Nederland

Nederland tegen Apartheid

Nederland tegen apartheid

Nederland tegen Apartheid samenstelling en redactie Carry van Lakerveld Sdu Uitgeverij Koninginnegracht/Amsterdams Historisch Museum, 1994

Met dank aan: ABVA/KABO Anti Apartheids Beweging Nederland Boycot Outspan Actie Federatie Nederlandse Vakverenigingen Nederland Zuid-Afrikaanse Vereniging Shipping Research Bureau Werkgroep Kairos Vormgeving omslag: Jeroen de Vries en Jurgen Kuiper Foto omslag boven: ArchiefAABN Foto omslag onder: Roei Rozenburg Zerwerk: Velotekst (B.L. van Popering), Den Haag Druk en afwerking: Ten Brink Meppel b.v. © De auteurs, 1994 " Samenstelling Carry van Lakerveld, Historisch Museum, 1994 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of welke andere wijze dan ook zonder toestemming van de uitgever De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten van de foto's te regelen volgens wettelijke bepalingen. Degenen die menen desondanks zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. ISBN 90 12 06714 6

Inhoud Voorwoord 7 Ed van Thijn Inleidingen verantwoording ii Carry van Lakerveld Drie eeuwen Nederlandse betrokkenheid bij Zuid-Afrika: 1652-1952 15 Maarten Kuitenbrouwer 'Overschat u vooral de mogelijkheden in Nederland niet' 43 Martin Harlaar Henk Vonhoff (931), liberaal 58 Annemarie de Wildt Nederland loopt te hoop tegen apartheid 61 Caroline van Dullemen Nico van Duyn (1937), lokale activist -Werkgroep Zuidelijk Afrika Zeeland 95 Caroline van Dullemen Ilona Hofstra (1947), omroepmedewerkster 97 Annemarie de Wildt Eén broer hier, één broer daar - Klaas van Urk (1950) 99 Annemarie de Wildt Een radicaal (196o), redacteur van kraakblad Bluf ioi Carolien van Dullemen

Aaf van Essen (1940), de koerier io3 Annemarie de Wildt Anneke Visser (1937), Comrade Commissionar .o5 Annemarie de Wildt Werkelijkheid en mythe: Nederland's verzet tegen de apartheid io7 Karel Roskam 'De Heere ziet op zulke dingen' 117 Nederlandse kerken in Zuid-Afrika Erik van den Bergh Dr. Lebakeng Ramotshabi Lekula Ntoane (1935), theoloog en racismebestrijder 133 Annemarie de Wildt De FNV en de strijd tegen apartheid 135 Een recente geschiedenis Wouter van der Schaaf Dick de Graaf (1945), vakbondsactivist, FNV Voedingsbond 141 Caroline van Dullemen Veranderingen in Zuid-Afrika, een uitdaging voor Europa 143 Jan Pronk Ik ben het gezicht i4p Vernie February Literatuur en adressen 153 Register 157

Voorwoord De afgelopen decennia gingen de discussies met betrekking tot Zuid-Afrika vrijwel altijd over het verwerpelijke systeem van apartheid, dat blank en zwart niet alleen zoveel mogelijk van elkaar scheidde, maar ook de superioriteit van het blanke ras in de wet verankerde. Apartheid was tot voor kort hét kenmerk van de Zuidafrikaanse maatschappij. Wie anno 1994 over dit land spreekt, spreekt van hoop op en vertrouwen in een toekomstig democratisch Zuid-Afrika. De legalisering van alle politieke organisaties in Zuid-Afrika en de vrijlating van de oppositionele leiders waren stappen in de richting van een weliswaar moeizame, maar onomkeerbare weg naar democratie en gelijkheid voor de wet. Mede dankzij de aanhoudende internationale solidariteit met de strijd tegen apartheid is nu een tijdperk van snelle veranderingen aangebroken; een tijdperk waarin zowel binnen als buiten Zuid-Afrika alle inspanningen gericht zijn op democratische, non-raciale verhoudingen en verdeling van de rijkdommen onder alle bevolkingsgroepen. De steun van de anti-apartheidsstrijd in Nederland maakte deel uit van deze internationale solidariteitsbetuiging. Het ging ook in Nederland natuurlijk niet altijd van een leien dakje, de apartheidsstrijd heeft ook hier vele strijdpunten gekend. Desondanks heeft Amsterdam zich als anti-apartheidsstad de laatste vijftien jaren ingezet voor het nieuwe Zuidelijk Afrika. Het bewustwordingsproces van hetgeen zich in Zuid-Afrika afspeelde, begon in de loop van de jaren zestig, toen in Nederland een omslag in het denken over het apartheidsbewind in Zuid-Afrika ontstond. Het Comité Zuid-Afrika (CZA) werd in 196o, kort na het bloedbad van Sharpeville, opgericht. Met een aantal gemotiveerde linkse politici was ook ik in deze beginperiode actief betrokken bij dit Comité. De eis om tot een boycot te komen van het blanke minderheidsbewind in Zuid-Afrika werd in die periode geformuleerd. Ik herinner mij nog goed de vele discussies over economische sancties, de actie bij de Zuidafrikaanse ambassade naar aanleiding van de veroordeling van Mandela, de Boycot Outspan Actie, het oliedebat en het debat over het leveren van kernreactoren aan het apartheidsregime, om maar enkele te noemen uit de lange reeks van activiteiten in de strijd tegen apartheid. Deze ontwikkeling tot een principiële stellingname tegen het racisme in ZuidAfrika is in belangrijke mate gestimuleerd door de diverse anti- apartheidsgroepen, door kerken, vakbonden en tal van maatschappelijke organisaties. Ondanks af en toe heersende interne spanningen heeft het gemeentebestuur van Amsterdam in de beginperiode van mijn Amsterdams burgemeesterschap deze principiële stellingname tegen het racisme in Zuid-Afrika ook als beleidsuitgangspunt overgenomen. Het Zuidafrikaanse regime werd hierbij, conform de verklaring van de VN, omschreven als een systeem dat berust op een 'misdaad tegen de mensheid'. Deze opstelling van de gemeente dient overigens te worden gezien als een logische consequentie en onderdeel van het Amsterdamse anti-racismebeleid. De Amsterdamse bevolking en het gemeentebestuur hebben een actief aandeel gehad, en hebben dat nog steeds, in de strijd tegen apartheid en bij het opbouwen van alternatieve contacten met het verzet. Zo ontstonden er ook banden van vriendschap met onder andere vertegenwoordigers van het ANC. Dit resulteerde in de opening van een officiële ANC 'ambassade' in Amsterdam in januari 1989. Na een jaar van voorbereiding vond op 12 juli 1989 de oprichtingsvergadering van de vereniging Lagere Overheden Tegen Apartheid (LOTA) plaats. De gemeente Amsterdam was een van de vijf initiatiefnemers hiertoe. Het formele besluit van de gemeenteraad om in het kader van het anti- apartheidsbeleid tot een economisch voorkeursbeleid over te gaan werd echter door de minister van Binnenlandse Zaken geschorst en vervolgens vernietigd. Echte invloed op het Amsterdamse anti-apartheidsbeleid heeft dat niet gehad. Maar de betrokkenheid met de zwarte bevolking in Zuid-Afrika hield meer in dan protest alleen. In december 1987 vond de indrukwekkende Culture In Another South Africa manifestatie plaats. Driehonderd Zuidafrikaanse kunstenaars, afkomstig uit alle bevolkingsgroepen, demonstreerden in de Amsterdamse theaters de cultuur van het andere Zuid-Afrika. In het begin van de jaren negentig kreeg Amsterdam te maken met enkele uitzonderlijke evenementen die zijn naam als anti-apartheidsstad onderstreepten. De belangrijkste gebeurtenis was de officiële ontvangst van Nelson Mandela op 16 juni i99o, waarbij 'heel Amsterdam' hem op het Leidseplein kwam toejuichen. Op ii februari van dat jaar was er bij de vrijlating van Nelson Mandela overigens ook al spontaan feest gevierd op de dam. Een andere belangrijke gebeurtenis dateert van twee jaar daarvoor: op het Museumplein vond op ii juni 1988 de grootste landelijke anti- apartheidsdemonstratie plaats, waarbij onder anderen Allan Boesak de aanwezigen toesprak. In dit rijtje van hoogtepunten kan ook niet onvermeld blijven de in januari i99o gehouden Malibongwe conferentie van tweehonderd Zuidafrikaanse vrouwen in Amsterdam die streefden naar een non-seksistisch, non-raciaal Zuid-Afrika. Door de snelle veranderingen in Zuid-Afrika is ook het beleid in Amsterdam aan verandering onderhevig, mede gesteund door de uitspraken van de leiding van het ANC. Tijdens mijn bezoek aan Zuid-Afrika, op uitnodiging van Nelson Mandela, in februari 1993, is dit nog eens duidelijk naar voren gekomen: de strijd tegen het apartheidsregime moet worden omgevormd tot een nauwe samenwerking met het nieuwe regime dat de gevolgen van het vroegere beleid zo spoedig mogelijk te niet wil doen. Gezien de ontwikkelingen in Zuid-Afrika wordt nu gewerkt aan het verder opbouwen van contacten in het land zelf en aan de ondersteuning van lokale democratische structuren. De steun van Amsterdam aan de Alexandra Civic Organisation past hier prima in. Anno 1994, met de verkiezingen in het vooruitzicht heeft Zuid-Afrika nog steeds onze steun, de steun van de internationale gemeenschap nodig. De stap naar een democratie was een moeizame, maar een democratisch Zuid-Afrika zal even zoveel inspanningen vergen. Ed van Thijn

Inleiding en verantwoording CARRY VAN LAKERVELD adjunct-directeur Amsterdams Historisch Museum 'Wij, het volk van Zuid-Afrika, verklaren hierbij ten overstaan van ons land en de hele wereld dat Zuid-Afrika behoort aan allen, die erin wonen, zwart en blank.' Met deze woorden begint het Handvest van de Vrijheid, aangenomen op het Volkscongres in Kliptown in 1955. Bijna veertig jaar later, aan de vooravond van de algemene verkiezingen is diezelfde zin uit het ontwerp voor een democratisch en non-raciaal Zuid-Afrika, wereldberoemd geworden. Toen keek de wereld, althans de westerse wereld, er niet van op. In die wereld werd Zuid-Afrika beschouwd als een bolwerk van westerse beschaving en een bondgenoot tegen het communisme. Het was de tijd van de Koude Oorlog, van de dekolonisatie. Tienduizenden Nederlandse emigranten vertrokken naar Zuid-Afrika om dat bolwerk te versterken en werden met open armen verwelkomd; ze moesten wel blank zijn natuurlijk en christelijk en geschoold. Dan was er werk, in voor blanken gereserveerde beroepen. Apartheid? Hoezo? Daar merkte je niets van. Tegelijkertijd gingen er stemmen op die de apartheid afkeurden. Dominee Buskes, de 'rooie' dominee, schreef een boek na een bezoek aan Zuid-Afrika (in 1955) waarin het onaanvaardbaar werd uitgesproken. Al eerder, in periodes waarin Zuid-Afrika in Nederland in de belangstelling stond, zoals ten tijde van de Boerenoorlogen, waren er afkeurende woorden gesproken over de hardvochtige manier waarop de zwarte bevolking werd onderdrukt. Zakte de belangstelling voor de 'stamverwante' Boeren, dan verdween ook het merkbare mededogen met de zwarte bevolking. Dat veranderde na het midden van de jaren vijftig - Zuid-Afrika zal daarna niet meer van de agenda verdwijnen. De invoering van de ene apartheidswet na de andere, vervolging en arrestatie van talloze leiders van het Zuidafrikaanse verzet, martelingen, moord, de steeds groeiende economische en sociale achterstand van de zwarte bevolking, deportaties, de brute manier waarop geweldloos verzet werd onderdrukt, Sharpeville, Soweto, en evenzovele andere misdaden konden niet onopgemerkt blijven. Langzamerhand drong internationaal het besef door dat apartheid in zichzelf gewelddadig was, een 'misdaad tegen de mensheid'.

