122|123 September|december 2017 Willem MengelbergMengelbergMengelbergWillem Willem Willem enenen zijntijd zijntijd zijntijd WM

Elsa Diepenbrock over Mengelberg W Het orgel in de Ouverture 1812 M Wereldpremières van Kodály en Milhaud Inhoud Van het bestuur 1 Van de redactie 2 Elisabeth Leijnse De tijger en de leeuwin 3 Aimé Maillart 13 Niels Gade 14 Édouard Lalo 17 Otto Klauwell 18 Teresa Carreño 19 Pauline Micheels Vermeulen en de Mahler-receptie in Amsterdam 22 Joseph Szigeti 25 Recensies van de Ouverture 1812 29 Antonina Makarova Mengelbergs orgelpartij in Tsjaikovski’s Ouverture 1812 31 De wereldpremiëre van Kodály’s De pauw 37 Arthur Honegger 43 Darius Milhaud en zijn Le Carnaval d’Aix 48 Andor Foldes 52 Andor Foldes Herinneringen aan Nederlandse dirigenten 55 Ronald de Vet Een biografie van Willem Kes 56 Roderick Krüsemann Japan in Den Haag 57 Voorzijde omslag Kodály’s De pauw in handschrift en druk. Archief nr. 373 a-b, NMI/HGA Achterzijde omslag Ansichtkaart van Joseph Szigeti aan Willem Mengelberg. Archief Willem Mengelberg nr. C083.11, NMI/HGA Colofon Stichting Willem Mengelberg Society Erevoorzitter Riccardo Chailly Bestuur Voorzitter Frits Zwart Secretaris Margaret Hukom Penningmeester Gijs Onstein Lid Annette den Heijer Lid Lodewijk Collette Lid Paul Osseweijer Bestuurssecretariaat [email protected]

Website www.willemmengelberg.nl Redactie WM Ronald de Vet

58 Van het bestuur

Als u dit nummer van WM ontvangt is het De gehele najaarsbijeenkomst, eveneens en nieuwe jaar al begonnen. Het bestuur opnieuw in Pulchri in Den Haag, was ge- wenst u als donateur dan ook een voor- wijd aan het luisteren naar muziek en aan spoedig en vooral ook gezond 2018. Mis- commentaren op de interpretaties door schien heeft u zich nog niet gerealiseerd dat pianist Jacob Bogaart en fluitiste Martine dit nummer het derde nummer van het jaar van der Loo. Lodewijk Collette had een 2017 is en dat dit een gecombineerd derde interessante keuze gemaakt uit opnames en vierde nummer is. Dat komt eigenlijk van Mahlers Adagietto, de Negende Sym- doordat onze redacteur, Rоnаld dе Vеt, fonie van Beethoven en de Vierde Symfo- door omstandigheden niet meer altijd vol- nie van Tsjaikovski. Het is telkens weer doende tijd beschikbaar heeft. Die ‘drei- frappant om vergelijkingen te horen zonder ging’ geldt ook voor de toekomst. Aan- te weten wie wat speelt en dirigeert. Ook vankelijk leek het erop dat het zelfs niet bleek dat Mengelberg moeiteloos stand meer mogelijk was het tijdschrift te laten hield tussen opnamen gedirigeerd door o.a. verschijnen, maar gelukkig is die dreiging Scherchen, Gergiev, Haitink en Brüggen. weggenomen. Wel zal het blad in een lage- Bijzonder was dat het luisterpanel telkens re frequentie gaan verschijnen. Hoe dat er door een van de aanwezigen werd ver- uit ziet is nog niet helemaal duidelijk, maar sterkt: door Johan Maarsingh, Rob Land- daarover hopen we u verderop in het man en door Eric Derom, ieder met een nieuwe jaar te informeren. eigen specifieke invalshoek. Optimale be- trokkenheid van de donateurs dus. In het voorjaar was tijdens de bijeenkomst Inmiddels is defintief besloten om in de in Pulchri in Den Haag hoogleraar Elisa- komende maanden de door Hans van Ispe- beth Leijnse onze gastinleider. Diegenen len gerestaureerde opnamen van Mengel- die toen verhinderd waren kunnen haar berg via de website ter beschikking te gaan boeiende referaat in dit nummer nalezen. stellen. Dat gebeurt dan niet via ‘strea- Een mooie verrassing is daarnaast de bij- ming’, zoals bij de nu de beschikbare op- drage van Pauline Micheels. Toen onlangs namen, maar als download. de verzamelde artikelen van Matthijs Ver- U hebt ook kunnen constateren dat het meulen via de DBNL (Digitale Bibliotheek aantal afleveringen van het tijdschrift WM der Nederlandse Letteren, www.dbnl.org) dat op de website staat inmiddels behoor- online gingen – een geweldige aanwinst – lijk is toegenomen. Het is de bedoeling dat heeft zij bij de presentatie daarvan een, dit de komende tijd nog wordt geïntensi- noodgedwongen beknopte, inleiding gege- veerd, zodat, behalve de meest recente ven over de Mahlerperceptie bij Vermeu- nummers, het tijdschrift merendeels via de len. Soms amusant en in ieder geval heel website te raadplegen is. boeiend om te horen – en nu dus om te Het bestuur hoopt ook in het nieuwe lezen – hoe Vermeulen worstelde met zijn jaar 2018 op uw betrokkenheid te mogen waardering voor Mahlers muziek. rekenen.

1 Van de redactie

Zoals aangekondigd sluiten we jaargang verwerkt heeft en de wijze waarop Mengel- 2017 van WM af met een dubbelnummer. berg dit laat horen. En we zijn blij dit nummer te kunnen ope- Tussen deze bijdragen door vindt u nen met de tekst van de lezing die Eli- korte artikelen over een tiental componis- sabeth Leijnse op de WMS-bijeenkomst ten c.q. musici die met Mengelberg en/of van 17 juni j.l. heeft gehouden. Wie daarbij het Concertgebouworkest te maken heb- aanwezig was weet dat we Mengelberg en ben gehad en wier geboorte- of sterfjaar in enkele van zijn collega’s hierin op een heel 2017 herdacht werd. Hieronder zijn twee andere manier leren kennen, door de ogen componisten van de ‘Groupe des Six’, Da- van een kritische en intelligente tijdgenote. rius Milhaud en Arthur Honegger, en drie Ter gelegenheid van het vijftigste sterf- Hongaren: de violist Joseph Szigeti, de jaar van Matthijs Vermeulen hebben de componist Zoltán Kodály en de pianist Digitale bibliotheek voor de Nederlandse Andor Foldes. Verder kunt u lezen over letteren en de Matthijs Vermeulen Stichting een operettecomponist die het programma alle publicaties van Vermeulen online gezet deelde met Tsjaikovski, een ooit populaire in de vorm van pdf-bestanden Deen, een Fransman met een ‘Spaans’ vi- (www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id= oolconcert, een Keulse leraar van Mengel- verm030). Onbegrijpelijkerwijs zijn de re- berg en een Venezolaanse pianiste. censies niet voorzien van de oorspronkelij- Tenslotte bespreken we de eerste bio- ke publicatiedatum, wat het gebruik erg grafie van Willem Kes, geschreven door moeizaam maakt. De nieuwe webpagina Rob Landman, en vertelt Roderick Krüse- werd in november in de Koninklijke Bibli- mann waar u in Den Haag moet zijn voor otheek in Den Haag gelanceerd. Pauline de betere Japanse Mengelberg-cd’s. Micheels hield bij die gelegenheid een le- Wij hopen dat u dit nummer met be- zing over Vermeulen en Mahler. Daaraan langstelling zult lezen. ligt heel veel onderzoek, met name het doornemen van tweeduizend pdf-pagina’s Graag maken we van de gelegenheid ge- aan recensies, ten grondslag; bovendien bruik om u erop te attenderen dat het pdf- moesten de resultaten erg gecomprimeerd bestand van het proefschrift waarop Johan worden omdat zij maar tien minuten Giskes vijf jaar geleden promoveerde, Diri- spreektijd had. Des te erkentelijker zijn wij genten te gast, onlangs door de Universiteits- haar dat zij ons de tekst van haar lezing ter bibliotheek Utrecht is vrijgegeven en met beschikking heeft willen stellen. een muisklik kan worden gedownload via Onze derde vrouwelijke auteur is de https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/ Russische muziekwetenschapster Antonina 256865. Het boek biedt een goudmijn aan Makarova. Naar aanleiding van het artikel gedegen informatie over de dirigenten die over Tsjaikovski’s Ouverture 1812 van Johan voor, tijdens en na de periode-Mengelberg Maarsingh in WM 115 belicht zij het kerk- te gast waren in het Concertgebouw en het gezang dat het hoofdthema van de ouver- beleid dat inzake deze werd gevoerd. ture vormt, de wijze waarop Tsjaikovski dit

2 Willem Mengelberg en Elsa Diepenbrock-de Jong van Beek en Donk De tijger en de leeuwin

Elisabeth Leijnse

De biografieën van Willem Mengelberg en gelberg zeker een wijze. Alleen de andere het echtpaar Diepenbrock zijn met elkaar helft ontbreekt nog.’ (Charles Smulders aan verbonden. In dezelfde maand waarin Alphons Diepenbrock 19 april 1896) Mengelberg zich vanuit Luzern in Neder- land komt vestigen, pas benoemd als vaste Ambivalentie dirigent van het Concertgebouworkest, Ik citeer deze brief omdat hij de ambiva- trouwen Fons en Elsa – Alphons Diepen- lentie tekent waarmee Mengelberg in zijn brock en Elisabeth de Jong van Beek en beginjaren werd ontvangen, en niet alleen Donk – om zich te vestigen in Amsterdam, door Diepenbrock en Smulders. In heden- op een steenworp van het Concertgebouw. daagse taal en een beetje karikaturaal uitge- Het is de zomer van 1895. Enkele maan- drukt, luidde de opinie: Mengelberg is ei- den later duikt de naam Mengelberg voor genlijk onuitstaanbaar, hij is een betweter, de allereerste keer op in de geschriften van arrogant en autoritair, hij gaat over de gren- een van de Diepenbrocks: in een brief van zen van anderen heen, maar dit zijn les dé- Fons aan zijn vriend Charles Smulders, fauts de ses qualités; in het geval van Mengel- componist in Luik. Mengelberg is dan 25 berg moet je hem vele gebreken vergeven jaar, Diepenbrock 34. Fons spreekt in de want hij heeft ook les qualités de ses défauts. brief zijn afschuw uit over de zelfingeno- De ambivalentie tegenover Mengelberg menheid van Mengelberg: hij heeft geen zou bij het echtpaar Diepenbrock nooit gevoel voor analyse, maar denkt dat hij helemaal verdwijnen, zelfs niet in de beste alles weet, en beter weet. De brief zelf is momenten van hun verhouding – waarvan verloren gegaan, maar uit de repliek van de volgende twee foto’s getuigen. Smulders kunnen we de woorden van Diepenbrock zonder moeite afleiden. ‘Geef Mengelberg toch wat krediet’, antwoordt Smulders (ik vertaal vrij uit het Frans), ‘hij is jong en door het le- ven zo verwend dat hij geen analyse kán hebben. En zeg nu eens eerlijk, zouden eeuwige twijfelaars als jij en ik het Concertgebouworkest in de hand kunnen houden? Daar hebben ze juist een man nodig van wie de horizon be- perkt genoeg is om in de illusie te leven dat hij het weet. […] Zola schreef: goed voor zichzelf zorgen is de helft van de wijsheid. In dat opzicht is Men- Maart 1906: Mengelberg, Mahler en Diepenbrock wandelen in Valkeveen 3 feest in 1902 zorgde Mengelberg voor een verbluffende uitvoering van het Te Deum met twee koren en een kwartet van Neder- lands grootste zangers, onder wie Aaltje Noordewier en Pauline de Haan. Omgekeerd had Mengelberg ook Die- penbrock nodig. Hij stond aan het hoofd van het beste orkest ter wereld en wilde graag internationaal uitpakken met een contemporain nationaal componist van topniveau. Diepenbrock was het beste ren- paard uit de stal van Nederlandse compo- nisten. Al na de uitvoering van het Te Deum in 1902 werd hij de Sweelinck van zijn tijd genoemd. Het hoogtepunt van de canoni- sering bereikte Diepenbrock tien jaar later. In 1912, het jaar dat de componist vijftig werd, voerde Mengelberg het Te Deum twee keer uit. Legendarisch was de uitvoering in Frankfurt voor een publiek van 16.000 mensen. De Achtste en de Vierde van Mahler werden gespeeld; tussen beide sym- fonieën weerklonk het Te Deum als het bes- te werk van Nederlandse bodem. Vooral aan Hymne an die Nacht en Im grossen Schwei- Juli 1910: Mengelberg geeft Diepenbrock een foto met de gen hechtte Mengelberg zeer. Deze orkest- opdracht ‘Aan m’n lieven Diep – van z’n vrind Willem- liederen bewezen dat ook Nederland deel pie’ had in de internationale postwagneriaanse De ambivalentie werd nog versterkt muziekvernieuwing. door de wederzijdse afhankelijkheidsrelatie. Mengelberg en Diepenbrock hadden Vooral bij Fons leidde die afhankelijkheid dus een win-win-relatie. Maar naar karakter tot irritatie. Hij was aangewezen op de diri- waren zij tegenpolen. In de klassieke typo- gent voor de uitvoering van zijn werk en logieën bevonden zij zich aan het tegen- (veel belangrijker nog) voor de kwaliteit overgestelde uiteinde van het spectrum: van de uitvoering. Zonder Willem Mengel- primair versus secundair, extravert versus berg bestond zijn muziek niet. Het is niet introvert, doener versus denker. Ook hun overdreven te stellen dat Mengelberg de humor was van een andere soort. Mengel- componist Diepenbrock heeft gemáákt berg hield van vette grappen; volgens ge- (samen met zijn echtgenote Elsa en zijn tuigen blonk hij uit in het geven van dubi- schoonzus Cécile, die hem financierde). euze complimenten of in het ophemelen Met de steun van Mengelberg heeft Die- van een persoon door middel van het penbrock zijn Hymne voor viool en piano geor- neerhalen van iemand anders. Diepenbrock kestreerd; in 1899 was dit zijn orkestde- was fijnzinniger. Hij kon heel goed mensen buut. Op het eerste Nederlandse Muziek- imiteren, dankzij zijn grote observatiever- mogen en ontvankelijkheid. Hij had lange

4 voelsprieten en was hypersensitief (dit hem aanpraatte omdat hij de durf niet had woord bestond ook al in de negentiende het gesprek af te kappen, óf hij zag in de eeuw). Hij was een spons voor indrukken: verte iemand die hij niet wilde ontmoeten geluid, kleur, geur. Van sommige mensen en liep dan een hele lange omweg, waar- kon hij misselijk worden als ze te dicht bij door hij óók te laat kwam. Een tweede hem stonden of te hard praatten. Als ie- punt van overeenkomst is de imposante mand hem stompen gaf, kromp hij in el- snor, die ze ongeveer in dezelfde tijd heb- kaar. Hij sprak altijd met zachte stem. Hij ben laten scheren: Mengelberg in 1909 en was een herkauwer, een ciseleur. Omdat hij Fons in 1910. een laag zelfbeeld had – hij geneerde zich Hoe intiem was hun relatie? Ik denk dat niet alleen voor zijn fysiek, maar ook voor daar een asymmetrie is. Diepenbrock be- zijn (vermeende) feminiene karaktertrekken schouwde Mengelberg niet als een vriend – schuwde hij het podium en het publiek, in de zin van intimus, maar waarschijnlijk terwijl juist daar zijn broodwinning en er- was dit andersom wél zo. Mengelberg had kenning lagen. Diepenbrock was een scha- (zo is mijn indruk) een andere visie op duwmens, Mengelberg een podiumtijger. vriendschap; men kan zich zelfs afvragen De volgende anekdote is tekenend. of hij, naast kameraden, wel intieme vrien- Toen in november 1910 in Berlijn het Te den had (dit is een vraag voor biograaf Deum werd uitgevoerd onder Iwan Fröbe, Frits Zwart). In elk geval koesterde ‘Wil- de eerste uitvoering in het buitenland, lempie’ zijn vriend ‘Diep’ méér dan an- woonde Fons de repetities bij. Bij thuis- dersom, zo kan men afleiden uit de brieven komst vertelde hij aan Elsa dat niemand in naar aanleiding van hun eerste grote con- Berlijn zelfs maar had gemérkt dat de flict, in 1912. Willem Mengelberg schreef componist van het Te Deum daar aanwezig toen: was. Dit zou Mengelberg niet zijn overko- Lieve vriend Diepenbrock, In de hoop dat je men! Maar Fons toonde zich hier berus- boosheid nu voorbij is, en je mij weer in genade tend. Elsa schreef: ‘Fons zei vandaag aan wilt aannemen als vriend, als oprechte, echte de koffie dat het zijn Schicksal was om niet vriend – die door dik en dun voor jou gaat, al gemerkt te worden.’ (dagboek Elsa 4 de- scheldt je me ook uit voor alles wat leelijk is --- cember 1910) Maar Diepenbrock antwoordde afstande- lijk, als een ethicus eerder dan als een Overeenkomsten en vriendschap vriend: Overigens deelden de twee mannen wel een aantal dingen (behalve hun muzikali- Beste Willem. Wel bedankt voor je hartelijke teit), zeg ik hier maar even voor de petite brief. Er is geen kwestie van boosheid of ruzie histoire. Zo waren ze allebei notoire laatko- maken tegen jou. Als ik dat zou vergeten, wat jij mers. Terwijl Mengelberg te laat leek te voor mij gedaan hebt, zou ik een ellendeling we- komen omdat hij zichzelf belangrijk ge- zen, en al ben ik een mislukte componist, daar- noeg vond om niet op tijd te hoeven ko- om hoef ik toch nog niet een lammeling te zijn die men, kwam Diepenbrock te laat als gevolg ondankbaar tegen zijn vrienden is. van twijfelzucht of uitstellerij, waardoor hij voortdurend in stress leefde. Elsa kreeg de ‘Willempje’ en Elsa zenuwen als hij te laat thuiskwam voor het Maar hoe was de verhouding tussen Wil- eten. Dan had hij zich weer eens niet los lem Mengelberg en mevrouw Diepen- kunnen rukken van een kennis die tegen

5 brock? Over die relatie wil ik het hier ver- trouwd met de intelligentste vrouw die ik der hebben. Er is geen enkele foto waarop ken.’ Of: ‘Zij is de enige vrouw die objec- zij samen staan. Toch hebben zij elkaar tief kan denken’. Zeker was zij geen uitstel- veel langer gekend dan Mengelberg Fons, ler of twijfelaar, wel een doener, strijdvaar- die bijna twintig jaar eerder dan Elsa stierf. dig. De mannelijke kant van Elsa was In haar dagboeken verschijnt Mengelberg complementair aan de vrouwelijke kant van als ‘Willempje’. Misschien anders dan de meeste vrouwen uit zijn omgeving, lag Elsa niet bij voorbaat in zwijm voor de grote dirigent Mengelberg. Zij leed niet aan reputatie- verblinding, zo was ze niet opgevoed. Een grote naam in de kunst riep bij haar zelfs argwaan op: eerst zien en dan geloven. Bij de be- oordeling van uitvoerende musici en componisten met een wereldreputatie gebruikte zij alleen haar oren en haar voelsprieten (ook zíj had geweldig lange voelsprieten). Zij had in haar adolescentie weliswaar Wagner verafgood, maar het dwepen had ze vóór haar dertigste definitief overwonnen. Zelfs bij een nieuw werk van Gustav Mahler, die ze boven ande- re levende componisten plaatste, bleef ze kritisch en aftastend. Ze gaf zich niet Elsa Diepenbrock in 1898 zomaar over. Elsa was zeven jaar ouder dan ‘Willem- Fons. Zij kwam op voor haar man in alle pje’. Zij had les gehad van Richard Hol, omstandigheden. En zij was van adel. Als zoals Mengelberg zelf. De volledige Wag- we Mengelberg een tijger noemen, dan was ner zat in haar hoofd: jarenlang had ze de Elsa een leeuwin (Fons, gek genoeg, verge- orkestpartijen vereenvoudigd uitgeschreven leek zichzelf in zijn brieven soms met een en leitmotivisch geanalyseerd. Ze sprak paard). accentloos Duits. Ze was rad van tong, ad In de omgang met het echtpaar Die- rem en toch waardig. Mengelberg kende de penbrock betoonde Mengelberg méér res- woorden van zijn vriend Fons: ‘Ik ben ge- pect voor de vrouw dan voor de man. Ver-

