, Raadhuisstr. 2; tot 1 september: Bodemvondsten uit 4 eeuwen; Willemstad en Heerlen, Geologisch Museum, Voskuilenweg 131; omstreken tot 4 augustus: Openingstijden: wo. t/m zo. 10—12, 13—17 uur.

136 Adressenlijst hoofdbestuur en afdelingssecretariaten van de archeologische werkgemeenschap voor Nederland

Hoofdbestuur: 5. Amsterdam en omstreken: G. Haak, Alg. Voorzitter: L. Molhuysen, Uilenstede 55, 1183 AB Amstelveen, 020- Louise de Colignystraat 39, 2595 SL Den 450490. Haag, (bij uitzondering) tel. 070-859719; 6. Rijnstreek: W. Dorsman, De Laat de Kan- overdag tel. 070-657955; terstraat 29, 2313 JS Leiden, 071-144671. Vice-voorzitter: Mr. H. J. Moltmaker 7. Den Haag en omstreken: L. van der Valk, Kleine Raamstraat 19, 9711 CG Gronin- Soestdijksekade 790, 2574 ED Den Haag, gen, tel. 050-140777, overdag 05920-14841. 070-802546. Alg. secretaris: P. W. van der Zwaai, 8. Helinium (Vlaardingen): Mr. W. P. M. Postbus 3088, 3130 CB Vlaardingen; Kerklaan, tel. 010-743049; Postbus 2143, 3130 BC Vlaardingen, Alg. Penningmeester: N. L. van Dinther, 010-343630. Postbus 714, 3170 AA Poortugaal, tel. 9. De nieuwe Maas (Rotterdam e.o.): J. de 01890-7451; Baan, Voorstraat 38, 3201 BB Spijkenisse, Hoofdredacteur: C. A. Kalee, 01880-12006. Archeologisch Instituut, Trans 14, 3512 10. Zeeland: Mevr. L. C. J. Goldschmitz-Wie- JK Utrecht, tel. 030-392018 of 392010; linga. Bestuursleden: Verdilaan 35, 4384 LB Vlissingen, 01184- 70058. Drs. P. W. van den Broeke (vakarcheo- loog), Oude Vest 223H, 2312 XZ Leiden, 11. Lek en Merwestreek: R. Hovingh, Dorps- tel. 071-125158, overdag 071-148333, tst. straat 62, 2959 AH Streefkerk, 01848- 2388; 1019. Dr. W. J. de Boone (publikaties), 12. Utrecht en omstreken: Tj. Pot, Lage Boeschoterweg 16, 3886 PS Garde- Tolsteegplantsoen 35, 3523 AL Utrecht, ren, tel. 05776-1329; 030-516351. Mevr. E. du Maine-Reintjes (afdelingen en 13. Naerdincklant (Hilversum e.o.): regio's), Mevr. L. van Duyn-Franken, M. Philips- Mevr. N. C. J. J. Ladiges (educatie), laan 16, 1403 GL Bussum, 02159-13686. Rapenburgerplein 13, 1011 VC Amster- 14. Vallei en Eemland (Amersfoort e.o.): P. dam, tel. 020-251956; Molenaar. Ereleden: H. J. Calkoen t (Ere-voorz.), Regentesselaan 18, 3818 HJ Amersfoort, Prof. Dr. Ir. E. H. P. Cordfunke, H. J. 033-19871. van Rijn, P. Stuurman. 15. West- en Midden-Betuwe en Bommeler Administrateur: H. Schoorl, waard: S. H. Bakker, Postbus 100, 2180 AC Hillegom (Van de De Hennepe 313, 4003 BC Tiel, Endelaan 90), tel. 02520-16482. 03440-19101 Knipselarchief: Mevr. H. Goudappel, 16. Nijmegen en omstreken: M. E. P. Ritzer, Dominicanenstraat 20, 6521 KD Nijmegen, Herman Gorterplaats 199, 2902 TE Ca- 080-235808. pelle a/d IJssel, tel. 010-506816. 17. Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland: Mevr. Secretariaten Afdelingen: T. v. Wijk-Brouwer, Schuurhoven 19, 1. Noord-Nederland: Mevr. G. J. Koopmans- 6721 SM Bennekom, 08389-5418. Vermeer, 18. Zuid-Salland - IJsselstreek - Oost-Veluwe- Noordereind 22, 9265 LM Suawoude. zoom: Mevr. C. F. Eland, Maasstraat 464, 2. Noord-Holland Noord: W. v. d. Wal, Nij- 7414 AZ Deventer, 05700-26086. verheidstraat 20, 1741 EL Schagen, 02240- 19. Twente: A. H. Bracht, 96721. Postbus 789, 7550 AT Hengelo, 074- 3. Zaanstreek en omstreken: Mevr. A. Tromp- 774690. Veeter, 20. IJsseldelta-Vechtstreek: Mevrouw E. M. T. Slagterstraat 15, 1551 CG Westzaan, Koerselman, 075-283814. PalestrinElaan 10, 8031 VP Zwolle, 4. Kennemerland (Haarlem e.o.): Mevr. M. de 038-228379. Jong-Groot, 23. IJsselmeerpolders: Mevr. W. Riem-Philippi, Jan Bontelaan 11, 2015 EH Haarlem, Archipel 42—29, 8224 HT Lelystad, 023-245132. 03200-47715. Prof. dr. L. de Blois, Prof. dr. Joh. S. Boersma e.a. De Romeinse wereld Leven en werken in het Romeinse Rijk in het begin van onze jaartelling. Dit met honderden illustraties in kleur en zwart-wit rijk uitgevoerde boek is bedoeld voor een brede kring van geïnteresseerden in de cultuurgeschiedenis van de Romeinen. De verschillende hoofdstukken behandelen allerlei aspecten van leven en werken in het Romeinse Rijk: huizen, steden, gezinsleven, godsdienst, opvoeding, arbeid, handel en scheepvaart, enz. Niet alleen Rome — het centrum — krijgt aandacht, maar ook de provincies worden apart behandeld. Al met al is een uniek standaardwerk ontstaan over de Romeinse beschaving waaraan ook onze moderne wereld haar grondvesten te danken heeft.

Formaat: 22x30 cm. Omvang: 240 pag. met talrijke illustraties in kleur en zwart-wit. Gebonden. Prijs ƒ 39,-. ISBN 90 6255 182 3 / UGI 520.

G.P.F, van den Boorn Oud Iran Pre-Islamitische kunst en voorwerpen in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Dit boek geeft een archeologische impressie van Iran's rijke verleden tot aan de komst van de Islam. De unieke schoonheid en vormvariatie van de voorwerpen komt prachtig tot zijn recht in de enige grote verzameling in Nederland.

Formaat: 20x25,5 cm. Geïllustreerd met 200 foto's in kleur en zwart-wit. Omvang: 132 pagina's. Ingenaaid. Prijs: ƒ 27,50. ISBN 90 6255 163 7 / UGI 520. DE IJSTIJDEN R. Borman e.a. IN DE NEDERLANDEN De Ijstijden in de Nederlanden

In dit ruim geïllustreerde boekje wordt up-to-date de stand van zaken belicht in het onderzoek van het ijstijdvak. Het accent ligt hierbij op de periode vanaf het begin van de voorlaatste ijstijd, ca. 200.000 jaar geleden. In ons land zijn juist uit die periode de

Ruud Barman overblijfselen het meest nadrukkelijk aanwezig. Gcrnnl Willemmi Landschap, fossielen en sporen van menselijke aktiviteit vertellen een gevarieerd Dkk Slapen verhaal over de opbouw van ons land en haar vroegste geschiedenis.

Formaat: 16 x 24,5 cm. Omvang: 64 pagina's. Ingenaaid. Prijs: ƒ 15— ISBN 90 6255 215 3 / UGI 520. Archeologische monumenten in Nederland 9. J.T.J. Jamar: Heerlen, de Romeinse thermen 36 blz. ƒ 5,-.

10. P.J.R. Modderman: Ermelo, grafheuvels op de heide. 32 blz. ƒ 5,-.

Ook eerdere deeltjes verkrijgbaar.

Verkrijgbaar in de boekhandel Uitgaven van

Zutphen, Postbus 188, telefoon 05759-3141 XXXIII-4-1984

AWN Redactie Inhoud

Hoofdredacteur: S. L. Wynia C. A. Kalee Een vreemd vogeltje uit Nijmegen 138 Redacteuren: C. A. Kalee Mevr. H. Goudappel Een fibula uit Vechten 140 Tj. Pot G. F. thoe Schwartzenberg R. ]. Ooyevaar O. J. Wttewaall Enkele vondsten uit de omgeving Mevr. J. Zantinge-van Dijkum van de „Plofsluis" in Nieuwegein 142

Redactieraad: Tj. Pot Dr. W. J. de Boone Een grafveld te Campo Verde Prof. Dr. H. Brunsting (Aprilia) in Latium 146 H. L. de Groot Drs. A. Peddemors E. J. Feenstra V. T. van Vilsteren Het ontstaan van Harderwijk 150 Adviseur: R. J. Demarée P. von Hout en P. K. Smiesing Korte pijpen uit Gorinchem 166 Algemeen Secretariaat A.W.N.: Postbus 3088, 3130 CB Vlaardingen G. van Haaf f Administratie A.W.N.: Bovengronds archeologisch veldwerk 2180 AC, Hillegom (I) 171

Contributie: Literatuurbespreking 169, 189 ƒ 48,— per kalenderjaar te storten Lezingen 170 op girorekening 577808 t.n.v. Penningmeester A.W.N. Afdelingsnieuws 170 te Poortugaal Literatuursignalement 190 Opzegging lidmaatschap: Nieuwe Publikaties 191 vóór 1 december Tentoonstellingsnieuws 192 Bijdragen (artikelen, boekbesprekingen enz.) zenden aan: C. A. Kalee, Archeologisch Instituut, Trans 14, 3512 JK Utrecht Alle overige correspondentie: Administratie A.W.N., Postbus 100, Hillegom

Romeinse fibula uit Vechten {zie blz. 140). ISSN 0166-4301 Westerheem tweemaandelijks orgaan van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN)

Jaargang XXXIII, no. 4, juli/augustus 1984

AUTOMATISERING SLAAT TOB J TIENTALLEN BANEN OP DE TOCMT •/TTSTR.AKs S "DE COOPEEE.- \ / MACHINE EROVER- EW WE \ V Z'JN HIER. V/iNteMff NOG- WES-' J

Tekening M. Valkhoff, Bur. Oudheidk. Onderzoek Rotterdam.

137 Een vreemd vogeltje uit Nijmegen

S. L. Wynia

De makers van terra sigillata voorzagen om nog steeds niet afdoend verklaarde redenen veel van hun produkten van een signatuur, dat wil zeggen zij stempelden hun naam (of die van een van hun arbei- ders) op hun produkten. Hierbij valt op, dat bepaalde vormen (de schaal Dragen- dorff 36 bijv.) nooit gesigneerd werden, terwijl van andere vormen als de kom Drag. 29 of 37 zowel gesigneerde als niet-gesigneerde exemplaren gevonden worden. Signaturen, anders dan in de vorm van een naamstempel, worden in de eerste plaats aangetroffen als rozetten. Een apart groepje wordt verder gevormd door de 1. Nijmegen. Schaal 2:1. Foto AVC-VU. zogenaamde gemmenstempels, afdrukken van de in de ringsteen (van de potten- bakker?) geslepen figuurlijke voorstellin- gen -1. Soms ook dient een visgraatmotief als signatuur. Op een bodemfragment van een bord van Zuidgallische terra sigillata uit Nijmegen 2 is op de plaats waar meestal een naam- stempel te vinden is, een versieringsele- ment afgedrukt. Het is een nogal schema- tisch weergegeven vogel, die bovendien niet compleet afgedrukt is. Een duif mis- schien? Versieringselementen als deze worden gebruikt bij het vervaardigen van vorm- schotels waarin terra sigillata met relief- 2. Novaesium. Schaal circa 1 : 2. versiering gemaakt wordt. Afdrukken op de plaats van een naamstempel zijn uiterst zeldzaam ;i. Veel meer dan een grapje 4 zal er ook niet achter gezocht mogen worden: het Nijmeegse vogeltje blijft een rara avis, al laat de tekening nauwelijks toe van een witte raaf te spreken. Noten O 3 1 Wynia, 1969. De lijst van deze stempels kan intussen gemakkelijk verdubbeld worden, maar CM het blijft toch een in aantal verdwijnend klei- ne groep. 3. Montans. Schaal 5 : 6 (sic!).

138 afkomstig zijn, maar zekerheid bestaat daar- over niet. :! Enkele parallellen: Neuss: een naar links kijkend vogeltje (Koe- nen 1904, Taf. XXXVI, 52). Montans: een naar links gewend konijntje (Martin 1977, 56). 4. Heddesdorf. Schaal 1:1. Glanum: een naar links omkijkend vogeltje (Bémont 1969, PI. XVIII, p. 470; niet ver- meld bij Bémont 1976). Heddesdorf: een ornament (ORL 1, 1903, 17, Abb. A 18). Stockstadt: „Pankopf" (ORL 33, 1910, Taf. XIX, Fig. 156). (Hier zowel naamstempel als figuurstempel) Niederbieber: „gehörnter Vierfüssler (Ein- horn?)" (Oelmann 1914, S. 17, Nr. 88). + Zoals de afdruk van een stukje eierlijst op een bord Drag. 32 op de plaats van een naam- stempel, uit Iversheim (Janssen-Haupt, 1976, 381).

Literatuur Bémont, C, 1969. Marques sur sigillé dépour- vues de contenu intelligible. Latomus 28, 469—473. 5. Stockstadt. Schaal 1:1. Bémont, C, 1976. Recherches méthodologiques sur la céramique sigillée. Les vases estam- pillés de Glanum. Rome. Bibliothèque des écoles francaises d'Athènes et de Rome, 227'. Janssen, W., D. Haupt. Iversheim. Bonner Jahr- bücher 176, 381. Koenen, K., 1904. Novaesium. Das im Auftrag des rheinischen Provinzialverbandes vom Bonner Provinzialmuseum 1887—1900 aus- gegrabene Legionslager. Bonner Jahrbucher 111/112. 6. Niederbieber. Schaal 1:1. Oelman, F., 1914. Die Keramik des Kastells Niederbieber. Frankfurt a.M. Materialien zur römisch-germanischen Keramik I. ORL = Der Obergermanisch-ratische Limes des Römerreiches. Wynia, S. L., 1969. Ein Terra-Sigillata-Boden mit Gemmenstempel aus Vechten. Berich- 2 Rijksmuseum G. M. Kam, Nijmegen, inv. nr. ten ROB, 19, 279—281. I a 68. Van het stuk zijn geen nadere vondst- omstandigheden bekend; het behoort tot het Archeologisch Instituut zogenaamde „oud bestand" van het museum, van de Vrije Universiteit, met andere woorden het zal wel uit Nijmegen AMSTERDAM

139 Een fibula uit Vechten

C. A. Kalee

Inleiding Een van de taken van de hoofdredacteur van Westerheem is er voor te zorgen dat de omslag van het tijdschrift voorzien wordt van een afbeelding. Bij voorkeur wordt een foto of tekening gekozen uit de artikelen die op dat moment in voorraad zijn. Niet altijd is er echter een geschikte afbeelding beschikbaar. Dan moet een keuze worden gemaakt uit de documen- tatie van de schrijver. Wij kozen ditmaal een nogal ongewoon uitziend voorwerp. Het is een fibula (kle- dingspeld), gevonden nabij het castellum van Vechten. De fibula is, met talrijke andere Romeinse vondsten, in 1970 te- voorschijn gekomen tijdens het graven van een nieuwe bermsloot langs Rijksweg 12 \ 1. Vechten. Voorzijde van de jibula. Foto W. Vermeulen. Beschrijving De fibula is een zogenaamde geëmailleerde beugelfibula 2 Exner 1939, type I, Van Buchem 1941, type 27. Hoog: 52,8 mm, breed: 38,5 mm. Het rechthoekig traps- gewijs verhoogde middenstuk is ingelegd met wit email waarin 9 donkere (tegen het licht bierflesgroene) bolletjes zijn ge- legd. De fibula heeft een getande kopring en een open driehoekige voet, de rond uitgewerkte hoeken zijn ingelegd met lichtgroene glaspasta. Ter weerszijden van het rechthoekige middenstuk zijn open en g sloten oogjes aangebracht. De kanten van het rechthoekige middenstuk en de driehoekige voet zijn diagonaal gearceerd. De fibula uit Vechten is het best te ver- gelijken met een exemplaar uit Frankfurt- 2. Vechten. Achterzijde van de fibula. Foto W. Heddernheim (Exner 1939, p. 87, Taf. Vermeulen. 9,4). Dit stuk heeft dezelfde getande kop- ring en open driehoekige voet als het fibula uit Rheingönheim (Exner 1939, Vechtense exemplaar. De open en geslo- Taf. 9,3) heeft eveneens een vergelijkbare ten oogjes ter weerszijden van het recht- getande kopring, de voet is echter niet hoekige middenstuk ontbreken echter. Een driehoekig maar rond.

140 Datering 3. Vechten. De fibula sterk vergroot. Foto W. Vermeulen. Fibulae van het type Exner I met kopring zijn over het algemeen moeilijk te dateren. Dit komt omdat het veelal exemplaren uit ongedateerde graven of zelfs losse vondsten

141 betreft. Exner vermoedt (op typologische Noten gronden) dat zij niet voor het midden 1 De circa 2400 vondsten, evenals de fibula van de 2de eeuw in gebruik zijn geweest. vrijwel alle in particulier bezit, zijn in 1970— 1971 door de schrijver gedetermineerd. Het Ook de kledingspeld uit Vechten zal, gezien merendeel van het materiaal dateert uit de 2de de begeleidende overwegend 2de-eeuwse eeuw en eerste helft van de 3de eeuw. vondsten, in de 2de eeuw of zelfs nog iets - De fibula is eerder afgebeeld in de catalogus: later te dateren zijn. Klassieke kunst uit particulier bezit (Witte- veen 1975, afb. 363). Besluit Preciese parallellen voor de fibula uit Literatuur Vechten zijn mij (nog) niet bekend. Eer- Buchem, H. van, 1941. De fibulae van Nijmegen, I: Inleiding en kataloog. Proefschrift Nijmegen lijkheidshalve moet ik er aan toevoegen 1941. weinig tijd gehad te hebben om in de lite- Exner, K., 1939. Die provinzialrömischen Email- ratuur naar vergelijkingsmateriaal te zoe- fibeln der Rheinlande. 29. Bericht der rö- ken. misch-germanischen Kommission (1941), 31—121. Aangezien het voornaamste doel van dit Witteveen, A. M., 1975. Fibulae. In: Klassieke artikeltje is: Westerheem „aan te kleden", kunst uit particulier bezit, Nederlandse ver- vergeve de lezers en lezeressen mij deze zamelingen 1575—1975 (tentoonstelling Lei- tekortkoming. den en Nijmegen).

Archeologisch Instituut van de Rijksuniversiteit, Trans 14, 3512 JK UTRECHT

Enkele vondsten uit de omgeving van de "Plofsluis" in Nieuwegein

R. J. Ooyevaar

Het Amsterdam-Rijnkanaal is de afgelopen vulling van deze kreek en de afvalkuilen jaren in Nieuwegein aan de noordoostkant op de zandige oever bevatten scherven verbreed. Bij deze verbreding is in de om- van inheems aardewerk uit de late Ijzer- geving van de „Plofsluis" een ongeveer tijd en Romeinse tijd, veel Romeins aarde- 25 meter brede kreek doorsneden. De op- werk en ook ander Romeins vondstmate-

142 naai. Het geheel kan gedateerd worden van late Ijzertijd tot in de 3de eeuw. Een aantal interessante vondsten, die in de periode van september 1979 tot september 1981 gedaan zijn op het in afb. 1 aangege- ven terrein, worden hierna afgebeeld en beschreven. Op afb. 2 staan: Bronzen ring met een diameter van 3,8 cm. Halve meloenvormige kraal van lichtblau- we glaspasta. Kraal van donkerblauw glas. Knikfibula met een lengte van 6,2 cm. Het grootste deel van de naald ontbreekt. 1. Het terrein waar de vondsten gedaan zijn. Draadfibula met een lengte van 5,8 cm. Draadfibula met bandvormige beugel. Nog

143 •.«• '

3.

4.

E umuiiiill J

6.

III11I1-MÏIfTlïpïHI ' irniifii iiirrfirrfiHiiiiiiii

144 lang 5,1 cm. De veerrol en naald ontbre- Afb. 9 laat een bronzen belletje zien. De ken. klepel ontbreekt. De totale hoogte is 3,2 Bronzen vingerring-sleutel, lengt.e 4 cm. cm. De,onderkant is rechthoekig en 2,1 Op afb. 3 staat een randfragment van een bij 2,8 cm. terra sigillata-kom Dragendorff 37 uit La- Afb. 3—9 foto R. F. van Berlo, AIU. voye, tweede en derde kwart van de 2de Pr. Margrietplein 12, eeuw. 3402 CG IJSSELSTEIN Op afb. 4 is een drinkbekertje te zien van inheems aardewerk, dat met steengruis is verschraald. Op afb. 5 staan twee fibulae, waarvan ae naald bij beide exemplaren ontbreekt. De bovenste heeft een lengte van 6,5 cm en de onderste van 5 cm. Afb. 6 geeft twee beugels van fibulae. De bovenste heeft op de bovenkant een parel- randje. De onderste is ruitvormig in door- snede. Afb. 7 laat een fraai verzilverde scharnier- fibula zien, die de vorm heeft van een T. De naald ontbreekt. Op afb. 8 staat een bronzen ring met een diameter van 4,7 cm, een ronde doorsnede en een dikte van 0,4 cm. mi mmm mimi

9.

i n i iTTirfrnmTnjf ïiii rnitTifri

! TUI Til! MINIMI nimnr TUT f IIIIIII f irrrrmi

145 Een grafveld te Campo Verde (Aprilia) in Latium

Tj. Pot

Introductie een Romeins grafveld betrof — een derde Onverwacht deed zich gedurende de op- herkomst dus — werd de reeds bestaande gravingscampagne 1983 te Borgo Le Fer- belangstelling aangewakkerd en werd be- riere (Satricum) de gelegenheid voor een sloten — zo mogelijk — een onderzoek onderzoek in te stellen met betrekking tot in te stellen. skeletmateriaal, dat bij het ploegen van Aan de geboden en verboden die ten aan- een weiland in Campo Verde (Aprilia) zien van dergelijke vondsten bestaan, aan aan het daglicht kwam. Een bericht in de de bemoeienissen en overwegingen in deze, krant II Messagero Lazio van 12 juli ver- kan in dit kader worden voorbijgegaan. meldde de vondst te zamen met een be- In praktische zin werd het snel duidelijk schouwing omtrent de mogelijke herkomst dat, in het kader der voorgenomen bouw- der skeletten. Zij zouden afkomstig kun- werkzaamheden, slechts weinig tijd be- nen zijn uit de tweede wereldoorlog, toen schikbaar zou zijn voor het verzamelen in begin 1944 ter plaatse hevige gevechten van skeletmateriaal en even duidelijk dat tussen de geallieerde en Duitse strijd- de situatie ter plaatse uiterst ongunstig krachten plaatsvonden in het verloop van was voor een genuanceerde wetenschappe- de slag om Rome. Maar ook een wat klein- lijke benadering. De circa vijftig bij hon- schaliger doch bloedige strijd — op 21 derd meter metende akker was ongeveer augustus 1482 — kon mogelijk aan deze 40 centimeter diep geploegd en het opper- vondst ten grondslag liggen. Het betrof vlak bestond uit een ruwe opstapeling van toentertijd een familietwist tussen de aan- grote steenharde brokken aarde, geschei- hangers van Alberto Malatesta en Giro- den door diepe voren. De kennelijk opper- lamo Riario enerzijds en Alfonso di Cala- vlakkig gelegen skeletten waren door de bria met zijn Napolitaanse troepen ander- ploeg sterk uit hun verband gerukt en in zijds. Deze onenigheid kostte op die 21ste fragmenten versleept. Gebitsfragmenten — augustus aan een duizendtal mensen het die nu eenmaal relatief eenvoudig infor- leven. Het plaatsje werd sedertdien Campo matie opleveren — werden systematisch Morte genoemd, een naam die pas veel in zakjes verzameld; andere meer intacte later in Campo Verde veranderd zou wor- beenderen als bekkens, pijpbeenderen, den. wervels, enz., collectief in grote zakken. Toen een bevriende en gepassioneerde Het bergen van individuele skeletten was amateur-archeoloog uit de omgeving on- illusoir. omwonden — zij het met vage argumen- De omvang van het grafeld binnen de ten — te kennen gaf dat het waarschijnlijk akker kon worden vastgesteld en bleek * Onze eindredacteur de Heer Tj. Pot is al een min of meer diagonaal gelegen opper- jaren archeologisch actief in Satricum. Vanuit vlak te zijn, waarbij het aannemelijk leek Italië deed hij ons verslag van een interessante dat het zich buiten een korte zijde in het vondst in Campo Verde. Omdat wij vermoe- ernaast gelegen weiland voortzette. Een den, dat een aantal Westerheem-lezers en lezeressen ook belang stelt in onderzoek in bevriende arbeider vertelde dat in het het buitenland, laten wij dit verslag hier verleden aan de overzijde van de aangren- volgen. zende weg ook al eens menselijk skelet- C. A. Kalee materiaal was aangetroffen.

146 individuen — kinderen en jonge volwasse- nen tot circa 18 jaar — heeft abrasie veel minder betekenis voor een leeftijdsbepa- ling, maar verschaft het eruptiestadium van het permanente gebit een accurate leeftijd. De leef tijdsbepaling bij overlijden verschaft — vooral bij grotere populaties — belang- rijke demografische informatie aan de archeoloog, die aan de hand van zijn vondsten (ook stoffelijke resten van men- sen) culturen uit het verleden tracht te reconstrueren.

Resultaten en discussie Bij de gebitsresten van de 45 individuen kon in 38 gevallen de leeftijd bij over- lijden vastgesteld worden en daarin bleek een grote variatie te bestaan. Eenvoudig- heidshalve zijn er voor die leeftijden cate- De op de akker aangetroffen aardewerk- gorieën van 5 jaren gehanteerd, waarbij scherven varieerden vanaf Romeins tot de volgende frequentieverdeling kan wor- recent; het accent lag op middeleeuws den waargenomen: materiaal. Binnen het grafveld werden 3 gelijkvormige ijzeren gespen gevonden, die 0— 5 jaar 4.5 25- -30 jaar 10.0 volgens een deskundige als kenmerkend 5—10 jaar 2.5 30- -35 jaar 1.5 voor de Renaissance getypeerd konden 10—15 jaar 2.5 35- -40 jaar 3.0 worden. 15—20 jaar 1.5 40- -45 jaar 1.0 20—25 jaar 8.5 ouder 3.0 Gebitsmateriaal en methode van onderzoek Op grond van het feit dat. de leeftijdsbe- Wat de gebitten betreft waren er meer en palingen bij boven 18-jarigen niet exact vooral minder volledige fragmenten van kunnen zijn, is bijvoorbeeld een individu onder- en bovenkaken aanwezig en wel in van circa 30 jaar zowel in de categorie totaal van 45 individuen. Een vijftigtal 25—30 als in die van 30—35 vertegen- losse tanden en kiezen •*— op zichzelf een woordigd, uiteraard als half individu. wetenschappelijke waarde vertegenwoor- digend — konden niet aan afzonderlijke Als met deze leeftijdsbepaling aan de individuen worden gerelateerd en derhal- hand van gebitsmateriaal volstaan wordt ve niet in het onderzoek betrokken wor- — er is ook genetische en pathologische den. Dat is wel het geval bij kaakfragmen- (en daarmede sociologische) informatie ten met meer of minder gebitselementen in tanden en kiezen opgeslagen — dan in de tandkassen; zij zijn voor onderzoek kunnen bovengenoemde data op een meer vooral waardevol als er enkele molaren aanspreekbare wijze vermeld worden, aanwezig zijn. Dan bestaat de mogelijkheid waarbij overigens vrij grove afrondingen om aan de hand van de mate van abrasie toegepast en ook geoorloofd zijn. (slijtage) van die kiezen de duur van hun — De kindersterfte — individuen tot 15 functioneren te bepalen en daarmede bin- jaar — bedroeg 25 procent; de helft nen redelijke grenzen de leeftijd der be- van deze kinderen stierf voor het 5de trokkenen bij overlijden. Voor jongere levensjaar.

147 — Van de overige 75 procent der indi- van conservering van dit oppervlakkig viduen — bij benadering de biologisch aangetroffen skeletmateriaal. Hoewel de volwassenen —• stierf circa 50 procent conservering van menselijke skeletten door tussen 20- en 30-jarige leeftijd en velerlei factoren — begravingsdiepte, zuur- werd slechts 25 procent ouder dan 30 graad van de bodem, aanwezig bacterie- jaar; 10 procent daarvan werd ouder leven, klimaat ter plaatse, enz. •—- bepaald dan 40 jaar. wordt en derhalve niet zonder een gede- — De gemiddelde leeftijd bij overlijden gen onderzoek is uit te pluizen, lijkt de van volwassenen — de eerder genoem- brosse staat van het deels ontkalkte maar de 75 procent — bedroeg bijna 30 jaar. nog redelijk intact botmateriaal noch waarschijnlijk voor een recente herkomst, Deze gegevens lijken wellicht verrassender noch voor een uit de Romeinse tijd. dan zij in werkelijkheid zijn; integendeel, zij passen wel degelijk in de resultaten Een en ander, gecombineerd met de rela- van analoge onderzoeken bij skeletcollec- tieve overmaat aan middeleeuwse aarde- ties uit de Middeleeuwen elders. Bij een werkscherven en met de „Renaissance populatie uit Dorestad van de 8ste eeuw gespen", doet veronderstellen dat er van en evenzo uit Lent was de gemiddelde laat-middeleeuws skeletmateriaal sprake is. leeftijd circa 5 jaar lager; bij laat-middel- Gezien de leeftijdsverdeling wordt der- eeuws Brits, maar ook Nederlands mate- halve aan een gewone plaatselijke begraaf- riaal (o.a. Zierikzee) duidelijk wat hoger. plaats gedacht. Voor de meer recente eeuwen is deze onderzoekmethode door veranderingen in Nabeschouwing het voedingspatroon — waardoor minder Vermeld dient te worden dat het wat abrasie van het gebit optreedt — niet meer ongenuanceerd werken met de door dit toepasbaar. In het verloop van de 20ste kleine onderzoek verkregen resultaten een eeuw is de gemiddelde leeftijd verder en wat dubieuze aangelegenheid is. Ter zake zelfs aanzienlijk toegenomen; slijtage van doende uitspraken en conclusies zijn slechts tanden en kiezen — althans van enige dan verantwoord als dit deel van het omvang — is zeldzaam geworden. grafveld — waarvan de omvang onbe- Uit het voorgaande komt al naar voren kend is — representatief zou zijn voor het dat het materiaal uit Campo Verde waar- geheel; daarover valt weinig zinvols te schijnlijk middeleeuws is. Aan het waarom zeggen, maar waarschijnlijk is het niet. van die keuze valt nog wel wat toe te Eveneens kan de vraag gesteld worden of voegen. Er werd sporadisch tandcaries het omhoog ploegen en het verzamelen aangetroffen — hetgeen voor een her- van het skeletmateriaal „at random" is komst uit de vroegere Middeleeuwen pleit. geschied? Ditzelfde gegeven plus het feit dat in de Heeft een dergelijk onderzoek dan wel enkele honderden tanden en kiezen geen enige wetenschappelijke betekenis? Een spoor van tandheelkundige ingrepen — opgraving naar behoren, inclusief toepas- vullingen en dergelijke — werd aange- sing van wat meer geavanceerde onder- troffen, sluit uit dat de skeletten uit de zoekmethoden als radiocarbon-datering, tweede wereldoorlog stammen. Dat doet biochemische leef tij ds- en geslachtsbepa- ook de leef tijdsverdeling bij de 38 indi- ling, enz., waren op meerdere praktische viduen, die ook de herkomst uit de fami- gronden — niet te vergeten financiële lietwist in 1482 onwaarschijnlijk maakt gronden —• uitgesloten. vanwege de 25 procent kinderen. Het nuttigst effect van het onderzoek is Geïnhumeerde- Romeinen? Niet waar- mogelijk het feit dat het aangetroffen schijnlijk, ook al door de redelijke staat skeletmateriaal — dat zonder deze activi-

148 teiten verloren zou zijn gegaan — werd Literatuur verzameld, gedocumenteerd en opgeslagen Bass, W. M., 1971: Human Osteology: a Labo- en dat enige informatie werd gerealiseerd. ratory and Field Manual of the Human Mogelijk wordt ooit nog eens een onder- Skeleton, Special publications, Missouri Ar- zoek ter plaatse en in het aangrenzende chaeological Society, Columbia. land ingesteld naar de herkomst en de Brothwell, D. R., 1981: Digging up bones.. The excavation, treatment and study of human betekenis van het grafveld. Deze vondsten skeletal remains, 3rd ed., Oxford. zijn in ieder geval centraal gemeld. Perizonius, W. R. K., 1983: Reconstructing the living from the dead; some human osteolo- gical observations, Thesis, Utrecht. Pot, Tj., W. R. K. Perizonius, 1977: Paleo-patho- logisch en archeo-antropobiologisch gebits- onderzoek bij schedelmateriaal van de Tel- lem (Mali), Ned. Tijdschr. Tandheelkd. 84, 249—257. 1980: Recommandations for age and sex diag- noses of skeletons, Journal of Human Evo- lution 9, 517—549. Ubelaker, D. H., 1978: Human Skeletal Remains; Excavations, Analysis, Interpretation, Chi- cago. Ned. Studiecentrum voor Latium, Via Mediana 29. 04010 Campo Verde (Aprilia) Italia.

149 Het ontstaan van Harderwijk

E. J. Feenstra

Inleiding ook enkele theorieën over het ontstaan van Harderwijk zijn medegedeeld. In de In de herfst van 1978 werd aan de binnen- jaren daaropvolgend werden, in voortdu- zijde van de „zeemuur" in De Kleine rend overleg met de Rijksdienst voor het Oosterwijk in Harderwijk een opgraving Oudheidkundig Bodemonderzoek, op di- verricht. Op ruim 2 meter onder het maai- verse plaatsen in en om de oude stad veld werden twee greppels en een akker archeologische en bodemkundige onder- aangetroffen, terwijl er aanwijzingen wa- zoeken verricht (afb. 1). Op grond van ren, dat aldaar in de naaste omgeving in de resultaten daarvan kan nu een ons de 13de' eeuw bewoning was geweest. De inziens beter beeld worden geschetst van zee was toen nog ver verwijderd van deze het ontstaan van de stad; een hypothese plaats. Omstreeks 1435 werd ter plaatse die in tegenstelling tot alle voorafgaande de muur gebouwd, die door de akker heen wel gestoeld is op archeologisch en bodem- reikte. Toen werd waarschijnlijk de voor kundig onderzoek x. vissers bestemde straat Oosterwijk bij de stad gevoegd, tengevolge waarvan in 1445 de grenzen van het Agnietenklooster Geologisch gebeuren nauwkeurig moesten worden vastgesteld Op het eind van de laatste Ijstijd bleef en geregeld (afb. 1). op de Veluwe een kaal zandgebied met In Westerheem XXIX, nr. 4 verscheen een scherp reliëf over: oprijzende stuw- een publikatie over deze opgraving, waarin wallen en diep ingesneden dalen van smelt-

1. Schets van Harderwijk met sinds 1978 ver- richte archeologische onderzoeken.

1 Smeepoorl Harderwijk 2 Lutteke poort 3 Grotepoort U Vispoort 5 Bruggepoort 6 Waag ; vroeger Zuiderpoort ?

a O.L.V. Kerk I ± 1390) b St.Nicolaaskerk (vdór 1280) c Minderbroedersklooster d Agnietenklooster e Catharlnaklooster f Stadhuis g School h Munt I Arch. en bodemk. \ waarnemingen

150 waterstromen. Smelt- en regenwater vorm- die door de hoge ligging niet door stuif- den beekjes, die van alle kanten van de zand werd bedekt. Het langgerekte dal stuwwallen afstroomden en veel zand en oostelijk van de buurschap Tonsel is daar grind verplaatsten. Eén van die stroompjes een overblijfsel van (afb. 2). De winden kwam van de kop van de stuwwal Ermelo- hadden vrij spel, waardoor grote hoeveel- Garderen en vond zijn weg in noordelijke heden zand werden opgejaagd. Dit zoge- richting tussen het hoge gebied bij Horst naamde dekzand vulde dalen en kommen, en de Galgenberg, een smeltwaterafzetting zodat een golvend dekzand-landschap ont-

2. Harderwijk op de Noordwest-Veluwe.

Agnletenklooster Minderbroedersklooster Catharlnaklooster Veronderstelde locatie St. Nlcolaaskerk Pachthof Selhorst + kerk 6 St. Jurrlënkapel 7 Jeruzalemkerkje — HoogtelIJnen Wegen «... Water GB Galgenberg HB Haspelberg 0 ikm Ermelo

151 stond. In laag gelegen, vochtige gebieden De beek had veenvorming plaats, zoals in het bek- De bodemkundige waarnemingen in De ken van de latere Zuiderzee. Omstreeks Kleine Oosterwijk, de Bruggestraat, de 1900 v. Chr. werden door de zee enkele Oranje-Nassaukazerne (de voormalige grote gaten geslagen door de circa 3000 Munt, tevoren het Grauwe Zustersklooster v. Chr. ontstane strandwallen met de of het klooster Clarendal) en de Grote daarop nadien opgestoven zeeduinen. Toen Haverstraat hebben het vermoeden ver- de zeestromingen door de geulen (ten stevigd, dat er in de tijd van het ontstaan oosten van Vlieland-Texel en bij Castri- van de nederzetting (tussen ± 1150 en cum) met elkaar in verbinding kwamen, 1200?) een beek stroomde onder of langs werd door het optreden van stormvloeden het tracé Luttekepoortstraat-Wollewever- een ravage aangericht in het veengebied straat-Bruggestraat en verder naar zee; in de „Zuiderzee". Allengs werd het vermoedelijk in de richting van de plaats, moeras vanuit noordwestelijke richting op- waar later de eerste haven van Harder- geruimd. Tijdens de Romeinse overheersing wijk werd aangelegd. Op de afhellende lag de grens tussen open water en veen- voorzijde van het zandgebied Vuldersbrink- gebied ongeveer in de lijn Kampen-Huizen, Vismarkt, op de hoek van de Kerkstraat/ dus halverwege Lelystad-Harderwijk; Urk Bruggestraat (dus links van de beek) en maakte toen nog deel uit van het „vaste onder de Oranje-Nassaukazerne werd op land". Maar omstreeks 700 n. Chr. waren ± 1 m + NAP (ingeklonken) veen aan- Urk en Schokland eilanden geworden. De getroffen. Bovendien werden onder de „kustlijn" bij Harderwijk was toen even- Grote Haverstraat en langs de Kerkstraat wel nog zeker zo'n 5 km verwijderd van twee sloten gevonden, die in de 13de de huidige, die in de 12de eeuw ontstond. eeuw af waterden in zuidwestelijke, resp. noordelijke richting naar het genoemde Afbeeldingen suggereren echter dat vanaf tracé. Ze moeten derhalve hebben uitge- die tijd, op de plaats waar later de stads- mond in een water trekkende en (in alge- muur (zeemuur) werd gebouwd, de zee meen noordwestelijke richting) afvoerende golfde. (Zie ook de „Algemene conclusie" waterloop. Daar nederzettingen op de op blz. 300 in Westerheem XXIX nr. 4). 3a. Onderzocht terrein tussen het bastion ten Het moeras in de Zuiderzee was van grote zuiden van de Luttekepoort en de Frisialaan. betekenis voor de Noordwest-Veluwe. Aan 3b. Idem ten zuiden van de Frisialaan. de ene kant werd het vasteland beschermd • ••• Palen - Paalsporen tegen wateroverlast; het zeewater kon niet o Duigen - waterputten binnendringen. Aan de andere kant kon OSP Stenen waterput het water van de Veluwe moeilijk weg- OBP Boomput vloeien. Moeras werkt als een met water O AP Afvalput doordrenkte spons: er kan geen water —•— —t—i—i- Rioolbuizen meer doorheen. Hierdoor werden de ge- Waterloop bieden aan de binnenzijde van het veen Moerasgebied 1 1 drassig en zelfs moerassig. Slechts hoog- I i Verdwenen woning gelegen zandgebieden waren bewoonbaar, CZH Huls evenals de langgerekte zandrichels, waarop rn Bouwput onder meer de kernen van Elburg, Nun- 155 Zandniveau op 155em +NAP Begrenzing dumpplaats speet, Hierden en Harderwijk ontstonden. ____ Beekloop De nederzetting Harderwijk werd inge- Dam richt op het hoge zandgebied Vulders- D 5m brink-Vismarkt. 1 1

152 153 zandgronden — zeker bij een vestiging in in een moerassige diepte ten noorden van de buurt van brak water — doorgaans de Kapittelstraat. Langs de sloten en de ontstaan aan een zoet water aanvoerende beek had oervorming in het zand plaats en afvalstoffen afvoerende beek, ligt het gevonden. Blijkens „plakken" veen die bij voor de hand in de waterstroom op de het graven tevoorschijn kwamen, heeft in grens van het voornoemde hoge zandge- de sloten en de beek veenvorming plaats bied en het veen ten zuiden daarvan zo'n gehad. Ook het gebied ten zuiden van de beek te zien; een beek, die het tracé van Kapittelstraat was indertijd grotendeels de Luttekepoortstraat volgde en bij de moerassig. De zandondergrond ligt in De Wolleweverstraat door de dekzandrug ge- Tuinen op ongeveer 2,60 m + NAP, op- dwongen werd van richting te veranderen. lopend naar 1,85 m in de Haverstraat en Het verwonderde ons dan ook niet in het ruim 2 m onder de Vismarkt; ter plaatse gebied De Tuinen (afb. 3a) en ten zuiden van het Agnietenklooster was de hoogte van de Frisialaan (afb. 3b) de (verzande) weer 1,85 m + NAP. beek terug te vinden. Ze liep recht op de Door de dieper liggende (en moerassige) voormalige Luttekepoort toe, was 5—7 m slenk en het dito beekdal in De Tuinen breed, hier en daar meer dan 1 m diep en ontstond een aan de west- en zuidzijde had drie duidelijk zichtbare stroomgeulen. enigszins beveiligd en schijnbaar hoger uit- Op de kaart van De Man uit 1807 zijn stekend gebied ten noorden van de slenk. gedeelten van een beek getekend. Deze beek, de Sijpel of Zijp (d.i. wetering, wa- In dit gebied nu werden de oudste vond- terloop) werd vermoedelijk in de 14de sten gedaanl Het westelijke deel van De eeuw ter hoogte van de huidige Agnieten- Tuinen is vermoedelijk vanaf het begin laan doorgetrokken in de richting van de van de ontginning (in de 14de eeuw, toen Smeepoort, waar zij in de omstreeks 1315 de beek werd af gedamd?) als tuinbouw- gegraven gracht buiten de stadsmuur uit gebied in gebruik genomen. De abnormale kwam. Het beekgedeelte ten zuiden en dikte (gemiddeld 0,80 m, soms 1,20 m) noorden van de Frisialaan verzandde; het van de constant donkere aarde en de aan- gebied ten noorden van de Frisialaan werd wezigheid van overal verspreid liggende daarna voor tuinbouw gebruikt, vandaar duigen-waterputten (meestal 70 cm in de naam De Tuinen 2. In de in de 14de diameter) duiden op extra bemesting en eeuw vergrote stad werd de beek even- bevloeiing, zoals dit in tuinbouwgebieden 3 eens omgelegd om (later overkluisd), gebeurde . Zuidelijk van de Frisialaan achter de Grote Kerk om, in de richting heeft ontginning pas laat plaatsgevonden; van de zee haar weg te vervolgen. Achter in het westelijke deel eerder dan in het de kerk werd in een bouwput een gedeel- oostelijke. Als grens kan het verdwenen te van de damwand van de beek waar- pad beschouwd worden, dat begon aan de genomen. Frisialaan tussen de nrs. 25 en 29, in de volksmond Het Hoge Pad genoemd. Wes- telijk van dit pad was de donkere boven- Bodemkundige toestand zuidelijk en noor- grond maximaal 70 cm dik, maar ten oos- delijk van de Frisialaan (afb. 3a/b) ten ervan kwam de dikte niet boven de In de beek mondden in vroege tijden en- 50 cm, terwijl tot op het zandniveau al- kele diepe sloten uit, die uit moerassige daar scherven van geheel geglazuurd aarde- kommen in het terrein kwamen, zo bij- werk en delen van pijpen (niet ouder dan voorbeeld in de bouwputten 11 en 12. de 18de eeuw) werden aangetroffen. Het In het centrum van De Tuinen was een pad bleek de verzande beek tweemaal te oost-west verlopende depressie (slenk), kruisen: het kan dus niet hebben bestaan waardoor een ongeveer 3 m brede en 1 m toen de beek nog stroomde. Naderhand diepe sloot liep, die haar • oorsprong had had verzakking plaats, want onder het

154 wegdek werd puin en ander materiaal uit graafmachine in de gaten moest wor- de 18de eeuw aangetroffen. Daaraan dankt den gehouden. het zo verhoogde pad vermoedelijk zijn Scherven van aardewerk/steengoed niet-officiële naam. Het perceel grond ten oosten van het pad (met de bouwputten Behalve in de hieronder genoemde 4 ge- 7, 8 en 12) werd Het Eerste Padkamp bieden werden geen scherven ouder dan genoemd en ten zuiden daarvan lag nog de 16de eeuw gevonden. Het Tweede Padkamp. Deze namen kun- — In 1980 werden alleen in een afval- nen pas zijn ontstaan toen het pad bestond, putje bij de Touwbaan enkele 14de- met andere woorden in of na de 18de eeuwse blauwgrij s-aardewerkscherven eeuw, toen waarschijnlijk ook de eerste gevonden (afb. 3a: AP) met vlak ontginning en verkaveling van dit gebied daarbij enige brokken van vroege bak- plaats had. stenen. — In de slenk was halverwege de Tuin- Vondsten straat en de beek een ongeveer 3 m Alvorens de nederzettingsgeschiedenis brede „dam" opgeworpen, waarvoor weer ter hand te nemen volgt eerst een puin en aardewerk/steengoedscherven (summiere) opsomming van vondsten, (14de tot 16de eeuw) waren aange- gedaan tijdens het bouwrijp maken van voerd. het gebied, te weten van 12 juni tot 21 — 30 m zuidelijk van de kruising Frisia- augustus 1982 tijdens het leggen van laan-Tuinstraat was tussen twee smalle rioolbuizen, van 11 oktober tot 21 decem- greppeltjes eveneens dergelijk mate- ber tijdens het graven van de bouwputten riaal gedumpt. en van 29 maart tot 19 mei 1983 bij het inbrengen van rioolbuizen door het noor- — Ten noorden van de slenk en in noor- delijke gedeelte van de Friese Gracht, de delijke richting in aantal toenemend Knijptang, de Tuinstraat en verder in zui- kwamen uit waterputten én uit de delijke richting tot vlak bij de plaats, „enkgrond" scherven van steengoed, waar de (in 1344 gestichte?) St. Jurriën- spaarzaam geglazuurd rood aardewerk, kapel — nu het belastingkantoor — stond alsmede van blauwgrijs aardewerk te (afb. 2); hier werd de oorspronkelijke voorschijn. Uit de boomput aldaar (zie Sijpel weer teruggevonden. Daarbij werden onder Waterputten) werden enkele enkele grote moeilijkheden ondervonden. scherfjes geel geglazuurd aardewerk en een voetje van een Langerwehe- — Gezien de snelheid van het leggen van kruikje geborgen (14de/15de eeuw). de buizen en het zonder hulp moeten waarnemen en onderzoeken, konden Bak- en natuurstenen nauwelijks (diepte)metingen en onder- — Uit het gebied ten noorden van de zoek van profielen plaatsvinden. slenk kwamen, opvallend meer dan — Door de bestaande bebouwing en het elders, leisteenfragmenten (verschillen- niet met elkaar verbonden worden van de met gaatjes, dus gebruikt als dak- de bouwputten, waarin om de 3 m bedekking) en stukken baksteen voor een strook grond van 3 m breedte de dag. bleef staan, kon geen aaneensluitend — Ook ten zuiden van de Kapittelstraat beeld worden verkregen. werd veel van dergelijk materiaal ge- — Ook werd tijdens dit eenmans-onder- vonden, te zamen met natuurstenen zoek als handicap ondervonden het niet (veel vuursteen). Hier kwamen ook kunnen volgen van vrachtwagens met twee gave bakstenen vandaan met af- uitgegraven, graag nader te onderzoe- metingen 27^2 x 13 x 6l/2 cm, een ken grond, omdat het gebeuren bij de gangbare maat na 1300.

155 — Halverwege de Kapittelstraat en de Frisialaan werden onder de Tuinstraat nog twee gave bakstenen (30 x 15 x 7 cm; dateerbaar tussen 1200 en 1300) aangetroffen tussen een hoeveelheid veldkeien (tot 40 cm doorsnede!) en brokken tufsteen met de maten 30J/2 x 14^ x 8—10 cm (afb. 3a: X). — Ten westen van de Tuinstraat werden de fundamenten van vier verdwenen 19de-eeuwse woninkjes en een huizen- blok] e teruggevonden.

Paalsporen en palen — Alleen ten westen van het hiervoor ge- noemde afvalputje AP (afb. 3a) werden enige paalsporen gezien, die mogelijk van een huisplattegrond afkomstig zijn. — In elk van de bouwputten 17 en 16 westelijk van de beek) was een rij raadselachtige vierkante, zwarte plek- ken (70 x 70 cm); ze hadden een vulling uit de bovenlaag, waarin en- kele (jonge) aardewerkscherven voor- 4. T)e nederzettingsbeek in bouwput 10. kwamen. — Langs de over 12 m afstand waargeno- men westoever van de beek in bouw- put 10 stonden op een afstand van 2 m van elkaar 10 cm dikke, aange- punte palen (afb. 4). — De „dumpplaats" zuidelijk van de Ka- pittelstraat (zie onder Mensenbeende- 5. Schoenen uit de boompul in De Tuinen. ren) was aan de oostzijde tussen twee Tekening O. Goubitz. verveende poelen, afgebakend door 17 elzenpaaltjes van 5 cm dikte (met de x 15 cm) kwamen. (Het lederonder- schors er nog aan). Mogelijk heeft zich zoek werd verricht door de heer O. vlechtwerk tussen deze paaltjes bevon- Goubitz van de ROB) 4. den. — 12 m noordoostelijk van deze tot afval- put gedegradeerde waterput was nog Waterputten een restant aanwezig van een bakste- — In bouwput 18 werd een zware eiken nen waterput met een diameter van boomput (afb. 3a: BP) aangetroffen, 2,20 m. Het steenformaat was 24 x waaruit puin (bak- en leisteenbrok- x 5 cm (afb. 6). ken), veldkeien, de reeds genoemde Een tweede stenen waterput, opge- 14de/15de-eeuwse scherven, twee bouwd van gele IJsselsteentjes, zit nog schoenen (eind 15de eeuw; de gespjes in de noordoosthoek van bouwput 19. waren er af gesneden: zie afb. 5) en De put werd niet onderzocht, omdat een lederen omslag van een boek (20 de wand niet aangetast mocht worden.

156 derde put kwam een ronde, 2 cm grote vuurstenen schrabber (!) tevoorschijn. — Een waterput ten westen van bouw- put 13 leverde een door de graaf- machine verbrijzelde 17-de-eeuwse, wijnfles op. — Uit twee putten in bouwput 18 kwam uit elk een 14de-eeuws wortelnoten mesheft, waarin metaalresten bewaard waren gebleven. — Een afgebroken, geprofileerde, recht- hoekige Bentheimer-zandstenen zuil (70 x 20 x 8 cm; zonder inscripties; van na 1375) kwam uit de put in bouwput 15. Dergelijke zuilen kwamen onder meer voor in steunberen van koorgangen in kerken " — Uit andere putten kwamen soms en- kele scherven van spaarzaam of geheel geglazuurd rood aardewerk tevoor- schijn. De algemene indruk is, dat de oudste 6. Restant van de stenen waterput in bouw- putten ten noorden van de slenk en de put 18. jongste ten westen van de beek gelegen zijn.

Het merendeel van de 42 aangetroffen Mensenbeenderen waterputten was gemaakt van 1 cm In de westelijke helft van bouwput 19 dikke en 10—14 cm brede plankjes werd een 70 cm dikke laag aangetroffen, van eikehout. Zuidelijk van de Frisia- waarin naast veel stukken bak-, lei- en laan werden geen waterputten aange- natuursteen, schelpen (kokkels en strand- troffen. schelpen), houtresten (onder meer van bo- Een put in bouwput 19 had een bo- dems van twee lijkkisten) en veel mense- dem, waarin drie gaten waren gehakt. lijke skeletdelen werden gevonden. Opval- In bouwput 17 werden drie (water?) lend was, dat veel botten waren bescha- putten aangetroffen, waarvan één met digd of gedeeltelijk verteerd, kleine bot- ingeklemde, maar dichte bodem. Het jes als voetwortelbeentjes en kootjes ont- betrof een kuip, waarvan de kromme braken en dat bij elkaar liggende botten duigen bijeengehouden werden door niet tot één skelet behoorden. Zo lagen 4 houten banden. Er werden twee sche- onderkaken van twee 70-jarigen, één 60- deltjes van marterachtigen in gevon- jarige en een kind van 7 jaar bij elkaar. den Eén was van een wezel. Het Ook „onder" de Tuinstraat tussen de betrof hier waarschijnlijk een beer- Kapittelstraat en de Frisialaan lagen groep- putje, gezien een aangroeiing aan het jes, vaak niet bij elkaar behorende beende- tweede schedeltje (determinatie door ren. dr. G. IJzereef van de ROB). De an- In bouwput 19 werden in de vulling van dere put had geen bodem. Uit de enkele schedels schelpdelen aangetroffen,

157 zoals in een gehavende schedel, die in een Ander materiaal gebruikt en beschadigd bakpotje op 3 — Uit de stort van bouwput 18 kwam pootjes uit de 16de eeuw lag. een 55 cm lang mes (van een leer- Tegen de bodem van een fragment van een looier?) tevoorschijn; dergelijke mes- duigenton lagen delen van één incompleet sen werden in de 17de eeuw gebruikt been, waarvan de voet — gezien de ligging voor het ontvlezen van huiden. van een vergane schoenzool — vreemd — Halverwege de dam en de Tuinstraat gebogen was. De zool lag temidden van werd aan de oppervlakte een halve veel schelpen. Bij enkele delen van het maalsteen van bazaltlava (diameter 30 middel lagen vergane stukjes leer met cm; dikte 6/^ cm) gevonden. enkele 15de-eeuwse gespen en (vergane) bronzen rozetjes, die mogelijk tot versie- — Op 90 cm diepte uit de westelijke ring van een gordelriem hadden gediend. stroomgeul in de beek in het centrum Een en ander deed betwijfelen, of het hier van De Tuinen en uit de sloot door een normale begraafplaats betrof. Veeleer de slenk (in de Tuinstraat) werden leek hier sprake te zijn van een „dump- bodemmonsters genomen (afb. 3a, ten plaats" van een elders geruimd kerkhof. oosten van bouwput 17, bij X) G. Waarschijnlijk heeft vervoer van skelet- — Personen met mijndetectors vonden delen (gemengd met puin) plaats gevon- veel oude munten en loden musket- den in nog vervoerbare delen van lijkkisten kogeltjes (tot knikkergrootte). De en in afgekeurde tonnen, waarin eerder oudste ons bekende munt (Batenburg, schelpen waren vervoerd (naar de weste- 1487) werd bij het perceel Friese lijk van de stad gelegen hebbende kalk- Gracht nr. 7 gevonden. branderijen?) Dit „grafveld" strekte zich uit tot westelijk van de Tuinstraat; in bouwput 13 en in Greppelstelsel enkele proefputjes langs de Frisialaan wor- Ten oosten van werkput 19 lag een onge- den nog skeletdelen gevonden. veer 55 m breed, niet moerassig gebied, De ondergrond van de Tuinstraat noorde- dat aan drie zijden was begrensd door lijk van de Kapittelstraat kwam overeen greppels. De zuidzijde kon door de bebou- met de „enkgrond" in het westelijk ge- wing niet worden waargenomen. Zoals deelte van De Tuinen; de dikte was ook uit afb. 3a blijkt, was dit in de bouwput- gemideld 80 cm en er werden enkele scher- ten 19 en 20 een enkele greppel; ten ven van blauwgrijs aardewerk in aange- noorden daarvan een dubbele. Sporen van troffen. Hier en daar kwam een enkel wegen werden niet waargenomen. In het mensenbot voor de dag. Maar in het zand waren verschillende ondiepe putjes gedeelte tussen de Kapittelstraat en de zichtbaar met houtskooldeeltjes en enkele Frisialaan werden tot onder het (huidige) geglazuurde aardewerkscherven. Dergelijke wegdek van de Tuinstraat groepjes skelet- scherven kwamen ook onderuit de vulling delen gevonden. Hieruit kan geconcludeerd van de greppels. Mogelijk is hier in de worden, dat het dumpen van de skelet- 16de of 17de eeuw op een doorgang tus- delen, met andere woorden het ruimen van sen moerassige terreindelen een bivakplaats een begraafplaats elders, gebeurd moet zijn geweest, die beveiligd werd door 70 cm vóór dat de Tuinstraat werd aangelegd. diepe greppels van 1,70 m breed, met aan De Tuinstraat zelf bestond, blijkens een de noordzijde nog een extra greppel van kaart van Jacob van Deventer, reeds in circa 2,50 m breed. Was dit de bivak- 1558. Het was evenwel geen verharde weg: plaats van een of andere vijand op de verhardingsmateriaal ontbrak. naderingsroute naar Harderwijk?

158 De pachthof Selhorst en de St. Nikolaas- (of gebeurde dit in 1399, zoals te lezen kerk staat in de Kroniek van Harderswijk?). Het gebied ten zuidoosten van Harderwijk De toren mocht niet herbouwd worden. heette vroeger Selhorst. (Hiernaar werd De kerk zelf bleef intact, want in 1522 de in 1980 aangelegde Selhorstweg ge- werd daarin nog dienst gedaan. In 1524 noemd). Selhorst wil zeggen: beboste zou ze worden afgebroken, maar nadien hoogte („opduiking") in moerassig ter- was evenwel nog sprake van een ruïne. rein7. -(M. Gijsseling 1960, Toponymisch Van deze kerk is nog bekend, dat ze dicht Woordenboek II, pag. 907 en 1099). In bij („op slingerworp-afstand van") de dit gebied lag een pachthof van het Ka- Luttekepoort stond, die daarom ook wel pittel van St. Marie. Dit Kapittel werd in St. Nikolaaspoort werd genoemd. Door Utrecht door bisschop Koenraad van Zwa- deze poort ging men ter kerke, maar ook ben opgericht tijdens of na de bouw van — langs het St. Nikolaaskerkhof — naar de Mariakerk in 1085. Ter dekking van de pachthof (in) Selhorst én de St. Jur- de onkosten van de eredienst in de kerk riënkapel aan de Sijpel (afb. 2). en voor het levensonderhoud van de ka- nunniken kreeg het Kapittel goederen op De theorie van A. H. J. Prins over het de Veluwe: in en buiten het latere Har- ontstaan van Harderwijk derwijk, in Hierden, Elburg, Ermelo en In het „Inleidend woord" van zijn „Bi- Leuvenum, maar ook in Otterlo, Oene, bliografie van Harderwijk" schreef A. H. Apeldoorn, Wilp en Epe. Het waren J. Prins in 1960, dat de nederzetting Har- grotendeels niet of nauwelijks ontgonnen derwijk „als Fremdkörper met een andere gronden. De pacht werd (vanaf 1307?) in functie tegen de agrarische gemeenschap natura naar de pachthof in Selhorst ver- Selhorst aangroeide"; het was een „nieuwe voerd en vandaar per schip over zee en dochter-nederzetting van het landelijk de Vecht naar Utrecht. Ook werd „buiten proto-Harderwijk Selhorst". Binnen deze de stad" een kerk gebouwd, eveneens nederzetting, die ontstond om de bouw- eigendom van het Kapittel. Voor de plaat- hof van het Kapittel, stond de St. Niko- selijke bevolking (onder meer voor de laaskerk, die de aangewezen parochiekerk bewoners van de nederzetting of de stad voor de nederzetting Harderwijk werd, Harderwijk) diende de kerk als parochie- aldus Prins. Deze niet op archeologisch en kerk, totdat de O.L. Vrouwe- of Grote bodemkundig onderzoek gebaseerde theo- Kerk in de 14de eeuw in de (vergrote) rie waarvoor naar onze mening zelfs geen stad werd gebouwd. Daarom werd een historische feiten werden aangedragen, deel van de oude oer-parochie Ermelo roept diverse vragen op. (met zijn kerk van vóór 1066) afge- splitst. Nog eeuwen lang moest de paro- — Waarom zou de nederzetting in dit chie Harderwijk een (geringe, dus formele) gebied, waarin verschillende moerassi- schadeloosstelling van 1 loot aan de Erme- ge plaatsen voorkwamen, zijn gesticht, lose Kerk betalen; de pastoors werden terwijl noordelijker een veel geschik- evenwel door toedoen van het Kapittel ter nederzettingsgebied aan de buiten- benoemd. Uit geen enkel bericht blijkt bocht van een zoet water voerende duidelijk, of de kerk reeds (lang) voor beek (Vuldersbrink-Vismarkt zone) 1250 — toen voor het eerst van „de kerk was? in Selhorst" sprake was — bestond. Ze — Waarom werd dit „proto-Harderwijk" werd, misschien vanaf 1316, St. Nikolaas- bij de stadswording van Prins' dochter- kerk genoemd. Volgens de geschiedschrij- nederzetting in 1231 en zeker bij de ver J. Schrassert sloeg in 1415 de bliksem bouw van de stadsmuur (vóór 1290) in de toren, die verbrandde en instortte niet bij de stad getrokken?

159 — Indien de nederzetting bestond vóór aardewerk/steengoed uit de dam in de die, waar Harderwijk uit ontstond, slenk misschien hiervandaan? dan zouden in het Selhorstgebied oude- Een onderzoek ten noorden van de Knijp- re sporen van bewoning (ook aan de tang leverde een verrassend resultaat op. beek!) en ouder materiaal dan in de Halverwege Albert Heyn en de Friese stad moeten zijn gevonden. Het omge- Gracht bevond zich op ruim 1 m onder keerde was evenwel het geval. het maaiveld een bijna cirkelvormig grep- peltje gevuld met fijn gestampt, groen- Deze nederzettingstheorie doet des temeer achtig vensterglas. Daarboven lag tussen gekunsteld aan, waar Prins beweerde, dat brokken „kloostermoppen" (? x 13 x de kerk ten noorden van de weg naar 63^2—lYi cm) en ongeglazuurde rode Hierden (dus aan de weg door de Grote plavuizen één gave tufsteen van dezelfde Poort) stond (afb. 2, punt 4), terwijl afmetingen als die uit de Tuinstraat. Ook „men de plaats van de Hof met stellig- x werd een 20-tal montantstenen (22/4 heid kan vermoeden ter plaatse van de 11x5 cm) aangetroffen. Deze bakstenen huidige school op de Vismarkt" (afb. 1, werden na 1350 gebruikt in de midden- punt g). Na de afbraak van de school in en kantstijlen van Gotische kerkvensters; 1980 konden wij met behulp van een in de inkepingen werden de ramen ge- graafmachine diagonaal over de markt klemd (afb. 7). Uit de ruim 95 kg glas door de plaats waar de school stond, een bijna 30 m lange, diepe sleuf graven. Onder de fundamenten van de school werd niets gevonden, dat op enige voor- gaande behuizing duidde! Ook in de buurt van de aangewezen lokatie van de kerk werden geen sporen of materiaal gevon- den, die in deze richting wezen.