In vele landen kwamen solidariteitsbewegingen op. Die internationale solidariteit met de strijd tegen apartheid is van groot belang geweest voor de Zuidafrikaanse verzetsbeweging, die zich zo hardnekkig en zo lang heeft verzet tegen een der hardvochtigste blanke minderheidsregimes ter wereld. Geweldloos. Maar in Zuid- Afrika werd geregeerd met het geweer. Dat leidde ertoe dat het ANC (African National Congress) en het PAC (Pan Africanist Congress) zich na het bloedbad van Sharpeville (1960) gedwongen zagen de weg van de geweldloosheid te verlaten, omdat - in de woorden van Nelson Mandela - alle wegen van geweldloos protest uitzichtloos geworden waren. De Nederlandse betrokkenheid met Zuid-Afrika en met de strijd tegen apartheid heeft een lange geschiedenis. In deze bundel wordt een eerste aanzet gegeven tot een globale beschrijving. Deze heeft noch de pretentie van volledigheid, noch van een analytische beschouwing. Voor het plaatsen van de Nederlandse Zuidelijk Afrikabeweging in een internationale context is nog niet voldoende onderzoek verricht. Hoeveel steentjes er vanuit Nederland zijn bijgedragen, hoe het belang daarvan moet worden ingeschat en hoe daar in Zuid-Afrika over wordt gedacht. Gesteld kan echter worden dat Nederland uiteindelijk inderdaad te hoop is gelopen tegen apartheid en dat de Nederlandse anti-apartheidsorganisaties, internationaal gezien, behoren tot de sterkste bondgenoten in de strijd tegen apartheid. Maarten Kuitenbrouwer, historicus en universitair docent aan de Rijksuniversiteit van Utrecht, geeft een overzicht van de Nederlandse betrokkenheid bij Zuid- Afrika tussen 1652 en 1952. Daarin staat de Nederlandse houding ten aanzien van de blanke Afrikaners centraal en ligt de nadruk op de periode waarin de Boerenoorlogen in Nederland de emoties hoog deden oplaaien. Martin Harlaar, historicus, deed onderzoek in het archief van het Comité Zuid- Afrika en schetst de ontwikkelingen in de jaren vijftig tot en met de oprichting van de Anti-Apartheids Beweging Nederland in 1971. Caroline van Dullemen, sociologe, beschrijft de jaren zeventig en tachtig, waarin de verschillende anti-apartheidsorganisaties, de vakbeweging, de kerken, gemeentes en maatschappelijke organisaties zich inzetten voor de bevrijdingsbeweging in Zuid-Afrika, legaal en illegaal, met harde actie en geduldige dialoog. Met geld en goederen, met het mobiliseren van de publieke opinie en met het uitoefenen van druk op de regering. Karel Roskam, journalist en anti-apartheidsactivist van het eerste uur, uit zijn persoonlijke onvrede met het Nederlandse regeringsbeleid. Erik van den Bergh, stafmedewerker van de Werkgroep Kairos, beschrijft de rol van de Nederlandse kerken in historisch perspectief. Wouter van der Schaaf, oud-medewerker van de FNV, putte uit zijn herinneringen en schetst, op persoonlijke titel, de betrokkenheid van de FNV en een aantal aangesloten bonden met de Zuidafrikaanse vakbeweging. Tevens is in dit boek de openingsrede opgenomen van de minister van Ontwikkelingssamenwerking, J. Pronk, op de conferentie 'Changing South Africa,

Challenge for Europe'. Deze conferentie, georganiseerd door het Komitee Zuidelijk Afrika in Amsterdam en het Standing Committee of NGO's in Brussel, vond plaats van 22 tot 24 januari 1992. In deze rede wordt een kort overzicht gegeven van de veelheid aan problemen waarmee Zuid-Afrika in de post- apartheidperiode geconfronteerd wordt en de wijze waarop in het Nederlandse hulpprogramma het accent zal worden verschoven van politieke actie tegen apartheid naar op ontwikkeling gerichte activiteiten. Strijd tegen apartheid wordt gevoerd door mensen, van alle leeftijden, van alle politieke richtingen en levensovertuiging, op alle mogelijke manieren. De mens verdwijnt wel eens een beetje in globale overzichten. Om daar een tegenwicht tegen te bieden interviewden Annemarie de Wildt, historica, en Caroline van Dullemen negen heel verschillende Nederlanders die zich, allen op hun eigen manier, inzetten of ingezet hebben voor een democratisch Zuid-Afrika. Dichter en wetenschapper, prof. dr. Vernie February, Zuidafrikaan in ballingschap in Nederland, medewerker van het Afrika Studie Centrum te Leiden, en na i99o tevens in Zuid-Afrika hoogleraar aan de University of the Western Cape, gaf ons toestemming zijn beroemd geworden gedicht 'Ik ben het gezicht' in deze bundel op te nemen. Nederland tegen apartheid verschijnt ter gelegenheid van de tentoonstelling met dezelfde titel in het Amsterdams Historisch Museum. De tentoonstelling werd gemaakt op verzoek van het Mayibuye Centre for History and Culture in Kaapstad, waarmee het Amsterdams Historisch Museum in 1992 een samenwerkingsprogramma ontwikkelde. Na Amsterdam zal de tentoonstelling in Kaapstad en in een aantal andere plaatsen in Zuid-Afrika te zien zijn. Het tentoonstellingsmateriaal, foto's, affiches, brochures enzovoort, is door de bruikleengevers geschonken aan het Mayibuye Centre en zal in het toekomstige museum onderdeel gaan uitmaken van een afdeling, gewijd aan internationale solidariteit. Het boek wordt door ons allen opgedragen aan de Zuidafrikaanse bevrijdingsbeweging, aan de tienduizenden mannen, vrouwen en kinderen die, veelal naamloos, vechten voor democratie en een menswaardig bestaan voor iedereen, aan de doden die in de strijd vielen, aan allen die ons geïnspireerd hebben ook iets te doen.

Drie eeuwen Nederlandse betrokkenheid bij Zuid-Afrika: 1652-1952 MAARTEN KUITENBROUWER Inleiding In 1952 werd in Nederland en Zuid-Afrika herdacht dat drie eeuwen daarvoor, in 1652, Jan van Riebeeck voet aan wal zette op Kaap de Goede Hoop om er in opdracht van de Verenigde Oostindische Compagnie (voc) een verversingsdepot in te richten. Wie nu de grootschalige herdenkingsfeesten in 1952 bekijkt, krijgt de indruk dat Jan van Riebeeck niet minder dan de stichter van het moderne Zuid- Afrika was geweest. Niets is minder waar. Reeds lang voor de komst van Van Riebeeck in 165z werd Zuid-Afrika bewoond door inheemse volkeren: al duizenden jaren voor Christus door de Khoi-San, vroeger door de Nederlanders denigrerend Hottentotten en Bosjesmannen genoemd, en sinds 300 na Christus door de Bantoevolken. De voorstelling dat Van Riebeeck in 1652 een soort 'leegland' aantrof, is een mythe van blanke Afrikaners. Maar is Van Riebeeck dan tenminste de grondlegger van de blanke Afrikaner natie in Zuid-Afrika geweest, die door eeuwenlange stamverwantschap met Nederland verbonden is gebleven? Ook dat is maar betrekkelijk. In Nederland waren de gevoelens van stamverwantschap met de Afrikaners pas vrij recent, sinds de eerste Anglo- Boerenoorlog in 188o-1881, opgebloeid. Bovendien zijn die gevoelens van stamverwantschap nadien nooit algemeen geweest, noch in Nederland, noch in Zuid-Afrika. De herdenkingsfeesten in 1952 vormen een goed voorbeeld van wat historici een invention oftradition noemen, het uitvinden van een traditie. Daarbij wordt een recent en omstreden verschijnsel terug in de tijd geprojecteerd, ter legitimatie van de heersende orde. In 1952 werd aldus met de Van Riebeeck-feesten in Zuid- Afrika de pas met wetgeving ingevoerde apartheid gerechtvaardigd. En in naam van de zogenaamde eeuwenlange stamverwantschap werd in Nederland dat feest van harte meegevierd. Sinds 1952 is er echter veel veranderd in Nederland en Zuid-Afrika. In Nederland ontstond een brede anti-apartheidsbeweging die zich niet meer met de blanke Afrikaners identificeerde, maar met bevrijdingsorganisaties als het ANC die de zwarte meerderheid van de Zuidafrikaanse bevolking vertegenwoordigden. Typerend zou de vervanging van straatnamen