6 schillende situaties wekken de indruk dat componist had juist een weekje Ukkel ach- hij geïmponeerd was door haar intelligen- ter de rug. Als excuus voor zijn afwezig- tie, ja zelfs bang voor haar was. Als hij Die- heid op de repetities had hij Willem verteld penbrock iets vervelend moest meedelen, dat hij voor zaken in Brussel moest zijn. In stuurde hij soms zijn vrouw Tilly vooruit de trein bleef Mengelberg naïef doorvragen om alvast de weerstand van Elsa te breken. welk soort zaken dat wel waren. Elsa flapte Hij heeft haar – in tegenstelling tot haar er giechelend uit: ‘hij dient allerlij [sic] oude man – nooit geplaagd of spottend naar goden, o.a. Aphrodite’. O, zei Mengelberg, beneden getrokken. Tekenend is het vol- die dacht dat hij het nu had begrepen, ‘Ga- gend grappig (bedoeld) commentaar van briele Zimmer’ – zij was een bekende Bel- Mengelberg toen Fons hem voor het eerst gische alt. Lud voegde hier gierend aan toe: zijn Lydische Nacht op de piano voorspeelde ‘Ja, een Frauenzimmer’. (brief Alphons (de beschrijving van deze scène is van Diepenbrock aan Johanna Jongkindt 20 Fons): ‘Hij was verbluft en zei maar, terwijl februari 1911) hij mij allerlei stompen gaf: “zeg maar aan Maar na 1912 veranderde Elsa’s beeld Elisabeth dat het een schandaal is dat zoo’n van het genie Mengelberg. Van een in we- prulkerel als jij zulke mooie muziek zen goed mens en in elk geval een goed maakt.” Dit is zijn hoogste lof.’ (brief aan musicus ging zij hem zien – blijkens haar Johanna Raphael-Jongkindt 5 december dagboeken – als een in wezen slecht mens, 1913) en een slecht musicus. Hoe zag Elsa Mengelberg? Tijdens de eerste vijftien jaar van Fons’ carrière be- Brouille schouwde zij hem als een ware vriend, loy- Het Nederlandse Muziekfeest van 1912 aal door dik en dun, de grootste pleitbe- betekende het begin van de vertroebeling zorger en steunpilaar van haar man. Welis- in de relatie. Volgens Elsa had Mengelberg waar maakte hij fouten, muzikaal en men- haar man minachtend bejegend. Niet alleen selijk, door zijn snelheid en zijn autoritaire had hij geen redelijke betaling voor zijn houding, maar een genie vergeeft men de bijdrage aan het Muziekfeest bepleit, hij kleine kantjes. De menselijke fouten weet had bovenal de uitvoering van het Te Deum Elsa aan Willems gebrek aan psychologisch verpest. ‘De koren klein, ’t orkest afge- inzicht. Hij was soms oprecht verbaasd beuld, Mengelberg op, de solisten moe en over conflicten omdat hij niet merkte wan- warm, een treurig geheel’. Fons kon na neer hij iemand tegen zich in het harnas afloop zijn toejuichingen niet in ontvangst joeg. Hij die niet zag wat onder de opper- nemen omdat de dirigent het Wilhelmus vlakte lag, wist van de prins geen kwaad. inzette. ‘Het was of we een vuistslag kre- Opnieuw een anekdote om dit te illu- gen. Het was onbegrijpelijk tactloos van streren. In de jaren 1910 en 1911 had Fons Mengelberg.’ In de solistenkamer gaf Elsa Diepenbrock een liefdesrelatie met de mu- hardop lucht aan haar verontwaardiging. sicienne Jo Jongkindt, die in Ukkel woon- (dagboek Elsa 7 augustus 1912) de. Dit was een publiek geheim; alleen De rel werd bijgelegd – Elsa streek de Mengelberg was de affaire blijkbaar ont- dirigent zelfs even liefkozend door het ro- gaan. In februari 1911 spoorde hij samen de kroeshaar – maar niet voor lang. De met Elsa en Fons en diens zusje Lud Die- Eerste Wereldoorlog kon de vriendschap penbrock terug uit Den Haag, waar Fons onmogelijk overleven. Diepenbrock was fragmenten uit Marsyas had gedirigeerd. De radicaal pro-Frans. De gedachte aan het lot

7 Het gezin Diepenbrock tijdens de Eerste Wereldoorlog van Belgen en Fransen beroofde hem van Elsa had tijdens de Eerste Wereldoor- zijn slaap. Hij componeerde nu oorlogslie- log een eigen beweegreden om Mengelberg deren. In de privésfeer brak hij met pro- te verfoeien: zijn krenkende behandeling Duitse kennissen, zelfs met zijn huisarts. van de muziekrecensent en componist Uiterst teleurgesteld was hij in Mengelberg, Matthijs Vermeulen, met wie zij in 1917 die concerten bleef geven in Duitsland en een intense liefdesrelatie beleefde. Op haar de band met Richard Strauss strakker aan- aandringen had Vermeulen om een onder- trok. Het Nederlandse Ministerie van Bui- houd met de dirigent gevraagd voor de tenlandse Zaken verzekerde hem van vrij uitvoering van zijn Eerste Symfonie. Op verkeer tussen Nederland en Duitsland. De een hoogst vernederende wijze had Men- kloof tussen de dirigent en de componist gelberg toen Elsa’s minnaar afgescheept. was onoverbrugbaar, voorgoed. Wel heeft De doodsteek in de relatie bracht Men- Diepenbrock in 1920 een korte bijdrage gelberg toe bij de dood van Fons, 5 april geschreven voor het gedenkboek bij Men- 1921. Naar verluidt zou de dirigent – die gelbergs 25-jarig dirigentenjubileum. Hij pas een dag na het overlijden uit New York prees de musicus Mengelberg, aan wie hij op in Nederland aankwam – druk hebben uit- muzikaal gebied veel te danken had gehad. geoefend op de orkestleden om de compo- nist niet uit te leiden tot het kerkhof. Dit

8 verhaal kwam Elsa ter ore door solo- mooie orkest. Het publiek juichte Aal eindeloos hoboïst Carl Krüger, die in eerdere zaken al toe, zij kon niet meer buigen en groette toen naar getuigd en bemiddeld had voor Mengel- ons met een lief gebaar. Mengelberg keek ook en berg: het was een sensatie onder het publiek. Hij vertelde nog veel over Mengelberg, hoe die het De blik van Mengelberg kon gelden als een orkest had willen beletten om de begrafenis bij te openbaar teken van verzoening. wonen en zei: ‘zaken gaan voor’, en hoe boos het Daarna had de groote verbroedering plaats in het orkest geweest was en toch gegaan zou zijn als hij ‘shakinghandshok’ [de artiestenkamer], zooals niet had toegegeven, want dat Fons de meest ge- Fons altijd zei, Tilly was geheel vervuld van ons, liefde Hollandsche componist was en de beste keek naar niemand om, Willem was buitenge- vriend van het orkest. Hij zei mij: ‘Als er nog woon hartelijk, met iets échts erin. gerechtigheid is, dan loopt het met Mengelberg Daarna werd er uitgebreid gespeecht voor slecht af.’ Dit trof mij, omdat Fons letterlijk het- Aal Noordewier zelfde zei van de Duitschers, na hun inval in België. […] Krüger zei nog: ‘hij zal gestraft wor- … en toen zei Mengelberg die woorden te willen den voor zijn egoïsme. Die man heeft niet één aanvullen met de herinnering aan alles wat zij vriend meer.’ Wat een leven! (dagboek Elsa 27 allen aan Diepenbrock hadden gehad en hoe mei 1921) nauw ze met hem verbonden waren en toen sprak Aal nog in denzelfden geest. Dat dit Jubileum vervuld was met de vereering en erkenning van Voorlopige verzoening Fons’ genie, was een ontroerende vertroosting voor Biograaf Frits Zwart vermoedt dat de ons. (dagboek Elsa 15 februari 1929) brouille is opgelost in mei 1935, na een uitvoering van Elektra, toen Mengelberg voor het eerst sinds 1921 weer de woning Een greep uit de conflicten van Elsa betrad en erg ontroerd was alles Betekent deze verzoening dat Elsa hierna terug te zien uit de Mahlertijd. Deze scène positief ging denken over Mengelberg als van verzoening is echter een herinnering mens? Helemaal niet. Door haar inzet bij van H.E. Reeser van bijna vijftig jaar later. het verzamelen van de partituren en het Op Elsa heeft dit evenement blijkbaar geen uitvoeren van de muziek van haar man, indruk gemaakt: ze vermeldt het zelfs niet ontmoette zij steeds meer musici die een in haar dagboek. gram hadden tegen Mengelberg. Eigenlijk Mij lijkt de brouille al eerder te zijn bij- bleken maar weinig mensen géén gemeng- gelegd, op 14 februari 1929, bij het jubile- de gevoelens te koesteren jegens de diri- um van de zestigjarige sopraan Aal Noor- gent, die zelfs zijn protégés pestte. Ze dewier in het Concertgebouw. Zij zong hoorde de klachten aan van de jonge diri- Hymne an die Nacht, waarmee ze voor het gent L.M.G. Arntzenius (terwijl Mengel- eerst in 1900 het publiek in tranen had ge- berg hem toch steunde voor een benoe- bracht. Elsa en haar dochters Joanna en ming). Eduard Flipse en Hendrik Andries- Thea waren verrukt: sen deden hun verhaal. Vooral Eduard van Beinum stortte zijn hart uit, nadat hij eerst Het was heel mooi, werkelijk prachtig geslaagd, met angst en beven bij Elsa was komen zoowel van haar als van Mengelberg. Zijn oude aankloppen voor de partituren van Marsyas. liefde ontwaakte en hij beleefde het stuk. Wij ‘Hij had zeker gehoord [van Mengelberg] voelden ons erg gelukkig, want nergens klinkt het een lustige draak te treffen’, schreef zij in toch zooals hier, met de goede acoustiek en het

9 haar dagboek. ‘Werkelijk, zei hij schichtig, No. 3 van Willem van Otterloo dirigeerde vindt u het goed?’ (dagboek Elsa 24 sep- hij aan het eind van een zwaar concertpro- tember 1924). Geroerd door haar toeschie- gramma – na Bach, Mozart, Monteverdi, telijkheid, hield Van Beinum haar in de Debussy en Satie – toen de mensen de zaal volgende jaren op de hoogte van de kliek- al verlieten. Ook andere Nederlandse com- jesvorming en conflicten. ponisten programmeerde hij moedwillig Eén voorbeeld. Begin december 1932 aan het einde van een zwaar buitenlands maakte Mengelberg met het Concertge- programma. bouworkest een tournee door Duitsland Ja, Mengelberg werd ronduit gehaat. met drie opeenvolgende optredens in Düs- Sem , de muziekleraar van dochter seldorf, Keulen en Dortmund. Nog geen Thea, vertelde bijzonderheden over Men- twee weken later, op 17 december 1932, gelbergs omgang met Eduard van Beinum zou hij in Amsterdam de Symphonie des zó onwaardig dat Elsa ze zelfs niet wilde Psaumes van Igor Strawinsky dirigeren, en noteren: ’meer dan schandelijk en niet om de première van Missa Pro Pace van zijn over te praten’. Wel citeerde ze de woorden achterneef Rudolf Mengelberg. Aan Elsa van een stervende vriendin, die haar op het had Van Beinum al dagen van tevoren in- laatst toevertrouwde: geseind dat dit laatste concert nooit door ‘Dat zou ik nog willen beleven, dat dié man dood zou gaan; Mengelberg wilde influenza gaat.’ Ze moet intuïtief het onwaardige van hem voorwenden. En zo geschiedde: voelen, want ze heeft met muziek geen contact. Vanavond moesten wij [Elsa en haar dochters] En ’t zou niets helpen, geloof ik, de verrotting is lachen om de berichten in de krant over Mengel- er nu eenmaal. (dagboek Elsa 17 december berg: hij is in Den Haag ziek geworden, kon gis- 1932) teren niet dirigeeren […]. Van Beinum zei: Hoewel achterneef Rudolf Mengelberg niet Maandag komt het in de krant dat Mengelberg overliep van bewondering voor de ‘baas’, ziek is, hij kan die nieuwe Strawinsky niet diri- speelde hij blijkens Elsa’s dagboek zelf geeren, hij begrijpt er niets van, en Rudi is dolblij geen positieve rol bij de conflicten. Ze dat zijn werk niet door den ‘baas’ wordt gediri- schreef: geerd. Ik zei tegen van Beinum: het spreekt Het zou uit ‘historisch’ oogpunt interessant zijn vanzelf dat hij afgewerkt is, maar laat hij het om alle knoeierijen en verdraaidheden van het dan toegeven en de stok neerleggen, dat er ten- concertgebouw op te schrijven, maar ik heb er minste een zuiverder toestand komt, en van Bei- geen geduld voor. Het is aardig van Van Beinum num zei: let u eens op, dat wordt nog tragischer, dat hij nergens doekjes om windt en gewoon ver- hij kán het niet opgeven. (dagboek Elsa 12 telt wat hij daar aan gehuichel en intriges onder- december 1932) vindt. Curieus is dat iedereen Rudy [Mengelberg] Elsa nam het Mengelberg niet zozeer kwa- verfoeit, het heele Bestuur ook, maar niemand lijk dat hij ziekte veinsde als hij te veel hooi durft te klikken. De twee Mengelbergen vormen op zijn vork had genomen, wel dat jonge een phalanx. (dagboek Elsa 26 september componisten het slachtoffer werden van 1934) zijn zelfoverschatting. De première van En natuurlijk ging in 1936 het belasting- Arbeid, een symfonisch werk van Marius schandaal rond Salomon Bottenheim, Monnikendam, zegde hij in dezelfde de- Mengelbergs secretaris, over de tong: cembermaand 1932 op het laatste moment af ‘omdat hij het niet aandurft’. De Suite

10 Er gaan ijselijke geruchten over Mengelberg: Bot- De burgerlijke dikdoenerij van Strauss past het tenheim moet zitten wegens belastingschuld en best bij Mengelberg. (dagboek Elsa 2 no- verduistering en daarbij schijnt Mengelberg ook vember 1924) gecompromitteerd te zijn, zoodat hij niet hier kan Over de onverdraaglijkheid van Beethoven koomen om geen vervolging te riskeeren. Hij is onder Mengelberg noteerde zij later: ‘De ontrouw en zelfzuchtig. Maar dit einde vinden we wel erg miserabel. Of is ’t overdreven en kan het terecht komen… (dagboek Elsa 15 februari 1936)

De muzikale neergang Ook op muzikaal gebied werd Wil- lem Mengelberg langzaam maar zeker een karikatuur van zichzelf, oordeelde Elsa. Kort na de dood van haar man schreef ze: Dikwijls zeg ik tegen de kinderen: ‘wat een geluk dat we meneer [Jacob Richard] Heukeroth hebben, want anders zou de traditie van Pappie helemaal weg zijn’, Mengelberg kan niet meer fijn en rubato dirigeeren, en andere dirigenten zijn al- lemaal mediocre. (dagboek Elsa 9 juni 1921) In november 1924 kwam ze teleur- gesteld terug van de Vierde Symfo- nie van Mahler. Hoe komt het toch, vroeg ze zich af, dat tegenwoordig iedereen teleurgesteld van Mahler thuiskomt? Is hij toch te veel van zijn tijd geweest dat hij nu al niet meer aan onze behoeften kan vol- doen? Zijn wij zo veranderd door de oorlog? In ieder geval ligt er ook schuld bij Men- Elsa tussen Joanna (rechts) en Thea (links) vermoedelijk in 1936 gelberg. Hij geeft niet de stroom, de over- vloeiende gewaarwording van Mahler, maar rafelt Vijfde met Mengelberg is niet om uit te alles in vierkantjes uit en plakt die dan aan el- houden’ (dagboek Elsa 1 maart 1931). Al- kaar. Alles is hem ‘manier’ geworden en daar leen als dirigent van Richard Strauss – een kan Mahler niet tegen, eigenlijk kan niemand er componist die Elsa minachtte om zijn tegen. […] Beethoven wordt ook onverdraaglijk Duitse burgerlijkheid en uiterlijk vertoon – bij Mengelberg en wij genoten laatst van de een- bleef hij overeind. Na de uitvoering van voudige zuivere opvatting van [Evert] Cornelis. Also sprach Zarathustra bedacht ze:

11 We hoorden het met genoegen; men moet het nisten, zoals in de beginjaren van Fons, hooren als absolute muziek. Vorig jaar hoorden was Willem Mengelberg een levensgroot wij het onder Strauss zelf, hij sloeg het zonder obstakel geworden. eenige belangstelling, althans uiterlijk, maar bracht de golf van de compositie tot stand, boei- Samenvatting end, stroomend. Dat kan Willempje niet, maar In de late dagboeken van Elsa krijgen we toch hoort deze muziek nog het beste bij hem. een beeld van Mengelberg als een tragische (dagboek Elsa 29 november 1935) held. Zijn val wordt niet door het noodlot Haar laatste uitgebreide opmerking over veroorzaakt maar door zijn karakter – beter Mengelberg luidt: gezegd: het noodlot zat ín zijn karakter. Dat maakt de tragedie juist zo schrijnend In het Concertgebouw gebeurt niets, de program- en onvermijdelijk. In het Griekse treurspel ma’s zijn erger dan onbeduidend: kindsch. Wij zou men zijn karakterfout hybris noemen. zijn er niet meer geweest. Het concert van [Ma- Maar voor Elsa komt de tragedie van Men- rix] Loevensohn’s afscheid was ook ellendig. Het gelberg vooral voort uit innerlijke leegte, nieuwe werk van Pijper [het celloconcert] niet ge- een gebrek aan echtheid. Daardoor gaat hij repeteerd, het ging maar zoo’n beetje en als een niet alleen als mens ten onder maar ook als orkest niet zeker is, speelt het maar sterk en zoo dirigent. Dat de val van de held gepaard kwam er van de solo niet veel terecht. Een symp- gaat met talrijke conflicten, is intrinsiek aan honie van Mozart heelemaal verschrikkelijk, al- het karaktertreurspel. De dagboeken van lemaal affectatie en rubatootjes, geen tempo. Zelfs Elsa geven een zijdelings zicht op deze van Don Quixotte [van Richard Strauss] was de conflicten. Men kan ze beschouwen als een uitvoering middelmatig, een stuk dat Mengelberg seismograaf van de vele trillingen en bevin- vroeger toch veel gerepeteerd heeft. (dagboek gen onder Mengelbergs voeten, tot hij fi- Elsa 10 december 1936) naal zou vallen. Maar gelukkig is Elsa dan Het afscheidsconcert van cellist Marix al zeven jaar dood. Loevensohn vond plaats op 22 november 1936. Een maand eerder had Elsa een ei- Dankbaar maakte ik gebruik van de vol- gen concertzaal op het dak van haar huis, gende biografieën: Johannes Verhulststraat 89, ingewijd met  Ton Braas, Door het geweld van zijn verlan- een tweedaags muziekfeest. Ze had het gen. Een biografie van Matthijs Vermeulen. bouwwerkje laten optrekken om een podi- Amsterdam 1997. um aan haar dochters te geven, maar ook  Leo Samama, Alphons Diepenbrock. Com- als tegenwicht voor het Concertgebouw ponist van het vocale. Amsterdam 2012. nog geen kilometer verderop. Vooral Ne-  derlandse componisten die in het Mengel- Frits Zwart, Willem Mengelberg. Een bio- berg-circuit niet aan de bak kwamen wer- grafie 1871-1920. Amsterdam 1999. den er uitgevoerd, onder wie Jan van Gilse  Frits Zwart, Willem Mengelberg. Een bio- en Bertus van Lier. Zij hadden een jaar grafie 1920-1951. Amsterdam 2016. eerder de vereniging Maneto opgericht – Meer over Elsa Diepenbrock-de Jong van Manifestatie Nederlandse Toonkunst – met Beek en Donk en haar omgeving is te vin- als doel regelmatig nieuwe Nederlandse den in mijn biografie Cécile en Elsa. Strijdbare muziek te laten uitvoeren, om ze een plaats freules. Amsterdam 2015. te doen krijgen in de grotere concertzalen. De foto’s bij dit stuk komen uit de pri- Van steun en toeverlaat van jonge compo- vécollectie van Odilia Vermeulen.