Vermoede lokaties van pachthof en kerk 7. Twee glas-in-lood-ramen geklemd tussen montantstenen (schematisch). Schaal 1 : 2. Na de afbraak van het perceel Friese Gracht nr. 7 (fig. 3a) in juni 1983 werd konden reeds 38 verschillend gevormde een 6 m lange proefsleuf gegraven vanuit ruitjes worden gereconstrueerd. De afme- het centrum door de zuidoostelijke hoek^. tingen van de ruitjes kwamen niet boven van deze voormalige woning. Onder het de 13 cm. Naast strippen lood werden afgebroken huis, waarvan de fundamenten gebrandschilderde ruitjes gevonden, als- niet tot in het zand reikten, werden geen mede vier verdikte centra van butzen. De resten van eerdere bewoning aangetroffen. ruitjes voor glas-in-lood ramen werden met Wel werd buiten de zuidelijke muur een een verhit snij-ijzer uit zogenaamde butzen 15 cm diepe en ± 1 m brede greppel gesneden. Dat zijn circa 1 meter grote uit- aangetroffen, waaruit botresten en scher- geslingerde glasschijven (afb. 8). Daarna ven kwamen. Onder de afgebroken wo- werden de kanten bijgewerkt met een grui- ning was een inzinking in het zand, waar- zel-ijzer. Dergelijk glas, een centrum van uit eveneens dergelijk materiaal kwam. een butz en enkele brokken montantstenen Datering van de scherven (steengoed, werden ook aangetroffen tijdens het leg- blauwgrijs en spaarzaam geglazuurd rood gen van de riolering in de Friese Gracht. aardewerk): 14/15de eeuw. Het ziet er Het grootste gedeelte van deze weg is derhalve naar uit, dat er in de naaste om- (vesting)gracht geweest met aan de oost- geving een woning heeft gestaan. De zijde een 90 cm brede, gemetselde „kade- pachthof (in) Selhorst? En kwam het muur" (contrescarpmuur), die tijdens de

160 8. Fabrikage van ruitjes volgens de uitslinger- methode. Uit „De Kathedraal" v. David Macanlay, Amsterdam, 1975, bh. 61. werkzaamheden geheel werd opgeruimd (afb. 9). Op de scheiding van de huidige weg en het grastalud naar de gracht wer- den in de ondergrond op afstanden van 1 m van elkaar 5 cm dikke houten paaltjes aangetroffen, die de begrenzing van de later versmalde gracht vormden. (Voor vier 15—20 cm dikke, vierkante af ge- schuinde palen oost van de muur, onge- veer ter hoogte van het gevonden venster- glas, kon geen verklaring worden gege- ven). De bebouwing langs de oostzijde van de Friese Gracht verhindert daar na- der onderzoek. De gracht was een ves- tinggracht om het omstreeks 1587 voor de Luttekepoort opgeworpen bastion. In het zand onder de bodem van de gracht wer- den zeker drie begravingen vastgesteld. Door de aanleg van dit bolwerk verdween namelijk het gedeelte van de weg door de Luttekepoort langs het St. Nikolaaskerk- 9. Opruiming van de contrescarpmuur van de hof naar de pachthof (in) Selhofst, dié vestinggracht voor het bastion ten zuiden vroeger doorliep naar het zuiden. Van van de Luttekepoort. deze weg werden resten gezien in „de dam in de slenk" en het weggedeelte tus- streeks 1586 naar de stad verplaatst). sen de twee bermslootjes bij de driesprong Bovendien verdween een gedeelte van het Frisialaan-Tuinstraat. Kennelijk liep de (geruimde) St. Nikolaaskerkhof, waarvan weg om het moerassige gedeelte in het de botten „onder" de gracht nog resteer- latere Eerste Padkamp heen naar de St. den. In 1547 pachtte een zekere Jan ter Jurrienkapel. Bij de aanleg van het bastion Weert een hoek van het kerkhof „strek- verdween ook de hof buiten de Lutteke- kende ten ene zijde aan de weg naar Zel- poort aan de Houtkamp — in 1523 ook horst". Hij moest de grond „tho lande Selhorst geheten! —^- waarop „de Zieken- maken en bepoten" en stenen uit de grond schuur" stond (dit Pesthuis werd om- graven. De „duifstenen en kezelingen"

161 (tufstenen en veldkeien) moest hij aan pensatie voor het verloren gebied kreeg de stad afstaan; bakstenen mocht hij be- Johan Gerritsz. Weerdt (dezelfde Jan ter houden. Kennelijk pachtte hij de hoek, Weert of een familielid?) in 1587 „den waar de ruïne van de kerk stond of had hof buiten de Luttekepoort aan den Hout- gestaan. Het kerkhofgedeelte werd ge- kamp, waarop de Ziekenschuur heeft ge- ruimd: skeletdelen en puin, zoals lei- en staan"; mogelijk de pachthof Selhorst? bakstenen en een wagenlading tufsteen- (afb. 10). brokken en „kezelingen" werden naar het dumpgebied ten noorden van de Frisialaan De mysterieuze glasvondst vervoerd. En wel over een pad op de grens van De Tuinen, waarin enkele botten De vondst van de bak- en montantstenen tijdens het transport terecht kwamen, die doet vermoeden, dat in de naaste omge- tijdens het leggen van de riolering werden ving de St. Nikolaaskerk heeft gestaan. terug gevonden. Zo ontstond de Tuinstraat Van het aangetroffen vensterglas kan even- (vroeger ook Knijptang genoemd), die wel niet gezegd worden, dat dit uit de naderhand werd doorgetrokken „over" de vensters van deze kerk afkomstig is. Er (gevulde) dumpplaats naar de Frisialaan, werden ruitjes gevonden, die met snij-ijzer toen misschien al een bestaande en later en gruizel-ijzer waren gevormd, maar ook zo geheten weg. Vermoedelijk als com- ruitjes, uitgesneden met de snijdiamant, dus na ± 1500. De in verhouding grote hoeveelheid afgesneden randen van butzen (waaronder randen met misvormingen), 10. Het gebied ten noorden en ten zuiden van namelijk ± 17 kg, wijst erop, dat ter de slenk in De Tuinen: vergelijk afb. 3a. De rechter graafmachine rijdt „door" de plaatse dunne ruitjes werden gesneden. slenk. Het tweede huis links was perceel Er werden stukjes ruit aangetroffen, waar- f Hese Gracht nr. 7. op streepjes ingekrast waren alsof er „ge-

162 turfd" werd. Zo werd gevonden: ,fijn XIIIIIIIIIXIVII . . ." Betekende dit, dat er 28 — of 37? — ruitjes dun glas werden vervaardigd? Ter plaatse werden "óbk oude glas-in-lood-ramen uiteen gehaald. De ruit- jes verzeilden evenals de afgesneden ran- den van butzen en stukjes van loodstrip- pen in de greppel. Onder die ruitjes waren gebrandschilderde, waarop onder meer af- beeldingen van personen (twee benen; een man in een bootje), van dieren (een kip zonder kop) en van andere Renaissance- aandoende voorstellingen (namen in car- touches: zie afb. 11 s) voorkomen, die niet vóór 1530 kunnen zijn gemaakt en dus 11. Gebrandschilderd ruitje uit de glasvondst bij niet van de vensters van de St. Nikolaas- de Knijp tang (zie noot 8). kerk kunnen zijn. De aanwezigheid van emaille-brandschilderverf op enkele ruitjes van de) kerk, gezien de bak- en montant- verschuift de datering van de glasmassa stenen, die als afdekkende laag van het zelfs naar de 17de eeuw. Deze datering glas werden gebruikt en die zeker niet wordt ondersteund door vroege pijpekop- speciaal voor dit doel van elders zullen jes, alsmede scherven van tenminste 8 zijn aangevoerd. Nu werden bakstenen bekerglazen (met wafel-, druppel- en van het formaat, zoals gevonden in de netpatronen of met glasdraadwikkeling), Tuinstraat en bij de Knijptang (langer dan een roemer uit 1630—1680 en een mol- 28 cm), voor kerkbouw buiten de grote beker (op 3 glazen pootjes) uit de tweede steden gebruikt tussen 1200 en 1300. Tuf- helft van de 17de eeuw (determinatie stenen, voorheen met grotere afmetingen, door de heer W. F. Wijnman van de hadden toen, om ze tegelijk met de dure ROB). Loodinzameling van oude kerkra- „kloostermoppen" te kunnen verwerken, men en vervaardiging van nieuwe ruitjes dezelfde afmetingen. De conclusie moet vond hier dus plaats omstreeks 1660, zijn, dat de kerk na 1200 werd gebouwd ruim 130 jaar nadat in de kerk voor het en meteen (of na 1350?) in de Gothische laatst dienst was gedaan. Zijn hier ramen stijl (montantstenen!). Mogelijk zijn de uit de Grote Kerk (of een ander kerkelijk ten zuiden van de Kapittelstraat gevonden gebouw) gedemonteerd en nieuwe ruitjes bakstenen (lengte minder dan 28 cm) gesneden? Eigenaardig is de cirkelvormige benut tijdens het herstel van de kerk na greppel, waarin het glas werd gedepo- 1399 (of 1415). neerd; daarbinnen werd niets aangetrof- fen. Als hier een glazenier werkzaam is geweest, waarom werd dan geen normale Hypothese over het ontstaan van de neder- af valkuil gegraven? Vreemd is verder nog, zetting Harderwijk dat veel stukken van ruitjes of aansluiten- Er is geen enkele historische of archeolo- de ruitjes met doorlopende afbeelding gische aanwijzing voorhanden waaruit het (bijvoorbeeld het bij de benen behorende bestaan van een nederzetting in het gebied lichaam; de kop van de kip) in het vrij Selhorst vóór de nederzetting Harderwijk nauwkeurig „leeggehaalde" greppeltje kan worden geconcludeerd. Nadat op het ontbraken. Eén ding is zeker: het „be- hoge zandgebied Vuldersbrink (en mis- drijf" bevond zich omstreeks 1660 dicht schien zelfs meer noordelijker tot en met bij de plaats van de verdwenen (ruïne de Vismarkt) een nederzetting was ont-

163 staan, bouwde het Kapittel dicht bij de „herderswijk" stichtten — herders wer- nederzetting (stad?) een pachthof en een den vroeger overigens schepers genoemd kerk, die de eerste parochiekerk van Har- — of Noormannen, is even onwaarschijn- derwijk werd. Omdat de bewoners in en lijk als Prins' niet-agrariërs. Het waren om de nederzetting voordien op de paro- zelfs geen vissers: in de onderste lagen chiekerk in Ermelo waren aangewezen, van de opgraving in De Kleine Ooster- werd Harderwijk van die parochie afge- wijk werden geen delen van (zee)vissen splitst; de kerk zal derhalve gebouwd zijn aangetroffen; wel een akker, waardoor vlak voor de parochiesplitsing, die moei- later de „zeemuur" werd gebouwd. Een lijk vóór de „stadsrechtverlening" in 1231 nederzetting („wijk") op een stevigeplek denkbaar is. In 1250 bestond de kerk in vochtig land („harde") lijkt de meest evenwel reeds; ze werd gewijd aan St. waarschijnlijke betekenis van de naam Nikolaas als beschermheilige tegen storm- Harderwijk. Ons inziens zijn het bewo- vloeden. Dat de kerk een voorgangster ners uit de omstreken geweest, die om (bijvoorbeeld een Romaans tufstenen een of andere reden hun woonplaatsen zaalkerkje) zou hebben gehad, is weinig verlieten en zich vestigden op dit ge- aannemelijk, daar materiaal ouder dan het schikte nederzettingsgebied (met meer begin van de 13 de eeuw ten ene male mogelijkheden); landbouwers dus. In dit ontbreekt. Nadat de nederzetting was om- verband wordt gewezen op de vóór 1200, muurd (vóór 1290, toen er sprake was door stuifzand gedwongen, prijsgegeven landbouwnederzetting in het Beekhuizer- van een muur met twee poorten aan de zand. Pas later, maar vóór 1250 kwam zuidzijde) had in de 14de eeuw uitbrei- grotendeels onontgonnen gebied in handen ding plaats in zuidelijke en westelijke van het Kapittel, dat buiten de stad zijn richting. In het nieuwe stadsdeel ver- pachthof en een kerk stichtte, waaromheen scheen de nieuwe parochiekerk, de O.L.V.-, evenwel geen nederzetting was of groeide. Maria- of Grote Kerk, terwijl de stads- muur aan de zuidzijde werd doorgetrok- ken. De uitvalsweg naar het zuiden begon Noten nu buiten de Smeepoort. Toen ook de 1 De provinciaal-archeoloog drs. R. S. Hulst Sijpel werd doorgegraven naar de vesting- wordt voor zijn steun bij het onderzoek en gracht bij de Smeepoort, verloren de weg het opmaken van dit artikel hartelijk dank gezegd, evenals de heer J. C. A. Hulst (ROB, door de Luttekepoort én het beekgedeelte Amersfoort), voor het tekenwerk. tussen die poort en het punt van door- 2 Op 9 augustus 1983 werd tijdens het leggen graving hun beteeknis en verdwenen. Dit van rioolbuizen bij de Agnietenlaan de afge- gebied werd tuinbouwgebied; omstreeks damde en verzande beek en de in de richting 1586 verdween een gedeelte daarvan door van de Smeepoort gegraven Sijpel waargeno- men; een en ander is in overeenstemming met de aanleg van de vestingwerken. In 1231 een bericht uit 1430, dat door het gebied van kreeg de nederzetting Harderwijk jaar- en de Stouwenhofstede, toebehorend aan het St. weekmarkten en werd „gelijkgesteld" aan Joriensgilde, „de beek was gegraven". een stad. De plaats moet toen al van dus- 3 Van de omstreeks 1830 bestaande 70 tuin- danig belang zijn geweest, dat de eerste huisjes zijn er nu nog maar 3 over, op afb. 3a graaf van Gelre en Zutfen Otto I het aangegeven met a, b en c. deze privileges gunde. Er zullen daar dan * Het type van deze niet bij elkaar behorende schoenen — waarvan de ijzeren of koperen ook al zeker twee generaties hebben ge- gespjes waren afgesneden — was de algemene leefd. Anders gezegd: tussen ± 1150 dracht voor de 15de-eeuwse boer, ambachts- (toen de verbinding met open water beter man of veel te voet reizenden, zoals mars- kramers en pelgrims. Met name Dürer heeft dit was geworden en varen dus mogelijk type nogal eens afgebeeld. Om de gespriemen werd en 1231 werd de nederzetting inge- vlak tegen de schoen te houden waren borg- richt. Dat het herders waren, die hier hun lusjes aangebracht. De drager van de rechter

164. schoen had vermoedelijk een pijnlijke plek bij Arler") vermoedelijk in 1597. In 1590 lo- de enkel; om deze meer ruimte te geven sneed geerde Prins Maurits op kosten van de stad hij een stuk leer uit de schacht. in haar huis. Na de beeldenstorm in Harder- 5 Datering van zuil en bakstenen door ir. G. wijk (22 september 1566) zwoer het stads- Berends van de Rijksdienst voor Monumenten- bestuur 10 april 1567 trouw aan de Koning en zorg. beloofde de katholieke godsdienst te handha- 6 ven, a'smede de altaren in de kerken te her- Deze bodemmonsters werden onderzocht door stellen. Burgemeesters, Schepenen en Raad mevr. drs. J. Buurman, ROB, Amersfoort. In werden 6 november 1567 „politiek onderzocht"; het (grof onderzochte) bodemmonster uit de ze moesten schriftelijk 24 vragen beantwoor- oude loop van de beek werden naast eieren den en om genade verzoeken. Omdat ze daar- van insecten en resten van waterkevers en na niet geheel hun gedane beloften nakwamen, kokers van kokerjuffers, zaden van ± 30 plan- werd deze Magistraat 11 maart 1568 ontslagen tensoorten aangetroffen, die een aardig beeld en vervangen door (14) katholieke personen, geven van de vegetatie langs de beek. Door de onder wie de schepenen Joost van Bronckhorst beek stroomde voedselrijk water, waarin sterre- (in 1571 zelfs als burgemeester genoemd) en kroos groeide. Van laag naar hoog kwamen Gerrit Bosch. Tot 1575 duurde de Spaanse langs de oevers voor: oeverplanten (zoals de heerschappij over de stad, terwijl in 1577 hier grote waterweegbree), pionierplanten van natte een bezetting van het Staatse leger kwam. Op bodems (kruipende boterbloem, zilverschoon, 17 juli 1578 werd de door de Spanjaarden rietzwenkgras, waterpeper) en planten van aangestelde stadsregering afgezet en vervangen struwe'en (meidoorn, braam en vlier, waar de door staatsgezinde burgers. Niet zeker is of hop en bitterzoet zich als lianen doorheen slin- Joost in de nieuwe Magistraat terugkwam; met gerden) met hun bijhorende zoomplanten (rid- Gerrit Bosch was dat zeker niet het geval. derzuring, grote brandnetel en dagkoekoeks- Zowel Gerrit (kennelijk vóór 1578) als As- bloem). De aanwezigheid en activiteit van de suera (als weduwe, dus tussen 1586 en 1597) mens bleek uit het voorkomen van onkruiden hebben schenkingen (voor herstel?) aan de van (kalkarme) akkers (zwaluwtong en vogel- kerk gedaan, wat aan de buitenwereld ken- muur op voedselrijke, en knopherik en dauw- baar werd gemaakt door het laten aanbrengen netel op matig voedselarme bodems), tredplan- van een gebrandschilderd ruitje met hun naam ten (varkensgras, grote weegbree) en planten in een venster van de (vermoedelijk O.L. van voedselrijke ruigten (melganzevoet en Vrouwe-)kerk. Van een derde ons onbekende melde), alsmede planten van vochtige, bemes- schenker Arent van S(.)endle(.) werd even- te graslanden (grasmuur, gewone brunel). eens een (incompleet) ruitje met die naam Akkerbouw en veeteelt werden in de omge- tussen het opgegraven glas bij de Knijptang ving uitgeoefend; de veeteelt wellicht verder gevonden. van de monsterplek vandaan dan de akkerbouw (minder soorten met minder zaden). Als cul- tuurgewas manifesteerde zich de hennep, die in de Middeleeuwen veel werd verbouwd om zijn oliehoudende zaden en vezels (touw). Evenals in De Kleine Oosterwijk (in 1978) Literatuur werden hier zaadjes van de vijg gevonden, een vrucht die in alle middeleeuwse steden is aan- Berends, P., 1935. Het oud-archief van de ge- getroffen en die kennelijk op grote schaal meente Harderwijk. werd geïmporteerd. Bogtman, W., 1947. Nederlandsche glasschilders. Heemschutserie dl 36. 7 M. Gijsseling, Toponymisch woordenboek II, Blommesteijn, C. M., e.a. 1977. De Veluwe. IPP 1960, p. 907 en 1099. Workingpaper 4. 8 Uit onderzoeken, samen met de heer N. C. R. Buurman, J., 1976. Botanisch onderzoek van een de Jong uit Harderwijk, in onder meer het Middeleeuwse stadsgracht te Enschede, 't Rijksarchief van Gelderland in Arnhem bleek, Inschrien 8. dat Assuera een dochter was van Reyner van Hollestelle, J., 1961. De steenbakkerij in de Arler uit diens eerste huwelijk, die omstreeks Nederlanden tot omstreeks 1560. 1522 schout van Putten werd. Ze werd gebo- ren vóór 1530 (toen ze goederen erfde; van Janse, H., 1971. Vensters. haar moeder?) en trouwde vóór 1555 met Modderman, P. J. R., e.a. 1976. Nederzettings- Joost van Bronckhorst. (Op 31 mei van dat sporen uit Midden-Neolithicum (TRB), Late jaar werd hen in hun huis in de Donkerstraat Bronstijd en Middeleeuwen in het Beek- in Harderwijk een brief overhandigd). Joost huizerzand onder Harderwijk. Analecta Prae- overleed in 1586; Assuere („Joffer Sweer van historica Leidensia IX; IPP Publicatie 20.

165 Portheine jr., H., 1899. De St. Maria-, O.L. Schrassert, J., 1730. Hardevicum Antiquum. Vrouwe- of Grote Kerk te Harderwijk. Westerveld, G. J. W, 1958. Bodemgesteldheid Bijdragen en Mededeelingen der Vereeni- van de Noordwest Veluwe. Stibokarapport ging Gelre dl II. nr. 480. Prins, A. H. J., 1960. Bibliografie van Harder- Zonneveld, J. I. S., 1971. Tussen de bergen en wijk. de zee. Jong Saakes, J. de, e.a. 1931. Kroniek van Har- derwijk 1231—1931. Dirk Staalweg 88, 3851 LK ERMELO

Korte pijpen uit Gorinchem

P. von Hout en P. K. Smiesing

In oktober 1982 werd bij sloopwerkzaam- Hieruit kon worden geconcludeerd dat heden in de binnenstad van Gorinchem deze put o.a. door een pijpenmaker werd een beerput ontdekt die onderzocht werd gebruikt. door de heren M. C. W. Veen en R. Aangezien op deze pijpen geen merken Krielaart. waren aangebracht bleef de identiteit van In deze put werden, naast het gewone deze Gorinchemse ambachtsman verbor- gebruiksaardewerk, fragmenten van aarde- gen. werk-ringen (gebruikt bij het pijpenbak- Een aantal van deze pijpen kon worden ken) en diverse pijpfragmenten aange- gecompleteerd waarna bleek dat deze vrij troffen. korte stelen bezaten. Ze hadden een totale

166 *wT \

167 lengte, van koprand tot mondstuk, van 19,3 tot 19,8 cm (afb. 1). De grijsroze verkleuringen aan de pijpen wijzen er op dat ze te lang gebakken werden. Blijkbaar verhoogt dit té lange bakproces de breek- baarheid van het produkt. De pijpen bleven ongebruikt en zullen waarschijnlijk vroegtijdig gebroken zijn. De kwaliteit is pover en ook de afwerking is matig. De koppen werden niet gewreven met agaatsteen (geglaasd) en de radering be- perkt zich tot de voorrand van de ketel (kop). Het model is afwijkend van de bekende modellen uit andere steden. De breedte-as bevindt zich namelijk onder de halve hoog- te van de kop. De hals, de verbinding tussen kop en steel, is vrij smal met een gemiddelde doorsnede van circa 13 mm. Vanaf de breedte, gemiddeld 19,5 mm, loopt de kop iets taps toe. De hiel, het uitsteeksel onder de kop, vertoont geen stoep. Anders gezegd: de onderkant van de hiel is nagenoeg gelijk met de onder- 2. Een pijpenpot die gevuld wordt met korte kant van de steel. De stelen zijn licht pijpen. kromgetrokken. Aan de hand van het gebruiksaardewerk uit dezelfde beerput kunnen de pijpen Het blijft echter nog steeds de vraag of rond 1650 gedateerd worden. men in de 17de eeuw deze werkwijze in de pijpenindustrie al toepaste. In de voorgaande artikelen over: Een pijpenpot uit Gorinchem x en Aardewerk- Dr. Dreeslaan 292, ringen van Gorinchemse pijpenmakers2, 4241 CN ARKEL werd erop gewezen dat de pijpen rond een Montevideodreef 92, haspel in de pot gestapeld werden. 3563 BK UTRECHT Wij willen hierbij naar voren brengen, dat de mogelijkheid bestaat om korte Noten pijpen te stapelen, door deze vlak in de pot te leggen (afb. 2). Het is uiteraard 1 Westerheem XXXI, 1982, nrs. 3 en 5. wel van belang dat de pijpen goed vlak 2 Westerheem XXXII, 1983, nr. 6. 3 gelegd worden om het kromtrekken van Het Leven, 1918, „Wegens de duurte der siga- de stelen bij het bakken te voorkomen. ren, de oud-Hollandse pijpen in eere hersteld". De overgebleven ruimten tussen de pijpen werden opgevuld met zogenaamde „schrob- beles" (pijpengruis). Een voorbeeld van deze methode vonden we in een tijdschrift uit het begin van deze eeuw3.

168 Literatuurbespreking

Tonny Vos-Dahmen von Buchholz. Van rendier- van Ginkel in zijn „onderkant van Nederland" jager tot roofridder; tekeningen Wouter Hoogen- een niet-gecorrigeerde tijdschaal. Bij Van Ginkel dijk. Amsterdam, Sijthoff, 1983. 159 blz. Prijs vestigen de boeren van de bandkeramiek zich ƒ 39,50. 5300 v. Ch. in Zuid-Limburg, bij Tonny Vos is Tonny Vos-Dahmen von Bucbholz. Het monster dat 4000 v. Chr. Bij de een begint de Bronstijd van de vuursteenmijn. Hoorn, Westfriesland, 2200 v. Chr., bij de ander 1500 v. Chr. Hoe moet 1984. 114 blz. Prijs ƒ ? dat nu met de rondreizende bronssmid? En is De uitspraak van Sir Mortimer Wheeler „Archeo- Bauka, de moeder van de uit Romeinse krijgs- logie gaat over mensen, niet over dingen" is dienst naar Friesland teruggekeerde Redbad, zo zeker van toepassing op de inhoud van beide goed vertrouwd met importaardewerk, dat ze boeken. Tonny Vos is niet alleen een bekend meteen begrijpt wat haar zoon bedoelt als hij schrijfster van jeugdboeken maar ook, en dat is zegt: „Kijk moeder, met de draaischijf gemaakt. goed merkbaar, een enthousiast amateur-archeo- Dat zie je zo" (blz. 94). loge. Met liefde en deskundigheid vertelt zij over Niet alleen jeugdige, maar ook oudere lezers de voorwerpen die na duizenden jaren weer uit zullen veel genoegen beleven aan dit boek. Het de grond tevoorschijn komen. Maar daar blijft brengt ons de dingen van vroeger èn de men- het niet bij. De voorwerpen, de „dingen", vor- sen achter die dingen zeer nabij. men het vertrekpunt voor een reis naar de men- Een van de mensen achter de dingen heeft sen achter die dingen, een reis naar en in het Tonny Vos in het tweede boek als hoofdpersoon verleden. De dingen doen iets met haar: zij ten tonele gevoerd. Het is de jonge mijnwerker wekken haar fantasie tot leven. Daar danken Firn die zo'n 3800 jr. v. Chr. in Zuid-Limburg we vijftien, met veel invoelingsvermogen weer- (bij Rijckholt) door nauwe schachten in de gegeven, portretten aan van mensen die zij op diepten van de vuursteenmijn afdaalt om daar haar reis door de tijd tegenkwam: zowel de de kostbare vuursteen los te hakken. Een ver- tendierjager anno 9000 v. Chr. als de roofridder antwoordelijk en eervol werk ongetwijfeld, maar anno 1600 n. Chr., zowel de mijnwerker van voor de jonge Firn die onder engtevrees (claus- Rijckholt anno 3800 v. Chr. als de edelsmid van trofobie) gebukt gaat is het dagelijks verblijf in Dorestad anno 800 n.Chr. De wijdlopigheid die de nauwe mijngangen een marteling. Het monster de romans van Jean Auel soms wat zwaar ver- waarvan in de titel sprake is, moet men dan ook teerbaar maakt, past niet in de opzet van deze niet letterlijk nemen. Het is het verstikkende goed gedocumenteerde, maar nergens „beleren- gevoel, ingesloten te zijn. Tonny Vos heeft dit de", korte verhalen. De tekeningen van Wouter in feite heel simpele gegeven geplaatst tegen de Hoogendijk zijn in deze opzet vooral sfeerbepa- achtergrond van het dagelijks leven van de stam, lend en als zodanig zijn ze dikwijls zeer geslaagd waarin kleine en wat minder kleine gebeurtenis- (blz. 26, 86—87, 126). Maar als ze de dingen sen elkaar afwisselen. Géén sensationele gebeur- zelf weergeven, schieten ze m.i. nogal eens te tenissen. Lees je juist daarom — ook als volwas- kort (blz. 22, 41, 93, 141). In die gevallen zou sene — het boek in één adem uit? De illustra- ik aan een nauwkeuriger weergave de voorkeur ties van Rein de Jonge zijn voortreffelijk. Ook hebben gegeven. dit boek kan ik van harte aanbevelen. Enkele op- en aanmerkingen mogen niet ont- breken. Tonny Vos gebruikt, anders dan Evert P. Stuurman

169 Lezingen

Afd. 17 Z. Veluwe en O. Gelderland: de resultaten van onderzoek door geologen en archeologen in de groeve van Kwintelooyen, woensdag 10 oktober, Het Oude Klooster, Ber- tussen Rhenen en Veenendaal plaats; nulphusstr., Oosterbeek: Nico Arts (IPP Amsterdam) over het laat- dinsdag 29 jan., 20.00 uur, Museum Flehite, palaeolithicum — waarvan ook elders in Zuid- Amersfoort: Nederland sporen zijn gevonden — naar aan- Monique Krauwer (stadsarcheologe van Amers- leiding van het onderzoek te Sweikhuizen bij foort), Markthalproject voorjaar 1984. Geleen; Door het aanstellen van een stadsarcheologe heeft woensdag 14 november, Het Oude Klooster, Amersfoort een serieus begin gemaakt met het Bernulphusstr., Oosterbeek: onderzoek van haar stadskern. Deze avond zal Gerard Willemsen, tijd. verbonden aan Arnhems geheel in het teken staan van het eerste onder- Gemeentemuseum, over: Mens en Dier in de zoek, dat in het voorjaar van 1984 plaats vond Oude Steentijd, en dan voornamelijk de invloed in het inmiddels afgebroken markthalcomplex, van de mens op de toenmalige fauna. Wat voor aan de voet van de O.L.Vr.toren te Amersfoort. dieren waren er nu eigenlijk, waarmee de mens Monique Krauwer zal haar bevindingen uiteen- te maken had en in hoeverre heeft het optreden zetten aan de hand van een boeiend verslag en van de mens ertoe bijgedragen dat een aantal met behulp van de vondsten. Ook zullen leden dieren, waaronder de mammoet, zijn uitgestor- die destijds betrokken waren bij de ondersteu- ven? ningsopgraving in het aangrenzende venduhuis, hun vondsten tonen en verslag doen van de pret- tige en uitstekende samenwerking, die ze tot nu Afd. 14 Vallei en Eemland: toe met de stadsarcheologe mochten hebben. dinsdag 27 nov. 20.00 uur, Museum Flehite, dinsdag 5 maart, 20.00 uur, Museum Flehite, Amersfoort: Amersfoort: dr. H. G. J. Reugg, Geologie van centraal Neder- A. N. van der Lee, hoofdredacteur van „Archeo- land, toegespitst op de Utrechtse Heuvelrug en logische Berichten". Veranderingen aan stenen Amersfoort e.o. werktuigen in de loop der eeuwen, secundaire De kennis van de geologie is onontbeerlijk voor verschijnselen aan artefacten; archeologen. De onderbouw van de grond, met al zijn specifieke kenmerken voor het gebied van woensdag 8 mei, 20.15 uur, Museum Flehite, de Utrechtse Heuvelrug, die zo'n 200.000 jaar Amersfoort: geleden ontstond, is op zichzelf al een avond- drs. Pim van Tent, over de resultaten van het vullende lezing waard. Toch was er, ook vóór onderzoek te Oud-Leusden in de periode 1982/ de Saale-ijstijd, al menselijke aktiviteit, getuige 1984.

Afdelingsnieuws

Opgericht is Afdeling 24, Midden-Brabant. Hilvarenbeek, Hoge en Lage Mierde, Loon op Onder deze afdeling ressorteren de volgende Zand, Moergestel, Oisterwijk, Oosterhout, Oost-, plaatsen: West- en Middel-Beers, Tilburg, Waalwijk. — Alphen en Kiel, Berkel-Enschot, Butenhout, Welkom en Proficiat! Diessen, Dongen, Gilze-Rijen, Goirle, Haaren,

170 Bovengronds archeologisch veldwerk (I)

G. van Haaff

Inleiding tiemethoden en tot slot opgravingsmetho- Dat archeologie zich bezig houdt met de dieken en -techieken aan bod komen. materiële nalatenschap en met al het bij- Ruiten de opgraving om behorende van verdwenen leven en dat Indien we — het kan bijna niet anders — deze erfenis zich in de grond bevindt, zal de mens als uitgangspunt nemen, in ons voor velen overbekend zijn. geval dus de opgraver, de archeoloog, dan Het bodemarchief bevat een onschatbare moeten we constateren, dat ons waarne- hoeveelheid archeologische gegevens. Deze mingsvermogen beperkt is. Ook al zijn gegevens kunnen door deskundige onder- onze ogen nog zo goed. Als we in het zoekers worden gelezen, ontcijferd, ver- midden van een archeologische vindplaats taald en geïnterpreteerd. gaan staan, dan zien we het oppervlak, Toch is het maar zeer de vraag, of bij het alles wat zich daarop bevindt en daarboven noemen van oudheidkundig bodemonder- een al dan niet bewolkte lucht. Natuurlijk zoek direct gedacht moet worden aan op- zien we kleuren, nuances, tinten of wel- graven. Natuurlijk blijft de opgraving het licht een hoogteverschil of een depressie, pièce de résistance van de archeologie, maar daar blijft het bij. maar het is tevens een destructief sluit- Nu gaan we met onze ogen als enig instru- stuk. Toegegeven, er is meestal geen keus. ment wat gedetailleerder te werk. We Als bedreigde objecten niet op deskundige zoeken het terrein nauwkeurig af, zoals wijze door archeologen worden „vernie- dat bij de archeologische veldkartering tigd", dan gebeurt dit wel op een andere gebruikelijk is. Datgene wat voorheen manier, die we allen kennen. Voordat er niet werd waargenomen in het panorama- echter van een opgraving sprake kan zijn, beeld, zien we nu. Een puinbaan die een moet het stadium van ontdekking, van her- muur in de ondergrond doet vermoeden, kenning, daaraan vooraf zijn gegaan. een nederzettingsplaats met alle daarbij Vondsten en/of vindplaatsen kunnen bij behorende tastbare gegevens of de stuk- toeval worden ontdekt, maar ook door geploegde urnen van een graf veld. We systematisch zoeken en verkennen aan het kunnen bij wijze van spreken onze neus licht komen. De archeologische veldver- tegen de grond drukken, in een poging kenning is een goed voorbeeld van zo'n om zelfs de verkoolde graankorrels die er systematische opzet. mogelijk liggen nog waar te nemen. Ons archeologisch gezichtsveld wordt Helaas treffen we maar zelden archeolo- aanzienlijk uitgebreid als we onze oog- gische publikaties aan waarin de metho- hoogte verplaatsen naar bijv. 200 of 250 dieken en technieken van het veldwerk m; we zullen dan gebruik moeten maken worden behandeld. Noch afzonderlijk, van een ballon of — in onze tijd gebrui- noch als verantwoording van de gepubli- kelijker — een vliegtuig. ceerde resultaten. Van uit de lucht zien we verschijnselen Mede naar aanleiding van een aantal ver- en structuren die we niet eerder hadden zoeken zal schrijver dezes trachten de waargenomen. Gegevens die ons méér en praktische aspecten van het archeologisch essentiële informatie kunnen verschaffen veldwerk de revue te laten passeren. over de gehele archeologische site in z'n In een serie van drie artikelen zullen directe omgeving. archeologische streekbeschrijving, prospec-

171 Door het gebruik van hooggekwalificeerde Daaraan vastgekoppeld de bijna onont- fotoapparatuur kunnen deze gegevens vast- koombare vraag: „Waarom doen wij er gelegd worden, waarmee de luchtfotografie zo weinig mee?". haar intrede in de archeologie doet. Het is natuurlijk niet zo, dat deze pros- Maar luchtfotografie is méér. Het is tevens pectie-methoden in één klap alles oplos- een van de belangrijkste prospectie-metho- sen en er niet meer gegraven zou hoeven den die de archeologie ten dienste staan. te worden. Dat zou te eenvoudig zijn. Een prospectie geeft door middel van Het grootste probleem van de verkregen „metingen" informatie over de plaats „waarden" ligt namelijk besloten in de waarop we die toepassen. We kunnen bijv. vraag: wat betekenen ze, hoe moeten ze de geringe hoogteverschillen meten door geïnterpreteerd worden. Ook al is onze het doen van waterpassingen, met gebruik- informatie nog zo optimaal, een opgraving making van waterpasapparatuur, een theo- zal pas antwoord kunnen geven op de be- doliet of moderne elektronische (laser )- tekenis ervan (zie afb. 1). Pas nadat er apparaten. een interpretatie-bestand is opgebouwd, Door de gegevens van deze hoogtemetingen kunnen de genoemde methoden wellicht op een kaart te zetten, te interpoleren en als afzonderlijk gegeven gaan functioneren. de hoogtelijnen te trekken, ontstaat een Vooralsnog kan „slechts" alleen al de ont- duidelijke visualisatie van het oppervlak. dekkings- of signaleringswaarde ervan be- Opnieuw hebben we een extra stuk infor- langrijke diensten bewijzen. matie, terwijl we de grond nog niet in zijn Niet alleen een opgraving kan ons overigens geweest. Willen we echter meer prospec- iets vertellen over de betekenis van pros- tieve informatie verkrijgen, dan dienen we pectieve informatie. Het doen van hand- meetapparatuur in de grond te brengen. boringen of het uitvoeren van een bodem- Bij de geo-elektrische methode wordt een kartering kan ons al veel meer duidelijk elektrische stroom door de aarde gestuurd, maken en levert bovendien een schat aan die elders door zeer fijngevoelige sondes gegevens over de natuurlijke „basis" van weer wordt gemeten. de archeologische vindplaats. Een gegeven Elke betere of slechtere geleider, bijv. een dat als onmisbaar moet worden beschouwd greppel of een muur, zal de uitslag van bij het doen van archeologisch onderzoek. de gemeten weerstandswaarde beïnvloe- In de meeste gevallen bestaat er al een den. geologische en/of een bodemkundige kaart Vergelijkbaar is de elektro-magnetische van een betreffend gebied en kunnen we methode waarbij door middel van een elek- hiervan gebruik maken. trische stroom een magnetisch veld wordt Binnen de grofschaligheid van deze kaar- gecreëerd, dat door een magnetometer ten kunnen we zelf eventueel verfijningen elders in het terrein in een waarde wordt aanbrengen. weergegeven. En als we door middel van handboringen Ook de methode van de hamer slag-seh- toch bezig zijn deze verfijningen tot stand miek berust op een vergelijkbaar principe. te brengen, dan kunnen we die gelegen- Hier echter worden geluidstrillingen uit- heid tevens gebruiken om een fosfaatkar- gezonden en elders weer door sondes op- tering uit te voeren. Op chemische wijze gevangen en gemeten. kunnen de fosfaatwaarden vrij eenvoudig Drie methoden, waarmee wezenlijke in- worden gemeten en omgewerkt tot een formatie verkregen kan worden over dat- visueel beeld. gene wat zich onder de oppervlakte be- Zo zien we, dat buiten de opgravingsmetho- vindt. dieken en -technieken ons nog een aantal Steeds fijngevoeliger en meer geperfec- ondersteunende methoden ten dienste tioneerde apparatuur wordt ontwikkeld. kunnen staan. Dat is de technische kant

172 O 1km h- H

1 t 5

2 • 6

3 «7

4 la. Gedeelte van het Kromme Rijngebied met alle vindplaatsen vóór (beneden) en na de veld- kartering (boven). (Naar W. J. van Tent, Spiegel Historiael 13, 1978, nr. 4, p. 210) 1. stroomrug; 2. kom; 3. uiterwaard; 4. dek- zand; 5. bestaande M. E. kerk; 6. losse vondst; 7. vondstenconcentratie (mogelijk nederzetting). 173 lb. Opgravingsputten ten noorden van Andijk van de archeologie. Archeologie is dus geprojecteerd op de resultaten van de veld- méér dan alleen maar opgraven! kartering (Naar R. H. J. Klok, Westerheem XXIII, no. 2, p. 151) 1. losse vondst; 2. vindplaats geglazuurd aardewerk; 3. terrein- 1. Landesaufnahme of archeologische hoogte; 4. nederzettingssporen; 5. vondsten- concentratie. „Kreekrug" is gestippeld. Teke- streekbeschrijving ning H. Af. C. de Kort, ROB. Schrijver werd in 1972 bij de ROB aan- gesteld om de op Duitse leest geschoeide „Landesaufnahme" in Nederland op te bouwen en in praktijk te brengen. Hier-

17.4. mee werd het in de jaren zestig gegroeide systematisch en volledig mogelijk uitkam- besef om een systematische streekbeschrij- men van een begrensd gebied op alle roe- ving in Nederland te ontwikkelen, gecon- rende en onroerende archeologische en/of cretiseerd \ historische elementen, zonder hierbij de Dat hierbij gebruik werd gemaakt van de spade te hanteren". ervaringen die onze oosterburen reeds Aan de hand van de inhoudelijke aspecten hadden opgedaan, is niet zo verwonderlijk. werd het woord Landesaufnahme in Ne- Al in 1926 publiceerde A. Tode de „Or- derland omschreven met „Archeologische ganisation und praktische Durchführung Streekbeschrijving". Op zich een uitste- einer allgemeinen archaologischen Landes- kende benaming voor het eindresultaat, aufnahme" 2. Hieruit mag blijken, dat deze maar niet voor de onderzoeksvorm zelf. methode van onderzoek zich in Duitsland Op de keper beschouwd geeft ook het al een vaste plaats had verworven naast woord „Landesaufnahme" niet een totale de „gebruikelijke" opgravingen. dekking voor deze methode, maar heeft een heel duidelijke relatie tot „slechts" Wat is Landesaufnahme? het veldwerk. Archeologische streekbe- In 1972 — maar ook al daarvoor — is schrijving is echter méér dan alleen maar er bij de ROB naarstig gezocht naar een veldwerk. Men zou het kunnen splitsen in goede vertaling voor, of een goed synoniem een intra- en een extramuraal deel. van het woord „Landesaufnahme". Om dit Het intramurale deel dat zich bezighoudt te kunnen doen, moest eerst een definitie met archiefonderzoek, inventarisatie van worden gegeven voor deze onderzoeks- collecties, enz. en het extramurale deel dat vorm. zich toespitst op de veldkartering. In 1926 schrijft Tode 2 hierover: „Die rest- Het eerste deel geeft hoofdzakelijk infor- lose Zusammenstellung und Verarbeitung matie over historische aangelegenheden, alles irgendwie Faszbaren urgeschichtlichen terwijl de veldkartering praktisch alleen Materials einer begrenzten Landschaft". maar archeologische informatie aan het Een andere en wat uitgebreidere versie licht brengt. Met name deze archeologische komen we in 1972 tegen3. Denecke om- veldkarteringen hebben het laatste decen- schrijft de term „Landesaufnahme" als nium in Nederland bijzonder veel „nieuwe" volgt: „Eine möglichst vollstandige Kar- gegevens aan het licht gebracht. tierung und Inventarisierung aller im Juist in ons land waar de resultaten van Gelande auffindbaren Siedlungs- und Wirt- bijv. prospectiemethoden vrij karig blij- schaftsspuren, d.h. aller Denkmaler, Fund- ken te zijn (vooral door een dichte bevol- stellen und Einzelfunde prahistorischer king en zeer intensief grondgebruik) is Kulturlandschaften und Kuituren auf de archeologische veldkartering het mid- Grund einer systematischen Gelandebege- del bij uitstek om een schat aan informatie hung, einer Auswertung archivalischer, te verkrijgen. namenkundlicher und mündlicher Ueber- Karteringen uitgevoerd op het eiland Texel, lieferung sowie eine Aufarbeitung der op het voormalige eiland Wieringen, in bereits vorhandenen Sammlungen und de Westfriese polder „Het Grootslag", in Inventare". het Kromme Rijn-gebied en de Betuwe, Toch gaan beide definities volledig voor- hebben dit nadrukkelijk aangetoond4. bij aan de essentie van deze onderzoeks- vorm, namelijk het niet-destructieve ele- ment. 1.1 Waarom archeologische streekbeschrijving? Daarom lijkt de volgende definitie de lading méér te dekken dan de vorige. Onder Alvorens in te gaan op de inhoudelijke Landesaufnahme wordt verstaan „Het zo aspecten van de archeologische streekbe-

175 schrijving, eerst iets over de noodzaak gen, afgravingen enz., vormen een chro- van deze onderzoeksmethode. nische bedreiging. Om een drietal redenen is deze „snelle" Om aan al deze veranderingen het hoofd vorm van informatieverwerving zeer wen- te kunnen bieden, is het noodzakelijk de kennis te bezitten om tot wetenschappe- selijk en noodzakelijk °. lijk verantwoorde beslissingen te komen. 1.1.1 Aanvulling van het Centraal Archeologisch Archief (CAA) 1.1.3 Thematisch onderzoek De ROB beschikt over een centraal archief, Archeologische streekbeschrijving kan ook dat dienst doet als landelijk informatie- toegepast worden in het kader van een centrum. object (opgraving) of een project. Het omgekeerde is uiteraard ook mogelijk. De gegevens hieruit dienen als basis voor Steeds echter zal deze combinatie resulte- de uitvoering van de Monumentenwet ren in een opgravingsonderzoek, dat ge- enerzijds en voor planning van onderzoek plaatst kan worden in een ruimer geogra- anderzijds. fisch kader. Om een verantwoorde keus te kunnen Hiermee verkrijgt men duidelijkheid om- maken en adviezen te kunnen verstrekken trent de context waarin de afzonderlijke over restauraties, aankoop, beheer en ver- fenomenen geplaatst moeten worden. Met gunningsaanvragen ex. art. 14 van de name de laatste jaren krijgt dit aspect Monumentenwet, dient een zo compleet steeds meer aandacht. mogelijk archeologisch beeld van een be- De ontwikkeling van de nederzettings- paald gebied aanwezig te zijn. archeologie in de laatste decennia en de Dat deze informatiebron eveneens van relatie tussen nederzettingen onderling, groot belang is voor de Provinciaal Archeo- geeft nog eens duidelijk de noodzaak van loog (PA), spreekt voor zich. de archeologische streekbeschrijving weer. Indien hij kan beschikken over een zo Bovendien geeft het een mogelijkheid om optimaal mogelijk „archeologisch plaatje", te verifiëren. Wat betekenen de door de zal het aantal „alarmopgravingen" tot het veldkartering verkregen gegevens? Hoe minimum beperkt kunnen worden. moeten ze geïnterpreteerd worden? Een ('Bewust is hier een onderscheid gemaakt gegeven dat van het grootste belang is tussen „alarmopgravingen" = onverwacht voor de keuze van wel of niet opgraven. en op zeer korte termijn uit te voeren We moeten de betekenis kennen van de onderzoek en noodopgravingen = nood- verworven informatie en van de waarde zakelijk maar gepland langere termijn die we eraan toekennen. Daarom is een onderzoek). interpretatie-bestand zeer wenselijk. Deze kunnen we enerzijds verkrijgen door een Minder snel zal hij /zij voor verrassingen gekarteerde site op te graven, anderzijds worden geplaatst en vanuit een ruimer door een op te graven site van tevoren te informatiekader opgravingen kunnen plan- nen. karteren. Evenals informatie over hoogteverschillen, 1.1.2 Bedreigende veranderingen geomorfologie of geologie, zou een detail- Doordat Nederland een intensief bewoond kartering (Feinbegehung) tot de basisge- en bewerkt land is, zijn er steeds weer gevens dienen te horen alvorens er met een talloze werkzaamheden die een aanslag opgraving wordt gestart. plegen op archeologische sites. Stadsuitbreidingen en -vernieuwing, ruil- 1.2 Intramurale streekbeschrijving verkavelingen, wegenaanleg, ontgrondin- Hoewel het niet in de bedoeling ligt om

176 het accent op dit deel van de archeologi- diversiteit hierin mag bijzonder groot wor- sche streekbeschrijving te leggen, is het den genoemd. Buiten de kaarten die ons wellicht tóch goed de verschillende aspec- iets over de oppervlakte vertellen zoals ten van de „historische geografie" kort de hoogtekaarten, (chromo) topografische- en revue te laten passeren. kadastrale kaarten, minuutplans, rivier- en waterschapskaarten, historische kaarten, 1.2.1 Literatuurstudie enz., zijn er ook die ons veel kunnen laten zien van de ondergrond. We denken hierbij Zoals bij elk onderzoek gebruikelijk is, bijv. aan bodemkundige-, geomorfologische- dient ook bij een archeologische streek- en geologische kaarten. Bij de studie van beschrijving een bibliografie te worden al dit materiaal, is het belangrijk, dat er samengesteld van op de streek betrekking aansluiting gevonden wordt met de huidi- hebbende literatuur in de ruimste zin van ge topografische kaarten schaal 1 : 10.000 het woord. Duidelijk mag zijn, dat vooral of 1 : 25.000, zodat gegevens hierin zo streek- en heemkundige publikaties van nauwkeurig mogelijk kunnen worden ge- groot belang zijn. projecteerd.

1.2.2 Archiefonderzoek 1.2.5 Luchtfoto-interpretatie Het archiefonderzoek kan in dit kader als Deze prospectiemethode zal in een vol- een van de belangrijkste peilers worden gend artikel worden behandeld. beschouwd. De rijks-, provinciale-, streek-, gemeente- 1.2.6 Inventarisatie van collecties lijke- of waterschapsarchieven kunnen door informatie uit charters, oorkonden, afbeel- In musea, oudheidkamers, scholen en in- dingen, prenten, foto's enz., een schat aan stituten kunnen we collecties aantreffen gegevens opleveren. Maar dat niet alleen! met een duidelijke historische of archeo- Ook correspondentie van archeologische logische waarde. Maar niet alleen bij deze instituten en afdelingen, musea, oudheid- instellingen. Het aantal paiticuliere archeo- kamers, oudheidkundige verenigingen en logische verzamelingen in ons land mag genootschappen enz., kan wezenlijk bij- groot genoemd worden. dragen tot vergroting van de kennis van Het is zaak, deze gegevens te registreren, het te bestuderen en te onderzoeken ge- te beschrijven en zo mogelijk te determi- bied. neren, zodat ze een plaats kunnen krijgen in het CAA. Hiermee worden ze opera- tioneel en kunnen gebruikt worden om het 1.2.3 Onderzoek naar toponiemen al eerder geschetste „archeologische beeld" Ongetwijfeld sterk met het archiefonder- te vervolmaken. zoek verweven, is het onderzoek naar Indien er voldoende tijd beschikbaar is, oude veld-, plaats- of perceelsnamen die kan men er toe over gaan om bedoelde de tijd hebben overleefd en heden ten vondsten te (laten) tekenen en fotografe- dage nog aanwijzingen kunnen geven over ren. oude bewoningsresten, begraafplaatsen, akkercomplexen, enz. 1.3 Extramurale streekbeschrijving Het lijkt me niet onverantwoord om te 1.2.4 Studie van oud en recent kaart- stellen, dat het „pièce de resistance" van materiaal de archeologische streekbeschrijving de Bestudering van kaartmateriaal is onmis- veldkartering is. We kunnen hierin twee baar en een niet weg te denken aspect bij vormen onderscheiden, te weten systema- de archeologische streekbeschrijving. De tische en thematische veldkarteringen.

177 Systematische streekbeschrijving kennen een set topografische grijsdruk-kaarten we bijvoorbeeld in Ostfriesland (West- 1 : 10.000 en 1 : 25.000 van het te kar- Duitsland). Gemeente na gemeente, pro- teren gebied, die zo recent mogelijk is. vincie na provincie worden systematisch Verouderde kaarten kunnen grote proble- geïnventariseerd. men opleveren bij de oriëntatie en/of Deze vorm sec wordt in Nederland niet plaatsbepaling van vondsten of vindplaat- toegepast. Echter wel een vorm die zowel sen. systematisch als thematisch is en boven- Aangezien de praktijk heeft uitgewezen, dien niet zo „vrijblijvend". Een vorm die dat het werken in het veld met deze uitstekend past in de project-gedachte van topografische kaarten bij weer en wind de Nederlandse archeologie. Binnen deze niet aan te raden is, wordt er met werk- onderzoeks-projecten worden al dan niet eenheden gewerkt. noodzakelijke veldkarteringen uitgevoerd. Deze werkeenheden zijn kleine topogra- Enerzijds vanuit het besef, dat het door fisch begrensde gebieden (1 : 10.000) die allerlei bedreigingen wel móet (zie 1.1.2), worden uitgeknipt of uitgesneden. Hierna anderzijds vanuit een wetenschappelijke worden ze op kartons geplakt die in een vraagstelling. Men zou kunnen spreken ordner bij elkaar worden gehouden. Ze van „projectgebonden streekbeschrijving". krijgen een volgnummer en worden op de Zuiver thematische streekbeschrijvingen, 1 : 25.000 kaart aangegeven om het over- puur geredeneerd vanuit een wetenschap- zicht te behouden waar welke eenheid ligt. pelijke vraagstelling, komen in Nederland Indien een werkeenheid op twee verschil- weinig voor. Alleen de universitaire insti- lende kaartbladen ligt, dient dit nadrukke- tuten willen deze vorm wel eens hanteren lijk tot uiting te komen, door dit bijv. op in verband met studieobjecten. het karton te vermelden. Het eenheidscij- Nadeel hiervan lijkt het specifieke doel te fer (volgnummer) blijft echter hetzelfde, zijn. Men karteert bijvoorbeeld alleen alle aangezien een kaartbladgrens in het veld terpen of alleen maar alle graf heuvels. In- een onwerkbaar gegeven is. Tevens wordt dien iemand het later echter noodzakelijk op elke eenheid de noordrichting vermeld. acht om alle kasteelterreinen of oude Als dit basismateriaal gereed is, kunnen „woongronden" te karteren, dan moet het we twee dingen doen. De eerste mogelijk- gehele gebied opnieuw worden uitgekamd. heid is om met deze ondergrond „blanco" Evenals dit bij het merendeel der opgra- het veld in te gaan. Niet gehinderd door vingen het geval is, heeft zich ook bij de kennis; zo „objectief" mogelijk. De andere archeologische streekbeschrijving een tus- mogelijkheid is, dat we eerst de gegevens senvorm ontwikkeld. Een compromis tus- invoeren waar we over kunnen beschik- sen wetenschap en economische ontwikke- ken. Vondstmeldingen, hoogte- en bodem- lingen. kundige gegevens; informatie over ont- grondingen en ophogingen, esdekken, enz. De praktijk heeft geleerd, dat er efficiënter 1.3.1 De (archeologische) veldkartering gewerkt kan worden indien er reeds dui- De methode van de archeologische streek- delijke aanwijzingen zijn omtrent de hoe- beschrijving valt uiteen in drie hoofdgroe- danigheid van een te karteren gebied. pen. De eerste fase is de voorbereiding, Bovendien kan er op deze wijze een con- de tweede is het veldwerk en in de derde trole ingebouwd worden ten aanzien van fase worden de karteringsresultaten ver- bestaande vondsten en/of vindplaatsen. werkt en gepubliceerd. Correcties van coördinaten, vondstomstan- digheden, vinder/eigenaar zijn geen uit- 1.3.2 De voorbereiding zondering. Zou men niet beschikken over Het is onontbeerlijk om te starten met de basisgegevens, dan zou dit ondenkbaar

178 zijn of op toeval berusten. Het verdient meen valt dit toch tegen 6. dus aanbeveling om met kennis van zaken Plaatsen waar gras ingekuild wordt, bieden en na een grondige voorbereiding het veld- welkome „kijkgaatjes" in een weidegebied. werk te beginnen. Bos- en heidegronden laten daarentegen slechts morfologische kartering toe. Vrij- 1.3.3 Informeren van de bevolking wel het gehele jaar zijn deze gebieden voor Een andere vorm van voorbereiding is het dit doel toegankelijk, alhoewel het de presenteren aan en informeren van lokale voorkeur verdient, deze in herfst, winter autoriteiten, zoals gemeentebesturen en en lente te karteren. politie, maar ook de bevolking. Vaak kan een kranteartikel er wel voor 1.3.5 Toestand der akkers zorgen dat er niet al te vreemde gedachten Buiten het grondgebruik is ook de toe ontstaan bij het steeds weer terugzien van stand van de afzonderlijke akkers van we- één of twee mensen die voortdurend akkers zenlijk belang en zeker van invloed op aflopen en overal „rondsnuffelen". het resultaat van de kartering. Ook de eigenaars van te karteren percelen Akkers waar kortgeleden is geoogst of weten dan op tijd met wie ze te maken zeer recent is geploegd of geëgd, kunnen hebben. Bovendien ondervangt dit voor beter tot een later tijdstip bewaard wor- een deel het probleem om bij elke eigenaar den, omdat het recente grondgebruik de afzonderlijk toestemming te moeten vra- waarnemingen negatief beïnvloedt. gen om zijn land te mogen betreden. Er moet wel getracht worden om dit zoveel 1.3.6 Het weer mogelijk te verwezenlijken, hetgeen alleen Het is met name de neerslag die zowel maar good-will kweekt, maar het is voor- een positief als een negatief stempel op alsnog lang niet altijd mogelijk. de veldkartering kan drukken. Een schoon- geregende akker levert in tegenstelling tot 1.3.4 Het veldwerk een versgeploegde akker een optimale kar- Het succes van het werkelijke karterings- teringsbasis. werk hangt af van een aantal factoren die Eventuele vondsten zijn schoongeregend het werk wezenlijk kunnen beïnvloeden. en steken duidelijk af tegen hun „dicht- In de eerste plaats is dat het grondge- gewassen" achtergrond. bruik. Een gebied waar alleen maar akker- Hiertegenover staat, dat karteren tijdens bouw wordt bedreven is het meest ideale slechte klimatologische omstandigheden, wat men zich kan wensen. het resultaat nadelig beïnvloedt. Deze Globaal genomen kan er dan vanaf aug./ mentale invloed dient dan ook zoveel mo- sept. tot en met april/mei worden gekar- gelijk te worden vermeden. teerd. Natuurlijk zal er altijd een fors per- centage niet te karteren bouwland zijn 1.3.7 Kartering grondgebruik omdat er bijvoorbeeld pas is gezaaid, of Op de eerder genoemde werkeenheid wordt het gewas al zo hoog staat dat karteren elke gekarteerde akker omlijnd en „wit" niet meer mogelijk is. gelaten. De datum van kartering wordt op In gebieden met een sterke „wisselbouw", de kaart in het betreffende perceel ge- zoals bijvoorbeeld tuinbouwgebieden kan plaatst. Percelen die tijdelijk voor karte- vrijwel het gehele jaar door worden gekar- ring ontoegankelijk zijn — door wat voor teerd. Weidegebieden daarentegen leveren oorzaak dan ook — worden met een pot- doorgaans een zeer gering percentage te lood „zwart" gemaakt. Geheel ontoegan- karteren land op. Molshopen of geschoon- kelijke gebieden zoals steden (bebouwing), de sloten kunnen nog wel eens enkele vliegvelden of militaire- en sportterreinen, gegevens opleveren, maar over het alge- enz. worden rood gekleurd.

179 Grasland krijgt de kleur groen, terwijl 1.3.10 Vondsten bos- en heidegronden bruin worden ge- Buiten het grondgebruik worden vanzelf- maakt. sprekend ook alle roerende en/of onroe- Deze kleuren worden dusdanig aange- rende vondsten/vindplaatsen nauwkeurig bracht, dat ze op een later tijdstip weer op de werkeenheden in kaart gebracht. „wit" zijn te maken. Zo verkrijgen we een Het merendeel der vondsten die tijdens het goed overzicht van het grondgebruik. veldwerk worden gedaan, bestaat uit mo- Dit is van het grootste belang, als in een biele archeologica die we in drie hoofd- volgend jaar of seizoen dezelfde eenheid groepen kunnen opsplitsen: opnieuw gekarteerd gaat worden. Men weet dan precies welke akkers wel en a. Losse vondsten. Deze categorie wordt welke niet zijn gekarteerd. Eventuele wis- met een kruisje op de kaart aangege- selingen van grondgebruik vallen daarmee ven. Het kan een afzonderlijke vondst direct op en kunnen door het plaatsen van zijn of bijvoorbeeld verspreid over het de karteringsdata per „campagne" worden terrein enkele scherfjes. gesplitst. (Het kruisje komt dan in het midden van het perceel te staan, met als 1.3.8 Psychische gesteldheid vondstgegeven „verspreid voorkomen- In deze context mag de positieve of nega- de vondsten"). tieve psychische gesteldheid van de kar- Laatmiddeleeuwse bemestingsvondsten teerder niet ongenoemd blijven. Iemand worden vaak met een blauw kruisje die met problemen kamtp, zal minder aangegeven. Losse vuursteen of vuur- geconcentreerd karteren, dan iemand die steenafslagen kunnen met een rood opgewekt en enthousiast een akker afzoekt. kruisje gemarkeerd worden. Het mag Hoewel er niets op tegen is om met een duidelijk zijn, dat dit soort aanteke- kater of een opkomende griep te karte- ningen sterk afhangt van het gebied ren, zal dit toch het karteringsresultaat waarin men werkt. beïnvloeden. Waar in het ene gebied vuursteen als zeldzaam wordt aangemerkt, is dit in 1.3.9 Herhalings-karteringen een ander gebied op elke akker als Met name de wisselingen of veranderin- natuurlijk „sediment" aanwezig. gen in grondgebruik of bijvoorbeeld het Het spreekt voor zich, dat dergelijke „scheuren" van grasland, zorgen er voor, aantekeningen afhankelijk van de con- dat steeds meer percelen kunnen worden text en de vraagstelling kunnen wor- afgezocht. In principe kan men dit net zo den gebruikt. lang herhalen, totdat een gebied volledig is gekarteerd. Deze herhalingen zijn zeer b. Vondstenconcentratie essentieel voor de archeologische veldkar- Indien er duidelijk sprake is van een tering. Elke eenheid wordt dus ieder jaar vondstenconcentratie, dan wordt dit opnieuw bezocht om te zien, waar de met een „schuine" arcering op de bestaande gegevens aangevuld kunnen kaart aangegeven. In de meeste geval- worden. De ervaring leert, dat herhalings- len hebben we dan te maken met een karteringen in een relatief korte tijd kun- nederzettingsterrein, dat in veel geval- nen worden uitgevoerd. Verandering van len door humus, houtskool enz., don- grondgebruik vindt zelden op grote schaal kerder van kleur is. Veelal bevat zo'n plaats. Het merendeel bestaat uit inciden- terrein een groot scala aan vondsten. tele wijzigingen die echter blijven optre- Aardewerkscherven, al dan niet ver- den. Bij elke herhalingskartering zal men brand bot, vuursteen, steen (Haus- merken, dat er tóch weer het een of steine) en artefacten geven vaak een ander is gewijzigd. goed beeld van „intensieve" bewoning.

180 1.3.11 Legenda t.b.v. archeologische streekbeschrijving.

-|- 1. Losse vondst. '//// 2. Vondstenconcentratie/nederzetting. en 3. Inhumatiegraf. 4. Rijengrafveld. 5. Hunebed, langbed. CJ 6. Urnenveld. D 7. Urn. A 8. Steengraf. O 9- Grafheuvel (bekend). •:'";• 10. Grafheuvel (onzeker). U 11. Brandgraf. ^> 12. Depot-> schatvondst, muntschat. ££ 13. Terp, wierde, bergje. © 14. Kasteel, borg, stins, ringwal, schans. Hh 15. Kerk, klooster, kapel. 4= 16. Kerk, klooster, kapel (onzeker). tlT 17. Tempel. -^ 18. Molen. ^ 19. Smeltoven. *-* 20. Oven (aardewerk, tegel, dakpan). = 21. Weg (zichtbaar). 22. Weg (zeker) . 23. Weg (onzeker) . >=< 24. Brug. X 25. Sluis. 26. Veenbrug, knuppelweg. 27. Gracht. 28. Dijk (middeleeuws). 29. Dijk (recent). ^~~ 30. Wal, verdedigingswerk. ## 31. Celtic field. 181 In de meeste gevallen is een duide- tot het besluit nog eens terug te keren bij lijke kern vast te stellen, waarbij de betere omstandigheden. Tot slot de aard vondsten naar de randen toe steeds van de vondst (losse vondst, vondsten- geringer in aantal worden. concentratie, enz.). c. Grafvondsten 1.3.14 Dagboek Indien duidelijk kan worden gecon- Aan verdere secundaire gegevens wordt stateerd, dat we te maken hebben met aandacht besteed indien daartoe aanleiding bijvoorbeeld kapotgeploegde urnen bestaat. Deze kunnen bestaan uit aanteke- (waarvan de scherven soms nog aan ningen over hoogte- of kleurverschillen, elkaar passen), crematie, of duidelijke mededelingen van bijvoorbeeld de eige- bijgiften, dan behoort zo'n vondst tot naar van het terrein (mondelinge informa- deze categorie. tie ), gegevens over de toestand van onroe- Voor de andere, veel minder frequent rende archeologische monumenten, opme- voorkomende „soorten" vondsten: zie tingen, namen en adressen van vinders/ de hierbij gegeven legenda, die het eigenaars van archeologica, weersomstan- resultaat is van vergelijking van een digheden of andere relevante informatie. aantal binnen- en buitenlandse gepubli- Voor al deze zaken is het belangrijk om ceerde streekbeschrijvingen (blz. 181). een dagboek bij te houden.

1.3.12 Nummering 1.3.15 Belopen van het terrein Het nummer van een vondst bestaat uit Het afzoeken van een akker gebeurt in drie — door koppelstreepjes met elkaar zigzag verlopende lijnen, waarbij globaal verbonden — gegevens. zo'n 3 a 4 meter aan weerskanten wordt In de eerste plaats het kaartbladnummer afgezocht. (schaal 1 : 10.000), dan het werkeenheids- De breedte van deze zone hangt tevens af nummer en tenslotte het vondstnummer. van de karteringservaring die men heeft. Dus bijvoorbeeld 15Cz-3-23 betekent de In vele gevallen worden bijvoorbeeld drie en twintigste vondst op de derde ploegbanen gebruikt om een akker in stro- werkeenheid, liggende op kaartblad 15C ken te verdelen, zodat men weet wat wel zuid. en wat nog niet belopen is. Voor bijzon- der uitgebreide akkercomplexen zonder 1.3.13 Vondst gegevens enig herkenningspunt, verdient het aanbe- veling om met een paar jalons te werken, Per vondstnummer dienen enkele gegevens die men dan als baken gebruikt (zie afb. 2). genoteerd te worden die van belang zijn Zodra meerdere vondsten worden gedaan voor de latere verwerking en voor de kan men in een spiraalvorm gaan „cirke- documentatie. len" om op die manier te komen tot een Buiten de gegevens van het vondstnummer omlijning van de vondstenconcentratie. — die op een vondstenkaartje worden geschreven en toegevoegd aan de vondsten 1.3.16 Verbaal onderzoek in de zak — zijn de volgende gegevens Tijdens de karteringswerkzaamheden heeft van belang: men doorgaans veel contact met vinders/ De datum, eventueel de naam van het per- eigenaars en/of gebruikers van het land. ceel of het terrein (toponiem), de toe- In ruimere zin met de bewoners van het stand van het maaiveld (bouwland, gras- te onderzoeken gebied. land, enz.), de vondstomstandigheden Generatie na generatie hebben zij het land (goed of matig; v.o.g. of v.o.m.). Slechte bewerkt, bebouwd en gemaakt tot wat vondstomstandigheden kunnen beter leiden het nu is.

182 \

B

Afb.2 A Karteren in zig-zag lijnen. B Karteren in evenwijdige banen. C Rondkarteren. D „Cirkelen" bij een vondstenconcentratie. E Karteren met behulp van 2 jalons.

2. Verschillende manieren om een terrein te wel eens een potje of een bijl hebben belopen. Tekening J. C. A. Hulst. gevonden". Dit is een bron, die zeker niet onaange- boord mag blijven en die in veel gevallen Ze weten altijd wel iets te vertellen. Heb- succesvol blijkt te zijn. ben wellicht zelf vondsten gedaan. Weten Op deze wijze werden bijvoorbeeld in de bij uitstek die plaats aan te wijzen, waar polder „Het Grootslag" in West-Friesland hun ploeg steeds op een muur in de bijna honderd vuurstenen „sikkels" gere- ondergrond afketst, of kennen buren „die gistreerd, inclusief de reeds bekende

183 vondsten. Van deze laatste categorie wer- gratie van archeologische veldkartering en den er veel aangevuld met gegevens of opgravingsgebeuren. Het is de schakel, die gecorrigeerd. twee verschillende archeologische metho- Opvallend is, dat de archeologica afkom- dieken met elkaar kan verbinden. stig uit deze particuliere bron, in vele ge- vallen gaaf en compleet is. Dit in tegen- 3.4.1 Uitvoering stelling tot de vondsten van een archeolo- Uitgangspunt bij de uitvoering van een gische veldkartering. detail-kartering is eveneens het juiste kaartmateriaal. Een recente kadastrale 3.4 Detailkartering kaart (schaal 1 : 2500 of 1 : 2000) biedt Reeds eerder spraken we over verfijning een uitstekende basis voor dit „fijne" van methodieken, die gedetailleerder infor- werk. matie opleveren. Aan de hand van een vaste meetlijn (die Ook binnen de archeologische veldkarte- later ook voor de opgraving kan functio- ring bestaat de mogelijkheid om detail- neren) wordt het te karteren terrein in karteringen uit te voeren. vierkante vakken verdeeld van evenwijdig Dat deze vorm van onderzoek vrijwel aan en haaks op de meetlijn verlopende alleen maar op nederzettingsterreinen lijnen, die met een meetlint worden uit- wordt toegepast, mag duidelijk zijn. Het gezet. gaat er immers om, archeologische gege- De grootte van deze vierkanten kan va- vens in kaart te brengen, die op een be- riëren van bijvoorbeeld 2 x 2 m tot 5x5 paalde plaats „thuis horen". Niet om die m. Vervolgens wordt elk vierkant nauw- vondsten die toevalligerwijs ergens op een gezet afgezocht en worden de vondsten akker zijn terechtgekomen. Jammer genoeg verzameld. Elk vierkant krijgt een afzon- heeft deze verfijningstechniek in Neder- derlijk vondstnummer en de vondsten wor- land „nog weinig vaste grond onder de den dus per vak afzonderlijk bewaard. voeten kunnen krijgen". Men kan deze methode zelfs zover door- Indien we bijvoorbeeld ten behoeve van voeren, dat elke vondst aan de hand van een toekomstige opgraving meer informa- de meetlijn in coördinaat wordt ingeme- tie wensen over de plaats waar de opgra- ten. Op deze manier wordt de versprei- vingsputten moeten gaan komen, of voor ding der vondsten exact in kaart gebracht. een wettelijke bescherming van een neder- De detaillering kan nog groter worden zettingsterrein de begrenzing nauwkeurig indien verschillende symbolen worden ge- moeten weten, kan een detailkartering uit- bruikt om bijvoorbeeld aardewerk, been, komst bieden. Een andere mogelijkheid steen, vuursteen, artefacten, houtskool en is om te zien in hoeverre de bewerking der dergelijke van elkaar te kunnen onder- akkers van invloed is op de verspreiding scheiden. Dit biedt dan weer de mogelijk- van de vondsten. Vergelijking van deze heid om later de verschillende groepen gegevens met de opgravingsresultaten kan achter de tekentafel te kunnen extraheren. ons na interpretatie weer behulpzaam zijn Worden de vondsten „slechts" per vak op andere terreinen. Wellicht kunnen we verzameld, dan kan dit resulteren in een op den duur iets zeggen over de werke- kwantitatief beeld van de vondsten. Heb- lijke ligging van een nederzetting. ben we met meerdere perioden te maken Nogmaals wil ik een lans breken voors de op een nederzettingsterrein, dan kan ook stelling, dat — indien de mogelijkheid dit later worden uitgesplitst. Als er bij hiervoor aanwezig is — detail-karteringen het verzamelen maar duidelijk rekening tot de voorbereidende fase van een opgra- mee wordt gehouden (zie afb. 3 ). ving dienen te behoren. Het is dé gelegen- Met een detail-kartering krijgt men een heid bij uitstek om te komen tot een inte- duidelijke indicatie waar zich het zwaarte-

184 A B C D E F G H i j K L 0 1 D OA O 2 O 0 D° :9A ' O 10 3 A Q D & D • •. * o A 4 D AD n o D 20 O 5 o QV A O I I A u Mo D A 6 D O o A A° D A 30 D n OA 7 D o° 1° o 8 AO A 40 m O Steen A Aardewerk Afb. 3a Kwalitatief beeld D Been ':'•: Houtskool

A B C D E F G H I J K L 0 1 • • •

2 • • • • • • # 10 3 • ® • • (§) • • •

4 • • (§) • • • 20 5 • © © © • • • •

6 • • • • • © • © © 30 7 • © • • • • © •

8 • © • 40 m . 1-3 vondsten © 4 - 6 Afb. 3b Kwantitatief beeld 3. Uitwerking van een fictieve detailkartering. (§> 7 - 9 Tekening ]. C. A. Hulst. 10-12 185 punt van de nederzetting bevindt. Derge- te groot te laten worden, — dit is sterk lijke kleinschalige karteringen kunnen afhankelijk van het feit of een gebied naar wens worden uitgebreid met bijvoor- „rijk, minder rijk of arm" is — kunnen beeld een hoogtemeting, fosfaatbepaling, er beter regelmatig determinatie-rondes enz. ingelast worden. De uiteindelijke determinatie van de 3.4.2 Nummering vondsten dient te gebeuren door degene Aangezien we met een onderverdeling van die de betreffende archeologische streek- de gangbare nummering te maken krijgen, beschrijving gaat publiceren. Soms wordt is het raadzaam gebruik te maken van de hierbij gebruik gemaakt van de (specialis- zogenaamde „schaakbordnummering" die tische) deskundigheid van collegae om tot achter het normale vondstnummer kan een afdoende determinatie te komen. Na worden gevoegd. beschrijving splitst men de vondsten direct in verschillende categorieën (steen, aarde- 3.5 Verwerking werk, been, enz.) en worden de vondsten- zakken in dozen verpakt om in het maga- Om tot een goede afronding van een veld- zijn opgeborgen te worden. kartering te komen, is het noodzakelijk dat men over een adequaat onderkomen kan beschikken om de vondsten verder Periode Onder- te verwerken, administratie bij te houden verdeling en tekenwerk te verrichten. Het spreekt Paleolithicum paleo paleov voor zich, dat deze werkzaamheden ook paleom tijdens de kartering plaatsvinden en niet paleol alleen er na. Mesolithicum meso mesov mesom 3.5.1 Reinigen en nummeren mesol Neolithicum neo neov Dagen met slecht weer kunnen uitstekend neom benut worden om de vondsten te reinigen neol en te nummeren. Brons tijd brons bronsv bronsm Nadat elke scherf, elk stuk steen, kortom bronsl alle mobilia die in het veld worden opge- Ijzertijd ijz ijzv raapt „grondig" zijn gewassen, worden ijzm deze, nadat ze gedroogd zijn, stuk voor ijzl stuk genummerd. Waar dit mogelijk is, Romeinse tijd rom (0-70) romv kan gebruik worden gemaakt van een (70-270) romm stempel, maar veelal wordt het vondst- (270-450) roml nummer op klassieke wijze met kroontjes- Vroege pen en O.I.-inkt op de vondsten gezet. Middeleeuwen vme Een voor deze tijd wellicht „ouderwetse" (450-550) vmea methode, maar nog steeds niet geëvenaard (550—750) vmeb door een betere. (750-1000) vmec Late Middeleeuwen lme 3.5.2 Determinatie en magazinering (1000-1200) lmea De frequentie waarmee de vondsten wor- (1200-1500) lmeb den gedetermineerd kan verschillend zijn. Nieuwe Tijd nt Dit kan variëren van eens per week tot (1500-1700) nta (1700-1850) ntb eens per totale kartering. Om de hoeveel- (1850-heden) ntc heid te determineren vondsten echter niet

186 Op de bovenzijde van de doos en op mini- omgewerkt en vanaf 1974 werd er alleen maal één zijkant wordt vermeld van welke nog maar op basis van deze verwerking plaats (of van welk gebied) de vondsten „nieuwe stijl" geadministreerd. Het enige komen, welke categorie vondsten het be- verschil met de eerder gehanteerde docu- treft (bijvoorbeeld aardewerk, bot, steen, menten is, dat men zich een voor de com- vuursteen) en welke vondstnummers zich puter begrijpelijk taalgebruik moet eigen in de doos bevinden. Dezelfde gegevens maken. Het grote voordeel is, dat we nu worden op de dozenlijst vermeld waarmee zoveel ingangen of combinaties hiervan op de vondsten dan kunnen worden opgebor- het vondstenbestand hebben, dat vrijwel gen in het magazijn — en weer terugge- elke vraagstelling in een „outprint" kan vonden. resulteren. Maar ook statistische uitwer- Bij determinatie wordt tegenwoordig ge- kingen of het mechanisch vervaardigen van bruik gemaakt van een chronologische verspreidingskaarten per periode liggen zo indeling die overeenkomt met de periodi- langzaamaan binnen handbereik. sering weergegeven in de „Handleiding Met deze ontwikkelingen zullen de stof- voor het invullen van de documenten voor fige kaartenbakken en het „onnodige" de archeologische database". (ROB 1979 handwerk op den duur tot het archeolo- p. 21 en 22). Deze indeling biedt de mo- gisch verleden gaan behoren. gelijkheid om perioden onder te verdelen in vroeg, midden of laat, waarbij uit de 3.5.4 Bijwerken ,,net-kaarten" volgende mogelijkheden kan worden ge- kozen (zie vorige blz.). Een ander aspect van de af- en uitwerking van de karteringsgegevens, is het bijhou- 3.5.3 Administratieve verwerking den van een „nette" kaart (1 : 10.000) Vrijwel gelijk opgaand met de ontwikke- waarop alle informatie wordt gezet die op lingen in de archeologische streekbeschrij- de werkeenheden aanwezig is. ving in Nederland, heeft ook de verwer- Op deze manier wordt een goed overzicht king van de vondstgegevens een aanzien- verkregen van het gekarteerde en nog te lijke ontwikkeling ondergaan. karteren areaal. De gekarteerde akkers Hoewel in het begin van de archeologi- kunnen eventueel in een bepaalde kleur sche veldkarteringen bij de ROB nog ge- aangegeven worden. Tevens is het moge- bruik werd gemaakt van speciaal hiervoor lijk om de diverse herhalingskarteringen ontworpen systeemkaarten, werden deze al in verschillende kleuren tot uiting te laten snel vervangen door „computerformulie- komen. ren". Buiten het voordeel van het overzicht (bij Via een voor dit doel ontworpen program- het uitwerken weer van belang), vormt de ma, werd de computer geïntroduceerd bij „nette" kaart tevens een schaduwarchief het verwerken van vondstgegevens. Juist voor het geval er iets met de eenheden de gegevens van de archeologische veld- mocht gebeuren. karteringen en hun diversiteit maakten het mogelijk om de handleiding voor het 3.5.5 Het uitwerken invullen van de documenten voor de ar- cheologische database te toetsen en bij te De uitwerking van de verkregen gegevens schaven. is in de meeste gevallen ondergeschikt aan de vraagstelling van de onderzoeker(s). Bovendien leenden de karterings-objecten Toch komt het er in veel gevallen op neer, zich bij uitstek ertoe om een start te maken dat de karteringsresultaten worden geënt met de computerverwerking. op, of gecombineerd met geologische, geo- De allereerste karteringsgegevens werden morfologische en hoogtegegevens die er

187 van het onderzochte gebied bekend zijn, Noten of die zelf zijn verworven. 1 W. A. van Es, Recensie van „Probleme der In perioden gesplitst, zullen de verschil- Küstenforschung im südlichen Nordseegebiet". lende verspreidingskaarten ontstaan en Bd. 8, in Helinium VI, 1966, p. 86—87. 2 A. Tode, Vorgeschichtliches Jahrbuch 3, 1926, zal de globale ontwikkelingsgeschiedenis p. 10—21. van een gebied zich laten concluderen. 3 D. Denecke, „Die historisoh-geographische Een stap verder wordt de statistiek losge- Landesaufnabme", in,Gö'tt. Geogr. Abb. 1972, laten op de gegevens en worden de resul- p. 404. taten afgezet tegen kwantiteit, oppervlak- 4 P. J. Woltering in Berichten van de Rijksdienst te en andere grootheden. v.h. Oudheidkundig Bodemonderzoek 29, 1979, p. 7—113 en W. J. van Tent in Spiegel Histo- Een laatste stap zou kunnen zijn, dat riael, 13, 1978, nr. 4, p. 205—214. wordt geconcludeerd, dat elke karteerder 5 R. J. H. Klok, „Taak en methode van de z.g. een uiterst subjectieve archeologische fana- archeologische streekbeschrijving (= Landes- ticus is die maar beter thuis kan blijven, aufnahme)", in W'esterheem XXIII, 1974, nr. omdat met zijn/haar gegevens niet objec- 2, p. 148—166 en XXIII, nr. 3, p. 195—213. 0 tief valt te werken. Epko J. Bult, „Midden-Delfland, een archeo- logische kartering, inventarisatie, waardering en Maar laat u zich er desondanks niet van bewoningsgeschiedenis", in Ned. Arch. Rapp. weerhouden. Een systematisch opgezette 2, 1983. en uitgevoerde „streekbeschrijving" is Coninckstraat 18, meer dan de moeite waard! 3811 WJ AMERSFOORT