Het Pretoriusplein in Amsterdam werd Steve Bikoplein, 1978. [Foto Bert Zijlma] zijn die aan het begin van deze eeuw naar Boerenhelden als Paul Kruger vernoemd waren door de namen van ANc-leiders als Nelson Mandela. De Kaapkolonie van de voc De Heren Zeventien van de voc hadden Van Riebeeck slechts de beperkte opdracht gegeven om aan de Kaap een verversingsplaats in te richten voor de Oostindië-vaarders van de voc. Maar Van Riebeeck zag direct goede kolonisatiemogelijkheden in het land achter de Tafelberg. Hij trof er 'de schoonste kleigronden van de wereld' aan die, als er zich maar voldoende kolonisten zouden vestigen, meer op zouden leveren dan de voc-vestigingen in Noord-Amerika of Formosa. Over de Khoi-San die Van Riebeeck rond Kaap de Goede Hoop aantrof was hij minder te spreken. De 'wilde natie' van het land was volgens hem 'vrij stout, diefachtig en gansch niet te vertrouwen'. Niettemin streefde Van Riebeeck aanvankelijk een 'lieftallige omgang' met hen na om door ruilhandel vee te verkrijgen.' Tegen de bedoeling van de Heren Zeventien van de voc in ontstond aan de Kaap al snel een volwaardige vestigingskolonie met een gecompliceerde raciale stratif'icatie en een eigen dynamiek, met grenzen die steeds meer naar het binnenland werden verplaatst. De blanke kolonisatie begon al in 1658, toen van Riebeeck de eerste voc-employés toestemming gaf om zich na beëindiging van hun dienstverband als landbouwende 'vrijburgers' blijvend te vestigen aan de Kaap. De vrijburgers waren van oorsprong Hollanders, Duitsers en Franse hugenoten. Ze ontwikkelden al spoedig een eigen calvinistische cultuur met een eigen taal, het Afrikaans. Afrikaners of Boeren werden ze genoemd. Na 1720 trokken de meest ondernemenden, de veehoudende 'trekboeren', nog verder het binnenland in. Tussen 172o en 1795 werd het blanke kolonisatiegebied tienmaal zo groot. Het aantal blanke vrijburgers nam tijdens deze periode toe van 2ooo tot 14.ooo. De dynamiek van deze blanke expansiebeweging leidde tot twee andere fundamentele kenmerken van de Kaapkolonie: de invoering van de slavernij en de verdrijving of onderwerping van de Khoi-San. Om het zware werk te verrichten voerden de voc en de vrijburgers al spoedig slaven in de Kaapkolonie in. Deze slaven waren afkomstig uit de Oostindische voc-bezittingen, Madagascar en Portugees Mozambique. In 1795 was hun aantal toegenomen tot 15.OOO, meer dan het aantal blanke vrijburgers. Zelfs naar de maatstaven van de tijd was de behandeling van de slaven in de Kaapkolonie hard. In tegenstelling tot de Westindische slavernij ontstond er in de Kaapkolonie geen plantagestelsel. In 175o bezaten slechts zeven van de 681 slavenhouders in de kolonie meer dan vijftig slaven. De meeste slavenhouders hadden zo'n tien slaven per boerderij in dienst. In economisch opzicht was de Kaapse slavernij zeer rendabel. Hoewel de voc-leiding gemengde huwelijken tussen vrijburgers en slavinnen afkeurde, was seksuele gemeenschap niet tegen te houden. Hier ligt de oorsprong van de kleurlingengemeenschap in Zuid-Afrika, die nu ruim 3,5 mil- joen leden telt, naast één miljoen Indiërs, ruim vijf miljoen blanken en dertig miljoen zwarten. Hoewel de voc-leiding de vrijlating van slaven belemmerde ontstond er een kleine vrije kleurlingengemeenschap die in Kaapstad ambachten en visserij bedreven. Ze bezaten echter geen volledige burgerrechten en moesten een pas bij zich dragen als ze de stad verlieten. De vestiging van de blanke heerschappij in het binnenland van de Kaapkolonie had een gewelddadig karakter. Buiten de voc-leiding om verdreven de trekboeren de Khoi-San. De jagende en verzamelende San werden praktisch uitgemoord. Tussen 1786 en 1795 vermoordden burgers van het grensdistrict GraaffReinet alleen al 2504 'Bosjesmannen' en namen er 669 gevangen. De Khoi verloren hun vee en werden als een soort horigen tot arbeid voor de blanke Boeren verplicht. Om zich te verplaatsen moesten de Khoi ook een pas bij zich dragen. De veel talrijker Bantoe-talen sprekende zwarten waarop de trekboeren aan het einde van de achttiende eeuw in het Noordoosten van de Kaapkolonie stuitten, waren echter niet zo makkelijk te onderwerpen. Zo verloren de trekboeren in 1793 tijdens de eerste grensoorlog met de Xhosa naar eigen zeggen 6o.ooo stuks rundvee en Ii.ooo schapen. De voc-leiding probeerde de expansiebeweging van de trekboeren aan banden te leggen om kostbare grensoorlogen met de Xhosa te voorkomen. Dat was een van de vele grieven die de blanke kolonisten tegen de plaatselijke voc-bestuurders koesterden. Herhaaldelijk ontstonden er tijdens de achttiende eeuw protestbewegingen van vrijburgers tegen de voc-gouverneur in Kaapstad. Verwijdering Tussen 1795 en 1803 hadden de Britten de op weg naar Brits-Indië strategisch gelegen Kaapkolonie bezet. In I8o6 ging de kolonie definitief in Britse handen over. Nadat de Kaapkolonie Brits was geworden, trad er in twee opzichten een verwijdering met Nederland op. De Britse overname betekende op zich zelf al dat de politieke, commerciële en culturele banden tussen Nederland en de Kaapse Afrikaners losser werden. Bovendien bedreven de Britse autoriteiten een straffe anglificeringspolitiek. In de Kaapkolonie werd de immigratie van Britse kolonisten aangemoedigd en de Nederlandse taal werd in het bestuur, de rechtspraak en het onderwijs geweerd. Dit zou voor een deel van de Afrikaners de aanleiding vormen om weg te trekken uit de Kaapkolonie en in de binnenlanden van ZuidAfrika eigen republieken te stichten. Deze anglificeringspolitiek wekte de nodige weerstanden op onder de Afrikaners. Maar het was vooral de liberalisering van de betrekkingen met de zwarte bevolking door de Britse autoriteiten die een breekpunt vormde. Onder druk van Engelse zendelingen in de Kaapkolonie, gesteund door de machtige humanitaire lobby in Engeland, werd in 18z8 de bewegingsvrijheid van de Khoi vergroot en werd in 1833 de slavernij afgeschaft. Bovendien dwongen de Britse autoriteiten de Afrikaners in de grensdistricten om zich te onthouden van aanvallen op de Xhosa. Toen besloten grote groepen Afrikaners weg te trekken uit de Britse Kaapko- lonie. Tussen 1835 en 1840 trokken 6ooo Afrikaners of Boeren, een tiende van de blanke bevolking in de Kaapkolonie, naar het Noorden. Deze migratiebeweging staat bekend als de Grote Trek. Nadat de Boeren in 1838 de machtige Zoeloes onder leiding van Dingaan bij de Bloedrivier verslagen hadden, stichtten zij een tweetal republieken in het binnenland van Zuid-Afrika: Transvaal en Oranje Vrijstaat. In deze twee republieken onderwierpen de Boeren met harde hand de zwarte bevolking en maakten hen, naar het vroegere voorbeeld van de Khoi in de Kaapkolonie, onderhorig als arbeiders op de blanke boerderijen. De Britse autoriteiten verdreven de Boeren uit Natal, aan de Zuidafrikaanse Oostkust, maar besloten in 1852 Transvaal en in 1854 Oranje Vrijstaat als soevereine republieken te erkennen. In dit isolement in de binnenlanden van Zuid-Afrika vervreemden de Boeren verder van hun Nederlandse oorsprong. Opeenvolgende Nederlandse regeringen vertoonden dan ook weinig animo om diplomatieke betrekkingen met de Boerenrepubl;eken aan te knopen. Deze terughoudendheid werd nog eens versterkt door de koloniale, 'Indische' factor die de formele Nederlandse betrekkingen met de Boerenrepublieken tot ver in de twintigste eeuw zou blijven beheersen. Voor handhaving en uitbreiding van het Nederlandse gezag in de Indonesische Archipel was Nederland namelijk afhankelijk van de goodwill van het machtige Engeland. Om Engeland niet te ontrieven betrachtte Nederland een grote mate van afzijdigheid in zijn overige overzeese betrekkingen. Zo ook ten aanzien van Zuid-Afrika. De Nederlandse diplomatieke erkenning van de Boerenrepublieken kwam pas in 1869 tot stand. Op aandringen van de minister van Koloniën liet de regering de benoeming van een Nederlandse vertegenwoordiger in de Boerenrepublieken voorlopig achterwege. Hoewel de formele banden tussen Nederland en de Boerenrepublieken beperkt bleven, ontstonden er toch informele, particuliere contacten. De weinige Nederlandse immigranten in de Boerenrepublieken verwierven zelfs hoge posities in het politieke en kerkelijke leven. Ze konden echter aanvankelijk op weinig steun rekenen vanuit de Nederlandse samenleving. Daar toonde de evangelische Reveil-beweging rond Groen van Prinsterer, de grondlegger van de calvinistische Antirevolutionaire Partij (ARP), wel enige belangstelling voor hun geloofsgenoten in Transvaal. Maar vanwege de hardvochtige behandeling van de zwarte bevolking door de Boeren was deze belangstelling vrij kritisch van aard. Het Reveil ijverde na 184o actief voor de afschaffing van de slavernij in de Nederlandse Westindische koloniën en vanuit deze optiek bedreven de Boeren een soort semi-slavernij, zoals Engelse zendelingen berichtten. Groen van Prinsterer hechtte veel waarde aan deze 'droevige bijzonderheden, welke nog in den laatste tijd omtrent onregt en wreedheden, door de Boeren tegen de inboorlingen gepleegd, zijn medegedeeld'. In 1854 dichtte zijn geestverwant H.J. Koenen: 'Hoe ver is 't nakroost van der Vad'ren geest ontaard, verdwaald! De Boer, de harde Boer van 't Kaapgewest, wanneer hij onversaagd zijn erf bewaakt, zijn haard, zijn vee, zijn grenzen, ziet in 't verwilderd nabuurvolk geen menschen!'2 In 1872 werd de vrijzinnige predikant Th.F. Burgers, uit Nederland afkomstig, president van Transvaal. Hij bezocht in 1875-76 Nederland om steun te vinden .á_

Illustratie uit het dagboek van Louis Tregardt, iq december 1837. Expansie van de Kaapkolonie ýg- voor zijn plannen tot ontsluiting van Transvaal. In liberale kring werd Burgers met sympathie ontvangen. Hij wist van de financiële wereld in Amsterdam een bescheiden lening los te krijgen. Op aandrang van Burgers sloot de Nederlandse regering in 1876 een handels- en vriendschapsverdrag met Transvaal. Binnen Transvaal ontstond er echter steeds meer kritiek onder de orthodox-calvinistische Boeren op de vrijzinnige Nederlander Burgers. Intern raakte het liberale Burgers-bewind in een politieke en financiële crisis verwikkeld. Extern kwamen de Britse autoriteiten in Londen en Kaapstad steeds meer terug op hun erkenning van de Boerenrepublieken. Zij streefden naar een confederatie van heel Zuid-Afrika onder Britse heerschappij. Toen Engeland, gebruikmakend van de interne moeilijkheden, in 1877 Transvaal officieel annexeerde, verzetten de Boeren zich nauwelijks. In het Nederlandse A.R.-blad De Standaard noemden de orthodoxe predikant F. Lion Cachet en de nieuwe anti- revolutionaire voorman A. Kuyper de Britse annexatie van Transvaal weliswaar wederrechtelijk, maar zij zagen de vrijzinnige Burgers graag ten val komen. De Nederlandse liberalen hadden evenmin veel kritiek op de Britse annexatie, vanwege de financiële wantoestanden in Transvaal. Toen de Nederlandse regering de Britse annexatie erkende en het wetsontwerp tot goedkeuring van het handelsen vriendschapsverdrag met Transvaal laconiek introk, klonk er alleen vanuit de kleine conservatieve partij in Nederland enig protest. De ontdekking van stamverwantschap De omslag in de Nederlandse publieke opinie ten gunste van de Boeren kwam in de eerste plaats voort uit het veranderende gedrag van de Boeren zelf. De houding van de Transvaalse Boeren tegenover de Britse annexatie was aanvankelijk onverschillig geweest. Deze onverschilligheid maakte al snel plaats voor passief verzet tegen de Britse autoriteiten. Rond de jaarwisseling van i88o-8i kwamen de Transvaalse Boeren onder leiding van Paul Kruger actief in opstand tegen de Britse bezetter. Met hun overwinningen op de slagvelden van Majuba, Ingogo en Langnek slaagden ze erin de Britten uit Transvaal te verdrijven. De nieuwe liberale regering-Gladstone in Engeland besloot toen tot toegeven. Bij de conventies van Pretoria in 1881 en van Londen in 1884 kwamen Gladstone en Kruger, president van Transvaal, het herstel van de Transvaalse onafhankelijkheid overeen, met een vorm van Britse opperheerschappij over de buitenlandse politiek. Deze succesvolle vrijheidsstrijd van de Transvaalse Boeren was een ideaal identificatieobject voor het nationalisme dat aan het eind van de negentiende eeuw in Nederland opkwam. 'Van de glorie van Ingogo en Langnek straalt een deel op ons Nederlanders af,' meende de liberale Boerenvriend H.P.N. Muller.3 De vrijheidsstrijd van de 'stamverwante' Boeren tegen het Britse imperialisme riep algemeen herinneringen op aan de vrijheidsstrijd van het 'roemrucht voorgeslacht' tegen de Spaanse overheersing tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Niet alleen antirevolutionaire woordvoerders als Kuyper en Lion Cachet, maar ook de gezaghebbende liberale historici R. Fruin en P.J. Blok verheerlijkten de Boeren als 'de Geuzen van de Negentiende Eeuw'. Zelfs de meeste katholieken en links- radicalen, die toch enige moeite hadden met het calvinistische traditionalisme van de Boeren, namen deze vergelijking met de geuzen over. Daarmee sloot de conceptie van Nederlandse stamverwantschap met de Transvaalse Boeren naadloos aan bij de teneur van het Nederlandse nationalisme aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Een kritische tijdgenoot, de links-liberale historicus G.W. Kernkamp, typeerde die teneur treffend als 'de prikkelbaarheid van een kleine natie met een groot verleden'.4 Die prikkelbaarheid, en daarmee de nationalistische identificatie met de Boeren die de herinnering aan de vroegere grootheid van Nederland opriepen, werd versterkt door een drietal vermeende actuele bedreigingen voor de Nederlandse natie aan het einde van de negentiende eeuw. De eerste vermeende bedreiging was van binnenlandse aard. De periode tussen de invoering van de polariserende liberale Schoolwet in 1878 en de moeizame grondwetsherziening in 1887 werd niet alleen door vele tijdgenoten maar ook door latere historici gezien als een crisisperiode in de Nederlandse geschiedenis. De Nederlandse samenleving werd toen ernstig verdeeld door drie politieke kwesties: de schoolstrijd, de sociale kwestie en de kiesrechtcontroverse. Ook in economisch opzicht werd Nederland tijdens de jaren tachtig door een zware crisis getroffen. Tekenend was het pessimisme in Nederland toen in 1884 tot overmaat van ramp kroonprins Alexander, de laatste mannelijke Oranjetelg, overleed. 'Het worden ernstige tijden voor Nederland,' voorspelde de liberale Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC): 'De laatste stamhouder van Oranje ten grave gedragen; verdeeldheden, die soms het besef der volkseenheid dreigen te versmoren; partijschappen, die voor niets terugdeinzen; wat zal de toekomst baren?'5 Dit conflictueuze begin van de verzuiling in Nederland riep bij alle betrokken bevolkingsgroepen, niet alleen bij de liberalen en antirevolutionairen, maar ook bij de katholieken en de links-radicalen, een compenserende behoefte aan nationale eenheid op, waaraan de nationalistische conceptie van stamverwantschap met de Boeren uitstekend voldeed. Een tweede vermeende bedreiging voor Nederland aan het einde van de negentiende eeuw lag op koloniaal terrein. De Atjeh-oorlog die in 1873 was uitgebroken als gevolg van een nationalistisch Nederlands imperialisme, dreigde tijdens de jaren tachtig op een nederlaag uit te lopen. Met Engeland braken tegelijkertijd ernstige diplomatieke conflicten uit over de Nederlandse soevereiniteit over Sumatra en Borneo. Door de opkomst van het moderne imperialisme, de koloniale expansie van grote mogendheden als Engeland, nam de vrees toe dat Nederland als kleine mogendheid Indië zou verliezen. En daarvoor gold de bekende leus 'Indië verloren, rampspoed geboren'. Daarom leken de stamverwante Transvaalse Boeren niet alleen de Nederlandse belangen in Zuid-Afrika tegen het Britse imperialisme te verdedigen, maar ook die in de Indische archipel. 'Het begon met Borneo, vervolgens de Transvaal en later zal men met hetzelfde recht van den sterkste? in onze koloniën komen, denkende, Nederland is geen natie meer,' zoals de links-radicale Boerenvriend H.H. Timmer deze koloniale motivatiegrond voor nationalistische stamverwantschap met de Boeren formuleerde.6 De Nederlandse regering daarentegen zou vanwege de Nederlandse koloniale be- -M langen juist zo afzijdig mogelijk blijven in Zuid-Afrika, om het machtige Engeland geen verdere aanstoot te geven op overzees terrein. Tenslotte stond volgens sommige tijdgenoten niet alleen het behoud van Indië, maar zelfs het voortbestaan van het Nederlandse volk op het spel. Deze vrees gold met name voor de machtige nabuur Duitsland. Men vreesde niet zozeer voor een directe Duitse annexatie van Nederland, maar wel voor een nieuwe Frans-Duitse oorlog, waaruit een dergelijke annexatie voort zou kunnen komen. Een Nieuw Nederland in Transvaal scheen de ideale wijkplaats voor het Nederlandse volk te zijn als de Nederlandse onafhankelijkheid in Europa onverhoopt verloren zou gaan. 'Dan zou er hier altoos nog een kern, en stellig niet de minst nationale kern, worden gevonden die liever dan onder Duitsche overheersching den nek te krommen, de zee zou oversteken, om uit te wijken naar Transvaal,' verklaarde Kuyper in I884.7 Veel liberale Boerenvrienden motiveerden hun streven naar een Nieuw Nederland in Zuid-Afrika op dezelfde wijze als Kuyper. Het voortouw tot de pro-Boerbeweging werd genomen door de liberale Utrechtse hoogleraar in de natuurwetenschappen P. Harting. Op 23 december i88o publiceerde hij in de plaatselijke krant een adres 'Aan de Britische Natie' waarin een beroep op Engeland werd gedaan om de Transvaalse Boeren hun vrijheid terug te geven. Het adres werd door verschillende landelijke dagbladen overgenomen en binnen enkele weken door 6ooo Nederlanders ondertekend. Dat was voor die tijd een groot aantal. Onder hen bevonden zich vooraanstaande politici, hoogleraren en andere hoogwaardigheidsbekleders. Maar de respons bleef niet tot de gezeten burgerij beperkt, want slechts twintig procent van de ondertekenaars was academisch gevormd. Harting richtte vervolgens samen met andere liberale academici in Utrecht een steuncomité voor de Boeren op. Dit voorbeeld werd in tal van plaatsen gevolgd. In het Amsterdamse steuncomité namen behalve liberalen als de hoogleraar in de filosofie C. Bellaer Spruyt ook antirevolutionairen als Kuyper en links-radicalen als Timmer zitting. Naast liberale, antirevolutionaire en links-radicale voormannen sprak ook de katholieke leider H.J.A.M. Schaepman zich voor de calvinistische Boeren uit. Maar in katholieke kring behoefde de conceptie van stamverwantschap wel enige uitleg. 'Werden de "Afrikaanders" plotseling naar Nederland overgebracht,' zo stelde De Tijd, 'ze behoorden gewis tot onze felste tegenstanders op staatkundig en godsdienstig gebied.' 'Maar toch,' liet het katholieke dagblad daarop volgen, 'het is voor het grootste gedeelte Nederlandsch bloed, dat door hun aderen stroomt, zowel als door de onze. Maar toch - toch brandt de wonde door Engeland's trouweloosheid aan ons rechtsgevoel geslagen, pijnlijker dan menige andere, wijl het hier geldt een Nederlandsche stam'.8 In dit nationalistische klimaat, waar alle vier zuilen in wording ieder met eigen accenten deel aan hadden, werden de weinige Nederlanders die de Boeren vanwege hun hardvochtige behandeling van de zwarte bevolking bleven bekritiseren als onvaderlandslievend weggehoond. Toen de vrijzinnige voorzitter van het Nederlandsch Zendelinggenootschap J.C. Neurdenburg zich voorzichtig in deze zin uitliet, werd hem niet alleen door de orthodoxe Kuyper, maar ook door de liberale NRC verweten dat hij zich door 'lasterpraat' van Britse zendelingen liet misleiden.