12 Aimé Maillart (1817–1871)

De Franse componist Aimé Maillart, die gebouworkest zo- tweehonderd jaar geleden werd geboren, als afgesproken heeft zes operettes, drie cantates en enkele was (dat wilde missen nagelaten. Internationale bekend- Mengelberg niet), maar met het orkest van heid kreeg hij alleen met zijn vierde operet- de Nederlandsche Opera van Cornelis van te, Les Dragons de Villars, uit 1856. der Linden, die daarvoor de helft van zijn Tussen 1889 en 1913 klonk hieruit in programma vrijmaakte. Het Algemeen Han- totaal 29 keer een fantasie of de ouverture delsblad schreef daags voor deze uitvoering: in het Concertgebouw. Willem Kes (acht De directie der Nederlandsche Opera, gebruik keer) en Jean Renard (negen keer) hebben makende van de tegenwoordigheid te dezer stede Maillart in deze vorm het vaakst op het van den vermaarden toonkunstenaar W. Safa- programma gezet; Mengelberg helemaal noff [sic], directeur van het Keizerlijk Conserva- niet. Buiten het Concertgebouw heeft het torium te Moskou, heeft dezen uitgenodigd a.s. Orkest nooit iets van Maillart gespeeld. En Zondagavond in het Paleis voor Volksvlijt de nadat Cornelis Dopper in 1913 de ouvertu- uitvoering van de Symphonie pathétique van P. re nog eenmaal dirigeerde, heeft Maillart Tschaikowsky te willen leiden. Bereidwillig heeft ook in het Concertgebouw nooit meer ge- de Heer Safanoff die uitnoodiging aangenomen en klonken. tevens aangeboden den reeds vermaarden jeugdi- Les Dragons de Villars verdient vermel- gen pianist Joseph Lhevinne, die j. l. Donderdag ding als het werk dat hier te lande in januari in het Concertgebouw een buitengewoon succes be- 1896 als eerste het programma deelde met haalde, andermaal de gelegenheid te geven zich op de beroemd geworden Zesde symfonie van den zelfden avond te doen hooren, thans onder Tsjaikovski, die Vasili Safonov in Amster- leiding van zijn leermeester. dam introduceerde – niet met het Concert- De Heer Safanoff is bekend als een uitstekend dirigent, zoodat ’t belangwekkend zal wezen on- der zijne leiding kennis te maken met een der schoonste werken van de Russische school en met een der beste Russische solisten. Na deze instrumentale uitvoering begint de operavoorstelling: het interessante werk van Maillart, Het klokje van den kluizenaar (Les dragons de Villars). Drie dagen daarvoor noemde de recensent van het Algemeen Handelsblad de operette een “allerliefst werkje” en beklaagde hij zich over de geringe publieke belangstel- ling: “Waarlijk, Maillart’s gezonde, natuurlijke, melodieuse muziek verdient beter”. Algemeen Handelsblad, 12 januari 1896 KB 13 Niels Gade (1817–1890)

Niels Gade werd tweehonderd jaar geleden in Kopenhagen geboren als zoon van een meubelmaker, die zich op de bouw van muziekinstrumenten had toegelegd. De kleine Niels kreeg vioolles en theorieles en trad op zijn zestiende voor het eerst in het openbaar op. Op zijn zeventiende werd hij violist bij de hofkapel van Kopenhagen. Waar het doorgaans de latere werken zijn die een componist blijvende bekend- heid bezorgen, leefde Niels Gade in het Concertgebouw vooral voort dankzij zijn opus 1, de ouverture Efterklange af Ossian (‘Echo’s van Ossian’). Met dit werk had hij in 1840 een compositiewedstrijd van het Portret van Gade uit 1845 Kopenhaagse Muziekgenootschap gewon- van Mendelssohns vioolconcert, omdat de nen. Louis Spohr was een van de juryleden. componist ziek was) en tot leraar aan het Het motto dat Gade zijn werk meegaf zegt Conservatorium. iets over de aard ervan: Formel hält uns nicht Behalve in Kopenhagen was men ken- gebunden, unsre Kunst heisst Poesie (Uhland). nelijk ook in Amsterdam niet heel enthou- Het werk is meer dan honderd keer in het siast over de Eerste symfonie, die meer Concertgebouw uitgevoerd, vooral dankzij Scandinavisch van toon is dan de eropvol- Mengelberg: van de 63 keer dat deze een gende drie: het Concertgebouworkest heeft werk van Gade op de lessenaar zette, was zijn Eerste welgeteld één keer uitgevoerd, het vijftig keer deze vroege ouverture. in 1904 onder tweede dirigent Martin Gade’s eerste symfonie (c-klein) werd Heuckeroth. in 1842 in Kopenhagen voor uitvoering af- Na Mendelssohns dood in 1847 bleef gewezen. Hij stuurde de partituur naar Gade aanvankelijk in , tot de oorlog Mendelssohn in Leipzig, die het werk in die het jaar erop tussen Pruissen en Dene- 1843 met het Gewandhausorchester uit- marken uitbrak hem dwong naar zijn ge- voerde. Mendelssohn voerde ook de Ossi- boorteland terug te keren. Daar wist hij het an-ouverture uit. Gade ontving daarop een peil van het orkest en het koor van het beurs van de Deense regering om naar Kopenhaagse Muziekgenootschap, waar- Leipzig te gaan, waar hij behalve Mendels- van hij in 1850 dirigent werd, tot interna- sohn ook Schumann leerde kennen. Hij tionaal niveau te verhogen. Hij gaf met hen werd benoemd tot assistent-dirigent van de eerste Deense uitvoeringen van o.a. de het Gewandhausorchester (en dirigeerde in Negende van Beethoven en de Matthäus- die hoedanigheid in 1845 de Uraufführung Passion. Intussen hield hij zijn contacten in

14 Duitsland warm: hij publiceerde zijn Twee- de vioolsonate op. 21 uit 1849 bij Breitkopf & Härtel in Leipzig en droeg het werk aan Robert Schumann op. Deze beantwoordde dit door het jaar erop zijn Derde pianotrio op. 110 aan Gade op te dragen. In 1852 vroeg de Maatschappij tot be- vordering der Toonkunst in Amsterdam Gade als corresponderend jurylid voor de jaarlijkse compositiewedstrijd. Hiervoor be- oordeelde hij Lucifer van Gerrit Jan van Eijken („Was die Hauptsache betrifft: Er- findung und Individualität – ja das ist jetzt eine seltene Gabe geworden.”) en een sym- fonie van Charles Hanssens.1 In november 1873 bezocht hij Amster- dam en Utrecht. Hij werd door Toonkunst met alle egards ontvangen. Jan Pieter Heije, een van de bestuursleden, schonk hem een exemplaar van zijn Kinderliederen dat hij had voorzien van de opdracht „Aan de Opdracht, gedateerd november 1873, op het schutblad lieve Kinderen van zijn Vriend Niels Ga- van ‘Al de kinderliederen van J.P. Heije’, Amsterdam de”. Gade dirigeerde voor een groot en 1861. Particuliere collectie, Oegstgeest enthousiast publiek in de Parkzaal zijn can- tates Die Kreuzfahrer en Erlkönigs Tochter. We laten enkele recensies van Echo’s van Deze werken hebben in het Concertge- Ossian volgen. bouw elk maar één keer geklonken, onder Kes respectievelijk Mengelberg. Amsterdam, Concertgebouw, 28 okto- Waar Gade’s werk bij het Concertge- ber 1917. CGO o.l.v. Mengelberg. Gade: bouworkest tot 1908 doorgaans tussen de Echo’s van Ossian. zes en twaalf keer per jaar te horen was, De Tijd, 29 oktober 1917 (KB) had men er na Heuckeroths vertrek vrijwel We begonnen met een ouverture van Ga- geen aandacht meer voor. Alleen de Ossian- de: „Nachklänge aus dem Ossian”, waar- ouverture kwam bij Dopper of Mengelberg van de begin-maten en die van het slot een nog wel op het programma, tot 1931. On- bijzonderen indruk maakten, zooals ze ge- der Van Beinum klonk deze ouverture in speeld werden door het groote quintet; 1938 tenslotte nog een keer vanuit de maar de geheele rest van de ouverture is AVRO-studio, in een programma met van een soort muziek, die even goed onge- Scandinavische muziek. Sindsdien heeft het schreven had kunnen blijven; als eerstens Concertgebouworkest tot op de dag van de vorm en tweedens de inhoud zeer onbe- vandaag geen noot van Gade meer ge- langrijk zijn, blijft er van een stuk in waar- speeld. heid niet veel over. Theo van der Bijl 1 Jeroen van Gessel, Een vaderland van goede mu- ziek, Utrecht 2004, p. 314.

15 De Telegraaf, 30 oktober 1917 (KB) anderen, geestverwanten, midden op de De „Nachklänge aus Ossian” van Gade hedendaagsche muziekmarkt – als ons con- zijn vreeselijk solide getimmerd en het certleven voor een oogenblik aldus be- beetje, dat ze vertellen, wordt ons wel heel stempeld mag worden. lang en heel gewichtig op het hart gedrukt; En het werk, dat het gezelschap genoot voor den een tot hij het deuntje van buiten van Schumann’s piano-concert maakte kent, voor den ander tot hij er bij dut. Zou heusch geen slecht figuur dezen keer. Men iemand kunnen zeggen wat dezen rethori- vergenoegde zich als bij het zien van be- schen ouden man belet voor goed in te sla- kende gezichten, het hooren van vaders pen, en waarom hij maar altijd moet praten vertrouwde stem, en voelde zich lichtelijk over Ossian, dien niemand meer aankijkt? weemoedig, bijna elegisch, maar toch wel Matthijs Vermeulen behagelijk. Zoo kijkt men ook naar die leu- ke ouderwetsche hoedjes, die neepjes- Algemeen Handelsblad, 29 oktober 1917 (KB) mutsjes, die grappige manteltjes en jasjes, Overigens bracht deze min of meer lange waarvan de herinnering sommige men- en bonte middag een prachtige uitvoering schen weekhartig maakt en sentimenteel. van Gade’s ouverture Nachklänge aus Ossian, En hoe werd alles op z’n voordeeligst heerlijk van klank en ook in een gevoelige uitgestald: Het allegro affectuoso uit het atmosfeer gehouden – weemoedig als een concert, het ingeschoven Andante met zijn verschemerende herfstdag. vergeeld-romantische „Nussbaum”-atmo- Herman Rutters sfeer, het intermezzo, de net-even-niet-te- brillante finale, met de kittige hoorn-stoot- Amsterdam, Concertgebouw, 8 februari jes (heel plausibel, bij het fanfare-achtige 1920. CGO o.l.v. Mengelberg. Histori- hoofdthema!) en Gade’s wel gave, maar te sche cyclus, XVII. Gade: Echo’s van roomerig-zoete „rhapsoden”-thema’s. Ossian. Werkelijk, zoo gepresenteerd, trokken De Telegraaf, 10 februari 1920 (KB) beide werken de aandacht, al was het al- Vier Ossiaansche harpen ter ere der barden leen, omdat zij er, in weerwil van hun jaren, en ter glorificatie van Gade’s „Nachklänge nog zoo best uitzagen, dezen avond. [...] aus Ossian” konden dit zwak geconcipi- Mengelberg had alle zorg aan hen besteed, eerde stuk niet opbeuren tot eene herle- misschien hier en daar wat veel bijge- ving. Er zijn na Gade te veel epischer en schminkt. Sem Dresden heroïscher harppartijen gecomponeerd dan dit leege klank-vulsel en barden-surrogaat. Amsterdam, Concertgebouw, 16 april Matthijs Vermeulen 1931. CGO o.l.v. Mengelberg. Gade: Echo’s van Ossian. Amsterdam, Concertgebouw, 30 okto- Het volk, 17 april 1931 (KB) ber 1924. CGO o.l.v. Mengelberg. Gade: Het begon met onvervalschte romantiek: Echo’s van Ossian. de ouverture „Nachklänge aus Ossian” van De Telegraaf, 31 oktober 1924 (KB) Niels W. Gade, een degelijk en stevig ge- Voor de ouverture „Nachklänge aus dem proportioneerd orkeststuk, dat echter ook Ossian” van Gade heeft Mengelberg een al van zijn tweede frischheid zooveel heeft zeker zwak; af en toe haalt hij den compo- ingeboet, dat het nauwelijks de aandacht nist uit den mist der 19e eeuw te voor- meer boeit. Paul Sanders schijn en plaatst hij hem, in gezelschap van

16 Édouard Lalo (1823–1892)

125 jaar geleden overleed de componist Édouard Lalo. Hij studeerde viool en cello aan het conservatorium van Lille, daarna viool en compositie in Parijs. Hij werkte als orkestviolist en als vioolleraar, en speelde en componeerde kamermuziek. In 1866 nam hij deel aan een opera-compositie- wedstrijd, maar hij behaalde geen prijs en zijn Fiesque is nooit uitgevoerd. Hij heeft Zijn opera Le roi d’Ys uit 1881 bracht veel muziek eruit hergebruikt in latere wer- hem in Parijs eindelijk de erkenning waar ken. hij op hoopte. Drie keer heeft het Concert- Na 1870 ging hij zich toeleggen op het gebouworkest dit werk compleet uitge- componeren van orkestmuziek. Zijn eerste voerd, in 1888–’89, in de Amsterdamse twee vioolconcerten, dat in F groot op. 20 Stadsschouwburg onder auspiciën van de en de Symphonie espagnole in d klein op. 21, Franse Schouwburg in Den Haag. Van al werden in 1874 resp. 1875 ten doop ge- zijn werken was het de ouverture van deze houden door Pablo de Sarasate. Bij het opera die bij het CGO het vaakst klonk: Concertgebouworkest heeft het eerste vi- 135 van de 319 keer tot 1959. oolconcert tot 1959 maar zeven keer ge- Van deze 319 uitvoeringen namen de klonken (en daarna helemaal niet meer); de vaste dirigenten uiteraard het leeeuwendeel Symphonie espagnole vijftig keer. In 1877 zag voor hun rekening: Kes heeft 77 keer iets zijn celloconcert het licht, dat tot 1959 bij van Lalo gedirigeerd, Spoor 33 keer, Cor- het CGO 38 keer is uitgevoerd, waarvan nelis 22 keer, Dopper 29 keer, Mengelberg veertien keer onder Mengelberg, en in 1878 69 keer en Van Beinum 13 keer. Grafisch is de Rapsodie norvégienne, die het bij het CGO het verloop van Lalo’s populariteit beter te tot 77 uitvoeringen bracht (waarvan 28 van zien, inclusief een piekje in zijn honderdste Kes, 19 van Spoor en 16 van Mengelberg). geboortejaar.

17 Otto Klauwell (1851–1917)

Honderd jaar geleden overleed Otto Klau- dirigent Franz Wüllner (1832–1902), de well, Mengelbergs leraar voor muziekge- pianist Isidor Seiss (1840–1905) en de schiedenis aan het conservatorium van zangpedagoog Benno Stolzenberg (1827– Keulen. Hij had gestudeerd aan het con- 1906). Maar alle drie leefden nog toen in servatorium van Leipzig bij Carl Reinecke 1900 het vijftigjarig jubileum van het Keul- en Ernst Richter. In 1875 werd hij aan het se conservatorium werd gevierd. Via on- Keulse conservatorium benoemd tot leraar derstaande brief nodigde Klauwell Mengel- piano, muziekgeschiedenis en muziektheo- berg uit daaraan mee te werken. rie; in 1905 werd hij adjunctdirecteur. Hij componeerde twee opera’s, orkest- en ka- Köln, den 14. Jan. 1900 mermuziek en liederen, en publiceerde Sehr geehrter Herr Kapellmeister, over diverse muziekhistorische en -theore- tische onderwerpen. Hij was jonger dan de Namens der Direktion des Konservatoriums fra- drie belangrijkste leraren van Mengelberg, ge ich ergebenst bei Ihnen an, ob wir auf Ihre en overleefde ze alle drie: de directeur en aktive Mitwirkung in den bei Gelegenheit des 50-jährigen Jubiläums des Konservatoriums zu veranstaltenden Konzerten (in d. 1. Hälfte des Mai) rechnen dürfen. Im bejahenden Falle bitten wir Sie um Angabe eines kürzeren Solostückes und eines ebensolchen mit Orchester, welches Sie gern spielen möchten und aus denen eines auszu- wählen Sie uns freundlichst überlassen müßten. Mit hochachtungsvollem Gruße ergebenst Ihr Dr Otto Klauwell Die Konzerte finden sämtlich im großen Gürzenichsaale statt. Bij de berichten in de Nederlandse pers over het jubileum in Keulen op donderdag 10 juli wordt Mengelberg niet genoemd. Hij zal er ook niet bij zijn geweest, want hij dirigeerde die dag (een week voor zijn ver- loving met mejuffrouw Mathilde Wübbe) in het Concertgebouw o.a. de Symphonie espagnole van Lalo en de Vijfde van Tsjai- Archief Willem Mengelberg nr C039.05, NMI/HGA kovski.

18 Teresa Carreño (1853–1917)

Teresa Carreño kreeg vanaf haar zesde daarop trouwde. Twee jaar later ging ze pianoles van haar vader, destijds minister opnieuw met hem naar Amerika, maar het van Financiën van Venezuela. Vanwege de einde van deze tournee was tegelijk het federale oorlog daar besloot hij zich met einde van het huwelijk. Carreño vestigde zijn gezin in Amerika te vestigen. Teresa zich in Boston, later in New York, en on- gaf haar eerste concert in New York op dernam uitgebreide tournees door het land, achtjarige leeftijd, met groot succes. De waarbij ze niet alleen als pianiste maar ook als operazangeres optrad. Na een tweede mislukt huwelijk vestigde ze zich in Berlijn en debuteerde daar in 1889 onder Gustav Kogel. Gedurende de daaropvolgende tournees door vijf werelddelen trad ze op 2 januari 1890 voor het eerst op in het Con- certgebouw, in twee concerten (met Grieg plus Weber resp. Chopin plus Liszt), onder Kes. Het jaar daarop speelde ze er het Eer- ste pianoconcert van haar voormalige leer- ling Edward MacDowell, voor wie ze zich in Amerika ook erg had ingezet, en het Vierde van Saint-Saëns. In 1892 trouwde ze met Eugen d’Al- bert, met wie ze op 28 december 1893 in Amsterdam optrad, als soliste in zijn Twee- Teresa Carreño als wonderkind de pianoconcert, dat hij zelf dirigeerde. Ze had het een maand ervoor in Den Haag beroemde pianist Louis Moreau Gott- onder Richard Hol gespeeld. Dit huwelijk schalk, die haar concert had bezocht, was duurde tot 1895. In februari 1896 trad ze bereid haar onder zijn hoede te nemen. Ze voor het eerst onder Mengelberg op, met speelde in talrijke steden in de Verenigde het Vijfde pianoconcert van Beethoven in Staten en in Cuba. Al heel vroeg begon ze Den Haag. Ook bij haar verdere optredens ook met componeren. in Nederland stond het Concertgebouwor- Van 1866 tot 1872 woonde het gezin in kest onder leiding van Mengelberg: in ok- Parijs, waar ze kennismaakte met onder tober 1899 in Amsterdam, en in januari andere Rossini, Gounod en Liszt. Vanuit 1902, pal na het Nederlandsch Muziek- Parijs ondernam ze tournees naar Spanje, feest, in Haarlem, Amsterdam, Arnhem en Engeland en Nederland. In 1872 keerde ze Den Haag. Al met al heeft zij tussen 1890 naar de Verenigde Staten terug voor een en 1902 tijdens twaalf optredens met het tournee met de zangeres Carlotta Patti en Concertgebouworkest elf verschillende de violist Emile Sauret, met wie ze kort

19 werken uitgevoerd. Mengelberg en Carreño traden op 2 mei 1912 nog een keer samen op in Napels, waar ze het pianoconcert van Grieg uitvoerden. Na zes tournees door Noord-Amerika moest ze een zevende in Cuba wegens ziekte afbreken. Ze overleed in 1917 in New York.