188 Literatuurbespreking

H. J. Franken. Grondstoffen voor de materiële van de hand van H. J. Franken, hoogleraar in cultuur in Palestina en omliggende gebieden. de Palestijnse Oudheidkunde aan de Rijksuni- versiteit in Leiden. In dit eerste deel beschrijft Palaestina antiqua, deel 1. Franken de grondstoffen die in de oudtestamen- Uitgeversmaatschappij J. H. Kok, Kampen, 1982, tische tijd gebruikt werden, voor zover zij door 99 pp., 14 foto's, 31 figuren. Prijs ƒ 19,70. middel van oudheidkundig bodemonderzoek aan De archeologie mag zich tegenwoordig verheugen het licht zijn gekomen. in de belangstelling van velen. Er bestaat dan De schriftelijke gegevens, zoals wij die in het ook een goede markt voor populaire boeken Oude Testament aantreffen maar waar geen over- over het oudheidkundig onderzoek, dat in ver- blijfselen van gevonden werden, zijn buiten be- schillende delen van de wereld wordt gedaan. schouwing gelaten. Dit impliceert dat het aantal De archeologie van Palestina deelt in deze be- grondstoffen dat behandeld wordt in hoofdzaak langstelling. De meeste van de voor een breed beperkt is tot de anorganische grondstoffen die publiek geschreven boeken over de archeologie bewaard bleven in de Palestijnse grond. De be- van het Heilige Land hebben het Karakter van spreking van de organische grondstoffen beslaat fotoboeken ter illustratie van de bijbel of zijn slechts 2% bladzijden. Het betreft gebruiks- geschreven ter staving van het gelijk van de voorwerpen en sieraden van been en een aantal bijbel in de trant van „Und die Bibel hat doch snel ontbindende grondstoffen waarvan bij uit- recht" van Werner Keiler, dat in 1955 verscheen. zondering fragmenten bewaard zijn gebleven zoals textielfragmentjes uit de tweede helft van Vaak zijn dit soort populaire boeken niet door de 9de eeuw en de eerste helft van de 8ste eeuw' archeologen geschreven maar door journalisten v. Chr., die werden gevonden in de Wadi Qu- die de wetenschappelijke gegevens niet altijd op raiya, 50 km ten zuiden van Kadesh Barnea in de juiste wijze interpreteren. Daarnaast bestaat een droog woestijngebied waar meer van dit er een categorie voor een grote lezerskring ge- soort vondsten te verwachten zijn. schreven studies van vakmensen over bepaalde steden zoals het werk van K. M. Kenyon over Ijzeren en bronzen voorwerpen blijken evenals Jericho en Jeruzalem, E. G. Wright over Sichem de organische stoffen niet erg bestendig in de of Y. Yadin over Hasor. Deze studies berusten Palestijnse bodem. Ijzeren voorwerpen zijn echter vaak slechts op de voorlopige bestudering meestal zo door de corrosie aangetast dat zij niet van de opgravingsgegevens. Een groot gedeelte meer te identificeren zijn. Voor bronzen voor- van het archeologisch studiemateriaal is verspreid werpen geldt dit in mindere mate. Voorwerpen in talrijke publikaties en is daardoor voor de van edele metalen zijn zelden opgegraven in belangstellende niet gemakkelijk toegankelijk. tegenstelling tot de grote massa's aardewerk waaraan het grootste gedeelte van Franken's Het Werkgezelschap voor de Archeologie van studie gewijd is (p. 44—90). Dit gedeelte van Palestina, waarin zij die dit vak aan de univer- het boek is belangrijk vanwege de kritische be- siteiten en hogescholen doceren samenwerken met schouwing over het oorzakelijk verband dat in andere deskundigen op dit terrein, heeft daarom archeologische publikaties gesuggereerd wordt het initiatief genomen om een serie Cahiers on- tussen het voortgaan van de tijd en aardewerk- der de naam „Palaestina antiqua" uit te geven vormen. Franken demonstreert zijn kritiek aan met heldere en overzichtelijke studies over de de hand van een bespreking van de aardewerk- archeologie van het Oude Nabije Oosten. Voor publikatie Ancient Pottery of the Holy Land zover deze Cahiers opgegraven steden als Mari, (Jeruzalem 1970) van Ruth Amiran, waarin zij Ugarit en Jeruzalem zullen behandelen, is de stelt dat de Israëlieten het aardewerk van de serie „Palaestina antiqua" te vergelijken met de Kanaanieten hebben overgenomen. Amiran wijst Engelse serie „Cities of the Biblical World" aardewerk aan als een belangrijke bron van ken- (Graham I. Davies ed., Lutterworth Press, Guil- nis omtrent diepgaande veranderingen zonder aan ford, Surrey). De schrijvers van „Palaestina te tonen dat er een oorzakelijk verband bestaat antiqua" beogen met de Cahiers echter ook in- tussen de komst van de Israëlische stammen en zicht te verschaffen in het archeologisch werk veranderingen in het aardewerk. Franken schetst als zodanig, bijvoorbeeld de stratigrafische ana- hoe Kanaanitisch Israëlitisch aardewerk werd, lyse van ruïnehelvels en de epigrafie. Inmiddels een voorbeeld dat de noodzaak van bezinning zijn vier delen in deze serie Cahiers verschenen. op de werkwijze die thans in de archeologie, gangbaar is aantoont. Met dit gedeelte van Fran- Het eerste deel Grondstoffen van de materiële ken's studie wordt het belang aangeduid van het. cultuur in Palestina en omliggende gebieden is

189, bestuderen van de technische achtergronden van en kunstvoorwerpen, glyptiek, en voor de dage- aardewerk, het zogenaamd aardewerktechnolo- lijkse gebruiksvoorwerpen, maar ook het gebruik gisch onderzoek, dat Franken samen met Kals- van de vaste rots voor o.a. grafkamers en cis- beek in Nederland heeft geïntroduceerd wat ge- ternen. leid heeft tot de oprichting van het Instituut De auteur is met deze makkelijk leesbare kritische voor Aardewerktechnologie aan de Rijksuniver- studie geslaagd in de opzet van de serie Cahiers siteit in Leiden. „Palaestina antiqua" de verspreide gegevens in Behalve voor het maken van aardewerk werd de vaklitteratuur duidelijk te presenteren, niet klei ook gebruikt als bouwmateriaal voor potten- alleen aan archeologie en hun studenten, maar bakkersovens en kalkovens. Klei werd tevens ook aan amateur-archeologen en overige geïnte- het meest gebruikt bij de woningbouw, waaraan resseerden. een paragraaf is gewijd. De schrijver komt iher in verband met het opgraven van een ruïne- De tot nu toe verschenen delen in de serie heuvel uitgebreider op terug in deel 4 van Cahiers „Palaestina antiqua" zijn: „Palaestina antiqua", De puinhopen van het ver- J. Negenman, Ben geografie van Palestina (deel 2). leden. C. H. J. de Geus, De isra'élitische stad (deel 3). Franken wijst erop dat klei een verweringspro- H. J. Franken, De puinhopen van het verleden dukt van steen is en dat de meeste voorwerpen (deel 4). die in Palestina gevonden werden van één van de verschijningsvormen van gesteente zijn ver- A. van As vaardigd. Hij behandelt niet alleen het gebruik Inst. Aardewerktechnologie van losse steen als bouwmateriaal, of voor cultus- Arch. Centrum — Leiden

Literatuursignalement

Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis gie humaine, dat van 16 tot 21 oktober 1982 en Oudheidkunde te Gent; nieuwe reeks dl. 37, werd gehouden, leidde niet alleen tot het inrich- 1983: ten van een instructieve tentoonstelling „Origine J. Bourgeois, S. J. de Laet en H. Thoen. Opgra- et évolution de l'homme" (die tot 1 maart 1984 vingen en vondsten te Kruishoutem-Wijkhuis: te Parijs te zien was en vervolgens naar Mar- Sporen van de Bandkeramische kuituur en ne- seille is verhuisd), maar ook tot het uitgeven derzettingssporen uit de Ijzertijd (blz. 3—44). van een publikatie onder dezelfde titel. Van De omgeving van Kruishoutem in Oost-Vlaan- harte aanbevolen! Op de tentoonstelling te deren is gedurende de prehistorie, vanaf het Parijs betaalde ik voor dit interessant boek laat-Paleolithicum tot in de Romeinse tijd, in- slechts 75 francs •( = ± ƒ30,— ). tensief bewoond geweest. In bijgaand artikel bijzonderheden over de enige vindplaats van ROB-overdrukken: BDK buiten de leemstreek en over nederzettings- sporen uit vroege en late Ijzertijd. R. Degrijse. 193: H. Sarfatij. Dagelijks leven in Holland om- De oudste vuurbakens van de Vlaamse kust en streeks 1300: vijftien archeologische benaderin- nabijgelegen Noordzeeoevers (811—einde 16de gen. — Overdruk uit: Holland in de dertiende eeuw); dl. 2 (blz. 45—87). eeuw, 's-Gravenhage 1982, blz. 22—40. Tweede deel van een ook voor ons, Nederlandse Vijftien aspecten van het dagelijks leven in 13de- amateur-archeologen, interessant artikel. Aan de eeuws Holland: buiten- en binnenshuis. Water- orde komen vuurboeten aan de Vlaamse kust en huishouding, ontginning, boerderij vorm, stedelijke aan de Hollands-Zeeuwse kust vanaf Den Briel; bebouwing, de „verstening" van platteland en vuurbakens aan de Zuidoostengelse kust. Samen- stad, woontorens, wooncomfort, meubilair, voed- vattend worden de middeleeuwse vuurbakens in sel en maaltijd, kook- en eetgerei, kleding, cera- westeuropees perspectief behandeld. miek, schoeisel, huisdieren en afvalverwerking passeren in bonte opeenvolging de revue. 194: H. Kars. Het maalsteenproduktiecentrum bij Mayen in de Eifel. — Overdruk uit: Grond- Origine et évolution de l'homme. Paris, Labora- boor en Hamer 1983, blz. 110—120. toire de Préhistoire du Musée de 1'Homme, 1982. Maalstenen van tefriet uit het gebied bij Mayen 255 blz. zijn over geheel noordwest-Europa verhandeld. Het eerste Congres international de paléontolo- De oudste vondsten in ons land gaan terug tot

190 in de vroege Ijzertijd, waarschijnlijk zelfs tot in 199: J. Buurman. Haver uit de Uithof van de de late Bronstijd. Priorij van Postel. — Overdruk uit: Van bos tot 195: H. F. Wijnman. Een Nijmeegse afvalkuil. •— stad, 's-Hertogenbosch 1983, blz. 311—316. Overdruk uit: Westerheem 32, 1983, blz. 224— Het stadskernonderzoek te 's-Hertogenbosch 235. heeft in betrekkelijk korte tijd al tot veel resul- taten en een dik boek geleid. ROB-medewerkers 196: R. H. J. Klok. Voorlopige evaluatie 20 jaar hadden een actief aandeel in de bewerking van archeologische monumentenzorg. — Overdruk de vondsten. uit: Heemschut 60, 1983, blz. 164—167. Sinds 1961, het jaar van de Monumentenwet, 200: W. A. van Es. Landliche Siedlungen der zijn (tot 1 januari 1983) 273 monumentenlijsten Kaiserzeit in den Niederlanden. — Overdruk uit: gepubliceerd. Een aantal dat tot enig optimisme Offa 39, 1982, blz. 139—154. aanleiding zou kunnen geven ware het niet dat De agrarische nederzettingen in ons land hebben nog zeer veel wensen onvervuld zijn gebleven. in de Romeinse tijd niet het karakter van dorp In dezelfde aflevering van Heemschut bijdragen aangenomen. De bij een dorp behorende functies over het ontstaan van Amersfoort en over dr. bleven voorbehouden aan burgerlijke en militaire Herre Halbertsma, de onvermoeibare voorvech- nederzettingen. Romeinse invloeden zijn slechts ter voor het behoud van Amersfoort's middel- in beperkte mate aan te wijzen in de agrarische eeuwse kern. bedrijfsstructuur.

197: R. M. van Heeringen. Een stuk leer met de C. Renfrew (ed.). The megalithic monuments of namen van de Drie Koningen uit de Leidse bin- Western Europe; the latest evidence presented nenstad. — Een vondstcomplex uit de Ijzertijd by nine leading authorities. London, Thames and in de Stevenshofjespolder in Leiden. — Overdruk Hudson, 1983. 128 blz. uit: Bodemonderzoek in heiden 5, 1983, blz. 69—88. Deze publikatie is eerder verschenen, nl. in 1981, Het stuk leer is een gedeelte van de bekleding als part II van de aan Glyn Daniel opgedragen bundel „Antiquity and Man". Bij de negen van een tinnen (of eventueel houten) pelgrims- autoriteiten bevindt zich helaas geen Nederlan- fles uit de tweede helft van de 14de of 15de der. Sterker nog: ons land komt in de bundel eeuw. Het vondstcomplex in de Stevenshofjes- in het geheel niet voor. Jammer! Ik kan me polder bevat interessant materiaal uit de Mid- nauwelijks voorstellen dat bij ons nieuwe vonds- den-IJzertijd (4de—3de eeuw v.Chr.). Het mon- ten, hernieuwde bestudering van oude vondsten, dingsgebied van de Rijn heeft in die periode op toepassing van geperfectioneerde methoden van verschillende plaatsen bewoning gekend. onderzoek én datering niet tot gewijzigde' opvat- 198: O. Goubitz. De ledervondsten (uit 's-Her- tingen omtrent functie en ouderdom van megali- togenbosch). — Overdruk uit: Van hos tot stad, thische monumenten zouden hebben geleid. 'sJïïertogenbosch 1983, blz. 274—283. P. Stuurman

Nieuwe publikaties

Archeologie in Noord-Brabant materiaal is de belangrijkste bron voor het re- construeren en begrijpen van de leefwijze van Dit najaar verschijnt onder auspiciën van de vroegere samenlevingen. Nagenoeg al deze vonds- Archeologische Sectie bij Het Noordbrabants ten zijn gedocumenteerd. Er wordt veel en steeds Genootschap een unieke archeologische publika- meer over gepubliceerd — alleen al over de tie: Archeologie in Noord-Brabant, een reperto- Noordbrabantse archeologie publiceren ruim zes- rium op archeologische publikaties samengesteld tig afzonderlijke reeksen periodieken. door Nico Arts, Gerrit Beex (oud-provinciaal De uitgave Archeologie in Noord-Brabant wil archeoloog) en Willem Beex. deze stroom van publikaties beter toegankelijk Reeds vanaf de 17de eeuw worden in Noord- maken. Brabant archeologica verzameld. Vooral geduren- Zij omvat een inventarisatie van meer dan twee- de de laatste drie decennia is er sprake van een duizend titels. Om de gebruiker ervan nog meer toenemende stroom van nieuw materiaal en staat steun te geven, worden in deze publikatie ook de archeologie in deze provincie meer dan ooit opgenomen: een schematisch overzicht van de in de belangstelling. Het archeologisch vondst- periodisering van de Noordbrabantse pre- en

191 ptotohistotie, een beknopte geschiedenis van de Het restaureren van aardewerk archeologie-beoefening in Noord-Btabant sedert H. Blom. Van vindplaats naar vitrine. Handlei- ca. 1610, registers op de literatuur chronologisch ding bij het restaureren van opgegraven aarde- naar tijdperken ingedeeld en geordend per ge- werk. Nijkerk, 1984. 48 blz., met talrijke afb. meente, en een wegwijzer naar archeologische Prijs: ƒ 16,50. Te bestellen via postrekening werkgroepen en professionele instanties. 4479346 t.n.v. H. Blom, Doesburg. Het boekje Omvang: ca. 176 blz. is voor ƒ14,— af te halen bij: Gemeentemu- Intekenprijs tot 1 oktober a.s.: ƒ19,50 (exclu- seum Arnhem, Utrechtseweg 87, Arnhem, Druk- sief verzendkosten). kerij Van de Ridder, Singel 30, Nijkerk, of H. F. Voor nadere informaties en bestellingen kan men Blom, De Veste 25, Doesburg. zich richten tot Het Noordbrabants Genootschap, Postbus 1104, 5200 BD 's-Hertogenbosch, tel. 073-1394B4.

Tentoonstellingsnieuws

Arnhem, Gemeente Museum, Utrechtseweg 87; kalksteen voor de ommuring van de vóór-stede- tot 17 september: lijke kern van Arras. Tot in de 2de wereldoorlog Kijken naar Gelderse kastelen; 70 prenten en hebben deze ondergrondse ruimten een rol ge- tekeningen speeld. Thans zijn ze, gerestaureerd, voor het Openingstijden: di. t/m za. 10—17 uur, zo. 11— publiek opengesteld. Inlichtingen bij het Office 17 uur. de Tourisme of het Hotel de Ville, alwaar de toegang zich bevindt. Bezoektijden: di. t/m za. 14.30—18.30 uur, zo. 10.30—12.30 en 15— Leiden, Stedelijk Museum De Lakenhal, Oude 18.30 uur. Singel 28—32; tot 3 oktober: * Mariënpoel, een Leids klooster 1428—1573 Openingstijden: di. t/m za. 10—17 uur, zo. Annécy, Musée du Chateau; tot eind oktober: 13—17 uur. 20 ans d'archeologie subaquatique en France Openingstijden: dagelijks, behalve di., 10—12 en 14—18 uur. Leiden, Pijpenkabinet, Oude Vest 159a, van 2 september t/m 16 december: Berlijn, Antiken Museum, Schlossstr. 1 (Charlot- Drie eeuwen Nederlandse pijpen tenburg); 8 sept.—28 okt.: Openingstijden: iedere zondag van 13—17 uur Antike Bronzewerkstdtten en buiten deze tijden volgens tel. afspraak.

Charlieu, Abbaye bénédictine; tot 30 september: Rotterdam, Museum Boymans-van Beuningen, Les voyages de l'homme de la Préhistoire a nos Mathenesserlaan 18—20; van 23 september tot jours 18 november 1984: Het goud der Thraciërs en Schliemann's Troje Openingstijden: di. t/m za. van 10—17 uur, Keulen, Kölnisches Stadtmuseum, Zeughausstr. zo. en feestd. 11—17 uur, do.avond: 19—22 uur. 1—3; tot 16 september: Juden in Köln von der Römerzeit bis ins 20. Jahrbundert * Een zeer bijzondere attractie voor archeologisch geïnteresseerden vormen te Arras (Atrecht) in Uzerche, Rue de la Justice; tot 15 september: Noord-Frankrijk de zgn. „boves": een netwerk Richesses archéologiques de la Corrèze van ondergrondse galerijen die waarschijnlijk in Openingstijden: wo. t/m zo. 15—19 uur. de 10de eeuw zijn uitgehakt ter verkrijging van

192 Adressenlijst hoofdbestuur en afdelingssecretariaten van de archeologische werkgemeenschap voor Nederland Hoofdbestuur: 5. Amsterdam en omstreken: G. Haak, Alg. Voorzitter: L. Molhuysen, Uilenstede 55, 1183 AB Amstelveen, 020- Louise de Colignystraat 39, 2595 SL Den 450490. Haag, (bij uitzondering) tel. 070-859719; 6. Rijnstreek: W. Dorsman, De Laat de Kan- overdag tel. 070-657955; terstraat 29, 2313 JS Leiden, 071-144671. Vice-voorzitter: Mr. H. J. Moltmaker 7. Den Haag en omstreken: L. van der Valk, Kleine Raamstraat 19, 9711 CG Gronin- Soestdijksekade 790, 2574 ED Den Haag, gen, tel. 050-140777, overdag 05920-14841. 070-802546. 8. Helinium (Vlaardingen): P. G. van Heins- Alg. secretaris: P. W. van der Zwaai, broek, Postbus 3088, 3130 CB Vlaardingen; Postbus 2143, 3130 BC Vlaardingen, tel. 010-743049; 010-349808. Alg. Penningmeester: N. L. van Dinther, 9. De nieuwe Maas (Rotterdam e.o.): J. de Postbus 714, 3170 AA Poortugaal, tel. Baan, Voorstraat 38, 3201 BB Spijkenisse, 01890-7451; 01880-12006. Hoofdredacteur: C. A. Kalee, 10. Zeeland: Mevr. L. C. J. Goldschmitz-Wie- Archeologisch Instituut, Trans 14, 3512 linga, JK Utrecht, tel. 030-392018 of 392010; Verdilaan 35, 4384 LB Vlissingen, 01184 Bestuursleden: 70058. Drs. P. W. van den Broeke (vakarcheo- 11. Lek en Merwestreek: R. Hovingh, Dorps- loog), Oude Vest 223H, 2312 XZ Leiden, straat 62, 2959 AH Streefkerk, 01848- tel. 071-125158, overdag 071-148333, tst. 1019. 2388; 12. Utrecht en omstreken: Tj. Pot, Tolsteegplantsoen 35, 3523 AL Utrecht, Dr. W. J. de Boone (publikaties), 030-516351. Lage Boeschoterweg 16, 3886 PS Garde- 13. Naerdincklant (Hilversum e.o.): ren, tel. 05776-1329; Mevr. L. van Duyn-Franken, M. Philips- Mevr. E. du Maine-Reintjes (afdelingen en laan 16, 1403 GL Bussum, 02159-13686. regio's), Van Goghstraat 21, 6813 HD 14. Vallei en Eemland (Amersfoort e.o.): P. Arnhem, 085-423817. Molenaar, Mevr. N. C. J. J. Ladiges (educatie), Regentesselaan 18, 3818 HJ Amersfoort, Rapenburgerplein 13, 1011 VC Amster- 033-19871. dam, tel. 020-251956; 15. West- en Midden-Betuwe en Bommeler Ereleden: H. J. Calkoen f (Ere-voorz.), waard: S. H. Bakker, Prof. Dr. Ir. E. H. P. Cordfunke, H. J. De Hennepe 313, 4003 BC Tiel, van Rijn, P. Stuurman. 03440-19101 Administrateur: H. Schoorl, 16. Nijmegen en omstreken: M. E. P. Ritzer, Postbus 100, 2180 AC Hillegom (Van de Dominicanenstraat 20, 6521 KD Nijmegen, Endelaan 90), tel. 02520-16482. 080-235808. 17. Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland: Mevr. Knipselarchief: Mevr. H. Goudappel, T. v. Wijk-Brouwer, Schuurhoven 19, Herman Gorterplaats 199, 2902 TE Ca- 6721 SM Bennekom, 08389-5418. pelle a/d IJssel, tel. 010-506816. 18. Zuid-Salland - I]sselstreek - Oost-V eluwe- Secretariaten Afdelingen: zoom: Mevr. C. F. Eland, Maasstraat 464, 1. Noord-Nederland: Mevr. G. J. Koopmans- 7414 AZ Deventer, 05700-26086. Vermeer, 19. Twente: A. H. Bracht, Noordereind 22, 9265 LM Suawoude. Postbus 789, 7550 AT Hengelo, 074- 774690. 2. Noord-Holland Noord: W. v. d. Wal, Nij- verheidstraat 20, 1741 EL Schagen, 02240- 20. IJsseldelta-Vechtstreek: Mevrouw E. M. Koerselman, 96721. Palestrinalaan 110, 8031 VP Zwolle, 3. Zaanstreek en omstreken: Mevr. A. Tromp- 038-228379. Veeter, 23. IJsselmeerpolders: Mevr. W. Riem-Philippi, T. Slagterstraat 15, 1551 CG Westzaan, Archipel 42—29, 8224 HT Lelystad, 075-283814. 03200-47715. 4. Kennemerland (Haarlem e.o.): Mevr. M. de 24. Midden-Brabant (Tilburg e.o.): P. Hagenaar, Jong-Groot, 04166-2261. Jan Bontelaan 11, 2015 EH Haarlem, Ursa Major 2 b, 5175 VJ Loon op Zand, 023-245132. 04166-2261. Prof. dr. L. de Blois, Prof. dr. Joh. S. Boersma e.a. De Romeinse wereld Leven en werken in het Romeinse Rijk in het begin van onze jaartelling. Dit met honderden illustraties in kleur en zwart-wit rijk uitgevoerde boek is bedoeld voor een brede kring van geïnteresseerden in de cultuurgeschiedenis van de Romeinen. De verschillende hoofdstukken behandelen allerlei aspecten van leven en werken in het Romeinse Rijk: huizen, steden, gezinsleven, godsdienst, opvoeding, arbeid, handel en scheepvaart, enz. Niet alleen Rome - het centrum - krijgt aandacht, maar ook de provincies worden apart behandeld. Al met al is een uniek standaardwerk ontstaan over de Romeinse beschaving waaraan ook onze moderne wereld haar grondvesten te danken heeft.

Formaat: 22x30 cm. Omvang: 240 pag. met talrijke illustraties in kleur en zwart-wit. Gebonden. Prijs ƒ 39,-. ISBN 90 6255 182 3 / UGI 520.

G.P.F, van den Boom Oud Iran Pre-Islamitische kunst en voorwerpen in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Dit boek geeft een archeologische impressie van Iran's rijke verleden tot aan de komst van de Islam. De unieke schoonheid en vormvariatie van de voorwerpen komt prachtig tot zijn recht in de enige grote verzameling in Nederland.

Formaat: 20x25,5 cm. Geïllustreerd met 200 foto's in kleur en zwart-wit. Omvang: 132 pagina's. Ingenaaid. Prijs: ƒ 27,50. ISBN 90 6255 163 7 / UGI 520. DE IJSTIJDEN R. Borman e.a. IN DE NEDERLANDEN De Ijstijden in de Nederlanden In dit ruim geïllustreerde boekje wordt up-to-date de stand van zaken belicht in het onderzoek van het ijstijdvak. Het accent ligt hierbij op de periode vanaf het begin van de voorlaatste ijstijd, ca. 200.000 jaar geleden. In ons land zijn juist uit die periode de

Ruud fiontian overblijfselen het meest nadrukkelijk aanwezig. Gerant WiUcmsai Landschap, fossielen en sporen van menselijke aktiviteit vertellen een gevarieerd Dick Slapen verhaal over de opbouw van ons land en haar vroegste geschiedenis.

•f Formaat: 16 x 24,5 cm. Omvang: 64 pagina's. Ingenaaid. Prijs: ƒ 15— ISBN 90 6255 215 3 / UGI 520. Archeologische monumenten in Nederland 9. J.T.J. Jamar: Heerlen, de Romeinse thermen 36 blz. ƒ 5,-. 10. P.J.R. Modderman: Ermelo, grafheuvels op de heide. 32 blz. ƒ 5,-. Ook eerdere deeltjes verkrijgbaar.

Verkrijgbaar in de boekhandel Uitgaven van

Zutphen, Postbus 188, telefoon 05759-3141 WesterheeW- -W- Y A 1 XXXIII-5-198m4

AWN Redactie Inhoud

Hoofdredacteur: Tien jaar afdeling Zuid-Veluwe en C. A. Kalee Oost-Gelderland 193 Redacteuren: ƒ. N. Af. de Grood Mevr. H. Goudappel De belangrijkste archeologische acti- Tj. Pot viteiten van de AWN-afdeling 17: G. F. thoe Schwartzenberg Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland 195 O. J. Wttewaall Mevr. J. Zantinge-van Dijkum Lezingen 206

Redactieraad: R. T. A. Borman Dr. W. J. de Boone Bodemvondsten uit Arnhem 207 Prof. Dr. H. Brunsting H. L. de Groot P. Schut Drs. A. Peddemors Een vroeg-neolithische scherf met V. T. van Vilsteren graanafdrukken uit Winterswijk (Gld.) 214 Adviseur: R. J. Demarée P. Schut Algemeen Secretariaat A.W.N.: Een hutkom uit de 9de eeuw te Postbus 3088, 3130 CB Vlaardingen Aalten (Gld.) 216 Administratie A.W.N.: ƒ. N. M. de Grood 2180 AC, Hillegcm Rondom de Brink 227 Contributie: Vervolg Lezingen 241 ƒ 48,— per kalenderjaar te storten op girorekening 577808 ]. G. M. Verhagen t.n.v. Penningmeester A.W.N, De Bergvrede van Zevenaar: Wal to- te Poortugaal ren of Mini-Motte? 242 Op2egging lidmaatschap: vóór 1 december R. C. M. Wientjes Een schaaltje van een muntbalans Bijdragen (artikelen, boekbesprekingen uit Arnhem 249 enz.) zenden aan: C. A. Kalee, Tiende Gelderse Archeologische Dag Archeologisch Instituut, 1984 251 Trans 14, 3512 JK Utrecht Afdelingsnieuws 256 Alle overige correspondentie: Themadag 258 Administratie A.W.N., Postbus 100, Literatuursignalement 259 Hillegom Tentoonstellingsnieuws 260 Op het omslag: Glaswerk gevonden in de Ben- Vervolg Lezingen 260 tinckstraat te Arnhem 1983. Tek. Dick de Boer, Wageningen. ISSN 0166-4301 Westerheem tweemaandelijks orgaan van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN)

Jaargang XXXIII, no. 5 september/oktober 1984

Tien jaar afdeling Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland

Dit jaar bestaat de AWN-afdeling 17 tien jaar als zelfstandige afdeling. De afdeling ontstond door splitsing van afdeling 15: Midden- en West-Betuwe, Z.W.-Veluwe en Bommelerwaard. Laatstgenoemde afdeling werd in het voorjaar van 1968 opgericht, maar na enkele jaren waren er meer Zuid-Veluwse dan Betuwse leden, zodat een splitsing tussen „zand" en „klei" voor de hand lag. Op 11 februari 1974 besloot het Hoofdbestuur tot splitsing van afdeling 15, en ontstond de nieuwe afdeling 17: Zuid- Veluwe, die toen 55 leden telde en de gemeenten Arnhem, Renkum, Ede en Wage- ningen omvatte. De Achterhoek en de Lijmers behoorden oorspronkelijk tot de afdeling Nijmegen, maar werden op initiatief van deze afdeling in juli 1977 toegevoegd aan de jonge afdeling Zuid-Veluwe, waarmee het gebied van de afdeling zijn huidige vorm kreeg,

Het beoefenen van de archeologie kan ook een echt gemeenschapsgebeuren zijn. Afdeling 17 aan de „schaft" op Monnikenhuizen, voorjaar 1980.

193 en daarbij de officiële naam „Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland". Een lange naam voor een lang gebied, dat zich als een smalle reep uitstrekt van Winterswijk tot en met Wageningen, een afstand van meer dan 90 km. Archeologisch gezien omvat de afdeling een interessant gebied, waarin alle perioden vertegenwoordigd zijn. Bestuurlijk echter is het — door de uitgestrekte vorm — minder gemakkelijk om alle leden betrokken te houden bij de afdeling en haar activiteiten. Toch menen wij dat dit tot nu toe aardig is gelukt, 'en zelfs dat wij — omgekeerd — er redelijk in geslaagd zijn om overzicht te houden over de toenemende activiteiten van de laatste jaren in ons gebied, van oost- tot westgrens. Gemakzucht brengt mij er wel eens toe om onze afdeling aan te duiden als „AWN- afdeling Arnhem e.o.", om daarmee de lange officiële naam te vermijden. Ik doe daar- mee de actieve werkers op de vleugels van onze afdeling te kort. Ten onrechte, zoals blijken moge uit de verslagen van onze afdeling. Helaas kunnen we om praktische rede- nen de oplage daarvan niet te groot maken, zodat niet iedere geïnteresseerde er kennis van kan nemen. Het is daarom verheugend, dat onze afdeling ter gelegenheid van het tienjarig bestaan een eigen Westerheem-nummer mag „vullen", en zo in bredere kring aandacht zal kunnen krijgen. Voorafgegaan door een korte terugblik op de belangrijkste archeologische activiteiten in de geschiedenis van de afdeling vindt u een aantal artikelen, dat zo gekozen is dat uit de verschillende hoeken van ons werkgebied een bijdrage aanwezig is. Wij hopen dat het geheel niet alleen een goede indruk geeft van onze activiteiten, maar bovenal dat u veel genoegen beleeft aan het lezen ervan. J. N. M. de Grood, voorzitter AWN-afdeling 17

194 De belangrijkste archeologische activiteiten van de AWN-afdeling 17: Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland

J. N. M. de Grood

Hoewel de stimulerende werking van lezin- oude kaarten, waarop zich echter ook de gen en excursies op het reilen en zeilen verdwijning al aftekende, las vroegere op- van een AWN-afdeling niet te onderschat- gravingsresultaten, raadpleegde oude lite- ten valt, zullen deze naar hun aard bij ratuur over het onderwerp, en vergeleek afdeling 17 niet beduidend anders zijn de verschillende gegevens met zijn eigen dan bij andere afdelingen. Het onder- archeologische bevindingen. Het bleek dat staande beperkt zich daarom tot de hoog- in Harten bewoning was geweest in de tepunten van het veldwerk, zoals dat door Romeinse tijd, en daarna vanaf de Mero- de( leden in afdelingsverband of daar buiten vingische tijd tot aan het einde van de de afgelopen tien jaar is verricht. nederzetting. Dr. Blok van het Instituut voor Naamkunde (Amsterdam) bracht de De verdwenen nederzetting Harten bij omstreeks 800 vermelde kapel „Herodni" Renkum in verband met de kapel op de Westberg in Wageningen, dat dus zou behoren tot Nederzettingen ontstaan, en verdwijnen Harten; met „Herodni" zou dan „Harten" soms ook weer. Harten bij Renkum was worden aangeduid. eens een zelfstandige buurtschap met een kapel, molen en enkele boerderijen. Thans is daar vrijwel niets meer van over. Al Uitbreidingsplan op de Roghorst te Wage- sinds eeuwen worden er vondsten uit ningen diverse perioden gedaan: scherven van In 1975 werd hier een uit de Ijzertijd Germaans, Romeins, Frankisch en middel- daterende waterput gevonden,.met onderin' eeuws aardewerk. In 1938 werd een ge- een deel van het houten vlechtwerk waar- deelte van het middeleeuwse Harten opge- mee die put was gemaakt. In de put werden graven, waarbij 12de—14de-eeuwse resten een vuurstenen schrabber, dito afslagen, en aanwijzingen voor nog eerdere bewo- en vele glad- en ruwwandige aardewerk- ning gevonden werden. Juist ten zuiden fragmenten gevonden. Het profiel van de van dit gebied werden in 1974—1976 put kon getekend worden. Vlakbij de put enkele proefputten gegraven. Hierbij kwam werden paalgaten gevonden die afkomstig Merovingisch-Karolingisch materiaal te leken te zijn van een huis. voorschijn dat duidt op een oudere bewo- ning dan tot dan toe kon worden aange- toond. Ook kwamen er Romeinse en in- Grafheuvel te Renkum heems-Romeinse scherven naar boven. In In de herfst van 1975 werd onder leiding aanvulling op de gegraven proefputjes is van het IPP (Univ. van Amsterdam) aan in de omgeving een oppervlakte-onderzoek de Schaapsdrift een bedreigde grafheuvel gedaan. Dit leverde uiteraard scherven op opgegraven. Het bleek een twee-perioden uit allerlei perioden. heuvel te zijn uit de late Steen- en vroege Ons lid J. Huisman uit Renkum stelde Bronstijd. In het grondvlak waren duide- een diepgaand onderzoek in naar het ver- lijk een kringgreppel en een palenkrans te dwenen Harten. Hij vond het terug op onderscheiden.

195 Uitbreidingsplan De Wildekamp te Benne- nederzetting zou liggen, mogelijk het oor- kom spronkelijke Bennekom. Alhoewel in de In wegcunetten en bouwputten is in 1976 wegcunetten op twee plaatsen duidelijke een aantal bewoningssporen gevonden uit concentraties van middeleeuwse bewonings- de Middeleeuwen en de Ijzertijd. Een ge- sporen te zien waren, werden in de aan- deelte van een 12de-eeuwse huisplatte- grenzende bouwputten weinig bewonings- grond werd blootgelegd en getekend. Bij sporen aangetroffen. De indruk is derhalve dit huis trof men drie waterputten aan, dat de aanvankelijke verwachting van een alle drie van het bekende holle-boomstam- nederzetting niet juist is. Het betreft hier type. In een ander deel van het cunet waarschijnlijk één of twee middeleeuwse kwamen sporen van een palissadering aan boerderijen. Het aantal gevonden aarde- het licht en enige niet-duidelijke middel- werkscherven is niet erg groot. Het geheel eeuwse paalsporen. lijkt te wijzen op een arme bewoning. Dichtbij de 12de-eeuwse huisplattegrond Een bewoning uit de Ijzertijd op deze werd een plattegrond van een huis uit de plaats zou nog niet zo lang geleden veel Ijzertijd blootgelegd. Dit huis bleek te verwondering gewekt hebben, omdat men behoren tot het type Haps

EDE- BENNEKOM WILOEKAMP 39F 174-70 44517 HS HULST-J HUISMAN

O O 0 o

o Q o o o O o o < o o c o

1. De Wildekamp te Rennekom. Grondsporen s van een woning uit de Ijzertijd, type Haps. •——

196 lagere gronden (10 a 15 m +NAP) langs ruim aanwezig. De meeste vondsten stam- de stuwwal die ligt van Wageningen tot men uit de periode 1550—1725. De Lunteren. oudste vondsten: kruiken van steengoed; De vondsten, tekeningen enz. zijn afgestaan aan de Hist. Vereniging Oud-Bennekom, 2. Het Hemelrijk te Arnhem. Pijpaarden ma- die één van de oude waterputten na con- donnabeeldje, gemaakt te Utrecht, 15de eeuw. servering te zamen met bijbehorende aarde- werkfragmenten en verhelderende tekenin- gen heeft doen opstellen in het Kijk- en Luister-Museum ter plaatse.

De nieuwe Steentijd in de gemeente Aalten en de Achterhoek Ons lid P. Schut verzamelde jarenlang archeologische gegevens over de gemeente Aalten en registreerde daarbij meer dan tachtig vindplaatsen. Ook heeft hij zich beziggehouden met de verspreiding van de neolithische vondsten in de Achterhoek. Bij zijn onderzoeken maakt hij o.a. gebruik van geomorfologische kaarten omdat hier- uit de neolithische landschappen het beste zijn af te lezen.

Het Hemelrijk te Arnhem * In 1978 vond men tussen Bakkerstraat en Weverstraat (Hemelrijkpassage) muur- restanten van een kelder met historische waarde. Die kelder had lange tijd als afval- depot voor huisraad gediend. Achter een van de muren bevond zich een oudere muur met kaarsnissen, opgebouwd uit klooster- moppen. De hoogte was niet meer vast te stellen, aanzetten van een gewelf ont- braken. Het materiaal bestond uit een grote hoeveelheid aardewerk en glas, voor- namelijk van roemers uit de eerste helft van de 17de eeuw. Oesterschelpen en voorwerpen van brons en ijzer kwamen ook voor, en véél been- deren en rood volksaardewerk. Er waren redelijke hoeveelheden laat middeleeuws steengoed, witbakkend aardewerk met gele slib en loodglazuur, rood aardewerk met loodglazuur, wit aardewerk met loodgla- zuur en Delfts wit aardewerk. Minder vertegenwoordigd waren majolica, Delfts blauw en Chinees porselein. Materiaal uit de 14de en 15de eeuw was

197 vetvangers, steelpannen, borden met lob- donkere verkleuring, waaruit tijdens het voeten, olielampjes en wit gladwandig afschaven talloze voorwerpen te voorschijn steengoed (trechterbekers) zijn uit de kwamen. Tijdens dit nauwkeurige graaf- 13de en 14de eeuw. Grapen, rood aarde- werk werden honderden potfragmenten, werk en gladwandig steengoed uit de 15de beenderen van huisvee en jachtwild als- en 16de eeuw. Tot de bijzondere vondsten mede resten van de daarbij behorende behoren een veldflesje van steengoed met woningen aangetroffen. De put bleek niet zoutglazuur en een pijpaarden Madonna- door latere ingravingen verstoord te zijn: beeldje (afb. 2). de oudste voorwerpen bevonden zich on- Het vermoeden bestaat dat op deze plaats derin, de jongste bovenin. Er werden veel reeds in de 12de eeuw een belangrijk scherven van inheemse kogelpotten gevon- (stenen) gebouw stond, en dat sloopres- den waaronder een aantal randfragmen- ten voor latere bouwsels werden benut. ten. Naast kogelpotscherven werden in de Historische bronnen maken hiervan echter put ook scherven van Andenne-aardewerk, geen melding. Pingsdorf-aardewerk, ruwwandig en glad- wandig steengoed en blauwgrijs aardewerk De Galantijnse waard bij Arnhem *, ** gevonden. Vermoedelijk is de vindplaats identiek met In 1978 en '79 werd een onderzoek ge- de plaats van de boerenhoeve die op een pleegd op een terrein dat ontgrond zou kaart van 1653 voorkomt. worden door een steenfabriek. Hier werd Bijzonder in de Galantijnse Waard was een 11de- tot 14de-eeuwse afvalkuil ont- eveneens het voorkomen van een dunne graven (afb. 3). Bij het blootleggen van de kuil tekende 3. De Galantijnse waard hij Arnhem. Bij het deze zich af als een min of meer ronde pijltje de opgravingsput met de afvalkuil.

198 laag, die tal van Romeinse aardewerk- Het betrekkelijk kleine aantal voorwerpen scherven bevatte. Een deel van die scher- en de geringe diepte van de paalgaten ven had een „verspoeld" karakter. Ro- wijzen erop dat het terrein door erosie of meins materiaal „in situ" (gelegen op de eerdere ontgronding is afgevlakt, waardoor plaats waar het eens werd achtergelaten) belangrijke gegevens met betrekking tot was tot dan toe alleen ten zuiden van de de bewoning verloren gegaan zijn. Eldense en Huissense dijk en in Huissen Daar vergelijkbare vondstcomplexen tot op en Driel aangetroffen. Weliswaar waren ook heden niet bekend zijn, is het nog niet in de Rosandepolder grote hoeveelheden mogelijk om uit de tot nu toe bekende Romeins materiaal opgebaggerd, maar daar gegevens conclusies te trekken. wist men tot voor kort nauwelijks raad mee. Door de ontdekking (in 1979) van De Steenheuvel in Zevenaar **, *** het Romeinse castellum te Meinerswijk, enige honderden meters ten zuiden van In 1979, '80 en '81 werd onderzoek de Galantijnse Waard, werd ineens veel verricht op het nederzettingsterrein de duidelijk. De Romeinse vondsten uit de Steenheuvel bij Oud-Zevenaar. De naam Galantijnse Waard kunnen nu gezien wor- Steenheuvel duidt er al op dat het hier den als van deze legerplaats afkomstige, om een oude woongrond gaat, waarin verspoelde fragmenten, terwijl de vondsten restanten van aardewerk e.d. aanwezig uit de Rosandepolder mogelijk kunnen zijn. Natuurlijk gesteente vindt men hier worden toegeschreven aan een nederzet- niet. Het gebied is gevormd door kleiige ting die bij het castellum gelegen was. en zavelige afzettingen van de grote rivie- ren. In de 18de of het begin van de 19de eeuw is dit terrein als gevolg van een Nederzet tingsporen in Aalten *, ** dijkdoorbraak bedolven onder een pakket De directe aanleiding voor het onderzoek „overslaggrond", dat op bepaalde plaatsen was de ontgrondingsaanvraag voor een bijna een meter dik is. Daardoor kan men terrein ten noordwesten van de boerderij de aardewerkscherven en andere resten uit Ongena. Hier waren in het verleden ver- de nederzetting nog maar hier en daar in schillende vondsten gedaan o.a. enige IJzer- het veld aantreffen. De bewoningsgeschie- tijdscherven en ook een vijftal urnen, die denis van de nederzetting is in grote lijnen helaas verloren gegaan zijn. vastgesteld door het onderzoek dat tot nu In 1978 werd door de verldwerkgroep toe is gedaan. Op enkele plaatsen zijn van de AWN gestart met een opgraving daarbij kleine proefsleuven gegraven. in het zuidoostelijk deel van het te ont- Het overgrote deel van de gevonden scher- gronden terrein, daar dit dicht bij de vroe- ven bestaat uit inheems handgevormd gere vindplaatsen lag. Na het verwijderen aardewerk, waaronder een aantal scherveri van een ongeveer 10 centimeter dikke dat aan de Marne-cultuur is toe te schrij* bovenlaag, kwamen rechthoekige paalgaten ven en uit ongeveer de 4de eeuw v. Chr. en enige aardewerkfragmenten te voor- dateert (midden-IJzertij d). schijn. De paalsporen gaven de indruk de Uit de 1ste eeuw v. Chr. dateren de frag- hoek van een gebouw te vormen. menten van donkerblauwe glazen arm- Deze vondsten gaven aanleiding tot een bandjes die in één sleuf werden aange- uitgebreid onderzoek dat door ging tot troffen. Diverse scherven van Romeins, op oktober 1979. Zeker 250 paalgaten, over de draaischijf vervaardigd aardewerk, wer- het gehele terrein verspreid, werden bloot- den gevonden. Toch komt dit aardewerk gelegd en ook twee neolithische greppels. maar weinig voor vergeleken met het Verder vond men enige aardewerkfrag- inheemse aardewerk, waaruit wij mogen menten (Ijzertijd en inheems-Romeins) afleiden dat het hier een inheemse neder- en stukjes vuursteenafval. zetting betreft. Het Romeinse aardewerk

199. werd geïmporteerd en behoorde tot de kelders en muurresten gevonden werden. luxe materialen. De Romeinse gebruiks- Pas in 1980 werd door de veldwerkgroep voorwerpen dateren voor het grootste deel van de AWN de draad van dit onderzoek uit de laat-Romeinse tijd. weer opgenomen. Men kwam tot de ont- Verrassend was de ontdekking van over- dekking dat op de kaart van Arnhem, van blijfselen uit de Frankische tijd. Tot nu Jacob van Deventer, uit circa 1550, het toe was immers aangenomen dat deze klooster Monnikenhuizen afgebeeld staat streek in die tijd niet bewoond werd. als een rechthoek, ten noorden waarvan Thans werden scherven gevonden van enkele gebouwen getekend zijn. aardewerk uit de 5de tot ongeveer 8ste Vergelijking met de opgravingsplattegrond eeuw. Uit de 9de—12de eeuw hebben wij van het Karthuizerklooster in Delft laat geen scherven aangetroffen. Mogelijk is zien, dat de voor die orde zo karakteris- de bewoning toen verplaatst naar het hui- tieke aparte woningen van de monniken dige Oud-Zevenaar, waar — volgens een aan de zijden van de rechthoek gesitueerd bodemkartering uit de jaren vijftig — waren. De kerk bevond zich aan de west- vanaf de 9de eeuw bewoning geweest kant. In Arnhem was dat niet het geval; moet zijn. daar lag het bedehuis aan de noordzijde. Dat het op de Steenhéuvel om een echte De opgraving van 1930 en ons onderzoek woonplaats gaat is af te leiden uit de ge- werden juist verricht op die plaats, waar vonden huttenleem, waarvan een flinke men de kerk zou vermoeden. Hier werden hoeveelheid te voorschijn kwam, en uit de al in 1930 enkele grafkelders gevonden, blootgelegde waterput. Deze waterput was die wijzen op begraving binnen de kerk. gemaakt van een uitgeholde eiken boom- Wij hebben getracht de zuidelijke zijde stam en dateert uit de eindperiode van de van dit gebouw aan te snijden en vermoe- Romeinse tijd. Er kwam van alles uit deze den dat de zuidmuur ervan op spaarbogen put te voorschijn: een complete runder- rustte, waarvan wij op regelmatige afstand schedel, een schedel en andere botten van de fundamenten hebben teruggevonden. een kalf. stukken hout waarvan er enige Bij de aanzet van deze bogen bevonden bewerkt waren, een visnetverzwaring, twee zich de bases van steunberen, die de con- laat-Romeinse bronzen naalden, scherven structie grotere stevigheid konden geven. en stukken bot. Nader bestudering van de bodem naast de put heeft tot de constate- De Leeuwenbrink te Wageningen ring geleid dat de boomput door de restan- Op verzoek van de Vereniging Oud Wa- ten van een oudere waterput heen ingegra- geningen werd hier in 1980 onderzoek ven werd. Deze put had wanden van ge- verricht. vlochten twijgen. Sinds mensenheugenis stond hier aan een brinkje met een poel een oud boerderijtje Het Klooster Monnikenhuizen te Arn- dat in 1980 afgebroken werd. In de ach- hem ** tergevel van dit boerderijtje waren kloos- termoppen verwerkt. Een acte uit 1517 Het Karthuizerklooster Monnikenhuizen maakt melding van een erve en goed, ge- werd in de 14de eeuw gesticht. De vol- heten de „Katermans erve" op de Leeu- tooiing werd bevolen door graaf Reinald wenbrink. Aangetoond kon worden dat dit II, voor het zieleheil van zijn vrouw, zijn terreintje in de Ijzertijd, waarschijnlijk moeder en hemzelf. midden-IJzertijd, bewoond was. Daarna Bij de verbouwing van café-restaurant was er continue bewoning vanaf de 12de/ „Monnikenhuizen" tot buitenschool in 13de eeuw tot in de huidige tijd. Van de 1930, stuitte men op funderingsresten. Er tussenliggende periode zijn geen sporen volgde een opgraving, waarbij enige graf- gevonden.

200 De Bergvrede te Zevenaar *** Een artikel hierover is opgenomen in dit nummer van Westerheem. O co. 10««

Het bouwoffer (?) van 's Heerenberg *** In het najaar van 1981 is een onderzoek gestart op een terrein te Lengel, vlak buiten 's Heerenberg. Aanleiding hiertoe vormden oppervlakte-vondsten. Deze bestonden uit inheemse scherven uit de Ijzertijd en de Romeinse tijd, en vuurstenen werktuigen, waarvan de meeste dateren uit het eind van de oude Steentijd of het begin van de midden-Steentijd (ongeveer 8000 v. Chr.). Eén pijlpunt stamt uit het late Neolithicum. 4. De Pioen te Duiven. Van havezathe via he- Onder de vuurstenen artefacten komen renhuis tot boerderij. Reconstructie van deze verschillende klingen, stekers en schrabbers achtereenvolgende bebouwingen op basis van voor. Ook diverse afslagen werden gevon- een kaart van Guionneau uit 1735. den, wat betekent dat de werktuigen ter plaatse vervaardigd zijn. De Halderbrink te Bennekom Een artikel hierover is opgenomen in dit Bij het onderzoek werden drie sleuven ge- nummer van Westerheem. graven. Hieruit kwamen weinig vuurste- nen werktuigen te voorschijn, maar wel De Pioen in Duiven *** veel inheemse scherven. Vermoedelijk tijd geplaatst worden. De meeste scherven In het najaar van 1980 werd op het ter- zaten in een dunne laag oude woongrond rein van de voormalige havezate De Pioen op ongeveer 50 cm diepte. Op één plaats (afb. 4) een kleine proef opgraving ver- bleek zich een diepere ingraving te bevin- richt om na te gaan of zich in de hoge den, opgevuld met donkere grond. Met heuvel, waarop nu de gelijknamige boer- grote zorg werd deze uitgegraven. Er derij staat, nog resten van het verdwenen bleek een schaaltje van Marne-aardewerk gebouw bevonden. Van de oude Pioen, in te zitten. Verder werd een bodempje die in 1836 werd gesloopt, is helaas niet van een minipotje aangetroffen en een één afbeelding bekend, zodat slechts archeo- aantal in een halve cirkel om het schaaltje logisch onderzoek enige duidelijkheid kan geplaatste kiezelstenen. Het betreft hier verschaffen. ongetwijfeld het resultaat: van een rituele Het onderzoek vond plaats halverwege de handeling. Omdat er in het schaaltje geen glooiing tussen boerderij en de plaats waar crematieresten zaten gaat het waarschijnlijk vermoedelijk eens de slotgracht liep. niet om een begraving. Als de ingraving Naast een afvalput, die een grote hoeveel- als een paalgat van een hut of boerderij heid fragmenten van 18de- en 19de-eeuwse uit de midden-IJzertijd gezien moet wor- mineraalwaterkruiken en glazen flessen den dan gaat het om een bouwoffer. Door bevatte, en een waarschijnlijk eveneens voortgezet onderzoek zullen wij hierover uit de 19de eeuw daterende afvoergoot mogelijk nog meer te weten komen. van bakstenen, werd een ongestoorde laag uit de 13de en 14de eeuw aangetroffen. Deze laag bevatte tal van fragmenten van Welleveld te Duiven *** het zogenaamde blauwgrijs aardewerk en Tijdens graaf werkzaamheden in 1981 ten enige beenderen van huisdieren en vee. behoeve van de nieuwbouwwijk Welleveld

201 In 1982 werd met behulp van een graat- machine het onderzoek voortgezet. Dit leverde behalve een grote hoeveelheid scherven uit de Ijzertijd enige tientallen paalsporen en een zilveren munt van Kei- zer Gordianus III uit het midden van de 3de eeuw op.

Nieuw Weem te Groessen *** In 1981 en '82 vond een onderzoek plaats op het terrein van de boerderij Nieuw Weem te Groessen. Dit terrein is als oude woongrond aangemerkt. Het hele terrein werd in kaart gebracht, terwijl er ook hoogtemetingen werden verricht en de weerstand van de bodem op vaste punten werd gemeten. Op de aangrenzende akkers werden verkenningen uitgevoerd, waarbij vele inheems-Romeinse en Romeinse scher- ven werden opgeraapt. 5. Het lelieveld te Duiven. Ben schaaltje met Naast een grote hoeveelheid inheems-Ro- „Seelenloch" uit de midden-IJzertijd. meinse scherven en een geringer aantal Schaal 1 : 4. werden regelmatig verkenningen ter plaat- se uitgevoerd. Bij de bodemkartering was een deel van dit gebied bestempeld als oude woongrond. Nadat incidenteel enige laat-middeleeuwse scherfjes en een enkel Romeins potfragment waren gevonden, werd een grote hoeveelheid IJzertijdscher- ven, die bij het graafwerk op een stort- hoop terecht was gekomen, ontdekt. Uit de reeds gevonden scherven kon een vrijwel compleet Marne-achtig schaaltje, i met in de bodem een zogenaamd „Seelen- loch" worden samengesteld (afb. 5). Nadere bestudering van de vondsten wees uit dat het hier moest gaan om de over- 6. Nieuw Weem te Groessen. Een middeleeuws blijfselen van een pottebakkersoven uit de ruiter spoor en een glis (benen schaats). midden-IJzertijd. Aanwijzingen hiervoor Schaal 1 : 4. vormden een aantal zwaar gesinterde pot- fragmenten, misbaksels, enige slakken en van Romeins aardewerk zijn ook verschei- ovenwandrestanten. Daarnaast werden ook dene Frankisch-Merovingische scherven, fragmenten van gepolijst zwart aardewerk alsmede een mogelijk Frankisch ruiterspoor en stukken bazaltlava gevonden. Het be- gevonden •( afb. 6). Dit is verrassend om- trof hier allemaal inheems materiaal. Er dat daarvan tot op heden in dit gebied werd slechts één Romeins terra sigillata- nauwelijks sprake was en daarom voor scherfje gevonden. veel historici aanleiding vormde om te

202 JI i n

--ar r: oz - -

•» « **> •'dco n&fcf veronderstellen dat de Franken hier niet 7. Kerk te Hall. Overzichtstekening van het geweest waren. onderzoek met de waarschijnlijke loop van de vroegere fundering. Een hutkom op De Hoven te Aalten De afvalkuil bevatte naast puin en mortel Een artikel over deze opgraving is opge- ook veel aardewerk en vooral glasresten. nomen in dit nummer van Westerheem. Er zijn fragmenten van berkemeyers en roemers, bekerglazen, ballusterglazen en De kerk te Hall bij Eerbeek Venetiaanse glazen. Op veel fragmenten In 1982 werd samen met plaatselijke vrij- van vensterglas komt een beschildering willigers een onderzoek ingesteld in de voor. Gezien de vondsten van hoge hoe- kerk te Hall (afb. 7). Op grond van dit kige glazen met voet en een laag bekertje fundamentenonderzoek kan men met enige met noppen en gekartelde voet, maar voorzichtigheid stellen dat de huidige kerk, daarentegen het ontbreken van bijv. mai- die uit de 14de eeuw stamt, gedeeltelijk geleins, denken we voor een datering van gebouwd is op de fundamenten van een het vroegste glas aan de tweede helft van ouder kerkje van circa 12 x 8 meter. Dit de 16de eeuw. oudere kerkje dateert wellicht uit de 11de De afvalkuil bleek door een dikkere, ver- eeuw. der ongestoorde, middeleeuwse laag heen gegraven te zijn. De middeleeuwse laag De Bentinckstraat te Arnhem bevatte als jongste materiaal 13de- a 14de- In verband met stadsvernieuwing kon in eeuwse scherven. Kogelpot, blauwgrijs en 1982 en '83 een terrein aan de Bentinck- steengoed overheersten daarbij. Vooral in straat worden onderzocht. De Bentinck- de onderste gedeelten van deze laag wer- straat is een klein steegje in het hart van den ook enkele andere scherven gevonden, Arnhem dat zijn naam ontleent aan het waaronder Badorfscherven en Romeinse huis van een van Arnhems burgemeesters, scherven. Onder deze bewoningslaag wer- Bentinck genaamd. De opgraving heeft den twee paalsporen aangetroffen. veel tijd gekost omdat zich in de werkput In een hoek van de werkput werd een een grote af valkuil bleek te bevinden. stenen beerput ontdekt. Onderzoek in deze

203 beerput leverde voornamelijk 19de-eeuws kreeg de stad toestemming om, daar waar materiaal op. dit nodig was, de versterkingen te slopen, In 1983 werd o.l.v. de conservator van waarmee het einde van de stadsmuren het Arnhemse- gemeentemuseum nog een werd ingeluid. De afgelopen jaren zijn op tweede werkput gegraven. Hierbij werden een aantal plaatsen in de stad resten van naast een muur van kloostermoppen en de versterkingen onderzocht. een tweede put met 19de-eeuwse vulling, In 1977 werden in de Walstraat op een ook ijzerslakken en een kuil met etens- vijftal plekken funderingsresten van de afval gevonden. Tweede Nudepoort en het bijbehorende rondeel, zoals afgebeeld op de tekening uit De stadsmuren van Wageningen circa 1650, gevonden. Twee van de ge- De oude bewoning van Wageningen lag vonden muurdelen waren gefundeerd op oorspronkelijk op de Westberg, maar ver- horizontale eiken balken van circa 30 cm plaatste zich in circa 1100 naar het westen, dikte. Daaronder bevond zich klei. naar de huidige plaats. In 1240 krijgt dit In de Schoolstraat werd in 1978 onver- Nieuw-Wageningen muren en bolwerken wacht en snel door de Gemeente een res- van Graaf Otto III. Hiervan zijn geen tant stadsmuur gesloopt. Dit stuk bleek sporen meer gevonden. De latere vesting- gefundeerd te zijn op rechtopstaande palen. werken zijn bekend van een tekening uit Een laboratoriumanalyse wees uit dat het 1570. In de 17de eeuw zijn deze ingrij- hier populierenstammen uit circa 1500 pend vernieuwd blijkens een tekening uit betrof. circa 1650 (afb. 8). Reeds omstreeks 1717 Bij een nog aanwezig deel van de stads- muur in de Kromme Hoek, bij het in 1972 8. De stadsmuren van Wageningen. Tekening van Van Geelkercken uit 1650. afgebrande Huize Torck, werd een proef-

204 sleuf gegraven. Hier bleek geen houten omgeven door een dubbele gracht, waar- fundering aanwezig te zijn. van de buitenste echter al voor de afbraak In 1983 werd tijdens graaf werkzaamheden was gedempt. Het kasteel ligt diep gefun- ten behoeve van het Molenstraattheater, deerd en de muren bleken een dikte te onder het pand een zware muurfundering hebben van oorspronkelijk drie en later ontdekt, die vrijwel zeker onderdeel vorm- vijf meter. Er zijn behalve vaatwèrkfrag- de van de oude stadsmuur, die hier direct menten uit de 13de tot de 17de eeuw aan de voormalige stadsgracht stond. Er ook spijkers, andere ijzerwaren en etens- werden veel 17de- en 18de-eeuwse aarde- afval als botten en oesters gevonden. werkresten gevonden die voor een belang- rijk deel gerestaureerd konden worden. Tentoonstellingen Bij grondwerkzaamheden achter het Poli- De altijd veel aandacht trekkende demon- tiebureau werden in 1980 muurfragmenten straties in het restaureren van aardewerk aangetroffen. Deze zijn ingetekend en ge- en het aantal door de afdeling ingerichte fotografeerd. vitrines met vondsten ter gelegenheid van diverse manifestaties zijn moeilijk op te In 1983 werd nabij deze plaats een proef - sommen. De lijst van archeologische hoog- sleuf gegraven om de juiste ligging van tepunten zou echter niet volledig zijn de stadsmuur aldaar vast te stellen. Dit wanneer daar niet een aantal belangrijke mondde uit in een nog steeds aan de gang tentoonstellingen in genoemd zou worden, zijnde opgraving van een grote verdedi- waar onze afdeling de resultaten van het gingstoren van meer dan tien meter door- veldwerk toonde in de vorm van tekenin- snede. De toren is van een vrij zeldzaam gen, foto's en al of niet gerestaureerde type uit de overgangsperiode naar bol- vondsten. werken met geschutspoorten. Vergelijkbare torens zijn gevonden bij de sterkte Vreden- Het Arnhemse Gemeentemuseum gaf een gesten- cilde toelichting uit: „Tekens van Leven", 1978. burg in Utrecht. Onder de naam „Tekens van Leven" gaf De burcht Sevenaer te Zevenaar onze afdeling samen met de andere Gel- derse afdelingen in 1978 in het Arnhemse Deze burcht heeft een grote rol gespeeld Gemeentemuseum een presentatie van in de strijd tussen Gelre en Kleef om de hetgeen door amateurs met het zoeken macht in de Liemers. Over de vorm van naar menselijke sporen uit het verleden de burcht, dié in 1690 is gesloopt, is wei- bereikt kan worden. nig meer bekend dan dat die uit een Het Nijmeegs Museum Commanderie van St. Jan burcht en een voorburcht bestond. Tot gaf een gedrukte, geïllustreerde gids uit: „Scher- voor kort dacht men dat de burcht had ven en potten uit zand en klei", 1982. gelegen op de plaatse van het Huis van Voorjaar 1982 stelde onze afdeling de Van Nispen tot Sevenaar. Door ontdek- omvangrijke tentoonstelling „Scherven en king en bestudering van een oud geschrift potten uit zand en klei" samen, waarmee bleek dit echter niet het geval te kunnen in het Nijmeegs Museum Commanderie zijn en rees het vermoeden 'dat de burcht van St. Jan de resultaten van onze onder- op het terrein van de afgebroken Andreas- zoeken in de Achterhoek, Liemers en de school aan de Nieuwe Doelen gestaan Veluwe werden getoond. In aangepaste moest hebben. Een veertiendaagse opgra- vorm is deze tentoonstelling in het najaar ving in de zomervakantie vormde een van 1982 in het Liemers Museum te hoogtepunt voor het afdelingswerk in Zevenaar en in het najaar van 1983 in het 1984 en gaf zekerheid omtrent de ligging. Stedelijk Museum te Zutphen gehouden. De voorkant van de burcht kon worden Het Arnhems Gemeentemuseum gaf een gedrukte, blootgelegd met de ingangspartij en de geïllustreerde gids uit: „De oudste bewoning van restanten van de brug. De burcht bleek Arnhem", 1983.

205" Ter ere van het 750-jarig bestaan van de Publikaties: stad Arnhem werd begin 1983 een grote tentoonstelling gehouden in het Gemeen- J. Huisman. Archeologische vondsten in de buurt- schap Harten bij Renkum. 'Westerheem temuseum, onder de naam „De oudste XXVII, 1978, p. 298 e.v. bewoning van Arnhem, archeologische vondsten uit de binnenstad en omgeving". P. Schut. Overzicht van neolithische vondsten en Leden van onze afdeling hebben een groot vindplaatsen in de gemeente Aalten. Wes- aandeel gehad bij de voorbereiding van terheem XXVII, 1978, p. 71 e.v. deze door het Gemeentemuseum georga- P. Schut en J. A. Bakker. Een knophamerbijl niseerde tentoonstelling, waar ook een zonder knop uit Dinxperlo. Westerheem groot deel van door ons gevonden en ge- XXIX, 1980, p. 378 e.v. restaureerde voorwerpen een plaats kreeg. J. 'Huisman. Archeologisch onderzoek op de * Verslag in de afdelingsuitgave: Veldwerk- Leeuwenbrink bij Wageningen, Westerheem nieuws 1978 XXX, 1981, p. 185 e.v. ** Idem: Veldwerknieuws 1979—1980 *** Idem: Veldwerk 1981—1982 Henk Blom. De kerk te Hall bij Eerbeek. Wes- Breehoven 82 terheem XXXII, p. 243. 6721 SN BENNEKOM

Lezingen

Rijksmuseum van Oudheden, Leiden: Afdeling Noord-Nederland di. 20 nov. 1984 22 november: dr. A. T. Clason dr. M. J. Raven: Botmateriaal in de Middeleeuwse stad „Aardewerk uit het Oude Egypte" 13 december: prof. dr. H. T. Waterbolk di. 11 dec. 1984 Dateringsmethoden dr. P. V. Addyman Gebouw Stichting en Materiaal, Oude Boteringe- Director York Archaeological Trust: straat 63, Groningen, 20.00 uur „The Archaeology of Roman and Viking York". Afdeling Kennemerland (Haarlem e.o.) Spreker behandelt de geschiedenis van de stad 10 december: drs. Th. van Maarleveld York in de Romeinse (Eburacum), Angelsak- sische (Eoforwic) en Vikingen en latere tijd Onderwater-archeologie (Jorvik), aan de hand van de opgravingsresul- Doopsgezinde Gemeente, Frankestraat 24, Haar- taten sedert 1972. lem, 20.00 uur di. 12 febr. 1985 Afdeling Amsterdam e.o. prof. dr. G. J. Verwers: 21 november: dr. S. E. van der Leeuw „Aardewerk uit de Nederlandse 'Prehistorie" De fabricage van Middeleeuws aardewerk, spe- di. 26 febr. 1985 ciaal de kogelpot dr. P. Stuart 19 december: prof. dr. L. P. Louwe Kooijmans „Aardewerk uit provinciaal-Romeins Nederland1' Het Neolithicum in het Deltagebied Hoofdgebouw Vrije Universiteit, de Boelelaan di. 12 mrt 1985 1105, 20.00 uur drs. A. Peddemors: „Middeleeuws aardewerk uit Nederland" Afdeling Rijnstreek Plaats: Taffeh-zaal 30 november: dr. J. K. Haalebos Aanvang: 20.00 uur Op zoek naar een castellum in Woerden Ingang: Papengracht Collegezaal Acad. Ziekenhuis, Rijnsburgerweg 10, De lezingen zijn vrij toegankelijk. Leiden, 20.00 uur; gebouw 55

206 Bodemvondsten uit Arnhem

R. T. A. Borman

Een werktuig uit de oude Steentijd lopig moet Arnhem het echter met twee In de archeologie speelt het toeval vaak minder oude stukken stellen. Na de ont- een belangrijke rol. Dit werd nog niet zo dekking van het bovengenoemde exem- lang geleden weer eens aangetoond door plaar kamden amateur-archeologen de om- een vondst in de bossen van Schaarsber- geving van de vindplaats in Schaarsbergen gen. Op een pad, dat in de loop der tijden volledig uit, doch hun speurwerk leverde reeds door ontelbare voeten was betreden, slechts één nieuwe vondst op. Hoe dan raapte een toerist uit Castricum een stuk ook, vastgesteld mag worden dat er zo'n vuursteen op dat bij nadere bestudering 100.000 jaar geleden mensen in deze een bewerkte afslag van ruim 100.000 jaar streken geleefd hebben. oud bleek te zijn. Het was de oudste vondst die ooit in Arnhem was gedaan. De eerste boeren en hun begraafplaatsen Het voorwerp kreeg dan ook een ere- Voordat in het gebied van het latere plaatsje in de Verhuell-omgang van het Arnhem de eerste huizen werden gebouwd, Arnhemse Museum. Elders in de stuw- waren er al jagers en voedselverzamelaars wallen van Gelderland en Utrecht werden die deze streek als hun „huis" of „heem" ongeveer terzelfdertijd werktuigen en af- zagen. (Het achtervoegsel „hem" = slagen gevonden, die nóg ouder waren „heem" ontstond pas in de Karolingische dan het Arnhemse exemplaar. Ze werden tijd.) Deze jagers en voedselverzamelaars aangetroffen in grondlagen die dateren uit lieten in Arnhem echter nauwelijks sporen de periode die voorafging aan de komst achter. In het Arnhems bodemarchief be- van het landijs tijdens de voorlaatste ijstijd rust een aantal bewerkte stukken vuur- (het Saalien), en hun geschatte ouderdom steen uit de midden-Steentijd, die in de bedraagt 150.000—200.000 jaar. Ook in Broerenstraat gevonden zijn. Er is echter de stuwwallen rond Arnhem kunnen der- geen zekerheid omtrent de juiste vind- gelijke vondsten verwacht worden. Voor- plaats. De eerste boeren die dit gebied

1. Twee geslepen stenen bijlen uit de omge- ving van Arn- hem. Schaal 1 : 2.

207 ruim 4500 jaar geleden (nieuwe Steentijd) methode vrij nauwkeurig kon worden als woonplaats kozen, vestigden zich op de bepaald, namelijk 4435 ± 320 jaar (maxi- hogere delen. Van hun nederzettingen is maal 160 jaar ouder of jonger dan 4435 tot op heden nog geen spoor teruggevon- jaar). In het schachtgraf vond men de den. Wel lieten zij op verschillende plaatsen resten van een lijksilhouet (dit is een hun belangrijkste werktuig, de geslepen bodemverkleuring in de vorm van de stenen bijl, achter (afb. 1). Met deze bijlen dode), die er eens gelegen had, en als kapten zij stukjes bos om akkergrond te bijgiften een standvoetbeker met touw- verkrijgen, en het daarbij vrijgekomen hout versiering, een bijltje van grijze vuursteen gebruikten zij voor hun huizen en gereed- en een spaanmes, eveneens van vuursteen schappen. Over hun begraafplaatsen zijn (afb. 3). Door deze graf gif ten en door we wat beter geïnformeerd. Bij Schaars- de houding van het lijksilhouet kon wor- bergen (afb. 2) bevinden zich nog twaalf den vastgesteld dat hier een man van de grafheuvels, waarvan zes in 1947 weten- bekercultuur (standvoetbekerfase) was schappelijk werden onderzocht. Twee begraven. Rond het graf werden sporen grafheuvels bleken tot het late Neolithi- van een greppel en daarin resten van een cum (laatste fase van de nieuwe Steentijd, paalkrans aangetroffen. Randstructuren 2500—1700 v. Chr.) gerekend te kunnen van greppels en/of palen kwamen in het worden, terwijl de overige vier in de late Neolithicum en tijdens de vroege- en vroege- en midden-Bronstijd (resp. 1700— midden-Bronstijd veelvuldig en in velerlei 1400 en 1400—1000 v. Ghr.) gedateerd variaties voor. Hoogstwaarschijnlijk had- konden worden. Slechts één van de neo- lithische heuvels bevatte vondsten, waar- 2. Een van de grafbeuvels te Schaarsbergen. van de ouderdom met behulp van de C-14 Foto Gemeentearchief Arnhem.

208. 3. Grafinventaris Schaarsbergen: standvoetbeker, bijltje en mes. Neolithicum.