De nationalistische agitatie ten gunste van de Boeren vond ook weerklank in het Nederlandse parlement. Liberale en antirevolutionaire kamerleden drongen er bij de zittende, conservatief-liberale regering op aan om daadwerkelijk stappen ten behoeve van de stamverwante Boeren te ondernemen, bijvoorbeeld door de Britse regering Nederlandse bemiddeling in het conflict met de Boeren aan te bieden. Maar de conservatieve minister van Buitenlandse Zaken C.Th. van Lynden van Sandenburg voelde daar niets voor, vanwege de bovengenoemde diplomatieke wrijvingen rond Nederlands-Indië. De regering hield strikt vast aan de Nederlandse neutraliteit in het conflict. Ook de liberale en antirevolutionaire leiders van de buitenparlementaire Transvaalbeweging gingen zich echter zorgen maken over de felle anti-Britse stemming die zich van hun achterban meester maakte. Om meer greep op hun achterban te krijgen, besloten de liberale en antirevolutionaire leiders zelfs tot de oprichting van een gezamenlijke pro-Boerorganisatie, met een permanent karakter. Aldus werd in 1881, na de succesvolle afloop van de Transvaalse vrijheidsstrijd, de Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Vereniging (NZAV) opgericht. De NZAV stelde zich ten doel 'de belangen onzer stamgenooten, niet alleen in Transvaal, maar in geheel Zuid-Afrika, te blijven behartigen... en de publieke opinie, zoo ten ontzent als in het buitenland, over de toestanden in Zuid- Afrika voortdurend voor te lichten.'9 Deze confessioneel-liberale samenwerking tussen de bedrijven van de schoolstrijd door, onderstreepte nog eens de kracht van de nationalistische conceptie van stamverwantschap. Dat bleek opnieuw in 1884, toen een Transvaalse deputatie onder leiding van president Kruger Nederland bezocht. De liberale leiding van de NZAV werkte nauw samen met Kuyper, Schaepman en andere confessionelen om de deputatie een warm en waarlijk nationaal welkom te bereiden. Bij hun bezoek aan Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en een aantal kleinere steden, waaronder op i april Den Briel, juichten duizenden Nederlanders de gemoedelijke 'oom Paul' Kruger enthousiast toe. Op zijn beurt werkte Kruger graag met de Boerenvrienden van de NZAV samen, om zo Nederlandse steun te verwerven voor de aanleg van een eigen spoorverbinding met Durban aan de Indische Oceaan en de modernisering van het Transvaalse overheidsapparaat. In 1887 werd de Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Spoorweg-Maatschappij (NZASM) opgericht, onder Nederlandse leiding en met Nederlands, Duits en Transvaals kapitaal. Tientallen Nederlandse academici namen na 1884 dienst bij de Transvaalse overheid. Aan de vooravond van de Boerenoorlog zou twintig procent van de Transvaalse ambtenaren van Nederlandse afkomst zijn, veelal in de hoogste posities. De massale emigratie van gereformeerde 'kleine luyden' naar Transvaal waartoe Kuyper had opgeroepen, bleef echter uit. De belangrijkste Nederlander in Transvaalse overheidsdienst was de jonge, veelbelovende jurist W.J. Leyds. Hij werd in 1884 op advies van de NZAV door Kruger tot procureur-generaal benoemd en enkele jaren later tot staatssecretaris, de hoogste ambtenaar in Transvaal. Leyds bevorderde vooral de spooraanleg van de NZASM, een 'politieke spoor- weg' zoals hij die omschreef, en de vervanging van het Afrikaans door het Nederlands in het Transvaalse onderwijs, tot ongenoegen van de Transvaalse Boeren. 'De positie der Hollanders is door mij zeer verbeterd,' kon hij in 1887 trots aan het de NZA-bestuur berichtten.'° Volgens sommige historici vormde het streven naar een Nieuw Nederland in Zuid-Afrika van de NZAV, de NZASM en Nederlandse ambtenaren in Transvaal de manifestatie van een Nederlands imperialisme. Schutte typeerde het als een 'cultureel imperialisme', dat vooral gericht was op de bevordering van de Nederlandse taal en verwante culturele belangen. Er was echter hoogstens van een aanzet tot 'informeel imperialisme' sprake." De Nederlandse regering hield zich namelijk volstrekt afzijdig van dit expansiestreven. Pas in 1888, dus vele jaren na het herstel van de Transvaalse onafhankelijkheid, werd de eerste Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiger in Transvaal benoemd. Deze kreeg een uitvoerige geheime instructie mee van de minister van Buitenlandsche Zaken. 'De consul-generaal zorge in het bijzonder in zijn optreden bij de Transvaalsche regeering... en in zijn streven tot steun van het Hollandsche of Nederlandsche element in de Transvaal, geen aanstoot te geven aan de Britsche regeering,' waarschuwde de minister.'2 Als er van een Nederlands imperialisme in Zuid-Afrika gesproken kan worden, was dat niet dankzij maar ondanks de Nederlandse regering. Dat bleek ook tijdens de tweede, grote AngloBoerenoorlog van 1899 tot 19o2, toen de nationalistische gevoelens van stamverwantschap opnieuw hoog oplaaiden in Nederland. De Tweede Boerenoorlog 1899-1902 De anti-Nederlandse reactie onder de Transvaalse Boeren leidde tot een tijdelijke verwijdering met het Nederlandse publiek. Kuyper was de belangrijkste Nederlandse politicus die zich tijdelijk teleurgesteld van de Boeren afwendde. Hij kon het in 1884 al moeilijk verkroppen dat de Transvaalse deputatie, zijn geloofsgenoten, liever zaken deed met de liberale hoogleraren van de NZAv dan met zijn eigen Vrije Universiteit. Binnen Kuypers conceptie van stamverwantschap woog nationalisme echter minstens even zwaar als calvinisme. Het Transvaalse verzet tegen een Nieuw Nederland in Zuid-Afrika vormde voor Kuyper een breekpunt. Allereerst bekritiseerde Kuyper de Boeren omdat ze veelal weigerden de Nederlandse taal over te nemen. Het Afrikaans was volgens Kuyper een achterlijk dialect dat nooit opgewassen zou zijn tegen de machtige Engelse taal. Hij verzette zich dan ook tegen een bijbelvertaling in het Afrikaans. In de tweede plaats waren de Boeren volgens Kuyper veel te toegevend tegenover de Britse 'uitlanders', die na de rijke goudvondsten Transvaal binnenstroomden. Vanwege 'de vloek van het goud' dreigden de Boeren te buigen voor 'den Mammon' en aldus het Nederlandse erfgoed te verkwanselen. In de derde plaats greep Kuyper terug op de kritiek die zijn antirevolutionaire voorganger Groen van Prinsterer op de hardvochtige, onchristelijke behandeling van de zwarte bevolking door de Boeren geleverd had. Weliswaar bleef hij van mening dat de Britse zendelingen die hardvochtige behandeling sterk overdre- Mei ~, O.',MeI M,,Oei 0~~ NOdeMlaMd Maandblad van de Nederlands Zuidafrikaanse Vereniging, no. i, juli 19o9. [Archief NzAV] Verdediging Vaalkrans door de Boeren, i9oo. [Fotoarchief NZAV] hp ven. Maar aan de andere kant schreef Kuyper in 1896 in De Standaard 'dat stamverwantschap met de Boeren ons nooit verleiden mag, om de geestesstemming goed te keuren, die bij velen in Transvaal tegenover de Kaffers heerscht. Dat men de Kaffers nauwelijks als menschen erkent, hen als van Cham afkomstig buiten het Evangelie sluit, en zelfs aan het kerk-houden met de zwarten niet aan wil, moet, zoo dikwijls het zich als beginsel opwerpt, onvoorwaardelijk worden afgekeurd. Dit kan voor Gods woord niet bestaan.'3 Zoals de meeste tijdgenoten in Nederland onderscheidde Kuyper wel grote materiële en geestelijke verschillen tussen 'de hooger en laager ontwikkelde rassen', maar hij was geen biologische racist. De eenheid van Gods schepping woog voor Kuyper zwaarder dan het rassenonderscheid. Kuypers kritiek op het racisme van de Boeren is des te belangrijker omdat hieruit blijkt dat zijn kerkelijke en politieke leer niet de voornaamste inspiratiebron van de latere apartheidsideologie is geweest, zoals sommige auteurs menen. Naarmate de Boerenrepublieken weer sterker door het Britse imperialisme belaagd werden, schaarden Kuyper en de meeste Nederlanders zich echter zonder voorbehoud achter hun stamverwanten. Opnieuw werd de brede pro- Boerbeweging in Nederland in de eerste plaats door het optreden van de Boeren zelf opgeroepen. Zo sloegen de Transvaalse Boeren in 1896 de Jameson-aanval af. Deze militaire aanslag op hun onafhankelijkheid was beraamd door de imperialistische premier van de Britse Kaapkolonie Cecil Rhodes. Vervolgens wees president Kruger de eisen van de Britse minister van Koloniën Joseph Chamberlain af om de talrijke Britse 'uitlanders' in Transvaal volledig kiesrecht te verlenen. Nadat de Britse regering geweigerd had haar troepenversterking in Zuid-Afrika te staken, begonnen Transvaal en Oranje Vrijstaat in 1899 zelf de ongelijke strijd. Aanvankelijk behaalden de mobiele Boerencommando's grote overwinningen op de Britse overmacht. Maar ten slotte veroverde die Britse overmacht onder leiding van Lord Kitchener de beide Boerenrepublieken. De guerrilla van de Boeren kon Kitchener echter niet bedwingen. Hij zocht zijn toevlucht tot het in brand steken van de Boerenhoeven en de internering van de Boerenvrouwen en kinderen in geïmproviseerde concentratiekampen, waar 27.000 van hen zouden omkomen. In Nederland riep dit een algemene verontwaardiging op. Tientallen comités zamelden grote geldbedragen in voor de 'noodlijdenden door den ZuidAfrikaanschen oorlog'. Ten slotte besloten de overgebleven Boerencommando's zich over te geven. Bij de vrede van Vereeniging verloren de Boerenrepublieken in 19o2 definitief hun onafhankelijkheid, maar Transvaal en Oranje Vrijstaat werd toekomstig zelfbestuur toegezegd, binnen een Zuidafrikaanse federatie met de Britse koloniën van de Kaap en Natal. Deze tweede Anglo-Boerenoorlog rond de eeuwwisseling riep in Nederland een nog bredere pro-Boerbeweging op als de eerste twintig jaar daarvoor. De nationalistische respons was nog krachtiger en zelfbewuster omdat de binnenlandse, koloniale en internationale crisis waarin Nederland tijdens de jaren tachtig verkeerde sterk was afgenomen. Binnen Nederland namen de schoolstrijd, de sociale kwestie en de kiesrechtcontroverse in hevigheid af door de grondwetsherziening van 1887 en de liberale en confessionele wetgeving die daarop volgde. In