Teresa Carreño Den Haag, Gebouw voor K. en W., 29 november 1893. Concertgebouworkest o.l.v. Richard Hol. Haagsche Courant, 1 december 1893 (KB) Na de vrij lange symphonie [fantastique] van Berlioz kwam aan de beurt de uitvoe- Algemeen Handelsblad, 4 januari 1890 KB ring van het Piano-concert van d’Albert, orkest door Liszt. Met enthousiasme werd waarin ook alweer meer technische moei- er geapplaudiseerd, en als toegift kreeg men lijkheden dan muzikale kunst te genieten de „Berceuse” van Chopin, zoo keurig, vielen, en dat den indruk maakte van niet zoo uitstekend mooi, als men ’t maar kan door eene meesterhand geschreven te zijn. verlangen. Zeker heeft mevrouw d’Albert Met de uitvoering was ’t echter anders; zij dit nummer gekozen, om een contrast te was de eenige solist, maar welk een talent, maken met het vorige nummer en om den die mevrouw Thérèse d’Albert-Carre- toehoorders nog eens te bewijzen, dat zij no, en welk eene voordracht, duidelijkheid, alle genres meester is. Dit gelukte dan ook in één woord alles wat een artist van den geheel en al. De zaal was vol en de tempe- hoogsten rang karakteriseert. In het tweede ratuur te hoog. gedeelte speelde deze talentvolle vrouw de Ker. „Polonaise” van Weber, gearrangeerd met

20 Amsterdam, Concertgebouw, 15 januari gaarne een anderen vleugel gewenscht. Bij 1902. CGO o.l.v. Mengelberg, m.m.v. de fortissimi klonk de toon droog en kort. Teresa Carreño. Tsjaikovski, Weber. Het was werkelijk jammer dat niet meer Algemeen Handelsblad, 16 januari 1902 (KB) bezoekers waren opgekomen om deze phe- Zij ontdooide met de schitterende voor- nomenale virtuose te hooren, doch daar zij dracht van het „Concert” in Bes kl. t. van morgen het „5e Concert” van Beethoven, Tschaikowsky haar toehoorders geheel en benevens een „Impromptu” van Schubert na het in de tweede afdeeling voorgedragen en Schubert-transcripties van Liszt en Tau- „Concertstück” van Weber, een werk dat sig zal spelen, kan men zijn schade inhalen. wij in onze jeugd van alle heele, halve en Simon van Milligen kwart klaviervirtuosen hoorden, maar dat nu reeds tal van jaren geheel vergeten Den Haag, Gebouw voor K. en W., 22 scheen, wist zij haar gehoor tot enthousi- januari 1902. CGO o.l.v. Mengelberg, asme te stemmen. m.m.v. Teresa Carreño. Tsjaikovski. Bij de eerste accoorden van het klavier- Haagsche Courant, 24 januari 1902 (KB) concert kreeg men dadelijk den indruk van een machtige, forsche persoonlijkheid, zooals die voor de uitvoering van dit „Con- cert” ook werkelijk verlangd wordt. Moei- lijkheden bestaan voor deze virtuose niet, daarbij geven de artistieke eigenschappen van haar spel, zooals de sprekende rhy- thmiek en het rijk uitdrukkingsvermogen een geheel dat buitengewoon is. De schitterende wijze waarop mevrouw Carreno het „Concertstück” (waarvan de glissando-octaven in vroeger jaren als de clou werden beschouwd) van Weber speel- de, zullen weinigen haar nadoen. Wanneer ik het spel van mevrouw Car- reno bij de vorige malen, dat zij hier op- trad, vergelijk, schijnt er meer neiging tot het overdrijven van snelle tempi bij haar te zijn ontstaan, hetgeen vooral opviel in de „Finale” van Tschaikowsky, die m. i. zoo iets niet zoo goed verdraagt als het „Con- certstück” van Weber. Doch waarom zou men dezer klavier- heldin wetten voorschrijven? Wanneer ie- mand het recht van eigen opvatting heeft, is het zeker eene artiste zooals zij. Voor de zoo forsche uitingen van den eersten Satz van het „Concert” had ik

21 Koninklijke Bibliotheek, 17 november 2017 Vermeulen en de Mahler-receptie in Amsterdam Pauline Micheels

Hij is 21 jaar als hij z’n eerste muziekrecen- sies in De Tijd schrijft. Matthijs van der Meulen, een van de wereld afgesneden jon- geman uit het Brabantse Helmond, die zich vrijwel platzak op een morsig zolderkamer- tje in Amsterdam heeft teruggetrokken om te leren en te lezen. Muziek vooral, maar ook de wereldliteratuur moet hij zich ei- genmaken. Op z’n dertiende heeft de mu- ziek hem plotseling gegrepen, zozeer dat ’t z’n geest, z’n leven is gaan beheersen. In Amsterdam heeft Daniël de Lange hem gratis lessen aangeboden en hij ontmoet er Alphons Laudy, de hoofdredacteur van De Tijd. Voorjaar 1909 verschijnt daarin zijn eerste beschouwing over muziek. Vanaf september gaat hij recensies schrijven, 2,5 cent per regel. Alles overrompelt hem, want tot z’n 21ste heeft hij weinig aan con- Matthijs Vermeulen (1888–1967) certen meegekregen. www.matthijsvermeulen.nl Met Gustav Mahler maakt hij kennis in voorliefde voor Strauss en de hele Nieuw- oktober 1909 als die in Amsterdam zijn Duitsche school, de programma’s van het Zevende symfonie komt introduceren en Concertgebouw een bedenkelijke eenzij- dirigeren. Vermeulen hoort voor het eerst digheid gaat geven.” deze hoogst moderne Mahler-klanken. Hij Een maand later hoort hij Mahlers is onder de indruk van het dirigeren van Vierde symfonie. Ook al niet zo’n succes, Mahler (imposant, meeslepend, overweldi- vindt hij. „Het werk is een meer geculti- gend, zal hij later schrijven), maar niet en- veerde, degelijker Johann Strauss, dat ech- thousiast over de symfonie, die hij energie- ter bij de uitingen van zijn voorganger, wat loos vindt en zonder wáár leven. Moderne ritme en melodieën-vinding betreft, verre componisten zijn, aldus Vermeulen, fantas- moet achterstaan.” Toch zal in latere recen- ten, die de hoorders dronken willen voeren sies deze Vierde symfonie een favoriet van van hun gevoel, verpletteren. Een half jaar Vermeulen worden. later, als dezelfde symfonie voor de vierde In het seizoen daarop beluistert hij in maal klinkt, onder Mengelberg, blijft hij februari 1911 de ‘Kindertotenlieder’, die hij gereserveerd. „’t Begint te lijken op een ware meesterwerken noemt. Ook wordt Mahler-propaganda,” schrijft hij in maart dan de Eerste symfonie uitgevoerd, in één 1910, „welke mét Mengelbergs bekende concert met de Italiaanse symfonie van

22 Mendelssohn. „Het Concertgebouw,” groots geënsceneerd, groots en filosofisch schrijft hij „leek hem verdeeld in twee bedoeld, maar na de analyse van het thea- kampen, het ene klapte na Mahler, en die trale compositum rest er weinig goeds en heeft hier fanatieke vereerders, de anderen veel onbeduidend materiaal. Naar aanlei- na Mendelssohn, bij wijze van protest.” ding van deze uitvoering – ’t is september Wel moet hij kwijt dat deze Mahlersymfo- 1915, midden in de oorlog, en Vermeulen nie tal van plaatsen van hartstochtelijke is van De Tijd overgestapt naar De Telegraaf schoonheid kent en dat de zaal enthousiast – richt hij zich in die krant in een toespraak was over de leiding van Mengelberg. Ook tot Mengelberg: „Er hangt boven deze in zijn artikel naar aanleiding van Mahlers symphonie en alle Duitsche muziek een overlijden is hij ambivalent. Wel dankt hij noodlot; het onafwendbare, dat zij unzeitge- het Concertgebouwbestuur voor zijn in- mäss zal worden voor immer, zoodra de spanningen om het werk van Mahler in laatste granaten ontploft zijn. Want sinds Nederland bekend te maken, ondanks een veertig jaar heeft zij niets anders gesymbo- vijandig gezinde pers en een goeddeels on- liseerd dan den vroolijken oorlog en zoo- verschillig publiek. wel de geslagenen als de winnaars zullen In het seizoen 1911–1912 is er een genoeg hebben van deze symbolen.” Waar- schitterende Mahler 4. Zou Mahlers tijd na hij vervolgt: „Doch ik heb het orchest zijn aangebroken? Misschien ligt het aan de nooit schitterender en Mengelberg nooit toehoorders of aan de journalisten. In vuriger gezien, klaar om nogmaals de we- maart hoort hij voor het eerst de Achtste reld te veroveren, die helaas door mijnen, symfonie. Hij is laaiend enthousiast: „het prikkeldraad, grenswachten en sympathieën onbereikbare wordt hier een feit, het onbe- versperd is.” schrijflijke heeft hier plaatsgevonden.” In februari 1916 hoort Vermeulen voor Geen spoor meer van „Mahler-propa- het eerst de gehele Vijfde symfonie en zijn ganda”, want een seizoen later moppert hij reactie is meedogenloos: een symfonie zon- dat Mahler weer van het programma ver- der eerbiedwaardig idee, van een onschrijf- dwenen lijkt te zijn. Hij moet tot april 1913 bare wanstaltigheid. Waaraan hij toevoegt: geduld hebben, dan hoort hij de Eerste én „Of het interessant of goed uitgevoerd de Vierde weer. Het seizoen 1913–’14 wordt vraagt men niet bij zulke marteling.” brengt de Derde, het Adagietto uit de Vijf- Ook de Zesde symfonie, een half jaar later, de symfonie – daar heeft hij weinig goede stemt hem treurig: een symfonie waaraan woorden voor – en de Zevende, terwijl in alle vreugde ontbreekt. Een uitvoering van het eerste seizoen van de oorlog zowel de de Achtste in december 1916, maakt weer Eerste, de Derde, de Vierde als ook, op 26 een hoop goed, maar hij vraagt zich wel af april 1915, de Tweede symfonie uitgevoerd of het nu het juiste moment is om dergelij- worden. De Tweede hoort hij voor het ke hymnes te zingen. En áls Mengelberg dit eerst en hij heeft grote bedenkingen, die hij werk uitvoert, waarom varieert hij dan niet een paar maanden later nader specificeert en plaatst hij naast een Duits heldenstuk als de symfonie opnieuw wordt gespeeld: een Frans, bijv. Debussy’s ‘La Berceuse Wat een vreselijk lawaai! Het publiek raakte héroique’? in extase, maar voor hem is die zonderlinge In 1918 wacht hem voor het eerst, twee combinatie van de blauwe-bloemenroman- maal, de Negende symfonie. Een zwak tiek en anderzijds de geweldverheerlijking werk, vindt hij, vreugdeloos, leeg, een mo- een soort intellectueel sadisme. Alles is nument van wanhoop. Na het tweede con-

23 cert in oktober 1918 staat de volle zaal koel tegenover Mahler, ondanks een magnifiek orkest en een vurig dirigent. Als hij in maart 1919 opnieuw de Achtste symfonie hoort, schrijft hij dat in de nieuwe naoor- logse maatschappij Mahler niet de eerste verkondiger zal zijn, maar dat hij het ancien régime zal vertegenwoordigen. Of hij zich overeind en levend kan houden is nog maar de vraag. In 1920 is van enige teloorgang echter nog niets te merken. In de maand mei voert Mengelberg in het kader van het Mahlerfeest alle symfonieën uit, een huza- renstuk met valkuilen, hoor je Vermeulen denken. Het eerste concert met de Eerste Pauline Micheels Theo de Nooij, KB symfonie en ‘Das klagende Lied’ is su- bliem, maar daarna gaat het bergafwaarts. Dames en heren. Vermeulen, Mahler, De uitvoering van de Tweede hééft het niet Mengelberg en Amsterdam, in hooguit tien en in de uitvoering van de Derde heeft de minuten. We zien een erudiete, kritische, muze niet willen verschijnen. Mengelberg onafhankelijke jongeman kennismaken met zou er volgens Vermeulen goed aan doen Mahler, die hij bewondert, maar op wiens de Mahlerfeesten op te schorten en af te werk hij veel kritiek heeft; met het orkest gelasten, want in een goede afloop gelooft en Mengelberg, die hij eveneens bewon- hij niet meer. De Vierde mislukt daarna net dert, maar die er af en toe ook flink van niet, de Vijfde lukt, maar de uitvoering van langs krijgt; en met „de toehoorders”, die de Zesde, mét de ‘Kindertotenlieder’, is eerst niet veel moeten hebben van „de afschuwelijk, evenals de Zevende en ‘Das Oostenrijker”, zoals Hans Haffmans zou Lied von der Erde’. „Ik heb,” schrijft hij zeggen, maar hem toch in vrij korte tijd in „den Geest der tweede, derde, vierde, zes- hun armen sluiten. Elf jaar Mahler-receptie de, zevende symfonie zien vergaan in ijdel- in Amsterdam. Een boeiende tijd, getuige heid, de zelfgenoegzaamheid van het de pen van Vermeulen. Feest.” Over de Negende, op 20 mei, Mah- lers sterfdag, is hij ook onvoldaan: „Hoe Den Haag, 17 november 2017 meer Mengelberg Mahler dirigeert, hoe („das Unzulängliche, hier wird’s Ereignis, erger hij Mahler misvat. Iedereen is moe.” das Unbeschreibliche, hier wird’s getan! ”) De afsluitende Achtste, drie dagen later, slaagt, schitterend als alle vorige. Maar zijn lovende recensie eindigt aldus: „Met ont- zetting vraagt men zich wat het antwoord der Aarde was op dit geweld, waarmee Mahler de Hemelen wilde dwingen: welnu, Na het Matineeconcert van zaterdag 12 februari de oorlog van 1914 met zijn 12 miljoen a.s. wordt Pauline Micheels in het programma doden. Het is goed dat Mahler die catastro- ‘Matinee Café’ door Hans Haffmans geïnterviewd phe niet beleefde.” over Mahler en Vermeulen.

24 Joseph Szigeti (1892–1973)

Joseph (Hongaars: Joska) Szigeti werd op 5 Hij bezocht de Sovjet-Unie tussen 1924 september 1892 in Budapest geboren. Zijn en 1927 elf maal en was de eerste violist die eerste vioollessen ontving hij van zijn vader het Eerste vioolconcert van Sergej Prokof- en van een oom, die allebei beroepsviolist jev in Leningrad speelde, in 1924 (het was waren. Hij werd aan de muziekacademie het jaar ervoor in Parijs ten doop gehou- van Budapest leerling van de beroemde den). Hij speelde Prokofjev in Amsterdam vioolpedagoog Jenö Hubay. Vanaf zijn en Haarlem met het CGO onder Bruno tiende jaar trad hij voor publiek op. Zijn Walter, in januari 1925. Zijn Amerikaanse officiële debuut maakte hij in 1905 in Ber- debuut maakte hij later dat jaar in Carnegie lijn. Twee jaar later trad hij op in Engeland, Hall onder leiding van Stokowski. In okto- en bleef daar wonen tot 1913. Hij speelde ber 1926 speelde hij daar met de New York er samen met o.a. Myra Hess en Ferruccio Philharmonic onder Mengelberg. Busoni. Brieven in het Nederlands Muziek Szigeti heeft zich altijd bijzonder geïn- Instituut laten zien dat hij al in 1910, het teresseerd voor eigentijdse composities. jaar vóór zijn eerste optreden bij het Con- Bekend is de radio-opname uit 1939 van certgebouworkest, contact had met Julius het vioolconcert van Ernest Bloch onder Röntgen, die hem het manuscript van zijn Mengelberg. Van dit werk had Szigeti in vioolconcert en zijn vioolsonate leende. 1938 in Cleveland de wereldpremière gege- Zijn eerste optreden in Nederland was ove- ven. Een ander werk waar hij zich voor rigens in december 1910 bij het Residentie- inzette was het Tweede vioolconcert van orkest. In 1911 speelde Szigeti voor het Bartók, met wie een oude vriendschap hem eerst samen met Mengelberg: eind februari verbond. Er is een beroemde opname van Bruch en Saint-Saëns in Arnhem en Haar- het recital dat hij in 1940 met Béla Bartók lem, en begin maart Tsjaikovski in Amster- in de Library of Congress gaf. dam. Omdat tijdens dit laatste concert Juli- We laten enkele recensies volgen. us Röntgen zijn eigen Derde symfonie pre- senteerde, is het heel wel denkbaar dat deze Amsterdam, Concertgebouw, 2 maart het contact tussen Szigeti en het Concert- 1911. CGO o.l.v. Mengelberg, m.m.v. gebouworkest tot stand had gebracht. In Szigeti. Tsjaikovski: Vioolconcert. oktober 1915 speelde Szigeti het concert De Telegraaf, 4 maart 1911 (KB) van Mendelssohn onder Mengelberg in Ik aarzel niet, Szigeti, na hem nu eenmaal Frankfurt. Hij stuurde Mengelberg in 1920 gehoord te hebben, in één adem te noemen een ansichtkaart om hem te feliciteren met met de jeugdige genieën als Elman, von zijn jubileum (zie achterzijde van dit num- Vecsey en Kathleen Parlow. Wel bracht mer). In januari 1924 speelde hij opnieuw zijn programma noch de waarlijke artistici- Mendelssohn onder Mengelberg, nu in het teit, noch het diepe gevoel naar voren, Concertgebouw. maar we voelden ons dadelijk in zijn ban, wisten, dat hij dat óók zou kunnen.

25 Uiterlijk heeft Szigeti niets merk- waardigs – lange, jonge en .... blonde man. Dat blond-zijn vergeeft men een Hongaar niet licht! Maar, als hij eenmaal speelt – in zeer eigenaardige houding: het hoofd terzijde geheel rustend op zijn viool – dan meenen we wel degelijk zi- geunerbloed te hooren opbruisen in de vioolklanken. Stoere rhythmiek, die toch de allesoverheerschende elegance niet benadeelt, en een vlekkeloos-reine, be- zielde toon zijn zijn hoofdeigenschap- pen. De donkere klanken, die Auer’s leerlingen aan de g-snaar ontlokken, hoo- ren we van deze Hubay-discipel niet; wel een kristal-heldere zuiverheid in de hooge tonen, en daar vooral ook zoet- heid van zang. Behoef ik nog te zeggen, dat zijn techniek overbluffend is? En juist die virtuose eigenschappen kwamen in het concert van Tschaikowsky zoo op den voorgrond. Er is veel leegs en onbe- duidends in dit werk, het derde deel b.v. in zijn geheel, maar alleen de technisch- niets-ontziende kan het nog tot leven wekken. Even konden in de Canzonetta gevoeliger snaren gestreken worden, net genoeg, dat het verlangen kwam, Szigeti ook in ander werk te hooren – een ver- langen, dat door de drie stukjes na de Herman Rutters in het Algemeen Handelsblad, 7 januari pauze alle in e-dur niet bevredigd werd. 1924 (KB) Want ook in de Prelude en Gavotte van Mendelssohn een belangrijk succes vero- Bach en in de Caprice van Paganini be- verde. Het was een voorname uitvoering, wonderden we allereerst de charme en vir- inzonderheid van de beide eerste deelen, tuositeit. Zou Szigeti niet als concertmees- met veel expressie in het langzame gedeel- ter kunnen gewonnen worden? te. Voornaamheid van opvatting behoeft L. v. Gigch Jr. evenwel niet altoos gelijken tred te houden met zekere koelheid, welke in Szigeti’s spel Amsterdam, Concertgebouw, 6 januari vaak relevant is en stellig niet geheel in 1924. CGO o.l.v. Mengelberg, m.m.v. overeenstemming ligt met de warmbloedi- Szigeti. Mendelssohn: Vioolconcert. ge muziek van Mendelssohn, bovenal in de Nieuwe Rotterdamsche Courant, 7 januari 1924 bloeiende finale. Als geheel echter leverde Als solist verleende aan deze matinée zijne Szigeti een vertolking, die de talrijke aan- medewerking de violist Joseph Szigeti, die wezigen zeer heeft geïnteresseerd en een met de vertolking van het concert van langdurig, geestdriftig applaus opriep.

26 De Maasbode, 7 januari 1924 (KB) want vooral in het tempo veroorlooft Szi- Zoo was ons ook de vertolking welke Jo- geti zich meer vrijheden dan de meeste seph Szigeti gaf van het vioolconcert opus andere violisten. Het was dan ook meerde- 64 van Mendelssohn. Dikwijls wordt dit re malen, vooral in de eerste satz merkbaar concert ten gehoore gebracht doch het dat het orkest moeite had te volgen. geschiedde thans zoo persoonlijk en zoo Szigeti had een zeer groot succes, en markant, dat wij er in den beginne bijna werd herhaaldelijk teruggeroepen.

Amsterdam, Concertgebouw, 18 januari 1925. CGO o.l.v. Bruno Walter, m.m.v. Szigeti. Mozart: Derde vioolconcert; Prokofjev: Eerste vioolconcert. Nieuwe Rotterdamsche Courant, 19 januari 1925 (KB) Hedenmiddag was men in de gelegenheid kennis te maken met de kunst van den Russischen componist Serge Prokofieff. Tot dusverre was hier slechts zijn naam be- kend en wist men niet meer dan dat hij een der vooraanstaande figuren onder de he- dendaagsche scheppende toonkunstenaars is. Door de uitvoering van zijn vioolcon- cert kon men zich vergewissen, dat deze reputatie gegrond is. Dit werk toch bewijst ondubbelzinnig de oorspronkelijkheid van Joseph Szigeti zijn maker. Volkomen eerlijk en uit inner- lijken drang gebruikt Prokofieff de moder- vreemd tegenover stonden. Want niet al- ne middelen, vooral wat harmonische op- leen is de wijze waarop Szigeti de tempi en vatting en rhythmiek betreft, welke laatste phraseering behandelt een hoogst artistieke op sommige plaatsen voor hare hardnekkig en zeer eigenaardige, doch ook zijn toon beukende, dwingende kracht aan Strawin- heeft een eigendommelijk karakter, en is sky doet denken. Daarbij wordt het melo- scherp, en naar het flageolet-achtige zwee- dische element niet verwaarloosd en ook mend. Eenmaal daarmede vertrouwd, heeft dit draagt een zeer persoonlijk cachet; het die toon echter ook de charme van een is nu eens van groote fantastische onwe- vleiende hartstochtelijkheid en het aantrek- zenlijkheid, dan weer van schrijnende kelijke van het ras-echte Hongaarsche spel, zwaarmoedigheid of weidsche rust. Het dat nog niet door opgelegde kunstmatig- materiaal is bovendien zeer interessant heid haar natuurlijke kracht heeft verloren. contrapuntisch verwerkt en de orkestpartij, Op slechts enkele momenten deed Szigeti, die de groote verdienste heeft het soloin- de doorgemaakte „school” voelen in min- strument nooit te overstemmen, brengt een der gunstigen zin dan zijn voorname weer- zeer eigen kleur aan, aan het slot van het gave van de cantilene in het Andante „ge- eerste en van het laatste deel bijv. een lich- schoold” was. Het orkest dat begeleidde, tenden glans met zilverachtige glinsteringen had een met altijd even gemakkelijke taak, van ongemeene betoovering.