209 den ze een rituele betekenis en vormden Verspreiding van de oudheidkundige ver- ze een soort afscheiding tussen de leven- schijnselen den en overledenen. Gedurende de opgra- In de laatste decennia is men steeds meer ving werden verschillende monsters met aandacht gaan besteden aan het registreren stuifmeelkorrels genomen, die na analyse van vondsten en vindplaatsen. Van vroe- onder de microscoop een aantal gegevens ger gedane vondsten werd getracht nog opleverden omtrent het landschap of al- zoveel mogelijk gegevens omtrent de exacte thans de vegetatie van destijds. Ten tijde vindplaats en de vondstomstandigheden te van de begrafenis van de standvoetbeker- achterhalen, terwijl bij nieuwe vondsten man was hier overal loofbos met op de een zo uitvoerig mogelijke registratie van hogere gronden vooral linden en eiken en alle benodigde gegevens plaatsvindt. Door in de meer vochtige beekdalen elzen en alle bekende vondsten en vindplaatsen op hazelaars. Mede door menselijk ingrijpen in een topografische kaart vast te leggen de natuur (bosontginning en akkerbouw) ontstaat dan een duidelijker beeld van de breidde de heide zich nadien sterk uit ten verspreiding en samenhang van allerlei koste van het loofbos. Dit bleek duidelijk archeologische verschijnselen. Wanneer uit de pollenanalyse van de bronstijd- daarnaast bodemkaarten, geomorfologische graf heuvels. In tegenstelling tot de neo- kaarten en geologische kaarten, alsmede lithische heuvels, die in hoofdzaak met hoogtekaarten geraadpleegd worden, wordt zand waren opgeworpen, bestonden de ook de relatie van de mens en zijn natuur- bronstijdgrafheuvels vooral uit afgestoken lijke omgeving in het verleden veel duide- heideplaggen. In twee van deze heuvels lijker. Bij toekomstige onderzoekingen kan bevond zich een diep centraal schachtgraf van de nieuwe inzichten gebruik worden met een boomkist. Bijgiften ontbraken in gemaakt. Wanneer we kijken naar de lig- deze graven. Een derde heuvel bevatte ging van de grafheuvels in deze streken, twee centrale schachtgraven, waaromheen ontdekken we een merkwaardig versprei- een aantal na-bijzettingen gerangschikt dingspatroon. Langs twee denkbeeldige, lagen, eveneens in de vorm van schacht- lijnen treffen we een reeks van deze graf- graven met boomkisten. Het betreft hier heuvels aan (Heelsum-Schaarsbergen en vermoedelijk een zogenaamde familiegraf- Doorwerth-Schaarsbergen). Beide graf- heuvel uit de midden-Bronstijd. Voorwer- heuvelrijen vinden we op de hogere delen pen en randstructuren ontbraken hier ook. van de stuwwallen. Voorts blijkt dat de grafheuvels ten oosten van Schaarsbergen De laatste bronstijd-grafheuvel, de zoge- geheel ontbreken, en niet alleen daar, maar heten Meelworstenberg, was een drieperio- ook in het overige deel van Zuidoost- denheuvel. Deze was in drie fasen aan- Veluwe. Een tweede interessante ontdek- gelegd, waarvan de tweede de belangrijkste king is dat de bewoning zich na het Neo- was. Ook hier werd een centraal graf lithicum geleidelijk aan naar de lagere aangetroffen, doch het aantal latere bijzet- delen van Arnhem verplaatst heeft. tingen in de vorm van tangentiaal gerichte schachtgraven (rondom het centrale graf, met de lange zijde daarnaar gericht) met De Bronstijd boomkisten was bijzonder groot. Deze Halverwege de hoge stuwwal en de oude graven uit de tweede fase, wederom ken- stadskern, in de Van Goyenstraat, werden merkend voor een familiegraf heuvel, waren in 1939 sporen van een nederzetting uit omringd door een enkelvoudige krans van de Bronstijd aangetroffen. Die sporen be- wijdgestelde palen. De paalkrans werd na stonden uit vele paalsporen van huizen de opgraving opnieuw rond de grafheuvel en een aantal aardewerkscherven uit de aangebracht, maar was in 1965 grotendeels late Bronstijd (1000—700 v. Chr.). Twee vermolmd en omgevallen. bronzen voorwerpen uit de Bronstijd (afb.

210 aan het licht kwam. In de oude stadskern is immers reeds eeuwen achtereen gebouwd en verbouwd, waardoor de grond daar in ieder geval tot op enige meters diepte danig verstoord is. Wat de prehistorische mens hier ook achterliet, het meeste zal in de daaropvolgende eeuwen door allerlei graaf- en bouwtechnieken verdwenen zijn. Het is zonder meer een gelukkig toeval, wanneer nog iets van zijn behuizing of gereedschap wordt teruggevonden. In de tweede plaats zijn de sporen die bij graaf- werkzaamheden blootkwamen, in veel ge- vallen niet als zodanig herkend en dus ook niet gemeld. Een en ander impliceert dat de gegevens, waarover we met betrekking 4. (Niet op schaal). tot de Ijzertijd in de binnenstad van Links: bronzen kokerbijl, late Bronstijd (naar Pleyte). Collectie Rijksmuseum v. Oudhe- Arnhem beschikken, verre van compleet den, Leiden. zijn. Opvallend blijft dat bijna alle vind- Rechts: schets van de bronzen dolk (G. El- plaatsen langs de oude beeklopen gelegen zinga). Collectie Rijksmuseum v. Oudheden, zijn. Op het Stationsplein werden in 1951 Leiden. scherven van zogenaamde ruwwandig be- smeten urnen uit de vroege Ijzertijd ge- 4), waarvan de vindplaats niet bekend is, vonden. In de Janslangstraat werd onder zijn een dolkje met twee schachtgaatjes enige jongere lagen een dik pakket zwarte voor een handvat, en een kokerbijl uit de grond met vegetatieresten en een ijzertijd- 8ste eeuw v. Chr., die als een produkt van scherf aangetroffen (1950). Uit de Beau- de inheemse Hunze-Eems-industrie uit de lieustraat is een voetbekertje (afb. 5) late Bronstijd (1000—700 v. Chr.) gezien moet worden. Uit de laatste periode is ook een urnenveld bekend nabij Valken- huizen.

IJzertijd-bewoning in de „binnenstad" In de Ijzertijd (700—12 v. Chr.) blijkt de bewoning zich vooral in en rond de latere stadskern te concentreren, en wel langs de oude beeklopen. Buiten de stads- kern is ijzertijdaardewerk gevonden bij de Velperweg (Berkenhof), Monnikenhuizen, het sportterrein de Bakenberg, Het Dorp, en langs de Utrechtseweg bij de Kema. Omtrent de ijzertijdvondsten uit de bin- nenstad moeten we enige voorzichtigheid 5. Voetbekertje uit Arnhem, Beaulieustraat. betrachten, omdat uit de verspreiding Ijzertijd. Schaal 1 : 4. Collectie Gelderse Ar- daarvan zou kunnen worden afgeleid dat cheologische Stichting. „Arnhem" reeds in de prehistorie bewoond was. Allereerst moet daarom worden vast- afkomstig. Een zogenaamde Laufelder-urn gesteld dat hetgeen er uit deze periode uit de 6de eeuw v. Chr. kwam tevoor- hier gevonden is min of meer door toeval schijn in de Weezenstraat (afb. 6), terwijl

211 gepast is niet bekend. De totaal onver- wachte ontdekking van een Romeins cas- tellum bij Meinerswijk maant tot voor- zichtigheid bij het trekken van al te voor- barige conclusies. Merovingische vondsten zijn niet alleen gedaan op het castellum- terrein en in de Rosandepolder, maar ook in de Arnhemse stadskern. Karolingische vondsten kennen we daarentegen weer al- leen uit de Rosandepolder. Wat niet. is kan echter nog ontdekt worden. In ieder geval was er op verschillende plaatsen in de latere stadskern bewoning in de Ijzer- tijd. Of er ook sprake was van een con- tinuïteit in bewoning moet nog blijken.

6. Ur«, gevonden in de Weezenstraat, Arnhem. Het Romeinse castellum in Meinerswijk 6de eeuw v. Chr. Schaal 1 : 4. Van het Romeinse castellumterrein in Mei- nerswijk is slechts een klein stukje opge- in de nabijgelegen Looierstraat scherven graven. Toch zijn in dat kleine stukje vol- werden gevonden uit de late Ijzertijd. doende sporen van militaire bewoning te- Het Gele Rijdersplein leverde soortgelijke voorschijn gekomen om de historie van vondsten op. Op de Markt, bij het Pro- het castellum in grote lijnen te kunnen vinciehuis, tenslotte werden eveneens vaststellen. In totaal konden de archeolo- scherven en een weefgetouw-verzwaring gen, op grond van grachten, muren en uit de Ijzertijd ontdekt. voorwerpen, zes perioden onderscheiden. Het castellum werd aan het begin van de Continuïteit in bewoning? 1ste eeuw n. Chr. in gebruik genomen. In het gebied van de latere stad Arnhem Omstreeks 260 n. Chr., toen verschillende was dus reeds op tal van plaatsen bewo- stammen de Rijn overstaken en het rijk ning in de Ijzertijd. Natuurlijk dringt de binnenvielen, werd de versterking door de vraag zich op of deze bewoning is blijven bezetting verlaten. Er volgde een tijd van bestaan in de Romeinse tijd en de vroege grote onrust, en de vondsten wijzen er op Middeleeuwen. Slechts weinig vondsten dat de Romeinen niet eerder dan rond 360 pleiten voor een continuïteit in bewoning, terugkeerden. Aan het begin van de 5de hetgeen echter niet betekent dat die er eeuw werd de Rijngrens op tal van plaat- niet was. De Arnhemse bodem is in de sen door Germaanse stammen overschre- loop der eeuwen danig vergraven, waar- den, en de ineenstorting van het Romeinse door misschien sporen die herinneren aan gezag was een feit: voor het laatst ver- voortgezette bewoning grotendeels verlo- lieten de Romeinen het castellum in ren zijn gegaan (Wellicht ook worden in Meinerswijk. de toekomst nog woonresten uit deze Even ten noorden van het castellumterrein periode ontdekt). Van de Romeinen zelf ligt de Rosandepolder. Al in de jaren vijftig weten we dat zij een tijdlang een brede zijn hier bij zandzuigwerkzaamheden grote strook langs de rijksgrens (bij ons de hoeveelheden Romeins aardewerk tevoor- Rijn) vrijhielden van bewoning, waardoor schijn gekomen. Het lijkt voor de hand te het gevaar van binnenvallende stammen liggen om deze vondsten in verband te minder groot was. Of zij deze beschermen- brengen met een bij het castellum gelegen de maatregel overal en altijd hebben toe- burgerlijke nederzetting (vicus) waarvan

212 de bewoners door handel en ambacht voor noordelijke oever, worden aangelegd. Me- de noodzakelijke voorzieningen van de in ginhardeswich lag dus mogelijk op de het castellum gelegerde troepen zorgden. noordelijke oever van de Rijn ter hoogte In de Romeinse tijd stroomde de Rijn hier van de Rosandepolder. De historie zwijgt noordelijker, en dus dichter langs de heu- na 847. In 893 wordt „Arneym" voor. het vels, wanneer we er tenminste van uitgaan eerst vermeld, en er blijkt dan sprake te dat de grote hoeveelheid in de Rosande- zijn van een kleine nederzetting bestaande polder aangetroffen Romeinse archeologica uit een kerk en enige boerenhoeven. aan een Romeinse burgerlijke nederzetting Heemnamen, zoals Arnhem, zijn vooral in mag worden toegeschreven. Het lijkt uit- de 9 de eeuw en onder Frankische invloed gesloten dat zo'n nederzetting ten noorden ontstaan. „Heem" betekent „huis", en het van de Rijn lag. Al eerder vermeldden we achtervoegsel heem werd vaak voorafger dat zowel op het castellumterrein als in gaan door een persoonsnaam, in dit geval de Rozandepolder Merovingische vondsten mogelijk „Arno". De naam „Arnhem" zou zijn gedaan. In beide gevallen betrof het dus „huis van Arno" betekenen. Dat Arn- potfragmenten. Deze vondsten kunnen hem voor het eerst, althans voor zover wijzen op een continuïteit in bewoning, onze kennis reikt, genoemd wordt in 893, met andere woorden: de Romeinen maak- wil niet zeggen dat de nederzetting niet ten plaats voor de Franken. In tegenstel- al eerder bestond. Er is wel eens geopperd ling tot Meinerswijk is in de Rosandepolder dat de bewoners van Meginhardeswich na ook Karolingisch materiaal aangetroffen, de plundering door de Noormannen zijn waarmee we zijn beland in de tijd van uitgeweken naar een wat: oostelijker gele- Karel de Grote en zijn opvolgers. gen gebied waar zij de nederzetting Arn- hem stichtten. Op de vraag hoe Arnhem Meginhardes wich ontstond kunnen we dus verschillende antwoorden geven. Antwoord één luidt Uit historische bronnen weten we dat er dat de plek vanaf de Ijzertijd permanent in de 9de eeuw een nederzetting „Megin- bewoond bleef en pas in de 9de eeuw zijn hardeswich" bestond. Deze nederzetting (nog bestaande) naam kreeg. Mogelijk werd in 847 door de Noormannen geplun- ook werd Arnhem door gevluchte bewo- derd, waarna de naam uit de geschiedenis ners van Meginhardeswich gesticht, of, en verdween. Tot op heden lijkt de enige dat is de derde mogelijkheid, er ontstond plaats die, op grond van archeologische in de loop van de 9de eeuw, voor het vondsten, met dit „Meginhardeswich" eerst sinds de Ijzertijd, een nieuwe neder- geïndentificeerd kan worden, de Rosande- zetting die een eigen naam kreeg. polder te zijn. Waarschijnlijk was dat „Meginhardeswich" een handels- of haven- Gemeentemuseum Arnhem, plaats. Gezien het gevaar van verzanding Utrechtseweg 87, kon althans een haven alleen maar in de 6812 AA ARNHEM buitenbocht van de rivier, en dus op de

213 Een vroeg-neolithische scherf met graanafdrukken uit Winterswijk (Gld.)

P. Schut

Tijdens graaf werkzaamheden op de „H°ge geschiedenis van dit deel van de Achter- Wieber" te Winterswijk werden door de hoek. heer J. H. Goorhuis vondsten uit verschil- De scherf (afb. 2) is roodbruin van kleur lende perioden aangetroffen. Tussen deze aan binnen- en buitenzijde en zwart op het vondsten bevindt zich een neolithisch rand- breukvlak. De buitenkant is beter afge- fragment, dat onze speciale aandacht ver- werkt dan de binnenzijde, maar is wel dient a. De vindplaats bevindt zich op een onregelmatig door de aanwezigheid van dekzandrug langs de Winterswijkse Slinge holtes als gevolg van de organische ver- (afb. 1). Hulst 2 heeft aangetoond dat schraling. De verschraling bestaat hoofd- deze smalle dekzandgordel temidden van zakelijk uit kwartsdeeltjes (2—5 mm) en een overwegend vochtig gebied, van bij- organisch materiaal (3—8 mm). De steen- zondere betekenis is voor de bewonings- deeltjes komen door het oppervlak heen (1 a 2 stukjes per vierkante cm). De bin- nenzijde is zeer onregelmatig door de in- tensieve organische verschraling. De rand is naar buiten toe afgerond en bovenop afgeplat. De onregelmatige dikte van de rand is het gevolg van het wegwerken van de laatste resten klei. Drs. J. P. Pais (IPP) was zo vriendelijk deze organische afdrukken nader te bekij- ken, wat resulteerde in de herkenning van een aarspilinternodium met kelkfragmen- ten (spiculavorkje) van emmertarwe en een graankorrel van vermoedelijk een on- rijp nog in het kaf zittend exemplaar van gerst. De grove organische verschraling en het baksel wekten bij mij al het vermoeden, dat we hier te maken hebben met een 1. Detail van ontwerp van de archeologische vroeg-neolithische scherf. Volgens dr. L. kaart naar Hulst. P. Louwe Kooijmans lijkt het fragment het meest op het Hazendonk I/II-mate- dekzandgebied riaal3. Hoewel het Swifterbant-aardewerk ook met organisch materiaal is verschraald, is de wijze van verschraling duidelijk af- wijkend en is het oppervlak bij het Swif- terbant-materiaal beter afgewerkt (mede- overwegend vochtige gronden deling drs. P. de Roever). Wel zijn er qua vindplaats 1. Winterswijk profiel en wanddikte ook parallellen te Zwolle (Groenlo) vinden bij het Swifterbant-aardewerk 4. Winterswijk Interessant hierbij is het feit dat in Swif- s beek terbant emmertarwe en gerst zijn aange-

214 2. Winterswijk. Foto H. ter Steege. 0 Louwe Kooijmans 1976, 259. 7 Lanting & Mook 1977, 57. S Burrichter 1980, 43. 9 troffen, terwijl in Hazendonk I eenkoorn De overige vroeg-neolithische vondsten uit de en gerst voorkomen °. Achterhoek zijn beschreven door Schut 1981, 105—111. Naast deze aardewerkvondst kennen we ln Finke 1980, 67—71. nog een groot randfragment uit Zwolle (gem. Groenlo), dat enige overeenkomst vertoont met het Swifterbant-materiaal7. Literatuur Deze vindplaats ligt op circa 8 kilometer Burrichter, E., 1980. Pollenanalystische und stroomafwaarts van de Winterswijkse Vegetationskundliche Befunde zur Siedlungs- geschichte im westlichen und zentralen vindplaats. Aangezien we slechts met één Munsterland. In: Führer zu vor- und früh- scherf te maken hebben, moet een zekere geschichtlichen Denkmalern, Band 45, 40— culturele of chronologische toewijzing ge 52, Mainz am Rhein. zien worden voor bewoning in de periode Casparie, W. A., B. Mook-Camps, R. M. Palfe- 3400—3000 v. Chr. nier-Vegter, P. C. Struyk, W. van Zeist, 8 1977. The palaeobotany of Swifterbant Burrichter neemt op grond van pollen- ('Swifterbant Contribution 7). Helinium onderzoek aan, dat we vanaf 3365 ± 120 XVII-1, 28—56. v. Chr. met permanente nederzettingen in Finke, W., 1980. Die Jungsteinzeit im west- dit gebied mogen rekenen 9. Het lijkt niet lichen und zentralen Munsterland. In: Füh- rer zu vor- und frühgescbichtlichen Denk- onwaarschijnlijk dat we in de Achterhoek malern, Band 45, 67—86, Mainz am Rhein. ook sporen van de Michelsberg-cultuur Hulst, R. S., 1981. De Whemerbeek te Win- mogen verwachten. Uit de omgeving van terswijk archeologisch benaderd. Uitgave: Coesveld, op 30 kilometer afstand van vereniging „het Museum" Winterswijk. Winterswijk, zijn drie nederzettingsterrei- Lanting, J. N. & W. G. Mook, 1977. The pre- 10 and protohistory of the Netherlands in terms nen van deze cultuur bekend . of radiocarbon dates. Groningen. :. Tot slot wil ik de in de tekst genoemde Louwe Kooijmans, L. P., 1976. Local develop- personen bedanken voor hun medewerking ments in a borderland. Oudheidkundige en de heer J. H. Goorhuis voor zijn toe- Mededelingen uit het Rijksmuseum van Oud- stemming om deze vondst te publiceren. heden te Leiden LVII, 227—297. Roever, P. de, 1979. The pottery from Swifter- Noten bant — Dutch Erteb011e? Swifterbant Contribution 11, Helinium XIX-1, 1 Dit fragment was de enige neolithische vondst, 13—37. naast vondsten uit de Bronstijd en Ijzertijd. Schut, P., 1981. Een „durchlochte Breitkeil" uit 2 Hulst 1981. Zelhem en een overzicht van vroeg-neo- 3 Hazendonk I en II-materiaal is beschreven lithische vondsten uit de Achterhoek. Wes- in Louwe Kooijmans 1976, 255—259 en terheem XXX-3/4, 105—111. 263—267. 't Zie ook De Roever 1979, 13—37. Steenstraat 40, 5 Casparie e.a. 1977, 51. 6828 CL ARNHEM

215. Een hutkom uit de 9de eeuw te Aalten (Gld.)

P. Schut

Na de ontdekking van een 12de-eeuwse kelder1 werd het zoeken naar de vroeg- middeleeuwse nederzetting door de Werk- groep Bodemonderzoek van de Oudheid- kundige Werkgemeenschap Aalten, Dinx- perlo en Wisch energiek voortgezet. In december 1982 resulteerde dit in de ontdekking van een 9de-eeuwse hutkom op de Hoven te Aalten. Tijdens de aanleg van wegen werd de zwarte grond verwij- derd, waardoor enkele verkleuringen aan het licht kwamen, die opgemerkt werden door de heren H. Hofs en J. Lankamp. Aangezien slechts één dag ter beschikking stond voor een noodonderzoek werd be- sloten zich te concentreren op de grootste verkleuring. Er werden in eerste instantie twee schuin tegenover elkaar liggende kwadranten onderzocht. Na de aanleg van een riolering bleek een derde kwadrant gespaard te zijn, dat toen alsnog onder- zocht werd. Door tijdgebrek was het niet mogelijk om de profielen nauwkeurig in te tekenen. Wel werden de vlakken en de verticale contouren van de hutkom inge- tekend. De verdere interpretatie berust op de bestudering van dia's2.

De hutkom 1. De hutkom op respectievelijk 0,60, 0,90 en Onder de circa 6,0 cm dikke zwarte boven- 1,10 m onder het maaiveld (tek. J. Lankamp/ laag tekende zich een grillige min of meer P. Schut). rechthoekige verkleuring af. Deze verkleu- ring was in het zuidwesten ten dele recent De hutkom was noordoost-zuidwest ge- verstoord (afb. 1). oriënteerd met zijden van circa 6,35 bij Het maaiveld bevond zich op 32.80 m 4,20 meter. + NAP. Op de bodem bevond zich langs de zijden Het grondplan van de hutkom was recht- een greppel die rechthoekig in doorsnede hoekig van vorm met uitzondering van de was en maximaal 25 cm diep (afb. 2a). oostelijke smalle zijde die enigszins scheef De greppels langs de lange zijden liepen stond. Aangezien het noordoostelijke kwa- niet door in die van de.westelijke smalle drant niet onderzocht kon worden, is het zijde. In de noordwesthoek maakte de niet uit te sluiten dat de oostelijke wand greppel van de lange noordelijke zijde een in het midden geknikt was. knik naar binnen, vlak voordat deze de

216 bij afb. 2a greppel van Schwellrahmen 2. De hutkom op bodemniveau (A) en de ten bij afb. 2b esdek dele gereconstrueerde profielen (tek. J. Lan- kamp/P. Schut). doorsnede van greppel greppel langs de westelijke wand raakte, waarbij de greppel ongeveer 15 cm pa- keienvloertje rallel aan die van de westelijke wand doorliep. recent verstoord Ook in de zuidwesthoek duidde een ver- dikking van de greppel op een dergelijke zwart constructie. Er werden twee (paal?)kuilen aangetrof- fen langs de westelijke wand, namelijk in bruinzwart het midden en in de zuidwesthoek. De grote kuil in het midden was secundair bruin ten opzichte van de greppel, aangezien de greppel niet in de kuil doorliep. De wanden van de hutkom waren tamelijk bruingeel recht uitgegraven met uitzondering van de

217. oostelijke wand en het westelijk deel van hebben de grotere hutkommen een andere de zuidwand (zie onder). Langs de oost- functie gehad. In Bocholt bleek in de hut- wand stond de eigenlijke wand wel recht, kom een smederij gevestigd te zijn ge- maar hier bevond zich tussen de hutwand weest, terwijl ook in Ostbevern-Schirl de en de kuilwand een kolom van vulaarde. vondsten op een smederij wezen. De komma-vormige verkleuring in de zuid- De meeste hutkommen zijn van het type oosthoek moet als een verstoring gezien met 2 palen (meestal de kleine bouwsels) worden die ontstaan is bij het graven van of met 6—8 palen (vaak in een greppel). de kuil. In enkele gevallen ontbraken paalgaten In het profiel tekende zich boven de grep- helemaal, namelijk in Varsen en Odoorn pel op verschillende plaatsen een donkere (mr. 23). Verlinde attendeerde op de kolom af, die tevens duidelijk zichtbaar mogelijkheid dat de uitgegraven grond mogelijk als een wal langs de zijden was was in het vlak van de noordwest kwa- X2 drant. Vermoedelijk betreft het hier de opgeworpen, waarop dan het dak rustte . hutwand, die mogelijk uit plaggen bestond. Bij de hutkom uit Aalten ontbreken aan- Het grillige patroon dat in het eerste vlak wijzingen voor een van de bovenstaande zichtbaar was, is hoofdzakelijk het resul- constructies. Slechts langs de westelijke taat van het secundaire gebruik van de zijde bevindt zich een tweetal (paal?) hutkom als af valkuil. kuilen. Aan de oostelijke wand lijken De hutkom is opgevuld in drie fasen. De deze echter te ontbreken, hoewel hier niet eerste fase werd gevormd door een bruin- uitgesloten kan worden dat zich paalgaten zwarte vulling tegen de noordelijke wand. bevonden in het niet onderzochte noord- Mogelijk is dit het gevolg van natuurlijke oostelijke kwadrant. In ieder geval is er opvulling na het verlaten van de hut, aan- geen sprake van een hutkom van het type gezien de noordelijke wand zich op het met 6 of 8 palen, terwijl een dusdanig hoogste punt van de helling bevindt (afb. grote hutkom met 2 palen niet waar- 2b). schijnlijk is. In de tweede fase werd het grootste deel Onzes inziens moet de verklaring voor de van de hutkom gebruikt als afvalkuil met greppels en het ontbreken van een paal- een vondstrijke zwarte vulling. De derde constructie gezocht worden in het aan- fase werd gevormd door een lichter ge- wezig zijn van een horizontaal balkenraam kleurde ondiepe (35 cm) depressie in de (Schwellrahmen), waarop mogelijk de noordwesthoek. staanders hebben gestaan. Tussen de staanders was dan vermoedelijk een plag- Interpretatie genwand opgestapeld. Hutkommen zijn een algemeen voorko- Een vergelijkbare constructie werd in mend verschijnsel in middeleeuwse neder- Ostbevern-Schirl (Kr. Warendorf) aange- zettingen. Hoewel een indeling in grootte troffen13. De heer W. Finke (Westfali- niet direct mogelijk is, valt op dat de sches Museum fur Archaologie, Munster) meeste hutkommen kleiner zijn dan 4 me- was zo vriendelijk om afdrukken van de ter, bijvoorbeeld Gasselte 3, Grubbenvorst opgravingsplattegronden van Ostbevern- en Cuyck 4, Warendorf 5 en Odoorn °. Schirl beschikbaar te stellen. Er werden In een aantal gevallen duiden vondsten op daar 3 hutkommen (F16-18) met Schwell- een functie als weefhut voor deze kleinere rahmen aangetroffen. Deze hutkommen bouwsels. Slechts een klein aantal hut- konden in de 9de—10de eeuw gedateerd kommen is groter met name Varsen (5 x worden. Bij de hutkommen F16 en 17 5.25) 7, Sleen (6 x 5) s, Bocholt (6 x 3) 9, was de effectieve oppervlakte (d.w.z. bin- Ostbevern-Schirl, Kr. Warendorf (6 x 7) 10 nen het balkenraam) 5.70 x 4.60 en 5.40 en Emmen (5.30 x 4.50) '-1. Vermoedelijk x 3.80. Doordat de Duitse vondsten secun-

218 daire constructies waren in oudere hut- Wanneer we hier werkelijk met de ingang kommen (met palen) was de kuilgrootte te maken hebben, dan is het onwaarschijn- 6 x 7. Bij F17 was ook sprake van een lijk dat deze een breedte had van 3 meter plankenwand aan de buitenzijde van het wat door de uitstulping gesuggereerd Schwellrahmen 14. wordt. De grote breedte zou dan het ge- In Aalten was de effectieve oppervlakte volg kunnen zijn van het uitgraven van 5.25 x 3.75 m. de ingang. Beide vindplaatsen zijn goed met elkaar te Langs de oostelijke wand bevond zich een vergelijken, waarbij enkele kleine verschil- keienvloertje, terwijl verspreid over de len optreden. De Duitse vondsten laten bodem nog een aantal keien werd aange- een aaneensluitende greppel zien, terwijl troffen. in Aalten de westelijke greppel los staat van het overige deel. De vondsten zuid zijn georiënteerd met in één geval de De vondsten werden per kwadrant in drie Een ander verschil ligt in het feit dat de lagen verzameld. De grote hoeveelheid hutkommen uit Ostbevern-Schirl noord- vondsten uit de eerste twee lagen duidt vermoedelijke ingang aan de oostzijde erop dat de hutkom secundair als afval- (F17). kuil is gebruikt. Aangezien de hutkom in drie fasen is opgevuld, maar de vondsten In Bocholt trof men een hutkom aan die onafhankelijk van deze fasen zijn verza- eveneens noord-zuid georiënteerd was met meld, leek het niet zinvol om de vondsten de ingang aan de westzijde. Aangezien per laag te beschrijven. Deze keuze wordt hier vermoedelijk sprake is van een ingang ondersteund door het feit dat in ieder vanuit een ander huis, kan deze ligging geval één scherf in laag I werd aange- niet vergeleken worden met die van los- troffen die bleek te passen aan een scherf staande hutkommen. Een tweede hutkom uit laag IL Aangenomen mag worden dat in Bocholt was oost-west georiënteerd met de hutkom relatief snel is opgevuld. de ingang aan de zuidzijde. De hutkom in Varsen bleek noord-zuid georiënteerd met de ingang aan de zuidzijde. In Sleen en Het aardewerk Emmen was de ingang in het zuidwesten Het grootste deel van de scherven is van en was de lengterichting oost-west en inheemse kwaliteit (circa 99 % ). Voor de noordwest-zuidoost gericht. indeling van het kogelpot-materiaal is de Uit het bovenstaande blijkt, dat hoewel typologie van Dorestad gebruikt15. Hierbij de richting kan variëren, de ingang in de dient opgemerkt te worden dat een zekere meeste gevallen aan de zuid- of zuidwes- toeschrijving aan een van de typen niet zijde ligt. altijd mogelijk was. Met: name geldt dit Wanneer we dit gegeven projecteren op voor de typen HIB en C. Als belang- de Aaltense hutkom, valt de diepere uit- ïijkste criterium is hier gekozen voor de stulping in het westelijk deel van de zuid- positie van de afgevlakte rand: horizon- zijde op. Deze onderscheidt zich van de tale positie HIB en schuine naar buiten overige onregelmatigheden in het eerste staande rand HIC. vlak door zijn grotere diepte (tot 35 cm Voor alle typen geldt dat zij hoofdzakelijk boven de hutbodem). In hoeverre de verschraald zijn met steengruis, terwijl de bruine verkleuring in de hoek onder de kleur varieert van rood tot zwart. In het uitstulping tot de ingangspartij gerekend algemeen komt de verschraling met name moet worden of dat deze ontstaan is aan de binnenzijde door het oppervlak tijdens het graven van de ingang (?) is heen, waarbij de stukjes steen dan vaak onduidelijk. bedekt zijn met een dun kleilaagje, waar-

219 4. Handgevormd aardewerk uit hutkom HII-IV en overigen. Schaal 1 : 4.

3. Kogelpot-aardewerk uit hutkom HIA-C. Het is niet zeker dat steelpannen onder Schaal 1 : 4. de vondsten vertegenwoordigd zijn. Een fragment bezit een licht afgezette verdikte door een hobbelig oppervlak ontstaat. De rand die afgerond is. Aan de binnenzijde buitenzijde is meestal beter afgewerkt. vertoont het fragment een aanzet tot een HIA (afb. 3,1) scherpe knik naar binnen, waardoor het een schaalvormig profiel vertoont, moge- Een randfragment van de kleine variant lijk van een steelpan. (doorsnee 15 cm). De rand loopt spits afgerond toe. HUI (afb. 4,2—6) HIB (afb. 3,2) Een vijftal hoofdzakelijk dikwandige rand- fragmenten met een licht naar buiten Een dikwandig fragment met horizontaal staande of verticale rand. Eén fragment afgeplatte rand. valt op doordat de rand aan de buitenzijde HIC (afb. 3,3—7) wel licht geprofileerd is, maar aan de Twaalf randfragmenten met een schuin binnenzijde niet, waardoor het ook een afgeplatte rand. In een aantal gevallen variant van HIV kan zijn. Tevens bezit bezit de rand aan de buitenzijde en/of dit fragment een verticaal gericht golvend binnenzijde een lichte verdikking die ont- patroon (afb. 4,6). Een tweede fragment staan is bij het afvlakken van de rand. bezit een secundair bijgedraaide randpartij. Een fragment (afb. 3,7) heeft een asyme- Reichmann stelt dat deze secundair bij- gedraaide kogelpotten sinds de 9de eeuw trische doorsnee, waardoor het ook tot 10 HIB gerekend zou kunnen worden. De voorkomen . sterk schuinstaande afgeplatte rand pleit HIV (afb. 4,7) er echter meer voor deze scherf tot HIC Twee fragmenten met een schuin naar bin- te rekenen. nen afgeplatte rand, waarvan de rand niet HII (afb. 4,1) is geprofileerd. Het grotere fragment laat

220 een ruw oppervlak zien, waarbij 2 cm gen door Hl. Aangezien in Aalten HIC onder de rand glad is afgewerkt met de duidelijk in de meerderheid is, maar ook vingers. HUI nog redelijk vertegenwoordigd is, Overige handgevormde fragmenten: kan geconcludeerd worden, dat een date- ring in de 9de eeuw waarschijnlijk is. — Vijf kleine randfragmenten. Niet nader te determineren. Opvallend is dat HIA en B ieder met slechts één fragment is vertegenwoordigd. — Een wandfragment met knobbeloor, verschraald met zand (afb. 4,8). Pingsdorf-aardewerk komt met zekerheid voor het eerst in de 10de eeuw voor, ter- — Een randfragment met een licht afge- wijl Badorf in de 8ste en 9de eeuw geda- zet tuitje, dat verkregen is door met teerd kan worden. De datering van het twee vingers de rand in te knijpen Pingsdorf-aardewerk is strijdig met boven- (toeval?), verschraald met zand (afb. staande datering voor de hutkom. Aange- 4,8). zien echter beide Pingsdorf-scherven in — Negen bodemfragmenten met vlakke de eerste laag zijn aangetroffen en wel in soms licht convexe of concave bodem. de kwadranten D en A, moet niet uitge- In de meeste gevallen lijkt de wand sloten worden dat zij afkomstig zijn uit zonder scherpe knik in de bodem te de 3de opvullingsfase. Deze zwakke de- zijn overgegaan. pressie kan na opvulling van de hutkom — Randfragment van opvallend goede nog enige tijd aanwezig zijn geweest. Dit kwaliteit. De rand is horizontaal af- kan een verklaring zijn voor de aanwezig- geplat. Aan de binnenzijde bevindt zich heid van de jongere Pingsdorf-scherven. een verdikking onder de rand (deksel- geul?). Mogelijk betreft het hier een Overige vondsten schaalvorm. Het fragment is gladwan- — In laag II werden vijf fragmenten van dig en verschraald met zand (afb. 4,9). een maalsteen van basaltlava aangetrof- — Circa 300 wandfragmenten. fen. Het grootste fragment (13x10 x3 Importaardewerk (afb. 7) cm) is het randdeel van vermoedelijk Uit de eerste laag zijn vier kleine wandfrag- een ligger. Datering vroege Middel- menten afkomstig waarvan twee Pings- eeuwen. dorf-fragmenten (10de—12de eeuw), een — Een 2.5 cm dik fragment van verbran- witgeel fragment met radstempelversiering de leem met grove steendelen ver- (8ste—9de eeuw) en een niet nader te schraald. Het fragment bezit een vlakke definiëren geelkleurig fragment. zijde. — Vier kalkfragmenten bezitten een aan- Datering gekoekte zandlaag aan één zijde. Moge- Verwers en Van Es17 komen voor het lijk hebben zij een functie gehad bij aardewerk in Dorestad tot de volgende het wellen van ijzer. dateringen: — Vijf deels grote ijzerslakken wijzen op HIA eind 8ste—10de eeuw een smederij in de nabijheid. HIB eind 8ste—10de eeuw — In laag I werd een moderne spijker en HIC 9de— 9de eeuw een ijzeren plaatje (5.6x1.1x0.3) HII 5de— 9de eeuw aangetroffen. HUI (5de?) 6de— 9de eeuw HIV 5de— 9de eeuw Granen en zaden Hierbij hebben zich de Hl-vormen ont- Tijdens het onderzoek zijn drie grond- wikkeld uit de HlII-vormen, waarbij in monsters genomen, die door H. Hofs ge- de 9de eeuw HUI geheel wordt verdron- zeefd zijn en waaruit hij het verkoolde

221 organische materiaal heeft verzameld. gevangen op twee boven elkaar geplaatste Mevr. P. Gerritsen (ROB) heeft dit orga- zeven van respectievelijk 1 mm en 0.5 mm nische residu gedetermineerd. De volgen- maaswijdte. De praktijk heeft uitgewezen de zaden en granen werden aangetroffen: dat na 2 of 3 maal flotteren meer dan 90 % van het verkoolde materiaal geschei- Hordeum vulgare (gerst) 11 den is van het residu. Het residu wordt Secale cereale (rogge) 21 na afloop pp botanisch materiaal nage- Avena sativa (haver) 3 zeefd. Na verwerking wordt het monster Triticum dicoccum (emmertarwe) 3 gedroogd. Dit moet langzaam gebeuren Cerealea (graanfragmenten) 17 om beschadiging van het materiaal te Lensculinaris/Pisum sativum/vicia 1 (linze, erwt, wikke) voorkomen (dus niet drogen in de zon of oven)". Galeopsis segetum (?) 1 (bleekgele hennepnetel) Botmateriaal Opvallend is dat er ook emmertarwe is aangetroffen. Deze graansoort verdwijnt in Dr. G. IJzereef (ROB) was zo vriendelijk de vroege Middeleeuwen ten gunste van om het botmateriaal te determineren. Bij broodtarwe en vooral rogge. onderstaande tabel moet opgemerkt wor- den dat als gevolg van de slechte conser- Twee kleine grondmonsters (circa 1 liter) veringstoestand de gebitsresten oververte- werden onderzocht door dr. J. P. Pais genwoordigd zijn. Als gevolg van het feit (IPP) met het volgende resultaat: dat runderbotten langer geconserveerd Secale cereale 1 blijven, zijn ook deze in Aalten oververte- Hordeum vulgare 3 genwoordigd, waardoor het percentage Cerealea 4 rund feitelijk lager ligt (50—60 % ). Chenopodium album (melganzevoet) 1 Rumex acetosella (schapezuring) 3 De toestand van de conservering komt zeer ondetermineerbaar gras 1 goed overeen met de vondsten uit Koot- wijk (90 % rund en 9 % varken). Het Dat in het eerste monster nauwelijks zaden kleinvee is in Aalten echter beter verte- voorkomen is het gevolg van een verkeer- genwoordigd. de behandeling van het grondmonster. Het is daarom nuttig het principe van het flotteren te beschrijven, om te voorkomen dat goedbedoelde bemonstering door ver- keerde behandeling, niet de' optimale ge- gevens oplevert. Mevr. P. Gerritsen beschrijft de behande- ling van een verkoold monster als volgt: „Het genomen monster wordt eerst ge- droogd. Nadat het monster geheel is ge- droogd wordt dit geflotteerd. Flotteren berust op het feit dat verkoold materiaal op water gaat drijven. Na het volume be- paald te hebben van het gedroogde mon- ster, wordt dit in een ton met overloop gedumpt. Water wordt toegevoegd (moet blijven stromen). Door roeren en door het stromende water wordt het verkoolde ma- teriaal via de overloop afgevoerd en op- 5. Losse vondsten HIA-C. Schaal 1 : 4.

222 rund varken schaap/ paard edelhert geit cranium (schedel) 4 dentes sup. 3 5 4 1 mandibula (onderkaak) 6 4 1 dentes inf. 13 5 2 1 atlas 2 overige halswervels 2 borstwervels 1 lendenwervels 2 ribben 2 scapula (schouderblad) 3 1 humerus (opperarmbeen) 5 3 1 radius (spaakbeen) 3 1 ulna (ellepijp) 1 1 metacarpus (middenhandsbeen) 3 1 pelvis (bekken) 4 1 femur (dijbeen) 1 1 1 tibia (scheenbeen) 3 1 1 astragalus (sprongbeen) 1 calcaneum (hielbeen) 1 1 metatarsus (middenvoetsbeen) 4 1 1 phalanx II (koot) 1 phalanx III 1 Totaal 63 20 14 6 1 % 61 19 13 6 1 Niet determineerbaar: groot 34 (rund + paard) klein 23' '(kleinvee)

Losse vondsten hutkom losse vondsten Tijdens het schoonmaken van het vlak ilantal % aantal % werd een aantal scherven verzameld, ter- wijl ook op het stort en in enkele verkleu- HIA 1 5 6 15 (afb. 5.3) ringen in de omgeving nog vondsten ge- HIB 1 5 4 10 (afb. 5.1) daan werden. Jammer genoeg zijn deze HIC 12 54 15 36 (afb. 5.2) niet gescheiden gehouden. Door tijdgebrek HII K?) 5 — — (afb. ) konden de verkleuringen (af valkuilen ? ) HUI 5 22 9 22 (afb. 6.1) niet nader worden onderzocht. HIV 2 9 7 17 (afb. 6.2) totaal 22 100 41 100 De losse vondsten vertonen veel overeen- komst met de vondsten uit de hutkom. import: 3 12 Hoewel de percentages van de verschil- lende typen uiteenlopen is de tendens het- Een, tweetal fragmenten is versierd met zelfde : respectievelijk ringvormige indrukken

223- (afb. 6,3) en vingerindrukken (afb. 6,4). Een HlII-fragment valt op door de felle roodachtige kleur en een horizontale rij ronde indrukken (vingertopindrukken?) (afb. 6,1). Een randfragment bezit een zware omge- slagen en afgeplatte rand en kan waar- schijnlijk tot de Eitöpfe gerekend worden (afb. 6,1). Het is niet duidelijk of deze forse rand een onderdeel vormde van bij- voorbeeld een oor of tuit. Laat-middeleeuwse vondsten ontbreken nagenoeg. Naast een laat Pingsdorf-frag- ment (12de—13de eeuw), werden de volgende importscherven aangetroffen: een 7. Importaardewerk. Schaal 1 : 2. viertal Pingsdorf-fragmenten, een tweetal met zand en weinig aardewerkgruis ver- De doorsnede van de kogelpot-randen schraalde oranje wandfragmenten, een In een aantal gevallen was het mogelijk tweetal met fijn zand verschraalde wand- om de doorsnede van de rand te herleiden. fragmenten met glad oppervlak (Karolin- Hierbij dient echter opgemerkt te worden gisch?), een bodemfragment van een dat afhankelijk van de grootte van de schaal ( ?), lichtbruin van kleur en met scherf de nauwkeurigheid toeneemt. Daar- zand verschraald (afb. 7,1) en een rand- om moet bij de volgende cijfers rekening en wandfragment van een WlIC-pot met gehouden worden met een afwijking van radstempelversiering op de rand en wand circa 2 cm naar boven of naar beneden. (afb. 7,2—3) datering eind 8ste—9de Aangezien de aantallen voor de verschil- eeuw (determinatie W. J. H. Verwers). lende typen zeer afwijken is het niet mo- Het moet niet uitgesloten worden dat zich gelijk conclusies te trekken. tussen het kogelpot-aardewerk nog wat latere scherven bevinden, maar niet later HIA HIB HIC dan de 11de eeuw. 15 cm 14 cm 14 cm (2x) 21 cm 17 17 15 22 (3x) 18 19 16 24 19 18 (3x) 26 (2x) 20 19

Over de oorsprong van de nederzetting Aalten Aalten is gelegen op de zuidelijke helling van een glaciaal gestoord hoogterras (afb. 8). Ten zuiden hiervan bevindt zich een dal waar de Slingebeek door heen loopt, terwijl zich westelijk een dekzandvlakte uitstrekt. Het is opvallend dat de middeleeuwse vindplaatsen alle gelegen zijn tussen de 28 6. Losse vondsten HIïI-IV en versieringen. en 30 meterlijn (NAP). Op bijgaande . Schaal 1:4. kaart zijn ook de doorgaande wegen inge-

224: 8. Situering van de vindplaatsen. In het vroeg-middeleeuwse grafveld (eind hoogtelijn 6de—9de eeuw) zijn ook de typen HIA ~~i 6 -— en HIV aangetroffen, waardoor het waar- beek schijnlijk is dat de bewoners van de Hoven weg hun doden in dit grafveld bijgezet hebben. middeleeuwse vindplaats: De afstand is circa 500 meter. • 1. huskom, 2. kerk, 3. 12de-eeuwse Aangezien de Hoven en de Markt geschei- kelder, 4. grafveld 6de—9de eeuw den zijn door een smal droog dal, waar- urnenveld uit de late Bronstijd en/of door waarschijnlijk reeds vroeg een weg « Ijzertijd 19 nederzetting uit de Ijzertijd heeft gelopen (de noord-zuid verbinding Bocholt (Dld.) Dinxperlo (?)—Zelhem), tekend, zoals die in de vorige eeuw be- komt de vraag op of de bewoning zich in stonden (topografische kaart 41, verkend de Middeleeuwen altijd rond dit dal heeft in 1844). Daarbij valt het op dat zich geconcentreerd of aan één van beide zijden. direct aan een aantal van deze wegen ook De huidige informatie zou erop kunnen urnenvelden of nederzettingen bevinden wijzen dat de bewoning zich verplaatst uit de late Bronstijd en of Ijzertijd1S. Dit heeft van de Hoven naar de Markt, aan- zou erop kunnen duiden dat deze wegen gezien op de Hoven (ten westen van het hun oorsprong vinden in de prehistorie. dal) nagenoeg geen laat-middeleeuwse Wanneer dit waar is, zou dit kunnen im- vondsten zijn aangetroffen. Dit in tegen- pliceren dat de oudste nederzetting zich stelling tot de Markt (ten oosten van het ontwikkeld heeft bij een kruispunt van dal) waar vroeg-middeleeuwse vondsten wegen. duidelijk in de minderheid zijn. Hoewel

225 de gegevens nog te summier zijn lijkt het esdek zijn aangetroffen, mag aangenomen niet onwaarschijnlijk dat de 9de—10de- worden dat deze grondsporen in ieder geval niet jonger zijn dan de vroege Middeleeuwen. eeuwse bewoning zich vooral geconcen- De asbreedte van het karrespoor was circa treerd heeft op de Hoven; ergens in de 1,50 meter. 10de—12de eeuw heeft deze zich verplaatst 19 De kleinere hellingshoek van het dal ten op- naar het gebied rond de huidige Markt. zichte van de omgeving zou van invloed kunnen zijn geweest bij de keuze van dit Mogelijk dat de bouw van een kerk hiertoe traject. Ook de overige wegen hebben blijk- heeft bijgedragen. baar zoveel mogelijk de steilere hellingen De speurtocht naar met name de 7de— gemeden (zie afb. 8). 9de-eeuwse bewoning gaat verder en we hopen hierdoor in de toekomst meer in- Literatuur zicht te krijgen in de ontwikkeling van dit Braat, W. C, 1932. De archeologie van de Wie- Achterhoekse dorp. ringermeer. Oudheidkundige Mededelingen 13, 13—56. Bruijn, A. & W. A. van Es, 1967. Early medieval Tot slot wil ik graag de heren J. Lankamp settlement near Sleen (Drenthe). BROB 17, en H. Hofs bedanken voor hun toestem- 129—141. ming om deze vondst te mogen publiceren. Es, W. A. van, 1964. Een Middeleeuwse hutkom te Emmen. NDVA 209—219. De heer R. S. Hulst wjil ik bedanken voor Es, W. A. van, 1973. Early-Medieval settlements. zijn waardevolle adviezen en mevrouw P. BROB 23, 281—289. Gerritsen en de heren J. P. Pais en G. Es, W. A. van & W. J. H. Verwers, 1980. IJzereef voor de determinatie van granen, Excavations at Dorestad 1, The harbour: zaden en het botmateriaal. Hoogstraat I. Nederlandse Oudheden 9. Reichmann, Ch., 1980. Die Grabungen am alten Stadthaus in Bocholt. Unser Bocholt 31, 49—65. Noten Schut, P. 1982. Een hutkom of kelder uit de 12de eeuw te Aalten (Gld.). Westerheem * Schut 1982, 3—14. XXXI-1, 3—14. 2 Dia's gemaakt door J. Lankamp en H. Hofs. 3 Trier, B. 1983. Ostbevern-Schirl Kr. Warendorf. Waterbolk en Harsema 1979, 250. Neujahrsgruss, 33—36. * Van Es 1973, 285—286. Verlinde, A. D., 1979. Varssen, gem. Ommen •' Winkelmann 1958, 503. .(O.). JROB, 78—79. 6 Waterbolk 1973, 32. 7 Verlinde, A. D., 1980. Varssen, gem. Ommen Verlinde 1979, 78—79 en 1980, 58—59. .(O.). JROB, 58—59. S Bruyn en Van Es 1967, 132. 9 Waterbolk, H. T., 1973. Odoorn im frühen Reichmann 1980, 49 e.v. Mittelalter, Bericht der Grabung 1966. w Trier 1983, 33—36. Neue Ausgrabungen und Forschungen in u Van Es 1964, 209—219. Niedersachsen, 25—89. ] -a Cf. 7. Waterbolk, H. T. & O. H. Harsema, 1979. Me- 13 Cf. 10. dieval farmsteads in Gasselte (Province of De verschijnselen die Braat (1932, 20—23) Drenthe). Palaeohistoria XXI, 227—267. in de Wieringermeer aantrof en die hij inter- Winkelmann, W., 1958. Die Ausgrabungen in preteerde als huizen met een uitgediepte bo- die frühmittelalterlichen Siedlung bei Waren- dem en een horizontaal balkenraam, zijn in dorf (Westfalen). Neue Ausgrabungen in werkelijkheid restanten van veenafgravingen. Deutschland, 492—517. Mededeling van de heren J. A. Bakker en J. H. F. Bloemers (IPP). Van Es en Verwers 1980, 112—125. Afkortingen: Cf. 9. BROB: Berichten van de Rijksdienst voor het Cf. 14. Oudheidkundig Bodemonderzoek. Tijdens activiteiten van schatgravers in het JROB: Jaarverslag (van de) Rijksdienst voor urnenveld aan de Lichtenvoordsestraat werden het Oudheidkundig Bodemonderzoek. onder het 1 meter dikke esdek karresporen NDVA: Nieuwe Drentse Volksalmanak. aangetroffen die noord-zuid gericht waren. Over de datering van deze karresporen bestaat Steenstraat 40, geen zekerheid. Aangezien ze onder een dik 6828 CL ARNHEM

226 Rondom de Brink

J. N. M. de Grood

Een verkenning naar de ontwikkelingsgeschiede- 1980 en bestond op het moment van on- nis van het buurtje Halle, naar aanleiding van derzoek uit licht geaccidenteerd grasland. een archeologisch onderzoek in 1980 en 1981. Gemeente: Ede. Project: Halderbrink, Benne- De hoogte varieert van circa 13 tot 14 kom, 1980—1981. meter +NAP. Kaartblad: 39 F. Coördinaten: 174,0—174,5/ Volgens het kaartje van Edelman, opgeno- 446,0—446,5. men in „Een Veluws Dorp", met een ana- Vondsten: voornamelijk uit de late ME en re- lyse van de oude bouwlanden aan de hand cente tijd; enig materiaal uit Neolithicum, Ijzer- van de percelering, behoort het terrein tijd en vroege ME. geheel tot de oude landbouwgronden. Het ligt aan de noordkant nog voor een klein Het archeologisch onderzoek deel in de uitbreiding van de oorspronke- Aanleiding lijke huiskampen, gelegen aan de Halder- Door de veldwerkgroep van AWN-afde- brink (zie afb. 2). ling 17 is in 1980 een ondetzoek verricht Als eerste opgraving van het seizoen op een terrein onmiddellijk ten zuiden maakte de AWN met een tiental mensen van de Halderbrink. Thans ligt hier een op 28 maart 1981 onder mooie weersom- straat met de naam Knoopkruid. De voor- standigheden een proefsleuf. Deze proef- naamste vondsten dateren uit de late sleuf, in noord-zuid richting, was 10 meter Ijzertijd en er werd veel, voornamelijk lang en bevond zich in het nog uit te gra- laat-middeleeuws aardewerk gevonden. ven wegcunet van de Boterbloem, op een In 1981 is door dezelfde groep verder hoogte van circa 13.75 meter +NAP (zie onderzoek gedaan in het gebied rond de afb. 3). De zwarte teellaag nam van noord Halderbrink. Een belangrijk motief voor naar zuid af van 60 cm tot 30 cm beneden dit verdere onderzoek was het streven het maaiveld. Hierbij is geen rekening meer veldwerkprojecten met onderlinge gehouden met een geringe inzinking van samenhang uit te voeren. het maaiveld. Deze inzinking liep onge- Het vervolgonderzoek heeft zich gericht veer NO-ZW, parallel aan de percelering. op twee gebiedjes waar gelegenheid tot Wegens deze inzinking mag men niet uit- het graven van sleuven was, vooruitlopend gaan van een verschil in dikte van de op bouwwerkzaamheden ten behoeve van teellaag van 30 cm, niettemin is er sprake Bennekomse uitbreidingsplannen. Deze ge- van een afname in noord-zuid richting. Dit biedjes worden in dit verslag aangeduid komt overeen met de ligging van de sleuf met achtereenvolgens Halderbrink-Zuid en op de grens van de uitbreiding van de Halderbrink-Noord. Zie voor de ligging huiskampen met jongere bouwlanden als afb. 1. hiervoor genoemd. Boven in de zwarte laag is een vuurstenen kernsteentje gevon- Halderbrink-Zuid den (hoornkleurig en licht gevlekt, 3 x 2.5 x2 cm) en een laat-neolithisch pijlpuntje Het betreft hier terrein van fase B van (hoornkleurig en donker gevlekt, 2x2 het uitbreidingsplan Halderbrink. De na- cm, zie afb. 4). men van de toekomstige straten zijn Bo- terbloem en Dovenetel. De coördinaten Door elkaar werden in de zwarte laag de zijn 174.10—25/446.00—13.-Het terrein volgende aardewerkfragmenten gevonden: sluit aan bij het onderzoeksgebied van Volks (rood) 6 x

227 BENNEKOM-HALDERBRINK

s traatnaa mkaort 1980

1. Het gebied rondom de Halderbrink.

Volks (grijs) 9 x De vondsten waren zo gering, dat afgezien Steengoed 3 x werd van verdere archeologische graaf- Ijzertijd 3 x werkzaamheden in dit gebied. De ijzertijdscherven werden in de over- Later in het jaar zijn er nog verkenningen gangslaag naar het gele zand gevonden. in en om de bouwputten uitgevoerd, 228 Il >

2. Aanalyse van de oude percelering. voorafgaande aan de grondverbeteringen. hoek van 90° kruisende greppels, waarvan Hierbij werden nauwelijks vondsten ge- de oriëntatie ongeveer gelijk was met die daan. In een van de bouwputten werden van de huidige percelering. Langs één van sporen gevonden van twee elkaar in een deze greppels waren vierkante: ingravingen

•229 te zien van 40 x 40 cm op een hartafstand van 2.70 meter uit elkaar. Het is onbekend hoe deze sporen geïnterpreteerd moeten worden. Vondsten uit de ingravingen ont- breken. Ook bevond zich in dit deel van de bouwput een kuil met houtresten (zie afb. 5). Samengevat heeft het onderzoeksgebied slechts een dunne cultuurlaag waarin maar weinig aardewerkresten te vinden zijn. Dit wijst op een weinig intensieve bewoning en waarschijnlijk een niet te lang gebruik als bouwland. Het pijlspitsje duidt erop dat hier in het Neolithicum, rond onge- veer 2000 jaar v. Chr., gejaagd werd. De aardewerkscherven wijzen erop dat er óp of zeer dichtbij deze plaats bewoning is geweest in de Ijzertijd en vanaf de 13de en 14de eeuw.

x 't

5. Halderbrink-Zuid. Bouwput met grondspo- ren.

Halderbrink-Noord of Wuustersgoed Dit onderzoeksterrein grenst aan de tuinen van de huizen die aan de noordzijde van de Van Balverenweg gelegen zijn. Deze weg is betrekkelijk nieuw en snijdt de 3. Halderbrink-Zuid. eigenlijke brink aan. In het westen is het onderzoeksterrein begrensd door een ker- kepad. Het terrein is licht geaccidenteerd. De hoogte is ongeveer 14 m +NAP. De coördinaten zijn 174.4/446.6. De straat Wuustersgoed ontleent haar naam aan een zeer oude in de Tweede Wereldoorlog verwoeste boerderij, die op enige afstand naar het westen lag. Volgens 4. Halderbrink-Zuid. Neolithisch pijlspitsje. de eerder genoemde .kaart van Edelman

230 (afb. 2) ligt het terrein op oude land- bouwgrond. Het onderzoek is gedaan door een groep van gemiddeld ongeveer tien mensen ge- iny."llU« durende een viertal zaterdagen in april en begin mei. Hierbij is een grote L-vormige sleuf gegraven en een aantal proefputten of sleufjes, verspreid over het terrein. De ligging van de verschillende sleuven is aan- gegeven op afb. 6. Later heeft een groep middelbare scholieren, ter afwisseling van hun geschiedenisles, nog een sleuf gegra- ven. Dit is sleuf IX. Van de L-vormige sleuf I (afb. 7) volgt hier een beschrijving. De lange poot van deze sleuf was 10 meter, de korte 6.50 meter. De breedte van de sleuf is 1 meter (d.w.z. 110 cm boven en ongeveer 90 cm op de bodem). Bij de overige sleuven op dit terrein is aan deze maat echter niet zo de hand 6. Halderbrink-Noord. Ligging van de opgra- vingsputten. gehouden. Onmiddellijk onder de grasmat bevond zich veel recent puin en ijzerwerk. Bij doorgraven stootten we op fundament- resten en een kleine beerput. De funda- mentresten bestonden uit vlijlagen van een niet zo oude. handvormbaksteen, formaat 24 x 12 x 5 cm, en grondverbetering ten behoeve van het fundament. De vlij laag was voor een deel uitgebroken met een grijper waarvan op één plaats de tanden nog duidelijk als een grondspoor te zien waren. Onder de vlij laag werd een pijpe- kopje gevonden dat, afgaande op de groot- te en de ovale vorm van de ketel (het merkje is onduidelijk), uit de 18de eeuw zou kunnen dateren. Onder de vlijlaag en bijbehorende grondverbetering werd schuin een oudere baan grondverbetering gevonden. Onder het fundament en de grondverbetering werden op de overgang naar de onberoerde grond driekantige hak- sporen gevonden (zie afb. 8). De beerput was van dezelfde steensoort als het funda- ment en bevatte geen vondsten. De vondsten uit de sleuf bestonden uit recent puin, veel ijzerwerk, veel meestal 7. Halderbrink-Noord. Situatie sleuf I, tussen 0.30 en 0.60 m beneden het maaiveld. (NB: rood volksaardewerk (maar ook enige Vleilaag = vlijlaag.').

231 fragmentjes grijs), de reeds genoemde pijpekop, een klein, vermoedelijk inheems- Romeins stukje aardewerk, en een laat- neolithisch krabbertje (zie afb. 9) in de bovenlaag. De grond in deze sleuf was tot op het schone zand sterk geroerd. Het profiel van de noord- en de westwand van deze L-vormige sleuf is in afb. 10 weergegeven. De overige opgravingsputten en sleuven worden hier niet afzonderlijk beschreven. Het gehele zuidelijke deel van het terrein, d.w.z. ten zuiden van de T-kruising in de straat, maakt een sterk geroerde indruk met vondsten van verschillende perioden door elkaar. Dit deel wijst op intensieve bewoning. De dikte van de teellaag op het zand varieerde sterk, te weten van 40 cm tot 90 cm. De vondsten varieerden van één enkele Merovingische scherf, Pings- dorfachtig, donker volksaardewerk enz., tot fabrieksaarde.werk. In put IV tekende zich in de tamelijk scherpe overgang naar het ongeroerde zand in noord-zuid richting Halderbrink-Noord. Situatie sleuf I, 0.75 m beneden het maaiveld. lopende ploegsporen af (overgang op circa 60,cm beneden het maaiveld).

Wat zijn nu de bevindingen van dit deel van de opgraving? Van de mobiele vondsten duidt het vuur- stenen krabbertje op een neolithische mm bezoeker, waarschijnlijk een jager. De aardewerkscherven duiden op een naburige bewoning in de Merovingische tijd en gedurende de 11de en de 12de eeuw. 9. Halderbrink-Noord. Neolithisch krabbertje. Vanaf de 13de en 14de eeuw is de plaats zelf bewoond geweest: met name de nu toe nauwelijks ijzertijd-aardewerk ge- vondsten in sleuf/put I en IV wijzen vonden. daarop De op de bodem van sleuf I ge- vonden haksporen zijn gelijksoortig aan Het fundament in de L-vormige sleuf die welk in 1980 in het gebied ten zuiden blijkt behoord te hebben tot een bouwsel van de Halderbrink gevonden zijn op de uit een boerderijcomplex, dat in de Tweede plaats waar nu de straat Knoopkruid ligt. Wereldoorlog is vernietigd. De stallen zijn Een schetsje van die sporen is als afb. 11 recenter afgebroken. opgenomen. De haksporen ten zuiden van Afgaande op de pijpekop in de grondver- de Halderbrink werden aangetroffen te beteringslaag vond de bouw van de boer- zamen met aardewerkfragmenten uit de derij in de 18de eeuw plaats. De schuine IJzertijd.; Tegen de verwachting, in is ech- ingraving met van elders aangevoerd zand ter ten noorden van de Halderbrink tot gevuld, duidt zelfs op een grondverbete-

232 — ntlv.it->»»*- ^w^^^^^/^^w^

j.dw.fc Noordwand sleuf I

JO. Halderbrink-Noord. Twee profielen van sleuf I. ring voor een ouder bouwsel. Dit bouwsel heeft dan dus enigszins scheef gestaan ten opzichte van het jongste gebouw. Wel- licht hield deze verandering van oriëntatie verband met een verandering van de brinkrand. Gelet op de ouderdom van het fundament is het aannemelijk dat de boerderij en ?1 haar voorloper aan de rand van de toen- malige brink stonden. Dat dit juist is 3. Halderbrink-Zuid. Schets van de haksporen. blijkt als de plaatselijke situatie vergele- ken wordt met de reconstructie die Edel- man (Een Veluws Dorp, p. 102) op grond van kadastergegevens uit 1830 van de Halderbrink maakte (zie afb. 12). Een thans nog aanwezige eikensingel blijkt oorspronkelijk de noordgrens van de voor- malige Halderbrink gevormd te hebben. Deze singel zou bij doortrekken juist voor de boerderij langs gelopen hebben. Verge- lijking van de recente kaarten met de eerder genoemde reconstructie van Edel- man van de brink, en met het verloop van de eikensingel, wijst uit dat het thans ge- vonden fundament deel uitgemaakt moet hebben van het op de reconstructie aan- gegeven bouwsel (zie de pijl in de afbeel- ding ). De draaiing van het boerderijtje dat vol- 12. De Halderbrink volgens kadaster van 1830 gens de reconstructie van Edelman aan (Edelman). Gestippeld: buurtgrond, zwart: het begin van de veedrift naar de hei houtwallen en opgaand geboomte. gelegen zou hebben, zou kunnen wijzen

233 op een rechttrekken en een versmalling broekland, het lage natte land, naar de van de daar ter plaatse bochtige veedrift zandgrond. De naam wordt ook gegeven (thans ongeveer de straat Eltersehof). aan de veelal met bomen omzoomde ge- De dikte van de teellaag, zoals die is aan- meenschappelijke groene ruimte in een getroffen in de verschillende opgravings- dorp, die nog later veelal het dorpsplein putten, correspondeert met de ligging van vormt (Brinkenboek, p. 1 t/m 18). het voormalige bouwsel in sleuf I aan de In zijn oorspronkelijke vorm bestond ook brinkrand. Zo is de laag bij de putjes VII de Halderbrink uit een gemeenschappelijk en VIII 40 cm dik, wat zou duiden op stuk grond, de eigenlijke brink waar de een ligging op het brinkveld. In put II is huizen, of beter de boerderijen, aan ge- de teellaag 90 cm dik en plaatselijk nog legen waren. meer door een ingraving. In sleuf I, is de De eigenlijke brink was omsloten door laag buiten het fundament 70 a 85 cm houtwallen, zodat als het ware een soort dik. Zowel put II als sleuf I liggen op kraal ontstond (zie wederom: reconstruc- een woonerf; beide zijn rijk aan afval. De tie Edelman, afb. 12). In deze zogenaam- putten III en IV, waar de laag respectie- de kraal werd het vee op het einde van velijk 40 en 60 cm dik is en die weinig de dag verzameld als het over de vee- vondsten bevatten maar wel ploegsporen driften, brede banen onbebouwde grond, (put IV), duiden op bouwland: de huis- huiswaarts gedreven was van de weide- akkers Op de kaart van Edelman. plaatsen. In dit geval waren het schapen, die van de hoger gelegen heidevelden kwamen. Om het vee te drenken was op Wat is de Halderbrink? de brink meestal een natuurlijke of gegra- De brink ven kolk aanwezig. In de Bennekomse omgeving zijn nog slechts twee van deze De Halderbrink ontleent zijn naam aan kolkjes overgebleven, te weten bij het Halle, een groepje huizen dat deel uit- Peppelder- en het Leeuwenbrinkje. Oude maakte van de zogenaamde Bennekomse Bennekommers kunnen er zich meer herin- Bovenbuurt. De nog bestaande Boven- neren (Een Veluws Dorp, p. 100). Zo buurtweg herinnert hier nog aan. De naam moet er ook een op de Halderbrink ge- „Hal" zou afkomstig kunnen zijn van de weest zijn. landschapsvorm ter plaatse: een holle of halvormige uitsparing in de oplopende hoge dekzandrug. In deze holte lag de Het landschap voormalige brink. Er wordt ook wel een De algemene opbouw van brinkdorpen is verklaring gegeven ontleend aan „hal" in zo, dat de brink en de bouwlanden zich de betekenis van zaal, en dan denkt men bevinden tussen de hoge drogere gronden meer aan een gerechtsplaats (Schreuder, die met hei of bos bedekt zijn, en de lagere p. 7). In dit verband zij opgemerkt dat natte gronden, de hooi- en broeklanden. er ten oosten van de Halderbrink aan de Eventueel daar aanwezig broekbos werd Diedenweg een perceel lag dat „de Hal" met „wold" aangeduid, in tegenstelling genoemd werd. tot het hoge geboomte op de overgangs- Het woord „brink" komt in Saksische gronden, dat met „holt" werd aangeduid. streken voor en betekent in zijn oervorm Ook het gebied rond Halle is zo opge- „rand" (vgl. het Engelse „brink") of bouwd. In het westen lagen de lage gron- „heuvelrand". Hiervan afgeleid, vindt men den van de Gelderse Vallei, die zeker „brink" terug in namen van velden die vroeger erg nat en drassig waren, met in liggen op de flauwe helling van stroom- het midden op de grens tussen Gelderland dalen. en Utrecht veen, dat in de Middeleeuwen Meestal ligt hier ook de overgang van al voor een groot deel was weggestoken.

234 De namen „Veenderweg" in Ede en Ben- Maanen, een buurtschap onder Ede. nekom, en het naburige „Veenendaal" Het vee werd iedere dag over de driften herinneren daar nog aan. De naam „De van de brinken tussen de engen door naar Maten" van een groot perceel onmiddellijk de woeste gronden geleid om daar te wei- ten zuidwesten van de Halderbrink duidt den. Voor de Halderbrink was de schapen- nog op het gebruik als hooiland (maailand, drift het ten noordoosten van de brink made, maat). In het middengebied lag de gelegen deel van de Halderbrinkweg, later Halderbrink, met aansluitend in het oos- tot de straat Eltersehof omgevormd, en ten de akkers bijeengelegen in de Halder- het verlengde hiervan: de Vossenweg. eng. Verschillende perceelsnamen in de Thans liggen deze straten bij de kruising Haldereng duiden op gebruik als land- met de huidige Edeseweg iets verspron- bouwgrond. Zo zijn er de boerenakker, de gen van elkaar, doordat men van de oude brood-, hoek- en raapakkers. Meer zuide- veedrift bij de Eltersehof aan de zuidzijde lijk, maar nog wel behorende tot Halle, en bij de Vossenweg aan de noordzijde zijn de hoog- en de spinakker. Thans is dit stukjes grond afgeknibbeld heeft. Maar gebied bebouwd, maar straatnamen als aan gespaard gebleven eeuwenoude bomen Haldereng, Halderweg, Halderbrinkweg, op de noordoosthoek van dit kruispunt Hoogakker en Spinakker grijpen nog terug kan men zien dat de wegen vroeger wel op de oorspronkelijke situatie. op elkaar aansloten. Op ditzelfde kruis- De bouwlanden in de eng werden tegen punt kan men trouwens ook aan de zuid- wilde dieren uit het daarachter liggende oosthoek, de nog verder in dit verslag woeste land, bos of heide, beschermd door meermalen vermelde en zeer oude Die- een aarden wal met droge gracht, de zoge- denweg, als een strook onbebouwde grond naamde „wildgraaf". De wildgraaf werd omgeven met hoge bomen, herkennen. heel vroeger ook wel „bosweer" genoemd, Vanaf dit kruispunt volgt de Edeseweg naar de functie om het oprukkend bos tot iets voorbij het Kasteel Hoekelum het tegen te houden. Met het in verval raken voormalige tracé van deze oude deels ver- van de bossen raakte ook deze naam in dwenen weg. onbruik, terwijl de bescherming tegen wilde dieren nodig bleef. Het buurtboek De samenhang van de landschapsdelen van het naburige Ede-Veldhuizen vermeldt de wildgraaf herhaaldelijk, zo bijv. in de Tussen de verschillende onderdelen van 17de eeuw, in verband met veel klachten het landschap was een nauwe samenhang. over vossen, wilde katten en wolven. De De omvang van de woeste gronden be- wolven waren tot 1745 nog inheems op paalde vroeger de hoeveelheid schapen, en de Veluwe. In de tweede helft van de 18de daarmee de mestopbrengst. De mest werd eeuw was de wildgraaf nog steeds nood- opgevangen in potstallen, waar o.a. heide- zakelijk, zij het dat nu meer gesproken plaggen als strooisel dienden. De Strooij- wordt van schade door wilde zwijnen en weg in Bennekom is de weg waarlangs de herten (Schreuder, p. 64). boeren plaggen haalden. De mest werd samen met het strooisel over de akker uit- Zoals al gezegd lag achter de wildgraaf gespreid. Hierdoor werd het land geleide- bos en woeste grond. Eerst het bos, en lijk opgehoogd en ontstond het esdek, of vervolgens hogere woeste gronden, be- de enkeerdgrond, die op de oude bouw- staande uit heidevelden al dan niet met landen in de engen een wel 50 tot 90 cm gedegenereerde berken- of eikenbosjes en dikke humushoudende laag vormt. Es of soms zandverstuivingen. Dit is het alge- Enk zijn andere benamingen voor het in mene beeld. Bij mijn weten zijn in het deze streek gebruikelijke Eng. Bennekomse geen zandverstuivingen ge- De opbrengst van de bodem werd sterk weest. Wel in het aansluitend gelegen beïnvloed door de hoeveelheid mest. Van

235 de opbrengst konden weer een aantal men- sen leven die het land bewerkten. Deze mensen hadden ook het hout uit de bos- schapenhouderij sen nodig, staken veen als brandstof, en plaggensteken hielden rundvee op de lage weidegronden. turfvinning boekveitverbouw Zo speelden alle landschapselementen een rol voor de instandhouding van de bewo- ning in deze streken. Door deze samenhang waren ook al deze elementen in een bepaalde verhouding •afzet van klein produktie-overschot voor do markt aanwezig. Deze verhouding kon enigszins variëren door andere landbouwmethoden 13. Landschap en bedrijfsvoering in een 19de- eeuws Drents dorp. Ontleend aan Bouwer. met daarbij behorende zaai-opbrengsten, maar bleef afgezien daarvan van toepassing zolang de mens afhankelijk was van zijn een opbouw met een brink als geschetst natuurlijke omgeving, zoals in de meer voor de Halderbrinkbuurt. Huisman con- afgesloten gemeenschappen. Slicher van stateerde dat in het Wageningse gebied de Bath (1960 p. 283) geeft deze verhouding brinkjes tussen de 10 en 15 meter +NAP voor West-Europa nogal globaal aan als liggen. Hij ontleende dit aan een oude 1:3 (a 6) voor akkerland in verhouding tiendkaart uit 1676 door Oosting (1938) tot beschikbare woeste grond. Bouwer be- gepubliceerd, waarop van zuid tot noord perkt zich tot het vergelijkbare Drentse de volgende brinken staan aangegeven: de cultuurlandschap, en geeft een verhouding Wageningse Stadsbrink, Brakelse brink, van 1:2:7 voor resp. akkerland, hooi-/ Vierhuizerbrinkje, Dolre brink, Leeuwen- weiland, en (heide)veld. Tevens geeft hij brinkje en Peppelder brinkje. De buurten het cultuurschema zoals dat voor het Brakel en Dolre werden al in 838 ge- Drentse landschap gold en dat ook op het noemd. Oosting (1938, p. 109) consta- landschap van Halle en andere nederzet- teerde reeds dat de brinknederzettingen in tingen in deze buurt van toepassing is Wageningen ongeveer op de 12J/2 meter (afb. 13). + NAP-hoogte liggen. Huisman geeft al aan dat dit ruim geïnterpreteerd moet wor- den. De toch niet onbeduidende brink van De ligging van de brinken Brakel blijkt zelfs een weinig beneden de Een oude woonstrook 10 m hoogte te liggen. De ligging „tussen hoog en laag" van de Het blijkt nu, dat ook de Bennekomse Halderbrink is mogelijk door een situering brinken — te weten het Knibbelhoekje op een dekzandrug die van Wageningen (of de Tent), de Halderbrink, het Hamse tot voorbij Ede tegen de hoge stuwwal brinkje en de Hoekelumse brink — alle voor de Zuidwest-Veluwe aanligt. Kenne- tussen de 10 en 15 m hoogtelijn liggen. lijk is dit overgangsgebied een geschikte In feite liggen ze zelfs tussen de 12^ en vestigingsplaats voor landbouwgemeen- 15 m hoogte. Bij Huisman is op het brin- schappen als de Halderbrink, want al de kenkaartje bij de Peppel de hoogtelijn oudere uit de Middeleeuwen daterende abusievelijk ten westen van de Peppel woonbuurten in de Zuidwest-Veluwezoom getekend. Op de topografische kaart van liggen hier. De hoger liggende vrijstaande 1977 staat de Hoekelumse brink verkeerd aangegeven. De aangeduide plaats is de hoeven hebben zich daarentegen nooit tot buurtjes kunnen ontwikkelen (bijv. de Roekei en de Mossel bij Ede). Voorzover 14. De oude brinken van Bennekom en Wage- is na te gaan, hebben de meeste buurtjes ningen.