1898 werd de jonge koningin Wilhelmina ingehuldigd, wat aanleiding gaf tot een ware Oranje-euforie. De economie trok weer aan en leidde in Nederland en Nederlands-Indië tot ongekende welvaart. Atjeh werd rond de eeuwwisseling 'gepacificeerd' door generaal J.B. van Heutsz, die vervolgens als gouverneur- generaal ook de overige Buitengewesten onderwierp. Veel Nederlandse nationalisten die het Britse imperialisme in Zuid-Afrika veroordeelden, roemden in één-adem door de militaire successen die Van Heutsz in Indië behaalde. Alleen de sociaaldemocraten onder leiding van P.J. Troelstra bestreden het Nederlandse imperialisme in de Indische Archipel, waarbij ze erop wezen dat Van Heutsz niet anders te werk ging dan Kitchener in Zuid-Afrika. Ten slotte klaarde ook de internationale situatie voor Nederland weer wat op. Zowel militair door de legerhervormingen als vreedzaam door de bevordering van het volkenrecht nam het nationale zelfbewustzijn tegenover Duitsland en andere grote mogendheden weer toe. In 1899 werd Nederland uitverkoren als gastheer van de internationale Vredesconferentie. Volgens de volkenrechtsgeleerde J. de Louter, bestuurslid van de NZAV, was het de roeping van Nederland als kleine staat om de internationale rechtsorde te versterken, in het belang van alle kleine staten, met name de Boerenrepublieken. De Nederlandse regering bleef echter vasthouden aan de neutraliteitspolitiek inzake Zuid-Afrika, vanwege de afhankelijkheid van Engeland op koloniaal terrein. De aanval van Rhodes' adjudant Jameson had in 1896 een eerste golf van nationalistische sympathie voor de stamverwante Boeren opgeroepen. De conservatief-liberale minister van Buitenlandse Zaken J.A. Röell, wachtte echter, anders dan de Duitse keizer, wekenlang met het zenden van een gelukstelegram aan Kruger. 'Mijne overtuiging is,' schreef hij vertrouwelijk aan een bevriende diplomaat, 'dat wij ons moeten concentreeren op het behouden de verdere ontwikkeling van Indië en geen andere taak op ons laden. Dáárom bleef ik inzake Transvaal ook steeds belangstellenden sympathisch toeschouwer, meer niet.'14 Röells opvolger als minister van Buitenlandse Zaken, de conservatieve aristocraat W.H. de Beaufort, had nog meer belangstelling en sympathie voor de stamverwante Boeren. Lange tijd was hij bestuurslid van de NZAV geweest. Uit zijn dagboek blijkt dat de ondergang van de Boerenrepublieken hem zeer aan het hart ging. Maar als minister van Buitenlandse Zaken in het liberale kabinet- Pierson handhaafde hij strikt de Nederlandse neutraliteit, ondanks toenemende druk vanuit het parlement en de publieke opinie ten gunste van de Boeren. De Beauforts neutraliteitspolitiek inzake Zuid-Afrika bleef gedurende de Boerenoorlog onder zware parlementaire en buitenparlementaire druk staan; zijn regering zou er echter niet op struikelen. De publieke opinie was allerminst neutraal. Het aantal leden van de NZAV steeg van 8oo in 1895 tot 18oo in 1896. Tijdens de Boerenoorlog nam dit aantal verder toe tot 66oo in i9oi. De voormalige NZASM-directeur en toenmalig ARPkamerlid G.A.A. Middelberg was toen voorzitter van de NZAV. Naast de overwegend liberale NZAV werd in 1899 het Christelijk Nationaal Boeren-Comité opgericht, dat in 1902 5500 leden telde. Ten slotte was het Algemeen Nederlandsch Verbond (ANv) actief voor de Boeren, dat sinds 1896 de 'Groot-Nederlandsche

VROUWEN- EN KINDERMOORD IN ZUID-AFRIKA. AAN NEIRLANDS VROUWEN EN MOEDERS Schreit 't niet tot God om wraak, wat 't oog hier moet aanschouwen Van Englands barbarisme in schoon Zuid-Afrika, Gepleegd op 't Boerenvolk, aan arme zwakke vrouwen En kind'ren, jong en teer, opdat het ras verga? 0, laat dit schrikk'lijk beeld uw harte diep ontroeren, U dringen tot het innigst meêgevoel! De ellende is zoo groot bij 't arme Volk der Boeren, Verdelging van hun ras is Englands eenig doel. Het kindje, dat daar ligt, 't is uit uw stam geboren, 't Is met uw lieveling van 't zelfde vleesch en bloed! Helpt, redt dan wat ge kunt vóór ze allen zijn verloren En doet wat ge vermoogt in hulpe aan geld en goed. De ellende is zoo groot, och helpt ze wat vermindren, Komt Neêrlands vrouwen van hetzelfde bloed! Komt, moeders, redt uw zustren en haar kindren! God loone U duizend maal voor wat ge aan ze doet! [Archief NZAV]

Gedachte' propageerde, de culturele aaneensluiting van Nederland, Vlaanderen en Zuid-Afrika. De drie belangrijkste zuilen waren in dit nationalistische verbond vertegenwoordigd: Schaepman die behalve als katholiek voorman ook als dichter bekend was, werd vice-voorzitter, terwijl premier N.G. Pierson en oppositieleider Kuyper toetraden tot de 'raad van bijstand' van het ANV. Tijdens de voor de Boeren zo succesvolle beginfase van de oorlog herleefde in deze kringen de droom van een Nieuw, 'Grooter' Nederland in Zuid-Afrika. 'Daar zullen zijn de Vereenigde Staten van Zuid-Afrika, een Nederlandsche bondsstaat zo groot als half Europa... en Nederland... beide elkaar aanvullende,' zo voorspelde ANVwoordvoerder J.B. Schepers in 1899 'de toekomst van het Nederlands ras in de zoste eeuw'.15 De nationalistische pro-Boerstemming heerste het meest onder de liberalen en de antirevolutionairen. Zij ondertekenden bij het uitbreken van de Boerenoorlog massaal, met 140.ooo handtekeningen, het nieuwe manifest aan het Britse volk dat de NZAV opstelde. De inzamelingsactie voor humanitaire steun aan de Boeren van de NZAV bracht 1,3 miljoen gulden op, voor die tijd een groot bedrag. Typerend voor de betrokkenheid in calvinistische kring was het optreden van de 'christelijk-nationale volksschrijver' L. Penning. Voor deze eenvoudige handelsreiziger was de Jameson-aanval het 'keerpunt' in zijn leven geweest. 'Ik kon dien nacht niet slapen; mijn zenuwen waren geheel over stuur,' schreef Penning later in zijn levensherinneringen. 'En toen ik eindelijk in slaap viel, wachtte mij een zware droom over Jameson en de Boeren."6 Hij schreef een gedicht ter ere van de Boerenoverwinning op de 'aartsbandiet' Jameson en begon een feuilleton in een plaatselijke christelijke krant. Tijdens de Boerenoorlog zou Penning aan zijn bekende, tot ver na de Tweede Wereldoorlog veel gelezen jeugdboeken over de Boerenhelden beginnen: de Wessels-serie, met als eerste deel De leeuw van Modderspruit uit 19oo. Niet alle liberalen en antirevolutionairen stonden echter zonder voorbehoud achter de Boeren. Volgens de Britse gezant H. Howard waren er zelfs vooraanstaande liberalen die hem 'in a "please don't say 1 told you" manner' toevertrouwden dat zij een vervanging van het achterlijke Kruger-bewind door een modern Brits bestuur niet zo'n ramp zouden vinden. Representatiever was wellicht het commentaar dat premier Pierson, langdurig NzAv-lid, bij het uitbreken van de oorlog in zijn dagboek schreef: 'Wint de Transvaal, dan zegeviert daar het conservatisme, wint Engeland dan zegeviert de arrogantie.'7 Ook Kuyper behield enige reserve tegenover de christelijke pro-Boerbeweging, met het oog op toekomstige regeringsverantwoordelijkheid. Ook onder de katholieken en de socialisten bestonden reserves. Maar ondanks weerstanden tegen het calvinisme van de Boeren slaagde Schaepman er weer in de katholieke kamerfractie en pers tot steunbetuigingen aan de stamverwante Boeren te bewegen. In de socialistische pers spraken enkele woordvoerders, met name de jonge jurist en latere hoogleraar in de criminologie W.A. Bonger, zich in naam van de vooruitgang uit voor een overwinning van het kapitalistische Engeland op de achterlijke, pre-kapitalistische Boerenrepublieken. Maar Troelstra en de meeste socialisten kozen partij voor de Boeren. 'De sociaal-democratie is vóór de Boeren,' schreef Troel- M--- stra in de Sociaal-democraat, 'niet om der Boeren wil, maar omdat zij ademt en leeft in en door den strijd tegen het kapitalisme.'8 Daarmee duidde hij op de kapitalistische goudhonger van Engeland. Zo nam Troelstra enige afstand van de nationalistische 'Transvaal-koorts' die in Nederland heerste. Hij weigerde dan ook zitting te nemen in het overkoepelende Nederlandsch Comité voor Transvaal, dat de humanitaire hulpverlening coördineerde. Hoezeer sommige socialisten niettemin vatbaar waren voor de nationalistische gevoelens van stamverwantschap blijkt uit de levensherinneringen die oud- premier W. Drees in 1962 publiceerde. De Boerenoorlog was voor Drees de aanleiding geweest om als jongen van dertien, veertien jaar de krant te gaan lezen, waarbij hij al snel vertrouwd raakte met begrippen als kapitalisme en imperialisme. De Boerengeneraals waren zijn jeugdhelden en de bejaarde president Kruger werd bij diens bezoek aan Amsterdam 'hartstochtelijk' toegejuicht door de jonge Drees. 'Dat mijn jongensgemoed in opstand kwam tegen imperialistische agressie (...) kan verklaren een ontwakende drang naar strijd tegen onrecht in het algemeen,' concludeerde Drees zestig jaar later.'9 Opvallend is dat Drees in dit verband geen enkele aandacht besteedde aan de inferieure positie van de zwarten in de Boerenrepublieken. Weliswaar publiceerde Troelstra's echtgenote Nienke van Hichtum tijdens de Boerenoorlog jeugdboeken over een zwarte jongen en een zwart meisje in ZuidAfrika: Oehoehoe en Oezinto. Maar de blanke overheersing bleef in deze boeken sterk onderbelicht al getuigen ze van veel kennis en inzicht in de traditionele zwarte samenleving. In dit nationalistische klimaat, waar zelfs socialisten als de jonge Drees deel aan hadden, kwam de neutraliteitspolitiek van het kabinet Pierson steeds meer onder druk te staan. Minister De Beaufort ontving behalve officiële adressen van pro- Boerorganisaties ook anonieme scheldbrieven waarin hij voor 'lafbek' werd uitgemaakt, vanwege zijn 'vervloekte Jan Salie politiek' tegenover 'den erfvijand' Engeland. Toen kwam de minister van Marine J.A. Röell op het lumineuze idee om de kruiser Gelderland, die zich juist op weg naar Indië bevond in de Rode Zee, koers te laten zetten naar Portugees Mozambique om de uitgeweken president Kruger een overtocht naar Nederland aan te bieden. De Beaufort was wel bezorgd wat de Britse gezant van deze stap zou zeggen, maar die had er vanwege de opgewonden stemming in Nederland alle begrip voor. Door de zending van de Gelderland nam de druk op het liberale kabinet inderdaad af. Ook Kuyper riep zijn achterban op om zich van anti-Britse manifestaties te onthouden. Bij zijn laatste rondreis door Nederland werd Kruger weer door duizenden Nederlanders toegejuicht. Toen de confessionele partijen in i9oi verrassend de verkiezingen wonnen, schreven zowel de verliezende Pierson als de triomferende Kuyper dit vooral toe aan de Zuidafrikaanse kwestie. Vriend en vijand verwachtte dat Kuyper, die zich als oppositieleider zo krachtig voor de Boeren uitgesproken had, nu als regeringsleider stappen ten gunste van de Boeren zou ondernemen. Maar Kuyper had als kabinetsformateur aan koningin Wilhelmina moeten beloven de neutra-