27 Superieur werd de zware solopartij inspiratie en meesterschap, waaraan het door Joseph Szigeti gespeeld en het ontzag experimenteele ten eenenmale vreemd is; voor zijn prestatie steeg nog, toen men het geeft heel bijzondere kleuren van visio- merkte, dat een defect aan zijn viool, waar- naire expressiviteit en levendige fantasie; door hij plotseling midden in het zeer het is sterk gebouwd, vloeiend geschreven vlugge en rhythmisch grillige scherzo een en doet èn de solopartij èn het orkest als vreemde viool moest ter hand nemen, zijn noodzakelijke elementen voelen, die geen spel niet schaadde. Even slechts moest het ongelijke wedstrijd met elkaar voeren, noch orkest inhouden, toen ging het weer als elkander in virtuositeit overtroeven, maar voorheen. Voor het publiek althans waren zich mooi plastisch tegen elkander afteeke- geen nadeelige gevolgen van het ongeval te nen. De waarde ervan is zoo terstond in bespeuren. haar geheel wellicht niet precies te schatten, Bijzondere hulde verdienen ook de or- doch in elk geval heeft men hier te doen kestleden. De wijze, waarop zij dit werk met een waar en origineel werk, waarvan met zijn subtiel en doorschijnend coloriet het boeiend, geestig Scherzo wel het karak- voor den eersten keer uitvoerden, boezemt teristiekst lijkt, ofschoon ook de afsluitin- eerbied voor hun technisch en artistiek gen der beide andere deelen mooie vond- kunnen in. sten zijn. Persoonlijk heeft Szigeti waarschijnlijk [...] deze muziek ligt den sympathieken, meer algemeen succes behaald met de muzikalen violist blijkbaar bijzonder goed, voordracht van Mozart’s vioolconcert in beter naar mijn smaak althans dan Mozart’s G, hoewel hierin zijn toonvorming niet al- concert, waarvan hij het Adagio heel innig tijd even geacheveerd was en hij de onder- en simpel-schoon vertolkte, dooh de ande- linge verhouding van de sterktegraden der re deelen en vooral het Rondo voordroeg melodische hoogtepunten soms uit het oog met een rukkerige, onrustige accentuatie, verloor. Overigens was zijn spel jeugdig welke den indruk gaf van iets nerveuzigs, frisch en vol vuur. dat met de evenwichtige klaarheid dezer muziek tooh niet in volmaakte overeen- Algemeen Handelsblad, 19 januari 1925 (KB) stemming schijnt. Daarbij had Szigeti ook Men mag misschien op goede gronden last met de stemming; midden in Proko- meenen, dat de tijd voor het vioolconcert fjef’s concert sprong zelfs een snaar, in voorbij is in dien zin, dat zoo'n werk niet welk inconvenient Zimmermann hem te meer uit den geest van onzen tijd volmaakt hulp kwam met zijn viool, welke daardoor oprecht en geïnspireerd kan geschreven plotseling een utramoderne vuurproef worden – met de moderne concerten als kreeg te doorstaan. bewijzen staat men vrij sterk in deze bewe- ring! – wat mij betreft biedt Serge Proko- fjef met zijn vioolconcert in dit opzicht toch wel een eigenaardige verrassing. Want het laat niet alleen muziek hooren van een heel eigene bekoring en een stellige oor- spronkelijkheid, doch geeft haar ook in een Achterop de omslag van dit nummer de ansicht- vorm, dien men als volstrekt juist en lo- kaart die Szigeti op 23 april 1920 vanuit zijn gisch aanvaardt. Het overtuigt onmiddellijk woonplaats Genève naar Mengelberg stuurde. van een zuiver muzikaal talent en van een Mengelbergarchief nr. C083.11, NMI/HGA.

28 Recensies van de Ouverture 1812 onder Mengelberg

Als inleiding op het hiernavolgende artikel Nieuwe Rotterdamsche van Antonina Makarova plaatsen we enkele Courant, 28 oktober recensies van uitvoeringen van Tsjaikov- 1921 (KB) ski’s ouverture Het jaar 1812, waar zij in Als slotstuk was dan haar bijdrage aan refereert. ook de „op verzoek” gespeelde ouverture Amsterdam, Concertgebouw, 27 okto- solennelle 1812 van ber 1921. CGO o.l.v. Mengelberg. Tschaikowsky volko- Algemeen Handelsblad, 28 oktober 1921 (KB) men gemotiveerd. De En het ging er gisteravond vooral luidruch- klankorgie scheen ten tig toe, zoodat men weer sterk de impressie top gedreven en in- kreeg, dat de groote zaal werkelijk te klein derdaad van een on- gaat worden. Le poème de l’Extase en vooral geloofelijke weelde. de Ouverture 1812 deden een onbarmhartig Dergelijke praestaties beroep op ons hoororgaan en ik vreesde zijn van tijd tot tijd een oogenblik, dat de klokkenisten in het noodig om aan het vuur van het spel elkanders hoofden in buitengewone expan- plaats van de klokplaten zouden gaan be- sie-vermogen van ons werken. Dat Tsjaikofski’s hoera-werk „op orkest te herinneren. verzoek” ging, is ook alweer een veel- Het decoratieve vier- beteekenend verschijnsel.... de andermaal triom- Uit Mengelbergs parti- tuur van de Ouverture Herman Rutters fen. 1812 (NMI/HGA)

New York, Carnegie Hall, 5 en 6 februari 1925. New York Philhar- monic o.l.v. Mengelberg. The Musical Digest, 10 februari 1925 Willem Mengelberg has returned for his season in New York. He is somewhat slimmer than he has been in the past, but that is all the change in him which one could notice at his first appearance. Although his girth is diminished, his genius remains great. To certain tastes and judgments Mr. Mengelberg’s conducting is in- comparable. His orchestral body has De Tijd, 28 oktober 1921 KB a clarity and transparency which re-

29 veal in every score music which often even appointment at the programs which have the experienced listener has never heard been announced for his early concerts. No- before. velties of importance or interest are entirely He accomplishes this lucidity in a too few. In his third program he repeated number of ways. Mr. Mengelberg insists on Beethoven’s Fifth Symphony, which Mr. a precision and unity of playing which Furtwangler played very well only a few makes the instrumental groups sound as weeks previously. Also he is repeating one man. One can rarely hear under his Tschaikowsky’s Fourth Symphony, which leadership two unison trumpets, or oboe has been heard very much in recent sea- doubled with strings, make ragged entranc- sons, and he is giving disproportionate at- es which betray the number of instruments tention to such over-familiar pieces as Cha- which are playing. This unity is with him brier’s Espagna, Tschaikowsky’s Overture more than an idea, – it is a fact. Even the 1812, and Beethoven’s Leonore Overture. heaviest of his brass instruments hit right The leaven needs a little loafing. on the beat, and do not drag. Incidentally the performances of the Besides, there is Mr. Mengelberg’s un- 1812 Overture last week were funny. The erring rhythm. Through all changes of pace score includes staves for Banda ad Libitum his time is marked with the regularity and in the climactic final measures. Mr. firmness which carry his entire orchestra Mengelberg took Tschaikowsky at his through whatever tempi he may desire. word, and increased the brass parts with an There are other conductors not strange organ and nine extra wind players, standing to New York who have not this control; up and with the bells of their instruments who allow themselves to be carried into pointed high in the air, who blew with all wrong accelerandi when the music de- their might. mands a swift, metronomic, even pace; It does not matter that the performance who change from one tempo to another by was unusually perfect. The device was cutting the length of beats so precipitously cheap (in taste, although it cost the Philhar- that one part of the orchestra is left to monic money for added players) and un- scurry after the leader, dropping beats here necessary. and there at the end of measures, while The conductor took at least one other other choirs, newly entered on the fresh liberty with Tschaikowsky’s score which beat, run ahead by themselves. was in excellent taste. In the nineteenth The Amsterdam leader’s greatest skill, measure, where that ingenious cello and probably, is the infinite scale of dynamics viola sextet reaches a fortissimo, and enters which he is able to draw from his musi- a dialogue with the woodwinds, he used his cians. It is to this that the clarity of his en- entire cello and viola groups, instead of six sembles is due. There are few things more solo instrument (four cellos and two violas) thrilling in music than to observe the man- as the score indicates. ner in which he restrains a heavy brass pas- The addition of the extra instruments sage to the true mezzo-forte which the was done imperceptibly, however, and the composer intends while he draws out the strength attained was probably much near- more important melody which is being er to what the composer actually desired sung in lightly scored woodwinds. than the six instruments called for probably Nevertheless even Mr. Mengelberg’s would accomplish. heartiest admirers can feel little besides dis-

30 Mengelbergs orgelpartij in Tsjaikovski’s Ouverture 1812 Antonina Makarova

In dit artikel1 wordt getracht de motieven en, zo mogelijk, de redenen te begrijpen die Mengelberg ertoe brachten de uitvoering van Tsjaikovski’s ouverture Het jaar 1812 te veranderen in een vreemde show, zoals be- schreven in de hierboven geciteerde Ame- rikaanse recensie, die de dirigent op het verwijt van ongepastheid en smakeloosheid kwam te staan. Zoals de recensent schrijft, versterkte Mengelberg bij het concert in New York in 1925 in de finale de „onge- woon volmaakte” uitvoering van de van zichzelf al machtige en plechtige coda door de klank van het orgel en door de koper- blazers onverwacht te laten opstaan en te spelen met hun instrument omhoog ge- richt. De introductie van extra koperblazers wordt voorgeschreven door Tsjaikovski’s De Christus-Verlosserkathedraal in Moskou partituur zelf, waarin staat aangegeven derstellen, dat achter de genoemde tegen- „banda ad libitum”. Maar de klank van een spraak iets groters zit dan de willekeur of orgel in het kader van de concertuitvoering excentrieke grilligheid van een dirigent. van een orkestwerk is in tegenspraak met Het is niet exact bekend, wanneer en zowel de gedrukte noten van de componist waar Mengelberg op het idee kwam in de als met de traditie van de Russische symfo- Ouverture 1812 het orgel te introduceren, nische muziek als geheel. Een dirigent van maar het kan niet later zijn geweest dan in het niveau van Mengelberg moet dat gewe- 1925, zoals de onlangs teruggevonden ten hebben.2 We wagen daarom te veron- Amerikaanse recensie bewijst. Nederlandse recensenten vermelden geen „willekeur” in 1 De auteur dankt de redactie voor de mogelijk- heid Mengelbergs dirigeerpartituur van de ou- de instrumentatie bij de uitvoeringen van 3 verture Het jaar 1812 te bestuderen, en voor het 1916, 1921 en 1926. Tegelijkertijd be- ontcijferen van de daarin voorkomende hand- geschreven aantekeningen van Mengelberg. Leeuw, 2001; De ruiter op het witte paard voor 2 Mengelberg heeft niet meer de tijd mogen orkest en orgel, opgedragen aan Valeri Gergiev, meemaken waarin het orgel een vaste plaats in 2002) en andere avantgardecomponisten van de ging nemen in orkestpartituren van Alfred jaren zestig, de zogeheten ‘tweede golf’. Schnittke, Sofia Gubaidulina (Risonanza voor 3 WM 115, december 2015. Johan Maarsingh drie trompetten, vier trombones, orgel en zes wijst erop dat reacties op het klinken van het instrumenten, opgedragen aan Reinbert de orgel in de Nederlandse pers ontbreken en

31 Banda- en orgelpartij in de laatste maten (blz. 73–75) van de Ouverture 1812. Dirigeerpartituur nr. 754, Archief Willem Mengelberg, NMI/HGA schrijven contemporaine recensenten alle- Maarsingh heeft gelijk, wanneer hij bij maal het – naar hun mening – buitenge- het beschrijven van de grootse orgelklank wone klankvolume, dat Mengelberg in het in de laatste twintig seconden van het werk afsluitende deel van het werk bereikte. opmerkt dat ze „het plechtige karakter van De frase „Vanwege Mengelberg’s aller- deze ouverture benadrukt”. Hij wijst op de geweldigste forti” van Theo van der Bijl passage in de partituur waar Mengelberg kan natuurlijk overdreven lijken, maar in aan het orgel de aangehouden tonica-drie- alle recensies worden feiten en indrukken klanken in Es-groot toebedeelt, waardoor naar voren gebracht die de conclusie recht- het klankvolume verdubbeld wordt. vaardigen dat Mengelberg naar een eigen Waar hij dit beschouwt als een verwij- „akoestisch titanisme”4 streefde in de ou- zing naar de aanleiding voor het schrijven verture, die in dit opzicht zelfs het Poème van de ouverture – de inwijding van de d’extase van Skrjabin, dat hij tijdens hetzelf- Christus-Verlosserkathedraal in Moskou, de concert in 1921 uitvoerde, overtrof. zit hij op het juiste spoor, omdat de sleutel Wat bracht Mengelberg ertoe te zoeken tot de motivatie voor de wijzigingen van de naar een extra sterk akoestisch effect in de dirigent erin bestaat, dat het orgel in de coda van Tsjaikovski’s ouverture, een zoek- ouverture 1812 ook buiten de tonica Es- tocht die hem er uiteindelijk toe bracht de groot speelt. instrumentatie van de componist te veran- Mengelberg liet het orgel niet alleen het deren en een orgel toe te voegen? We mer- hierboven genoemde fragment meespelen, ken op, dat juist de variant met orgel is maar de hele partij van het militaire blaas- vereeuwigd in de grammofoonopname van orkest (de banda): in zijn dirigeerpartituur 1940, waarop ook Johan Maarsingh in WM heeft hij de inzet van het orgel aan het be- 115, p. 32v., wijst. gin van het slotgedeelte aangetekend. Dit koraalachtige thema is geen eigen vraagt zich af of de introductie ervan in de par- compositie van Tsjaikovski. Het is een vrij tituur speciaal voor de grammofoonopname van letterlijk citaat van het orthodoxe gezang het werk in 1940 gedaan kan zijn (t.a.p., p. 33). Spasi, Gospodi, ljudi tvoja (‘Red, Heer, Uw 4 Een term van Sergej Prokofjev, die hij ge- volk’), dat de benaming ‘Hymne voor het bruikte met betrekking tot zijn eigen muziek en Kruis en gebed voor het Vaderland’ draagt. waarmee hij doelt op het vergroten van het In sommige kerkdiensten wordt het gebed klankvolume (fffff) en op de dichtheid van de orkestratie. (Bijv. Tweede symfonie, eerste deel). als volgt uitgevoerd: de priester zingt lang-

32 zaam en plechtig de eerste frase (‘Red, logische manier overeen met het ‘onder- Heer, Uw volk’), daarna gaat het koor ver- werp’ van Tsjaikovski’s ouverture over de der, antwoordend uit naam van alle aanwe- oorlog van 1812, waarin Rusland de over- zigen (‘en zegen Uw bezit, schenk ons de winning behaalde op het Frankrijk van Na- poleon. Ook moet worden opgemerkt, dat de rite van de wijding van het water waarin het Kruis wordt ondergedompeld en het zingen van ‘Red, Heer, Uw volk’ niet alleen worden uitgevoerd tijdens feestelijke dien- sten op vastgestelde dagen van de kerkelij- ke kalender,6 maar ook een voorgeschreven onderdeel vormen van het ritueel van de inwijding van een kathedraal. Met gewijd water worden de plaatsen besprenkeld waar het Kruis zal worden opgesteld, de be- langrijkste steen, en tegelijk het fundament van het toekomstige kerkgebouw (wij her- inneren nogmaals aan de aanleiding voor overwinningen op onze vijanden en be- het schrijven van de ouverture 1812). 5 scherm Uw volk door Uw Kruis’). Dan Dit alles – de gedachte achter de tekst, dompelt de priester het kruis onder in een de godsdienstige tijd, de situatie, de liturgi- watervat om het te wijden. In andere geval- sche handelingen – kwam onmiddellijk in len zegent hij, nadat het koor het gehele het bewustzijn van de Russische tijdgeno- gebed heeft uitgevoerd, het volk met het ten van Tsjaikovski bij de eerste klanken Kruis ten teken van de eenheid van allen van het thema ‘Red, Heer, Uw volk’. Wij voor God. Het gebed voor de overwinning bezitten geen documentatie die erop duidt op de vijanden en de redding van het Va- dat Mengelberg bekend was met de bedoe- derland als het land van God stemt op een ling van het citaat, dat Tsjaikovski in de ou- verture had opgenomen. Maar zijn dirigeer- 5 Vertaald uit het Oudkerkslavisch: „Red, Heer, aantekeningen bij het eerste optreden van Uw volk / en zegen Uw erfdeel, / schenk de rechtgelovige christenen de overwinning op hun vijanden / en bescherm door Uw Kruis Uw 6 T.w. op de eerste dag van Mariahemelvaartvas- vorstendom” (d.w.z. het land, het volk en de ten, de feestdag van de Kruisprocessie (1/14 kerk). augustus).