236 *4» ou.d.1 woonpLo.ik.it brinK

en

•36

237 Hoekelumse eng, de brink ligt verder naar In zijn algemeenheid kan gesteld worden het westen. dat de nederzettingsstrook van de Zuid- West Veluwe Zoom ligt tussen de 10 en De brink in het dorp Bennekom zelf 17^ meter hoogte, aan de Wageningse springt enigszins buiten de rij. De ligging kant dichtbij 10 m en aan de nordoelijke is hoger. Ook is er ter plaatse een discon- kant dichterbij de 17 m. Verder naar het tinuïteit. Men verwacht tussen het Knib- oosten liggen wel enkele hoeve-nederzet- belhoekje en de Halderbrink nog tenminste tingen, maar deze zijn nooit tot ontwikke- een klein buurtje ten oosten van Benne- ling gekomen. Waarschijnlijk moeten wij koms dorpskern. Ede ook daartoe rekenen. Deze plaats is Schreuder constateert, dat van Wagenin- echter door vroege aanwezigheid van een gen tot Lunteren de buurten in een door- kerk en de ligging aan de weg tussen gaande strook van ongeveer 1 km breedte Arnhem en Amersfoort toch tot enige liggen, op een afstand van ongeveer 1 a 2 ontwikkeling gekomen, zij het niet als km uit elkaar. Hij noemt als buurten in landbouwgemeenschap. Ede van zuid naar noord: Maanen, Ede, Bovengenoemde strook is op de bodem- Veldhuizen en Doesburg. Deze buurten kaart herkenbaar als een strook van oude worden voortgezet in het noorden door bouwlanden voorzien van een meestal meer Kapellunteren en Meu(len) lunteren. In dan 50 cm dikke humushoudende boven- het zuiden sluit Maanen aan op de Ben- grond (zEZ 21), zogenaamde zwarte en- nekomse buurten. Maanen strekte zich uit keerdgrond, die het esdek vormt. Het is tot op een zandrug in het lage land, tot aannemelijk, dat de brinken en brinkjes, daar waar het thans op de topografische die in deze zone liggen, in ongeveer de- kaart staat aangegeven. Het centrum van zelfde periode gesticht zijn. In deze periode het oude Maanen echter moet ongeveer N bood deze strook waarschijnlijk de meest lj/2 km oostelijker gelegen hebben. Af- gunstige ligging voor een landbouwneder- gaande op de kaart van Suringer uit 1867 zetting. Het verschil in hoogte tussen het (Gemeente-atlas van J. Kuijper) heeft het zuidelijke deel van deze strook en het meer in de buurt van de huidige Verleng- noordelijke deel is misschien het gevolg de Parkweg gelegen. Dat is iets boven de van de grondwaterstanden en van het meer 15 m hoogte-lijn. Het is mij niet bekend of minder geleidelijke verloop van de dek- of Maanen een brink gehad heeft. zandrug tegen de stuwwal. Voor Wage- De Edese dorpsbrink heeft op een hoogte ningen en Bennekom zijn de brinken met gelegen van 22.5 m, de Veldhuizerbrink hoogtelijnen aangegeven in afb. 14. op 16 a 17 m, de Doesburgerbuurt rond De hierboven aangeduide strook is zeker de 15 m, Kapellunteren ( = dorp Lunte- niet altijd de meest ideale voor bewoning ren) op bijna 15 m en Meulunteren op geweest. 16 a 17 m hoogte. Het blijkt dat de neder- zettingen naar het noorden toe hoger In de late Middeleeuwen en daarna ont- liggen. Ede springt duidelijk uit de rij en stonden in de lagere delen nederzettingen, ligt in de oost-west gebruiksstrook van wat mogelijk was door betere waterbe- lage- en hoge gronden van Veldhuizen. heersing. Voorbeelden hiervan zijn: Vee- Het dorp Ede en de buurt Veldhuizen nendaal, Ederveen, 't Woud (wold = vormden dan ook een buurtschap, d.w.z. laag gelegen bos), de Fliert (betekent dat zij een bestuurs- en belangengemeen- vermoedelijk moeras). De hogere gronden schap hadden met gezamenlijk gebruik van werden sinds die tijd steeds meer geteis- gemeenschappelijke gronden. Ede mag dan terd door zandverstuivingen, waarbij heide ook als een uitzondering beschouwd wor- en dus weidegebied verloren ging, maar den. ook akkers onderstoven. Hogere neder-

238 zettingen werden daardoor in hun bestaan zijn in de collectie van de Gelderse Archeo- bedreigd. In 1570 klaagde pastoor Johan logische Stichting (zie Een Veluws Dorp, Arnoldi van het kerspel Ede dat een deel p. 77). van zijn parochie, waaronder het rijke 't Woud, afgesplitst zou worden, waarbij Het wegenpatroon hem het Edese deel met zijn vele onder- Wegen en straten vormden dikwijls een gestoven landerijen restte (Ede I, p. 32). aanwijzing voor bewoning, enerzijds door In de 19de eeuw schijnen de zandverstui- hun naamgeving waarvan in de voorgaande zingen het grootst geweest te zijn (Ede tekst al voorbeelden te vinden zijn, ander- III, p. 150). Goede gegevens over de zijds door hun verbindingsfunctie. Langs zandverstuivingen zijn er echter pas uit Bennekom liep een zeer oude weg, de de 19de eeuw. Overal in de hogere delen Diedenweg. Oosting (1936 p. 112) acht van de gemeente Ede kwamen toen ver- het op grond van vele laat-neolithische en stuivingen voor. Zo was een deel van de bronstijdvondsten zeer goed mogelijk dat bouwlanden van Maanen ondergestoven. deze terug gaat tot in het einde van het In de late Middeleeuwen en daarna ver- stenen tijdperk. De weg liep vanuit het plaatste de bevolking zich dus langzamer- Wageningse langs Bennekom naar het hand om diverse redenen naar lagere noorden en lag ongeveer op de 17 m- gronden. De brinken bleven echter bestaan. hoogtelijn. De weg moet door of langs de Slicher van Bath (1978) veronderstelt prehistorische woonstrook gelopen hebben, dat in de vroegere Middeleeuwen de be- die toen dus hoger lag dan de bewoning woning meer op het Veluws plateau lag in het brinkentijdperk. Harsema vermeldt (boven de 20 m-hoogtelijn) dan aan de een soortgelijke weg in Drente. Hier liep rand. Recente archeologische vondsten eveneens op ongeveer 17 m hoogte een zwakken deze veronderstelling af en ge- oude verbindingsweg van het Zuidwesten ven in ieder geval aan dat er voordien ook naar Noord-Drente. Deze weg speelde bewoning aan de rand voorkwam. vermoedelijk ook al in de prehistorie een Voor de prehistorie plaatst men de bewo- belangrijke rol en vertoont relatie met de ning in ieder geval op de hogere delen van kavelstroken van de raatakkers (celtic de Veluwe. Zo wordt er door Hacke- fields) en met grafvelden uit de Ijzertijd Oudemans (Een Veluws Dorp, p. 66) na 500 v. Chr. op gezag van Oosting en Maarlevelt op Ook de Diedenweg moet, gezien zijn gewezen, dat de neolithische nederzettin- lengte, een belangrijke doorgaande ver- gen voorkomen rond de 20 m hoogte. bindingsweg geweest zijn. Het begin van Afgaande op bodemonderzoekingen denkt deze weg lag waar nu nog steeds de over- men dat de grondwaterstand hierop mede steekplaats Lexkesveer is. Via Bennekom, van invloed was. Vermoedelijk was deze waar hij nu deels verdwenen is, liep hij in het neolithicum hoger. Ook is gecon- door naar Maanen waar hij nog Dieden- stateert dat ongeveer op de hoogte van weg heet. In Ede zelf is hij niet meer te 20 m aan de Zuidwest Veluwezoom het volgen door de bebouwing, maar afgaande fijnere dekzand overgaat in het grove en op oudere kaarten liep hij ten westen van grindrijke zand van de stuwwal. Als gevolg het dorp Ede vlak langs de Veldhuizer- van een en ander heeft mogelijk hier brink naar het noorden. Daar kan men ongeveer de overgang gelegen tussen zwaar hem mijns inziens terug vinden als de en licht bos. Hoe dan ook, rond de hoogte Molenweg, thans een onbeduidende weg van 20 m +NAP zijn talrijke prehisto- tussen Ede en Meulunteren. Of de weg rische vondsten gedaan, zoals grafheuvels daar eindigde of verder door liep is niet en urnenvelden, artefacten en aardewerk- bekend. In een studie over de middel- fragmenten (voorzover deze opgenomen eeuwse bewoning op de Veluwe laat men

239 hem met een vraagteken ten zuiden van dorp, van Halle en van Hoekelum, met Ede eindigen (De Veluwe, p. 154 e.v.). elkaar verbond, naar Maanen en vandaar Ook houdt men er daar geen rekening mee naar het dorp Ede. De Diedenweg werd dat de weg via de oversteekplaats over de slechts gebruikt waar hij paste in het ver- Rijn een verbinding met de Betuwe keerspatroon van de Middeleeuwen en vormde. latere bewoning. Slechts de naam ,,Diede" Over bijna het gehele traject van 20 km (diets = volks) duidt nog op de vroegere ligt de weg op ongeveer 17 m hoogte functie van openbare doorgaande weg, in langs de stuwwal. De weg moet in de tegenstelling tot de aan de buurt behoren- pre-historie en vermoedelijk ook in de de buurtwegen. Pas in de 19de eeuw werd vroegere historie een belangrijke verbin- weer een doorgaande noord-zuid verbin- ding geweest zijn tussen het rivierenge- ding aangelegd: de grindweg, die van Wa- bied en het noorden. geningen via het dorp Bennekom naar het dorp Ede liep. Een teken dat deze dorps- Later heeft de Diedenweg zijn rol als kernen de oude boerenbuurten in belang verbindingsweg verloren. Misschien door- voorbijgestreefd waren. dat er een langzame verschuiving plaats vond van het oost-west verkeer van de Betuwe naar boven de Rijn. Dit moet dan Het verdwijnen van de brinken veroorzaakt zijn door gebeurtenissen tus- Het afnemende belang van de boerenbuur- sen circa 800 en 1200. Te denken valt ten bespoedigde het einde van de brinken. hierbij aan het onderwerpen van de Frie- Door andere landbouwmethoden hadden zen door de Franken, de plunderingen ze hun functie als schaarweide verloren van de Noormannen van o.a. Meinerswijk en waren ze in het begin van de 19de in 847, de stichting van de versterkingen eeuw verkaveld en overgegaan in particu- op de noordelijke Rijnoever in vermoede- lier bezit, waardoor ze al minder goed lijk de 10de eeuw (te weten de Duno bij herkenbaar werden. Het definitieve einde Doorwerth en^de Heimerberg bij Rhenen), is echter de bevolkingsuitbreiding van de het verlaten van de belangrijke hof Rijn- tweede helft der 20ste eeuw geweest. Van wijk tegenover Wageningen in de 12de de brinken bestaan alleen nog de kleine eeuw wegens wateroverlast, de toenemen- Peppelder-brink en het Hamse brinkje in de invloed van de bisschop van Utrecht, de oude vorm. Met het realiseren van de en de opkomst van Arnhem. Tekenend nieuwe uitbreidingsplannen tussen Ede en voor het toenemend belang van het gebied Bennekom zal de oude woonstrook tot boven de Rijn is, dat vanuit Arnhem meer- aan de Rijn grotendeels bebouwd zijn. Van dere wegen uitwaaieren, waaronder een het oude landschap in de eeuwenoude belangrijke weg via Ede en Barneveld woonstrook met zijn brinken, houtwallen naar Utrecht. De Diedenweg bleek als en akkers zal dan nog nauwelijks iets over grotere verbindingsweg niet meer nodig. zijn. Slechts met moeite zullen hier en Ook plaatselijk verloor de Diedenweg zijn daar wat kleinere elementen als herinne- betekenis doordat de woonstrook zich naar ring in de nieuwse structuren een plaats beneden verplaatste, en de weg meer in kunnen behouden. een randligging kwam. Het verkeer binnen een buurt was van oost naar west, zó lagen immers de verschillende landschapstypen Literatuur met ieder hun eigen agrarische belang per Bodemkaart 1973: Blad 39-oost <1 : 50.000) en buurt verdeeld. De verbinding tussen de toelichting. Stichting voor Bodemkartering, buurten liep van brink tot brink. Wageningen. Zo liep men van het dorp Bennekom over Topografische kaart: Bladen 39 F en 32 H (1 : 25.000). Topografische Dienst, Delft, 1977 de Brinkerweg, die de brinken van het resp. 1974.

240 Bouwer, K., 1975. Het Drentse Cultuurland- Slicher van Bath, 1960. De agrarische gescihede- schap. Intermediair no. 45, p. 31 t/m 37. nis van West-Europa. Utrecht. Aula 32. Brinkenboek, 1981. Een verkenning van de brin- Slicher van Bath, 1978. Bijdragen tot agrarische ken in Drente van de werkgroep Brinken. geschiedenis. Utrecht. Aula 624. Van Gorcum, Assen. Suringer, H., 1867. Kaarten van Ede en Benne- Ede, Vereniging Oud-Ede. Geschiedenis van Ede. kom. Gemeente atlas, J. Kuiper. Heruitgave G. van Loon, Arnhem 1980. De Veluwe, 1977. Een project middeleeuwse I. Het kerspel Ede, 1933. archaeologie en geschiedenis, I.P.P. Working II. Het ambt en de gemeente Ede, 1939. paper 4, Historisch Seminarium werkschrift III. Kerkdorpen en buurtschappen, 1948. 14. Harsema, O. H., 1979. Het Drentse plateau. Een Veluws (Dorp, 1958. Diverse auters, w.o. Intermediair no. 47, p. 41—53. J. J. Hacke-Oudemans. Archeologie van Huisman, J., 1981. Archeologisch onderzoek op Bennekom, p. 63—78. de Leeuwenbrink bij Wageningen. W'ester- C. H. Edelman, A. W. Edelman-Vlam. Toponie- heem, p. 185—194. men, grondbezit en ontginnigsverloop van Oosting, W. A., 1936. Bodemkunde en bodem- Bennekom, p. 95—173. kartering van Wageningen e.o. Oosting, W. A., 1938. Verdere bijdragen tot Breehoven 82, agronomische kartografie en toponomie van 6721 SN BENNEKOM Wageningen e.o. Landbouwkundig Tijd- schrift, p. 101—116.

Lezingen

Afdeling Den Haag e.o. Afdeling Naerdincklant (Hilversum e.o.) 19 november: drs. A. Versteeg 4 november: Sterrenavond, 3 sprekers uit eigen gelederen Archeologie van het noorden van Zuid-Amerika en het Caraïbisch gebied Afdeling Vallei en Eemland Provinciehuis Koningskade 1, Den Haag, 20.00 (Amersfoort e.o.) 27 november: dr. H. G. J. Reugg Geologie van centraal Nederland, toegespitst op Afdeling Utrecht e.o. de Utrechtse Heuvelrug en Amersfoort en om- streken 12 december: drs. S. Y. Vons-Comis 29 januari: drs. Monique Krauwer Textielvondsten uit stadskernen uit de periode 1200—1800, onder andere kleding uit Spitsbergen Markthalproject 1984, voorjaar 9 januari: drs. Jurjen M. Bos 5 maart: A. N. v. d. Lee Archeologische streekbeschrijving van het veen- Veranderingen aan stenen werktuigen in de loop gebied rond Amsterdam en stadskernonderzoek der eeuwen, secundaire verschijnselen aan arte- facten 13 februari: sprekers uit eigen kring, na jaar- vergadering 8 mei: drs. P. van Tent Archeologisch onderzoek te Oud Leusden 13 maart: drs. J. J. Feye Museum Flehite, Amersfoort, 20.00 uur Romeinse civiele architectuur, woningbouw o.a. te Rome en Ostia Afdeling Nijmegen e.o. 17 april: drs. H. L. Janssen 26 november: drs. W. v. d. Sande De rol van de kloosters in Den Bosch, archeolo- Het nederzettingsonderzoek te Oss-Ussen gisch gezien Psychologisch Laboratorium, Montessorilaan, Nij- Pieterskerk, Pieterskerkhof, Utrecht, 20.00 uur megen, 20.00 uur

241 De Bergvrede van Zevenaar: Waltoren of Mini-motte?

J. G. M. Verhagen

Inleiding Zevenaar is een (kleine) stad die, in ver- gelijking met de meeste andere Nederland- se steden, pas laat tot ontwikkeling is ge- komen. Stadsrechten werden in 1487 ver- leend door hertog Johan van Kleef1. Daarna werd een begin gemaakt met de bouw van stadspoorten, torens en andere verdedigingswerken. Vóór het verkrijgen van stadsrechten was het plaatsje Zeve- naar al wel omgeven met een gracht. Men sprak van „Den Vriheyt" binnen z'n „grave". Naar men algemeen aanneemt, is deze „Vriheyt van Sevenaer" ontstaan bij de burcht „Sevenaer". Deze burcht was oorspronkelijk bezit van Gelre, maar kwam aan het begin van de 15 de eeuw definitief in handen van het hertogdom Kleef. Door- dat voldoende schriftelijke gegevens van vóór 1600 ontbreken, is het niet duidelijk hoe men zich de (geografische) situatie in het Zevenaar van vóór de stadsrechtver- lening precies moet voorstellen. Hoe de burcht (met voorburcht) eruit gezien 1. Systeem van straten en grachten van de stad heeft, weet men evenmin. Er bestaan geen Zevenaar aan het begin van de 19de eeuw afbeeldingen van. Wel is, sinds een opgra- (schaal 1 : 10.000). De pijl wijst de plaats van de bergvrede aan. ving door leden van onze afdeling in de zomer van 1984, de plaats bekend waar de burcht gestaan heeft2a. Bij bouwactivi- kadasterkaart dat de naam „Bergvrede" teiten ter plaatse, zijn o.a. muurresten en draagt. De naam „Bergvrede" is verwant kanonskogels aan het licht gekomen2I'. aan het Duitse „Bergfried" en duidt op een verdedigingstoren. In de streek rond Ze- Voor een kijk op de geografische opbouw venaar komen we op nog enkele plaatsen van het stadje zullen we ons tevreden de naam Bergvrede tegen. Zo is er o.a. moeten stellen met de gegevens die de in Didam een perceelscomplex dat van- oudste kadastrale kaarten ons leveren (afb. ouds „Berchvrede" heet en waar kasteel 1). Didam gevestigd was. Belangrijkste onder- Een van de oudheidkundige objecten die deel hiervan was een (vierkante) tuf ste- (mogelijk) dateert van vóór de stads- nen toren die in de 12de eeuw gebouwd rechtverlening is de Bergvrede. Wat er aan moet zijn en in de 17de eeuw gesloopt overlevering van rest is niet veel: een is ;i. In 's-Heerenberg komen we de naam schriftelijke vermelding in 1501 en een Bergvrede tegen als benaming voor de cirkelvormig perceel op een 19de-eeuwse eerste bouwfase van het motte-kasteel

242 Bergh: een flinke ronde tuf stenen donjon toren in de volksmond steeds kruittoren op een opgehoogd eiland omgeven door genoemd. Het muurwerk van deze toren een ringgracht4. was dikker dan voor torenmolens van ver- 6 Dat de Bergvrede van Zevenaar een motte- gelijkbare ouderdom gebruikelijk was . De eerstgenoemde Bergvrede is de Bergvrede kasteel was, is niet waarschijnlijk. Uit de waarop het in dit artikel beschreven on- oudste bewaard gebleven stadsrekening derzoek zich richtte. van 1501 5 valt af te leiden dat er toen in Zevenaar meerdere Bergvredes geweest Het al eerder genoemde cirkelvormige zijn. Er worden er vier met name ge- perceel grensde aan het noordelijk deel noemd: van de stadsgracht zoals die ons van de 19de-eeuwse kadasterkaarten bekend is — ld Berghvrede, d.w.z. de (vanouds (afb. 2). Het is dan ook niet verwonder- bekende?) bergvrede op den „Poll", lijk dat verondersteld wordt dat hier in de in latere beschrijvingen ook wel „stads- Middeleeuwen een verdedigbare toren pol" genoemd. stond7. Zeker is dat men tot in de 18de — Berghvrede bij Kuesers huess. eeuw op deze plaats spreekt over de „poll" — Berghvrede bij sRentmeesters huess. of de „stadspol". De benaming „pol" is — Thijsbergh vrede. in deze streek gebruikelijk voor een kleine opgeworpen hoogte, waarop bijv. een boer- De laatste drie Bergvredes zijn nog niet derij gebouwd is. Meestal werden de pol- met een bepaalde plaats in Zevenaar te len tegen het water opgeworpen, bijv. in identificeren. Het zullen verdedigings- het uiterwaardengebied. torens geweest zijn, bij voorkeur op de Gelet op bovenvermelde gegevens was er hoeken van de stad. alle reden te veronderstellen dat deze Mogelijk is de „Binnenmolen" een van deze Bergvredes geweest. Toen deze molen 2. Gedeelte van een 19de-eeuwse kadasterkaart op de noordwesthoek van de stad van zijn met daarop het cirkelvormige perceel waar wieken was ontdaan, is deze cylindrische het onderzoek op gericht was.

•243 3. Foto Arnhemse Courant. Onderzoeksresultaten en vondsten

Bergvrede „op den poll", op de hoek van Zodra de betreffende vleugel van het zie- de stad, een ander karakter heeft gehad kenhuis (inclusief fundamenten) was ge- dan de (andere) hoektorens van de stad, sloopt, werden enkele boringen verricht, o.a. de „Binnenmolen". waarmee al kon worden vastgesteld dat er op die plaats een gracht gelegen heeft. Aanleiding tot het onderzoek Ook had de graafmachine die bij de sloop Op het betreffende voormalige cirkelvor- betrokken was op één plaats zo diep ge- mige perceel stond een gedeelte van het graven, dat er grachtblubber zichtbaar was Zevenaarse R.K. Ziekenhuis „Consolatio geworden (afb. 4, plaats 1). Hieruit afflictorium" Toen dit ziekenhuis in 1980 haalden we o.a. enkele stukken dakpan, gesloopt werd en het terrein daarna weer 18de-eeuwse scherven en een wit aarde- bebouwd zou gaan worden (bestemmings- werken pijpekop. Naar aanleiding van de plan Bergvrede), ontstond de noodzaak boringen werd besloten tot de noodopgra- om op deze plaats onderzoek te doen. Na ving. Hierbij werden twee AWN-leden overleg met de provinciaal archeoloog drs. geassisteerd door 31 leerlingen van het R. S. Hulst werd besloten tot een nood- Liemers College. Het is aan de bereid- opgraving die door de omstandigheden tot willige hulp van de slopersfirma (fa. De één dag beperkt is gebleven. De opgraving Man uit Rotterdam) te danken dat we werd uitgevoerd door enkele AWN-leden, voldoende diepte bereikten. De slopers- geassisteerd door een klas middelbare firma stelde namelijk voor enkele ogen- scholieren. Hoewel men zich van het or- blikken haar graafmachine ter beschikking, delijk verloop van zo'n opgraving niet al zodat in korte tijd een sleuf van ongeveer te veel moet voorstellen (afb. 3), leverde 11x2 meter gegraven was, met een diepte het onderzoek toch resultaten op. van ruim 2j/> meter ten opzichte van het

244 c e • g

b _ d f O

x 4. Kaart van het onderzoeksterrein. Schaal 1 : gracht bevond zich ongeveer 2 /2 m bene- 300. den het vermoedelijke oude maaiveld). a = bestaande perceelsgrenzen en bebouwing. Daaronder werd nog een laag van ongeveer b = westelijke vleugel van het gesloopte 1 dm taaie blauwe klei waargenomen met ziekenhuis. c = sleuven, waarin onderzoek plaatsvond. daar weer onder rivierzand. In de gracht d = plaats waar grachtvulling aangetroffen zelf troffen we onderin een laag gracht- werd. blubber met schervenmateriaal aan, daar- boring, grachtvulling aanwezig. boven een laag opvulling met o.a. puin f = boring, geen grachtvulling aanwezig. van kloostermoppen en andere steenfor- perceelsgrenzen, waaronder die van de stadsgracht, in de 19de eeuw. maten (. . x 13 x 6 cm en . . x 12 x 4,5 cm). Daarboven vonden we een laag geel vermoedelijke oude maaiveld (afb. 4, nr. zand, waarmee de gracht uiteindelijk dicht- 2). gegooid was. In de lange wand van de sleuf tekende Uit de grachtblubber werden diverse zich duidelijk het profiel af van een 5 a vondsten gehaald. Het schervenmateriaal 6 meter brede gracht. De. bodem van de stamt voornamelijk uit de 18de eeuw.

245 Ook helemaal op de bodem van de gracht als kasteel Bergh. Daarvan bedraagt de kwamen 18de-eeuwse scherven te voor- diameter ongeveer 40 meter. schijn. Daarnaast vonden we verspreid in Het onderzoek van de bodem binnen de de grachtvulling een klein aantal scherven ringgracht in Zevenaar leverde geen funda- uit vroegere perioden: één scherf ruwwan- menten en ook geen uitbraaksporen onder dig steengoed (13de/ 14de eeuw), twee het huidige maaiveld op. Dit is niet scherven blauwgrijs aardewerk (13de/ vreemd, daar men er van uit mag gaan 14de eeuw), twee scherven gladwandig dat binnen de ringgracht een opgeworpen steengoed (15de/16de eeuw) en enkele heuvel of „pol" heeft gelegen. scherven rood aardewerk. Van de andere Uit het feit dat er wel afbraakmateriaal vondsten vermelden we nog wat stukken in de grachtvulling werd gevonden, ge- leisteen en dakpanfragmenten. Omdat op combineerd met de historische gegevens, de dag nadat de sleuf gemaakt was deze leiden we af dat er een toren op de heuvel als gevolg van de sloopactiviteiten reeds heeft gestaan. Deze toren was niet gefun- vol water stond, kon van de gracht geen deerd in de vaste ondergrond, maar boven gedetailleerde profielopname gemaakt op de heuvel gebouwd. Daarom troffen worden. we onder het huidige maaiveld ook geen Enkele weken na de noodopgraving was bouw- of puinresten aan. Wanneer we vlakbij de sleuf door de graafmachine nog aannemen dat de grond die uit de 5 a 6 een gat gegraven om een verzamelput van m brede ringgracht vrij kwam gebruikt het ziekenhuis, die er nog in de grond zat, werd om de pol op te werpen, leert om- te verwijderen (afb. 4, nr. 3). Dit gat was x m rekening ons dat deze een hoogte van ongeveer \ /i diep. De wanden ervan ongeveer 4 meter boven maaiveld gehad werden goed onderzocht en daarbij bleek kan hebben. Er kan dan echter geen al te dat alleen de bovengrond ( ± 7 dm) ge- grote toren op gestaan hebben. Een dia- roerd was. De ondergrond was schoon en meter van 7 a 8 m lijkt mogelijk; een bestaat dieper dan ongeveer 1 m uit kom- diameter van ongeveer 12 meter, zoals klei. Nergens kon hier puin of ander uit- kasteel Bergh in haar Bergvrede-fase had, braakmateriaal gevonden worden, dat niet lijkt minder waarschijnlijk. Wat het mate- van het gesloopte ziekenhuis afkomstig riaal betreft is het denkbaar dat de Berg- was. Er werden slechts recent puin en vrede van Zevenaar aanvankelijk een hou- stukken gresbuis aangetroffen. ten toren gehad heeft. Op zijn laatst tijdens Uiteindelijk hebben we nog enkele borin- de aanleg van de verdedigingswerken van gen verricht om het verdere verloop van de stad, moet hier een stenen toren zijn de gracht vast te stellen (afb. 4). neergezet, zoals uit de stadsrekening van 1501 valt af te leiden. Interpretatie van de gegevens In welke tijd de ringgracht met pol is Uit de gegevens die uit de opgraving en aangelegd, is niet precies te zeggen. Er is de boringen verkregen zijn, gecombineerd in de gracht 13de/14de-eeuws materiaal met de cirkelvorm van het Bergvrede-per- gevonden, weliswaar niet helemaal onder ceel, mogen we concluderen dat hier een in de gracht, maar dit is te verklaren ringgracht gelegen heeft. De grens van het doordat de gracht verschillende keren ge- cirkelvormige perceel valt dan samen met schoond is. Zo werd de gracht rondom de pol aan het begin van de 16de eeuw de buitenste oever van de voormalige ö ringgracht. De diameter van het Berg- „opgegraven" . Uit het feit, dat onder in vrede-perceel binnen de ringgracht be- de gracht materiaal uit circa de 18de eeuw draagt bijna 20 m. Dit is nogal weinig gevonden werd, blijkt dat dit opschonen vergeleken met de diameter van het ter- verschillende keren moet hebben plaats- rein binnen de ringgracht van een motte gevonden. Jongere schriftelijke gegevens

246 we de Bergvrede vergelijken met de toren die op de tegenoverliggende hoek van de stad stond (afb. 5) en die in het begin van deze eeuw gesloopt is. Deze toren was lange tijd als „Binnenmolen" in ge- bruik, maar werd in de volksmond ook wel kruittoren genoemd. Enkele jaren ge- leden werden, bij de bouw van een win- kelcentrum, de fundamenten van deze toren blootgelegd. Deze toren was, in tegenstelling tot de Bergvrede, wèl onder het huidige maaiveld gefundeerd. Het feit dat de Bergvrede op een pol gebouwd was en omgeven door een ringgracht geeft de Bergvrede-toren dus een speciaal karakter. Een belangrijke vraag is dan: „Wat is vóór 1487 de betekenis van de Bergvrede geweest?" Een 14de-eeuwse datering van de Bergvrede is op grond van het scherven- materiaal niet uitgesloten. Gezien de ge- ringe omvang van het Bergvredeperceel binnen de ringgracht is het niet goed te 3. Ligging van de Bergvrede en de noordelijkste vergelijken met bekende motte-kastelen. delen van de stadsgracht met afwatering en Men moet de Bergvrede dan eerder ver- de vermoedelijke ligging van de dichtgeslibde gelijken met kleine motte-achtige torens Aa-bedding. De pijlen geven de stroomrich- zoals die in het westen van het land ting van het water aan. bekend zijn, of met de Friese stinswieren. 1 = Bergvrede 2 = Binnenmolen Hiervan zijn echter geen Gelderse equi- 3 = Grietsestraat valenten bekend. Het ziet er naar uit dat de Bergvrede geen zelfstandig „kasteel" bevestigen dit voor wat betreft de stads- geweest zal zijn. De burcht van het ge- gracht 8. Uit bepaalde zinsneden in de slacht Van Sevenaer kunnen we er dus niet stadsrekening van 1501 kan worden afge- in zien. Daar is trouwens in 1392 al leid dat de Bergvrede een bestaand ver- sprake van een voorburcht. De Bergvrede schijnsel was (,,... dat men dat Bergh- vrede wederomb verdryven ind opten hoick sold laten setten ind dat dan weder op laten mueren . . ."). Verder blijkt uit deze stadsrekening dat de opbouw van de ver- dedigingswerken van de stad in volle gang was. Hiervoor was een periode van ruim 30 jaar vanaf 1487 uitgetrokken °. In het kader hiervan werd de Bergvrede weer opgebouwd. I)e Bergvrede zal dus in de 15de en mogelijk in de 14de eeuw al be- staan hebben. De functie van de Bergvrede Het bijzondere karakter van de Bergvrede 6. Fundament van de Binnenmolen. Foto A. (op de hoek van de stad) blijkt wanneer Hendriks, Zevenaar.

247' kan wel een steunpunt van de burcht of worden als in de toekomst houtvondsten het kasteel van Zevenaar geweest zijn. gedaan zouden worden (bijv. paalresten Hoewel de pol vóór het sluiten van de van een brug over de ringgracht), en dijkkring van de Liemers in 1328 (als ze hierop datering toegepast zou kunnen wor- er toen al was) een functie van vluchtberg den. bij hoog water gehad zou kunnen hebben, Het is waarschijnlijk dat de Bergvrede pas moeten we eerder aan een strategische in 2de instantie een functie als waltoren functie denken. De Bergvrede lag name- in het kader van de verededigingswerken lijk niet ver van het punt waar de Aa van de stad heeft gehad. In eerste instan- (een zich van de Rijn af takkende stroom- tie zal het dan een „mini-motte" geweest geul die aan het eind van de Middeleeuwen zijn met een ondergeschikte positie ten dichtgeslibd en verland is) zich in twee opzichte van de burcht Sevenaer. takken splitste (afb. 5). Vanaf Didam komend en naar het westen gaand kan er op dit punt, of wat zuidelijker (maar niet noordelijker) een oversteekplaats in de Aa geweest zijn. De Bergvrede zou dan (mede) dit punt beheerst kunnen hebben. Na het verkrijgen van de stadsrechten is de Bergvrede dan in het grachtensysteem van de stad Zevenaar opgenomen (en is er een waltoren op de pol gezet. Het is echter nog niet bekend hoe oud de noor- delijkste grachten van de stad zijn. Zuide- lijker, in de omgeving van de Markt en Noten de Andreas-kerk, is er vóór het verkrijgen 1 Zevenaar heeft tot 1816 tot het Pruissische rijk behoord. van de stadsrechten in 1487 al sprake van a grachten. Als de noordelijkste delen van - J. G. M. Verhagen, Enkele archeologische aan- wijzingen voor de situering van een kasteel de stadsgracht aangelegd zijn na het ver- „Sevenaer" aan de westzijde van de stad Ze- krijgen van de stadsrechten, dan is de venaar (Losse publicatie). 1981. bestaande Bergvrede toen in dit grachten- •! A. G. van Dalen, Gelderse historie in de Liemers, deel I, 1971. systeem opgenomen. Maar als de noorde- 4 lijkste delen van de gracht voor 1487 ook A. G. van Dalen, Bergh, Heren, Land en Volk. Nijmegen, 1979. al bestonden, dan is het niet uitgesloten "' Oud-archief gem. Zevenaar, inv. nr. 266. dat de grachten en de Bergvrede in één 0 Vergelijking met de „Bm'tenmolen" te Zeve- keer aangelegd zijn. De Bergvrede zou dan naar en de torenmolen van Zeddam. De Bui- gediend kunnen hebben om het punt waar tenmólen had oorspronkelijk een muurdikte van 1.85 m en de molen van Zeddam heeft de grachten afwaterden (afb. 5) te be- een muurdikte van 1.76 m. Volgens meetge- heersen. gevens van de gemeente Zevenaar had de „Binnenmolen" echter aan de voet een muur- dikte van ongeveer 3% meter. Slot 7 J. W. van Petersen, Des Landmeters Trots, Helaas zijn de conclusies aan de hand van Oude kaarten van het gebied achter Rijn en IJssel. Zutphen, 1974. de onderzoeksresultaten (de ringgracht s Diverse stukken uit het archief van de ge- met heuvel en toren) niet te koppelen meente Zevenaar. aan voldoende schriftelijke gegevens van n Dit blijkt uit de Stadsbrief van Hertog Jan vóór 1501. De tijd van ontstaan en de van Kleef, 1487, waarbij aan Zevenaar stads- precieze vorm van het bouwwerk blijven rechten werden toegekend. dan ook onzeker. De tijd van ontstaan zou Valeriusstraat 71, wellicht nauwkeuriger vastgesteld kunnen 6904 DL ZEVENAAR

248 Een schaaltje van een muntbalans uit Arnhem

R. C. M. Wientjes

Voordat de Archeologische Werkgemeen- lengte 84 cm, grootste breedte 64 cm). schap voor Nederland in Arnhem vaste voet Bij nader onderzoek bleek het een kuiltje aan aan de grond kreeg, was daar de Ar- cheologische Werkgroep Arnhem (AWA) actief. Eén van de onderzoekingen van deze AWA was een opgraving in de kel- der van bakkerij Egging te Arnhem, Bak- kerstraat 74. De verslaglegging van dit onderzoek was summier. Het navolgende is dan ook ontleend aan de aantekeningen en het geheugen van de schrijver, die aan het onderzoek heeft meegewerkt en toen voor het eerst in aanraking kwam met de archeologie. 1. Bakkerstraat, Arnhem. Schaaltje van een Op zaterdag 8 maart 1975 werd in de muntbalans. Schaal 1:1. uiterste zuidwestelijke hoek van voor- noemde kelder, circa 130 cm onder de 2. Gedeelte van het schilderij „De geldwisse- vloer, een ovale verkleuring in het afge- laar en zijn vrouw" (1539) van Marinus Claesz. van Roemerswaele (1490—1567). schaafde grondvlak ontdekt (grootste Museo del Vrado, Madrid.

249 te zijn (diepte circa 30 cm), dat opgevuld ken. In de hoeken zijn drie gaatjes ge- was met rode, vette aarde, houtskool, fijn priemd en in het hart van het plaatje is puin en bot- en ceramiekfragmenten. vanuit dezelfde richting een stempel ge- Hoogstwaarschijnlijk ging het hierbij om ponst: een wiel met zes spaken op een een afvalkuiltje waarin men etensresten, geruite achtergrond. De spaken steken eventueel slachtafval, en kapot keukenge- door de velg (afb. 1). We hebben hier te rei gedeponeerd heeft. Rode verkleuring maken met een van de schaaltjes van een en houtskool wijzen erop dat de inhoud muntbalans (afb. 2 ). Deze diende om, met zo nu en dan met behulp van hout in behulp van speciale muntgewichtjes, de in brand gestoken werd, mogelijk uit hygië- omloop zijnde gouden munten na te we- nisch oogpunt. Het is niet vastgesteld gen. De waarde daarvan werd in feite vanuit welk niveau het kuiltje ingegraven bepaald door de hoeveelheid goud die erin werd, maar ik heb de indruk dat het niet verwerkt was en kon dan ook eenvoudig bij de kelder hoort. Mogelijk lag het op door vijlen of snoeien aanzienlijk vermin- het achtererf van een houten huis aan de derd worden. Er zijn gewichtjes uit de Bakkerstraat, dat door brand verwoest 15de eeuw bewaard voor allerlei gouden werd. Onder het oostelijk gedeelte van de munten, terwijl die voor zilvergeld ont- kelder, aan de straatkant, bevond zich na- breken T. Waarschijnlijk kunnen we vanaf melijk een dikke laag verbrand hout, ter- het begin van de 14de eeuw, toen in de wijl zich meer naar het westen een laag Nederlanden weer voor het eerst sinds de daklei met loden strippen uitstrekte over Merovingische tijd gouden munten in het een oppervlakte van 80 x 250 cm. Bij een betalingsverkeer verschenen 2, muntbalans- brand was het leien dak vermoedelijk op jes en -gewichtjes aantreffen. Het Arnhem- het achtererf terecht gekomen, waar ik se balansje behoorde waarschijnlijk niet ook het afvalkuiltje wil plaatsen. tot de vroegste voorbeelden. De schaaltjes van de 14de-eeuwse exemplaren schijnen Volgens mijn aantekeningen zijn daarin namelijk alleen achthoekig te zijn ge- scherven gevonden van drie grapen (rood- weest :i. De driehoekige kunnen in de loop bruin aardewerk met loodglazuur), van van de 15de eeuw in zwang geraakt zijn, een schaal met standring en een pot (beide later komen ze, in combinatie met een blauwgrijs aardewerk) en een halsje van rond schaaltje, algemeen voor. Ook de een .Jacobakannetje" (steengoed). Dit vorm van de muntgewichten was aan ver- complex is echter in de boedel van de andering onderhevig: de middeleeuwse inmiddels niet meer bestaande AWA niet exemplaren zijn veelal rond, terwijl de als zodanig terug te vinden. Toch meen 16de- en 17de-eeuwse muntgewichten over ik, uit mijn geheugen puttend en afgaand het algemeen vierkant zijn. op de schaal met standring, van dunwan- dig hard gebakken blauwgrijs aardewerk, Het rad dat op het Arnhemse schaaltje de afvalkuil in de 15de eeuw te kunnen gestempeld is, moet geïnterpreteerd wor- dateren. Met zekerheid kan dit echter niet den als een kenmerk van de balansmaker gezegd worden. en tevens als een ijkmerk, dat garant Dit alles zou onbelangrijk geweest zijn, stond voor de deugdelijkheid van de ba- ware het niet dat het enige object dat lans. Ontbreekt dit op de Texelse en bewaard is gebleven, en waarvan vast Bossche exemplaren? In „Westerheem" staat dat het uit de afvalkuil afkomstig is, lezen we: „De schaaltjes zijn achthoekig onze aandacht trekt. Het is een gewalst en hebben een verdiept, cirkelvormig bronzen of koperen plaatje in de vorm van middendeel"! 4 Is dat miscshien een in- een gelijkbenige driehoek (basis 48 mm, stempeling? In „Van Bos tot Stad" lezen gelijke zijden 44 mm, dikte 0.3 mm). De we bovendien: „Op de schaaltjes zijn door linker hoekpunt van de basis is afgebro- de corrosie van het brons de afdrukken

250 bewaard gebleven van de touwtjes, waar- 3 H. Alta, W. Conijn, Verkenningen op Texel: mee de schaaltjes aan het balansje beves- Oud Den Hoorn, Westerheem XIV, 1965, p. tigd waren"6. Wat kan er allemaal niet 147—151. H. L. Janssen (Red.): Van Bos tot Stad, tevoorschijn komen wanneer die corrosie Opgravingen in 's Hertogenbosch. 's Herto- vakkundig verwijderd wordt? genbosch 1983, p. 265. 4 Alta 1965, p. 150—151. 5 Noten Janssen 1983, p. 265. ' Vergelijk: Het Munttarief van 1499, Rotter- Bakheidehof 9, dam 1978, p. 19. 6845 GA ARNHEM - H. E. van Gelder, De Nederlandse munten, Utrecht/Antwerpen 1968, p. 29—32.

Tiende Gelderse Archeologische Dag 1984

Op zaterdag 14 april, een stralende lente- dag, togen vele AWN'ers en leden van de Gelderse Archeologische Stichting naar het mooie herbouwde Doorwerth. De be- groeting in de koffiekamer tussen alle be- kenden en onbekenden was hartelijk en na de warme koffie trok men naar de kille ridderzaal waar de heer D. J. G. Buurman iedereen welkom heette. Door zeer ernstige ziekte van zijn vrouw kon de voorzitter, de heer Leenmans niet aanwezig zijn. De heer Buurman memoreerde even het feit, dat deze dag een lustrum was, het was de 10de keer dat deze in samenwerking met de AWN georganiseerd werd. Ofschoon het kasteel nog niet geheel is gerestau- reerd, was het toch door de Gelderse Kastelen Stichting voor deze dag ter be- schikking gesteld. Wat het thema van de lezingen betrof: „Archeologische Monu- menten in het Gelders Landschap", het blijkt dat de monumentenwet wel inge- steld is op het voorwerp, maar nog niet op de omgeving en de onzichtbare monu- menten. Het zit slecht met de structuren; 1. Doorwerth. een monument is altijd een deel van een groter geheel. . . onderzoek ingesteld naar het verdwenen dorp Wolfheze, dat in 1585 door de Span- De eerste spreker, de heer drs. R. P. G. A. jaarden verwoest werd, en niet meer opge- Voskuil, een „aardwetenschapper" zoals bouwd. In tegenstelling tot West-Duits- hij zichzelf noemde, had indertijd een land, kent nien in Nederland weinig

251 „Wüstungen". Door gebruik te maken van luchtfoto's (o.a. van de Royal Air Force) van boringen en rapporten van de Dienst Bodemkartering kwam het vol- gende beeld tevoorschijn: Het dorp, een esdorp, is in de 11de eeuw ontstaan en omvatte bouwland, grasland en een areaal heide en bos. De heide werd door schapen beweid, die 's avonds weer in de potstal gedreven werden. De mest uit deze stal gebruikte men om de akkers vruchtbaarder te maken. Zodoende kregen de arme bouwgronden op den duur een aardige 2. Naar de bus. structuur. Om het bouwland lagen wild- wallen. Het dorp zelf lag in het dal van de Wolfhezer beek en omvatte een kerk, en mogelijk is, blijft zeer groot. De ont- een kasteel (hof) en boerderijen. Van dit bossing van grafheuvels leidde er bijv. toe, alles is bitter weinig gebleven. De beek dat de mensen het een mooie uitzichtpost is vergraven bij de aanleg van sprengen en picknickplaats vonden, motorcrossers en het hele gebied is nu overwoekerd door vonden het een prachtig oefenterrein, om een natuurlijke vegetatie, alleen bij nauw- van ruiters nog te zwijgen. Men was ge- keurig kijken kan men de plaats van de dwongen prikkeldraad over de heuvels te kerk en de hof terugvinden. De dikte van spannen om ze te beschermen. Van de de es blijkt 25—40 cm te bedragen. Hier- landschappelijke aanpassing in de wijdere uit mag men concluderen dat het dorp omgeving kwam zo niet veel terecht. Te- dus 200—400 jaar heeft gefunctioneerd. genwoordig beseft men wel, dat men niet alleen het monument zelf moet conserve- De tweede spreker de heer J. Dieperink, ren, maar ook de omgeving moet aanpas- verbonden aan de Stichting Het Gelders sen. Men doet veel moeite om de oude Landschap, ging uitvoerig in op het schapendriften open te houden, de schei- beheer van de 7000 ha grote terreinen bomen en scheiheggen in stand te houden, van de Stichting. Deze herbergen een grote sprengen en beken te restaureren. Met de hoeveelheid archeologische monumenten heidevelden zelf ligt het moeilijker. Door (graf heuvels, celtic fields, urnen velden de beweiding met schapen en het afplag- enz.) die beschermd moeten worden. gen, werd de heide in feite verschraald. Oorspronkelijk was alles bos, tot de Men probeert het nu door stukken heide eerste landbouwers dit kapten, er hun machinaal af te plaggen, maar ook hier akkertjes aanlegden en het weer verlieten. blijkt o.a. de zure regen een zeer nega- Doordat deze bewoners hun vee in het tieve factor die de vergrassing van de bos en op de verlaten akkers lieten wei- heide in de hand werkt. den, heeft het oerbos zich nooit meer hersteld. Doordat het dia-apparaat weigerde, sprong de voorzitter van de AWN, de heer L. Er ontstonden uitgestrekte heidevelden. Molhuysen, in en hield alvast zijn rede, De groeiende bevolking legde ook een die hij anders aan het eind van de dag had extra druk op het landschap, de omgeving willen houden. Hij hield het gehoor nog van de archeologische monumenten veran- eens uitdrukkelijk voor, dat het in de derde, later beperkte het beheer zich alleen archeologie niet alleen gaat om de objec- tot deze monumenten en de directe omge- ten, maar dat men moet zoeken naar de ving. Het verschil tussen'wat wenselijk culturele patronen, waarin deze passen, en

252 naar het functioneren van de mensen in J..W. Noordam (R.O.B.) zijn voordracht het verleden. Het is nog altijd zo, dat men beginnen. Aan de hand van de dia's toon- makkelijker een archivaris aanstelt, dan de hij ons de zichtbare monumenten in een archeoloog. Ofschoon ze toch beide het landschap, zoals de hunebedden, graf- „beheerders" van het verleden zijn. Het heuvels en celtic fields. De grafheuvels historisch geweten van de mensen moet hebben vaak een omvang van 10—25 m, wakker gemaakt worden, zodat men nooit een hoogte van 25 cm tot 2 meter en meer zoiets verzint als nu in Delft: een liggen soms bijeen, soms in een flauw ge- kantoorgebouw in het Prinsenhof! Of dat bogen lijn. De vroege bekerculturen wier- iemand die met een metaaldetector aan pen ze op met bosplaggen, in de Bronstijd het zoeken is dit verdedigt met de woor- gebruikte men heideplaggen. den: als ik dit niet doe, zit ik in de kroeg . . . Door gebrek aan cultuurhisto- Onder een zware humusband vindt men risch denken zijn we in een afschuwelijke grijskleurig loodzand. Hun uiterlijke ver- situatie gekomen, denk aan de zure regen, schijning is niet indrukwekkend, slechts of aan het plan tot droogmaking van de doordat ze in groepen liggen vallen ze op. Markerwaard, honderden huizen zullen In 1981 heeft men de grafheuvels op de door de verlaging van het grondwaterpeil Doorwerther heide geconsolideerd. Ze ver- vervallen. We hebben het verleden nodig toonden diverse verstoringen, de top was om de toekomst te maken. De AWN'ers afgeplat en er groeide bossage op, er was zijn hiervan wel overtuigd, maar ze moe- een gat in de top gegraven of in het cen- ten het overal uitdragen. trum ingegraven. Aan de hand van dia's liet de heer Noordam zien, hoe de conso- Na dit gloedvolle betoog was het dia- lidatie in zijn werk gaat. Voor het begin apparaat weer gerepareerd en kon de heer van het werk neemt men foto's, zodat de verstoringen duidelijk zichtbaar zijn. Dan 3. Wolfheze. Plaats van de verdwenen kerk. bepaalt men het middelpunt van de graf-

253 heuvel, maakt tekeningen met de evt. ver- storingen in zijaanzicht en meet de hoogte. Door proefsleuven probeert men het talud, (de helling) terug te vinden en met deze gegevens wordt een reconstructietekening gemaakt. Dan pas worden de piketten ge- plaatst en begint de eigenlijke consolide- ring. Er blijkt dan altijd een tekort aan zand te zijn, dat van elders aangevoerd moet worden. Met de schop en hark wordt de heuvel in model gebracht, soms legt men er nog harmonicagaas over om beschadi- ging tegen te gaan. Een pas afgedekte heuvel is kwetsbaar voor erosie, daarom wordt hij soms met heidehumus afgedekt of wordt schapengras gezaaid, of dekt men hem af met heide- of bosplaggen. Tot de consolidatie behoort ook de critische be- schouwing van de omgeving. Zonodig ver- andert men hieraan ook het een en ander. Pas dan plaatst men de bordjes van de ROB. Tot slot sprak de heer drs. R. S. Hulst, provinciaal archeoloog van Gelderland, 4. Begin van de Wolfhezer beek. over „Het archeologisch monument in het Gelderse Landschap". De heer Hulst wilde de bevolking (stedenbouw). In dit proces het woord monument ruim interpreteren, grijpt de archeoloog actief in, want het en niet alleen over het zichtbare monument nieuwe bedekt het oude. Moet men docu- spreken. Tenslotte is het gehele Gelderse menteren en de grond laten verstoren, of landschap een cultuurlandschap, met een restaureren of consolideren wat er nog is. grote verscheidenheid in verschijningsvor- Architectonisch is een ruïne hetzelfde als men, die ook weer geologisch bepaald zijn. een verstoorde grafheuvel. Men heeft bijv. De stuwwallen ontstonden in de derde gemeend, de Hunnenschans te kunnen res- Ijstijd, zee en rivier zetten klei af, de taureren. Onderzoek toonde aan, dat men wind veroorzaakte de dekzanden en de in de verste verte niet in staat is te zeg- latere stuifzanden. De ontbossingen, voor- gen hoe de Schans er ooit uit heeft gezien. al in de Romeinse tijd, zorgden voor een In zo'n geval is restaureren onzin en moet snellere afvoer van het water en het te men consolideren. intensieve gebruik van de bodem in de Andere voorbeelden: tussen Lunteren en Middeleeuwen deed de stuifzanden ont- Wageningen ligt een gebied van grote ar- staan. In de Karolingische tijd begon men cheologische betekenis. Door intensivering op grote schaal met ontginningen, die in- van het bodemgebruik, hier: bebouwing, klinking van het veengebied tot gevolg kwam een oude nederzetting ten noord- had. Daardoor kon de zee makkelijker oosten van de oude kern van Ede te voor- naarbinnen dringen (zo ontstond het Al- schijn. Op oude kaarten komen hier oude mere) en krijgt men de laagjes klei op het wegen bij elkaar, verbindingslijnen die ver veen. De vorming van het landschap gaat terug kunnen gaan. In de Romeinse tijd nog steeds door, denk aan de intensive- vond hier bewoning plaats op circa 30 me- ring van het grondgebruik, de groei van ter hoogte, halfweg de stuwwal. Waarom

254 zijn de mensen daar gaan zitten? Voor vertelde, dat het eigenlijk geen grafheu- water zou men een put van 50 m diepte vels meer zijn, ze zijn ten dele al onder- hebben moeten slaan! Helaas is dit terrein zocht in 1909, maar dit onderzoek was niet te consolideren en blijven vele vragen van dien aard, dat er reeds 2 jaar later onbeantwoord. heftige kritiek op geleverd werd. Maar de heuvels geven nu een goede indruk van Als tegenstelling nemen we een oude kaart een rij grafheuvels (5 stuks) in een open van Oosterwolde. Dan ziet men dat de terrein. Zoals zo vaak, worden ook deze structuur van de percelen haaks staat op heuvels begeleid door een stelsel van kar- de oude kustlijn. Door de kustafslag ten resporen. Volgens de heer Hulst zou het gevolge van de ontginningen in de Karo- zeker de moeite lonen de karresporen op lingische tijd moest men steeds verder de Veluwe eens grondig te onderzoeken, naar het noordoosten uitwijken. Recente er is nu nog veel van over. ruilverkavelingen in dit gebied gaven gele- genheid tot waarnemingen. Men vond de Daarna ging men door kreupel en bós sporen van bewoning van de 14de—18de (letterlijk) naar de oude kasteelplaats. eeuw. Men had op woonterpjes geleefd, Ook die was nog goed te herkennen. Be- tot men in de 18de eeuw weer last van denkelijke gezichten werden getrokken, het water kreeg door ontginning, en naar toen er verteld werd dat er een houten het huidige dorp vertrok. In dit gebied kasteel met hoektorens gestaan zou heb- nu kan men wel de onzichtbare monu- ben. Stenen en puin waren er niet gevon- menten beschermen. den, maar veel onderzoek was er ook Conclusie: in natuurgebieden kan men de niet naar gedaan. Van de kasteelplaats was archeologische monumenten optimaal be- het niet ver naar de oorsprong van de schermen, in agrarisch gebied is dit zeer Wolfhezerbeek. Men had de bron weer wel mogelijk, maar in bewoonde gebieden opgegraven en de beek schoongemaakt. is het onmogelijk, wat zeer frustrerend is Men zag de blanke zandgrond weer. De voor de archeoloog. sprengen en beekjes op de Veluwe lopen Na deze lezing was het tijd voor de lopen- alle tussen walletjes, doordat men ze ge- de lunch, die keurig verzorgd was door regeld moest schoonmaken en de uitge- AWN-leden van de afdeling Arnhem. graven grond op de oever deponeerde. Ze Iedereen was blij zich wat te kunnen moesten wel schoongemaakt worden, want warmen na de kille zaal. De meesten lie- ze dreven de talrijke watermolens op de pen, na de tentoonstelling van archeolo- Veluwe aan. gische recente vondsten uit Gelderland Jammer is alleen, dat Staatsbosbeheer hier bekeken te hebben, met hun broodje snel de beek had geschoond, maar verderop bij naar buiten om van de voorj aarszon te de boeren gebeurde er niets. kunnen profiteren. Door de grote belangstelling, die met veel Om 2 uur reed de bus voor en ging men vragen en opmerkingen gepaard ging, was naar het verdwenen dorp Wolfheze. On- het al aardig laat geworden. Daarom be- der leiding van een boswachter mochten sloot: men de rest van het programma te we het natuurreservaat in en kon de heer laten schieten en liep men terug naar de Voskuil de deelnemers de plaats aanwij- bus om weer naar de Doorwerth te rijden. zen waar eens de kerk gestaan had. Het Ruim over 4 nam men hier uiterst vol- was duidelijk te herkennen, en toen men daan afscheid van elkaar, tot de volgende er op gewezen werd, ontdekte men ook de archeologische dag. wildwallen en het akkerland. Het was heerlijk door de heide te lopen naar de geconsolideerde graf heuvels. De heer Hulst J. Zantinge-van Dijkum

255 Afdelingsnieuws

Afdeling Lek- en Merwestreek grotendeels nog aanwezig zijn. De onderzijde van de planken bevindt zich op ± 1.60 m beneden In 1983 zijn enige nieuwe activiteiten ontwik- het maaiveld. Het bouwwerkje zal op een ver- keld. Na jarenlang stadskernonderzoek door de hoging gestaan hebben. Men zal hier heel goed ROB, lopen deze grote projecten helaas af. In de hoogte van het opgeslibde land sinds het overleg met drs. Sarfatij is daarom besloten een bouwen na kunnen rekenen. Het onderzoek zal beroep te doen op de amateur-archeologen in de t.z.t. worden voortgezet. stad Dordrecht. Tijdens een vergadering, waarbij C. van der Esch de heren Ha'lewas en Sarfatij een deskundige uitleg gaven over de mogelijkheid om ook leden een steentje bij te laten dragen in het stads- Afdeling Zaanstreek e.o. kernonderzoek, is besloten hiermee een voor- zichtig begin te maken. „Grondsoort", het blad van de afdeling bevat deze keer hoofdzakelijk de vermelding van de Met een aantal nieuwe, vooral Dordtse leden, activiteiten in het afgelopen jaar. Natuurlijk heeft zijn wij in overleg met de gemeente Dordrecht de organisatie van de jaarvergadering, en vooral vlakbij het terrein van Buytink aan de Visstraat de tentoonstelling in het Mo'enmuseum veel tijd gestart. Recente bouwplannen maken echter, dat en werkkracht gevergd. het onderzoek, naast het grote werk van de Toch heeft men nog kans gezien waarnemingen ROB, dit jaar gestaakt moet worden. De werk- en noodopgravingen te verrichten. groep „Dordrecht" zal wellicht kunnen voor- In het plein „de Burcht" te Zaandam ontdekte komen, dat er in de toekomst details van het de heer Nachbarop op 1.10—1.30 m diepte een bodemonderzoek verloren gaan. puinlaagje met scherven uit de 17de—18de eeuw. Voorts werd er op 19 november 1983 een onder- Is er misschien verband met scheepsbouwacti- zoekje verricht in de oostelijke punt van de viteiten hier in vroegere eeuwen? Aloysen- of Bovenpolder van de Dordtse Bies- In het achterhuis van een pand aan de Zuider- bosch, naar aanleiding van een melding van hoofdstraat te Krommenie konden met toestem- muurresten in een sloot, door mensen van het ming van de eigenaar enkele putten gegraven waterschap „De Grote Waard" en de eigenaar. worden. Onder een kleilaag op ca. 1.40 m diepte Het betreft hier de restanten van een wacht- of vond men een vaste venige laag met enkele tolhuis, dat daar in de 17de eeuw op de opge- Paffrathscherven en ander middeleeuws materiaal. komen gorzen stond. Op oude kaarten o.a. van Zou er misschien in de 13de eeuw al lintbebou- Math. van Nispen, circa 1675 (archief Dor- wing in het oude Crommenye geweest zijn? drecht), staan meerdere tol- of wachthuizen De leden in Uitgeest waren actief bij het bouw- aangegeven. Volgens van Balen waren het moge- rijp maken van het plan De Koog. In het oude lijk wachtlokalen voor het innen van convooi- Benes werden resten van een kleine behuizing en licentgelden voor de Admiraliteit van de uit de 16de—17de eeuw ontgraven. In de onder- Maas. Tot 1430 is er op de Maas bij Almsvoet grond kon middeleeuwse grondbewerking, in de tol geïnd. Toen is het tolhuis opgeheven, omdat vorm van spitsporen aangetoond worden. Nog de Grote Waard niet meer gered kon worden. dieper kwamen greppeltjes, gevu'd met zand en Dit was negen jaar na de Sint Elisabethsv.'oed wat verspoelde fragmentjes van inheems aarde- van 1421. Ook Teixera De Mattos maakt er ge- werk uit de tijd rond het begin van de jaar- wag van in zijn boek „De waterkeeringen, wa- telling te voorschijn. terschappen en polders van Zuid-Holland", deel Bij een nieuwe noodopgraving vond men het IX, afd. VI, 1936. „Een wacht- of tolhuis dat stenen fundament van een 17de-eeuws gebouw- destijds nog aan de uiterste oostkant van de tje. Tegen de buitenzijde bleek een oven/schoor- opgekomen gorzen stond." Het stond tussen de steen te zitten. De ovenvloer bestond uit rode voormalige „Den Heeren Wegh" en „De Cop". plavuizen, met daaronder een nog oudere stook- Tijdens dit vluchtig onderzoekje werd een vloer plaats. van geglazuurde plavuizen en muurwerk van Belangrijk was de vondst van een waterput, ge- 30—40 cm dikte, met zogenaamde Dordtse drie- maakt van wilgentakken, die zich onder het fun- ling aangetroffen. Ook stukken van de funde- dament bevond en scherven vanaf de Middel- ring (heulbogen) werden uit de sloot gehaald. eeuwen tot en met de 17de eeuw bevatte. Het geheel is omgeven geweest door een eiken Verkenningen in de Uitgeesterbroekpolder lever- beschoeiing van palen en planken, waarbij de den een inheemse bewoningsplek op, vindplaats planken van 3.5 cm dikte en ± 35 cm breedte Uitgeesterbroekpolder 18! Dicht onder het maai-

256 vlak kwam een groot aantal inheemse scherven plaats van het landhuis heeft vroeger een waar- uit de Romeinse tijd te voorschijn, evenals terra schijnlijk uit de Middeleeuwen stammende boer- sigillata-scherfjes. Elders vond men een brand- derij gestaan. Er werden de overblijfselen van plaats, die een concentratie inheemse scherven en een keldertje gevonden, onder een enorme berg een spinschijfje opleverde. Een grote kraan, die zand, die men daar voor jaren had gestort. De dwars over de vindplaats reed, benam de gravers put moet nog leeggehaald worden en men hoopt een tijdje de lust nog verder te werken. op goede vondsten. Doordat men van de eigenaresse toestemming In een bouwput aan het begin van de Loosduinse kreeg, verder te graven in de Uitgeesterbroek- weg in Den Haag kon men enkele geologische polder, hoopt men in 1984 verdere resultaten waarnemingen doen. De archeologisch geologische bij opgravingen te kunnen boeken. Vrijwiligers kaart van 's Gravenhage geeft daar alleen Oud voor o.a. vondstverwerking kan men heel goed Duin- en Strandzand aan. Er blijkt echter veel gebruiken. meer aan de hand te zijn. Men onderscheidde 6 Plannen voor een „lange weekend" opgraving verschillende lagen. Dit leidde tot het herzien en een excursie tonen aan, dat er in de afdeling van de ligging van de krinkellagen, het veen en volop gewerkt en gedacht wordt. de datering van de veen/bodemvorming en de turfwinning. Afdeling Den Haag e.o. Verslagen van de archeologische dag te Delft, de opening van het Pieter Posmapad en van een Sinds een jaar heeft de afdeling haar eigen enquête onder de leden van de afdeling comple- periodiek. Dit keer staan er, behalve de aankon- teren het geheel. digingen van lezingen en schervenavonden een paar aardige artikeltjes in. Op het terrein van de oude Haagse Courant Afdeling Rijnstreek begon men onder onmogelijke omstandigheden (sneeuw, hoge grondwaterstand, een slopersbe- Behalve de aankondigingen van de ledenverga- drijf aan het werk) aan een kleine opgraving. dering en een excursie, bevat „Renus", het me- Veel hoop om iets in de blubber te vinden, had dedelingenblad van de afdeling, een kort be- men niet. Maar het geluk is soms met de opti- richtje, dat men druk bezig is met de vondst- mist . . . Men vond een rijke laat-middeleeuwse verwerking van Teylingen en Leiderdorp. Vooral laag, die enkele bijna gave Jacobakannen ople- de gracht van Teylingen leverde enorm veel ma- verde. Maar bovendien kwam een enorme hoe- teriaal op, o.a. glas, steengoed en leer. veelheid leer te voorschijn, ca 80 fragmenten, Op zaterdagochtend is men bezig in Leiderdorp, maar ook complete schoenen met de veters er en door de week kan men een handje helpen bij nog in. Heeft hier vroeger een schoenmaker ge- een ROB-opgraving achter de Haarlemmerstraat woond? nabij het Elisabethgasthuis. Genoeg te doen dus in de afdeling. Bij het landgoed Backershagen bij Wassenaar stelde men eveneens een onderzoekje in. Op de J.Z.v.D.