WERELDSNEEUWBAL VOOR RECHT EN GERECHTIGHEIDN Opre tsean Boe , +; 0 ZEND AAN 5 UWER VRIENDEN IEDER EEN DEZER KAARTEN. Oproep tot steun aan de Boeren. [ArchiefNzAv] Paul Kruger in Amsterdam, zo december 19oo. [Foto Gemeentearchief, Amsterdam] liteit inzake Zuid-Afrika te handhaven. Bij het debat over zijn regeringsverklaring dekte hij zich dan ook in met de volgende woorden: 'Hetgeen gedaan is, kan door ons niet ongedaan worden gemaakt en hetgeen ongedaan bleef, kan door ons niet meer worden gedaan.' ° Om de bittere pil te vergulden deed Kuyper een voorstel om te bemiddelen ter beëindiging van de oorlog. De Britse regering wees dit aanbod echter vriendelijk doch beslist van de hand. Het voortleven van stamverwantschap Met de vrede van Vereeniging was de droom van een Nieuw Nederland in ZuidAfrika definitief vervlogen. De actieve belangstelling voor de stamverwante Afrikaners liep snel terug in Nederland, zonder geheel te verdwijnen. In i9io, toen de Unie van Zuid-Afrika als een zelfbesturend Dominion binnen het Britse Gemenebest tot stand kwam, had de NZAV nog slechts 2ooo leden. Het Christelijk Nationaal Boeren-Comité was nagenoeg verlopen. De Nederlandse pers verwelkomde op zich de vorming van de Unie van Zuid-Afrika. Maar de meeste kranten, waaronder het socialistische Het Volk, toonden zich vrij kritisch ten aanzien van de regerende Afrikaner leiders L. Botha en J.C. Smuts, die in het kader van hun 'konsiliasiepolitiek' te toegevend tegenover het Britse volksdeel in ZuidAfrika zouden zijn. Meer sympathie toonde de Nederlandse pers voor de Afrikaner leider J.B.M. Hertzog, evenals Botha en Smuts een voormalige Boerengeneraal, die in 1914 met de Suid-Afrikaanse Partij (SAP) van Botha en Smuts brak en de Nasionale Partij (NAP) oprichtte. In 1924 kwam Hertzog aan het bewind. In het kader van zijn nationalistische beleid verving hij het Nederlands door het Afrikaans als tweede ambtelijke taal, nu op gelijke voet met het Engels. De mobilisatie van het Afrikaner nationalisme ging gepaard met een ware hetze tegen het Nederlands en Nederlanders in sommige nationalistische persorganen. Het Nederlandse ANv betreurde de ondergang van de Nederlandse taal in Zuid- Afrika. Maar de NZAV en de daarmee verbonden organisaties aanvaarden deze uiting van Afrikaner nationalisme. Door volledige acceptatie van het Afrikaner nationalisme meende men op langere termijn een blijvende stamverwantschap tussen Nederland en Zuid-Afrika te kunnen bewerkstelligen. Niet alleen in Zuid-Afrika, maar ook in Nederland vond deze nationalistische conceptie van stamverwantschap minder weerklank dan voorheen. Er waren sinds het einde van de Boerenoorlog dan ook een aantal binnenlandse, buitenlandse en koloniale ontwikkelingen opgetreden die de afzwakking van de gevoelens van stamverwantschap aan Nederlandse zijde verklaren. Binnenlands was Nederland een sterk verzuilde, betrekkelijk tevreden natie geworden. Door de zogenaamde pacificatie, de grondwetsherziening van 1917, waren de schoolstrijd en kiesrechtcontroverse beëindigd terwijl ook de sociale kwestie door de wetgeving van liberale en confessionele kabinetten verder was afgezwakt. Tijdens de periode tussen 1918 en 1940 werd Nederland geregeerd door stabiele confessioneel- liberale coalities. Tot 1939 werden de socialisten van landelijke regeringsmacht uitgesloten, maar op plaatselijk niveau regeerden ze mee.

Op buitenlands terrein werd de zelfgenoegzaamheid verder versterkt door het feit dat Nederland buiten de Eerste Wereldoorlog was gebleven. Men waande zich door de succesvolle neutraliteitspolitiek, na de oorlog aangevuld met de collectieve veiligheid die de Volkenbond leek te bieden, betrekkelijk veilig. Ook op koloniaal terrein heerste tijdens het interbellum een grote mate van zelfgenoegzaamheid. Door de erkenning van de territoriale status quo die de grote mogendheden in 1922 op de vlootconferentie van Washington voor de Stille Oceaan waren overeengekomen, voelde men zich niet bedreigd. Nederland volgde bovendien een 'ethische politiek' in het vermeende belang van de inheemse bevolking. Radicale nationalisten werden vervolgd, maar gematigde nationalisten kregen inspraak in de nieuwe Volksraad. In economisch opzicht maakte Nederlands-Indië tot de grote crisis van 1979 een sterke groei door. Tienduizenden Nederlanders vonden goed betaalde banen in Indië. Tegen deze achtergrond is het begrijpelijk dat de Nederlandse handel met, investeringen in en emigratie naar Zuid-Afrika, die altijd al achter waren gebleven in vergelijking met Nederlands-Indië, na de Boerenoorlog relatief terugliepen. Volgens De Graaff, die in 1993 op de Nederlands-Zuidafrikaanse betrekkingen tussen 19o2 en 1931 promoveerde, was de stamverwantschap tussen Nederland en Zuid-Afrika dan ook niet meer dan een mythe.2' Dat is wat al te sterk uitgedrukt. Zoals gezien bleef er een nostalgische Boerenliefde bestaan onder het Nederlandse publiek. Bovendien slaagde de kleine nationalistische groepering van de NZAV en verwante organisaties erin de actieve stamverwantschap voort te doen leven, al bleven haar grandioze ambities onvervuld. De activiteiten die de NZAV en verwante organisaties ontplooiden op het terrein van de cultuur, de emigratie en de handelsbevordering werden sinds 19o9 flink gesubsidieerd door de Zuid-Afrikaansche Stichting Moederland (NZASM). Deze stichting was voortgekomen uit de Nederlandsch-Zuid-Afrikaansche Spoorweg-Maatschappij, met dezelfde initialen. Tijdens de Boerenoorlog was deze spoorwegmaatschappij, een bolwerk van Nederlandse invloed in Transvaal, door de Britse autoriteiten genaast. Na moeizame onderhandelingen met de Nederlandse regering keerde de Britse regering na afloop van de Boerenoorlog een schadevergoeding uit aan de directie van de NZASM. De directie besloot dit kapitaal, zo'n 2,5 miljoen gulden, voor het grootste gedeelte onder te brengen in bovengenoemde stichting, om de bevordering van stamverwantschap tussen Nederland en Zuid-Afrika blijvend te financieren. Over het algemeen werd de segregatiewetgeving van de regering Smuts en die van Hertzog , zoals de 'land-act' van 1913, waarbij het de zwarte bevolking verboden werd land te kopen buiten de voor hen bestemde reservaten, in Nederland stilzwijgend aanvaard. Zo bleef ook de oprichting van het South African Native National Congress, de voorloper van het ANC in 1912, in Nederland onopgemerkt. Men moet deze blinde vlek echter tegen de achtergrond van het kolonialisme in deze periode zien. In de meeste Europese koloniën heerste in meer of mindere mate een vorm van rassenscheiding. Ook in Nederlands-Indië bestond er een juridisch onderscheid tussen 'Europeanen', 'Vreemde Oosterlingen' en 'Inlanders'. Tijdens het interbellum kwamen er op sommige plaatsen nog bordjes met het opschrift 'verboden voor honden en inlanders' voor.