33 ‘Red, Heer, Uw volk’ aan het begin van het van het gebed. De derde strofe van het werk laten zien, dat Mengelberg bijzonder gebed (zie het notenvoorbeeld op blz. 35) veel aandacht had voor de nuances van de luidde in de negentiende eeuw als volgt: articulatie en de frasering, zoals Tsjaikovski „Schenk overwinningen aan onze rechtge- die heel precies had vastgelegd in de parti- lovige keizer ... [naam] op zijn vijanden”. tuur in overeenstemming met de onuitge- sproken tekst van het gezang. Mengelberg schreef de gedrukte tekens voor dynamiek en articulatie, en de apostrofs die de gren- zen van de ‘tekstuele’ frasen aangeven er nog eens met de hand bij. Dit laat zien dat de melodie van het thema voor Mengel- berg niet voor zichzelf sprak en hij daarom scrupuleus het gedrukte notenbeeld volgde voor een correcte uitvoering van het Russi- sche koraal. Het enige verschil in de dyna- Verdubbeling van de solostrijkers in de allereerste maten mische tekens is dat Mengelberg in de eer- ste twintig maten Tsjaikovski’s mf verandert Sinds de revolutie van 1917 en de moord in p, en tegelijk het aantal spelende alten en op Nicolaas II wordt het gebed gezongen celli verdubbelt (zie afb.). Op deze manier op de tekst, die in het notenvoorbeeld verschilt het volume niet wezenlijk van wat staat. In de ouverture 1812 zou het logisch de componist bedoelde, terwijl het timbre zijn van de woorden „onze rechtgelovige meer compactheid en dichtheid verkrijgt, keizer Aleksandr Pavlovitsj (of Aleksandr en daardoor meer doet denken aan een Nikolajevitsj)” uit te gaan, omdat de eerste koorklank.7 Dit blijkt bijzonder duidelijk in over Rusland regeerde ten tijde van de oor- de twee eerste frasen (‘Red, Heer, Uw volk, log van 1812, en de tweede het 25-jarig en zegen Uw bezit’), waar Tsjaikovski het jubileum van zijn keizerschap vierde tege- meest precies is in het citeren van de mu- lijk met de inwijding van de Christus- ziek in overeenstemming met de tekst. Verlosserkathedraal, die gebouwd werd uit In de daaropvolgende frasen van het dankbaarheid aan God voor Zijn hulp bij koraal laat Tsjaikovski zelf de muziek niet de overwinning op Napoleon. Tegelijker- meer synchroon lopen met de woorden tijd maakt de hoeveelheid klinkers (noten) die Tsjaikovski in die strofe gebruikt, het 7 Vergelijk de laatste alinea van de Amerikaanse onmogelijk die strofe te zingen met de recensie uit 1925 op p. 30. naam van welke tsaar uit de negentiende

34 Het koraal ‘Red, Heer, Uw volk’ in de traditionele vierstemmige zetting eeuw dan ook. De muziek geeft de illusie geen citaat konden herkennen – op dezelf- van het uitspreken van een tekst. Mengel- de manier als een Russisch publiek geen berg bouwt een golf op die toeneemt van citaten uit protestantse koralen herkent in pp tot f, in plaats van een klein crescendo de muziek van Bach. Om die reden werd tot mf. Daardoor begint dit vredige verzoek het thema ‘Red, Heer, Uw volk’, dat aan te klinken als een hardnekkige eis om de het einde van de ouverture alleen door het overwinning. De dirigent permitteert zich koper, versterkt door extra blazers, wordt een wezenlijke verandering van de dyna- weergegeven, buiten Rusland gewoon op- miek, juist daar waar de componist zich gevat als grootse en plechtige muziek, on- vrijheid in de muzikale behandeling van het geveer van hetzelfde karakter als de in de citaat permitteert. ouverture hoorbare keizerlijke hymne Daarbij moet worden opgemerkt, dat ‘God, bescherm de tsaar’. Door het thema de meerderheid van de Nederlandse en ‘Red, Heer, Uw volk’ door het orgel te la- Amerikaanse luisteraars, die de concerten ten spelen, vertaalt Mengelberg de door van de dirigent bezochten, in het thema Tsjaikovski bedoelde gewijde betekenis van

35 Het koraal ‘Red, Heer, Uw volk’ in Tsjaikovski’s versie, met de door Mengelberg toegevoegde noten voor orgel de muziek – informatie, die Nederlandse bedekt en het lastig maakt het te horen in luisteraars moeilijk konden herkennen in de de opname van 1940 op het moment dat melodie – in een godsdienstig timbre. ‘Red, Heer, Uw volk’ wordt uitgevoerd. Mengelberg laat het orgel niet het mars- Paradoxaal genoeg is de toevoeging van het thema (partituur: blz. 67 vv., opname: orgel bij het laten klinken van het kerkelijke 13:59) spelen, maar uitsluitend het ‘Red, thema niet noodzakelijk voor het geluids- Heer, Uw volk’ (part. blz. 61–66, opname: niveau, omdat het instrument erg moeilijk 12:57) en de aangehouden Es-groot-ak- te horen is wanneer het thema wordt uit- koorden aan het slot (blz. 73–75, opname: gevoerd door het luid spelende orkest en 14:45), die in wezen ook een soort koraal de extra blazers, tegen de achtergrond van vormen. Dat is een extra aanwijzing voor klokgelui en geweerschoten. Naar ons idee de gedachte dat de dirigent het orgel als ge- is dat een extra argument voor de eerder wijd instrument behandelt, dat qua statuur symbolische dan akoestische reden voor niet bij militaire marsen hoort. het gebruik van het orgel. Zo beschouwd kan Mengelberg heel goede conceptuele redenen hebben gehad We zullen wellicht nooit weten om welke voor het wijzigen van de instrumentatie. reden precies Mengelberg het orgel toe- Behalve de aanduiding „Orgel” staat er bij voegde, en of hij dat bewust of intuitief het thema ‘Red, Heer, Uw volk’ nog een deed. Eén ding staat vast: door het veran- aantekening van de dirigent: „alle Holzblä- deren van het orkestrale timbre bij het ser D” (zie afbeelding volgende pagina). thema ‘Red, Heer, Uw volk’ heeft hij een Het standaard symfonieorkest kent geen letterlijke vertaling gerealiseerd van de Rus- enkel blaasinstrument in D, daarom moet sische religieuze connotatie in de taal van de opmerking betrekking hebben op het de Europese muziekcultuur. verdubbelen van de blazers. Daaruit volgt, dat Mengelberg de ‘banda’ (blaaskapel) niet Antonina Makarova doceert muziekgeschiedenis door het orgel verving, maar dat hij het aan het conservatorium van Jekaterinburg. Zij orgel hiermee samen liet spelen. Het is promoveerde in 2017 op een studie naar de mogelijk, dat juist het extra ensemble, zoals religieuze aspecten van Tsjaikovski’s opera’s De dat in New York door negen blazers werd maagd van Orleans en Iolanta. vertegenwoordigd, de klank van het orgel Vertaling: RdV

36 En andere eerste uitvoeringen van Kodály in Nederland De wereldpremière van Kodály’s De pauw

Amsterdam, Concertgebouw, donder- ze. Ongetwijfeld staan er dadelijk pakkende dag 23 november 1939. CGO o.l.v. gedeelten in, passages, die boeien door Mengelberg. rhythmische en harmonische vondsten De Telegraaf, 24 november 1939 (NMI) maar in het midden komt een inzinking, Willem Mengelberg, teruggekeerd van zijn een groot aantal maten waar Kodaly’s tech- reis naar Kopenhagen, bracht gisteren- niek hem de reddende hand moet bieden. avond Amsterdam in kennis met een nieuw Natuurlijk slaagde de Hongaarsche werk van den Hongaar Zoltan Kodály [...] meester er in, dank zij dat groote techni- Kodaly schreef boven zijn werk een op- sche vermogen om op niveau te blijven, dracht, aanvangende met de woorden: doch het neemt niet weg, dat in die gedeel- „Een late groet ter gelegenheid van het ten de kleur, het contrast en de soms frap- vijftigjarig jubileum”, waaruit men dus zien pante klank een zekere leegheid moeten kan, dat het stuk eigenlijk voor het jubile- bemantelen. Landré um-jaar was bedoeld. Als titel voert de compositie „Fölszálott a páva”, de begin- Algemeen Handelsblad, 24 november 1939 woorden van een Hongaarsch volkslied. [...] Zooals men zich ook dankbaar toonde Wat zijn vorm betreft, is het een inleiding voor de introductie van Kodály’s volkslied- met variaties en een finale. variaties, welke oorspronkelijk bestemd Met een zekere spanning werd de uit- waren voor de viering van het gouden jubi- voering van dit werk tegemoet gezien, om- leum (de partituur is aan Mengelberg en het dat men Kodaly hier kent als één der orkest opgedragen) en waarvan de uitvoe- groote talenten van dit tijdsgewricht. Zijn ring door verschillende omstandigheden Psalmus Hungaricus en zijn Hary Janos- werd vertraagd. Ook Kodály’s muziek Suite hebben hem zelfs een wereldnaam toont, men weet het, romantische trekken doen veroveren en dus was men uiteraard – daarvan geven deze variaties opnieuw algemeen benieuwd naar zijn laatste gees- blijk. Zij houden de aandacht meer vast teskind, speciaal omdat hij het aan Willem door de kleurige en zeer virtuoze orkestra- Mengelberg en het Concertgebouworkest tie, dan door de thematische verwerking opdroeg. van het materiaal, dat betrekkelijk geringe In zekeren zin is het dan ook jammer te modificaties ondergaat. Maar Kodály’s mu- moeten constateeren – voor zoover zulks ziek is onderhoudend en levendig, prachtig na één auditie mogelijk is – dat het oeuvre van klank, alleen wat heel lang uitgespon- het tegen de beide andere genoemde stuk- nen. Voor het orkest bood de partituur ken afleggen moet. Het geheel duurt wat intusschen een dankbare gelegenheid tot lang en de inhoud lijkt hier en daar wat arm ontplooiing van zijn coloristische eigen- aan inspiratie, een indruk, die niet wegge- schappen en inderdaad had men zich geen nomen kan worden een voortreffelijke or- betere introductie kunnen denken. kestbehandeling en een briljante schrijfwij- Lou van Strien

37 Nieuwe Rotterdamsche Courant, 24 november Den Haag, Gebouw voor K. en W., za- 1939 (NMI) terdag 25 november 1939. CGO o.l.v. Dat de noviteit van Kodaly niet zoo is in- Mengelberg. geslagen, als verwacht had kunnen worden, De Nieuwsbron, 27 november 1939 (NMI) lag niet uitsluitend aan het publiek; over Met noviteiten worden wij niet al te zeer het algemeen wordt de variatievorm door verwend. Des te meer gespannen zijn de weinigen geapprecieerd en dit was ditmaal verwachtingen, als het programma er een zeker het geval, nu er een thema met niet minder dan zestien variaties te hooren was, waarin uiteraard van een „groote lijn” geen sprake kon zijn. Na den „Psalmus Hunga- ricus” en de „Hary Janos”-suite brengt dit werk, dat „Fölszálott a páva” („De pauw is opgevlogen”) getiteld is, vrijwel geen muzi- kale vernieuwingen; het Hongaarsche lied- je, dat als thema fungeert, leent zich uitste- kend voor varieering en Kodaly heeft er dan ook een aantal boeiende stemmings- stukken uit te voorschijn gebracht, die hij met de hem eigen brillante instrumentatie- kunst in een uitermate fraai orchestraal gewaad heeft gehuld. De melodische gege- vens kenmerken zich weer door de typee- rend-Hongaarsche rhythmiek, welke inder- tijd den „Psalmus Hungaricus” zoo op- zienbarend deed zijn, en in de harmoniek is Kodaly niet boven de gematigd-moderne schrijfwijze uit gegaan, waarin hij zich altijd Zoltán Kodály (1882–1967) in 1930 van zijn radicaleren land- en tijdgenoot Bartók heeft onderscheiden. Wellicht dat vermeld, zooals Zaterdagavond. Maar tot deze kleurige, feestelijke muziek in een iet- onzen spijt hebben de variaties over een wat meer gespannen uitvoering dan die van Hongaarsch volkslied van Zoltan Kodaly, gisteravond door alle variaties heen kan waarvan de eerste uitvoering plaats had, blijven boeien; thans deed zich nu en dan ons niet overtuigd, dat zij het orkestreper- de lengte van dezen cyclus voelen, waar- toire bijzonder verrijkt hebben. Kodaly is door de pompeuze coda minder pakkend een zeer kundig componist en de structuur werd dan de componist zich zal hebben van dit nieuwe werk, dat hij schreef ter voorgesteld. In elk geval is een compositie gelegenheid van het vijftigjarig jubileum van Kodaly altijd de moeite waard en zoo van het Concertgebouw-Orkest, getuigt kan dan ook de herhaling van dit werk op daar ook van. Maar inspiratief is het verre het eerstvolgende ledenconcert van de So- van oorspronkelijk en hoewel wij volstrekt cieteit Harmonie met belangstellng tege- niet bang zijn voor origineele klanken, stelt moet worden gezien. dienaangaande deze compositie ons gehoor wel wat erg op de proef. De uitvoering stond op hoog peil, zij heeft deze variaties

38 ongetwijfeld in het beste licht gesteld. Het tum mitgeteilt. Da die Radiozeitungen jetzt we- warme succes zal dan ook wel de wederga- gen Papiermangel keine vollständigen Programme ve als zoodanig gegolden hebben. mitteilen, konnte ich es dort nicht finden, übri- gens vertraute ich darauf, daß man es mich wis- De Avondpost, 26 november 1939 (NMI) sen lässt. [...] Kodaly’s variaties over een Hongaarsch Dazu kommt es daß ich 2 Telegramme aus volkslied, getiteld: „Fölszálett a páva”. Ko- London erhielt, die beide es vorzüglich hörten daly componeerde ze voor het vijftigjarig und den Eindruck einer glänzenden Aufführung jubileum van het Concertgebouw-Orkest. hatten. Een huldigingsgeschenk dus. Hier geldt Es bleibt mir nichts übrig als Sie zu ersuchen, ook al weer: een gegeven paard mag men falls Sie noch Gelegenheit haben es mit Radio- niet in den bek kijken. Maar aangezien ik übertragung zu geben, mir doch ein Wort recht- mijn oordeel moet zeggen, zie ik mij wel zeitig zukommen zu lassen. verplicht over dit spreekwoord heen te Ich habe das Werk immer noch nicht drucken stappen. En zoo moet ik verklaren, dat het lassen, da ich es erst hören wollte. vreemde variaties zijn: een mengelmoes Nun hoffentlich gelingt es noch. Wir freuen van alles en nog wat, van Puccini, van Stra- uns Ihres Kommens, u. hoffen, daß kein Hin- vinsky, van Rimsky, van nog veel meer. Wij dernis dazwischen kommt. worden verplaatst in alle mogelijke sferen, Für Ihre Arbeit und Interesse bestens dan- tot Chineesche toe en de vaak rauwe klan- kend, mit freundlichsten Grüssen von uns beiden ken dragen niet bij tot een aesthetischen Ihr ergebener indruk. „Zoo iets moet je meer hooren”, Z. Kodaly hoorde ik iemand zeggen. Best mogelijk, maar erg verlangend ben ik er niet naar. Er Van deze uitvoering van De pauw is een waren vele „ingewijden” (?) in de zaal, want radio-opname bewaard gebleven, die in de aan succes heeft het deze compositie niet 10CD-box Willem Mengelberg Live | The Ra- ontbroken. dio Recordings van Q Disc is opgenomen. De komst van Mengelberg waar Kodály op In het Willem Mengelbergarchief van het doelt was diens gastoptreden in Budapest NMI/HGA bevindt zich de volgende brief op 18 januari 1940, met werken van J.Chr. van Kodály aan Mengelberg over de hier- Bach, Franck, Rachmaninov en Tsjai- boven beschreven allereerste uitvoering in kovski. Amsterdam. Amsterdam, Concertgebouw, zondag Budapest 28 juni 1931. Volksconcert. CGO o.l.v. 26 november [1939] Louis Arntzenius. Kodály: Dansen uit Marosszék (eerste uitvoering bij het Sehr geehrter und lieber Freund! CGO). Ihr liebenswürdiges Telegramm hat mir zu glei- Algemeen Handelsblad, 29 juni 1931 (KB) chen Teile Freude und Ärger gebracht. Wie ich Kodály verwerkt in zijn „Marosszéker Tän- mich auch freue, daß Sie und Ihre Musiker dem ze” Roemeensche en Hongaarsche the- Stücke einiges Interesse abgewinnen konnten, so ma’s. Op zichzelf zijn die thema’s wel ka- ärgerlich ist, daß ich es nicht hören konnte. rakteristiek, doch de verwerking ervan is Trotz wiederholte Versprechen hat mir das Se- vrijwel in een locale sfeer blijven steken; kretariat des Concertgebouw nicht das neue Da- Kodály heeft het materiaal niet in het al-

39 gemeene, het super-nationale opgeheven. maakt. De slotclimax is meesleepend, de Bovendien is de structuur tamelijk slap en bewerking der volksmelodieën mist echter verbrokkeld; zoo wordt het geheel mono- die spontaneïteit, die we van dezen com- toon, mist spanning en is au fond niet bijs- ponist gewend zijn en de wijze, waarop het ter belangrijk. Een en ander ging onder leiding van L. M. G. Arntzeni- Kodály us, die met een en ander – ook met de leiding der uitvoering van Debussy’s „Ibéria” en Ra- t Marosszék vel’s „La Valse” – zeer geest- driftig succes behaalde.

Herman Rutters áry Jánossuite

Dirigent Concert voor orkest Dansen uit Galánta Dansen ui De pauw H Psalmus hungaricus Te Deum Totaal De Tijd, 30 juni 1931 (KB) Arends 4 4 Wat Kodaly betreft: deze Hon- Arntzenius 1 1 gaarsche auteur heeft in Am- v. Beinum 7 6 1 14 sterdam blijkbaar zijn beste Doráti 1 5 2 8 troef uitgespeeld met den Psal- Fricsay 3 3 6 mus Hongaricus, want in deze v.d. Horst 5 Tänze zijn originaliteit en span- 5 ning ver te zoeken. Jordans 1 1 Theo van der Bijl Kodály 2 2 Mengelberg 3 5 5 13 Het Volk, 29 juni 1931 (KB) v. Raalte 1 1 De ironie van het lot wil, dat de Tierie 2 2 heer L. M. G. Arntzenius, die Totaal 7 11 2 10 17 9 1 57 als muziekcriticus in het dag- blad „De Telegraaf” herhaalde- Uitvoeringen door het CGO in Nederland in de periode 1927–1959 lijk getuigde van zijn artistocra- tische voorkeuren en zijn te- – op zichzelf zeer indrukwekkende – lang- genzin tegen alle democratiseerings- zame hoofdthema bij herhaling wordt ge- tendenzen, als dirigent van het Concert- bracht, maakt een te opzettelijken indruk. gebouworkest tot nu toe alleen optrad op Intusschen heeft de heer Arntzenius volksconcerten. het met volle overgave geïntroduceerd. Er Evenals verleden jaar, is het hem ook zit in zijn directie nog iets krampachtigs, ditmaal gelukt een belangwekkend pro- dat men aan gebrek aan routine zou kun- gramma samen te stellen. [...] Na de pauze nen wijten. Doch het is muzikaal be- waren we in het rijk van den dans: Oost- heerscht en werd door een vrij talrijk pu- Europeesche dansen inspireerden den bliek zeer gewaardeerd. Paul Sanders Hongaar Zoltan Kodály tot zijn „Maross- zéker Tänze” (de rivier de Maros stroomt Amsterdam, Concertgebouw, donder- door Hongarije en Roemenië). [...] dag 13 december 1934. CGO o.l.v. Een overtuigenden indruk heeft het Mengelberg. Kodály: Dansen uit Galán- werk bij deze eerste uitvoering niet ge- ta (eerste uitvoering bij het CGO).

40 De Gooi- en Eemlander, 14 december 1934 blijkbaar een reden om zich gedurende het Met de „Dansen uit Galanta” (eerste uit- laatste nummer te verwijderen – werd met voering) van Zoltan Kodaly werd het – te een noviteit besloten: de uitvoering van lange – programma besloten. Een serie Zoltan Kodály’s Dansen uit „Galanta”. [...] dansen heeft de bekende folklorist los sa- Aan deze noviteit, welke men heel moeilijk mengevoegd. Beginnend met een dans in als een aanwinst van het répertoire kon langzaam tempo, stijgt het tempo voortdu- beschouwen, schonk Mengelberg heel den rend, en de laatste der dansen eindigt in gloed van zijn suggestieve directie. Het een woesten Czardas. Gloedvolle en mee- orkest speelde de klankrijke partituur met vreugde, de clari- nettist nam hierin revanche door een bij uitstek virtuoos spel. Het program- ma wijdde bijna 3½, zegge en schrijve drie en een halve pagina aan Kodály’s werk; aangaande Oda Slobodskaja, voor Deel van de titelpagina van Galántai táncok (Dansen uit Galánta) met opdracht van velen een nieuwe Kodály aan Mengelberg. Archief Willem Mengelberg, nr. 374, NMI/HGA verschijning op dit podium, vond sleepende muziek, in fel coloriet, die door men geen woord. Wel kon men er in lezen: Mengelberg blijkbaar met voorliefde werd „Beethoven was een vriend van de Na- gedirigeerd en welke ook bij het publiek tuur”. Deze sensationeele mededeeling trok zeer insloeg. Een nummer, om spoedig nog buitengewoon sterk de aandacht, in de eens te hooren! H.F. Kernkamp pauze werd over niets anders gesproken...

