Hout, PC Von & PK Smiesing (1984)
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
"WesterheeW "W" Y A 1 XXXIII-1-198m4 AWN Redactie Inhoud Hoofdredacteur: Het „troffeltje" 1 C. A. Kalee J. E. Bogaers Redacteuren: Bedenkingen bij een beer uit Xanten 2 Mevr. H. Goudappel E. H. P. Cordfunke en F. Diederik Tj. Pot Schagen: ijzerwinning in de Romein- G. F. thoe Schwartzenberg se tijd met behulp van steenkool 5 O. J. Wttewaall Mevr. J. Zantinge-van Dijkum P. W. de Lange Oude bouwlandgronden in het Gooi. Redactieraad: Een voorlopig verslag 11 Dr. W. J. de Boone G. Groeneweg Prof. Dr. H. Brunsting Spaanse majolica in westelijk Noord- H. L. de Groot Brabant 13 Drs. A. Peddemors V. T. van Vilsteren F. Kneefel en Tj. Pot Een eenvoudige manier om reliëfs op Adviseur: aardewerk vlak af te drukken 20 R. J. Demarée AWN-studie- en werkweken 1983 24 Algemeen Secretariaat A.W.N.: De AWN-veldcursus in Weert, 9—24 Postbus 3088, 3130 CB Vlaardingen Administratie A.W.N.: juli 1983 27 2180 AC, Hillegom Archeologisch nieuws 29 Contributie: Mededelingen 30 ƒ 48,— per kalenderjaar te storten Opgraven in Nederland 33 op girorekening 577808 t.n.v. Penningmeester A.W.N, Opgraven in het buitenland 33 te Poortugaal Oproep 34 Opzegging lidmaatschap: Boekenbeurs 34 vóór 1 december Nieuwe publikaties 34 Bijdragen (artikelen, boekbesprekingen Literatuurbespreking 34 enz.) zenden aan: C. A. Kalee, Literatuursignalement 40 Archeologisch Instituut, Archeologisch symposium 41 Trans 14, 3512 JK Utrecht Veldcursus en werkkamp 1984 42 Alle overige correspondentie: Archeologische rondreis door West- Administratie A.W.N., Postbus 100, België 43 Hillegom Tentoonstellingsnieuws 44 Op het omslag: Majolica-kan uit Bergen op Zoom; bh. 15. ISSN 0166-4301 Westerheem tweemaandelijks orgaan van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN) Jaargang XXXIII, no. 1, januari/februari 1984 Het "troffeltje" De Jeugdbond ter bestudering van de Geschiedenis stelt een Engels troffeltje met een klein, spits blad in uitzicht als beloning voor de aanbrenger van een nieuw lid. Kleiner en spitser dan het metselaarsinstrument dat in handen is van zo vele amateur- archeologen. Hoe komt dit toch voor een ander doel bestemde en gespecialiseerde werktuig van de bouwvakker nu in handen van veredelde grondwerkers? Ik meen de gang van zaken te hebben kunnen volgen. Toen Van Giffen zijn eerste grafheuvels opgroef (was het de „Germaanse brand- heuvel" van het Noordse Veld bij Zeyen in 1917?) bleek de schop wel een erg grof instrument te zijn. Om de details zichtbaar te maken — in dit geval bijv. de stukken houtskool van de brandstapel — had men iets subtielers nodig, hoe geraffineerd de Zeyenaar Jan Lanting zijn schop ook hanteerde. Die begon overigens pas een paar jaar later. Bij een smid werden een paar kleine schopjes besteld, speciaal voor het doel gesmeed: een rechthoekig blad van ongeveer 4 bij 6 cm met een tweemaal omgebogen steel in een houten handvat. Toen ik bijna 20 jaar later in de geheimen van de opgravings- techniek werd ingeleid zei deze Jan: „ze noemen ze nu wel troffeitjes, maar het zijn kleine schopjes ..." De schopjes waren wat jaren later grondig versleten: het onderzoek had niet meer alleen te maken met het zachte Drentse zand. Als vervanging werden toen nieuwe „schopjes" aangeschaft, nu niet meer speciaal voor