In 1931 besloten de Nederlandse en Zuidafrikaanse regeringen op aandrang van de NZAV en verwante organisaties volwaardige diplomatieke betrekkingen aan te gaan, door hun consulaten-generaal tot de status van gezantschap te verhogen. Tweede Wereldoorlog en apartheid De Tweede Wereldoorlog, kort daarop gevolgd door de invoering van nieuwe en stringente apartheidswetgeving zou opnieuw tot een verwijdering tussen Nederland en Zuid-Afrika leiden. Voor beide landen had de Tweede Wereldoorlog ingrijpende gevolgen. Terwijl de meeste Nederlanders vanwege de verschrikkingen van de Duitse bezetting racisme verwierpen, kozen de Afrikaner nationalisten juist voor een extreme vorm van rassensegregatie. Deze scheiding der geesten was al bij de aanloop tot de Tweede Wereldoorlog waarneembaar. Vanwege de economische crisis vormden de Nappen en de Sappen in 1933 een nationale regering met Hertzog als premier. De NAP en SAP fuseerden in de Verenigde Partij (vi). Een deel van de Afrikaner nationalisten scheidde zich echter af en stichtte in 1934 de Gesuiwerde Nasionale Partij onder leiding van D.F. Malan, een voormalige minister die in Nederland had gestudeerd. Samen met verwante organisaties zoals de Broederbond ontwikkelden de intellectuelen van de Nasionale Partij tijdens de jaren dertig de verscherpte apartheidsideologie. Over de oorsprong van deze racistische ideologie circuleren twee aanvechtbare verklaringen die de inspiratiebron bij het Nederlandse Kuyperianisme dan wel het Duitse nationaal-socialisme lokaliseren. Schutte heeft overtuigend aangetoond dat de apartheidsideologen zoals H. Veiwoerd, niet zozeer door het Nederlandse Kuyperianisme geïnspireerd werden, maar door het rechts-autoritaire, 'völkische' gedachtengoed waarmee ze tijdens hun studie in Duitsland kennismaakten.2 Enkele apartheidsideologen oriënteerden zich echter direct op het nationaal- socialisme. Deze verhoudingen bepaalden ook de reactie van de Afrikaner nationalisten op het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Een kleine meerderheid van regering en parlement koos in 1939 voor oorlogsdeelname aan de kant van Engeland tegen nazi-Duitsland. Premier Hertzog kon zich daarmee niet verenigen. Hij werd tot aftreden gedwongen en opgevolgd door Smuts. Hertzog sloot zich vervolgens aan bij de Nasionale Partij van Malan. Zo werd deze partij met de neutraliteit en de apartheid als belangrijkste programmapunten de grootste oppositiepartij tegenover de vp van premier Smuts. De keuze voor neutraliteit van de Nasionale Partij was zowel anti-Brits als pro-Duits van aard. Het accent lag in het algemeen meer op anti-Brits omdat de verschrikkingen van de Britse concentratiekampen tijdens de Boerenoorlog nog betrekkelijk vers in het geheugen lagen. Naast deze hoofdstroom binnen het Afrikaner nationalisme ontstonden er echter uitgesproken fascistische organisaties die oorlogsdeelname aan de kant van Duitsland propageerden. Deze extremistische Afrikaner nationalisten werden door de pro-Britse regering-Smuts vervolgd. Intussen gingen tijdens de oorlog meer zwarten in de mijnbouw en industrie werken. De stedelijke zwarten werden ook zelfbewuster, zoals bleek uit het toenemend aantal stakingen. De vp van Smuts trok hieruit de consequentie dat de segregatiewetgeving afgezwakt moest worden. De Nasionale Partij propageerde juist een nog scherpere vorm van segregatie, de apartheid. Bij de parlementsverkiezingen van 1948 behaalde de Nasionale Partij dankzij het districtenstelsel met een minderheid van de blanke stemmen een kleine meerderheid van de parlementszetels. Malan vormde een regering die direct een begin maakte met de uitvoering van het apartheidsprogramma. Intussen waren Nederland en Nederlands-Indië bezet geweest door respectievelijk Duitsland en Japan. Al voor de Duitse bezetting ontstonden in Nederland tijdens de jaren dertig tal van nationaal-socialistische organisaties, waarvan de bekendste werd vertegenwoordigd door de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). De NSB haalde bij de Statenverkiezingen in 1935 acht procent van de stemmen. Daarna werd deze aanhang weer gehalveerd bij de Kamerverkiezingen van 1937. In 1940 werd Nederland door Duitsland bezet. Ruim 25.ooo Nederlanders riskeerden tijdens de Duitse bezetting hun leven in de illegaliteit. In Amsterdam en omgeving staakten in februari 1941 honderdduizenden mensen tegen de vervolging van de joden. De staking was georganiseerd door de illegale CPN en was het eerste massaal gesteunde openlijke protest tegen de Duitse bezetting. De staking had echter geen tastbare resultaten. In 1942 begon de deportatie. Ruim ioo.ooo van de 140.ooo Nederlandse joden werden in de vernietigingskampen vermoord. In het totaal verloren zo'n z.o.ooo Nederlanders aan directe oorlogsgevolgen het leven. De Tweede Wereldoorlog vormde vooral op buitenlands en koloniaal terrein een scherpe cesuur in de Nederlandse geschiedenis. Het failliet van de traditionele neutraliteitspolitiek leidde na de oorlog tot het bondgenootschappelijk engagement in de NAVO. Als gevolg van de oorlog zou ook de Nederlandse heerschappij over Indonesië definitief verloren gaan. Binnenlands was er door het herstel van de verzuiling een veel grotere mate van continuïteit. De betrekkingen tussen Nederland en Zuid-Afrika waren al voor de oorlog bekoeld. Daarbij speelde het antisemitisme dat zich binnen de Nasionale Partij manifesteerde een rol. Met name de liberale NRC nam daartegen krachtig stelling. Op zijn beurt weigerde Hertzog na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bij Hitler ten gunste van Nederland te interveniëren, waartoe minister van Buitenlandse Zaken E.N. van Kleffens hem verzocht had. De Duitse bezetting van Nederland bracht geen golf van pro-Nederlandse of anti-Duitse gevoelens teweeg onder het Afrikanerdom. Een Nederlandse immigrant werd mei 1940 zelfs gefeliciteerd door zijn Afrikaner buren met de 'bevrijding' van Nederland. Tijdens de oorlog zou de Nederlandse gemeenschap in Zuid-Afrika zich dan ook afkeren van het Afrikaner nationalisme en zich achter premier Smuts scharen. Smuts werd vanwege zijn oorlogsinspanningen tegen Duitsland, zijn hulp met voedsel en goederen aan het bevrijdde Nederland en zijn prominente rol bij de oprichting van de Verenigde Naties bijzonder populair in Nederland. Hij werd allerhartelijkst ontvangen toen hij in 1946 een officieel bezoek aan Nederland bracht. De Leidse universiteit verleende hem een eredoctoraat. Bij zijn ontvangst door de gezamenlijke vergadering van de Staten-Generaal verwelkomde de socialistische voorzitter van de Eerste Kamer D. Kranenburg, Smuts als 'een staatsman, in wiens persoonlijkheid en in wiens naam zelfs wij zoo sterk de stamverwantschap met ons eigen volk aanvoelen, één der grooten en sterken van onze stam, wiens leven en werken wij met bewondering hebben gevolgd'.,3 De teleurstelling was dan ook groot in Nederland toen Smuts in 1948 onverwachts de verkiezingen verloor. Volgens de tijdelijk zaakgelastigde van Nederland in ZuidAfrika, J.D. van Karnebeek, had Smuts zich te veel op de buitenlandse politiek geconcentreerd en de binnenlandse politiek verwaarloosd. Van Karnebeek betwijfelde echter of de nieuwe nationalistische regering van Malan lang stand zou kunnen houden met zo'n krappe parlementaire meerderheid. Met de uitvoering van het apartheidsprogramma zou het volgens de Nederlandse zaakgelastigde zo'n vaart niet lopen. Het anticommunisme van de nieuwe regering achtte hij een pluspunt. De Nederlandse pers reageerde een stuk negatiever en realistischer op de verkiezingsoverwinning van de Nasionale Partij. Vrijwel alle kranten brachten de neutraliteit van deze partij tijdens de oorlog in herinnering. De liberale NRCwees op het blijvende antisemitisme onder de Afrikaner nationalisten terwijl het socialistische Vrije Volk, Het Parool en Vrij Nederland met de katholieke Volkskrant en De Linie hun houding ten aanzien van de zwarte bevolking hekelden. Volgens De Hervormde Kerk riep het apartheidsprogramma onder veel Nederlanders rechtstreekse associaties op met het Duitse nazisme. In Elseviers Weekblad werd Malan 'anti-Brits, anti-Joods en anti-neger' genoemd: 'Negen millioen naturellen wil hij in reservaten streng afgescheiden houden van de gebieden der blanken. Met verbijstering vraagt men zich af, welk een afschuwelijke toekomst deze mensen te wachten staat op de armelijke, dorre gronden die hun zullen worden toegewezen.'24 Alleen het antirevolutionaire Trouw toonde enige sympathie voor de stamverwante en calvinistische Afrikaner nationalisten. De kritiek in de Nederlandse pers nam nog verder toe toen de nieuwe regering-Malan de voormalige fascist Otto du Plessis tot Zuidafrikaanse gezant in Nederland benoemde. De regering-Drees weigerde de geloofsbrieven van Du Plessis te aanvaarden. 'Vreemd Geword', zo typeerde het nationalistische Afrikaner dagblad Die Burger in 1948 de betrekkingen tussen Nederland en Zuid- Afrika.5 De bevestiging van stamverwantschap Toch maakte deze kritische houding in Nederland binnen enkele jaren plaats voor een positieve houding ten aanzien van het apartheidsregime, waarvan de Van Riebeeck-herdenking in 1952 getuigde. Het waren weer ontwikkelingen op binnenlands, buitenlands en koloniaal terrein die aan deze mentaliteitsverandering ten grondslag lagen. Binnenlands mislukte de 'doorbraak', de poging om met de vorming van de Partij van de Arbeid (pvdA) het verzuilde bestel te doorbreken. Bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 1946 behaalde de PvdA minder zetels dan de progressieve partijen waaruit ze was samengesteld, voor de oorlog hadden behaald. De herstelde confessionele partijen bezetten de helft van het aantal zetels, weinig minder dan voor de oorlog. De Communistische Partij Nederland (CPN) verkreeg tien procent van de stemmen, maar dat aantal zou weer snel teruglopen. De 'rooms-rode coalitie' die in 1939 voor het eerst tot stand was gekomen, werd na de oorlog voortgezet. De periode van wederopbouw, tussen 1945 en 195o, toen het vooroorlogse produktiepeil weer bereikt werd, waren in de woorden van de historicus Blom 'jaren van tucht en ascese'.26 In 1947 achtte 74 procent van de ondervraagde Nederlanders 'hard werken, zuinig leven en veel sparen' de enige manier voor Nederland om er weer bovenop te komen. De conservatieve vooroorlogse moraal herstelde zich grotendeels. Dit strenge, verzuilde cultuurpatroon in Nederland vertoonde overeenkomsten met het conservatieve cultuurpatroon van de Afrikaners. Hun afzijdige of zelfs pro-Duitse opstelling tijdens de oorlog werd hen snel weer vergeven door de meeste Nederlanders. De oorlogservaringen werden namelijk door veel Nederlanders verdrongen in het conservatieve wederopbouwklimaat. De vraag 'is uw leven door de oorlog erg veranderd?' werd zelfs in 1945, kort na de bevrijding, door 62 procent van de ondervraagden ontkennend beantwoord. Het aantal ondervraagden dat meende dat collaborateurs streng gestraft moesten worden, daalde gestaag tussen 1945 en 1950. Terwijl vlak na de oorlog Duitsland nog door een meerderheid van de ondervraagden als de belangrijkste toekomstige bedreiging werd genoemd, meende na de communistische coup in Praag van 1948 een groeiende meerderheid van de ondervraagden dat de Sovjetunie de voornaamste bedreiging was. Het aantal ondervraagden dat vond dat het communisme bestreden moest worden steeg van 67 procent in 1948 tot 82 procent in 195o. De toetreding van Nederland tot de NAVO werd in 1949 dan ook alleen door de gereduceerde kamerfracties van de CPN bestreden. Door de bepalende invloed van de Koude Oorlog op de naoorlogse buitenlandse politiek van Nederland kreeg ook het anticommunisme van het Afrikaner apartheidsregime meer waardering. Het fel anticommunistische kamerlid van de PvdA Jacques de Kadt, die in 1948 de overwinning van de Afrikaner nationalisten nog veroordeeld had, verklaarde in 1952 dat afschaffing van de apartheid op korte termijn tot chaos in Zuid-Afrika zou leiden, een toestand waarvan alleen het communisme zou profiteren. Ten slotte leidde ook het trauma van de dekolonisatie in Nederland tot toenadering tot het Zuidafrikaanse apartheidsregime. Het verlies van Nederlands- Indië onder druk van de Verenigde Naties en de Verenigde Staten konden veel Nederlanders niet verkroppen. In 1948 werd de tweede 'politionele actie', gericht op de uitschakeling van de Republiek Indonesië van de gehate 'Jappen- collaborateur' Sukarno, door 62 procent van de ondervraagden goedgekeurd. NieuwGuinea bleef voorlopig buiten de soevereiniteitsoverdracht. Deze werd door 33 procent van de ondervraagden afgekeurd en door slechts 21 procent goedgekeurd terwijl maar liefst 46 procent zich van mening onthield. In 1953 meende nog 59 procent van de ondervraagden dat de soevereiniteitsoverdracht ongunstig voor IM

Nederland was geweest. Tot het laatste moment, toen in 1962 Nieuw-Guinea opnieuw onder Amerikaanse druk aan Indonesië werd afgestaan, bleef zo'n twee derde meerderheid van de ondervraagden van mening dat dit rijksdeel los van Indonesië onafhankelijk diende te worden. In de Verenigde Naties steunde Zuid-Afrika als een van de weinige westerse landen volledig het Nederlandse standpunt, dat de strijd met de Republiek Indonesië en het vasthouden van Nieuw-Guinea een interne aangelegenheid was waarin de VN zich niet mocht mengen. De Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken erkenden dat de apartheid op zich zelf in strijd was met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Zij achtten echter een veroordeling van de apartheid door de VN eveneens een ongeoorloofde inbreuk op de soevereiniteit van Zuid-Afrika. Daarom gaven ze de Nederlandse vN- delegaties de opdracht om zich van stemming te onthouden of zelfs tegen de anti- apartheidsresoluties te stemmen die door een toenemend aantal Afro-Aziatische landen ingediend werden. De extern afgedwongen dekolonisatie van Indonesië vormde niet alleen een aanslag op de nationalistische trots in Nederland, maar had ook economische implicaties. Hoewel bij de soevereiniteitsoverdracht reeds de basis was gelegd voor een toenemende industriële welvaart was men algemeen van mening dat Nederland vanwege het verlies van Indië nieuwe overzeese markten moest verwerven en nieuwe vestigingsplaatsen moest vinden voor de overtollige bevolking. Zuid-Afrika, dat nog relatief onontgonnen was als afzetmarkt en emigratieland voor Nederland, steeg daarom in betekenis. Tegen deze achtergrond van de conservatieve, verzuilde verhoudingen in Nederland, de Koude Oorlog en het trauma van de dekolonisatie normaliseerden de Nederlandse betrekkingen met het apartheidsregime in Zuid-Afrika snel. De regering-Malan nam daartoe het initiatief. In 1949 bezocht premier Malan Nederland, in het kader van een 'welwillendheidsbesoek'. Bij de ontvangst op paleis Soestdijk gaf koningin Juliana Malan te verstaan dat zij nooit Zuid-Afrika zou bezoeken zolang daar de apartheid heerste. Maar met premier Drees en minister van Buitenlandse Zaken D.U. Stikker voerde Malan bijzonder vriendschappelijke besprekingen. Naar aanleiding van deze besprekingen verklaarde Drees tegenover een Zuidafrikaanse verslaggever hoezeer hij zich al als jongen tijdens de Boerenoorlog bewust geworden was van de stamverwantschap tussen Nederland en Zuid-Afrika. Na deze besprekingen zou de regering-Malan een aantal wrijfpunten tussen Nederland en Zuid-Afrika uit de weg ruimen. Zo kreeg de KLM uitgebreide landingsrechten in Zuid-Afrika en werden er een aantal juridische belemmeringen voor Nederlandse emigranten naar Zuid-Afrika opgeheven. De regering-Malan trok de benoeming van Du Plessis als Zuidafrikaans gezant in en kwam in 1951 met de regering-Drees overeen dat de wederzijdse diplomatieke vertegenwoordiging verhoogd werd tot de rang van ambassade. De bekroning op de toenadering tussen Nederland en blank Zuid-Afrika werd gevormd door het culturele verdrag dat beide landen in 1951 sloten. De eerste besprekingen over zo'n akkoord waren al voor de Tweede Wereldoorlog begonnen. Aan Nederlandse zijde bleef de NZAV ook na de oorlog een belangrijke adviserende rol in het overleg spelen.