Algemeen Handelsblad, 14 december 1934 Amsterdam, Concertgebouw, donder- Het geheel lijkt voor ons misschien wat dag 8 mei 1941. CGO o.l.v. Van Bei- lang uitgesponnen, maar bevat overigens num. Kodály: Te Deum (eerste uitvoe- een rijkdom van mooie muziek, rijk door ring bij het CGO). verscheidenheid van kleur, van rhythme, Algemeen Handelsblad, 9 mei 1941 (KB) van stemming; Hongaarsch met een ro- Ook de kennismaking met Zoltán Kodály’s mantisch-gevoeligen inslag, zonder de felle, „Budavéri Te Deum” is voor velen zeer wilde accenten, die men b.v. bij Kodály’s zeker een verheugende ervaring geworden. landgenoot Bartók vindt. Men verwacht hier, bij den hymnischen Herman Rutters tekst, natuurlijk een geheel ander accent dan bij een Mis, maar zelfs de mystiek, De Telegraaf, 14 december 1934 (KB) welke bijvoorbeeld Diepenbrock in zijn Het concert, dat eerst tegen ruim kwart „Te Deum” laat hooren, ontbreekt hier voor elf eindigde – sommigen zagen daarin geheel. Alles is hier, conform de aanleiding

41 tot het schrijven van deze muziek, gestemd kunsten laat schieten en een langzame mi- op een feestelijke diapason en de anticli- neurmelodie begint, een lied waarop hij zo maxen dienen enkel om het hymnische des verliefd wordt dat hij er variant na variant te sterker te accentueeren. Kodály concen- op maakt om het dus doende met een treert zich daarbij ook voornamelijk op den ontwapenende pathetiek tot een apotheose klank, op het coloriet, meer dan op tekst- te voeren. Dan pas gaat hij weer door met détail. Maar des ondanks is het een mees- de symphonische kunst en daardoor ont- terwerk, persoonlijk en rijk van inhoud, staat een contrastwerking, die weliswaar sterk van bouw en vooral meesleepend niets minder is dan een stylistische breuk, door de krachtige stuwing en door den maar die nu juist het vakmatige van de brandenden gloed van vocale en instru- snelle bewegingen zo gelukkig mild maakt. mentale pracht; het eigene, dat zich vooral Leo Hanekroot in de uit de woorddeclamatie gegroeide thematiek openbaart, heeft een heel bij- Het Parool, 17 oktober 1952 (KB) zondere bekoring. Ook een werk, dat niet Zoltan Kodály schreef zijn „Concert voor voor langen tijd in de bibliotheek behoeft Orkest”, dat Woensdag- en gisteravond te verdwijnen. zijn Amsterdamse première beleefde in het En het was een magistrale uitvoering, Concertgebouw, in 1941 in opdracht van indrukwekkend door vaart en spanning, het Chicago Symphony Orchestra. Het is door fraaien, bezielden en rijk geschakeer- een eendelig werk, dat beschouwd zou den klank van het nauwgesloten en toch kunnen worden als een sonate-vorm – met vrij, spontaan en buigzaam musicerend zijn twee contrasterende thema’s, doorwer- ensemble. Bijzonderen indruk maakte het king en terugkeer –, ware het niet dat deze teer-uitklinkend slot, dat niet zoozeer door ontwikkeling in het midden wordt onder- het contrast dan wel door den diepen zin broken door een Largo van een zo afzon- ontroerend werkt — „in te, Domine, spe- derlijk, eigen karakter dat als eind-impressie ravi, non confundar in aeternum”. toch weer een driedeligheid overblijft. [...] Herman Rutters Het grote bezwaar van iedere eerste uitvoering is altijd weer dat de toehoorder Amsterdam, Concertgebouw, woens- geen overzicht heeft over de verhouding dag 15 oktober 1952. CGO o.l.v. Van der afmetingen. Omdat men niet, als bij Beinum. Kodály: Concert voor orkest architectuur of beeldende kunst, onmiddel- (eerste uitvoering bij het CGO). lijk een overzicht heeft van het geheel. Zo De Tijd, 17 oktober 1952 (KB) werkt in deze compositie de terugkomst Kodaly’s muziek maakt nooit de indruk, van de Largobeweging bij een eerste aan- dat men te doen heeft met gewichtig werk. horen als een teveel (te lang) omdat men Hij heeft zo weinig andere pretentie dan dan nog niet weet dat het stuk bijna uit is. goede muziek te zijn, en dit is ook zo met Kent men het geheel, dan werkt deze her- dit eendelige orkestconcert. Het gaat wer- haling juist uitstekend. Alleen reeds om kelijk niet diep, er is beslist geen visioennai- zulke waarnemingen zou men een nieuw re geest in aan ’t werk, maar het is zo vitaal, werk graag binnen korte tijd twee keer wil- zo brillant, zo voortreffelijk gemaakt en het len horen. De uitvoering door het Concert- heeft zulke allerplezierigste vondsten, gebouworkest onder leiding van Eduard waarvan de aardigste wel is, dat Kodaly van Beinum was bijzonder mooi. midden in zijn symphonische satz al zijn Bertus van Lier

42 Arthur Honegger (1892–1955)

Arthur Honegger werd 125 jaar geleden geboren. Mengelberg heeft met het Con- certgebouworkest nooit iets van hem uitge- voerd, maar wel één keer met de New York Philharmonic: The Tempest in 1926. In datzelfde jaar zette Pierre Monteux als eer- ste de componist bij het Concertgebouw- orkest op het programma, met Pacific 231. Monteux introduceerde in Amsterdam ook het Celloconcert, in 1933. Honegger kwam zelf in januari 1942 in het Concertgebouw drie eigen composities dirigeren: Concertino (waarvan Monteux in 1927 de eerste Am- sterdamse uitvoering had gegeven), Pastora- le d’été (waarvan Van Beinum in 1933 de eerste Amsterdamse uitvoering had gege- ven) en zijn Eerste symfonie. Zijn volgen- de drie symfoniën werden in Amsterdam door Charles Münch geïntroduceerd. Van Beinum introduceerde in 1952 La danse des morts, Rafael Kubelík in 1954 de Vijfde Arthur Honegger Bibliothèque Nationale de France symfonie, Henri Arends in 1956 Une cantate the assembled patrons to Arthur Honeg- de Noël. We laten hieronder van een aantal ger’s “prelude” to Shakespeare’s drama van de genoemde premières besprekingen “The Tempest,” Igor Stravinsky’s “Two volgen. Suites for Small Orchestra” (“Huit Pieces Enfantines”), and Alfred Casella’s suite New York, Carnegie Hall, donderdag 4 from “La Giara” (with Charles Stratton as en vrijdag 5 november 1926. New York the tenor singer). [...] Philharmonic Orchestra o.l.v. Willem Honegger’s “prelude” is really no pre- Mengelberg. Honegger: The Tempest. lude at all, but the storm music that ac- New York Telegraph and Mail, 5 november companies action and dialogue in the first 1926 scene of Shakespeare’s play. In the theatre Willem of Orange took another long stride it doubtless serves it purpose admirably, last night toward the goal he seems to cov- and at moments it certainly stirs up the et of world’s worst program-maker. Before very deuce of a row. But it is music of the the intermission of the 2099th concert of theatre and nothing else. The only conceiv- the Philharmonic Society, in Carnegie Hall, able excuse for performing it in the concert Mr. Mengelberg, from Amsterdam, treated room is the interest that just now exists in

43 anything, no matter what, from the pen of of the concert to the piece de resistance, the composer of “Pacific 231” and “Le Roi which is, of course, an established sym- David.” phony. It would be a good thing if every It was received by yesterday’s audience orchestra leader did likewise. For one with faint applause, which grow somewhat thing, those who like only new music could in strength after a few indignant but inef- depart after their half of the program, and fectual hisses had been heard. This was the those who don’t could linger over their first performance of the work in New dinner and arrive in time for their share. York. Mr. Gilman in his program notes For another, Mr. Mengelberg’s new plan informs us that M. Honegger composed elevates the intermission to something the incidental music for “The Tempest” in more than a short respite to gossip and February, 1923, for a production at the smoke. The few minutes of air and silence Paris Odeon. Pitts Sanborn can now be utilized to clear the brain and properly prepare it for the reception of a New Yorker Staatszeitung, 6 november 1926 musical masterpiece. Das gestrige, gut besuchte Konzert der [...] The Honegger piece is just one Philharmoniker in Carnegie Hall war in des more of those etudes in cacophony which Programmes erster Hälfte der Moderne modern composers tear off between cock- eingeräumt. Modern im extremsten Sinne tail time and dinner, and it must be said for war aber nur die Honegger’sche „Sturm“- last night’s audience that its cool reception Musik, die, angeblich als Vorspiel zum of the opus may be taken as an indication Shakespeare’schen Stücke gedacht, eigent- that the Philharmonic customers are get- lich nur eine melodramatische Illustrierung ting wise to the game. der eigentlichen Sturmszene, bezie- Samuel Chotzinoff hungsweise des Unterganges des Schiffes, ist. Diese Ausbrüche moderner Kakopho- New York Evening Post, 6 november 1926 nie hätte schließlich zu jedem Sturm ge- Honegger’s turbulent prelude to Shake- paßt; sicherlich schmeckte er bedenklich speare’s drama, “The Tempest,” was not nach dem Kino. Drastisch effektvoll und well placed at the beginning of the pro- lärmend ist die Sache sicher, doch steht sie gram. It was too violent. On a sea voyage nicht auf der Höhe der übrigen Werke des we feel rough weather less acutely if it oc- französischen Meisters, denn sie strahlt, als curs after we have “gotten our sea legs.” reine Tonmalerei, viel Technik, aber wenig Yesterday the tempestuous tone masses Geist aus. which Honegger hurls about with a bril- Nach dem mäßigen Eindruck und dem liant mastery in writing and orchestration, mäßigem Beifall, den diese Komposition but with a rather too obviously descriptive fand, wirkte der Neutöner Strawinsky als quality, hit the audience between the eyes Befreiung. and apparently stunned it. The end of the piece was followed by a dead silence which New York World, 5 november 1926 was only broken when Mr. Mengelberg Mr. Mengelberg made a departure from the turned and looked out over the auditorium usual program arrangement at the Philhar- with an amused quizzical smile, upon monic concert at Carnegie Hall last night which a polite (very small) minority feebly by lumping all the new music in the first put the palms of its hands together. half of the evening and giving over the rest Olga Samaroff

44 Algemeen Handelsblad, 14 januari 1942 KB

Amsterdam, Concertgebouw, zondag 13 moeilikheid. Hij kon het werk niet vervol- juni 1926. CGO o.l.v. Pierre Monteux. gen, zoals hij begonnen was, zonder gevaar Volksconcert. Honegger : Pacific 231. te lopen een muzikale realistiese illustratie Het volk, 14 juni 1926 (KB) te geven van het geraas en de rithmen van Men was door deze muziek enigszins ver- een in vaart komende en op volle gang bijsterd. Niet geheel ten onrechte. Ze be- voortsnellende lokomotief. Van de objek- gint met een soort impressie, van het ge- tieve indruk, waarmede hij inzette, ging hij raas onder de overkapping van een station, – om dat gevaar te ontlopen – over in een waar een moderne lokomotief, gereed voor subjektieve. En daar weet hij ons al spoedig vertrek, staat te puffen. Langzaam zet het niet meer te overtuigen. Een ogenblik weet gevaarte zich in beweging. Deze eerste hij ons door sterke rithmiese spanningen bladzijden van de partituur zijn buitenge- de illusie van opwindend geraas en snelheid woon knap geschreven. Maar ze houden te geven. Maar hij kan het niet volhouden. beloften in, die helaas niet vervuld worden. Paul F. Sanders De komponist stond voor een zeer grote

45 Amsterdam, Concertgebouw, donder- dag 30 november 1933. CGO o.l.v. Edu- ard van Beinum. Honegger: Pastorale d’été. Het Volk, 1 december 1933 (KB) Na de pauze gaf Van Beinum een gevoelige uitvoering van een klein symphonisch ge- dicht, „Pastorale d’été” van Arthur Honeg- ger, dat hiermede voor de eerste maal op een Concertgebouwprogramma verscheen, maar reeds in 1923 door Evert Cornelis met het U.S.O. in dezelfde zaal op een Kunstkring-concert gespeeld werd. Het is een doorzichtig, fijn stemmingsstuk, geheel Fransch, zoowel in den klank als in den geest, dat echter geen juist beeld geeft van den lateren ontwikkelingsgang van den componist. Paul Sanders

Amsterdam, Concertgebouw, donder- dag 15 januari 1942. CGO o.l.v. Arthur Honegger. Honegger: Eerste symfonie; Pastorale d’été; Concertino. M.m.v. Franz Josef Hirt, piano

Algemeen Handelsblad, 16 januari 1942 KB Amsterdam, Concertgebouw, woens- dag 20 en donderdag 21 november 1946. CGO o.l.v. Charles Münch. Honegger: Tweede symfonie. Het Parool, 22 november 1946 (KB)

46 Charles Munch staat opnieuw als gastdiri- ningsfanfare, waarvoor Honegger de hulp gent voor het Concertgebouworkest en inriep van drie glorieuze trompetten, die evenals in het vorige seizoen stelt hij ons hier door hun plotseling optreden van een voor andere muzikale opvattingen en wijze ongewoon sterke werking zijn. P. P. van interpretatie dan waaraan wij gewend zijn. Zij kenmerken zich door uitbundig- Amsterdam, Concertgebouw, woens- heid en sterke accentueering van het uiter- dag 3 en donderdag 4 februari 1954. lijk effect. De muziek lijkt meer middel dan CGO o.l.v. Rafael Kubelík. Honegger: doel, het beschouwende element ontbreekt, Vijfde symfonie. aan vorm en inhoud schijnt minder waarde De Tijd, 5 februari 1954 (KB) te worden gehecht dan aan vaart en klank. [...] muzikale logica is de sterkste kwaliteit [...] Arthur Honeg- van Honegger’s Vijfde ger schreef zijn tweede Symphonie. Muzikale symphonie [...] voor logica gepaard aan een klein ensemble uiterst samengebalde van strijkers en trom- vormgeving, meester- pet. Munch gebruikte lijk van ambachtelijke het volle strijkersappa- factuur, zoals dit res- raat en liet het koraal pectabele maar moei- aan het slot door drie zame talent, dat van de trompetten aanheffen. Muzen zo weinig heeft Die pompeusheid past cadeau gekregen, in kwalijk bij den opzet zijn beste momenten van dit werk, waarvan weet te realiseren. de indruk mede ge- Men aarzelt om op schaad werd door di- een werk, dat zozeer verse ongelijkheden bij zich kenmerkt door de uitvoering. ongenadige klank, Paul Sanders door gedrongen, knoestige structuur, De Volkskrant, 22 no- Arthur Honegger door rigoureuze con- vember 1946 (KB) trapunctiek en algehele Honegger’s 2de Symphonie voor strijkor- resignatie ten opziche van vreugde en kest mist uiterlijk bijna elke gewaagdheid, charme het woord „gelukkig” toe te pas- maar het bleek een werk te zijn van zo’n sen. Nochtans is deze Vijfde Symphonie sterk aansprekend karakter, dat het in ieder een gelukkig werk in die zin, dat het Ho- opzicht „met beide benen” op onze heden- negger in zijn beste eigenschappen typeert. daagse grond staat. In het 1ste deel worstelt Hij is geen rijk begaafd melodicus, maar hij het tweede thema in nerveuse poging, tot is wel een groot componist. Wat hij hier in opklaring tevergeefs met de grauwe mo- kort bestek heeft gecomponeerd aan ge- notone dreiging van het hoofdthema, compliceerde en toch in wezen eenvoudige waarna de warm-menselijke cantilene van vormgeving, aan hevig spannende stem- en het Adagio als een weldadige troost op- klankcomplexen is in hoge mate indruk- doemt. Het laatste deel ademt strijd en op- wekkend. Leo Hanekroot standigheid, doch eindigt in een overwin-

47 Darius Milhaud (1892–1974) en zijn Le Carnaval d’Aix

Milhaud’s Le Carnaval d’Aix voor piano en orkest kreeg zijn wereldpremière onder leiding van Willem Mengelberg in decem- ber 1926 in New York, met de componist aan de vleugel. Milhaud had het speciaal geschreven voor zijn Amerikaanse tournee. [1926] 10 Boulevard de Clichy Paris Mon cher maitre Je dois aller à New York fin Décembre ou de- but Janvier. A mon dernier voyage là bas, vous m’avez si gentiment proposé de demander mon engagement à la Philharmonique que je n’hésite pas à vous le rappeler. Croyez-vous possible que je puisse dans un de vos concerts diriger une de mes oeuvres d’orchestre? Un engagement de cette importance me ferait un si grand plaisir. Veuillez présenter mes respectueux hommages à Madame Mengelberg et croire à mon fidèle dé- vouement Foto gemaakt in het Concertgebouw op 30 november 1923, door Milhaud gesigneerd. Hij speelde op 2 decem- Darius Milhaud ber zijn Ballade voor piano en orkest, onder Mengelberg. New York, Carnegie Hall, donderdag 9 ness for the entire orchestra, including re- december 1926. New York Philharmon- markable and florid solos for the tuba. ic o.l.v. Mengelberg. Milhaud: Le Car- [...] There was also a decorated polka naval d’Aix op. 83b (wereldpremière), which had the true spirit of the dance and m.m.v. Darius Milhaud, piano. something more than a mere suggestion of New York Sun, 10 december 1926 (NMI) the carnival mood. On the whole this un- M. Milhaud’s suite was prepared from his important trifle of a suite was heard with “ballet chanté” entitled “Salade” produced passing pleasure. It made no pretense at in Paris in June, 1924, and was played last importance, and was good in its kind. M. evening for the first time anywhere. It is Milhaud sat at the piano performing with not a work intended for the glorification of evident gusto. He plays like a composer. a piano virtuoso since the piano part is They are seldom in the Rachmaninoff merely an obbligato of prominence in a class. The orchestra contributed a compe- composition which provides much busi- tent share to the proceedings.

48 New York Herald Tribune, 10 december 1926 two dances, a Chaconne and Rigaudon, (NMI) from Monsigny’s “Aline, Reine de Mr. Darius Milhaud, the distinguished Golconde,” arranged by Gevaert, which French composer-pianist, was the soloist Mr. Mengelberg played here at a National of the Philharmonic Society’s 2,120th con- Symphony Orchestra concert in 1921; and cert last night at Carnegie Hall. He ap- Beethoven’s “Pastoral” Symphony. peared both as pianist and as composer, performing the solo part in a new work by New York Evening Journal, 10 december himself, entitled “Le Carnaval d’Aix.” This 1926 (NMI) is a suite of twelve morceaux, for piano For his American tour, but more specifical- and orchestra, composed especially for Mr. ly for this concert, he had prepared a piece Milhaud’s current American tour, and per- of music with a piano part lugged in by the formed last night for the first time any- ears so he might play it; and it was music where. that any fifth-rate American composer [...] The music of the “Carnival d’Aix,” would have thrown into the waste basket says the composer in a comment quoted in when he had finished it. Only he would the program notes, “aims merely at a gay never have finished it. and vivacious treatment of the ideas sug- It was called “Le carnival d’Aix” (why gested by the subject.” “Aix” the Lord only knows) and it consist- He has achieved precisely that effect. ed of a suite from a ballet called “Salade,” His music is gay, and it is vivacious. It is done a couple of years ago in Paris. The also an ingenious and entertaining piece of greater part of it was as cheap and vulgar craftsmanship, employing resourcefully a music as we have heard in a concert room variety of dance rhythms, treated with – quite the shoddiest we believe we have scarcely any of the harmonic acerbity for ever heard there. And what wasn’t down- which Mr. Milhaud - once the leader of the right common was merely commonplace. “Groupe des Six,” and an accomplished The only thing in it that was worth the polytonalist - is justly celebrated. Certain of effort of performance was a tango and the movements have charm and piquancy Monsieur Milhaud’s invention had about as and fancy [...] but the piece as a whole is a much to do with this as though he had bit too long for its musical content, and orchestrated “Yankee Doodle.” would benefit if two or three of the The rest of the Philharmonic pro- movements which are a trifle heavy-handed gramme fortunately had nothing to do with were omitted. Monsieur Milhaud. It consisted of the Mr. Milhaud played the piano part with overture to Lalo’s “Le roi d’Ys”; two danc- that unassuming competence and complete es, a chaconne and rigaudon, from Monsi- absorption which are characteristic of him. gny’s “Aline,” arranged by Gevaert - rather The suite was several times punctuated by pretty music that Mr. Mengelberg didn’t applause, and at its close Mr. Milhaud was get much out of – and Beethoven’s “Pasto- enthusiastically recalled. Mr. Mengelberg ral” symphony. provided spirited accompaniment. Beethoven and Milhaud on the same The orchestra’s contribution to the programme was a joke, but this joke was program, aside from its share in the suite not on the Philharmonic; nor, to make the consisted of Lalo’s Overture to “Le Roi matter quite clear, on Beethoven. d’Ys” (which shows its age distressingly); Irving Weil