het doel gesmeed, maar in de winkel verkrijgbare, veel grotere metselaars troffels. Ze bleken bruikbaar. Sedertdien namen ze de plaats in van de door Van Giffen ontworpen werktuigjes, en niemand viel het op. Maar met de kleine Engelse „troffeltjes" zijn we weer heel dicht bij het punt van uitgang aangeland. H. Brunsting Bedenkingen bij een beer uit Xanten J. E. Bogaers Een recente aflevering van Hermeneus, Beeld met beer uit Xanten (foto Rheinisches tijdschrift voor antieke cultuur en orgaan Landesmuseum Bonn). van het Nederlands Klassiek Verbond (jg. 55, nr. 3, juli/augustus 1983), is geheel gewijd aan „epigrafiek" (lees: epigrafie). Op p. 235 maken we kennis met de in- scriptie van een „berenoppasser". Deze is te lezen op het voetstuk van een beeld van de — door een beer geflankeerde — god Silvanus, da;t volgens het opschrift aan die godheid is gewijd door Cesso- rinius Ammausius, ursarius leg(ionis) XXX U(lpiae) V(ictricis) S(everianae) A(lexandrianae), dus tijdens de regering van keizer Severus Alexander (222—235 n. Chr.). Dit votief geschenk is gevonden te Xanten-Birten. Het origineel is te bezichtigen in het Regionalmuseum in Xanten; kopieën zijn aanwezig in het Rheinische Landesmuseum te Bonn en in het Archeologische Park (Colonia Ulpia Traiana) te Xanten. „Cessorinius Ammausius, afkomstig uit Germania Inferior, diende als berenoppas- ser {ursus = beer; ursarius) de dieren in het vivarium [p. 233: „dierenpark"] te verzorgen, tot men ze nodig had voor de spelen in het amfitheater. Dat deze job niet zonder gevaar was bewijst zijn wijding aan de god Silvanus, de god van de wou- den" [sic!]. Daarmee is dan de Xantense berenoppas- ser (in het Duits: Barenwarter) ook in ons land losgelaten. In 1935 was deze ursarius hier nog een berenjagerx. De „Barenwarter" uit Xanten komt men het eerst tegen in een publikatie uit 1918 2. Van 1960 tot en met 1976 is hij „Baren- jager"3, in 1977 wordt hij „Barenfanger"4, in 1978 „Barenfanger und Warter"5, maar in het Regionalmuseum te Xanten is Ces- sorinius Ammausius (reeds vanaf de ope- ning in mei 1974?) te zien als „Baren- dieren, die verwerkt werden in de unifor- warter" e. men van bepaalde onderofficieren, in het Het woord ursarius is naar het schijnt niëf bijzonder de signiferi (vaandeldragers), bekend uit de antieke litteratuur, maar maar ook de cornicines (hoornblazers), de alleen uit de epigrafie. Het komt slechts imaginifer (de drager van het borstbeeld in drie inscripties voor: CIL (Corpus van de keizer) en de aquilifer (de ade- w Inscriptionum Latinarum) XII 533, regel laardrager) . In de tweede plaats waren 10 (in een gedicht op een grafmonument beren nodig voor de venationes, geënsce- te Aquae Sextiae/Aix-en-Provence, Gallia neerde jachtpartijen of gevechten met wil- Narbonensis); CIL XIII 5243 (een wij- de dieren in amfitheaters. Blijkbaar waren ding aan Diana en Silvanus, gevonden in Romeinse militairen de voornaamste leve- Zürich, Germania Superior; de in het ranciers van dergelijke beesten voor spelen, opschrift genoemde ursari(i) worden in niet alleen in militaire maar ook in stede- M de Zwitserse litteratuur algemeen als lijke amfitheaters . Zoals bekend werden „Barenjager" beschouwd7); CIL XIII de dieren, nadat ze gevangen waren, on- 8639 (het beeld uit Xanten-Birten, Ger- dergebracht in omheinde bewaarplaatsen, 15 