257 Themadag

Op 27 april 1985 organiseert het hoofdbestuur van de AWN een themadag met de titel: "Nieuwe bewoners of nieuwe gewoonten?" Wijzigingen in cultuurpatronen archeologisch beschouwd

Het is nog niet zo lang geleden dat de intrede van nieuwe cultuurverschijnselen in de Nederlandse pré- en proto-historie veelal werd toegeschreven aan het binnentrekken van nieuwe bevolkingsgroepen. De eerste boeren die zich met de bandceramische cul- tuur op de Limburgse lössgronden vestigen, de al dan niet gewelddadige invallen van met strijdhamers gewapende standvoetbekerlieden, en immigranten die hun doden in urnenvelden bijzetten, zijn enkele voorbeelden van migratietheorieën. De inzichten over het tot stand komen van dergelijke veranderingen zijn de laatste decennia, vooral onder invloed van de culturele antropologie, in veel gevallen gewijzigd. In plaats van plotselinge veranderingen, veroorzaakt door invallen en migraties, wordt steeds vaker gedacht aan (geleidelijke) ontwikkelingen in de cultuur van de oorspronkelijke bevolking. Op de themadag zullen, na een inleiding door een cultureel antropoloog, een aantal Nederlandse archeologen uiteenzetten hoe de uit de archeologische gegevens af te leiden veranderingen, voor diverse regio's en perioden, tegenwoordig verklaard worden. De volgende sprekers hebben hun medewerking toegezegd: Prof. Dr. H. J. M. Claesen, Dr. H. A. Heidinga, Dr. P. B. Kooi, Prof. Dr. J. D. van der Waals, Prof. Dr. P. J. R. Modderman en Prof. Dr. H. T. Waterbolk. De themadag zal gehouden worden in het Jaarbeurs Congrescentrum te Utrecht. De kosten voor deelname aan deze dag bedragen ƒ 30,— p.p. voor AWN-leden en ƒ 35,— p.p. voor niet-leden (incl. lunch, koffie en thee). Het volledige programma van de themadag zult u met een aanmeldingsformulier aantreffen in het volgende nummer van Westerheem. Namens het hoofdbestuur van de AWN, Nita C. J. J. Ladiges

258 Literatuursignalement

Bonner Jahrbücher Bd. 183, 1983. 951 blz. samenvatting van de huidige wetenschappelijke Oost-JEuropa en Turkije komen in drie bijdragen stand van zaken omtrent dit interessante onder- aan bod (Gerhard Wirth, Joachim Kramer, Vla- werp. dimir Iliescu). Dichter bij huis blijven Andrea 202: IJzereef, G. F. Boeren in de Bronstijd bij Nisters-Weisbecker (Grabsteine des 7.—11. Jahr- Bovenkarspel. — Overdruk uit: Spiegel Histo- hunderts am Niederrhein) en Rolf Funken (Epi- riael 18, 1983, blz. 635—643. graphische Anmerkungen zu niederrheinischen Het grootscheepse onderzoek in de polder Het Grabsteinen), terwijl Gerhard M. Koeppel een Grootslag in West-Friesland is in Westerheem begin maakt met de beschrijving en inventarisatie meermalen ter sprake gekomen. Zelden heeft men van „historische" reliëfs uit de Romeinse Keizer- op zo'n uitgebreide schaal zoveel aspecten van het tijd. In korte bijdragen komt een aantal vondsten boerenleven uit de Bronstijd kunnen bestuderen. en vindplaatsen uit het door het Rheinisches In bovenstaande bijdrage wordt nader ingegaan Landesmuseum te Bonn bestreken gebied aan op de zoölogische aspecten van het onderzoek bod. Na het jaarverslag van genoemd museum en de gevolgen ervan voor de reconstructie van volgen nog ruim 200 blz. met boekbesprekingen. de bewoningsgeschiedenis. Degelijke, zelfs zware kost in een onberispelijk 204: Ypey, J. Rekonstruktionsversuch der uitgegeven, nauwelijks te torsen boek. Schwertklinge von Sutton Hoo. — Overdruk uit: Archaologisches Korrespondenzblatt 13, 1983, S. Archief- en bibliotheekwezen in België, dl. 53 nr. 495—498. 1—4, 1982, blz. 1—51: F. Verhaeghe en H. L. Op basis van zijn grote kennis van het damasce- Janssen. Stadsgeschiedenis en stadsarcheologie in ringsproces poogt de schr. het zwaard uit het de Nederlanden. beroemde scheepsgraf van Sutton Hoo te recon- Een interessant bijdrage tot de „jonge" weten- strueren. schap van de stadsarcheologie in een voor ama- 205: Willems, W. J. H. Archeologische kroniek teur-archeologen naar ik aanneem onbekende van Limburg over de jaren 1980—1982. — Over- bron. Gewezen wordt op het grote belang van druk uit: Publications de la Sociétê historique et het stadsarcheologisch onderzoek voor het stads- archéologique dans 1e Limbourg 119, 1983, blz. historisch onderzoek. Beide disciplines vervullen 197—291. t.o.v. elkaar een complementaire rol en streven, 206/207: Verlinde, A. D. Archeologische kronie- ieder op eigen wijze, naar een betere kennis van ken van Overijssel over 1980/1981 en 1982. — het verschijnsel „stad" en van de componenten Overdrukken uit: Overijsselse historische bijdra- die bij het ontstaan en de ontwikkeling ervan gen 97, 1982, blz. 167—208 en id. 98, 1983, blz. een rol speelden. 119—127. 208: Woltering, P. J. Archeologische kroniek van ROB-overdrukken: Noord-Holland over 1982. — Overdruk uit: Holland 15, 1983, blz. 199—239. 201: Ypey, J. Damaszierung. — Overdruk uit: De gesignaleerde kronieken lopen in omvang en Reallexikon der Germanischen Altertumskunde; presentatie nogal uiteen. Dat geldt in mindere 2. Aufl., Bd. 5, 1983, S. 191—213. mate voor de hoeveelheid en diversiteit van de Damascering is een techniek om staal zodanig te gesignaleerde vondsten en vindplaatsen. Samen- bewerken, dat het zowel hard als soepel is. stellers van en medewerkers aan deze kronieken Tevens kan men deze techniek toepassen ter hebben een goed stuk werk afgeleverd. decoratie van de vervaardigde voorwerpen. In bovenstaande bijdrage geeft de schr._ een beknopte P. Stuurman

Voor al uw periodieken naar N.V. DRUKKERIJ DE RESIDENTIE Pletterijstraat 103, 's-Gravenhage, tel. 070-859347

259 Tentoonstellingsnieuws

Delft, Technisch Tentoonstellings Centrum, Ka- Art et civilisations des chasseurs de la Préhis- naalweg 4; tot 16 november: toire Kijk op koggen; het in de 13e en 14e eeuw in Openingstijden: dagelijks, behalve di., van 10— de Noordelijke scheepvaart gebruikte koggeschip 18 uur. Openingstijden: ma. t/m za. 10—17 uur; zo. 13—17 uur. Lille, Musée de 1'Hospice Comtesse, Rue de la Monnaie; tot eind december: Leiden, Pijpenkabinet, Oude Vest 159A; tot 17 700.000 ans de préhistoire dans 1e Nord de la december: France Drie eeuwen Nederlandse pijpen; fabricage, bo- demvondsten Openingstijden: do. 19—21 uur; zo. 13—17 uur. München, Staatlichen Antikensammlungen Mün- chen am Königsplatz, Meiserstrasze 10, 8000 München 2; tot 9 december: Gold der Skythen, aus der Leningrader Erematige Rotterdam, Museum Boymans van Beuningen, Openingstijden: dagelijks van 10 tot 18 uur, Mathenesserlaan 18—20; tot 19 novemberber: woensdags tot 20.30 uur Het goud der Thraciërs en het Troje van Schlie- mann Openingstijden: di. t/m za. 10—17 uur; 20. Basel, Historisches Museum, Barfüsserkirche, 11—17 uur. Barfüsserplatz CH-4051 Basel; tot 2 december: Kaiserliches Tafelsilber, der spatró'mische Silber- schatz von Kaiseraugst Parijs, Musée de l'Homme, Palais du Trocadéro; Openingstijden: dagelijks behalve maandags van vanaf 3 oktober: 10 tot 12 en 14 tot 17 uur

Lezingen

Afdeling Zuid-Salland-IJsselstreek-Oost- 13 maart: drs. P. W. van den Broeke Veluwezoom Het handgevormde aardewerk uit de Ijzertijd en de Romeinse tijd van Oss-Ussen in een ruim 21 november: drs. R. C. G. M. Lauwerier perspectief Jacht en veeteelt in de Romeinse tijd in het Gemeentelijke Archiefdienst, Klooster 3, Deven- oostelijk rivierengebied ter, 20.00 uur 18 januari: prof. dr. J. H. F. Bloemers Afdeling IJsseldelta-Vechtstreek Een poging tot ontleding van het Romanisatie- 27 november: drs. F. C. Theuws proces in Nederland De middeleeuwse opgraving te Dommelen (N.Br.) 13 februari: drs. W. A. B. van der Sanden en de kolonisatie van het Frankische rijk Het onderzoek van de nederzetting uit de Ijzer- Provinciaal Overijsels Museum, Voorstraat 34, tijd en de Romeinse tijd van Oss-Ussen (N.Br.) Zwolle, 20.00 uur

260 Adressenlijst hoofdbestuur en afdelingssecretariaten van de archeologische werkgemeenschap voor Nederland Hoofdbestuur: 5. Amsterdam en omstreken: G. Haak, Alg. Voorzitter: L. Molhuysen, Uilenstede 55, 1183 AB Amstelveen, 020- Louise de Colignystraat 39, 2595 SL Den 450490. Haag, (bij uitzondering) tel. 070-859719; 6. Rijnstreek: W. Dorsman, De Laat de Kan- overdag tel. 070-657955; terstraat 29, 2313 JS Leiden, 071-144671. Vice-voorzitter: Mr. H. J. Moltmaker 7. Den Haag en omstreken: L. van der Valk, Kleine Raamstraat 19, 9711 CG Gronin- Soestdijksekade 790, 2574 ED Den Haag, gen, tel. 050-140777, overdag 05920-14841. 070-802546. Alg. secretaris: P. W. van der Zwaai, 8. Helinium (Vlaardingen): P. G. van Heins- Postbus 3088, 3130 CB Vlaardingen; broek, tel. 010-743049; Postbus 2143, 3130 BC Vlaardingen, Alg. Penningmeester: N. L. van Dinther, 010-349808. Postbus 714, 3170 AA Poortugaal, tel. 9. De nieuwe Maas (Rotterdam e.o.): J. de 01890-7451; Baan, Voorstraat 38, 3201 BB Spijkenisse, Hoofdredacteur: C. A. Kalee, 01880-12006. Archeologisch Instituut, Trans 14, 3512 10. Zeeland: Mevr. L. C. J. Goldschmitz-Wie- JK Utrecht, tel. 030-392018 of 392010; 'inga, Verdilaan 35, 4384 LB Vlissingen, 01184 Bestuursleden: 70058. Drs. P. W. van den Broeke (vakarcheo- 11. Lek en Merwestreek: R. Hovingh, Dorps- loog), Oude Vest 223H, 2312 XZ Leiden, straat 62, 2959 AH Streefkerk, 01848- tel. 071-125158, overdag 071-148333, tst. 1019. 2388; 12. Utrecht en omstreken: Tj. Pot, Dr. W. J. de Boone (publikaties), Tolsteegplantsoen 35, 3523 AL Utrechi. Lage Boeschoterweg 16, 3886 PS Garde- 030-516351. ren, tel. 05776-1329; 13. Naerdincklant (Hilversum e.o.): Mevr. E. du Maine-Reintjes (afdelingen en Mevr. L. van Duyn-Franken, M. Philips- regio's), Van Goghstraat 21, 6813 HD laan 16, 1403 GL Bussum, 02159-13686. Arnhem, 085-423817. 14. Vallei en Eemland (Amersfoort e.o.): P Mevr. N. C. J. J. Ladiges (educatie), Molenaar, Rapenburgerplein 13, 1011 VC Amster- Regentesselaan 18, 3818 HJ Amersfoort, dam, tel. 020-251956; 033-19871. Ereleden: H. J. Calkoen t (Ere-voorz.), 15. West- en Midden-Betuwe en hommeier Prof. Dr. Ir. E. H. P. Cordfunke, H. J. waard: S. H. Bakker, van Rijn, P. Stuurman. De Hennepe 313, 4003 BC Tiel, 03440-19101 Administrateur: H. Schoorl, 16. Nijmegen en omstreken: M. E. P. Ritzer, Postbus 100, 2180 AC Hillegom (Van de Dominicanenstraat 20, 6521 KD Nijmegen, Endelaan 90), tel. 02520-16482. 080-235808. Knipselarchief: Mevr. H. Goudappel, 17. Znid-V'eluioe en Oost-Gelderland: Mevr Herman Gorterplaats 199, 2902 TE Ca- T. v. Wijk-Brouwer, Schuurhoven 19, pelle a/d IJssel, tel. 010-506816. 6721 SM Bennekom, 08389-5418. Secretariaten Afdelingen: 18. Zuid-Salland - IJsselstreek - Oost-V eluwe- 1. Noord-Nederland: Mevr. G. J. Koopmans- zoom: Mevr. C. F. Eland, Maasstraat 464, Vermeer, 7414 AZ Deventer, 05700-26086. Noordereind 22, 9265 LM Suawoude. 19. Twen/e: A. H. Bracht, Postbus 789, 7550 AT Hengelo, 074- 2. Noord-Holland Noord: W. v. d. Wal, Nij- 774690. verheidstraat 20, 1741 EL Schagen, 02240- 20. IJsseldelta-Vechtstreek: Mevrouw E. M. 96721. Koerselman, 3. Zaanstreek en omstreken: Mevr. A. Tromp- Palestrinalaan 110, 8031 VP Zwolle, Veeter, 038-228379. T. Slagterstraat 15, 1551 CG Westzaan, 23. IJsselmeerpolders: Mevr. W. Riem-Philippi, 075-283814. Archipel 42—29, 8224 HT Lelystad, 4. Kennemerland (Haarlem e.o.): Mevr. M. de 03200-47715. Jong-Groot, 24. Midden-Brabant (Tilburg e.o.): P. Hagenaar, Jan Bontelaan 11, 2015 EH Haarlem, Ursa Major 2 b, 5175 VJ Loon op Zand, 023-245132. 04166-2261. Prof. dr. L. de Blois, Prof. dr. Joh. S. Boersma e.a. De Romeinse wereld Leven en werken in het Romeinse Rijk in het begin van onze jaartelling. Dit met honderden illustraties in kleur en zwart-wit rijk uitgevoerde boek is bedoeld voor een brede kring van geïnteresseerden in de cultuurgeschiedenis van de Romeinen. De verschillende hoofdstukken behandelen allerlei aspecten van leven en werken in het Romeinse Rijk: huizen, steden, gezinsleven; godsdienst, opvoeding, arbeid, handel en scheepvaart, enz. Niet alleen Rome - het centrum - krijgt aandacht, maar ook de provincies worden apart behandeld. Al met al is een uniek standaardwerk ontstaan over de Romeinse beschaving waaraan ook onze moderne wereld haar grondvesten te danken heeft.

Formaat: 22x30 cm; Omvang: 240 pag. met talrijke illustraties in kleur en zwart-wit. Gebonden. Prijs ƒ 39,-. ISBN 90 6255 182 3 / UGI 520.

G.P.F, van den Boom Oud Iran Pre-Islamitische kunst en voorwerpen in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Dit boek geeft een archeologische impressie van Iran's rijke verleden tot aan de komst van de Islam. De unieke schoonheid en vormvariatie van de voorwerpen komt prachtig tot zijn recht in de enige grote verzameling in Nederland.

Formaat: 20x25,5 cm. Geïllustreerd met 200 foto's in kleur en zwart-wit. Omvang: 132 pagina's. Ingenaaid. Prijs: ƒ 27,50. ISBN 90 6255 163 7 / UGI 520. DE IJSTIJDEN R. Borman e.a. IN DE NEDERLANDEN De Ijstijden in de Nederlanden

In dit ruim geïllustreerde boekje wordt up-to-date de stand van zaken belicht in het onderzoek van het ijstijdvak. Het accent ligt hierbij op de periode vanaf het begin van de voorlaatste ijstijd, ca. 200.000 jaar geleden. In ons land zijn juist uit die periode de overblijfselen het meest nadrukkelijk aanwezig. Landschap, fossielen en sporen van menselijke aktiviteit vertellen een gevarieerd verhaal over de opbouw van ons land en haar vroegste geschiedenis.

Formaat: 16 x 24,5 cm. Omvang: 64 pagina's. Ingenaaid. Prijs: ƒ 15— ISBN 90 6255 215 3 / UGI 520. Archeologische monumenten in Nederland 9. J.T.J. Jamar: Heerlen, de Romeinse thermen 36 blz. ƒ 5,-.

10. P.J.R. Modderman: Ermelo, grafheuvels op de heide. 32 blz. ƒ5,-.

Ook eerdere deeltjes verkrijgbaar.

Verkrijgbaar in de boekhandel Uitgaven van

Zutphen, Postbus 188, telefoon 05759-3141 WesterheeW "W" Y A 1 XXXIII-6-198m4

AWN Redactie Inhoud

Hoofdredacteur: Cartoon C. A. Kalee C. Isings 65 jaar 262 Redacteuren: S. M. E. van Lith Mevr. H. Goudappel Van Backerbosch naar Maasbracht 263 Tj. Pot O. J. Wttewaall H- J. Bruins en R. van Beek Mevr. J. Zantinge-van Dijkum Wijthmen, gem. Zwolle. Een Sal- landse buurtschap in Romeinse tijd Redactieraad: en Middeleeuwen 280 Dr. W. J. de Boone Prof. Dr. H. Brunsting Tentoonstellingsnieuws 302 H. L. de Groot Drs. A. Peddemors Afdelingsnieuws 302 G. F. thoe Schwartzenberg Raadselachtige stenen palen op de V. T. van Vilsteren Westerheide bij Hilversum 307 Adviseur: Dr. R. J. Demarée Metaaldetector . . . een bedreiging of een zegen 308 Algemeen Secretariaat A.W.N.: Postbus 3088, 3130 CB Vlaardingen Een merkwaardig aardewerk voor- werp uit Alphen aan den Rijn 309 Administratie A.W.N.: 2180 AC, Hillegom Archeologische dag 1983 311 Contributie: Archeologisch nieuws 314 ƒ 48,— per kalenderjaar te storten op girorekening 577808 Reacties van lezers 317 t.n.v. Penningmeester A.W.N, te Poortugaal Mededelingen 318 Opzegging lidmaatschap: Nieuwe publikaties 319 vóór 1 december Bijdragen (artikelen, boekbesprekingen Literatuurbespreking 320 enz.) zenden aan: Rectificatie 321 C. A. Kalee, Archeologisch Instituut, Excursie: Archeologische rondreis Trans 14, 3512 JK Utrecht door West-Frankrijk 322 Alle overige correspondentie: Administratie A.W.N., Postbus 100, Literatuursignalement 323 Hillegom Lezingen 324

Op het omslag: Scherven uit Wijthmen (zie artikel Bruins en van Beek, bh. 291). ISSN 0166-4301 Westerheem tweemaandelijks orgaan van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN)

Jaargang XXXIII, no. 6 november/december 1984

»Wenn Sie mehr überArcheologie wissen wollen: schauen Sie doch einfach mal bei mir rein.» Uit: Börsenblatt 26-8-1983.

261 C. Isings 65 jaar

Op 1 augustus 1984 heeft mevrouw prof. dr. C. Isings haar taak aan het Ar- cheologisch Instituut te Utrecht officieel „moeten" neerleggen. Mevrouw Isings heeft door haar hartelijk- heid en door haar veelzijdige belangstel- ling, o.a. voor alles wat groeit en bloeit en leeft en stoeit (paarden, duiven, mui- zen, katten én het hondje van mevrouw Zadoks zijn daar wél bij gevaren !), altijd een geheel eigen plaats ingenomen in het Instituut. De dagelijkse koffie- en thee- pauzes waren pas gezellig als zij er bij was. Eerlijkheidshalve dient wel vermeld te worden, dat het kwartiertje pauze dan wel eens een uurtje werd ! Om mevrouw Isings iets van de vele ge- zelligheid terug te geven, hadden haar collega's, leerlingen en oud-leerlingen op vrijdagmiddag 29 juni jl. een feestelijke bijeenkomst georganiseerd. Waarover spraken zij .. .? De talrijke aanwezigen konden eerst luis- Links mevrouw Isings, rechts J. E. Bogaers. teren naar drie korte voordrachten uit het interessegebied van mevrouw Isings: Mevrouw dr. S. M. E. van Lith wandelde „Van Backerbosch naar Maasbracht" (zie te schudden en met haar van gedachten het artikel hierna), te wisselen. Haar zuster, met wie zij al vele jaren lief en leed deelt, kon, ondanks Prof. dr. J. E. Bogaers sprak over „Scher- ziekte, tijdens de receptie gelukkig ook ven met een datum, en letters en Latijn aanwezig zijn. uit De Meern", terwijl De leden van de redactie en redactieraad van Westerheem willen mevrouw Isings, Drs. T. Hoekstra één van de interesses door haar artikelen in Westerheem voor van mevrouw Isings (zie boven) „Bij de vele lezers geen onbekende, van harte nog beesten af . . ." vond! vele gelukkige en gezonde jaren wensen ! Na enkele korte toespraken pakte Marian- Omdat haar afscheid van het Instituut ne Stern op originele wijze cadeaus uit. Een geen afscheid van de Archeologie bete- wel zeer bijzonder cadeau werd aangebo- kent, zal de lezer misschien nog wel eens den door de studenten: een beeldje van een bijdrage van mevrouw Isings in Wes- mevrouw Isings in opgravingskleding, ge- terheem aantreffen, waarin zij haar grote maakt door de studente A- Kraaimaat-van kennis van het Romeinse glas (of van Beuzekom. ander materiaal !) aan anderen wil over- Na dit officiële gedeelte was er uitgebreid dragen. gelegenheid om mevrouw Isings de hand C. A. Kalee

262 Van Backerbosch naar Maasbracht

Met groot respect opgedragen aan Prof. Dr. C. Isings S- M. E. van Lith

Opgravingen in de laatste jaren te Maas- Hiertoe werd gezocht in het Bonnefanten- bracht en Hoogeloon hebben veel nieuwe museum te Maastricht, waar zich glas uit informatie over het leven in Romeinse de villae Bocholtz-Vlengendaal en Hou- villae opgeleverd. Tot de talrijke vondsten- them-Sint Gerlach-Vogelzang (Ravens- behoorde een aantal interessante stukken bosch) bleek te bevinden. Voorts bevatten glas \ de collecties van het Rijksmuseum van Voorlopige bestudering van dit materiaal, Oudheden te Leiden een aantal glasfrag- waarbij vooral het betrekkelijk hoge per- menten uit de in 1879 en 1880 door centage kleurloos glas opviel, was aanleiding J. Habets opgegraven villa Heer-Backer- bosch en uit de villa te Voerendaal, waar om een klein onderzoek in te stellen naar sedert 1895 met geregelde tussenpozen alle uit Nederland bekende Romeinse vil- onderzoek wordt gedaan 3. Bovendien be- lae waar glas is aangetroffen (afb. 1) 2. vinden zich in het Rijksmuseum van Oud- heden enkele fragmenten uit de grote villa van Simpelveld. De overige door Van Es * vermelde villae hebben nauwelijks glas opgeleverd. De vondsten uit de grote villa van Simpel- veld zullen, evenals die uit Bocholtz- Vlengendaal 5, hier wegens hun betrekke- lijk kleine aantal buiten beschouwing worden gelaten. Voor onze vergelijking blijven slechts de volgende vijf complexen over: Hoogeloon, Maasbracht, Heer-Backerbbsch, Houthem- Sint Gerlach Vogelzang (Ravensbosch) en Voerendaal. Het glas uit deze villae is in een tabel (afb. 2) naar type geordend; waar mogelijk is tussen haakjes verwezen naar de typenummers in Isings, Roman Glass from Dated Finds (1957). De aantallen per vindplaats zijn te klein om er betrouwbare conclusies aan te ver- binden. Er is daarom voorlopig afgezien •-•-' -—„", van het presenteren van percentages die de verhouding tussen tafelwaar en glas dat voor opslag etc. gebruikt werd weergeven. Verspreidingskaart van villae waar glas is Wel is in de tabel een onderscheid ge- gevonden. Schaal 1 : 1.200.000. 1. Hoogeloon maakt tussen tafelwaar, glas voor „opslag 2. Maasbracht 3. Heer-Backerbosch 4. Hou- en verzending" en toiletgerei. them-Vogekang 5. Voerendaal 6. Simpelveld 7. Bocholtz-Vlengendaal. Tekening IPP. Wellicht kan men in de toekomst bij

263 Glasvormen Hooge- Maas- Heer- Houthem- Voeren- loon bracht Backerbosch Vogelzang daal Tafelwaar Ribkommen (3) 3 1 Schalen (44) 1 (42b, variant) — 1 1 (80?) 1 — — Borden (97a,b) 1 — 1 Schaal of bord 1 — Kantharos? — 1 1 Bekertje (94, variant) 1 — Kommen (85) 5 2 — Cylindrische flessen (51, kleurloos) 1 — 3

Glas voor opslag en verzending Vierkante flessen (50) 5 1 3 Hexagonale flessen (50) 1 1 — Cylindrische flessen (51) 1 — — Vierkante, hexagonale of cylindrische flessen 3 1 — Potten (67c) — 1 —

Toiletgerei Zalf f lesjes (28b) 1 — — Badflesie farvballos. 61) 1 TOTAAL DETERMINEERBAAR GLAZEN VAATWERK 26 12

2. Tabel. Glas uit Romeinse villae in Neder- flesje het liefst in dezelfde tijd dateren als land. de villa. Hiervoor pleit ook de vindplaats: nabij het badgedeelte van de villa. Van de grotere hoeveelheden met een dergelijke flessen valt niet te zeggen of zij uit de indeling wel iets verder komen6. 1ste eeuw of uit latere tijd stammen. Het beeld van de tabel wordt overigens Ook in Voerendaal is een aantal geribde vertekend door het voorkomen van 1ste- kommen gevonden; wellicht zijn zij toe eeuws materiaal, zoals geribde kommen, te schrijven aan de kleine porticusvilla in een zuiver 2de-eeuws villa-complex als (periode I) die aan het begin van de 2de Hoogeloon. Zeker is, dat het terrein waar- eeuw door een veel groter complex (perio- op de villa te Hoogeloon in de 2de eeuw de II-IV) is vervangen. Van niet alle werd gebouwd, al in de 1ste eeuw na Chr. vondsten uit Voerendaal is de exacte bewoond is geweest. De geribde kommen, vindplaats bekend. Eén geribde kom werd en wellicht ook de schaal Isings 44, zou- echter op de plaats van de kleine porticus- den afkomstig kunnen zijn van die vroe- villa (periode I) aangetroffen en een gere bewoningsfase en daardoor een ver- andere in een afvalgat dat wellicht bij de keerde indruk geven van het glasgebruik afbraak van periode I is ontstaan; in deze in de villa zelf. De rest van de tafelwaar kuil bevond zich ook een fragment van uit Hoogeloon kan wegens de kwaliteit een schaal Isings 44. van het glas en op typologische gronden De villa Houthem-Sint Gerlach-Vogelzang stellig tot de 2de of tot de eerste helft van (Ravensbosch) is evenals die van Hooge- de 3de eeuw na Chr. gerekend worden loon en de grote villa te Voerendaal aan en is dus hoogstwaarschijnlijk uit de villa het begin van de 2de eeuw gebouwd. Er afkomstig. Op grond van de lichtgroene zijn drie ribkommen gevonden, ruim een- kleur zouden wij het badflesje en het zalf- derde van het totale aantal determineer-

264 bare glasfragmenten. Sporen van vroegere bewoning konden door de opgravers niet worden vastgesteld; het aantal lste-eeuw- se aardewerkscherven en munten is te gering om er conclusies aan te verbinden7. Overigens komt het wel voor dat geribde kommen nog in vroeg 2de-eeuwse context worden aangetroffen8. Nu zullen we overgaan tot een korte 3. Vensterglas uit Hoogeloon. Inv. KA 3-1-0. bespreking van het glas uit de villae Schaal 2 : 3. Foto IPP. te Hoogeloon, Maasbracht, Heer-Backer- de waterput is tijdens de opgraving ge- bosch, Houthem-Sint Gerlach-Vogelzang zeefd. Hierbij kwamen fragmenten van (Ravensbosch) en Voerendaal. maar liefst tien glazen schalen, komme- tjes en flessen tevoorschijn en bovendien Hoogeloon fragmenten van de oortjes van een bad- In de 2de eeuw werd te Hoogeloon op flesje (aryballos, Isings 61). de plek van een vroegere inheemse neder- Het glas uit Hoogeloon zal later uitvoerig zetting een Romeinse villa gebouwd 9. Het in het opgravingsrapport beschreven wor- was een rechthoekig gebouw van 51.5 x den. Hier wordt volstaan met een lijst 19 m, omgeven door een omheining van van de tot nu toe binnen of in de directe palen. Aan de noordwestelijke frontzijde omgeving van de omheining van de villa van de villa bevonden zich twee vierkante geborgen fragmenten glazen vaatwerk (ta- hoekvertrekken, verbonden door een lange bel, afb. 2) en met een plaat (afb. 4) open galerij (porticus). Aan de achter- waarop de in de tabel genoemde typen zijde was vermoedelijk eveneens een por- uit Hoogeloon zijn afgebeeld. ticus met hoekvertrekken. In het midden- Er zijn binnen de omheining van de villa, gedeelte was een grote centrale ruimte, in de beide kalkkuilen direkt ten zuiden met daaromheen kleinere kamers. Waar- daarvan en in een tweede waterput ten schijnlijk was het gebouw in vakwerk op- zuidoosten van het gebouw, in totaal frag- getrokken; de dakbedekking bestond uit menten van 26 stuks glazen vaatwerk aan- tegulae en imbrices. Vensterglas duidt op getroffen '(afb. 5, verspreidingskaart); het de aanwezigheid van ruiten. In totaal zijn is opvallend dat daarvan slechts twee frag- fragmenten van minstens 25 glazen venster- menten in de villa zelf gevonden zijn. Dit ruiten geborgen (afb. 3; inv. KA 3-1-0)- zijn een fragment van een bekertje van Aan het eind van de 2de eeuw is de villa schijnbaar zwart (in werkelijkheid bruin- ingrijpend verbouwd; in het noordweste- groen) glas uit de hypocaustruimte bij de lijk deel werd een badcomplex ingericht. woonvertrekken (Isings 94 variant) 10 en De verwarming geschiedde via een hypo- fragmenten van een geribde kom uit het caustsysteem. Een tweede hypocaustruimte praefurnium in het badgedeelte (afb. 6; is in de zuidwestelijke vleugel aangetroffen; Inv. KA 3-3-35). Wellicht behoorde deze waarschijnlijk werden de woonvertrekken ribkom bij de bewoningsfase die aan de hiermee verwarmd. villa vooraf is gegaan (vgl. noot 8). Naast het badgedeelte bevond zich een Opmerkelijk is het grote aantal fragmen- waterput; hierin zijn, evenals in de af- ten van kleurloos glaswerk uit Hoogeloon. voersloten van het badgebouw, talrijke In het algemeen wordt kleurloos glas als vondsten gedaan. Dit is grotendeels te kostbaar beschouwd. Doordat het zo danken aan de zorgvuldige wijze van kwetsbaar is, is het vaak in heel kleine onderzoek. Vrijwel de gehele inhoud van fragmenten bewaard en daardoor bij vroe-

265 44

85 b

S 85 b 28 b 51

50 51

4. Glastypen uit Hoogeloon. Schaal 1 : 3. Tekening IPP.

266. O Ö O O o'o o o o O 0 oö o o-*»

s 8 'S a

•\

J. Plattegrond van de villa te Hoogeloon met verspreiding van het glas (x). Tekening AIVU. gere onderzoekingen wellicht soms over het hoofd gezien. Tegenwoordig wordt te velde veel gezeefd ten behoeve van het oécologisch onderzoek. Dit heeft als gun- stig neveneffect dat ook veel kleine voor- werpen en fragmenten geborgen kunnen worden. De fragmenten van negen stuks glazen vaatwerk zijn — soms onder voorbehoud — gedetermineerd: vijf kommen van het type Isings 85, fragmenten van een cylin- 6. Geribde kom uit Hoogeloon. Inv. KA drische fles Isings 51 en drie fragmenten 3-3-55. Schaal 2 : 3. Foto IPP. van schalen of borden (wellicht Isings 80 en Isings 97b) konden worden herkend. 7. Schematische plattegrond van de villa te Maasbracht met verspreiding van het glas (x). 1. kelder 2. af valkuil. Tekening ROB/ Maasbracht IPP. In de zomer van 1982, twee jaar na de opgraving van de villa te Hoogeloon, werden de restanten van een Romeinse villa te Maasbracht onderzocht11. De nederzetting lag op de rand van een plateau dat uitzicht biedt op de Maas. Al in de late Ijzertijd was deze plek be- woond; van deze bewoning zijn weinig sporen bewaard. Scherven uit de vroeg- U Romeinse tijd ontbreken vrijwel geheel. LJ Bijna alle vondsten dateren uit het einde

267 van de 1ste eeuw en later. Men neemt dan teerd is, zou men zelfs een iets vroeger ook aan dat de eerste fase van de villa einde van de bewoning kunnen afleiden te Maasbracht omstreeks 100 na Chr. (maar niet eerder dan circa 250 na Chr.). aangelegd is. Het was een rechthoekig De tweede bouwfase is weergegeven op stenen gebouw van 17 x 36 m met aan een schematische plattegrond, waarop ook de zuidzijde een zuilengalerij. de verspreiding van het glas is ingete- Aan het einde van de 2de eeuw vonden kend (afb. 7). ingrijpende verbouwingen plaats: aan de In tegenstelling tot Hoogeloon is al het oostkant werd een vleugel toegevoegd en glas uit Maasbracht, hoewel een groot deel aan de westelijke frontzijde een toren van de omgeving is onderzocht, binnen de gebouwd. Zo ontstond als het ware een muren van de villa gevonden 12. Dat het porticusvilla met twee hoektorens. Uit grootste deel van het glas uit de kelder de vondsten blijkt dat dit gebouw tot blijkt te komen, is stellig te danken aan uiterlijk 270 na Chr. bewoond is geweest. zorgvuldig zeven van de kelderinhoud. Uit een kleine schatvondst van zilveren De meeste fragmentjes uit de kelder zijn munten, die omstreeks 250 na Chr. geda- uitermate klein. Van het materiaal uit Maasbracht dat met meer of minder grote 8. Glastypen uit Maasbracht. Schaal 1 : 3. Teke- ning IPP/ROB. zekerheid aan een type kon worden toe-

42 b

85 b 50 50

67c

268 geschreven volgt hier een korte beschrij- KOMMEN (Isings 85) ving (vgl. ook de tabel, afb. 2). 3. Randfragment van een kommetje van De voornaamste in Maasbracht voorko- kleurloos, op de breukvlakken heel licht- mende typen zijn bijeengebracht op afb. 8. groen glas. Melkachtig verweerd. Talrijke horizontale draaigroeven. De afgeronde Beschrijving van het glas uit Maasbracht rand is naar binnen gebogen. Diameter SCHAALTJE (Isings 42b, variant) van de rand circa 8 cm. Wanddikte: 1. Randfragment van een schaaltje van 0.08—0.2 cm. transparant blauwgroen glas met blaasjes. Inv. 5-11-2B, kelder, uit sliblaagjes in De buisvormige rand is horizontaal naar gootjes tussen vloer en fundament- Date- buiten, naar onderen en dan naar binnen ring: circa 200 na Chr. Afb. 9. omgeslagen en aan de onderzijde iets ver- dikt. Diameter van de rand 10.5 cm. Wanddikte: 0.02-0.08 cm. Inv. 5-12-2D, kelder, uit sliblaagjes in gootjes tussen vloer en fundament. Date- ring: wellicht gelijktijdig met de aanleg van periode 2, circa 200 na Chr. — Fragment van een holle standring. 9. Fragment van een kommetje Isings 85 uit Maasbracht. Inv. 5-11-2B. Schaal 1 : 1. Foto Waarschijnlijk van hetzelfde schaaltje als IPP. het voorafgaande stuk. Diameter circa 4 cm. Inv. 5-11-2D, kelder. 4. Randfragment van een kommetje van — Tal van, voor een groot deel aanpas- transparant kleurloos glas, op de breuk- sende, maar niet met rand of standring vlakken lichtgroen. Licht geïriseerd, tal- in verbinding te brengen wandfragmenten rijke blaasjes. De rand is naar binnen ge- van hetzelfde schaaltje. Inv. 5-11-2D, 5- bogen en vervolgens naar buiten afgerond. 11B-2D, 5-11C-2B, 5-11C-2D, 5-11D-2B, Isings type 85, vgl. Trier 47a 1:J. Diameter 5-11D-2D, 5-12-2D, 5-12-3D, uit kelder van de rand 8 cm. Wanddikte: 0.01— en onder keldervloer. 0.15 cm. Een identiek randfragment is gevonden Inv. 5-6-2D, vulling kelder, bij afbraak in de Romeinse villa Heer-Backerbosch villa. Datering: 3de eeuw na Chr. Afb. 10. (RMO Inv. H.h. 1882/11, 231). Een veel groter schaaltje met vergelijkbare rand kwam uit tumulusgraf V te Esch N.-B.13.

KANTHAROS(?) 2. Fragment van een naar buiten ge- welfde rand met aanzet van een waar- schijnlijk boven de rand uitstekend oor. 10. Fragment van een kommetje Isings 85 uit Transparant blauwgroen glas met enkele Maasbracht. Inv. 5-6-2D. Schaal 1:1. Foto blaasjes. Geschatte diameter van de rand IPP. 12 cm. De aanzet van het oor doet denken aan twee kantharoi uit Valkenburg M, die VIERKANTE FLES (Isings 50) in de 1ste eeuw na Chr. gedateerd wor- 5. Zeer klein fragment van de hoek van den. bodem en wand. Transparant licht blauw- Inv. 0-0-5, losse vondsten uit een sleuf groen glas. Dikte bodem: 0.6 cm. Wand- door de villa. dikte: 0.4 cm.

269 Inv. 5-11A-2D, uit sliblaagjes in kelder. Datering: circa 200 na Chr.

ZESHOEKIGE FLES (Isings 50) 6. Grote, gerestaureerde, vrijwel com- plete hexagonale fles. Paddestoelvormige lip, naar binnen omgeslagen. Breed oor met 15 scherpe ribben. De bodem die sterk omhoog is gewelfd, is versierd met op alle zijden van de zeshoek een halve cirkel en met een cirkel in het midden (zie typenplaat afb. 8). Een fles met een dergelijk bodemmerk werd aangetroffen in een kelder van de villa te Machelen 16. Blauwgroen glas met blaasjes, geïriseerd. Hoogte 19 cm. Diameter van de hals circa 5.7 cm, van de halsopening 2.1—2.5 cm. Lengte van de zijden circa 7 cm. Diameter van de bodem 14 cm. Inv. 5-4-3, uit een afvalkuil in de villa. Datering: eind 2de—eerste helft 3de eeuw. Afb. 11.

11. Zeshoekige fles uit Maasbracht. Inv. 5-4-3. VIERKANTE, ZESHOEKIGE OF CY- Schaal 1 : 2¥t. Foto ROB. LINDRISCHE FLES (Isings 50 of 51) 7. Fragment van het verticale gedeelte keldervloer. Datering: circa 200 na Chr.; van een oor met veel scherpe ribben. Van Inv. 5-5-2A, vulling kelder, bij afbraak een grote fles. Eerder blauw dan blauw- villa. Datering: 3de eeuw na Chr. groen glas. Het is opvallend, dat in Maasbracht zo- Inv. 10-1-1, uit later aangebouwde hoek- veel minder glas is gevonden dan in Hoo- toren van de oostelijke vleugel, gevonden geloon. Men had juist het tegenoverge- bij de aanleg van het vlak. stelde verwacht: de muurschilderingen laten een duidelijk verschil zien in status BOL POTJE (waarschijnlijk kleine va- tussen de beide villae. In Maasbracht zijn riant van Isings 67c) veel figuratieve voorstellingen gevonden, 8. Fragment van een holle, naar binnen van een voor deze streken hoge kwaliteit, en naar onderen omgeslagen rand met terwijl in Hoogeloon bijna uitsluitend aanzet van de wand. Heel lichtgroen, paneeldecoraties tevoorschijn kwamen. bijna kleurloos glas met blaasjes. Diameter Bij het vensterglas is het verschil eveneens van de rand circa 6 cm. groot- In Maasbracht zijn maar twee rand- Inv. 5-4-2D, vulling kelder, bij afbraak fragmenten geborgen, in Hoogeloon rand- villa. Datering: 3de eeuw na Chr. en hoekfragmenten van 19 ruiten. Er is natuurlijk een aantal verklaringen VENSTERGLAS mogelijk voor het verschil in glasrijkdom. 9—10. Slechts twee randfragmenten zijn Bij de opgraving van het terrein ten zui- met zekerheid van vensterruiten afkom- den van de villa van Maasbracht zijn stig: Inv. 5-11-2C, uit sliblaagjes onder geen kuilen aangetroffen waarin de be-

270 woners hun afval hebben begraven. Waar- van 4.50 x 4.60 m getekend, aan de oost- schijnlijk hebben zij afvalkuilen gebruikt zijde daarvan zou zich een badinrichting die wat verder van de villa verwijderd bevonden hebben. De vloer was gemaakt waren. Het betreffende terrein kon niet van een dunne laag keisteentjes, bestreken worden onderzocht. met een 7 cm dikke donkerrode laag die Misschien hebben ze ook wel hun glas- bestond uit een mengsel van kalk, kleine werk meegenomen toen ze de villa moes- keisteentjes en fijngestampte tegels (testa ten verlaten of misschien waren ze wel contusa); de muur aan de oostkant was commercieel ingesteld en hebben ze hun met pleisterwerk versierd. „Vloer en pleis- gebroken glas meegegeven aan een mars- terwerk zijn echter geheel vergaan door de kramer, in ruil voor bijvoorbeeld zwavel- voortdurende afwisseling van vorst en 19 stokjes, zodat het voor recycling gebruikt regen in den winter van 1879—1880" . kon worden. Het inzamelen en verhande- Sporen van hypocaustverwarming zouden len van gebroken glas was in de Oudheid ook vastgesteld zijn. niet ongewoon, zoals blijkt uitde vondsten Uit de beschrijving van Habets kan men in de canabae van het legioenskamp te afleiden dat de villa Backerbosch ten tijde Nijmegen en uit passages bij de Latijnse van de opgraving betrekkelijk goed was auteurs Martialis, Iuvenalis en Statius 1T. geconserveerd. Wellicht kwam dit door- dat het gehele terrein tot aan het einde van de Middeleeuwen met een bos over- Heer-Backerbosch dekt is geweest. Habets neemt op grond De resultaten van de opgravingen in de van een klein aantal munten aan dat de villa Heer-Backerbosch zijn gepubliceerd villa aan het eind van de 2 de eeuw ver- in de nagelaten geschriften van wijlen den laten zou zijn. Misschien is deze datum 18 Zeer Eerwaarde Heer Jos. Habets . Het te vroeg en moeten we ook hier denken is niet mogelijk uit de beschrijving van aan een verwoesting in de tweede helft Habets een precieze indruk te krijgen van van de 3 de eeuw. Hernieuwde bestudering de plattegrond van de villa Heer-Backer- van glas en aardewerk zou hierin duide- bosch. Wel geven enkele tekeningen van lijkheid kunnen brengen. de gebouwsporen ons een impressie van Het glas uit Heer-Backerbosch (afb. 13 de in 1879—1880 onderzochte gebouwen en tabel, afb. 2) is voor het grootste (afb. 12 = Habets 1895 plaat III). Op gedeelte bewaard in het Rijksmuseum van afb. 12, fig. 1 is een 25 m ten zuidoosten Oudheden te Leiden. Fragmenten van van de villa gelegen spelonk afgebeeld, slechts negen voorwerpen konden met waaruit, naar Habets veronderstelt, mer- meer of minder grote zekerheid aan een gelblokken zijn gebroken ten behoeve van type worden toegeschreven. Het aantal de bouw van de villa. cylindrische flessen van kleurloos glas Op afb. 12, fig. 2 is de kelder afgebeeld. bedraagt minstens drie (zie ook afb. 13, Deze was 12 m lang en 3.45 m breed. Een plaat X, 10, 11). Ze zijn vergelijkbaar gang en een trap van zeven treden ver- met de in de sarcofaag van Simpelveld bonden de kelder met één van de voor- gebeeldhouwde flessen. Een bodemfrag- naamste vertrekken van de villa. De hoog- ment van een bord Isings 97a is van te van de muren van de kelder was gemid- vrijwel kleurloos glas. Opvallend is dat deld nog 1.79 m; ze waren gemetseld van een randfragment van een schaaltje (Isings langwerpige brokjes mergel (afb. 12, fig. 42b variant) vrijwel identiek is aan het 3). In de oostelijke keldermuur was bak- schaaltje met buisvormige rand uit Maas- steen verwerkt (afb. 12, fig. 5). In de bracht (p. 269, nr. 1). Van ribkommen is muren bevonden zich nissen. niet meer dan één fragment aangetroffen. Tenslotte is op afb. 12, fig. 4 een vertrek De vierkante flessen, tenslotte, zijn goed

271 m Romemsche villa Baclcerhosch te Eeer.

Gezicht op em gKiicflfr der ontbhok gebouwen 12. Gezicht op een gedeelte der gebouwen van vertegenwoordigd, evenals het venster- de Rotneinsche villa Backerbosch te Heer. glas. Naar Habets 1895, plaat III. .. In het verslag van Habets is aan de mobiele vondsten ruim aandacht besteed; uit diens beschrijvingen kan men echter 13. Glastypen uit Heer-Backerbosch. Schaal 1 : 3. Tekening IPP; Gevonden voorwerpen van niet altijd goed opmaken welke voorwer- glas en been. Naar Habets 1895, plaat X. pen bedoeld zijn. Slechts een paar glas-

42 b

97a.b 50

flnat X Romemsèe villn Bachrbosdi te Eeer.

Gtvondm Monverptn Mnglas en been. AM halvegmttt litH-C.W.KoW.MuitricIlt.

273 scherven zijn afgebeeld (plaat X, afb. Goossens, J. H. Holwerda en A. E. Re- 13) 20. Het zijn fragmenten van enige mouchamps systematisch onderzocht 22. flessen van kleurloos glas 21. Het was een porticusvilla met uitspringen- Hoewel veel gegevens omtrent de villa de hoektorens (afb. 14). De kelder die Backerbosch verloren zijn gegaan, moet door middel van een trap toegankelijk was men toch bewondering hebben voor de bevond zich onder de zuidwestelijke hoek- uitvoerige verslaglegging van de 19de- toren. Aan het oorspronkelijke symme- eeuwse onderzoeker J. Habets. trische gebouw is waarschijnlijk later een badinrichting (afb. 14, 5-12) en een ver- Houthem-Sint Gerlach-Vogelzang (Ravens- warmingsruimte met praefurnium en hypo- bosch) causta (afb. 14, 14-16) toegevoegd. In het Ravensbosch dat deel uitmaakt van de gemeenten Houthem-Sint Gerlach en In de publikatie van Remouchamps (noot Schimmert zijn aan het einde van de 21) worden behalve vrij veel stukken vorige eeuw een begraafplaats en een aan- vensterglas slechts enkele stukjes van tal Romeinse villae ontdekt en ten dele vierkante flessen genoemd (twee exem- opgegraven. In 1922—1923 is de villa plaren) en bovendien een halsfragment Houthem-Sint Gerlach-Vogelzang döpr W. dat evenzeer van een cylindrische fles afkomstig zou kunnen zijn (afb. 15). In 14. Plattegrond van het hoofdgebouw van de het Bonnefantenmuseum bevinden zich Romeinse villa Houthem-Vogelzang in het verder fragmenten van drie ribkommen, Ravensbosch. Naar Remouchamps 1925, afb. 41. 1—4. hoektorens 2—3. gedeelde porti- een fragment van een oor met fijne rib- cus 5—12. badvertrekken + stookinrichting ben, een bodemfragment van een cylin- 13. open ruimte 14. praefurnium (stook- drische fles van blauwgroen glas en een plaats) 15—16. hypocausta 17—18, 20. bodemfragment van kleurloos glas, dat woonvertrekken 19. trap naar kelder (onder 4) 21—23. stalling? 22. trappenhuis? 24. mogelijk ook van een cylindrische fles trap naar porticus afkomstig is. Omdat al deze glastypen

O lOm I I I l

274 van de hoofdgebouwen van de eerste en de tweede periode (afb. 16). Met de eerste periode kunnen geen bij- gebouwen in verband gebracht worden; het villa-complex bestond toen uit een kleine porticusvilla met hoekpaviljoens. Een kelder was er niet en sporen van hypocaustverwarming zijn niet aangetrof- fen. Deze eerste villa die pal ten zuiden van het hoofdgebouw van de latere bouw- fasen lag, wordt gedateerd in het einde van de 1ste en het begin van de 2de eeuw na Chr. Ook bij de bouw van de 15. Halsfragment van een fles uit Houthem- tweede villa — het hoofdgebouw was Vogelzang. Bonnefantenmuseum, Maastricht. Schaal 1:1. Foto IPP. eveneens een porticusvilla met twee hoek- torens — is de symmetrie gehandhaafd. (vgl. tabel, afb. 2) reeds in de hierboven Het badgebouw was niet, zoals in behandelde vindplaatsen voorkwamen, is Houthem-Sint Gerlach-Vogelzang, met het geen typenplaat gemaakt voor het glas uit hoofdgebouw verbonden, maar het lag op de villa Houthem-Sint Gerlach-Vogelzang enige afstand daarvan. in het Ravensbosch. Als einddatum van de villa te Voerendaal De villa zou aan het begin van de 2de zal mogelijk het derde kwart van de 3de eeuw in gebruik zijn genomen en tot aan eeuw wederom in aanmerking komen; er het begin van de 3 de eeuw hebben be- zijn evenwel enkele 4de-eeuwse scherven staan. Wellicht moet ook hier met een gevonden. verwoesting in het derde kwart van de 3de eeuw rekening worden gehouden. 16. Voerendaal. Schematische plattegrond van de hoofdgebouwen van Periode I en II. Naar Voerendaal Braat 1954. x = vindplaats van glas 1. De villa Voerendaal-Ten Hove is voor de hypocaustum 2. kelder eerste maal onderzocht door J. Habets in Per II de winter van 1892—1893. In 1929 zijn door Holwerda en Goossens enkele bij- gebouwen opgegraven en in de zomers van 1947 tot 1950 is het onderzoek voort- gezet vanwege het Rijksmuseum van Oud- heden te Leiden23. In het algemeen was de onderlaag van de fundamenten van de gebouwen goed geconserveerd. De complexiteit van de Per. I plattegrond wordt niet alleen veroorzaakt door de vele bouwfasen. Doordat het een „sleuvenonderzoek" was, zijn van het ter- rein slechts gedeelten opgegraven en be- rust veel op de plattegrond op aanvullin- gen. Er waren minstens vier verschillende perioden; schetsen daarvan zijn reeds en- kele malen gepubliceerd2i. Hier is vol- staan met een schematisch plattegrondje

275 Over het glas (tabel, afb. 2) valt niet van het aantal exemplaren per vindplaats. veel te zeggen. Er zijn geen typen die niet Niet alleen de zorgvuldigheid bij de op- al in één van de bovengenoemde plaatsen graving, maar ook de staat waarin dit glas voorkomen. Slechts een klein deel van de wordt aangetroffen, bepaalt de mogelijk- vondsten kon op de plattegrond worden heden om het te kunnen bergen. Zoals ingetekend. Drie fragmenten kleurloos al opgemerkt, is het vaak heel kwetsbaar. glas konden vooralsnog niet aan een type De eindconclusie kan zijn dat de hoeveel- worden toegeschreven. Over de datering heden van in Romeinse villae in Neder- van de geribde kommen en de schaal land gevonden glas te klein zijn om duide- (Isings 44) is reeds gesproken. lijke gevolgtrekkingen te maken. Vergelij- king van de villae onderling is nog niet Het glas uit de vijf hier besproken villae goed mogelijk. Hoewel er een overeen- vertoont weliswaar' op sommige punten komst lijkt te bestaan tussen het glas overeenkomst, maar is in wezen toch zeer uit de villae en vondsten uit graven van verschillend. Overeenkomst is er vooral villabewoners, zoals bijvoorbeeld de rijke tussen Hoogeloon, Maasbracht en Backer- tumulusgraven uit Esch, kan een verband bosch. Sommige typen zijn slechts op één tussen het gebruik van glas in de neder- plaats vertegenwoordigd. Het percentage zettingen, de villae zelf en het in graven determineerbaar kleurloos glas is in deze meegegeven glazen vaatwerk nog niet drie villae echter hoog, namelijk 35%, worden aangetoond. Het lijkt erop alsof 25% en 44%. In Maasbracht en Hoo- de echt kostbare stukken vooral in graven geloon kan dit hoge percentage veroor- terecht zijn gekomen. zaakt zijn door de zorgvuldige wijze van Een villa met bijbehorend grafveld dat onderzoek. Fragmenten van kleurloze voldoende vondstmateriaal bevat om het kommetjes Isings 85, bijvoorbeeld, zijn gebruik van glas en ander huisraad in de alleen in deze beide vindplaatsen vast- nederzetting en de graven met elkaar te gesteld. De fragmentjes zijn bijzonder kunnen vergelijken, is tot dusverre in klein en als er niet gezeefd was, zouden Nederland niet ontdekt. Wel is te Linne, zij stellig niet gevonden, zijn. Het hoge bij Maasbracht, een eenvoudig grafveldje percentage kleurloos glas in Heer-Backer- dat met de villa in verband gebracht zou bosch is zeker niet aan zeven van het kunnen worden, blootgelegd. De te ver- vondstmateriaal te danken. Backerbosch is wachten rijke graven ontbreken echter. de enige van de onderzochte villae waar De bijgaven bestonden meestal uit enkele naast kleinere ook zeer grote fragmenten stuks aardewerk, soms zijn munten en van kleurloos glas tevoorschijn kwamen andere kleine bronzen voorwerpen aan- (vooral scherven van cylindrische flessen). getroffen. Bij de onderzoekingen te Houthem- De begrenzing van het grafveld aan west-, Sint Gerlach-Vogelzang (Ravensbosch) is noord-, en oostzijde kon bij benadering slechts één fragment van kleurloos glas worden vastgesteld. Een dertigtal graven aangetroffen. Het is het hier genoemde is blootgelegd. Het grafveld is vanaf de stukje dat wellicht van een cylindrische 2de eeuw tot in de 3de eeuw na Chr. fles afkomstig is. Twee fragmenten kleur- in gebruik geweest 25. loos glas uit Voerendaal kunnen niet aan een type worden toegeschreven. Ze zijn, Te Scharn (Limburg) is een tumulus op- evenals het ondetermineerbare, vaak in gegraven, 700 pas ten westen van de villa minuscule fragmentjes bewaarde kleurloze Backerbosch gelegen; alleen de plaats van 28 glas uit Hoogeloon, Maasbracht en Bac- de ustrina zou nog zijn terugggevonden . kerbosch buiten beschouwing gelaten. Het Ook de in de 2Oer jaren van deze eeuw was niet mogelijk een schatting te maken afgegraven Kaboutersberg op een afstand

276 van circa 400 m van de villa van Hooge- Noten loon, was waarschijnlijk een inheems-Ro- 1 W. J. H. Willems (ROB, Amersfoort) gaf meinse tumulus 27. toestemming de glasvondsten uit Maasbracht hier te publiceren. Foto's en tekeningen van de zeshoekige fles (afb. 8 en 11) zijn door Mevrouw Isings, ik beschouw het als een de ROB vervaardigd. J. Slofstra (Archeolo- groot voorrecht dit artikeltje aan u te gisch Instituut der Vrije Universiteit, Amster- mogen opdragen. Aan U is het te danken dam ) gaf er zijn goedkeuring aan de vondsten dat de studie van het Romeinse en vroeg- uit Hoogeloon in dit artikel te betrekken; tevens ontwierp hij de verspreidingskaatt middeleeuwse glas tot een erkend onder- (afb. 5). Beiden ben ik zeer erkentelijk voor deel van de archeologie is uitgegroeid, hun medewerking. in Nederland en ver daarbuiten. Moge De overige afbeeldingen zijn gemaakt op het het U gegeven zijn Uw werk nog lang IPP: de tekeningen door B. Donker, de voort te kunnen zetten. foto's door F. Gijbels en P. Kok. 2 Van een vergelijking met villa-complexen in het buitenland is afgezien. Bij onderzoekingen in villae in België en Duitsland is betrekke- lijk weinig aandacht aan glas besteed. Een uitzondering is de villa van Köln-Müngers- dorf, waar ruim 20 fragmenten glas geborgen werden i(F. Fremersdorf, Der römische Guts- hof Köln-Müngersdorf. Römisch-Germanische Yorschungen 6 •( 1933)). Uit de villa te Fish- boume (Sussex, Engeland) is een groot aan- tal fragmenten glas afkomstig; de paleisachtige gebouwen van Fishbourne kunnen evenwel geenszins worden vergeleken met de boeren- bedrijven in ZuidjNederland (D. B. Harden & J. Price, The Glass in: B. W. Cunliffe, Excavations at Fishbourne 1961—1969, II, The Finds (1971), 317—368). Het grootste deel van het glas uit de villa te Echternach dateert uit de 4de eeuw. Evenmin als Fish- bourne zijn de herenhuizen uit het Trierer land vergelijkbaar met de villae rusticae uit Brabant en Limburg (J. Metzier, J. Zimmer & L. Bakker, Ausgrabungen in Echternach. Vublication du Ministère des Affaires Cultu- relies et de la Ville d'Echternach. Luxem- bourg, 1981). 3 Voor hulp ontvangen bij het bestuderen van het materiaal uit het Bonnefantenmuseum dank ik mevr. M. E. Th. de Grooth; voor gastvrijheid in het Rijksmuseum van Oudhe- den Dr. P. Stuart. In het Thermenmuseum te Heerlen bevindt zich, met uitzondering van een stukje vensterglas uit een proef- onderzoek in de villa te Weiten, geen glas uit villae, naar J. T. J. Jamar meedeelde. * W. A. van Es, De Romeinen in Nederland (1981), 180, fig. 143. 5 Voor de vondsten uit Vlengendaal zij ver- wezen naar C. Isings, Roman Glass in Lim- burg. Archaeologica Traiectina 9 (1971), 25— 26, nr. 79—81; 41, nr. 133 en 44 nr. 152: fragmenten van twee vierkante flessen (nr. 79 en nr. 80 blijken aan elkaar te passen), bodem van een kom (?) en vensterglas. Niet gepubliceerd is een fragment van een cylin-

277 drische fles. bronsgroen glas, versierd met een vederpa- Uit de grote villa van Simpelveld kwamen troon van wit glasdraad dat in 1920 gevonden fragmenten van een geribde kom, van een niet is in een sarcofaag in het oostelijk grafveld nader te determineren bodem en van twee te Heerlen (J. H. Holwerda, Romeinsch vensterruiten. Kunsthandwerk uit Heerlen. Oudheidkundige 6 Een berekening van de verhouding van tafel- Mededeelingen XI (N.R.), 1930, 1—13; waar en gebruiksglas in tumulusgraven in P. Peters, Romeinsche vondsten te Heerlen België waarin mogelijk bewoners van villae (Coriovallum) Vier zandsteenen Aschkisten. bijgezet waren, heeft geen consistent beeld De Maasgouw 40, 1920, 51—57). Een variant opgeleverd. Hoe gevaarlijk het is, conclusies van het type Isings 94, van dezelfde kleur te trekken uit kleine „samples", blijkt bij- als het glas uit Hoogeloon, maar zonder voorbeeld uit beschouwing van de tumulus- standring, is afkomstig uit tumulus-graf III graven te Esch (Noord-Brabant). Graf II op de Kollenberg te Esch (N.B.) (Van den (2de eeuw) bleek uitsluitend flessen (opslag Hurk, Berichten ROB 23, 1973, 224—225, en verzending) te bevatten, 33 % van de nr. III, 36, fig. 68). • inhoud van graf VI (laatste kwart 2de eeuw) u W. J. H. Willems, Belangrijke recente vonds- bestond uit flessen en in de overige graven ten in Limburg. De Romeinse villa van is alleen tafelwaar en soms bovendien toilet- Maasbracht. Archeologie in Limburg 15, 1982, gerei aangetroffen. Het lijkt eerder alsof het 15—17; idem, Jaarverslag van de Provinciaal meer frequent optreden van glas voor opslag archeoloog van Limburg over 1982, 22—25; en verzending een chronologische betekenis idem, Maasbracht, in: Archeologische kroniek heeft. In de 1ste eeuw treft men nog vooral van Limburg over de jaren 1980—1982. tafelwaar aan, in de 2de eeuw overheerst dat- Publications de la Société Historique et gene wat wij „gebruiksglas" noemen, terwijl Archéologique dans 1e Limbourg 119, 1983, in de 3de eeuw weer een voorkeur voor 265. tafelwaar lijkt te bestaan. Opmerkelijk blijft 12 Enkele vondsten uit een Merovingische kuil dan echter dat graf III te Esch uitsluitend ten zuiden van de villa zijn buiten beschou- tafelwaar en toiletgerei bevatte, terwijl het wing gelaten, omdat hier zeker aan latere ongeveer in dezelfde tijd als graf II wordt bewoning gedacht moet worden. Slechts één gedateerd (L. J. A. M. van den Hurk, The fragment is van een kommetje Isings 85 Tumuli from the Roman Period of Esch, afkomstig; de rest van het glas uit de kuil is Province of North Brabant. Berichten ROB vroeg-middeleeuws. 23, 1973, 189—236; 25, 1975, 69—92; 27, 1977, 91—138; 30, 1980, 367—392). ia Van den Hurk, Berichten ROB 27, 1977, 98, 7 A. E. Remouchamps, Opgraving van een nr. V, 3, fig. 7; overgangsvorm tussen Isings Romeinsche villa in het Ravensbosch (L.). 42b en Isings 115a. Overige parallellen: M. Oudheidkundige Mededeelingen VI (N.R.), Vanderhoeven, De Romeinse glasverzameling 1925, 40—79. in het Gallo-Romeins Museum te Tongeren 1962, 29, nr. 38 (oud fonds museum); idem, s De kommen uit Hoogeloon zijn echter deels Verres romains (Ier—Illme siècle) des aan de binnenzijde, onderaan de wand van Musées Curtius et du Verre a Liège (1961), gegraveerde lijnen voorzien, een kenmerk van 43, nr. 43, pi. 10 (Juslenville). pre-Flavische fabricage. i* S. M. E. van Lith, Römisches Glas aus Val- 0 J. Slofstra, Een inheems-Romeinse villa op kenburg Z.H., Oudheidkundige Mededelingen de Kerkakkers bij Hoogeloon. In: Het Kem- 59_60, 1978—1979, 64 f., nr. 207 en 210, penprojekt, een regionaal-archeologisch onder- pi. 11. zoeksprogramma. Bijdragen tot de Studie van 15 K. Goethert-Polaschek, Katalog der römischen het Brabants Heem 22 (1982), 102—112; Gla'ser des Rheinischen Landesmuseums Trier. idem in: W. J. H. Verwers, Archeologische Trierer Grabungen und Forschungen IX Kroniek van Noord Brabant 1979—1980. (1977), 48 ff. Bijdragen tot de Studie van het Brabants 16 J. Mertens, Gallo-Romeins uit Vlaams Brabant. Heem 23 (1983), 32—34. Het onderzoek op Archaeologia Belgica 23 (1955), 7, afb. 4. het terrein van de villa van Hoogeloon is in 17 C. Isings, Glass from the Canabae Legionis 1980 aangevangen. at Nijmegen; with a contribution by J. H. F. 10 Inv. KA 3-1-80. Dit wandfragment hoort Bloemers. Berichten ROB 30, 1980, 281—346; stellig bij enkele scherven van een schijnbaar C. Isings, Exchanged for Sulphur. Festoen zwart, in werkelijkheid echter bruingroen (Feestbundel A. N. Zadoks-Josephus Jitta) = bekertje uit de grote afvalkuil binnen de Scripta Archaeologica Groningana 6, 1976, omheining (inv. KA 3-3-55). Het profiel van 353—356. het bekertje uit Hoogeloon vertoont gelijke- Martialis I. 41. 3—5; X. 3. 3—4; Statius nis met dat van een potje van zeer donker Silvae I. 6. 73—74; Iuvenalis 5. 47. Zie ook

278 S. M. E. van Lith in: Funde aus Asciburgium sche Villa's te Ubachsberg en in 't Ravens- 10 (in voorbereiding). bosch. Publications de la Société Historique 18 Uit de nagelaten geschriften van wijlen den et Archêologique dans 1e Limburg a Maes- Zeer Eerw. Heer Jos. Habets over wegen en tricht 58-, 1922, 119—122; idem, Opgraving gebouwen uit het romeinsch tijdperk, in het van een Romeinsche villa in het Ravensbosch Hertogdom Limburg. Publications de la (L.). Oudheidkundige Mededeelingen VI Société Historique et Archêologique dans 1e (N.R.), 1925, 40—79. Duché du Limbourg 32 (Nouvelle Série 12), 23 W. C. Braat, De grote Romeinsche villa van 1895, 257—296 (De romeinsche villa Backer- Voerendaal. Oudheidkundige Mededelingen bosch onder Heer: 267—296). Zie ook J. 34, 1954, 48—79. Habets, Heer in: Découvertes d'antiquités 24 Braat 1954, afb. 11; Van Es 1981 (noot 4), aux environs de la route romaine de Maas- 186, afb. 149. :.ï.;. ." tricht a Aix-la Chapelle. Publications de la 25 J. E. Bogaers, Linne in: Nieuws-Bulletin Société Historique et Archêologique dans 1e KNOB 14, 1961, 223; 242—243; Nieuws- Duché du Limbourg 18, 1881, 288—291; Bulletin KNOB 15, 1962, 6. idem, Opdelving van Romeinsche Oudheden 26 Habets 1895, 280—284. Ook de grote Ro- te Heer bij Maastricht. Nederlandsche Kunst- meinse villa te Mook, tegenover de Plasmo- bode 1, 1879, 193; idem, Bronzen drievoet len lag in de onmiddellijke nabijheid van van de villa Backerbosch onder Heer. Neder- een tumulus die al leeggeroofd was voordat landsche Kunstbode 2, 1880, 57, 62. een opgraving kon plaatsvinden (Habets w Habets 1895, 273. 1895, 281; C. Isings, Objects from a Moyland 20 Een merkwaardig versierd bodemfragment van Barrow. Archaeologica Traiectina 3 (1959), vrijwel kleurloos glas, wellicht afkomstig van 7-15). een vierkante fles, is afgebeeld in Habets 27 J. Slofstra, Een inheems-Romeinse villa op 1895, plaat IV, 19. de Kerkakkers bij Hoogeloon. In: Het Kem- 21 Habets' reconstructie (1895, plaat X, 10%) penprojekt, een regionaal-archeologisch onder- lijkt niet geheel juist. Het is waarschijnlijker zoeksprogramma. Bijdragen tot de Studie van dat het hier flessen met oor van het type het Brabants Heem 22 (1982), 108. Isings 51 betreft. Een drietal oren van kleur- loos glas die Habets aan vierkante flessen A. E. van Giffen Instituut toeschreef, bevinden zich thans nog in het voor Prae- en Protohistorie, Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Singel 453, 22 A. E. Remouchamps, Opgraving van Romein- 1012 WP AMSTERDAM

279 Wijthmen, gem. Zwolle Een Sallandse buurtschap in Romeinse tijd en Middeleeuwen

H. J. Bruins en R. van Beek

Inleiding 1983 werd in de greppel een nieuwe vind- In de zomer van 1982 werden langs de plaats van inheems-Romeins materiaal ont- Heinoseweg in de buurtschap Wijthmen, dekt (afb. IA, bij F), wat leidde tot een gem. Zwolle, parallelwegen aangelegd. In eendags-onderzoek door de AWN in grep- de nieuw gegraven bermgreppels werden pel en wegberm. Middeleeuwse grondspo- middeleeuwse scherven aangetroffen, waar- ren, die in oktober 1983 in een sleuf onder Karolingische. Onderzoek met de naast een persbult van de heer Kok aan schop bracht de aanwezigheid van mid- het licht kwamen (afb. IA, bij D), wer- deleeuwse af valkuilen aan het licht. Dit den eveneens onderzocht. Veel materiaal, bracht de AWN-afdeling IJsseldelta-Vecht- tenslotte, werd aan de oppervlakte gevon- streek ertoe, om met toestemming van den op het bouwland van Mulder, vooral Rijkswaterstaat en in samenwerking met nadat dit in het voorjaar van 1983 nogal de provinciaal-archeoloog drs. A. D. Ver- diep was geploegd. linde, in oktober 1982 een klein onder- zoek te doen in een deel van de zuidelijke Situatie en historische gegevens bermgreppel en aanliggende berm. Hierbij De recente bewoning van Wijthmen is werden resten van een laat-middeleeuwse grotendeels verspreid over een langgerekte waterput blootgelegd (afb. IA, bij B). zandrug, welke tot voor kort hoofdzake- Inmiddels was circa 150 m naar het oos- lijk in gebruik was als bouwland. Hoewel ten in dezelfde greppel ook materiaal uit een echt esdek ontbreekt, wordt deze de Romeinse tijd aan het licht gekomen. zandrug es genoemd. Afb. 1B geeft de Daarom werden enkele weken later in het ligging weer van deze en omliggende aangrenzende bouwland, met toestemming zandruggen, met daarop aangegeven de van de eigenaar de heer Mulder en met pre- en protohistorische vindplaatsen. On- medewerking van de provinciaal-archeo- langs is door Goutbeek en Hamming loog, door de AWN haaks op de weg twee (1982) geopperd, dat het hier gaat om proef sleuven gegraven (afb. IA: 1 en 2). rivierduinen, behorend bij een oude loop Deze leverden wel veel schervenmateriaal, van de Vecht, die dan ongeveer de koers doch slechts weinig grondsporen op. zou hebben gevolgd die door de pijlen is aangegeven. Omdat de reeks inheems- De melding door de heer Kok jr., wonend Romeinse nederzettingen, die ten oosten in de boerderij bij A, van een vrijwel van Dalfsen de Vecht omzoomt, ten wes- compleet Karolingisch potje, dat hij ruim ten van dit dorp niet de huidige rivierloop tien jaar geleden bij graafwerk in zijn volgt, maar met de zandruggen mee naar voortuin had gevonden, was aanleiding het zuidwesten afbuigt (Emmen, Lenthe), voor de ROB om met medewerking van zou deze oude loop in de Romeinse tijd . enige AWN-leden aldaar een klein onder- nog gefunctioneerd hebben. De nu ont- zoek te doen. Dit onderzoek, op 6 dec. dekte nederzetting in Wijthmen zet deze 1982, leverde echter niets op. Het potje reeks verder voort. zal daarom als losse vondst in dit artikel De oudste schriftelijke vermelding van worden opgenomen. In het voorjaar van

280 A \

B

Wijthmen dateert van 1207 1. Uit de tijd daarvóór waren tot nu toe geen gegevens A: ligging van de voornaamste vindplaatsen bekend, ook geen archeologische. Wel ligt (A-H) en van de proefsleuven (1 en 2). op circa 1 km ten zuiden van Wijthmen, B: archeologische vindplaatsen in Wijthmen in de gemeente Dalfsen, de boerderij het en omgeving. 1: Bronstijd en/of Ijzertijd; Iert, welke teruggaat op de Hof van 2: Romeinse tijd; 3: vroege Middeleeuwen Ierthe, één van de drie Sallandse hoven (zwart: nederzetting; open symbolen: losse vondsten); 4: zandrug; 5: veronderstelde van het Stift Essen. Deze hof, hoogst- rivierloop Romeinse tijd. waarschijnlijk teruggaand op Karolingisch

281 konigsgoed, wordt al in 947 vermeld ~. drie vindplaatsen als drie afzonderlijke De hoge ouderdom van het Iert wordt complexen behandelen, om na te gaan, of bevestigd door de vondst van Badorf- er verschillen zijn op te merken in date- aardewerk aldaar in 1974 3. ring of anderszins. De in dit artikel beschreven vondsten Complex 1 (afb. 2, nrs. 2—8, afb. 6, afb. maken duidelijk, dat er in Wijthmen op 7 A). Een leeflaag, aangesneden door de één en dezelfde plek gewoond is in de bermgreppel bij G op afb. 1 A. Deze was Romeinse, de Merovingische, de Karolin- in het midden tot circa Yi m dik, maar gische en de laat-middeleeuwse tijd. werd naar de uiteinden dunner. Met name in het dikke middengedeelte kon onder- Grondsporen scheid worden gemaakt tussen materiaal Met uitzondering van de reeds genoemde bovenuit en onderuit de laag. Zo zijn alle waterput zijn er nauwelijks grondsporen importscherven uit dit complex vlak onder gevonden die de moeite van het publiceren de bouwvoor gevonden, evenals van de waard zijn. Ze zullen ter sprake worden inheemse scherven de nrs. 1—4 en 12—17 gebracht bij de bespreking van de ermee van afb. 6. Uit het onderste deel van de verbonden materiaalcomplexen. laag komen in ieder geval de nrs. 8—11 én 21-—23 van afb. 6. Prehistorie Complex 2 (afb. 2, nrs. 1 en 12, afb. 4, Verspreid over het onderzoeksterrein zijn afb. 5). Een groep kuilen, aangetroffen enkele prehistorische voorwerpen gevon- in de tweede proefsleuf, afb. 1 A, bij H. den, voornamelijk van vuursteen. Vermel- Deze kuilen waren van complex 1 geschei- denswaard zijn: den door een verscheidene meters brede 1. twee waarschijnlijk mesolithische mi- vondstloze strook. De in afb. 4 afgebeelde kroschrabbertjes; scherven komen uit één kuil en vormen 2. een atypische krabber, daterend uit dus een min of meer gesloten associatie; Neolithicum/Bronstijd; die van afb. 5 zijn gevonden in de overige, veel kleinere kuilen (afb. 5, nrs. 4, 9 en 3. een fragment van een vuurstenen sik- 10) of 'los' bij het vlakken van de sleuf kel met de daarvoor kenmerkende ter plaatse. hoge glans, afkomstig uit de vulling van de middeleeuwse waterput (da- Complex 3 (afb. 3 en afb. 7 B). Een door tering: Bronstijd/Ijzertijd); de bermgreppel aangesneden leeflaag, afb. 4. enkele kennelijk prehistorische scherf- 1 A bij F. jes, waaronder een besmeten rand- scherfje, uit een kuil tussen B en C Het schervenmateriaal op afb. IA, die overigens ook kogel- 1. Draaischijf aardewerk potscherven bevatte. a. Ruwwandig. De bodemscherf afb. 2, Het ziet ernaar uit, dat er ter plaatse in nr. 10, een grof bruin baksel met een verschillende perioden van de prehisto- oranjerode buitenzijde en zware draai- rie mensen aanwezig zijn geweest, maar ringen aan de binnenkant, lag los in de dat hun bewoning zich elders in de buurt- bermgreppel en vormde de aanleiding tot schap concentreerde. de ontdekking van complex 1. Het oor, afb. 2, nr. 12, hoort tot het 'losse' mate- Romeinse tijd riaal van complex 2. Het randscherfje Vrijwel al het materiaal uit de Romeinse afb. 2, nr. 9 lag op de akker even een tijd is afkomstig van drie vindplaatsen in oosten van complex 2 en zal afkomstig de oostelijke helft van het onderzoeks- zijn van een kruikje; ook de bodemscherf terrein. We zullen het materiaal van de afb. 2, nr. 11, rossig grijs van kleur en

282 fijner dan de eerder genoemde bodem- 2. Romeins draaischijfaardewerk (1 : 2); B: fragment van zilveren armband (1 : 1). scherf, is aan een kruikje toe te schrijven; ze is gevonden nabij D op afb. 1 A. Niet (1963, blz. 51) komt het bruine materiaal afgebeeld zijn de in alle drie de complexen vooral rond 100 n. Chr. voor en wordt en ook los gevonden wandscherfjes. Die het in de loop van II A geheel vervangen uit complex 3 verschillen van de overige door het geelwitte. Driedelige oren ver- door hun lichtere kleur: geelwit in plaats dwijnen circa 175 n. Chr. Waarschijnlijk van bruingrijs. Alle vertonen ze draairin- moet ons oor omstreeks het midden van gen aan de binnenzijde, doch niet of nau- de 2de eeuw worden gedateerd en het welijks aan de buitenkant, voetfragment eerder, begin 2de eeuw. b. Gladwandig. Een halsfragment met driedelig oor, afb. 3, nr. 57, van zacht c. Gevernist. Tot complex 1 behoort een geelwit materiaal, behoort tot complex 3. wandscherfje met radstempel, afb. 2, Een voetfragment van grover, harder, nr. 2. De randscherf afb. 2, nr. 1 behoort roodbruin materiaal, afb. 2, nr. 13, is los tot het 'losse' materiaal van complex 2 op de akker gevonden. Volgens Stuart en is toe te schrijven aan type 3 bij

283 19 18

3a. Inheems-Romeins aardewerk uit complex 3 (1 : 2).

284 3b. • •• Stuart, datering II B—III A. Beide scher- nr. 1) en twee onversierde wandscherven ven zijn van roodachtig materiaal en heb- van waarschijnlijk één en dezelfde kom ben een zwart 'vernis', aangetroffen. Het profiel vinden we terug d. T' erra-nigra-achtig. In de grote kuil bij kommen uit Rijswijk *t die hoofdzake- van complex 2 zijn een randscherf (afb. 4, lijk in de 2de eeuw worden gedateerd.

285 .":&•:• i

.Q O Q

4a. Inheems-Romeins aardewerk uit kuil behorend tot complex 2 (1 : 2).