49 Na de uitvoering in New York schreef Amsterdam, Concertgebouw, donder- Milhaud aan Mengelberg de volgende brief. dag 12 juli 1928. CGO o.l.v. Cornelis Mon cher Maitre. Dopper: Le Carnaval d’Aix m.m.v. Da- Je veux encore vous remercier pour la magni- rius Milhaud; Saudades do Brasil, o.l.v. fique interpretation que vous avez donnée de mon de componist. Carnaval d’Aix. Quelle immense joie de travail- De Telegraaf, 13 juli 1928 (KB) ler avec moi. De “Carnaval” behoort tot ’t beste wat hij Voulez vous etre assez aimable pour trans- aan muzikale luchtigheid en humor schreef, mettre mes remerciements à tous les musiciens de en is – hoewel misschien wat lang en wat te votre admirable orchestre! overdadig door zijn volle dozijn deelen – Presentez mes respectueux hommage à Ma- een uitgezochte reeks van plastische en dame Mengelberg et croyez moi votre fidèle vlotte schetsen, terwijl de reeks van dansen Milhaud een der meest curieuze voorbeelden is van ’s componisten harmonische systemen en Op zaterdag 18 februari 1928 zou Milhaud van zijn inderdaad brillant instrumentatie- het stuk in Amsterdam komen spelen, maar talent. Louis Arntzenius moest tien dagen tevoren afzeggen vanwe- ge griep en een verstuikte voet: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 13 juli 1928 (KB) De medewerking van Darius Milhaud Mon cher Maitre aan het zevende concert van den Internati- Je veux vous dire combien je suis désolé de ne onalen Cyclus was aanleiding tot de intro- pouvoir venir jouer mon Carnaval d’Aix avec ductie van eenige noviteiten, waarbij de vous. J’ai gardé de la première audition avec vous begaafde toondichter onderscheidenlijk als à New York un si merveilleux souvenir. C’est pianist en als dirigent is opgetreden. Als un double chagrin pour moi, car c’est une telle fête pianist met Le Carnaval d’Aix, dat reeds in lorsque je viens en Hollande. den afgelopen winter onder leiding van Je viens d’avoir une forte grippe avec angine Mengelberg zou worden ten gehoore ge- qui se termine par une malencontreuse entorse qui bracht, maar toen wegens ziekte van den m’immobilise complètement depuis hier. componist moest worden uitgesteld. Wij J’espere beaucoup que l’année prochaine vous hebben indertijd de eerste uitvoering van me demandez de venir jouer le Carnaval. Cela deze Fantaisie voor piano en orkest te New me consolera de ce facheux contretemps. Dites York van Milhaud onder de directie van aussi à Rudi Mengelberg tous mes regrets pour le Mengelberg gehoord en bij die gelegenheid concert du 18. van deze suite, welke uit het geestige ballet Mes hommages à Madame Mengelberg. „Salade” is getrokken, een prettigen indruk Croyez moi, mon cher Maitre, votre bien fidèle ontvangen. De Suite is samengesteld uit Milhaud een reeks petits riens, over het algemeen van zéér bijzondere bekoring. Luchtig, Mengelberg heeft die dag in plaats van het sprankelend en toch weer zeer scherp ge- werk van Milhaud het tweede pianoconcert styleerd. De titels, voor het grootste gedeel- van Saint-Saëns uitgevoerd, met Mischa te ontleend aan de oude Italiaansche co- Levitzki. Milhaud kwam Le Carnaval d’Aix medie, geven het karakter der verschillende in juli alsnog in Amsterdam introduceren, onderdeelen raak aan. Twee fragmenten, maar dan onder Dopper. Mengelberg zat Le capitaine Cartuccia, en een tango, be- op dat moment in Zwitserland. doeld als Souvenir de Rio, zijn heel opmer-

50 kelijk en met veel zwier én kleur geïnstru- menig beter werk. Het is duidelijk dat men menteerd. Met de vertolking hebben de hier met een oorspronkelijk voor het too- componist en het orkest onder Doppers neel gedachte muziek te doen heeft. In leiding veel eer ingelegd. dezen absoluten vorm, als orkeststuk, vol- doet het noch in bouw, noch wat den in- houd en zelfs niet geheel wat den klank betreft, al ligt hier de sterkste kant dezer compositie. Zoo bleef dus alleen de indruk van de voortreffelijke uitvoering. Paul Sanders

Haarlem, Bachconcert, 13 maart 1933. CGO o.l.v. Pierre Monteux. Le Carna- val d’Aix m.m.v. Darius Milhaud. Haarlem’s Dagblad, 14 maart 1933 (NHA) Milhaud’s „Carnaval d’Aix” moge den titel „Fantaisie pour piano et orchestre” niet rechtvaardigen, opeenvolging van een do- zijn losse stukjes met een obligate, maar niet bepaald solistische pianopartij als het is: amusant zijn de beelden die de compo- nist van het carnavalgedoe in zijn geboor- teplaats (Aix-en-Provence) geeft, zeker wel. Deftig of gekuischt gaat het daar blijkbaar Milhaud in 1926 niet toe; een kermisstemming overweegt. Maar zou dat reden moeten zijn om zulke Daarna dirigeerde Milhaud, die buiten- muziek van onze concertprogramma’s te gewoon hartelijk, geestdriftig zelfs, is toe- verbannen? Men verwijdert toch ook niet gejuicht, eenige dansen uit de reeks Sauda- de Jan Steen’s uit onze musea of „La Ker- des do Brazil, van welke vele reeds be- messe” van Rubens uit het Louvre! En kendheid hebben verworven uit de vertol- Strawinsky’s „Petrouchka”-Suite, die ook kingen voor piano in de kleine zaal. De kermisscènes schildert is een repertoire- stukken zijn met veel smaak in een orke- nummer van de allereerste orkesten. straal gewaad gestoken en zijn een treffend Hoofdzaak is: „hoe heeft de componist specimen van het krachtig ontwikkeld beel- zijn onderwerp behandeld?” Dat Milhaud dend vermogen van den componist. het m.i. amusant gedaan heeft, zeide ik zooeven reeds; dat trivialiteit bij het thema- Amsterdam, Concertgebouw, donder- tische materieel overweegt kan ons, gezien dag 9 maart 1933. CGO o.l.v. Pierre het onderwerp, niet verwonderen. [...] Wat Monteux. Le Carnaval d’Aix m.m.v. mij betreft: „mooi” vond ik de Suite niet, Darius Milhaud. maar wel teekenachtig en ik zou er niets Het volk, 10 maart 1933 (KB) tegen hebben om ze nog eens te horen. Een groote teleurstelling werd de fantasie K. de Jong voor piano en orkest „Carnaval d’Aix” van Milhaud. Wij kennen van deze componist

51 Andor Foldes (1913–1992)

De pianist Andor Foldes (Hongaars: Föl- des), die 25 jaar geleden overleed, werd in 1913 geboren in Budapest. Hij kreeg al vroeg les van zijn moeder en maakte op achtjarige leeftijd zijn debuut bij het Phil- harmonisch orkest van zijn geboortestad, met een pianoconcert van Mozart. Hij was vijftien jaar oud toen hij kennismaakte met de beroemde pianist (1862–1942) toen deze in Budapest optrad, en hij iets voor hem moest spelen. Foldes koos voor Bach-Busoni, Schubert en Bar- tók. Toen hij klaar was, kuste Sauer hem op zijn voorhoofd en zei: „Mein Sohn, als ich sechzehn Jahre alt war, kam ich zu Liszt, der mich als meinen Schüler aufnahm und mich bei der ersten Begegnung küßte. Dann erzählte er mir, daß er 1822, als Elfjähriger, Beethoven vorgespielt und von ihm einen Kuß erhalten hatte. Diesen Kuß habe ich dir nun weitergegeben, und falls du, wenn du so alt sein wirst wie ich, einen jungen Andor Foldes, ca. 1941 Pianisten findest, den du für sehr talentiert hältst, rompelende en gloedrijke vertolking van de dann gib ihm diesen Kuß weiter.“ prachtige, zeer virtuoze pianopartij.” Foldes studeerde in dit tijd aan de Twee dagen later speelde hij onder Liszt-academie in Budapest, o.a. bij Ernö Hein Jordans in Haarlem Rachmaninovs Dohnányi. In 1929 leerde hij Bartók ken- Tweede pianoconcert (een werk dat hem nen en ging zich diens pianowerken eigen niets zei en dat hij hierna nooit meer ge- maken, waarbij de componist hem hielp. speeld heeft), en onder Van Beinum op 17 Hij maakte zijn eerste Europese tour- april 1956 in Nijmegen Beethovens Vijfde nee in 1933, en zijn New Yorkse debuut in pianoconcert, dat hij ook bij zijn daarop- 1940. Hij bleef tot 1948 in Amerika en volgende, laatste optreden met het Con- verhuisde toen naar Duitsland. Met het certgebouworkest in 1963 onder Peter Concertgebouworkest trad hij pas op in de- Erös speelde. Hieronder volgen enkele cember 1955, onder Van Beinum en Hein recensies uit de jaren vijftig. Jordans. Onder eerstgenoemde speelde hij in Den Haag en Amsterdam Bartóks Rap- sodie opus 1. Lion Contran noemde het in Amsterdam, Concertgebouw, zondag 18 De Waarheid van 20 december „een over- december 1955. CGO o.l.v. Eduard van

52 Beinum, m.m.v. Andor Foldes, piano. Bartók: Rapsodie op. 1. De Tijd, 19 december 1955 (KB) [...] Men mag het dan het werk van een genie in de dop noemen, maar het is alles- behalve een aarzelende en onzekere muzi- kant, die zich hier openbaart. Integendeel, men moet lang zoeken naar een tweede jeugdwerk, waar zoveel wilskracht en gede- cideerde trefzekere muzikale uitdrukkings- wil uit spreken. Het is een meeslepend stuk, dat door Andor Földes met een enorme, viriele virtuositeit gegeven werd, daarin voortreffelijk bijgestaan door Van Beinum en het orkest. [...] Na Bartók was Tschaikowsky’s „Notenkraker”-suite het briljante en char- merende besluit van de middag, waarna men Van Beinum ovaties bracht, die duide- lijk als een „Goede reis” en „Tot weer- ziens” bedoeld waren. Hij vertrok gister- avond naar Amerika. Hij heeft nu drie pro- gramma’s gemaakt. Eind februari komt hij terug om nog vijf programma’s te maken tot het eind van het seizoen. Zijn activiteit voor het orkest is dit seizoen wel op een betreurenswaardige manier versnipperd. Leo Hanekroot

Haarlem, Concertzaal ‘Vereeniging’, dinsdag 20 december 1955. Noordhol- lands Philharmonisch Orkest o.l.v. Hein Jordans, m.m.v. Andor Foldes, piano. Rachmaninov: Tweede piano- concert. Algemeen Handelsblad, 21 december 1955 De Tijd, 19 december 1955 KB (KB) Deze pianist heeft een grote naam verwor- langzame middendeel een eerste vereiste is. ven door de prachtige vertolking van de Dit klonk wel bijzonder koud en zonder werken van zijn vriend Bela Bartók, en ook enige overtuiging. Maar in andere opzich- gisteren viel op, welk een phenomenaal ten was het een uitvoering die er zijn pianist deze Földes is. Technisch gezien mocht, en een dankbaar applaus ontlokte. tenminste, want zijn vertolking van Rach- Het orkest zorgde voor een goede be- maninoffs concert bevatte nu werkelijk geleiding, precies daar overheersend waar geen sprankje poëzie, wat vooral in het dit nodig was.

53 Foldes met Zoltán Kodály in New York, 1947 Na de pauze werden de wonderlijke dams Concertgebouw waarop de bas Boris avonturen van de Hongaarse Baron von Christoff solist was bij het Concertge- Münchhausen, Háry János, zo kostelijk ge- bouworkest [...] werd gisteravond in de- toonzet door Kodaly, weer eens ten gehore zelfde, wederom volle zaal, geconcerteerd gebracht, en er was in deze suite een wel door een enkele pianist. Andor Földes. Een zeer grote samenwerking onder de orkest- beroemd man, maar een, die zijn succes leden, aangezien verscheidene malen een opvallend minder cultiveert dan bijvoor- hoornist of violist de gelederen der slag- beeld Boris Christoff. Niet alleen in dit werkers kwam versterken, indien de vereis- opzicht vertoont hij karaktertrekken met te bezetting het aanwezige personeel te bo- een man als Eduard van Beinum. Földes is ven ging. Het succes was groot en ten volle een muzikant, briljant en gewetensvol, wars verdiend. Leo Hanekroot van aanstellerij, veelzijdig en ondernemend. Men herinnert zich de tijd toen hij hier Amsterdam, Concertgebouw, 19 april voor een appel en een ei moderne piano- 1956. Recital Andor Foldes. muziek kwam spelen, in een klein zaaltje, De Volkskrant, 20 april 1956 (KB) met weinig belangstellenden, zó voortreffe- Na het grandioze galaconcert van woens- lijk, dat men zich afvroeg waarom deze dagavond in de grote zaal van het Amster- pianist geen volle zalen trok. Maar ook

54 Bartok was toen nog niet beroemd. Daar kon de Kunstkring „Voor Allen” zijn cy- zal het wel aan gelegen hebben. Met veel clus concerten niet beter afsluiten dan door genoegen heb ik de rasmuzikant Földes een optreden van deze pianist. gisteravond teruggezien, nu in de Grote Jan Mul Zaal van het Concertgebouw. En weer maakte zijn spel grote indruk door zijn persoonlijke, gulle muzikaliteit. Inderdaad

Herinneringen aan Nederlandse dirigenten Andor Foldes

Leider kam es nie dazu, daß ich mit Willem folgedessen nie wiedergesehen, schade! Er Mengelberg hätte musizieren können. Im war ein überragender Dirigent, ein großer Frühjahr 1939, anläßlich eines Soloabends Despot, eine echte Persönlichkeit, wie sie in Amsterdam, spielte ich ihm nach einer heute sehr rar geworden sind. Nach dem Orchesterprobe im Künstlerzimmer des Krieg konnte ich des öfteren in Holland Concertgebouw vor. Er arbeitete an jenem auftreten: mit Willem van Otterloo, dem Vormittag an der Vierten Sinfonie von Chef des Haager Residentie-Orchesters – Tschaikowskij – es war für mich unvergeß- so genannt, weil es in der Residenzstadt lich. Er sprach sehr viel und gern. Hob er des holländischen Herrschers beheimatet dann den Taktstock, sprangen die Funken. ist. Van Otterloo war ein lieber, musika- Die Probe dauerte sehr lange, eine Ewig- lisch äußerst versierter, zugänglicher Herr. keit, bis er mich endlich zu sich kommen Wir verstanden uns auf Anhieb. ließ. Er wusch sich, zog sich um, öffnete Dem jungen Hans Vonk, einem der die Tür zum Künstlerzimmer und stand aufgehenden Sterne am holländischen Di- fröhlich lächelnd vor mir: »Kommen Sie, rigentenhimmel, begegnete ich vor einigen kommen Sie! Was haben Sir mir zu spie- Jahren zum erstenmal in London. Wir soll- len?« ten abends um acht Uhr ein Mozartkonzert Ich begann mit dem d-Moll-Konzert von spielen und sahen uns zum erstenmal zwei Brahms. Es waren wohl kaum fünf Minu- Stunden zuvor bei der Probe. Dies ist eine ten vergangen, da unterbrach er mich: »Wir englische Spezialität – beinahe hätte ich werden dies in der übernächsten Saison gesagt: Unsitte. Trotz großer Hitze, trotz zusammen hier spielen«, eröffnete er mir, Zeitmangel und Streß ging es recht gut, da mit umwerfender Endgültigkeit. Für mich wir beide notgedrungen alles daransetzten, hätte der Himmel nicht schöner klingen die Aufführung erfolgreich über die Run- können! den zu bringen. Das war, wie gesagt, im Frühjahr 1939. In der übernächsten Saison war Krieg, Holland von den Deutschen besetzt, ich Citaten en foto’s uit: Andor Foldes, lebte in den USA. Mengelberg habe ich in- Erinnerungen, Berlijn 1993.

55 Boekbespreking Een biografie van Willem Kes Ronald de Vet

Willem Kes (1856–1934) kennen we vooral muziekinstrument samengesteld uit vier pi- als de eerste dirigent van het Concertge- ano’s, genaamd “piano quatuor” (wat slecht bouworkest. Over zijn studiejaren als vio- Frans moet zijn geweest voor pianokwartet, list in Brussel en Berlijn en zijn werkzaam- dus een piano en drie strijkinstrumenten). heden als dirigent in Glasgow, Moskou en Wat betreft Kes’ werkzaamheden in Koblenz was tot dusver minder bekend. Rusland heeft Landman een paar relevante Rob Landman heeft gedurende meer dan Russische publicaties gemist. Vandaar de tien jaar al het materiaal over Kes verza- verkeerde aanname dat Safonov voorstelde meld dat hij vinden kon, via internet en Kes als vaste dirigent in Moskou aan te door het bezoeken van archieven en biblio- nemen; een eerdere brief bewijst dat het op theken in binnen- en buiten- dat moment alleen om een land, en 7 oktober j.l. zijn gastoptreden ging. Ook in het biografie van Kes het licht NMI heeft hij voor de hand doen zien. De loopbaan van liggend materiaal over het Kes staat hierin uiteraard cen- hoofd gezien, waaronder Kes’ traal, maar een zeer groot brieven aan Willem Hut- deel van het boek bestaat uit schenruyter en zijn openharti- historische gegevens over or- ge brief van zeven kantjes („de kesten, concertprogramma’s, langste brief, dien ik ooit schreef!”, en citaten uit bestuursnotulen 12 december 1895) aan Char- en recensies. Dat maakt het les Boissevain. Dat is vooral lastig de levensloop van Kes jammer omdat de persoon zelf te volgen. Het scheiden van Kes in het boek door het van hoofd- en bijzaken viel vele minder relevante feiten- de auteur kennelijk erg moeilijk. Had hij materiaal toch al niet erg uit de verf komt. zich het Engelse gezegde Kill your darlings Het boek is in eigen beheer uitgegeven. ter harte genomen, dan was het boek nog Daarop wijzen al het ontbreken van een niet half zo dik geworden. titelpagina, de algehele lay-out en de matige De wijze waarop de auteur zijn materi- kwaliteit van veel afbeeldingen. Jammer aal interpreteert is soms aanvechtbaar; de zijn ook enkele verkeerd gespelde namen, gepresenteerde feiten rechtvaardigen niet de summiere inhoudsopgave en het weinig altijd de getrokken conclusie. Deels komt praktische register (dat verwijst naar de dit doordat hij zich te veel opstelt als Kes’ hoofdstuknummers, niet naar de pagina’s). advocaat. Hij meet diens verdiensten breed De vertalingen uit het Russisch, waarmee uit en interpreteert alles in diens voordeel, zijn tolk hem zal hebben geholpen, zijn niet zelfs als dit leidt tot een onwaarschijnlijk helemaal correct. Enkele steekproeven le- “huzarenstukje” (vioolspelen en dirigeren ren dat de repertoirelijst achterin zeer on- tegelijk) of een even onwaarschijnlijk nieuw volledig en dus onbruikbaar is. Het boek

56 komt al met al over als een eerste ruwe ver- lijsten met de orkestleden en het repertoire sie, niet als een die rijp is voor publicatie. van het CGO tijdens Kes’ dirigentschap. De bijgevoegde cd-rom bevat in een enkel pdf-bestand van 1550 bladzijden de Rob Landman, Willem Kes. Toonkunstenaar programma’s van alle concerten die Kes uit Dordrecht. Dordrecht, 2017. Gebonden, gedirigeerd heeft en recensies daarvan, en 442 blz., met cd-rom. ISBN 978 94 6299 7127. Winkelprijs € 42,95.

Japan in Den Haag Roderick Krüsemann

In Den Haag bevindt zich in de Wagen- cords WQCC-351/4. Geen ‘opgepoetste’ straat de cd-winkel Jazz Center. Naast jazz uitgave, je hoort dus het 78-toerengeknis- is er een goede en grote collectie klassieke per, maar wel een goede geluidskwaliteit. cd’s, vooral Japanse import. Als Mengel- Vier cd’s met het pianoconcert (solist Con- bergliefhebber heb ik daar gekocht: rad Hansen) in de Telefunken- en de Ultra-  Mengelberg – Beethoven – Die 9 Sinfonien. phonversie. Zie over het pianoconcert Tower Records Vintage Collection PROC- mengelberg-nl.kyoto-svp.com/?page_id=29 en 1893/7 – Tot nu toe vond ik de cd box www.soundfountain.org/rem/remhansen.html. ‘Willem Mengelberg The Concertgebouw Jazz Center recordings’ op Decca 0289 480 7636 9 de Wagenstraat 125 a beste uitgave. Maar deze Japanse box is 2512 AT Den Haag veel beter. Meer dynamiek en helderheid. 070-3639129  Matthäus-Passion – Willem Mengelberg. To- wer Records Vintage Collection PROC- 1910/2. Als basis is misschien de Philips A00150 L lp-set gebruikt, de afbeelding Op 28 september 2017 overleed Pieter van deze box staat op de voorkant van Vis. Hij behoorde tot de leden van het deze Japanse uitgave. In vergelijking met de eerste uur van de Willem Mengelberg Naxos cd-uitgave: meer hoog maar ook Vereniging. Als zanger en publicist meer vervorming, oordeel zelf. had hij veel aandacht voor het oudere  Willem Mengelberg Complete published Tchai- Nederlandstalige repertoire. Vis is 68 kovsky recordings for Telefunken. Tower Re- jaar geworden.

WM is een uitgave van de Stichting Willem Mengelberg Society (WMS). Net als zijn voor- ganger, de Willem Mengelberg Vereniging, wil de WMS wereldwijd zoveel mogelijk mensen in aanraking brengen met de muzikale nalatenschap van de dirigent Willem Mengelberg. Donaties: minimaal € 30 indien u woont binnen Europa, € 35 daarbuiten. Voor dat bedrag ontvangt u regelmatig WM en krijgt u reductie op de entreeprijs van onze bijeenkomsten. Gaarne overmaking naar NL36 INGB 0006 1486 87 t.n.v. stichting Willem Mengelberg Society o.v.v. ‘donatie WMS’. Overname van de redactionele inhoud is alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie. 30e jaargang, nummer 122–123. © 2017. ISSN 2213-9036. 57