mania Inferior). vivaria , in afwachting van het ogenblik waarop ze in het amfitheater dienst zou- Als men ursarius opzoekt in woorden- den moeten doen. boeken, dan blijkt dat er steeds de beteke- Ook de pretoriaanse cohorten van de kei- nis van berenoppasser aan wordt gege- zerlijke garde te Rome beschikten over ven s. Het is echter de vraag of dit terecht een vivarium. Een van de 'technische ran- gebeurt. gen bij de pretorianen was die van custos Cessorinius Ammausius was volgens de vivarii, bewaker of opzichter van de inscriptie uit Xanten ursarius van de legio „dierenkooi". Zo'n functionaris wordt in XXX Ulpia Victrix; „vermutlich stand er 9 een inscriptie vermeld te zamen met enige als Zivilist im Dienst der 30. Legion" . venatores w. „Die Zusammenstellung mit Dit ligt geenszins voor de hand. Er is geen dem custos vivarii lehrt, dass es Soldaten reden om er aan te twijfelen dat hij als sind, die im Fangen wilder Tiere geübt soldaat in dienst is geweest van het der- sind" 17. tigste legioen en als zodanig op een of Uit de legioenen zijn eveneens venatores andere manier bemoeienis heeft gehad met bekend. Deze zouden volgens von Do- beren. Uit Keulen kennen we een altaar maszewski (als principales, onderofficie- dat gewijd is aan Diana door Q(uintus) ren, in een technische rang) „in dem Tarquitius Restitutus, centurio van de Tierzwinger, dem vivarium", hebben ge- legio I Minervia te Bonna/Bonn, die zich diend 18, maar het woord venator is be- er op beroemt „dat hij in een tijdspanne zwaarlijk te vertalen met oppasser 19. van zes maanden vijftig beren heeft gevan- ;l Wanneer men de weinige beschikbare gen, niet gedood" °. „Die 50 gefangenen gegevens overziet, is het geenszins on- Baren waren wohl für die Spiele be- r waarschijnlijk dat ursarii een speciaal stimmt" '. Ursarius moet een technische soort venatores zijn geweest. Het was hun rang in de Romeinse legioenen zijn ge- taak beren te leveren, hetzij rechtstreeks weest. Soldaten in die rang stonden onder aan het Romeinse leger, dat voor bepaalde de praefectus castrorum, de commandant uniformen regelmatig berevellen nodig van de legioensvesting, en behoorden tot V2 had, hetzij aan vivaria om deze dieren te de principales of onderofficieren . kunnen laten optreden tijdens venationes In het Romeinse leger had men om twee in amfitheaters. Ursarii waren dus beren- redenen behoefte aan beren. In de eerste vangers, eventueel berenjagers, maar liever plaats ter wille van de huiden van deze geen berenoppassers. 7 De gelofte die Cessorinius Ammausius E. Howald—E. Meyer, Die römische Schweiz, eens aan Silvanus heeft gedaan, is door Zürioh (1940), 277, nr. 261; F. Staehelin, Die Schweiz in römischer Zeit, 3de dr., Basel deze ursarius ongetwijfeld ingelost nadat 1948, 468; G. Walser, Römische Inschriften hij de gevaren van de Germaanse wouden in der Schweiz, II, Bern 1980, 168 v., nr. met hun beren en andere wilde beesten 192. s had weten te trotseren en met succes Aeg. Forcellini, Totius latinitatis lexicon, VI, was weergekeerd naar de legioensvesting ed. Prati 1875, 426; K. E. Georges, Ausführ- liohes Lateinisch-Deutsches Handwörterbuch, Vetera. 8ste dr., II, Leipzig 1918, 3318; Oxford Latin Dictionary, VIII, Oxford 1982, 2108. 9 Horn 1981 (n. 6), 18. 1U H. Devijver, Hermeneus 55, 1983, 233 (over Noten CIL XIII 12048). 11 1 A.