286 \0 O 0 0 9 9 O D D D

4b. Al het overige t.n.-achtige materiaal is bespreken we dit het eerst. In afb. 3 zijn afkomstig uit het bovenste deel van com- allereerst de onversierde randen afgebeeld, plex 1. In het randscherfje afb. 2, nr. 3 gerangschikt naar vorm, daarna de ver- en de versierde wandscherfjes afb. 2, nrs. sierde en tenslotte enige van de schouder- 4, 5 en 6 herkennen we het type Chenet scherven. 3 342 " , te dateren: eind 3de tot midden Een veel voorkomend randtype, vertegen- 5de eeuw. De onversierde randscherf afb. woordigd door de nrs. 10—17, kenmerkt 2, nr. 7 is van hetzelfde materiaal, maar zich door een onverdikte, naar buiten ge- veel dikker. De bodemscherf afb. 2, nr. 8 knikte hals. In de indeling die Van Es en heeft een radstempelversiering zoals ge- Verlinde toepassen in 'Overijssel in Ro- bruikelijk bij Chenet 342, maar is verder man, and Early Medieval times'. (1977, heel anders, ook wat materiaal betreft: voortaan geciteerd als 'Overijssel') zijn een grijsbruine buitenlaag om een grijze deze randen onder te brengen bij het type kern; parallellen hebben we nog niet kun- c 1.2.14 (2de en 3de eeuw). De scheiding nen vinden . tussen deze en meer vloeiend S-vormige Op grond van dit importmateriaal komen profielen (de nrs. 1—9) is niet scherp we tot de volgende voorlopige dateringen: te trekken. Onder de laatste neemt nr. 1 Complex 1 (althans bovenste deel): 3de— een bijzondere plaats in vanwege het har- 4de/5de eeuw, op grond van terra nigra de, glanzend zwartgrijze baksel en de zeer Chenet 342 en gevernist aarderwerk; goede afwerking. Complex 2: rond 200 n. Chr., op grond Karakteristiek voor complex 3 zijn' met van Stuart type 3 en t.n.-achtige kom; name de 'opgekrulde' halzen, nrs. 26—-29. Complex 3: 2de eeuw, op grond van drie- delig gladwandig oor. Ze lijken verwant te zijn aan de rechte Verder lijkt, voorzover na te gaan, het halzen van 22—25, die zonder twijfel zijn vroegste Romeinse importmateriaal Wijth- toe te schrijven aan Form. II van Von men te hebben bereikt in het begin van Uslar (Overijssel 1.2.8). Een.randprofiel de 2de eeuw. als van nr. 30 vindt men ondermeer in Ermelo en in Rhenen terug 7.. 2. Handgevormd aardewerk In nr. 31 herkennen we, mede op grond Omdat complex 3 het oudst lijkt te zijn, van het grijze, glanzende baksel, type IV B

287 5a. Inbeems-Romeins aardewerk uit complex 2 (1 : 2).

uit Paddepoel8; nr. 32 heeft net zo'n kort uit de kuststreken? Nr. 56 is van uitzon- verdikt halsje, maar is bovendien gefacet- derlijke kwaliteit: vergelijkbaar met nr. 1, teerd. Duidelijke facettering zien we ook maar nog gladder afgewerkt. bij nr. 34. Onder de versierde randen Voor de datering is allereerst nr. 31 van nemen de nrs. 48—50 een aparte plaats belang: Paddepoel IVB wordt door Van in vanwege hun grove vorm en lemige Es in de 1ste en het begin van de 2de baksel. Voor het overige geldt, dat de eeuw geplaatst. Dezelfde datering neemt onversierde randscherven merendeels een hij aan voor Paddepoel IA, waartoe mo- compact baksel vertonen, verschraald met gelijk de nrs. 32 en 56 behoren. Ander- ondermeer potgruis en met een bruin, zijds dateert men Von Uslar's Form II lederachtig ogend oppervlak, terwijl bij de niet voor de tweede helft van de 2de versierde randscherven veelvuldig organi- eeuw. Het ziet er dus naar uit, dat com- sche verschraling is toegepast, die door 9 plex 3 een groot deel van de 2de eeuw uitbranden een poreus baksel achterliet . omspant. De meeste schouderscherven vertonen een Complex 2 (afb. 4 en 5) levert een geheel profiel als van de nrs. 54 en 55: een vrij ander beeld op. Karakteristiek voor dit korte, afgeronde schouder. Opvallend is complex zijn vooral geknikte halzen met nr. 52, zowel vanwege het gekielde profiel een segmentvormige doorsnede. De klei- als vanwege het baksel: leigrijs zonder nere exemplaren (afb. 4, nrs. 2, 3, 4, 7; zichtbare verschraling en met een glim- afb. 5, nrs. 2—6 en 9) kunnen worden mend zwartgrijs buitenoppervlak; import toegeschreven aan situlae van het type

288' 5b. Paddepoel IB, de grotere, zoals afb. 4, afb. 4, nr. 7 heeft op de buik een oranje- nrs. 8 en 9, aan dolia Wijster IIB2; ook rode sliblaag. in Wijster treffen we bij dit type soms Met de ribbel onderaan de hals doet afb. indrukken aan tegen de rand10. Beide 4, nr. 6 denken aan een pot van het typen worden gedateerd II—UIA en be- Eddelak-type van rond 200 n. Chr.; die vestigen dus de voorlopige datering rond zijn evenwel nauwmondig, wat bij ons 200 n. Chr., welke ook door het overige exemplaar zeker niet het geval is; het bak- materiaal niet wordt tegengesproken. De sel is opmerkelijk: fijn, zandig. Voor afb. meeste situla-scherven zijn van een dofgrijs 5, nr. 1, een doliumrand met dekselgeul, baksel, waarin naast zand meestal ook hebben we nergens goede parallellen kun- enig organisch materiaal als verschraling nen vinden. is toegepast. Steengruisverschraling, vol- Wanneer in complex 1 onderscheid wordt gens Van Es karakteristiek voor dit type gemaakt tussen diep en minder diep ge- in Paddepoel, heeft alleen afb. 5, nr. 2; vonden materiaal, blijken de versierde ran-

289 i 25

6. Inheems-Romeins aardewerk uit complex' 1 nrs. '1—4); ze'hebben dit kenmerk ge- (1:2). : . : .. meen met'veel exemplaren uit complex 3. den uit het onderste deel van dè laag Opvallend is ook dé overeenkomst tussen (afb. 6,' nrs. 8^—11), langere, scherper nr.-22..van afb. 6, uit het onderste deel van de schouder gescheiden halzen te heb- van complex 1 en nr. 3-3 van. afb. 3, uit ben dan die uit het bovenste deel (afb. 6, complex:3. Verder valt te wijzen op het

29Q 7. Versierde inheems-Romeinse wandscherven; ; A: uit complex. 1, B: uit complex 3 (1 : 2). ste deel van de laag, zijn het best te ver- gelijken met het type Overijssel 1-215, vloeiend S-vormige profiel van afb. 6, nr. dat in de 3de en 4de eeuw wordt ge- 21, eveneens uit het onderste'deel. plaatst, wat strookt met het voorkomen De versierde randscherven uit het boven-' van laat-Romeinse import. Overigens vin- den we hier ook vroegere typen: Wijster demscherf van het zelfde zachte, met pot- IIB2 (afb. 6, nr. 20) en Wijster IB gruis verschraalde baksel, uit een kuil (afb. 6, nrs. 17 en 24), op zijn laatst uit tussen B en C, die echter ook kogelpot- de 3de eeuw. De nrs. 13 en 14 zullen scherven bevatte. Dit randscherfje, even- afkomstig zijn van exemplaren van Von als trouwens nr. 4, past niet erg bij het Uslar's Form II, evenals het voetfragment overige inheems-Romeinse materiaal; mo- nr.25. gelijk zijn deze scherven wat ouder, van In heel complex 1 hebben organisch ver- rond het begin van de jaartelling. Het schraalde baksels de overhand. Daarnaast versierde scherfje nr. 6 vormt de enige komen met potgruis (afb. 6, nrs. 16, 17, inheems-Romeinse vondst uit sleuf 1. 20 en 22) en met zand of fijn steengruis Tenslotte moet nog aandacht worden ge- (nrs. 4, 6, 12, 24) verschraalde baksels geven aan de versieringen op het inheem- voor. Gezien bepaalde overeenkomsten se aardewerk. Indrukken bovenop de met complex 3 kan het materiaal uit het rand zijn in Wijthmen vooralsnog niet onderste deel van complex 1 uit de 2de aangetroffen; indrukken buiten tegen de eeuw dateren; het complex als geheel zal rand des te meer: circa 30 % van de dan heel de periode vanaf de 2de tot de randscherven vertoont deze versiering. 4de, of 5de eeuw omspannen. De wandversieringen zijn in een aantal In afb. 8 zijn enkele los gevonden in- typen in te delen, waarbij ook combinaties heems-Romeinse scherven afgebeeld. De voorkomen. De verdeling hiervan over de nrs. 1 en 2 zijn oppervlaktevondsten van drie complexen wordt weerggeven in on- de noordoostelijke hoek van het bouw- derstaande tabel. land van Mulder. Nr. 2 vertoont een zwakke, doch vrij opvallende ribbel onder In afb. 7 is een selectie uit de versierde de hals en een baksel waarin overvloedig wandscherven uit de complex 1 (afb. 7A) grof organisch materiaal is toegepast; nr. en 3 (afb. 7B) afgebeeld, met daarbij de 1, eveneens grof organisch verschraald, nummers van de versieringstypen. Hierbij zou in complex 3 niet misstaan. Duidelijke kan nog worden opgemerkt, dat de lineaire facettering vinden we bij nr. 3, gevonden patronen (type 2) in complex 2 meestal in de greppel, waar naderhand complex 3 veel eenvoudiger zijn dan in 1 en 3 (vgl. werd ontdekt, en nr. 4, uit de vulling van afb. 5, nrs 2 en 15 met afb. 7). Voorts, de laat-middeleeuwse waterput (afb. IA, dat het merendeel van de indrukken (type bij B). Nr. 5 komt, samen met een bo- 7) is aangebracht met de vingertop; daar-

complex 1 compl. 2 compl. 3 totaal 1. Kammstrich 3 3 8 14 2. ingegrifte lijnen 3 4 5 12 3. gladde ribbels 1 1 2 4. aarachtige ribbels 1 1 7 9 5. wratten (Warzen) 1 2 8 11 6. Gruben met seitlichem Wulst 5 3 7 15 7, indrukken (vingertop, spatel) 13 11 14 38 2 + 7. lijnen gecomb. m. indrukken 2 2 4 4 + 7. aren en indrukken 3 3 6 + 7. Gruben m.s.W. en indrukken 1 1

29 25 55 109

292 THEMADAG

NIEUWE BEWONERS OF NIEUWE GEWOONTEN?

WIJZIGINGEN IN CULTUURPATRONEN ARCHEOLOGISCH BESCHOUWD

UTRECHT, 27 APRIL 1985 UITNODIGING

Het hoofdbestuur van de A.W.N, heeft het genoegen U uit te nodigen voor de themadag „NIEUWE BEWONERS OF NIEUWE GEWOONTEN?" WIJZIGINGEN IN CULTUURPATRONEN ARCHEOLOGISCH BESCHOUWD. die gehouden zal worden op 27 april 1985 in het Beatrixgebouw van het Jaarbeurs congres- en vergadercentrum te Utrecht.

Het programma is als volgt: 9.15— 9.55 Aankomst en inschrijving; koffie 9.55—10.00 Opening door de heer L. Molhuysen, algemeen voorzitter van de A.W.N. 10.00—10.45 Inleiding: „Zonder land kan men niet ploegen". Prof. Dr. H. J. M. Claesen (Instituut voor Culturele Antropologie, Leiden) 10.45—11.30 „De Frankisering van midden-Nederland; een weinig schokkende gebeur- tenis" Dr. H. A. Heidinga (Albert Egges van Giffen Instituut voor Pré- en Protohistorie, Amsterdam) 11.30—12.00 Koffiepauze 12.00—12.45 „Peelo, 4000 jaar continuïteit" Dr. P. B. Kooi (Provinciaal Museum van Drenthe, Assen) 12.45—14.00 Lunch 14.00—14.45 „De bekerculturen en de begrippen cultuur, (dis-)continuïteit en histo- rische gebeurtenis" Prof. Dr. J. D. van der Waals (Biologisch-Archeologisch Instituut, Groningen) 14.45—15.30 „Cultuurtransport in het vroeg-neolithicum" Prof. Dr. P. J. R. Modderman (Instituut voor Prehistorie, Leiden) 15.30—16.00 Theepauze 16.00—17.00 Slotbeschouwing: „Andere tijden, andere inzichten" Prof. Dr. H. T. Waterbolk (Biologisch-Archeologisch Instituut, Groningen).

De deelnamekosten bedragen ƒ 30,— voor A.W.N.-leden en ƒ 35,— voor niet-leden (inclusief lunch, koffie en thee). Begin april ontvangen de deelnemers van ons een NS-Jaarbeurs reductiecoupon, die U recht geeft op een korting van 40 % op het dagretour. U kunt Uw aanmelding sturen naar: Nita C. J. J. Ladiges Rapenburgerplein 13 1011 VC Amsterdam De deelnemerskosten dienen tegelijkertijd overgemaakt te worden naar postgiro 577808 t.n.v. „algemeen penningmeester A.W.N." te Poortugaal. Aanmelding graag zo spoedig mogelijk, maar beslist vóór 1 april 1985. AANMELDING

Ik zal met personen deelnemen aan de themadag op 27 april 1985 te Utrecht. Het verschuldigde bedrag, te weten x ƒ30,— + x/35,— = ƒ is inmiddels overgemaakt op postgiro nr. 577808 t.n.v. „algemeen penningmeester A.W.N." te Poortugaal.

1975

(handtekening)

De deelnemers zijn: Naam adres plaats lid + A.W.N.? postcode 8. Inheems-Romeins aardewerk; losse vondsten IB, Wijster IIB2 enz. Hoewel dus het (1 : 2). inheemse aardewerk van Wijthmen over naast komen vrij veel indrukken voor die het geheel genomen typisch 'Frankisch' zijn aangebracht met een min of meer is — we denken daarbij aan de stam der scherp voorwerp (nagel, spatel); ronde Chamaven — schijnt de nederzetting Tüpfen' zijn zeer zeldzaam: bij afb. 5, tegen 200 n. Chr. ook sterke impulsen nr. 19 in twee rijen op de schouder en in uit het noorden te hebben ontvangen. complex 3 eenmaal als onderdeel van een boomachtig lijnpatroon. Van de versierin- Metaal gen 6 en 7 kan verder gezegd worden, In alle drie de complexen, maar vooral dat ze vrijwel altijd in een regelmatig in de grote kuil van complex 2 zijn ver- patroon zijn aangebracht: meestal in één scheidene brokken ijzerslak aangetroffen. of meer horizontale rijen op de ronding Deze tonen aan, dat in Wijthmen in de van de schouder, maar ook wanneer ze Romeinse tijd ijzer werd geproduceerd- vlakvullend zijn aangebracht, liggen ze De grondstof hiervoor, ijzeroer, komt meestal op rijen. vooral in het lage gebied ten noorden van Voor datering zijn deze versieringstypen de zandrug in rijke mate voor. niet geschikt; wel kunnen ze iets zeggen De belangrijkste vondst in deze categorie over de plaats van Wijthmen ten opzichte is evenwel het in afb. 2B afgebeelde frag- van de inheems-Romeinse 'cultuurprovin- ment van een zilveren armband, versierd cies'. De typen 4 en 5, die vooral in met groeven langs de randen. Het is complex 3 voorkomen, zijn karakteristiek gevonden helemaal bovenin complex 1, voor de zandgronden van Midden-Neder- eigenlijk al in de bouwvoor, zodat, wat land (Dalfsen, Ermelo, Kootwijk, Rhe- de context betreft, de datering in de Ro- nen)12. Ze vertonen daarmee in ons land meinse tijd wel zeer waarschijnlijk, doch ongeveer hetzelfde verspreidingsbeeld als niet geheel zeker is. Zilveren voorwerpen Von Uslar's Form II. Ook het veelvuldig uit de Romeinse tijd en de vroege Mid- voorkomen van de typen 6 en 7 en van deleeuwen zijn in Overijssel zeer zeld- indrukken tegen de rand is kenmerkend zaam: afgezien van enkele munten kent voor dit gebied, dat aansluit bij West- men alleen een fibula uit Welsum (Dalf- falen, en dat deel uitmaakt van het uit- sen) en een ringetje uit Varsen (Om- 13 gangsgebied van de Franken. Anderzijds men) . bevatten alle complexen materiaal waar- voor we de parallellen vooral in het noor- Diversen den en westen moeten zoeken. In complex Enkele maalsteenbrokken van basaltlava, 2 kunnen we zelfs spreken van een over- behorend tot de 'losse' vondsten van wicht aan noordelijke vormen: Paddepoel complex 2, kunnen uit de Romeinse tijd

293 9. Vroeg-middeleeuws aardewerk (1 : 2); A: uit Merovingische kuil; B: uit' Karolingische kuil; C: twee manieren om een tuitoor te maken.

294 dateren. Hetzelfde geldt voor een los op de akker gevonden fragment van een bico- nische spinklos met een glad bruin opper- vlak en een compact baksel, dat een weinig steengruis bevat (afb. 11, nr. 24). •

Vroege Middeleeuwen Dat Wijthmen in de Merovingische pe- riode bewoning heeft gekend, blijkt uit de inhoud van een kuil, die werd aan- getroffen in sleuf 1 op ruim 50 m uit de berm (afb. IA, bij E). De scherven uit deze ..kuil zijn afgebeeld in afb. 9, nrs. 1—12. Voor de datering zijn vooral twee randfragmenten van draaischijfaarde- werk van belang, afb. 9, nrs. 10 en 11, die door drs. W. J. H. Verwers van de ROB zijn gedetermineerd als behorend tot typen die tot in het begin van de 8ste eeuw werden geproduceerd. Het wahdscherfje met radstempel, nr. 12, is van een oranjerood, met zand ver- schraald baksel. Het handgevormde aarde- werk behoort tot het korthalzige type, dat van circa 500 tot circa 800 in gebruik is geweest. De verschraling bestaat uit granietgruis (nrs. 1—5, 7, 8) of uit zand (nrs. 6 en 9). Het oppervlak is alleen bij de nrs. 4 en 8 echt ruw; bij. nr. 9 is het aan de binnenkant zelfs uitgesproken 10. Vroeg-middeleeuws aardewerk (1 : 4; nr. 7: glad; wel. zijn de randen bijna altijd nogal tek. ROB): onregelmatig gevormd en hebben de wan- den veelal een wat golvend oppervlak. hetzelfde baksel als nr. 6, heeft een ver- Nr. 5 is de enige echt regelmatig gevorm- siering die uit rozetjes van telkens vier de rand en deze heeft ook een uitzonder- spatelindrukjes lijkt te bestaan; nr. 14, lijk baksel: loodgrijs op de breuk en met met granietgruisverschraling, vertoont aan een geelgrijs lemig deklaagjè. Nr. 8 heeft de binnenzijde net zo'n knik als nr. 8, een scherpe knik aan de binnenzijde, zoals maar minder scherp. Nr. 15 van afb. 9, die ook bij Merovingische scherven uit een losse vondst van de akker naast sleuf 14 Varsen wel voorkomt . Nr. 6 is versierd 1, is hier afgebeeld vanwege de gelijkenis met stempels; nr. 9 draagt een vlak knob- met bepaalde randen uit de Merovingische beloor met een wel zeer nauwe door- kuil; een vroeg-Karolingische ouderdom is boring; alleen'een dunne naald kan er- echter ook mogelijk. -Op de akker is voorts door. Men kan zich afvragen, hoe een een randscherfje van waarschijnlijk Mero- dergelijk oor heeft gefunctioneerd. vingisch draaischijf aardewerk gevonden: Tot de losse vondsten uit sleuf 1 behoren afb. 10, nr. 6. twee randscherven die waarschijnlijk even- eens Merovingisch zijn (misschien komen De nrs. 16—22 van afb. 9 zijn afkomstig ze ook uit de kuil). Afb. 9, nr. 13, van uit het bovenste deel van de leeflaag waar- uit de inheems-Romeihse scherven, van

295 11. A: 1—17 Karolingisch draaischijf aardewerk; 18—23 Pingsdorf; 24—25 spinklosjes; B: Pingsdorf-aardewerk en ijzeren pijlpunt uit de leef laag (alles 1 : 2).

296 complex 1 komen. Ze zijn van deze onder- lips' af, zowel uit Engeland als van het scheiden op grond van hun baksel, dat vasteland, en geeft ook een verspreidings- ruwer aanvoelt en met granietgruis ver- kaart. De meeste zijn gevonden langs de schraald is. Het betreft meest kleine frag- kust, van Nederland tot in Denemarken, mentjes. Een randscherfje van een halsloze maar er zijn er ook uit Westfalen bekend. kom, nr. 16, vertoont vingerafdrukken; In ons land zijn ze vooral gevonden in verder komen als versieringen een stem- het terpengebied, maar ook in Rijnsburg, pel (nr. 19) en ronde ribbels (nr. 20) Dorestad, Odoorn en Amsterdam. Bij be- voor. Naast korte halsjes vinden we hier studering van de afbeeldingen ontstaat de ook langere, waarbij nr. 22 een afgeplatte indruk, dat tuitoren op twee manieren tot rand heeft. Van dit materiaal zou een deel stand kunnen worden gebracht, zie afb. nog Merovingisch kunnen zijn. 9C. De bovenste reeks beeldt de manier af die door • Dunning is beschreven: de De meeste Karolingisch te dateren scher- rand van de pot wordt tot een 'lip' uit- ven zijn los of in een na-Karolingische getrokken, waarna aan de binnenkant een context gevonden. Tot de weinige Karo- brug van klei ('bar') wordt aangebracht. lingische grondsporen behoort een stand- Op deze wijze kunnen, behalve de Engel- greppeltje, dat aan het licht kwam in een se, ook enkele van de tuitoren van het sleuf naast een persbult (afb. IA, bij D). vasteland zijn vervaardigd. Bij deze exem- Daarin bevond zich een Badorf-randscherf- plaren loopt het randprofiel binnen het je (afb. 11, nr. 6) en een wandscherf met tuitoor namelijk niet door. Bij het meren- radstempel; een kuiltje ernaast werd ge- deel van de continentale exemplaren, zeker dateerd door een Badorf-schouderscherfje bij het onze, is dat wèl het geval, zodat (afb. 11, nr. 13). Van de af valkuilen die hier de tuit het toegevoegde onderdeel in de bermgreppel werden vastgesteld, moet zijn (zie afb. 9C, onderste rij). De was slechts één geheel Karolingisch van 'brug' waar het touw omheen werd ge- inhoud: die bij C op afb. IA. Deze be- bonden, is de oorspronkelijke rand en vatte, naast een maalsteenbrok van basalt- vertoont derhalve het randprofiel, in dit lava, de scherven die zijn afgebeeld in afb. geval dat van een vroeg-Karolingische 9B. Behalve nr. 1, een lichtrood Badorf- wijdmondige pot. Ons exemplaar zou achtig scherfje, is al het aardewerk hand- daarom tot de vroegste voorbeelden van gevormd. Nr. 2 valt op door het ongebrui- een tuitoor kunnen behoren (vgl. Dun- kelijk baksel, dat exact overeenkomt met ning; vanaf 9de eeuw). dat van nr. 5 van afb. 9, uit de Merovin- Van het los gevonden Karolingische draai- gische kuil. Wat deze kuil interessant schijfaardewerk vermelden we allereerst maakt, is echter vooral nr. 4 van afb. 9B, het onversierde potje uit de voortuin van een randscherf met een deel van een de boerderij van Kok. Bij de ROB is dit zogenaamd 'tuitoor' (Eng. bar-lip, Du. exemplaar als vroeg-Karolingisch gedeter- Schwalbennest of Schutzklappe), een zwa- mineerd (afb. 10, nr. 7). luwnestvormig halfrond kommetje, aan- Voor de rest is het materiaal fragmenta- gebracht vóór een doorboring in de rand risch: van een pot. De 'tuit' diende om een touw, aangebracht door de gaten van a. randscherven (afb. 11, nrs. 1—10). twee tegenover elkaar staande tuitoren De nrs. 1—4 rekenen we tot het type om de pot boven het vuur te hangen, Dorestad WIII, waarbinnen een aantal tegen de vlammen te beschermen (van- subtypen worden onderscheiden15. WIIIA daar Schutzklappe). Bij ons exemplaar wordt vertegenwoordigd door de nrs. 2 en lijkt de tuit een omgeslagen rand te heb- 3, W IIIB door nr. 4, terwijl we nr. 1 ben gehad. aan W IIIC toeschrijven. Deze laatste is Dunning (1959) beeldt verschillende 'bar- versierd met brede groeven op de lange,

297 bijna conische schouder, die suggereert, profiel van nr. 1; mogelijk betreft het een dat de pot een min of meer dubbelconisch 8ste-eeuwse voorloper van de kogelpot, profiel heeft gehad, zoals dat ook met het met een nog min of meer vlakke bodem. kleinere exemplaar van de heer Kok het Fragmenten van zulke 'Wackelboden' zijn geval is. overigens slechts sporadisch aangetroffen: WIIIC wordt, zowel op typologische drie exemplaren, waarvan één in de Mero- gronden als op grond van de verspreiding vingische kuil. in het havengebied van Dorestad, als een vroeg-Karolingsch type beschouwd (circa Late Middeleeuwen 725—800); A en B ziet men als latere Uit de late Middeleeuwen zijn, naast veel typen: voornamelijk 9de eeuw. De nrs. los materiaal, verscheidene, meest onsa- 5—9 van afb. 11 zijn tot het type Dore- menhangende grondsporen gevonden. Het stad W II te rekenen, al mist nr. 9 de belangrijkste hiervan is de waterput, afb. daarvoor karakteristieke radstempelver- IA, bij B, waarvan doorsneden zijn afge- siering. beeld in afb. 12A. In een asymmetrische b. versierde wandscherven.' Ruim 15 kuil was een uitgeholde eikestarn inge- wandscherven vertonen -radstempelversie- graven, waarvan alleen de onderste 30 cm ring (o.a. afb. 11, nrs. 12^15). Eén hier- nog over was; daarboven tekende de wand van, nr. 15, is bovendien beschilderd en zich nog slechts'af als een zwarte band. is, samen met nr. 16, te rekenen tot het Aan de binnenzijde was de wand verste- Huneschans-aardewerk, dat voornamelijk vigd met (minstens) twee hoekige, aan- in de 10de, maar ook al wel in de 9de gepunte paaltjes. De bodem, van de put eeuw optreedt. ' '• - lag op 2.10 m .beneden het: maaiveld. c. enkele fragmenten van bandoren (bijv. Onderin de put lagen enkele grote brok^ afb. 11, nr. 17) en van lensvormige bo- ken ijzerslak; voor de rest bevatte de vul- dems. ling van put en putkuil veel laat-middel- Het blijkt, dat onder dit importmateriaal eeuwse en enkele oudere scherven: De zowel vroeg- als laat-Karolingische typen belangrijkste laat-middeleeuwse zijn afge- voorkomen. Het aantal randscherven van beeld in afb.' 12B. Het importmat'eriaal Karolingisch draaischijfaardewerk is voor bestaat uit een Paffrath-randscherf (nr. een Overijsselse agrarische nederzetting 13) en verscheidene Pingsdorfscherven, hoog te noemen, vooral wanneer we het waaronder een rand (nr. 12)•': De profie- vergelijken met het vrij kleine aantal len vari de kogelpotranden zijn nogal ge- contemporaine handgevormde randen, dat varieerd: naast vroeg aandoende afgeronde ver beneden de honderd blijft. In verge- randen (nr. 1) vinden we er ook met een lijkbare nederzettingen, bijv. Baaider, be- dekselgeul, zoals-nr. 11, boven uit de put- draagt het importaandeel doorgaans slechts kuil. Nr. 9 kan van ëen steelpan afkom- enkele procenten16. Dit verschil is waar- stig zijn. Het materiaal als geheel sugge- schijnlijk toe te schrijven aan een gunsti- reert, dat de put rond 1100 in gebruik ger ligging voor import uit het Rijnland. is geweest.' '. : Niet ver van Wijthmen lag de Hof van Het oostelijke uiteinde van de sleuf naast Ierthe, een hof van het stift Essen,- waar- de persbült (afb. 1A, bij D) werd inge- voor een zelfde gunstige ligging veronder- nomen door een enkele dm dikke leef laag steld mag worden.. in verband met de met vlak daarbij een ongeveer ZO-NW afvoer van landbouwprodukten. lopend rijtje paalgaten, in het verlengde Van de handgevormde Karolingische rand- waarvan zich een kuil bevond, die bijna scherven zijn de belangrijkste afgebeeld in geheel gevuld' was mét vette grijze klei afb. 10, nrs. 1—5. Opmerkelijk is het (een voorraad van een pottenbakker?)'. aan de • binnenkant slechts zwak gebogen Al deze structuren bevatten laat-middel-

298 12. Laat-middeleeuwse waterput. A: doorsneden, legenda: A: bruin, geroerd; B: grijs; C: oerlaag; D: grijsbruin; E: lichtgrijs, gelaagd; F: grijs welzand; G: grijs, gemengd; H: geel zand; I: gereduceerd, grijs zand; ] = E; K = G; L: gepunte houten paaltjes; P: (onderste 30 cm) hout. (opmeting: drs. A. D. Verlinde, ROB) B: aardewerk uit put en putkuil (1 : 4). i 3 4m

eeuwse scherven. In de leef laag werd bo- ranth-randen en twee vroege steengoed- vendien een ijzeren pijlpunt aangetroffen; randen opgeleverd. Deze laatste, uit eind deze is afgebeeld in afb. UB (nr. 5) 13de eeuw, zijn de jongste scherven die samen met de erbij gevonden Pingsdorf- in een afvalkuil zijn aangetroffen; glad randen en een dito bandoor. De kogel- grijs steengoed en blauwgrijs aardewerk potranden uit de leeflaag zijn bijna alle zijn alleen los op de akker en in de grep- te plaatsen in de 10de en vooral 11de pels gevonden. Het aantal laat-middel- eeuw; enkele zijn evenwel nog Karolin- eeuwse kogelpotranden is niet te tellen. gisch, wat strookt met de aanwezigheid Behalve in de bovengenoemde grond- van een Badorf-wandscherfje. Paffrath sporen zijn grote fragmenten vooral ge- echter ontbreekt geheel, wat erop kan vonden in sleuf 1 en los op het bouwland, duiden, dat het materiaalcomplex niet, met name nabij de oostelijke rand ervan. of niet ver, in de 12de eeuw doorloopt. Duidelijk is wel, dat de pijlpunt op grond Daar is aan de oppervlakte ook een groot van de context niet erg nauwkeurig kan fragment gevonden van een maalsteen van worden gedateerd. basaltlava met een verhoogde rand rond het centrale gat. Uit circa llde-eeuwse af- Wijthmen als geheel heeft een vijftiental valkuilen in de bermgreppel komen twee Pingsdorfranden, ongeveer evenveel Paff- maalsteenfragmenten met nabij de rand

299 een enigszins scheve conische doorboring. niet opvullen 20. Dit verdere onderzoek is Alle drie de. fragmenten kunnen worden ook nog om een andere reden gewenst: toegeschreven aan een type dat o.a. uit het vele opgeploegde materiaal toont aan, Gasselte bekend is1T. dat de slechts enkele dm dikke akkerlaag Tenslotte kan nog een los óp de akker de bewoningssporen beslist onvoldoende gevonden spinklosje worden vermeld, beschermt. waarvan het baksel zeer veel overeen- komst vertoont met Paffrath-aardewerk (afb. 11 nr. 25).

Conclusies omtrent de bewoningsgeschie- denis Behoudens sporadische blijken van mense- lijke aanwezigheid sinds het Mesolithicum, heeft ons onderzoek weinig gegevens om- trent de tijd vóór circa 100 n. Chr. opge- leverd. Mogelijk was de bewoning toen op een andere plaats in de buurtschap ge- concentreerd 18. Vast staat, dat het onderzochte terrein bewoond is geweest van de 2de tot en met de 4de eeuw, misschien nog tot in de 5de eeuw. Verder is bewoning aangetoond in de Merovingische en Karolingische perio- de en in de late Middeleeuwen. Dat één en dezelfde plek zowel in de Romeinse als in de Merovingische en Karolingische tijd bewoond is geweest, is tot nog toe in Overijssel verder alleen in Varsen (gem. Ommen) aangetoond10. In zo'n geval doet zich de vraag voor, in hoeverre er sprake is van bewoningscontinuïteit vanaf de Romeinse tijd. Het materiaal geeft geen enkele aanleiding om te twijfelen aan bewoningscontinuïteit vanaf de Karo- lingische tijd. Ook is er weinig reden om Noten te twijfelen aan een continuïteit tussen de 1 Ter Kuile 1963, regest nr. 92. Merovingische en de Karolingische bewo- 2 Ibidem regest nr. 13. 3 ning, aangezien enerzijds het Merovingi- Van Es en Verlinde 1977, vindplaats 84. sche materiaal aan de late kant lijkt te * Bloemers 1978, blz. 257. 5 Type 1.1.2a bij Van Es en Verlinde 1977. zijn, terwijl anderzijds vroeg-Karolingische 6 In april 1984 is los op de akker een wand- vondsten niet ontbreken. Het ziet er dus scherf van waarschijnlijk dezelfde pot gevon- naar uit, dat we in Wijthmen mogen reke- den. Drs. W. J. H. Verwers heeft inmiddels nen met een continue bewoning vanaf beide scherven op hun baksel gedetermineerd als Merovingisch. circa 700 n. Chr. Tussen de Romeinse tijd 7 Resp. Van Sprang 1962/63 en Van Es 1968a. en de aantoonbare Merovingische bewo- 8 Van Es 1968b. ning blijft evenwel een gat van enkele 9 Echter duidelijk te onderscheiden van het eeuwen bestaan. Misschien zal verder eveneens organisch verschraalde „terpenaarde- werk", dat we hier alleen bij nr. 51 van afb. onderzoek dit hiaat kunnen verkleinen, zo 3 aantreffen.

300 i° Van Es 1967. Es, W. A. van, 1967. Wijster, a Native Village u Zie onder type III bij Van Es 1967. beyond the Imperial frontier. Groningen. 12 Zie noot 7; voorts Van Beek en Van Es Es, W. A. van, 1968b. Hand-made Pottery of the 1964 en Van Es 1965/66. . •. . Roman Period from Rhenen, Utrecht. BROB 13 Van Es en Verlinde 1977, blz. 67—72. 18, 267—272. M Van Beek 1973. Es, W. A. van, 1968b. Paddepoel, Excavations of 15 Van Es en Verwers 1980. Frustrated Terps. Palaeohistoria 14, 187— i« Van Beek en Van Vilsteren 1981, blz. 87. 352. 17 Harsema 1979, fig. 9 en 10. Es, W. A. van, 1979. Odoorn: frühmittelalter- 18 In mei 1984 is 3-400 m naar het westen een liche Siedlung; das Fundmaterial der Gra- cultuurlaag met voornamelijk vroeg-bronstijd- bung 1966. Palaeohistoria 21, 205—225. materiaal aangetroffen (zie kaart afb. 1B). Es, W. A. van, A. D. Verlinde, 1977. Overijssel 19 Van Es en Verlinde 1977, vindplaats 64. in Roman and Early-Medieval Times. BROB 2() Zie noot 6! 27, 7—89. Es, W. A. van, W. J. H. Verwers, 1980. Exca- Literatuur vations at Dorestad I. The Harbour Hoog- Beek, R. van, W. A. van Es, 1964. Nederzet- straat I. Amersfoort ( = Nederlandse Oud- tingssporen uit de Laat-Romeinse Keizertijd heden 9). bij Dalfsen (Ov.). Westerheem XIII, 13— Goutbeek, A., C Hamming, 1982. Een vroegere 28. rivierloop van de Vecht. IJsselakademie 5e Beek, R. van, 1973. Tussen Dagobert en Karel jrg. nr. 2, 4—8. Martel. Merovingisch aardewerk uit Varsen. Harsema, O. H., 1979. Maalstenen en hand- Westerheem XXII, 19—28. molens in Drenthe, van het neolithicum tot Beek, R. van, V. T. van Vilsteren, 1981. Van ca. 1300 A.D. In: Molens in Drenthe. Karel de Grote tot Karel de Vijfde; een Zwolle, 11—45. archeologisch onderzoek in het oudste ge- Kuile, G. J. ter, 1963. Oorkondenboek van deelte van Zwolle. In: Zwolle in de middel- Overijssel deel 1. Zwolle. eeuwen; onderzoekingen naar een vroeg- Sprang, A. van, 1962/3. Depot van bewonings- stedelijke samenleving. Zwolle, 5—93. resten te Ermelo Gelderland. BROB 12/13, Bloemers, J. H. F, 1978. Rijswijk (Z.H.), „De 25—38. Bult", eine Siedlung der Cananefaten. Stuart, P., 1963. Gewoon aardewerk uit de Ro- Amersfoort ( = Nederlandse Oudheden 8). meinse legerplaats en de bijbehorende graf- Dunning, G. C, 1959. Pottery of the Late Anglo- velden te Nijmegen. Nijmegen. Saxon period in England. Medieval Archaeo- logy 3, 31—78. Wanningstraat 58, Es, W. A. van, 1965/6. Hand-made Pottery of 8031 ZX ZWOLLE the Roman Period from Kootwijksche Zand Steenstraat 13, near Kootwijk, Geld. BROB 15/16, 233— 8011 TT ZWOLLE 236.

301 Tentoonstellingsnieuws

's-Hertogenbosch, Noord-Brabants Museum, Be- Keulen, Römisch-Germanisches Museum, Ron- thaniestraat 4; tot 10 februari 1985: calliplatz 4; tot 10 februari 1985: Bossche duiten; 800 jaar stadsgeschiedenis in Der Schatz von San Marco. munten en penningen Openingstijden: di. t/m vrij. 10—17 uur; za. Parijs, Musée de 1'Homme, Palais de Chaillot; 13—17 uur. t/m 31 juli 1985: Art et civilisations des chasseurs de la Préhistoire Openingstijden: dagelijks, behalve di., van 9.45— 17.15 uur. Een schitterend uitgevoerde publikatie {415 blz., Maastricht, Bonnefanten museum, Dominikaner- prijs ± ƒ38,50) begeleidt de expositie. plein 5; tot 31 maart 1985: Parijs, Grand Palais; t/m 4 februari 1985: Kijk . . . bruggen; historische expositie over de Trésors des tombes royales de Zhongshan (475— Maasovergang te Maastricht 221 v. Chr.) Openingstijden: ma. t/m vrij. 10—12, 13—17 Openingstijden: dagelijks, behalve di., van 10— uur; za. en zo. 14—17 uur. 20 uur.

Afdelingsnieuws

Afdeling Kennemerland gebruikte kloostermoppen van 28 x 14 x 7 cm. De hoogte van de fundering was 40 a 50 cm. Overzicht van de (veld)activiteiten in 1983 Omdat de Ruïne van Brederode enige honderden meters van de gevonden boerderijsporen verwij- Werkgroep Velsen derd ligt, mogen we aannemen, dat de klooster- moppen van de ruïne afkomstig zijn. In 1983 bleven de veldwerkzaamheden beperkt tot een klein onderzoek op een weiland tegen- Een ingestort tongewelf opgebouwd uit vecht- over het boerderijen-complex Middenduin te steentjes (20x10x4 cm) en een toegangstrap, Santpoort-Zuid op de hoek van de Duin- en waarvan de onderste hardstenen plaat bewaard Kruidbergerweg-Middenduinerweg. Op dat wei- was gebleven, toonden aan, dat we de kelder land, dat ter verbetering van de waterstand circa van een 17de-eeuwse boerderij hadden gevonden. 50 cm zou worden afgegraven, hadden wij in We kregen de indruk, dat de tegelvloer van de 1980 reeds met behulp van grondboringen en- kelder later was vervangen door een laag platte kele gebouwsporen kunnen aantonen van moge- stenen. lijk een boerderij, die op 17de- en 18de-eeuwse Van de funderingen van de rest van de boerderij kaarten staat aangegeven. kon slechts gedeeltelijk een mortelspoor met hier Wij kregen toestemming van de eigenaar J. Smit, en daar een kloostermop worden teruggevonden, om vooraf een onderzoek te doen en konden het zodat het ons niet lukte de totale grootte van volgende blootleggen: de boerderij vast te stellen. De fundering van een bouwwerk van 4.85 x De toegang tot de boerderij moet aan de Mid- 5.80 m, dik 50 cm en bestaande uit secundair denduinerweg gelegen hebben, gezien een terug-

302 gevonden deel van een sierstraatje. van een „Badorf'pot met plat oor en radstem- Na ons onderzoek zijn tijdens de afgtaving alle pelversiering (eind 8ste/9de eeuw). funderingsresten ter plaatse in een groot diep In Heemskerk werd in bouwputten aan het gat gestort. ;- •. , Sandenburg. rif > • 94 en 98 veel materiaal uit de Het vondstenmateriaal was niet spectaculair en 18de eeuw gevonden (voornamelijk kookpannen bevestigde het gebruik van de boerderij in de en bordjes) en een duit van 1751 uit Kleef. 17de/18de en mogelijk 19de eeuw. Tussen de percelen nr. 96 en 98 werden enkele Zoals gebruikelijk trok ook dit jaar weer de fragmenten van vroeg kogelpotaardewerk aange- tentoonstelling ,,De Romeinen in Velsen" vele troffen. bezoekers, waaronder talrijke schoolklassen, stu- Bij graafwerk voor een vijver rond de lunette denten van de archeologische instituten en archeo- aan de Rijksstraatweg in Heemskerk werd een logen uit binnen- en buitenland. houten tonput gevonden. In de bodem van de P. Vons put waren gaten aangebracht; onder de bodem (voorzitter) lagen schelpen. De vondst van enkele stukjes steengoed (14de eeuw) doet vermoeden dat het Werkgroep Hoogovens hier een middeleeuwse waterput betreft. Voorts werden waarnemingen verricht in de Vanwege het ontbreken van diepe bouwputten, bouwput voor het nieuwe politiebureau aan de sleuven e.d. op het Hoogoventerrein konden in Laan der Nederlanden in Beverwijk. 1983 geen waarnemingen plaatsvinden. Tijdens In Wijk aan Zee werd het terrein aan de Zwaan- de werkavonden werd veel aandacht besteed aan straat bezocht dat vrij is gekomen na afbraak documentatie van oude opgravingen en werd een van het verzorgingstehuis Zeevanc (voormalig begin gemaakt met het sorteren en uitzoeken badhotel). Dit terrein is ook door particulieren van vondsten opgegraven bij de Romeinse haven met metaaldetectoren veelvuldig bezocht. Daarbij in Velsen (onderzoek IPP, Amsterdam en AWN werd een zilveren driesteden munt uit 1560 werkgroep Velsen). (geslagen te Deventer) gevonden, die aan de S. Y. Vons-Comis werkgroep werd geschonken. R. van Gulik Werkgroep Beverwijk

In Beverwijk werden bouwputten en rioolsleuven Werkgroep Haarlem op een terrein tussen Alkmaarseweg en Grote Houtweg ('Raamveld) onderzocht. De oudste In de maand januari werden er evenals in de scherven die er werden gevonden, waren afkom- voorgaande maanden, pogingen in het werk ge- stig van Romeins-inheems aardewerk. steld om op een braak liggend terrein, gelegen Voortgaande bouwactiviteiten rond de Grote tussen de Burgwal en de Anthoniesteeg, een Kerk in Beverwijk maakte het voor de werk- onderzoek te verrichten. Vanwege de grote groep mogelijk enkele proefputten te graven na wateroverlast bleek dit helaas niet mogelijk te afbraak van het pand Kerkstraat 19 (naast mo- zijn. In augustus kon er wel met succes een nument Kerkstraat 21). onderzoek gedaan worden. Machinaal werden er twee sleuven gegraven; de eerste haaks op de Op circa 80 cm diepte bevond zich een kleilaag, Anthoniestraat, tussen de huisnummers 49 en mogelijk is dit een lemen vloer geweest; 40 cm 55, de tweede haaks op de Burgwal en circa in lager was een donkergrijze laag met aan de het midden van het open terrein. In de eerste onderzijde vage spitsporen. De oudste vondsten sleuf boven op een circa 12de-eeuwse kleilaag bestaan uit kleine fragmentjes van Paffrath-, werden diverse ophogingslagen waargenomen, Andenne-, Pingsdorf- en kogelpotaardewerk daterend uit het eind van de 14de- tot 15de/16de (12de/13de eeuw) en stukjes huttenleem. eeuw. Ook werd hier de zogenoemde „Vuile Bovendien werd het gebied rond de Grote Kerk Beek" aangetroffen. Deze uit de 14de eeuw intensief door particulieren met metaaldetectoren daterende sloot liep parallel aan de Anthonie- onderzocht. Enkele van hen hebben een deel van straat en de Spaarnwouderstraat van en naar de hun vondsten aan de werkgroep afgestaan. Hier- Burgwal, de huidige Beeksteeg volgt nog een onder bevinden zich musketkogels, 16de-eeuwse deel van dit tracée. Gevonden werden de be- knoopjes, gespen, ringen enz. alsmede een 15de- schoeiing, bestaande uit palen en planken, en eeuwse rekenpenning uit Frankrijk. het afval, zoals aardewerk-, leer- en botfragmen- Door een particulier werd op de hoek van de ten, waarmee de sloot in de late Middeleeuwen Kerkstraat en de Torenstraat naast aardewerk, is dichtgegooid. De naam „Vuile Beek" was zeer daterend vanaf de 16de tot en met de 18de eeuw terecht gekozen. In de tweede sleuf werden in ook scherven van middeleeuws aardewerk ge- het grondprofiel slechts natuurlijke veen- en vonden. Vermeldenswaard is een randfragment kleilagen aangetroffen, de er boven gelegen

303 grond was verstoord. Vermeldenswaardig is dat aardewerkfragmenten uit de 12de—begin 13de er in een van de veenlagen op een diepte van eeuw. circa 2.50 m beneden het maaiveld ( = 1.93 m Tijdens een verbouwing achter Nobelstraat 8 — NAP) enige fragmenten van een pot werden werd een deel van de zuidelijke keermuur van gevonden, vervaardigd door de plaatselijke be- de voormalige Beek waargenomen. volking die hier in de Romeinse tijd in de Gedurende enige zaterdagen in de maand novem- omgeving woonde. ber werd er door de werkgroep een zgn. veld- Aan de Sparrenlaan in het wandelpark „Groenen- verkenning gedaan in de, ten zuiden van de daal" werd vlak onder het maaiveld een keldertje Amsterdamsevaart en ten oosten van Parkwijk aangetroffen. De afmetingen hiervan zijn circa gelegen Zuiderpolder. Een dergelijke veldver- 5.25 x 1.25 x 1.50 m. Het keldertje had geen kenning houdt o.a. in het nalopen van de kanten ingang, wel bevonden er zich enige hiermee ver- van de in november uitgebaggerde sloten op bonden goten (?) en bochtige kleine gangen. eventuele scherven. De reden waarom dit in Waartoe een en ander gediend heeft is tot nu toe deze polder gedaan werd is gelegen in het feit niet duidelijk. dat zich hier in de ondergrond een grote en een In de tuin van het huis „Meerzicht", gelegen kleine strandwal of zandrug bevinden, die moge- aan de Glipperdreef in de gemeente Heem- lijk in vroeger tijden bewoond kunnen zijn ge- stede, werd een onderzoek gedaan naar funde- weest. Op enkele plaatsen zijn aardewerkfrag- ringsresten van een gebouw dat tegen dit huis menten uit de 12de eeuw gevonden, terwijl in aan zou hebben gestaan. Dit gebouw komt o.a. bijna de gehele polder aardewerk uit circa de voor op de 18de-eeuwse prenten. Er werden 16de- tot 20ste eeuw aangetrofen werd. Dit slechts enkele één steens dikke muurtjes aange- onderzoek zal in 1984 voortgezet worden. troffen, echter te fragmentarisch om iets con- In de laatste maand van het jaar werd een klein creets over te kunnen zeggen. onderzoek gedaan ter plaatse van de achtertuinen In de achtertuin van het perceel Lange Laken- van de gesloopte panden Gasthuisstraat 3a/ straat 33 kon de inhoud van een beerput gebor- 3a rood en 3b/3b rood. Onder een circa 1 m gen worden. Het gevonden aardewerk e.d. is te dikke humeuze zandlaag uit ongeveer de 17de dateren tussen eind 17de en begin 18de eeuw. eeuw werden hier slechts twee afvalkuilen ge- vonden. Een kuil bevatte aardewerk uit de 14de/ Op verzoek van de eigenaar van het perceel 15de eeuw en zeer veel visbotjes, de tweede kuil Nieuwe Groenmarkt 6 kon ook hier een beerput bevatte aardewerk uit de 16de eeuw, beide waren onderzocht worden. De inhoud van deze put was gegraven in het zand van de Oude Duinen. vrij rijk en dateert van de vroege 16de- tot de 19de eeuw Aangezien de bij de diverse onderzoeken ge- vonden archeologica nog niet nauwkeurig onder- Voorafgaand aan rioleringswerkzaamheden in het zocht zijn, hebben alle vermelde dateringen een deel van de Kruisstraat, gelegen tussen de Nieu- voorlopig karakter. De definitieve verslagen van we Gracht en de Ridderstraat, kon in de ten de opgravingen zullen gepubliceerd worden in behoeve hiervan gegraven sleuf een onderzoek „Haarlems Bodemonderzoek". verricht worden naar eventueel nog aanwezige resten van een stadspoort of stadsmuur. Ter A. M. Numan hoogte van perceel nr. 9 werd inderdaad een zware fundering aangetroffen. Na onderzoek bleek dit een restant te zijn van de hier in 1593 Afdeling Nieuwe Maas gebouwde stadsmuur. Ter hoogte van de percelen (Rotterdam e.o.) 11 en 13 werd op een diepte van 1.20 m bene- den het straatniveau een donkere humeuze zand- laag waargenomen. In deze zandlaag, gelegen op Onder de titel „De bodem vertelt haar geschie- het zand van de Oude Duinen, werden diverse denis" brengt de jubilerende afdeling (25-jarig fragmenten van lOde/llde-eeuws aardewerk ge- bestaan) een groot formaat herinneringsnummer vonden. uit. Behalve de „voorwoorden" van de huidige voorzitter en de oud-voorzitter, bevat het blad Van medio september tot medio november werd de meest markante voorvallen en opgravingen een onderzoek verricht in de achtertuinen van plus kranteartikelen van de afgelopen 25 jaar. de gesloopte panden Lange Margarethastraat 15 Het laatste deel is gewijd aan het jaarverslag en 15a. Onder een circa 1.50 m dik pakket zeer van 1983. De buitenactiviteiten stonden een humeus zand werd een grote afvalkuil met een beetje op een laag pitje, omdat men doelbewust diameter van circa 2.50 m aangetroffen. Aan de eerst de uitwerking van de vondsten en het hand van het gevonden materiaal kon de kuil in materiaal van de Hof van Putten wilde verwer- de 16de eeuw gedateerd worden. Vlak naast ken. Ook het vondstcomplex van de 13de-eeuwse deze kuil bevond zich, gegraven in het zand van bewoning van „Park Groenewoud" werd uitge- de Oude Duinen, een kleine kuil met hierin werkt. Kees Herwijer zette zijn veldverkenningen

304 voort en kon weer heel wat vindplaatsen, date- In het Corversbos en omgeving te Hilversum rende van Ijzertijd tot late Middeleeuwen, aan heeft men artefacten gevonden, die men in het het BOOR rapporteren. Bij ruiivêrkavelings- jong Acheülèërr kan plaatsen, benevens 11 stuk- werken nabij Simonshaven werd in het sloot- jes, die in het laat-Eemien, eerste helft Weichse- profiel een aantal late klokbekerscherven ontdekt. lien thuishoren. Bij nadere inspectie kwamen ook nog een paar Op de engen en kampen van Laren stelde men fijne vuursteensplinters, een bronzen ringetje een onderzoek in naar de dikte en aard van het enkele stukjes hertshoorn en fragmenten van een oude bouwlanddek. De ondergrond bleek veel potbeker te voorschijn (voorzichtige datering complexer te zijn, dan de recente geologen en 2000—1200 v.Chr.). morfologische kaarten aangegeven. Het blijkt een Bij de aanleg van de Baljuwlaan ten westen van hachelijke onderneming, uit de dikte van de Spijkenisse leverde een dikke afvallaag, naast enkeerdgrond conclusies te trekken over de tijds- aardewerkscherven en botsplinters, een fraaie duur van het gebruik. muntfibula op. Volgens het Kon. Penningkabinet De afdeling probeert ook een Archeologische worden dergelijke stukken tot de Karolingische Documentatiecentrum van de grond te krijgen. periode of net daarna gerekend. Dat gaat niet van een leien dakje, maar stapje Ruilverkaveling in de polder Putten leverde enige voor stapje zal het wel lukken! vindplaatsen op. De leukste was wel een water- Tot slot nog een interview met de heer Pos, put bij de oude dijk van het Ambacht Putten. die herinneringen ophaalt uit de beginjaren van Fragmenten van rode waterkannen met standring de AWN. Maar is Westerheem nu heus tegen- en wat gele slibversiering, (eerste kwart van de woordig te wetenschappelijk??? 15de eeuw). Dieper bevonden zich rode kannen op teentjes en onderin lagen 2 grote, deels com- plete kannen met vlekkig bruin leem- en zout- Afdeling Zuid-Veluwe glazuur (Langerwehe). Ruilverkaveling te Geer- en Oost-Gelderland vliet bracht sporen van bewoning uit de midden- IJzertijd, Romeinse tijd, late-IJzertijd te voor- Het jaarverslag van deze afdeling geeft een schijn. Als bijzondere vondst wordt een fragment goede indruk van een afdeling, die bruist van van een „Vlaamse kan" beschreven uit Geervliet. de activiteiten. Men zou er jaloers op worden. Deze is gemaakt van rood aardewerk, dat over- Behalve de vrij goed bezochte lezingen, gaf men dekt is met een witte klei-slib en groen glazuur. ook acte de presence bij verschillende gelegen- De radstempelversiering loopt in horizontale heden, zoals op de jaarlijkse Museumdag te banen over het hele fragment. Het werd aan- Arnhem, op de Culturele dag te Duiven, bij de getroffen in een grote vaal roodbruine kookpot, viering van het 10-jarig bestaan van „Oud Wage- te zamen met een grotendeels complete kogelpot, ningen". In het museum van Oud-Bennekom en en de bodem van een Brunssums drinkbekertje. in een vitrine in het gebouw van de belasting- Datering daarom waarschijnlijk laatste kwart van dienst te Arnhem werden vondsten van de AW'N de 13de eeuw. tentoongesteld. Mededelingen voor intern gebruik over boeken Twee grote tentoonstellingen springen er uit; in de bescheiden bibliotheek, het werklokaal, de begin 1983 werd ter ere van het 750-jarig bestaan veldmaterialen en vele, vele foto's completeren van de stad Arnhem een grote expositie gehou- het geheel. den in het gemeentemuseum onder de naam: De oudste bewoning van Arnhem, en verder te Zutfen de eigen tentoonstelling van de AWN Afdeling Naerdincklant onder de naam: „Scherven en Potten uit zand Het jaarverslag van deze afdeling is, zoals altijd en klei". Jammer dat de vreugde over deze in de laatste jaren, een keurig verzorgd ge- laatste tentoonstelling gedempt werd, doordat er schriftje. Naast de verslagen van de voorzitter uit een vitrine 2 zeldzame stenen bijlen gestolen en de secretaris, de volledige ledenlijst, een lijst werden. van veldverkenningen en vondsten, bevat het In de loop van het jaar gelukte het B&W van verslag een artikeltje over verkenningen bij de Arnhem het tegenover het Arnhemse Gemeente- Hengstenberg (waarover op de jaarvergadering museum gelegen pand te verwerven en aan het uitvoeriger gesproken zal worden) en een kort museum in gebruik te geven. De zolder van dit berichtje van het onderzoek te Loosdrecht in pand is aan de afdeling in bruikleen gegeven. samenwerking met onderwaterarcheologen, naar De afdeling heeft op eigen kracht dit gedeelte de porseleinfabriek, de Hornsluis en de herberg opgeknapt en ingericht en men hoopt nu vol- „De Turfschip". Een veelbelovend onderzoek doende ruimte te hebben voor restauratiewerk- naar een gevonden waterput in Huizen leverde zaamheden en er zelfs te kunnen vergaderen. slechts de constatering op, dat de put uit de laat Door deze werkzaamheden is het veldwerk in 19de eeuw stamde. Maar er ligt nog een put! het tweede halfjaar een beetje op een laag pitje

305 komen te staan, maar daarvoor werd in het Afdeling Noord-Nederland eerste halfjaar veel werk verzet. Het onderzoek in de Bentinckstraat te Arnhem werd voortgezet Deze afdeling heeft zich de afgelopen maanden en afgerond. Een af valkuil bleek door een mid- bezig gehouden met het thema: Ontwikkeling deleeuwse ongestoorde laag te zijn heengegraven. van de steden, met name in Noord-Nederland. De middeleeuwse laag leverde 13de- en 14de- Achtereenvolgens kwamen aan de orde: het ont- eeuwse scherven op; kogelpot, blauwgrijs en staan en de ontwikkeling van de middeleeuwse steengoed overheersten. In het onderste deel stad, stadskernonderzoek in relatie tot de regio, lagen enkele Badorf- en Romeinse scherven. Uit opgravingen in en rond Leeuwarden, stadskern- de afvalkuil kwam veel 17de-eeuws glas, dat nog onderzoek door een AWN-groep, ontwikkeling bewerkt wordt. van de handelsplaatsen in Noord-Nederland en In Bennekom werden in een wegcunet paalspo- een excursie in de stad Groningen. Nog één ren ontdekt. De erbij gevonden scherven wijzen lezing en een excursie naar de stad Dokkum op een bewoning in de late Ijzertijd of uit de o.l.v. de heer Elzinga, ronden dit thema af. Men vroeg-Romeinse tijd. hoopt de verkregen kennis nu in praktijk te kunnen brengen met een opgraving in de stad. In Ede werd op een bouwterrein een noodop- graving georganiseerd. Het leverde scherven op van 12de-eeuwse kogelpotten en een boomstam- Afdeling Zuid-Salland, put. De diepstekende put heeft men met veel moeite gelicht en zal na conservering een plaats IJsselstreek en krijgen in het museum Oud-Ede. Oost-Veluwezoom In Wageningen ontdekte men een zware muur- fundering, die vrijwel zeker een onderdeel vorm- Uit de Hunnepers vernemen we het volgende: de van de stadsmuur. Op een andere plaats Het ledenbestand blijft ongeveer gelijk, er wer- groeide een proefsleuf, om de juiste ligging van den de gebruikelijke lezingen in het winterseizoen de stadsmuur vast te stellen, uit tot een opgra- gehouden, het bestuur vertegenwoordigde de ving van een grote verdedigingstoren. afdeling bij alle voorkomende ge'egenheden. De In Duiven vond men bij een klein onderzoek afdeling werkte mede aan het inrichten van een in de tuin rondom het huis Poeldijk kogelpot- expositie ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan en blauwgrijs aardewerk. Later ontdekte men nog van de stad Lochem. Glasvondsten, afkomstig een oude stenen waterput. van het onderzoek in het pand van het Arsenaal te Deventer werden in bruikleen afgestaan aan De Landesaufnahme in de omgeving van Zevenaar de Stichting Wijnmuseum te Arnhem en in de bracht veel handgevormd inheems aardewerk, Burgerzaal van het stadhuis te Deventer werden Romeinse en Merovingische scherven te voor- vondsten geëxposeerd van het onderzoek in het schijn. In de stadskern stelde men een onderzoek Arsenaal. in naar de loop van de voormalige Aa-bedding. In het kader van ruilverkavelingen werden taluds Veel tijd en inspanning werd dit jaar gestoken van nieuw gegraven sloten bij Didam, Beek, Loil in het inrichten van de nieuwe depotruimte, op en Nieuwdijk onderzocht. Men vond middeleeuw- de bovenverdieping van het pand Achter de se scherven en bij Nieuwdijk een stuk van een Muren/Duimpoort 51, dat de gemeente ter be- vuurstenen kling. schikking stelde. Te Wehl kwam bij graafwerkzaamheden een Enkele leden van de afdeling stelden een kort houten waterput te voorschijn die men op grond onderzoek in op de Colmschaterenk, maar het van een paar gevonden scherven voorlopig in de terrein bleek al door anderen te zijn bewerkt. 11de/12de eeuw dateert. In juni 1983 werd in de tuin naast de Broeder- kerk een onderzoekje gedaan. Maar uit de gevon- In Bredevoort werd een grote opgraving gedaan, den funderingsresten konden geen duidelijke con- waarbij men de resten van de 17de-eeuwse Aal- clusies getrokken worden over de vorm of func- tense Poort blootlegde. Er werden veel fragmen- tie van de gebouwen naast en tegen de kerk. ten van 17de-eeuws volksaardewerk en leerresten Door de sloop van één der loodsen kon op Ter opgegraven. Hunnepe eindelijk het onderzoek worden voort- In Dinxperlo borg men de resten van een houten gezet, op 29 oktober begon men en men heeft waterput, waarbij scherven van blauwprijs aarde- sindsdien bij weer en wind voortgewerkt. werk gevonden werden. Naar aanleiding van een vondstmelding heeft Voor de komende tijd heeft de afdeling alweer de ROB op de Colmschaterenk een grafveld op- vele projecten op het oog zoals in Arnhem, gegraven uit de periode 0—200 n. Chr. Wageningen en Zevenaar. Er waren drie soorten begravingen te onder- Men hoopt in de nieuwe ruimte de vondstver- scheiden: crematiebegravingen in een urn, gecon- werking vlugger te kunnen doen en beter te centreerde crematiebegravingen in een grafkuil, kunnen beschrijven en documenteren. waarbij crematieresten en houtskool van de

306 brandstapel in een, inmiddels vergaan, buideltje honderden scherven heeft verzameld aan de rand zijn begraven en verspreide crematiebegravingen. van de wijk 't Oostrik, die hoogstwaarschijnlijk Bij de laatste vorm zijn de crematierêsten samen op de bij het grafveld behorende nederzetting met de houtskool door de hele grafkuil verspreid. wijzen. Er is een groot aantal geheel of gedeeltelijk Een onooglijk dun zilveren muntje, dat men in verbrande voorwerpen teruggevonden, o.a. frag- september 1982 vond bij een onderzoek in de menten van kelkbekers, zilveren nestelbeslag, de Assenstraat te Deventer, blijkt een penning uit helft van een bronzen kommetje, fibulae, bron- Dorestad te zijn, geslagen onder keizer Lotha- zen pincetten, dopjes en glazen kralen. rius I (840—855). Het is de eerste keer dat in noordelijk Neder- land een dergelijk grafveld is gevonden, en het J. Zantinge-van Dijkum is daarom zo belangrijk, omdat de AWN in 1972

Raadselachtige stenen palen op de Westerheide bij Hilversum

Tijdens de excursie op 19 mei j.1. naar de graf- Kan dit de raadselachtige palen verklaren? Indien heuvels en urnenvelden op de Westerheide bij het huidige landgoed „Schaep en Burgh" recht Hilversum wees de excursieleider ons een paar naar het oosten toe wordt doorgetrokken, komt maal op veelhoekige stenen palen, die half men via het Spanderswoud en de spoorlijn uit schuingezakt in het kreupelhout en op de hei op de heide tussen Bussum en Hilversum, echter lagen. Doel en herkomst waren hem niet bekend teveel naar het noorden ten opzichte van de en evenmin wist een van de excursiegenoten een archeologische monumenten waar de palen liggen. verklaring voor de palen. Dezer dagen las ik het Daar de landgoederen in 's-Graveland in de 17de in 1975 door Natuurmonumenten in druk uitge- eeuw zijn gevormd door ontginning van de geven geschrift van J. F. Backer, getiteld „Schaep westelijke rand van de Gooische heide ten oosten en Burgh te VGraveland", dat gaat over het van Kortenhoef en allemaal keurig rechthoekig en landgoed waar Natuurmonumenten nu gevestigd parallel aan elkaar in een vrijwel noord-zuid is. lopende reeks liggen, komen ze bij terreinuit- Op blz. 30 vertelt Backer, dat in 1775 de breiding allemaal op de Gooische heide uit. De toenmalige eigenaresse een verzoek richtte tot buren ten zuiden van „Schaep en Burgh" zullen de Gecommitteerde Raden van Holland om in bij terreinuitbreiding naar het oosten allemaal erfpacht te mogen krijgen een perceel heigrond aan dezelfde voorschriften hebben moeten vol- ter grootte van 8 morgen, oostwaarts achter haar doen. Wellicht werden de stenen palen door eén hofstede, om dit in cultuur te mogen brengen van de andere 18de-eeuwse 's-Gravelandse land- en om dit te mogen omrasteren. De heigrond goedbezitters op de Westerheide bij Hilversum werd haar in erfpacht gegeven onder voorwaarde achtergelaten. Dit zou door archiefonderzoek dat deze binnen drie jaar als akkerland in ge- kunnen worden vastgesteld. bruik zou zijn genomen en niet met bomen zou worden beplant. Omrastering werd niet toege- Mevr. M. C. P. Scholte staan omdat het terrein gemeen moest blijven Bunchestraat 62 liggen met de Gooische heide. Er mochten alleen 2811 SL REEUWIJK stenen palen ter afbakening opgericht worden.

307 Metaaldetector.... een bedreiging of een zegen

De meningen over het gebruik van een metaal- de individualistische detector-amateur? Naar mijn detector lopen onder de amateur-archeologen nogal mening wordt de „schatgraverij" nogal eens sterk uiteen, de één ziet het als een helse ver- overtrokken, zelf zie ik geen hemelsbreed ver- nietigingsmachine en de ander als eën zeer fijn- schil tussen een amateur-archeoloog die achter zinnig opsporingsapparaat. Ik denk dat beiden de ploeg loopt te zoeken en de detectorist die in het gelijk gesteld moeten worden als men de hetzelfde doet, maar dan natuurlijk met een nadruk legt op de gebruiker ervan. De metaal- detector. Beiden trachten voorwerpen ( = aan- detector op zich is een verruimend apparaat in wijzingen) te vinden van en uit het verleden, de archeologie, welke onmiskenbaar kan bijdra- en, indien de vondsten daartoe aanleiding geven, gen aan een beter inzicht in het geheel, mits er iets mee te doen. Toch wordt de detector- natuurlijk toegepast op terreinen die zich hier amateur niet als een gelijke gezien. Vaak zelfs voor lenen. niet als een „verlengstuk" van de amateur- Onder de detector-amateurs zijn veel mensen met archeologie, doch eerder als een ordinaire schat- kennis van zaken, zij weten waar een detector graver. Natuurlijk ligt het voor de hand dat de te gebruiken is en hoe de functies optimaal toe detector-amateur een breder werkgebied heeft te passen zijn. Binnen het kader van de opgra- dan de amateur-archeoloog. Kermis terreinen, vingen geeft dit meestal geen problemen, zo kan parken en stranden behoren niet tot het werk- het stort optimaal op metalen voorwerpen on- gebied van de amateur-archeologie, terwijl de derzocht worden en na intekening in de opgra- detectorist hier vaak uren-, en zelfs dagenlang vingssleuven laag voor laag worden toegepast. kan grasduinen in de hoop hier wat muntjes te Op deze wijze is de kans dat een voorwerp in vinden. Maar hier ondervindt niemand schade, situ wordt aangetroffen, vele malen groter dan ook niet als de detector-amateur z'n gevonden anders. Een schoolvoorbeeld van de toepasbaar- muntjes van bijvoorbeeld Koning Willem III heid van de metaaldetector werd gegeven in aan zijn verzameling toevoegt. Zwolle, tijdens en vooral na de opgravingen van Ik denk dat het gevaar van de individualist ge- het kasteel Voorst. Een veelvoud van metalen zocht moet worden in het zoeken en graven op voorwerpen, zoals pijlpunten en loodbuskogels, terreinen waar mogelijk (onbekende) monumen- kon geborgen worden. Nadat het opgravingspro- ten verborgen liggen. Ook dit gevaar wordt ject door de ROB was afgesloten kreeg de vere- enigszins beperkt door de zoekdiepte van de niging voor electronisch bodemonderzoek, The detector, gemiddeld zo'n 35 cm, vaak net diep Coinhunters Company, toestemming om een on- genoeg om de bouwvoor te onderzoeken, leden derzoek uit te voeren op de voormalige opgra- van de vereniging voor electronisch bodemon- vingssleuven en over het te egaliseren vlak, voor derzoek mogen op dergelijke terreinen niet die- parkaanleg. De resultaten bleven niet uit, enkele per dan 25 cm graven, de aan de ROB gemelde tientallen hand-, en kruisboogpunten, verschil- vondsten kunnen dan aanleiding geven tot een lende ka'ibers loodbuskogels, een tiental munten, nauwkeurig onderzoek. Natuurlijk is het niet een nierdolk, gespen, sporen en zelfs een zegel- ondenkbaar dat ongeorganiseerde, niets ontziende stempel konden nog uit de bovenlaag onttrokken detectoristen een gedeelte van het bodemarchief worden. Vele van deze metaalvondsten waren te ernstige schade kunnen toebrengen, doch m.i. is bewonderen op de tentoonstelling: „HET KAS- dit gevaar niet groter dan de zich amateur- TEEL VOORST, ROMANTIEK EN WERKE- archeologen noemende putten-rovers en „verken- LIJKHEID". ners" die helaas ook voorkomen. Het lijkt mij dan ook zinvol te besluiten met de wetenschap Zonder dit initiatief van de vereniging voor elec- dat de metaaldetector, mits juist wordt toegepast, tronisch bodemonderzoek zou de kennis omtrent een fantastische aanwinst is, maar in handen van de Voorst, zeker minder spectaculair geweest kwaadwilligen een moordend wapen kan zijn. zijn. De vereniging voor electronisch bodemonderzoek Het valt niet tegen te spreken dat er mensen hoopt aan het eerste te mogen bijdragen. met de detector op pad gaan met puur voor- werpgerichte gevoelens en dat de vondsten recht- streeks, zonder enige melding, in particuliere Vereniging voor Electronisch Bodemonderzoek verzamelingen verdwijnen. Natuurlijk is deze The Coinhunters Company, handelswijze af te keuren en hier rust voor de voor deze: H. Hasselt, voorzitter, vereniging voor electronisch bodemonderzoek Malvaweg 16, nog een schone taak. Wat zijn de gevaren van 8042 HR ZWOLLE

308 Een merkwaardig aardwerk voorwerp uit Alphen aan den Rijn1

E. van der Most

In Westerheem XXXII 1983, heeft u maaiveld, in een zanderige laag met grind3. reeds kunnen lezen over het onderzoek De scherven lagen in een gebied van één 2 Julianastraat 48 te Alphen aan den Rijn . vierkante meter. Tussen de scherven werd Tijdens dit onderzoek is een voorwerp vrij veel as en houtskool gevonden. gevonden waarvan lange tijd niet bekend Het materiaal waaruit het voorwerp ge- was wat het geweest is. Het werd aan- maakt is komt overeen met dat van de getroffen op enkele decimeters onder het bekende paarsbruin geglazuurde rioolbui- zen, een vrij harde gele scherf, aan binnen- 1. Reconstructietekening van het filter. en buitenzijde overtrokken met marmer- achtig glazuur. A [ Bij het voorwerp horen een ring en een rooster. De ring is niet compleet, hij is gemaakt van een broze roodbakkende klei. Vermoedelijk is het ook een soort rooster geweest. Het tweede rooster is voorzien van zeer kleine gaatjes en het is gemaakt van een harde grijsbakkende klei. De aanvankelijke determinatie van het voorwerp was „kacheltje". Dit berustte hoofdzakelijk op de vondst van as en houtskool tussen de scherven en het gebrek aan betere ideeën. Een bezoek van Prof. H. Brunsting aan onze werkruimte toonde aan hoever we op de verkeerde weg waren. In plaats van met vuur had ons voorwerp alles te maken met water. Op jeugdige leeftijd heeft Prof. Brunsting een soortgelijk voorwerp nog in werking gezien, als waterfilter. Hij schreef mij hierover het volgende: „In dit apparaat was de ruimte, overeen- komend met ruimte B van het Alphense stuk, gevuld met houtskool tussen twee ronde lappen van grof weefsel (asbest?). Zowel daar onder als daar boven lag op een randje een schijf met gaatjes („roos- ter") van hetzelfde aardewerk als de rest. 10 CM. In plaats van de ring A van het Alphense

309 stuk (waaraan ook wel een „rooster" op nu schone water werd verzameld in ruimte lager niveau gehangen zal hebben) was D, waar het door middel van een kraantje hier een deksel met een ronde knop. Het kon worden afgetapt. Dit kraantje is niet regenwater, verontreinigd door uitwerpse- teruggevonden. len en afval van de onder de dakpannen Het filter is voorzien van een ontluchtings- nestelende mussen, werd in een onder- kanaaltje, dat aan de binnenkant van het gronds reservoir (regenbak) verzameld en vat vanuit ruimte D tot op de rand onder binnenshuis opgepompt. Een emmer vol ring A loopt. werd vervolgens in de ruimte A gestort Het was slechts aan de twee als ramskop- en kon, na de laag houtskool gepasseerd pen uitgevoerde handvatten te danken, dat te zijn uit ruimte D met een kraantje ge- niet alle scherven voor rioolbuis werden filterd worden afgetapt. Het waterfilter aangezien. Helaas is het waterfilter zwaar was van geel geglazuurd aardewerk en beschadigd en vermoedelijk moedwillig opgesteld in het achterhuis van de woning van een schoolhoofd (i.c. mijn vader). kapot geslagen. (Gebruikt als verharding Oorspronkelijk had men bij de bouw van van een tuinpad?). dat huis en de daarachter gelegen school Het archeologisch belang van deze vondst (in 1902), in de drinkwaterbehoefte van is beperkt. De datering ligt ergens aan de schooljeugd voorzien door naast de het eind van de vorige eeuw mogelijk pomp een klein reservoir aan te brengen zelfs nog in deze eeuw! met een kraantje naar buiten door de De vondst moet dan ook meer als curiosi- muur, waaruit de dorstige jeugd kon drin- teit gezien worden. Publikatie voorkomt ken met behulp van een geëmailleerde hopelijk dat nogmaals vuur gezocht wordt beker aan een ketting, waarbij het reser- waar water aanwezig was. voir regelrecht uit de pomp werd gevuld. In het hele dorp dronk men geen ander water. Wel werden eens per jaar de dak- goten schoongemaakt. De district-school- opziener, die al meer van de stadsbescha- ving had geproefd, vond dit na enige jaren niet hygiënisch en zo werd een filter aangeschaft. Het apparaat heeft dienst gedaan van circa 1908 tot zeker 1915, toen we verhuisden. Waterleiding kreeg het dorp pas meer dan 10 (20?) jaar later. De bediening van de installatie was in handen van de bewoners van het school- huis; een geroep om lafenis vanaf het schoolplein maakte duidelijk dat de kraan Noten het niet meer deed." 1 Met dank aan Prof. H. Brunsting voor de determinatie van het vat. Ons filter is dus bijna gelijk aan dat uit 2 Brunsting's verhaal4. E. van der Most. De opgraving Julianastraat 48 te Alphen aan den Rijn. Westerheem Het heeft het water waarschijnlijk opge- XXXII, 1983, p. 293—295. vangen op een verzonken rooster (filter) 3 Westerheem XXXII, p. 293, afb. 1; de laag dat op de rand van het vat steunde (A met nr. 1. * Het waterfilter is eigendom van de heer C. E. in afb. 1). Nadat hierop de grove veront- Rijlaarsdam, Julianastraat 48 te Alphen aan reiniging was achtergebleven, werd het den Rijn. water in ruimte B door houtskool geleid: Postbus 16096, dit houtskool lag op het rooster C. Het 2301. GB LEIDEN

310 Archeologische dag 1983

De tweede archeologische dag, georganiseerd afgedekt door de bewoningslaag met houtbouw. door de Afdeling Den Haag e.o., werd gehouden Van de vondsten worden genoemd: een put, op 10 december 1983 in de Sionskerk te Delft waarover een straatje was aangelegd, een recht- en door ruim 60 AWN-leden bezocht. hoekige beerput uit de 14de eeuw, waaruit Evenals in 1982 kregen achtereenvolgens de houten schalen en napjes konden worden gebor- vertegenwoordigers van binnen de regio van deze gen, alsmede een kogelpot en een unieke mal afdeling actieve werkgroepen van de AWN, als- voor een pijpaarden reliëf, voorstellende de Aan- ook van andere (historische) verenigingen e.d. kondiging aan Maria. gelegenheid een overzicht te geven van hun Het onderzoek zal nog worden voortgezet. activiteiten in het afgelopen jaar en daardoor tot uitwisseling van ervaringen en gegevens te komen. Een tweede object lag op de Paardenmarkt, In zijn openingswoord onderstreepte de afde- waar ronde afvalputten gevonden werden (tel- lingsvoorzitter A. C. van Son de primaire taak kens gemeenschappelijk voor twee huisjes) ge- van de AWN en andere amateur-archeologen, fundeerd op hout. In het bijzonder wordt hier te weten: het fungeren als oor en oog voor de genoemd de vondst van speelgoed en polychroom beroepsarcheologen: het signaleren van archeolo- aardewerk. gische objecten die verloren dreigen te gaan. Hij Tenslotte vond er een noodonderzoek plaats, illustreerde dit door te wijzen op het feit, dat mogelijk door de afbraak van „St. Joris" aan juist op die dag te Rijswijk de officiële opening de Annastraat, alwaar gelokaliseerd is het Anna- plaatsvond door prof. van Es van het „Pieter klooster, voor het eerst genoemd in 1441 en in Postma-Pad". Dit pad is genoemd naar ons in gebruik tot 1573, waarna hier het tuchthuis 1969 op tragische wijze omgekomen lid P. Post- werd gevestigd. Behoudens twee afvalputten en ma, door wiens werk in het bijzonder de aan- fundamenten van de kapel, waren hier de vonds- dacht werd gevestigd op het grote belang van ten uit de periode van het tuchthuis bijzonder de door hem ontdekte overblijfselen op het ter- interessant, te weten een honderdtal kaarden en rein van „de Bult" te Rijswijk, die object wer- een zestigtal tinnen lepels en nappen. den van een enkele jaren durende opgravings- Helaas was als gevolg van onvoldoende adequaat campagne van de RÖB van een complete civiele reageren van de betrokken instanties een goed nederzetting uit de Romeinse tijd. onderzoek van dit belangrijke object niet moge- lijk, hetgeen eens te meer de dringende nood- zaak van een stadsarcheoloog voor Delft onder- Delft streept. Als eerste spreker trad op J. Kistemaker, voor- zitter van de Oudheidkundige Werkgemeen- Den Haag „een jaar later. . ." schap Delft (OWD), de jongste archeologische Onder deze titel gaf drs. R. Magendans, stads- werkgroep in de regio. De groep is in februari archeologe van Den Haag, een overzicht van 1983 van start gegaan met het onderzoek van haar werkzaamheden gedurende het eerste jaar het Heilige Geest-Kerkhof te Delft. Men is be- van haar functie: hoe zij begon en welke ont- gonnen met archiefonderzoek en de vervaardiging wikkelingen er zijn geweest. Begonnen met een van een hoogtekaart, die leerde dat hier het bureau, telefoon en telefoongids, heeft zij inmid- hoogste punt gelegen was, met mogelijk ook de dels een (onmisbare) assistent verworven, als- vroegste bewoning. De bouw van een nieuw mede een ruimer budget, mede waardoor er electriciteitsstation (en in later stadium de bouw meer mogelijkheden zijn voor andere — zo van appartementen) maakte een opgravingsput noodzakelijk gebleken — hulp. Zo kan het mogelijk van 8 x 10 meter. Op een diepte van archeologisch werk ook worden aangewezen als een meter werden 14de—19de-eeuwse funderin- project-onderwerp voor werklozen. gen met daartussen graven aangetroffen, waarna In vogelvlucht memoreerde zij de gedane onder- van 1—2 meter diepte 13de- en 14de-eeuwse zoekingen van het pand Nobelstraat 1 (die een houtbouw en een beschoeiing volgden, op een geheel nieuw beeld geven van de geschiedenis metersdikke ophogingslaag met mestpakket. On- van dit en het aangrenzende pand) en op het der een zandlaag volgde een ongeveer 1 meter terrein van TNO in de Waalsdorpervlakte, als- dikke kleilaag, waarin 11de- en 12de-eeuwse mede waarnemingen gedaan bij de voorbereidin- greppels, terwijl op deze kleilaag inheems-Ro- gen voor de bouw van een nieuw Shell-gebouw meins scherf materiaal werd gevonden. Op deze aan de Carel van Bylandtlaan (vondst: 1 ijzer- klei bevond zich ook een bewoningslaag uit de tijdscherf!). Bij de bouw van een kelder onder 11de—12de eeuw, met daarop de ophogingslaag, het pleintje voor het Mauritshuis werd de aanzet

311 van een onderaardse gang en een Wanfried- kloosters, om over te gaan tot bedijkingen en scherf met opschrift „1625" gevonden. Onderzoek ontginningen, in verband waarmee ook waterin- bij de Nieuwe Kerk maakte duidelijk dat het gen (zoals de Broeksloot) en afwateringen (zoals terrein in het begin van de 17de eeuw werd via de Beatrixlaan) worden gegraven, op de opgehoogd, onder welke ophogingslaag funderin- samenvloeiing waarvan het kasteel Steenvoorde gen werden aangetroffen van kleine huisjes wordt gesticht. Een van de oudste ontginningen (overeenkomstig ook de gegevens van archief- is de Escamp van ongeveer 1050 n. Chr. onderzoek), doch mede een onverwacht zeer Inmiddels raakt de uitmonding van de Rijn ver- zwaar fundament met steunbeer en muurankers, stopt, zodat het water dat niet meer kan afvloeien, terwijl hier ook een grafsteen aan het licht kwam. zich verbreidt over Rijnland en Delfland. Om- Voorts werd een kaart vervaardigd, waarop de streeks 1130/1135 legt Dirk VI een dam bij bouwactiviteiten worden aangegeven, zodat een Zwammerdam. Inmiddels trokken de graven van betere planning van het archeologisch onderzoek Holland van Egmond naar Rijnsburg, terwijl mogelijk is. Willem II zich vestigde in Den Haag (het Bin- De meest uitgebreide opgraving was die te Loos- nenhof). duinen op een kruising van twee hoofdwegen, Het kasteel Steenvoorde wordt voor het eerst alwaar volgens zeggen het slot Hennenberg gesi- genoemd als het in 1260 in handen komt van tueerd zou moeten zijn. Het slot werd (nog) niet Gerard van Leijden (pastoor van de Hooglandse gevonden, maar wel een prehistorische akker met Kerk te Leiden en kanunnik bij het kapittel van daaronder een veenpakket, waaruit turf werd St. Marie te Utrecht), die ook genoemd wordt gewonnen in vierkanten van 2x2 meter, waarbij als bouwmeester van de Ridderzaal en. de hof- men veendammetjes heeft laten staan. Ook kwa- kapel op het Binnenhof. Deze wordt in 1265 men enkele houten putten tevoorschijn, o.a. met aangesteld bij het hof van Floris V en, blijkens tenen omwonden, en een met een houten kraag het zegel aan een acte van 1275 tot secretaris (wiel) en daarop een stenen put. Van de vonds- bij de graaf. In 1266 doet hij een niet onaan- ten kunnen worden vermeld een Raerenkan en zienlijke schenking aan de abdij te Rijnsburg, te een medaillon met een dubbele kop (man/ weten het goed Ockenburg te Rijswijk. Voorts vrouw). houdt hij zich bezig met ontginningen. In 1289 komt hij te overlijden. Steenvoorde als een phoenix Johannes, de zoon van Gerard van Leijden en Hierover spraken W. J. van den Bos en J. M. kanselier bij Willem IV, is dan bewoner van Koot, in aansluiting op eerdere berichten in Steenvoorde, naar welk goed hij zich ook gaat Kwadrant (1983/1, p. 3; 1983/2, p. 12; 1983/3, noemen. In 1304 wordt hij tot ridder geslagen, p. 16) met betrekking tot het kasteel Steen- althans als zodanig genoemd. In de 14de eeuw voorde, gelegen op de strandwal te Rijswijk. zijn de van Steenvoorde's bezitter van (een Van den Bos onderstreepte dat het archeologisch groot deel van) de Tedingerbroekpolder. Ten- onderzoek hier in het bijzonder is: het zoeken slotte wordt in 1487 het goed verkocht aan van naar ontbrekende schakels in de historische Boshuysen, hoge functionaris bij Maximiliaan van keten. Oostenrijk. Geologisch-geografisch duidt de naam op een In de 16de eeuw is er blijkens de. kaart van voorde: ter plaatse van de huidige Beatrixlaan Kruikius (1712) alleen nog maar een boerderij, was een mui in de 1e strandwal, waarover een geen kasteel. Vraag is: wat is er met het kasteel voorde was in de weg op de strandwal. Tot 300 gebeurd? Mogelijk is het in 1573 in verband v. Chr. werd hier het Hollandveen afgezet, waar- met het beleg van Leiden verwoest. Teneinde een in een krekensysteem van zout water (het zgn. poging te doen deze vraag op te lossen is in Gantel-systeem) liep. Het veen is deels wegge- 1963/64 een opgraving uitgevoerd door Renaud, slagen, deels overdekt door de Duinkerken I- waarbij wel aanwijzingen maar geen concrete kleiformatie. Doordat het veen klinkt, doch de gegevens werden gevonden met betrekking tot de klei niet, waren in de Romeinse tijd juist de juiste ligging van het kasteel. De sluier viel weer, verlande kreken bewoonbaar geworden. Om- totdat in 1983 een nieuwe poging werd gewaagd. streeks 200 n. Chr. vond er een doorbraak plaats, J. M. Koot ging vervolgens uitvoeriger in op de waarbij het veen werd overspoeld. De bewoning onderzoekingen en de resultaten daarvan. Het concentreerde zich weer op de strandwallen, terrein van Steenvoorde ligt omstreeks 1 meter terwijl ontginningen plaatsvonden in de strand- hoger dan de omgeving. Op het terrein, waar bij vlakten en vanaf omstreeks 700 n. Chr. zand- de aanleg van de Beatrixlaan de boerderij werd verstuivingen optraden. gesloopt, zullen waterbekkens worden aangelegd. Na 1000 n. Chr. komt er weer een bevolkings- Bij het graven van een vijver kwamen 13de- en uitbreiding. Het gebied krijgt later ook een cen- 14de-eeuwse scherven (o.a. Pingsdorf-, kogelpot- traal bestuur onder de graven van Holland. Daar- en blauwgrijs aardewerk, alsmede steengoed van door is het mogelijk, met krachtige steun van de omstreeks 1275) en een kruikje van omstreeks

312 1300 tevoorschijn. Opmerkelijk was de vondst vondsten worden in de gehele regio gedaan. van een stuk fundering van 1.70 m breedte, In het bijzonder moet genoemd worden de stede- bestaande uit kloostermoppen van 31 x 15 cm; lijke nederzetting op Arentsburg (Voorburg), waaronder een met een ingebakken pin, waar- waar ook stenen gebouwen o.a. een badgebouw, omheen kennelijk een deur heeft gedraaid. Deze werden gevonden. muur is waarschijnlijk ouder dan een 1.20 m In de 3de eeuw loopt de bewoning terug. brede muur, op het zand gelegd. Voorts waren Vroege-Middeleeuwen: Karolingisch grafveld op er een éénsteensmuurtje van kloostermoppen en Ockenburg. ernaast een beerlaag waarin botjes en enkele In de 12de eeuw wordt het Westlanddek afgezet. scherven, alsmede een goot naar een beerput en Na de 12de eeuw komen de ontginningen op een stuk gracht, waarop een puinlaag, plavuisjes gang vanuit Naaldwijk en Monster; dan komt en lei. Van de losse vondsten moet nog vermeld ook „die Haghe" tot ontwikkeling. worden een doorboord slijpsteentje. Tenslotte Uit de 13de eeuw dateert ook de „stenen kamer" kwamen nog tevoorschijn enkele Ijzertij d-scher- van Madesteyn. Als gevolg van de af zanding van ven, alsmede een stuk tufsteen en een stuk de strandwallen zijn daar geen of weinig vonds- vuursteen, welke duiden op eerdere bewoning. ten bekend. Spreker onderstreepte dat ook kleine onderzoe- Archeologisch-geologische kaart van 's-Graven- ken in het stadsgebied nog waardevolle vondsten hage kunnen opleveren en hij benadrukte in dit ver- Naar aanleiding van de uitgave van deze kaart band de noodzaak van het opstellen van een (in april 1983), gaf drs. R. van Heeringen een onderzoeksplan, alsmede een goede documentatie kaleidoscopisch overzicht van het archeologisch en verslaggeving. gebeuren in de regio van onze afdeling: Vlaardingen-cultuur: op Madesteyn en Arents- „Opgraven in de duinen" burg, een bijl en een slijpsteen gevonden bij de Onder deze titel gaf J. Waasdorp, assistent van bouw van hotel Centraal resp. de bouw van het de Haagse stadsarcheologe, een vergelijking van Congresgebouw; derhalve veelal losse vondsten de onderzoekingen in Katwijk respectievelijk op gedaan aan de randen van de strandwallen. de Waalsdorpervlakte, terrein van TNO. In beide Standvoet- en Klokbeker-cultuur: ontbreekt op gevallen heeft de vorming van het jonge duin de kaart, doch is wel bekend van het Monsterse conserverend gewerkt: de sporen zijn in de Mid- Geestje. deleeuwen op korte termijn gefixeerd. Bronstijd: vondsten bekend van de strandwallen In Katwijk werden bij de aanleg van de nieuwe (behalve van de eerste strandwal, die in deze uitwateringssluizen onder meer gevonden een periode onbewoond lijkt te zijn, mogelijk als Romeinse carré-vormige waterput, sloten, palen- gevolg van een hogere grondwaterstand) te weten: rijen, dakpannen en tufsteen, duidend op een — vroeg : niet aanwezig bewoning in de Romeinse tijd, alsmede uit de Middeleeuwen: geen scherven, maar wel ploeg- — midden: eind Laan van Meerdervoort (Hil- sporen en koeiepoot-afdrukken, en palen, waar- versum-cultuur), dik aardewerk, 3 tussen een vlechtwandje (tegen overstuiving?). losse bijlen zijn bekend uit de om- Vergelijk in dit verband ook de walletjes ge- geving van de Laan van Meerder- vonden op het Monsterse Geestje, waar in die voort, alsmede van de Nieboerweg periode de omstandigheden overeenkomstig lijken (hielbijl) te zijn geweest. — laat : een kokerbijl uit Monster Op Waalsdorp zijn, na een proefsleuf door de een nederzetting op Waalsdorp? AWN, waarin inheems-Romeins materiaal werd sikkelfragmenten, dunner aardewerk aangetroffen, in de laatste maanden van 1982 en Ijzertijd: vroeg: uit de kerkheuvel te Rijswijk, de eerste van 1983 een paar grote proefsleuven de Escamppolder en Madurodam getrokken, waarbij enkele opmerkelijke vondsten — midden: o.a. in de Escamppolder (opgraving te voorschijn kwamen, zoals sikkelfragmenten en van Modderman in 1951); aarde- Kalenderberg-aardewerk uit de late Bronstijd, werk, o.a. bakplaatfragment(en) alsmede aardewerk uit de late-IJzertijd. Voorts werden ploegsporen gevonden uit de Middel- — laat : op het strand bij Kijkduin (onder- eeuwen, door Paffrath-aardewerk te dateren in zoek van Bult) eind Laan van Meer- de 12de/13de eeuw, overeenkomstig ook de dervoort, Ockenburg (mogelijk een periode van de vorming van de jonge duinen. nederzetting) Opvallend waren hierbij een tweetal sloten: een Waalsdorp: Latène-armbandfragmen- gevuld met een humeuze laag en kennelijk de ten oudste, de ander gevuld met jong duinzand. Romeinse tijd: nederzettingen ook op de geulen, Ook op het terrein van het fysisch laboratorium mogelijk als gevolg van inversie in het kleigebied; van TNO (op ongeveer 500 m afstand van de

313 hiervoorgenoemde vindplaats) op de Waalsdor- meest recente onderzoekingen van de archeolo- pervlakte, konden in de bouwput een korte op- gische werkgroep van de Stichting Historisch graving en waarnemingen worden verricht. Hier Centrum Wassenaar op het landgoed Backersha- werd op ongeveer 4 m onder het oppervlak een gen te Wassenaar. Het onderzoek was gericht laag aangetroffen met ploegsporen en een greppel op de fundamenten van de oorspronkelijke, in gevuld met duinzand. Er was een sloot parallel 1877 afgebroken boerderij, waar omstreeks 1730 met een andere sloot, alsmede een haakse sloot het grote landhuis werd voorgebouwd, dat moge- die een verbinding tussen beide vormde. Daar lijk gediend heeft als paleis van Frederik II en buiten werden geen sporen van bewerking aan- Amalia van Saksen Weimar. Dit landhuis, dat in getroffen. Hieruit moet worden afgeleid, dat de dertiger jaren is gerestaureerd, is in 1974 aldus gevonden werden drie zijden, die de be- uitgebrand, reden voor de onderzoekingen in grenzing vormden van een akkertje, waarbij de afwachting van wat er met het huis zal gaan sloten — met een geconstateerd verval van onge- gebeuren. veer 30 cm — als afwatering dienden. Ook werd Bij het landhuis behoren een 18de-eeuwse ijs- onder de middeleeuwse laag een verspitte laag kelder („schelpengrotje") en een koepel, die pas aangetroffen. Derhalve was hier akkerbewerking 5 jaar geleden werd gerestaureerd. geweest onder en boven het jonge duin en had Gevonden werden van de boerderij een keldertje men kennelijk ondanks overstuiving weer gepro- (zij het gezien de afmetingen niet de hoofd- beerd te akkeren. kelder van de boerderij) en een half rond stenen Spreker wees in het bijzonder op de parallellen waterputje met houten bodem, gebouwd tegen in deze drie opgravingen, (en op parallellen bij de zuidelijke gevel van de boerderij. de Hoogovens in Velsen en op het Monsterse Geestje) waaruit de conclusie kan worden ge- Tenslotte dankte de voorzitter van de afdeling, trokken, dat bij de vorming van de jonge duinen A. C. van Son, alle sprekers, waarbij hij het er een snelle overstuiving heeft plaatsgevonden, belang onderstreepte van de contacten tussen de die leidde tot een ramp waarbij veel landbouw- amateur-archeologen, ongeacht of zij werkzaam grond verloren ging, gepaard met ontvolking. zijn in AWN-verband, zoals ook op deze archeo- logische dag weer eens temeer is gebleken, Backershagen zodat hij kon besluiten met een welgemeend De laatste spreker — overigens niet aangekon- „tot de volgende keer". digd — was R. van Lit, die aan de hand van nog Mr. J. H. van Overbeek geen week oude dia's een overzicht gaf van de

Archeologisch nieuws

Den Haag een symbolische weergave van de gebeurtenis: een wolf (de Spanjaard) valt een herder (de Bij een archeologisch onderzoek aan de Korte Prins) en zijn schapen aan. Opschrift in het Houtstraat, hoek Kalvermarkt, dat sinds juni Latijn: „O gruwelijk schelmstuk! Het zal niet wordt verricht, is een opmerkelijke vondst ge- ongewroken blijven. Hij heeft de herder ver- daan. Onder de vloer van een oorspronkelijk moord, vertrouw de wolf niet." houten huisje, waarvan de fundamenten zijn De penning dateert overigens heel precies de blootgelegd, is een bijzondere zogenaamde Reken- opgraving. Deze vindt plaats op een terrein penning gevonden met als afbeelding de moord naast het ministerie van Defensie en wordt op Willem van Oranje. De penning dateert uit gereed gemaakt voor de bouw van een kantoor 1584 en is precies 400 jaar later, in het jaar voor het ministerie met diepe kelders. van de Willem van Oranje-herdenkingen, ge- Een proefopgraving maakte al meteen duidelijk vonden. dat alle resten van vroegere bewoning nog onder Aan een zijde staat de moordaanslag afgebeeld. het asfalt aanwezig waren. De moordenaar is weergegeven met op de achter- In overleg met het ministerie en de Rijksge- grond de Spaanse koning Philips II, die hem het bouwendienst is dan ook besloten het grootste pistool op de nek heeft gezet. De andere toont deel van het bouwterrein verder te onderzoeken.

314 Het asfalt werd verwijderd over een oppervlakte de Vereniging Hendrik de Keyser van 30 x 20 meter. Direct daaronder werden de de Vereniging tot behoud van Natuurmonumen- resten gevonden van vier 17de-eeu\vsè huizen. ten - Deze huizen hadden hun voorgevel aan de Korte het Koningin Wilhelminafonds Houtstraat en waren verdeeld in een voor- en de Stichting Medische Missiezusters achterhuis. Het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Tussen de funderingen van deze huizen stonden Cultuur heeft verklaard dit legaat te willen nog muurresten van latere bebouwingen, uit de aanvaarden. 18de, 19de en zelfs 20ste eeuw. Opvallender nog is de vondst, op iets dieper Het is verheugend dat een zo belangrijk stuk niveau, van twee kleine huisjes met plavuizen tegen zo billijke voorwaarden in museumbezit vloeren, houten gevels en een haardplaats tegen komt. De jongere generatie juristen kent de de wand. Deze zijn zeker van vóór de 17de naam van het arrest dat gewezen is na het eeuw. Op de hoeken en in de zijgevels zijn proces dat over dit antieke voorwerp is gevoerd. sporen van palen aangetroffen. Archiefonderzoek De oplettende treinreiziger kent de afbeelding leverde echter nauwelijks gegevens op over het van Openbaar Kunstbezit die in de treincoupés terrein vóór de 17de eeuw. De oudste kaarten was te zien; nu kunnen allen in de toekomst dit laten uitsluitend weiland zien. sierlijke kleinood in het museum in ogenschouw Wel bekend is dat de Korte Houtstraat, die in nemen. de 16de eeuw nog Coman Willemslaan heette, langs een oude veenstroom liep, die ten behoeve Drs A. V. M. Hubrecht van de bouw van een rij stenen huizen in 1613 (Direkteur van het werd gedempt. Deze veenstroom is eveneens Rijksmuseum G. M. Kam) gevonden. Bij het schoonmaken van het loop- vlak dat bij de oude huisjes hoorde kwamen de resten van een houten beschoeiing tevoorschijn. Leiden, Dit ging aan de noordzijde van het terrein over in een stenen bekading die afbuigt naar het Rijksmuseum van Oudheden westen. De veenstroom is mogelijk zéér oud. In augustus werden de resten blootgelegd van Uitbreiding expositiezalen een bruggetje over de veenstroom, waarvan de houten palen redelijk goed in de natte onder- Het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, het grond bewaard zijn gebleven. Mogelijk zal het nationale of moedermuseum voor de Mediterrane onderzoek nog meer gegevens opleveren over de en Vaderlandse archeologie, zal binnenkort in geschiedenis van Den Haag, die nog niet bekend twee gebouwen gehuisvest zijn. waren. Het oude museumgebouw aan het Rapenburg zal dan alleen worden gebruikt voor de presen- Augustus 1984. tatie van de collecties. Dit is mogelijk geworden J. Bollema omdat directie, staf, museumdiensten, ateliers en Hoofd afdeling Voorlichting Den Haag depots verhuizen naar een splinternieuw dienst- gebouw. Het nieuwe onderkomen is gelegen aan de Papengracht direct achter het museum. Museum Kam, Nijmegen De creatie van de architecten prof. ir. A. Haak (die al eerder de Taffeh-zaal van het museum Kantharos van Stevensweert ontwierp) en ir. H. de Kat behelst de totale verbouwing en restauratie van twee antieke Sinds 1961 staat de Kantharos van Stevensweert, grachtenpanden en de constructie van een nieuw een zilveren beker met rijke versiering uit de depot en bibliotheekgebouw. eerste eeuw n.Chr. in het Rijksmuseum G. M. „Oud" en „nieuw" zijn d.m.v. een hoge vide Kam te Nijmegen. Eerst als bruikleen van de met ingehangen, open trappenhuis tot één geheel edelsmid Leo Brom, later beschikbaar gesteld samengevoegd. In dit nieuwe complex zijn ook de door de erfgename mevrouw drs. A. E. Oster- belangrijke wetenschappelijke en openbaar toe- kamp te Amsterdam, waar zij rectrix was van gankelijke museumbibliotheek en de met de het Montessori Lyceum. modernste apparatuur ingerichte restauratie-ate- Mevrouw Osterkamp is nu overleden en heeft liers gevestigd. het bijzondere kunstwerk gelegateerd aan het Dankzij de in het hoofdgebouw vrijkomende Rijksmuseum G. M. Kam onder de volgende ruimte kan het expositiegebied van het museum voorwaarden: de Staat der Nederlanden stelt met ongeveer één-derde worden vergroot en kun- telkens ƒ2.500,— beschikbaar aan de volgende nen de voor de opvang van het publiek beno- instellingen: digde ruimtes worden verbeterd en uitgebreid.

315 Het in de jaren '60 begonnen herinrichtingspro- met de kunst en cultuur van de Romeinen en gramma van het museum wordt dit jaar nog kregen hiervoor diep respect. Voor de cineasten voortgezet. lag het voor de hand om hun respect door een Op de begane grond komt een nieuwe zaal voor film te trachten over te brengen, mede omdat wisselexposities. De Nederlandse afdeling op de er een gebrek is aan goede educatieve films op tweede verdieping krijgt er twee ruime zalen bij historisch gebied. voornamelijk bestemd voor de expositie van Als doelgroep stond de makers het voortgezet Middeleeuwse oudheden. Ook in 1984 nog wor- onderwijs voor ogen, zoals de bovenbouw van den op de eerste verdieping de zalen in orde HAVO en VWO. gemaakt voor de aparte afdeling Voor-Azië. Naar verwachting zal de collectie vooraziatische oud- De films heden die de laatste jaren sterk is gegroeid, in In de Romeinse tijd was kunst zelden een doel 1985 voor het eerst in haar geheel voor het op zichzelf, maar stond in dienst van andere publiek worden opengesteld. Eveneens volgend doeleinden. Het functionele karakter van de jaar wordt aan de Egyptische afdeling een zaal Romeinse kunst is dan ook het uitgangspunt ge- toegevoegd voor de archeologie uit Nubië en die worden voor de opzet van „Ars Romana". De van de GrieksJlomeinse en Koptisch-Christelijke serie bestaat uit 3 films van ± 15 minuten die, perioden, onder meer materiaal uit de eigen elk afzonderlijk, één geheel zijn. museumopgravingen in Egypte en tijdens het laatste decennium verworven levensgrote sculp- De eerste film handelt over de invloed van de turen uit Oxyrhynchus. staat op het tot stand komen van kunstwerken. Op de begane grond is ruimte gereserveerd voor Enkele voorbeelden van staatsopdrachten zijn de belangrijke verzameling Etruskische voorwer- o.a. de vele triomfbogen en zuilen en een gebou- pen die de laatste jaren grotendeels aan het oog wencomplex als de Trajaanse markt in Rome. onttrokken waren, terwijl de vroegere tentoon- Deze bouwwerken zijn kunstwerken op zichzelf. stellingszaal op de eerste verdieping zal gaan fun- In de film zijn enkele overvloeiers te zien van geren als permanente expositieruimte voor het de werkelijkheid naar een reconstructietekening Koninklijk Munt- en Penningkabinet. Dit mu- op dezelfde schaal. In de andere twee films kan seum, thans nog in Den Haag, gaat na het gereed- men deze techniek nogmaals bewonderen. komen van een eigen dienstgebouw naast het Rijksmuseum van Oudheden, in zijn geheel naar De tweede film gaat over het verband tussen Leiden. vermaak en de Romeinse kunst. Om het volk gunstig te stemmen (denk aan de uitspraak: Ondanks de komende verbouwings- en herin- „geef het volk brood en spelen") lieten de richtingswerken zal het Rijksmuseum van Oud- keizers, talloze vermaakcentra bouwen zoals thea- heden zijn tentoonstellingsprogramma voortzetten. ters, amfitheaters en badhuizen. Geniale architec- Weekbulletin Ministerie van WVC nr. 35, 10— ten ontwierpen de gebouwen en beeldende kun- 14 sept. 1984. stenaars verfraaiden deze. Luchtopnamen geven een goed beeld van de vormen en afmetingen van deze gebouwen. Ars Romana Van de beeldende kunstenaars zijn in deze film opnamen van bekende meesterwerken uit musea Een drietal educatieve films met deze titel, over opgenomen. de Romeinse kunst en cultuur, is tot stand geko- men door jarenlange samenwerking tussen een De derde film behandelt het onderwerp: „Ro- Zeeuwse filmgroep en enkele cineasten uit Rome. meinse kunst en de huisvesting". Een korte In Nederland, en vooral in Zeeland,. werkten inleiding toont ons hoe de Romeinen de proble- vele amateurs en beroepsmensen belangeloos mee men bij stedenbouw, watervoorziening en riole- aan de totstandkoming van de films. De histori- ring oplosten. De aquaducten vormden soms een cus en museumdirecteur drs. Jamar in Heerlen waar architectonisch kunstwerk. Toen de prak- gaf de geschiedkundige adviesen. Voor de opna- tische problemen opgelost waren werd het aan- men moest gereisd worden naar Italië (een zestal trekkelijk zich in steden te vestigen. De huizen plaatsen), Zuid-Frankrijk, Duitsland en Heerlen. in deze steden werden verfraaid met o.a. fresco's De muziek is speciaal gecomponeerd en gespeeld en mosaïken. De film eindigt met enkele mooie door Zeeuwse musici. Ondanks het feit dat dit opnamen van muurschilderingen van bijna 2000 een educatieve filmserie is, is deze niet „droog" jaar geleden, uit de opgegraven steden Pompeï te noemen doordat figuranten en tekeningen de en Herculaneum. films verlevendigen. De financiering De makers Deze 16 mm film is geheel door de regisseur uit In Zuid-Frankrijk en Italië maakten zij kennis eigen middelen bekostigd. Om hem in roulatie

316 te brengen zouden onverantwoorde privé risico's gelstalige versies aangeboden kunnen worden. genomen moeten worden. Daarom is de film- Voor meer informatie kunt u altijd terecht bij serie in een stichting ondergebracht. De provincie het sekretariaat van de stichting Paradigma Films: Zeeland en het Anjerfonds hebben het belang p/a P. J. Kampman, van Nispenplein 32, 4381 van deze films onderkend en een vrij grote VD Vlissingen. Tel.: 01184-18736. subsidie uitgekeerd aan de stichting, zodat nu de nodige kopieën in Nederlandstalige en En- A. A. den Besten

Reacties van lezers

Oude steenkoolwinning bij lende teksten naast elkaar legt, blijkt dat dit Kalculen gelegen moet hebben op een terrein Kerkrade en de waar 60—70 meter dekveld boven de kolen- Annales Rodenses lagen ligt. Dat het om een hoeve gaat, wordt bevestigd door Bij het artikel „Schagen: ijzerwinning in de gegevens uit registers van de 14de tot de 18de Romeinse tijd met behulp van steenkool" (Wes- eeuw, waarin zij regelmatig vermeld wordt. Haar terheem 1984, 5—10) wordt in voetnoot 2 een naam „Kalculen" ontwikkelde zich via Caukulen, mededeling gedaan over steenkoolwinning in de Kauckelen tot Kockeler hof, welke vorm voort- Romeinse tijd binnen het tegenwoordige Neder- leeft in de straatnaam „Kokelestraat" te Bleijer- land, die gebaseerd is op misverstane gegevens heide in de gemeente Kerkrade2. en een onjuiste voorstelling van zaken geeft. De Annales Rodenses leveren dus niet het be- Door de schrijvers worden de Annales Rodenses wijs dat er in de 12de eeuw te Kerkrade steen- ten tonele gevoerd, een middeleeuws handschrift kool is gewonnen en dat die winning via dag- dat de eerste 50 jaar van de abdij Roldue of bouw, d.w.z. in open groeven of kuilen gebeur- Kloosterrade beschrijft, de jaren 1104—1157 1. de. Maar uit het feit dat de annalen zwijgen Als verrassend detail valt op, dat zij spreken van over steenkolen kan men anderzijds niet con- de Annales RoWenses. Deze annalen stammen cluderen, dat in de Middeleeuwen in de buurt weliswaar uit de abdij die bekend is onder de van de abdij Roldue geen steenkoolwinning is naam RoWuc, maar in oorsprong heette zij geweest, en evenmin — zoals schrijvers doen •— „ecclesia rodensis", Klooster Rode. De latere dat aldaar in de Romeinse tijd geen steenkool naam Roldue is ontleend aan de naburige, gewonnen werd. Er kunnen elders argumenten tegenwoordig Duitse plaats Herzogenrath, in het liggen die het tegendeel bewijzen. Nederlands 's^Hertogenrade, in het Frans als Een systematisch onderzoek in deze heeft nooit volledige vorm Rode-le-duc, later via Rolleduc plaatsgevonden en slechts weinig feitenmateriaal ingekort tot Roldue. is beschikbaar. Toch lijken de spaarzame gege- Uit deze Annales Rodenses kan — in tegen- vens juist op kolenwinning te duiden: In het stelling tot vroegere opvattingen — niet afgeleid bij Kerkrade gelegen dal van het riviertje de worden dat in de 12de eeuw in de buurt van Worm was steenkool gemakkelijk winbaar, er de abdij Kloosterrade kolen werden gewonnen. komen nu nog kolenlagen aan de oppervlakte. Het daarin zevenmaal voorkomende woord En in de buurgemeenten Simpelveld en Land- „Kalculen" (bij de jaren 1113, 1114, 1116, 1117, graaf werden in Romeinse villa's stukjes steen- 1120 en 1125) staat namelijk niet voor „kolen- kool en sintels gevonden. Namelijk in de villa kuilen", maar is de naam van een hoeve. De te Vlengendaal bij Bocholtz (gemeente Simpel- annalist had veel aandacht voor de ontwikkeling veld), die door W. Goossens in de jaren 1911 van het grondbezit der abdij, hij somt de ge- en 1913 werd ontgraven. Op de plaats waar het schonken en verworven goederen op en geeft afvoerkanaal voor het water uit de badinrichting nauwkeurig de ligging aan. Daarbij gebruikt hij bij de buitenmuur begon, vond men een hoop zevenmaal de voornoemde hoeve als oriënterings- sintels van verbrande steenkool en op andere punt, bijv. een stuk akkerland tussen het gasten- punten stukjes steenkool; hetgeen volgens Goos- huis en Kalculen. sens erop wees dat voor het verwarmen kolen s Deze hoeve kan ook niet als indirect bewijs gebruikt waren . voor kolenwinning worden benut, alsof zij haar Door P. Peters werden in de zomer van 1920 naam te danken had aan nabijgelegen „steen- opgravingen verricht bij de Overste Hof onder koolkuilen". Want wanneer men de verschil- Schaesberg (nu gemeente Landgraaf). Daarbij

317. trof hij in de vulling van de kelder der villa in de onderste laag brokjes steenkool aan, waarvan De zaak van de suisende S'en één de grootte had van een kippeëi. Peters, de Drs. T. J. Hoekstra latere archivaris van Heerlen, determineerde ze Van Hoffen(s)laan 44 als „brokjes magerkool uit het Wormdal bij 6721 XE Bennekom Kerkrade" *. 3 april 1984 Sinds het grensverdrag tussen Pruisen en Neder- land (1816), waarbij Nederland zijn grenslijn Beste Tarquinius, zag opschuiven van het riviertje de Worm naar Hartelijk dank voor je voorraadpotten (die onge- het westelijke plateau, naar de Nieuwstraat, kan twijfeld veel beter zijn dan andermans voorraads- men niet meer zeggen dat er in Nederland steen- potten) in Westerheem 33 (1, januari/februari), kool aan de oppervlakte komt of kwam, maar 1984, 37. Ik heb ze met veel genoegen bijgezet dat is van geen belang voor de vraag naar de in mijn voorraadkelder. ouderdom van de steenkoolwinning in dit grens- Maar wat geef je op blz. 35 te lezen? (help mij, gebied. red mij, S.O.S.!): onderzoeksgeschiedenis, onder- zoeksprioriteiten, onderzoeksprogramma's, onder- Noten zoeksthema . . . Vind ook jij niet dat we deze en 1 Door P. C. Boeren en G. W. A. Panhuysen dergelijke woorden eens op de onderzoektafel uitgegeven in facsimile met transcriptie en moeten leggen? uitvoerige inleiding, Assen 1968. Wat de date- In Nijmegen (aan de Katholieke Universiteit) ring betreft vgl. L. Augustus, Bij de nieuwe woedt momenteel een strijd om een onderzoeks- uitgave van de Annales Rodenses, in: Publi- commissie, tussen de sissers en de antisissers. cations de la société historique et archéologique Zoals je inmiddels duidelijk zal zijn geworden, dans 1e Limbourg, 105—106 (1969—1970), ben ik een overtuigd aanhanger van de tegen- 205—219; speciaal 208—213. partij. Desondanks hangt bij ons in de keuken 2 (L. Augustus), Over de oudste kolenmijnbouw een koekoeksklok, maar daar staat in hogere van het Europese vasteland. Strijd om het regionen een dakkapel tegenover. Volgens de woord „Kalculen", in: De Mijnlamp 1957, „Woordenlijst van de Nederlandse taal" ('s-Gra- 369 en 370. venhage 1954) mag men van doodskist spreken :i W. Goossens, Die römische Villa bei Vlengen- (en dat doen we dan ook in het zuiden), maar daal, in: Internationales Archiv für Ethnogra- jij zult wel een doodkist preferen (en ook dat is phie, 24 O916), 19—40; speciaal 24, 39 en toegestaan). Maar uiteindelijk zal voor ons beiden 40. de doodsklok luiden. Snap jij er wat van? Ik niet. 4 P. Peters, Romeinsche villa bij Overstenhof, Schaesberg, in: Publications etc. 58 (1922) Hartelijke groeten 103—118; speciaal 107 en 117. Jules E. Bogaers Berg en Dalseweg 150 L. Augustus, 6522 BZ NIJMEGEN Dokter van Berckellaan 16, 6416 GZ HEERLEN

Mededelingen

AWN • kadercursus De kadercursus wordt binnen minimaal twee en maximaal drie jaar afgerond, afhankelijk van de Het ziet er naar uit dat de langverwachte kader- beschikbare tijd van de cursist. cursus, dank zij de medewerking van de Stichting Het programma behelst vier graafweken en ten voor de Nederlandse Archeologie i(SNA), in de minste enkele dagen Landesaufnahme; daarnaast zomer van 1985 gestart kan worden. De kader- theorie in de vorm van een cursus en literatuur- cursus heeft ten doel binnen iedere afdeling van studie. Van de graafweken vallen er twee in de de AWN (voorlopig) ten minste één „geschoolde zomervakantie (nl. opgravingsinstructie), de an- amateur" te krijgen, die het afdelingsveldwerk dere twee zullen plaatsvinden in overleg met de kan leiden en de tijdens de kadercursus opge- betrokkenen. De eerste opgravingsinstructie zal dane kennis kan overdragen aan de andere veld- in de zomer van 1985 gegeven worden. De Lan- werkers. desaufnahme moet plaatsvinden in herfst of win-

318 ter. De cursus is gewijd aan praktijkgerichte aufnahme, gerekend worden op bedragen die theorie en zal gegeven worden op 5 a 6 zater- overeenkomen met die van de huidige veldcursus. dagen buiten het zomerseizoen. Er wordt, een Daartegenover staat echter dat bij volledige deel- literatuurlijst samengesteld en van de cursisten name aan de kadercursus een gedeeltelijke resti- wordt verwacht dat zij de daarop voorkomende tutie van het cursusgeld door het Hoofdbestuur boeken grondig zullen bestuderen. Ter afsluiting gegeven zal worden. Mochten desondanks finan- van de kadercursus zal de opgedane kennis ge- ciële overwegingen deelname in de weg staan toetst worden. (bv. door hoge reiskosten), dan kan evt. nog een extra bijdrage verstrekt worden. Hoewel ieder AWN-lid zich mag opgeven zal het Om de kadercursus nog in 1985 te kunnen star- duidelijk zijn dat het aantal beschikbare plaatsen ten is noodzakelijk deze aankondiging naar buiten beperkt is. Er zal dus een selectie plaats moeten te brengen op een moment dat het programma vinden. We streven voorlopig naar één kaderlid nog niet volledig ingevuld is. Voorzover mogelijk per afdeling, en het spreekt haast vanzelf dat geven de kadercursuscommissieleden telefonisch onze gedachten vooral uitgaan naar (toekomstige) nadere informatie (zie binnenzijde achterflap veldwerkcoördinatoren. voor telefoonnummers). Een ieder die belangstelling heeft voor het vol- De kadercursuscommissie gen van de kadercursus wordt verzocht zich bin- drs. P. W. van den Broeke nen 3 weken na het verschijnen van deze Wester- N. C. J. J. Ladiges heem-aflevering schriftelijk op te geven bij P. W. mr. H. J. Moltmaker van den Broeke, Oude Vest 223 H, 2312 XZ Leiden, met vermelding van motivatie voor deel- name, ervaring tot nu toe en activiteiten binnen de afdeling. De kadercursuscommissie zal een Cursus onderwaterarcheologie ontvangstbevestiging van de aanmeldingen sturen. Vervolgens zullen de aanmeldingen voor nader De Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige advies voorgelegd worden aan de afdelingen Bond organiseert op vrijdag 15 maart 1985 een waaronder de gegadigden ressorteren. De kader- congres over Onderwaterarcheologie, dat plaats cursuscommissie maakt uiteindelijk de selectie. zal vinden in Den Helder. Nadere inlichtingen Er zal naar gestreefd worden de kosten vooi kunnen verkregen worden bij het bureau van de deelname zo beperkt mogelijk te houden. Er KNOB, Sint •Antoniesbreestraat 69, 1011 HB moet echter voor de. duurdere onderdelen, te Amsterdam. Telefonische inlichtingen (alleen op weten de twee instructieweken en de Landes- maandag en woensdag): 020-277706.

Nieuwe publikaties

Opgravingsverslagen van het Deze rapporten bevatten een beschrijving van de constructie van de schepen en hun inventa- museum voor rissen. Alle rapporten zijn voorzien van teke- ningen van de scheepsconstructies; schaal 1 : 50, scheepsarcheologie foto's," tekeningen van vondsten en een samen- Sinds 1942 zijn in de IJsselmeerpolders ongeveer vatting in het Engels. 350 scheepswrakken gevonden, daterend van de Opgravingsverslagen en andere publikaties zijn 13de tot de 20ste eeuw. Kort geleden is een tegen betaling verkrijgbaar bij het Museum voor begin gemaakt met de publikatie van de scheeps- Scheepsarcheologie. opgra vingen. Voor nadere inlichtingen: Tot nu toe zijn drie rapporten over zeven opgra- Museum voor Scheepsarcheologie vingen verschenen, in de reeks „Flevoberichten" Vossemeerdijk 21 van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. 8251 PM DRONTEN

319 Archeologisch driestromenland drs. J. Slofstra vertegenwoordigde de antropolo- gische richting en het verslag van de lezing van Op 1 en 2 oktober 1983 werd in Utrecht het prof. dr. L. P. Louwe Kooijmans gaat in op de NJBG-symposium „Archeologisch Driestromen- ecologische richting van de archeologie. Tenslotte land" gehouden. Centraal stond de vraag of er is in het laatste artikel het verslag van de binnen de Nederlandse archeologie verschillende forumdiscussie opgenomen met betrekking tot de stromingen te onderscheiden zijn. Vijf artikelen genoemde drie stromingen binnen de archeologie. die zijn opgenomen in het NJBG-blad „Fibula" De artikelen beslaan 32 pagina's en zijn te ver- gaan op deze vragen in. krijgen door overmaking van ƒ5,— op gironum- Prof. dr. W. A. van Es verzorgde de inleiding mer 652281 t.n.v. penningmeester NJBG en op het symposium, waarin hij vooral inging op onder vermelding van „Fibula symposium 1983". de betekenis van de NJBG voor de archeologie. Het exemplaar wordt dan zo spoedig mogelijk Zijn verslag is letterlijk opgenomen in Fibula. toegezonden. De volgende artikelen zijn van prof. dr. H. T. (Bureau NJBG, Prins W. Alexanderhof 5, 2595 Waterbolk, die als vertegenwoordiger van de BE Den Haag, tel. 070-476598). historische richting in de archeologie optrad;

Literatuurbespreking

Saaiburg ]ahrbuch 38, 1982. J. Remesal Rodriguez. Die Oelwirtschaft in der Zes artikelen vullen dit 119 blz. dikke Jahrbuch. Provinz Baetica: neue Formen der Analyse (p. E. Erdmann. Vierkantige Pfeilspitzen aus Eisen 30—71). Langs de Guadalquivir in Zuid-Spanje von der Saaiburg (p. 5—11). Het betreft hier lagen in de Romeinse tijd talrijke centra, waar 18 exemplaren met een gewicht van 3.5 tot 9.8 men (voornamelijk) de bolvormige amfoor gram. Het is niet altijd even gemakkelijk om uit Dressel 20 (= Stuart 138) vervaardigde. Hierin te maken of wij in bepaalde gevallen met pijl-, werd olijfolie getransporteerd. In La Catria dan wel met speerpunten te doen hebben. Het (Catedra) vond Remesal o.a. circa 600 stempels gewicht zou dan uitkomst moeten brengen. op oren van dit amfoortype. Deze stempels vor- Schrijfster neemt op gezag van M. Korfmann, men het voornaamste onderwerp van zijn publi- (Schleuder und Bogen in Südwestasien, 1972, katie. 33 e.v.) aan dat pijlpunten een gewicht van 12 H. Bernhard. Germanische Funde der Spatantike gram niet te boven mogen gaan. zwischen Strassburg und Mainz (p. 72—109). M. Bergmann, G. Lahusen. Die römischen Por- tratbüsten der Saaiburg (p. 12—25). In het Saaiburg Museum bevinden zich sinds 1907 zeven portretbusten uit de Romeinse tijd. Op de foto's (Abb. 3—9) lijken het fraaie exemplaren, maar uit de beschrijving blijkt dat de meeste portretbusten door beschadigingen én latere toe- voegingen sterk hebben geleden. Veelal is slechts een deel nog origineel! Deze portretbusten zijn aangekocht uit de verzameling Clarke (vóór 1865 bijeengebracht). Drie andere exemplaren uit deze collectie zijn in 1913 en 1914 aangekocht door © o- Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik! D. Baatz. Ein Lageplan der Villa rustica „Hun- burg" bei Friedrichsdorf-Seulberg (Hochtaunus- lOcm kreis) (p. 26—29). Luchtfoto's, in 1981 en 1982 gemaakt, geven meer gestalte aan de villa rustica „Hunburg", dan de opgravingen van 1873, 1905 1. Dura-Europos. Punt van een brandpijl. Naar en 1928. James fig. 3-

320 10 20cm L_

2. Reconstructie van een brandpijl. 3de eeuw Saaiburg Jahrbucb 39, 1983. n. Chr. Naar James fig. 4. Deze pijlen werden niet met de handboog maar met pijlgescbut Vrijwel het gehele Jahrbuch wordt gevuld door afgevuurd. de bijdrage van: M. Pietsch. Die römischen Eisenwerkzeuge von Saaiburg, Feldberg und Zugmantel (p. 5—132). Dit artikel geeft meer dan de titel zou vermoe- In deze omgewerkte en verkorte versie van zijn den, want in de 4de—5de-eeuwse graven is laat- dissertatie geeft Martin Pietsch een uitvoerig Romeins aardewerk, w.o. terra sigiüata, rijkelijk overzicht van de ijzeren werktuigen uit de drie voorhanden. Interessant zijn de versierde Ger- Taunus-castella. maanse kammen uit o.a. Worms, Mainz en Bad Vervolgens geeft J. A. Davies. A Survey of Ro- Kreuznach. man Coin Distribution on the Frontier with J. Baas. Kultur- und Nutzpflanzen aus römischen Free (p. 133—141). Siedlungsgruben in Nidderau-Heldenbergen (Main- Het Jahrbuch besluit met een artikel van S. : Kinzig- Kreis) (p. 110—119). Baas geeft een James. Archaeological Evidence for Roman In uitvoerige beschrijving (met maten!) van pitten cendiary Projectiles (p. 142—143). Bespreking van o.a. pruim, zoete kers, framboos, vijg, appel, en reconstructie van een Romeinse brandpijl uit peer en meloen. Dura-Europos (zie afb. 1 en 2). C. A. Kalee

Rectificatie

In de artikelen van P. Schut — Wester- kolom 1 blz. 219: regel 14 moet tussen heem 5, 1984 — zijn helaas de volgende regel 16 en 17 geplaatst worden fouten geslopen: blz. 225 legenda regel 6: „huskom" — kolom 1 blz. 215: In regel 11 is achter moet „hutkom" zijn. „culturele of chronologische toewij- kolom 1 blz. 221: in regel 13 moet zing" weggevallen „achterwege blijven. „(afb.4.8)" worden „(afb.4.9)" èn Wel kan in deze vondst een aanwij- „(afb.4.9)" moet „(afb.4.10)" wor- zing" den. — afb. 1 blz. 216 is ondersteboven afge- drukt

321 Excursie Archeologische rondreis door West-Frankrijk Woensdag 24 april t/m zondag 5 mei 1985; max. 25 deelnemers. Reiskosten: ƒ 1800,— per persoon (toeslag 1-persoonskamer ƒ 300,—). Reisleiding: drs. A. Peddemors. In een twaalfdaagse rondreis zullen deze keer de Bretonse megalithen centraal staan. De musea die onderweg worden bezocht hebben direct betrekking op de in het veld te bezichtigen monumenten. Programma wo 24 apr. Busreis naar Amiens, bezichtiging kathedraal. do 25 apr. Abbeville, Musée Boucher de Perthes (paleolithicum en luchtfoto- archeologie); Bayeux, Tapisserie d'Odo de Conteville. vrij 26 apr. Le Mont-St. Michel; Dol-de-Bretagne, menhir de Champ-Dolent; Bour- briac, tumulus de Kerivoa (enorme bronstijd-grafheuvel), za 27 apr. Plouezoc'h, grote cairn van Barnenez (oudste fase 4600 v. Chr.); St. Thégonnec en Guimiliau, calvaires; Sizun, triomf poort, zo 28 apr. Plougastel-Daoulas, calvaire; de Keltische oppida Lostmarc'h op Presqu'ile de Crozon en Castel Meur bij Clédan-Cap-Sizun. ma 29 apr. Quimper, kathedraal; Penmarc'h, Musée préhistorique finistérien; Notre-Dame de Tronoên met oudste Bretonse calvaire; Vannes, Musée archéologique. di 30 apr. Chateau de Josselin; Vannes, middag ter vrije besteding, wo 1 mei Ile de Gavr'inis, rijk versierd ganggraf; Er Lannic, cromlech; Locma- riaquer, groot aantal megalithen van verschillend type. do 2 rnei Carnac, allignements, dolmens, ganggraven en menhirs, de gigantische tumulus Mont-St. Michel en Musée préhistorique. vrij 3 mei Nantes, Musée d'Archéologie régionale; Chartres, kathedraal, za 4 mei St. Germain-en-Laye, Musée des Antiquités nationales. zo 5 mei Brussel, Natuurhistorisch Museum (verongelukte neolithische vuur- steenmijnwerker uit Obourg). Literatuur F. Bordes, 1968: Aan de wieg van de mensheid — paleontologie van het steentijdperk, (Wereld- akademie: W. de Haan/J. M. Meulenhoff) Amsterdam. P. R. Giot/J. 1'Helgouach/J.i. Monnier, 1979: Préhistoire de la Bretagne, (Ed. Quest France) Rennes. P. R. Giot/J. Briard/L. Pape, 1979: Protohistoire de la Bretagne, (Ed. Quest France) Rennes. R. Joffroy, 1979: Musée des Antiquités nationales St. Germain-en-Laye, Guide, (Ed. de la réunion des musées nationaux) Paris. W. Schafke, 1982: Gotische kathedralen in Frankrijk, (Cantecleer) De Bilt. F. Sten ton, 1957: The Bayeux Tapestry, London. Er zal gereisd worden met een luxe touringcar (voorzien van dranken en sanitair) van de Fa. Bolderman uit Veenendaal. Vertrek: woensdag 24 april 1985, 10 uur Utrecht CS (Croeselaan), 11 uur Breda (restauratie). Verwachte aankomst: 5 mei 1985, 18.00 uur Breda, 19.00 uur Vleuten station. Schriftelijk aanmelden bij: drs. A. Peddemors, Nassaulaan 24, 2382 GM Zoeterwoude (tel. 071-890455). Definitieve aanmelding vóór 15 februari 1985!

322 Literatuursignalement

Britannia XIII, 1982 en XIV, 1983. 212: W. J. H. Willems. Romans and Batavians: regional developments at the imperial Beide jaargangen van dit tijdschrift bevatten vele frontier

323 Archeologisch nieuws verzorgd door het Neder- R. R. Knoop. Horologium pacis: Augustus' zonne- lands Instituut te Rome: wijzer; B. Heidring. Satricum V. B. Heidring. Wat gebeurt er op Sicilië? Hermeneus 56, 1984, nr. 1, febr., blz. 27—36: Archeologisch nieuws verzorgd door het Neder- P. Stuurman lands Instituut te Rome:

Lezingen

Aanvulling op het lezingen-programma in Wester- Vrije Universiteit (hoofdgebouw), de Boelelaan heem 5 1984: 1105, Amsterdam, aanvang 20 uur

Afdeling Noord-Nederland Afdeling Den Haag e.o. 21 februari: drs. S. Y. Vons-Comis 19 februari: V. de Leeuw Laat en post-middeleeuws textiel, vondsten uit Aardewerk uit de Filipijnen Nederland en Spitsbergen Provinciehuis, Koningskade 1, Den Haag, aan- 21 maart: drs. H. L. Janssen vang 20 uur Stadskernonderzoek in Hen Bosch 18 april: dr. J. C. van der Wisch Afdeling De nieuwe Maas (Rotterdam e.o.) Numismatiek van de Middeleeuwen, met name 5 maart: drs. J. Gawronski van Noord-Nederland Archeologisch-historisch onderzoek van de Oost- Gebouw Stichting Monument en Materiaal, Oude Indiëvaarder „Be Amsterdam" Boteringestraat 63, Groningen, aanvang 20 uur Wijnhaven 25, Rotterdam, aanvang 20 uur

Afdeling Zaanstreek e.o. Afdeling IJsseldelta-Vechtstreek 14 maart: W. Dubelaar 26 februari: drs. J. Gawronski Steenrijk Amsterdam, een geologische stadswan- „De Amsterdam", historisch-archeologisch onder- deling zoek van een Oost-Indiëvaarder Cultureel Centrum Het Saen, Kerkplein 1, Zaan- 26 maart: A. Goutbeek (na jaarvergadering) dijk, aanvang 20 uur Het gebruik van kaarten bij archeologisch onder- Afdeling Amsterdam e.o. zoek Zh april: H. L. de Groot 19 februari: drs. P. J. Woltering Vroeg-14de-eeuwse tegel- en pottenbakkersovens Inheems-Romeinse nederzetting te Uitgeest in Utrecht 27 maart: N. Paap Provinciaal Overijssels Museum, Voorstraat 34, Beerputten, een bron van voedsel Zwolle, aanvang 20 uur

Voor al uw periodieken naar N.V. DRUKKERIJ DE RESIDENTIE Pletterijstraat 103, 's-Gravenhage, tel. 070-859347

324 Adressenlijst hoofdbestuur en afdelingssecretariaten van de archeologische werkgemeenschap voor Nederland

Hoofdbestuur: 5. Amsterdam en omstreken: G. Haak, Alg. Voorzitter: L. Molhuysen, Uilenstede 55, 1183 AB Amstelveen, 020- Louise de Colignystraat 39, 2595 SL Den 450490. Haag, (bij uitzondering) tel. 070-859719; 6. Rijnstreek: W. Dorsman, De Laat de Kan- overdag tel. 070-657955; terstraat 29, 2313 JS Leiden, 071-144671. Vice-voorzitter: Mr. H. J. Moltmaker 7. Den Haag en omstreken: L. van der Valk, Kleine Raamstraat 19, 9711 CG Gronin- Soestdijksekade 790, 2574 ED Den Haag. gen, tel. 050-140777, overdag 05920-14841. 070-802546. Alg. secretaris: P. W. van der Zwaai, 8. Helinium (Vlaardingen): P. G. van Heins- Postbus 3088, 3130 CB Vlaardingen; broek, tel. 010-743049; Postbus 2143, 3130 BC Vlaardingen, Alg. Penningmeester: N. L. van Dinther, 010-349808. Postbus 714, 3170 AA Poortugaal, tel. 9. De nieuwe Maas (Rotterdam e.o.): J. de 01890-7451; Baan, Voorstraat 38, 3201 BB Spijkenisse, Hoofdredacteur: C. A. Kalee, 01880-12006. Archeologisch Instituut, Trans 14, 3512 10. Zeeland: Mevr. L. C. J. Goldschmitz-Wie- JK Utrecht, tel. 030-392018 of 392010; linga, Verdilaan 35, 4384 LB Vlissingen, 01184 Bestuursleden: 70058. Drs. P. W. van den Broeke (vakarcheo- 11. hek en Merwestreek: R. Hovingh, Dorps- loog), Oude Vest 223H, 2312 XZ Leiden, straat 62, 2959 AH Streefkerk, 01848- tel. 071-125158, overdag 071-148333, tst. 1019. 2388; 12. Utrecht en omstreken: Tj. Pot, Dr. W. J. de Boone (publikaties), Tolsteegplantsoen 35, 3523 AL Utrecht. Lage Boeschoterweg 16, 3886 PS Garde- 030-516351. ren, tel. 05776-1329; 13. Naerdincklant (Hilversum e.o.): Mevr. E. du Maine-Reintjes (afdelingen en Mevr. L. van Duyn-Franken, M. Philips- regio's), Van Goghstraat 21, 6813 HD laan 16, 1403 GL Bussum, 02159-13686. Arnhem, 085-423817. 14. Vallei en Eemland (Amersfoort e.o): P Mevr. N. C. J. J. Ladiges (educatie), Molenaar, Rapenburgerplein 13, 1011 VC Amster- Regentesselaan 18, 3818 Hl Amersfoort dam, tel. 020-251956; 033-19871. Ereleden: H. J. Calkoen t (Ere-voorz.), 15. West- en Midden-Betuwe en Bommeler Prof. Dr. Ir. E. H. P. Cordfunke, H. J. waard: S. J. Bakker, van Rijn, P. Stuurman. Dorpsstraat 3, 4003 EA Tiel (Drumpt), 03440-19101 Administrateur: H. Schoorl, 16. Nijmegen en omstreken: M. E. P. Ritzer, Postbus 100, 2180 AC Hillegom (Van de Dominicanenstraat 20, 6521 KD Nijmegen. Endelaan 90), tel. 02520-16482. 080-235808. Knipselarchief: Mevr. H. Goudappel, 17. Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland: Mevr Herman Gorterplaats 199, 2902 TE Ca- T. v. Wijk-Brouwer, Schuurhoven 19, pelle a/d IJssel, tel. 010-506816. 6721 SM Bennekom, 08389-5418. Secretariaten Afdelingen: 18. Zuid-Salland - IJsselstreek - Oost-Veluwe zoom: Mevr. C. F. Eland, Maasstraat 464, 1. Noord-Nederland: Mevr. G. J. Koopmans- 7414 AZ Deventer, 05700-26086. Vermeer, Noordereind 22, 9265 LM Suawoude. 19. Twente: A. H. Bracht, Postbus 789, 7550 AT Hengelo, 074- 2. Noord-Holland Noord: W. v. d. Wal, Nij- 774690. verheidstraat 20, 1741 EL Schagen, 02240- 20. IJsseldelta-Vechtstreek: Mevrouw E. M. 96721. Koerselman, 3. Zaanstreek en omstreken: Mevr. A. Tromp- Palestrinalaan 110, 8031 VP Zwolle, Veeter, 038-228379. T. Slagterstraat 15, 1551 CG Westzaan, 23. IJsselmeerpolders: Mevr. W. Riem-Philippi. 075-283814. Archipel 42—29, 8224 HT Lelystad, 4. Kennetnerland (Haarlem e.o.): Mevr. M. de 03200-47715. Jong-Groot, 24. Midden-Brabant (Tilburg e.o.): P. Hagenaar, Jan Bontelaan 11, 2015 EH Haarlem, Ursa Major 2 b, 5175 VJ Loon op Zand. 023-245132. 04166-2261. Prof. dr. L. de Blois, Prof. dr. Joh. S. Boersma e.a. De Romeinse wereld Leven en werken in het Romeinse Rijk in het begin van onze jaartelling. Dit met honderden illustraties in kleur en zwart-wit rijk uitgevoerde boek is bedoeld voor een brede kring van geïnteresseerden in de cultuurgeschiedenis van de Romeinen. De verschillende hoofdstukken behandelen allerlei aspecten van leven en werken in het Romeinse Rijk: huizen, steden, gezinsleven, godsdienst, opvoeding, arbeid, handel en scheepvaart, enz. Niet alleen Rome - het centrum - krijgt aandacht, maar ook de provincies wórden apart behandeld. Al met ;al is een uniek standaardwerk ontstaan over de Romeinse beschaving waaraan ook onze moderne wereld haar grondvesten te danken heeft.

Formaat: 22x30 cm. Omvang: 240 pag. met talrijke illustraties in kleur en zwart-wit. Gebonden. Prijs ƒ 39,-. ISBN 90 6255 182 3 / UGI 520.

G.P.F, van den Boorn Oud Iran Pre-Islamitische kunst en voorwerpen in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Dit boek geeft een archeologische impressie van Iran's rijke verleden tot aan de komst van de Islam. De unieke schoonheid en vormvariatie van de voorwerpen komt prachtig tot zijn recht in de enige grote verzameling in Nederland.

Formaat: 20x25,5 cm. Geïllustreerd met 200 foto's in kleur en zwart-wit. j Omvang: 132 pagina's. Ingenaaid. Prijs: ƒ 27,50. ISBN 90 6255 163 7 / UGI 520. DE IJSTIJDEN R. Borman e.a. IN DE NEDERLANDEN De Ijstijden in de Nederlanden

In dit ruim geïllustreerde boekje wordt up-to-date de stand van zaken belicht in het onderzoek van het ijstijdvak. Het accent ligt hierbij op de periode vanaf het begin van de voorlaatste ijstijd, ca. 200.000 jaar geleden. In ons land zijn juist uit die periode de

Ruud Barman overblijfselen het meest nadrukkelijk aanwezig. Gertird Willemsni Landschap, fossielen en sporen van menselijke aktiviteit vertellen een gevarieerd Dirk Slapen verhaal over de opbouw van ons land en haar vroegste geschiedenis.

Formaat: 16 x 24,5 cm. Omvang: 64 pagina's. Ingenaaid. Prijs: ƒ 15— ISBN 90 6255 215 3 / UGI 520. Archeologische monumenten in Nederland 9. J.T.J. Jamar: Heerlen, de Romeinse thermen 36 blz. ƒ 5,-.

10. P.J.R. Modderman: Ermelo, grafheuvels op de heide. ) 32 blz. ƒ 5,-. Ook eerdere deeltjes verkrijgbaar.

Verkrijgbaar in de boekhandel Uitgaven van

Zutphen, Postbus 188, telefoon 05759-3141 INHOUDSOPGAVE WESTERHEEM, JAARGANG XXXIII, 1984

Artikelen:

Arts, Nico: Nederzettingssporen uit het laat-Neolithicum en de vroege Bronstijd te Kessel- Donk, provincie Limburg 82 Beek, R. van: Archeologie en Historie II 64 hoekei, G. Af. E. C. van: Provinciaal-Romeinse terracottabeeldjes in Noordwest-Europa 103 Bogaers, J. E.: Bedenkingen bij een beer uit Xanten 2 Borman, R. T. A.: Bodemvondsten uit Arnhem 207 Bruins, H. J. en R. van Beek: Wijthmen, gem. Zwolle. Een Sallandse buurtschap in Romeinse tijd en Middeleeuwen 280 Buijtendorp, T. Af. en ~W. J. Jung: Nieuw onderzoek naar Forum Hadriani 116 Cordfunke, E. H. P. en F. Diederik: Schagen: ijzerwinning in de Romeinse tijd met behulp van steenkool 5 F eenstra, E. ].: Het ontstaan van Harderwijk 150 Groen, A.: Noodopgraving op „De Witte Hoofden". Het middeleeuwse Benes ontdekt? 67 Groeneweg, G.: Spaanse majolica in westelijk Noord-Brabant 13 Groenewoudt, B.: IJzertijdvondsten uit Colmschate (gemeente Deventer) 46 Grood, J. N. Af. de: De belangrijkste archeologische activiteiten van de AWN-afdeling 17: Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland 195 Grood, J. N. Af. de: Rondom de Brink 227 Haaf f, G. van: Bovengronds archeologisch veldwerk (I) 171 Hout, P. von en P. K. Smiesing: Korte pijpen uit Gorinchem 166 Isings, C: Geldtransport voor Mercurius 99 Kalee,C. A.: Een fibula uit Vechten • 140 Kneefel, F. en Tj. Pot: Een eenvoudige manier om reliëfs op aardewerk vlak af te drukken 20 Lange, P. W. de: Oude bouwlandgronden in het Gooi. Een voorlopig verslag 11 Lith, S. Af. E. van: Van Backerbosch naar Maasbracht 263 Most, E. van der: Een merkwaardig aardewerk voorwerp uit Alphen aan den Rijn 309 Nijhof, E.: Een 15de-eeuwse beerkuil te Deventer . 125 Ooyevaar, R. ].: Enkele vondsten uit de omgeving van de „Plofsluis" in Nieuwegein 142 Pot, Tj.: Een graf veld te Campo Verde (Aprilia) te Latium 146 Schut, P.: Een vroeg-neolithische scherf met graanafdrukken uit Winterswijk (Gld.) 214 Schut, P.: Een hutkom uit de 9de eeuw te Aalten (Gld.) 216 Verhagen, }. G. M.: De Bergvrede van Zevenaar: Waltoren of Mini-motte? 242 Wientjes, R. C. M.: Een schaaltje van een muntbalans uit Arnhem 249 Wynia, S. L.: Een vreemd vogeltje uit Nijmegen 138

Diversen:

Aanwijzingen voor auteurs 31 Archeologisch spreekuur (van M. Brouwer) 32 AWN-kadercursus 318 AWN-studie- en werkweken 1983 (E. du Maine en H. Lubberding) 24 De AWN-veldcursus in Weert, 9—24 juli 1983 (P. van der Zwaai) 27 Archeologische rondreis door West-België 43 Archeologische rondreis door WestJrankrijk 322 Archeologische dag 1983 (ƒ. H. van Overbeek) 311 Archeologisch symposium 41 Boekenbeurs 34 Cursus onderwaterarcheologie 319 Een eresaluut voor Herman Lubberding (H. Moltmaker) 30 C. Isings 65 jaar (C. A. Kalee) 262 Metaaldetector ... een bedreiging of een zegen (H. Hasselt) 308 Monument van en voor een amateur-archeoloog: Het Rijksmuseum G. M. Kam (P. Stuart) 31 Najaarsexcursie Noord-Brabant 79 Opgraven in Nederland 33 Opgraven in het buitenland 33 Oproep (A. Bruckers) 34 Raadselachtige stenen palen op de Westerheide bij Hilversum {Mevr. Af. C. P. Scholte) 307 Rectificatie 321 Themadag 258 Tiende Gelderse Archeologische dag 1984 (ƒ. Zantings-van Dijkum) 251

Reacties van lezers: 317 Literatuurbespreking:

Bechert, T.: De Romeinen tussen Rijn en Maas (P. Stuurman) 134 Cordfunke, E. H. P.: Opgravingen in Egmond; de abdij van Egmond in historisch-archeo- logisch perspectief (P. Stuurman) 134 Franken, H. J.: Grondstoffen voor de materiële cultuur in Palestina en omliggende gebieden (A. van As) 189 Gemeente Utrecht: Archeologische en Bouwhistorische kroniek over 1982 (Tj. Pot) 39 Janssen, H. L. (ed.): Van Bos tot Stad (T. }. Hoekstra) 35 Leakey, Richard E.: Op het spoor van de mens (G. F. thoe Schwartzenberg) 34 Observantenklooster Amersfoort (R. van Beek) J>1 Rijksmuseum van Oudheden (C. A. Kalee) 135 Saaiburg Jahrbuch 38, 1982 en 39, 1983 (C. A. Kalee) 320 Stichting Altena, verslag 1980—1982 (ƒ. H. van Overbeek) 11 Stichting Nederlands Studiecentrum voor Latium. Nieuwsbrief nr. 3, november 1983 (Tj. Pot) . 39 Tupan, H. R.: Wolken van genot, een cultuurhistorisch overzicht van het tabaksgebruik in Nederland (P. K. Smiesing) 38 Vos-Dahmen von Buchholz, Tonny: Van rendierjager tot roofridder (P. Stuurman) 169

Literatuursignalement: 40, 78, 190, 259, 323

Nieuwe publikaties:

Archeologie in Noord-Brabant 191 Blom, H.: Van vindplaats naar vitrine 192 Opgravingsverslagen van het museum voor scheepsarcheologie 319 Stolp, J. J.: Stadskernonderzoek of op zoek naar Zaandams verleden 34

Inleidingen:

Cartoons 137, 261 Het „troffeltje" (H. Brunsting) : 1 Middeleeuwse toestanden (V. T. van Vilsteren) 45 Kabouterarcheologie (P. Stuart) 81 Tien jaar afdeling Zuid-Veluwe en OostjGelderland >(ƒ. N. Af. de Grood) 193 Archeologisch nieuws:

Het Pieter Postmapad (P. Stuurman) 29 Den Haag, Korte Houtstraat (ƒ. Bollema) 314 Nijmegen, Museum Kam, Kantharos van Stevensweert (A. V. M. Hubrecht) 315 Leiden, Rijksmuseum van Oudheden 315 Ars Romana (A. A. den Besten) 316

Uit de kranten: 77

Af delingsnieu ws:

Afdeling Den Haag e.o. 75, 257 Afdeling Kennemerland 302 Afdeling Lek- en Merwestreek 256 Afdeling Midden-Brabant 170 Afdeling Naerdincklant 305 Afdeling Nieuwe Maas 75, 304 Afdeling Noord-Nederland 75, 306 Afdeling Nijmegen e.o. 74 Afdeling Rijnstreek 76, 257 Afdeling Zaanstreek e.o. 76, 256 Afdeling Zeeland 76 Afdeling Zuid-Salland, IJsselstreek en Oost-Veluwezoon 75, 306 Afdeling Zuid-Veluwe en Oost-Gelderland 76, 305

Tentoonstellingsnieuws: 80, 136, 192, 260, 302

Lezingen: 196, 170, 206, 241, 260, 324