Op 31 mei 1951, de zogenaamde 'Uniedag' in Zuid-Afrika, ondertekenden minister Stikker en de Zuidafrikaanse gezant in Den Haag het culturele verdrag tussen beide landen. De aanhef van de Nederlandse tekst luidde: 'De Nederlandse Regering en de Regering van de Unie van Zuid-Afrika; verlangend om de vriendschappelijke betrekkingen, die steeds tussen de beide volken hebben bestaan, te bestendigen; en bezield met de wens om door vriendschappelijke uitwisseling en samenwerking tussen beide landen kennis en begrip zowel van de werkzaamheid op geestelijk, intellectueel, artistiek, wetenschappelijk, opvoedkundig en technisch gebied, als omtrent de geschiedenis en de zeden en gewoonten van het andere land in de ruimste zin te bevorderen; hebben besloten ten dien einde een Verdrag te sluiten.'7 Impliciet blijkt uit deze aanhef dat onder 'beide volken' de Nederlanders en de blanke Zuidafrikanen werden verstaan, met name de Afrikaners. Op grond van dit cultureel verdrag zou nimmer een zwarte Zuidafrikaan de kans krijgen Nederland te bezoeken. In Nederland werd het cultureel verdrag in 1952 met overgrote meerderheid door de beide Kamers van het parlement goedgekeurd. Alleen de fracties van de CPN stemden tegen. De woordvoerders van de overige partijen zouden warme woorden van vriendschap en stamverwantschap uitspreken. Het Tweede-Kamerlid J. Haken van de CPN daarentegen verklaarde: 'Wij menen dat Nederland, wanneer de Kamer dit verdrag zou aanvaarden, deze navolgers van Hitler, deze Hitlers in het klein, moreel zou steunen.'28 Buiten het parlement zou Vrij Nederlandzich in dezelfde zin uitlaten: 'Het is de leer van het Herrenvolk, die Malan in Zuid-Afrika tracht te verwezenlijken met een koud fanatisme, dat gespeend is van mededogen met de zwakkere medemens. Wat Hitler in Europa is mislukt, wil Malan in Zuid- Afrika er door drijven.'29 Maar de meeste kranten en tijdschriften, ook de socialistische, aanvaardden inmiddels de stamverwantschap en vriendschap tussen Nederland en blank Zuid-Afrika, waarvan het cultureel verdrag de uitdrukking vormde. Zo was Nederland in 1952 klaar voor de herdenking van de komst van Van Riebeeck in Zuid-Afrika driehonderd jaar tevoren. Postzegel uitgegeven n.a.v. de Jan van Riebeeck-herdenking, 1952. Noten ' Vgl. Dagverhaal van Jan van Riebeeck, Commandeur aan de Kaap de Goede Hoop 1, Utrecht 1884, blz. 16-17, 22.

2 Geciteerd in G.J. Schutte, Nederland en de Afrikaners. Adhesie en aversie, Franeker 1986, blz. 16. 3 Geciteerd in Schutte, Nederland, blz. 38. 4 P.B.M. Blaas, 'De prikkelbaarheid van een kleine natie met een groot verleden: Fruins en Bloks nationale geschiedschrijving', Theoretische Geschiedenis 9, 1982, blz. 271-304. 5 NRC 22 juni 1884. 6 Geciteerd in Schutte, Nederland, blz. 32. 7 De Standaard, 13 maart 1884. 8 De Tijd, 3 februari 1881. 9 Nederland-Zuid-Afrika. Gedenkboek uitgegeven door de Nederlandsch-Zuid- Afrikaansche Vereeniging188I-I93i, Amsterdam 1931, blz. 1oo-1o. W.J. Leyds aan J.P. Moltzer, 24 juni 1887, collectie Leyds (ARA). M. Kuitenbrouwer, Nederland en de opkomst van het moderne imperialisme. Koloniën en buitenlandsepolitiek, 1870-1902, Amsterdam 1985, blz. 129-130. Vgl. G.J. Schutte, De Hollanders in Krugers republiek, 1884-1899, Pretoria 1968, blz. 24-2; idem, Nederland, blz. 41-42. ,2 j. Woltring (red.) Bescheiden betreffende de buitenlandsepolitiek van Nederland 1848-19ig. Tweede periode 1871-1898 iv, Den Haag 1968, nr. 188. '3 De Standaard, 9 januari 1896. 14 Woltring, Bescheiden vi, Den Haag 1972, nr. 146. 15 DeAmsterdammer, 15 oktober 1899. 16 L. Penning, Uit mijn leven, Zwolle z.j., blz. 134. 17 Dagboek N.G. Pierson, 2 oktober 1899, collectie Pierson, UB Amsterdam. Vgl. C. Smit (red.) Bescheiden betreffende de buitenlandse politiek van Nederland 1848-I919. Dere periode i899-i919 vI, Den Haag 1968, nr 115. 18 De Sociaal-democraat, 18 november 1899. ,9 W. Drees, Zestigjaren levenservaring, Amsterdam 1962, blz. 17. 20 Handelingen Tweede Kamer, 24 september i9oi, blz. 58. B.J. H. de G raaff, De mythe van de stamverwantschap. Nederland en de Afrikaners 1902-1931, Amsterdam 1993, blz. 153. 22 Schutte, Nederland, blz. 185 e.v.. 23 Geciteerd in W.G. Henricks, Die betrekkinge tussen Nederland en Suid-Afrika, 1946-1961, ongepubliceerde dissertatie Bellville 1985, blz. 48. 24 Geciteerd in B.J.H. de Graaff en H. Kockelkorn, Het beeld van Zuid-Afrika in Nederland, 1948-1963, ongepubliceerde doctoraalscriptie Utrecht z.j., blz. 34. 25 Hendricks, Betrekkinge, blz. 88. 26 J.H.C. Blom, 'Jaren van tucht en ascese. Enige beschouwingen over de stemming in Herrijzend Nederland 0945-1950)' in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 96 (1981), blz. 300-334. 27 Henricks, Betrekkinge, blz. 264. 28 Handelingen Tweede Kamer, ii december 1952, blz. 461. 29 Geciteerd in De Graaff en Kockelkorn, Beeld, blz. 30.

Overzicht van de belangrijkste apartheidswetten die onder de regering Malan (1948-1954) werden ingevoerd. 1949 'Prohibition of Mixed Marriages Act' Huwelijken tussen blank en zwart zijn verboden. 1950 'Immorality Act' Seksueel verkeer tussen blank en zwart is verboden. 1950 'Population Registration Act' Alle Zuidafrikanen moeten een identiteitskaart hebben waarop hun ras staat vermeld. 1950 'Group Areas Act' Er komen aparte woonwijken voor de diverse bevolkingsgroepen. Buiten die wijken mogen zij niet meer wonen en geen bedrijven meer hebben. Zwarten mogen ook in hun eigen wijk geen onroerend goed bezitten. 1951 'Bantu Authorities Act' In de thuislanden, de aan de Afrikanen toegewezen gebieden, worden stamhoofden aangesteld die geheel van de Zuidafrikaanse regering afhankelijk zijn. Ze worden door de regering betaald en kunnen door de regering worden afgezet. 1953 'Criminal Law Amendment Act' Geweldloos verzet tegen de apartheid kan bestraft worden met drie jaar gevangenisstraf en/of tien zweepslagen. 1953 'Public Safety Act' De regering krijgt de bevoegdheid om de noodtoestand uit te roepen. 1953 'Native Labour Act' Afrikanen krijgen een absoluut stakingsverbod. 1953 'Bantu Education Act' Bij het lager en middelbaar onderwijs wordt de apartheid doorgevoerd.

'Overschat u vooral de mogelijkheden in Nederland niet' MARTIN HARLAAR Zuid-Afrika ' apartheidsbeleid: onaanvaardbaar luidde de ondubbelzinnige titel van een boek, geschreven door dominee Buskes na een bezoek aan Zuid-Afrika. Begin 1955 bracht J.J. Buskes jr., Nederlands Hervormd predikant te Amsterdam, in opdracht van de Internationale Broederschap der Verzoening (IFOR) een bezoek aan Zuid-Afrika ter bestudering van het rassenvraagstuk in dat land. Op de laatste bladzij van het boek, dat nog in hetzelfde jaar verscheen schreef hij: 'Apartheid. Het was Malan die het woord ingang deed vinden, een nieuw woord voor een oude zaak. Dat woord werd wet en wordt steeds meer wet. Maar geen enkel probleem wordt er door opgelost. Het enige resultaat is, dat de thermometer van de vrees, het wantrouwen en de verbittering met de dag stijgt." In mei 1948 kwam de Nasionale Party onder leiding van D.F. Malan aan de macht met leuzen als 'Hou die kaffer op sy plek' en 'Weg met de Indiër'. De 'oude zaak' waar Buskes over sprak, de achterstelling van zwarten en kleurlingen, was feitelijk zo oud als de blanke aanwezigheid op de zuidelijke punt van het Afrikaanse continent. Ook het vastleggen van die achterstelling in wetten was niet nieuw. Wat na i948 bekend zou worden als de 'grote apartheid', dat wil zeggen het territoriaal proberen te scheiden van blank en zwart, was al in 1913 in de wet vastgelegd. In dat jaar nam het geheel blanke parlement de 'Native Land Act' aan waarbij 'tijdelijk' zeven procent van het land gereserveerd werd voor de zwarte Afrikanen die zeventig procent van de bevolking uitmaakten. Daarbuiten konden zij geen grond kopen. In 1936 werd in de 'Native Trust and Land Act' de verdeling 'definitief geregeld; de Afrikanen kregen dertien procent van het land toegewezen. Deze dertien procent lag versnipperd over heel Zuid-Afrika en economische vooruitzichten waren er voor deze gebieden niet of nauwelijks. Ook het woord 'apartheid' was in 1948 niet helemaal nieuw. Dat was aan het eind van de jaren '30 al geïntroduceerd. Maar na 1948 werd dat woord inderdaad steeds meer wet. In een hoog tempo werd de apartheid steeds meer in wetten verankerd. De apartheidswetgeving riep veel verzet op bij de zwarte bevolking. En terwijl in het voorjaar van 1952 blank Zuid-Afrika de driehonderdste verjaardag van de landing van Jan van Riebeeck aan de Kaap herdacht, werden overal in het land grote vergaderingen belegd door tegenstanders van de apartheid. Het African National Congress (ANc) en het South African Indian Congress waren druk bezig met de voorbereiding van een campagne tegen de apartheidswetten, de Defiance Campaign (against unjust laws). Op 26 juni 1952 ging de Defiance Campaign van start. In de maanden die volgden, zouden vele duizenden mensen worden opgepakt omdat zij, geweldloos, de gehate wetten overtraden. De regering maakte veelvuldig gebruik van de 'Suppression of Communism Act' (195o) om de leiders van het verzet aan te pakken. Er werd zelfs een nieuwe wet uitgevaardigd, de 'Criminal Law Amendment Act', waarmee het organiseren van ongehoorzaamheidscampagnes strafbaar werd gesteld. In 1953 werd de Defiance Campaign afgeblazen. De volgende mijlpaal in het verzet tegen de apartheid is het Congress of the People (het volkscongres) in 1955, georganiseerd door de Congress Alliance. Dat was een samenwerkingsverband van het ANC, organisaties van kleurlingen, Indiërs en progressieve blanken en het pas opgerichte South African Congress of Trade Unions (SACTU). Op 25 en 26 juni kwamen in Kliptown bij Johannesburg bijna 3o0o afgevaardigden uit het hele land bijeen. Op het congres werd het Freedom Charter aangenomen, een ontwerp voor een democratisch en niet-raciaal Zuid-Afrika. Het Freedom Charter begint met de beroemd geworden zin: 'Wij, het volk van Zuid-Afrika, verklaren hierbij ten overstaan van ons land en de gehele wereld: dat Zuid-Afrika toebehoort aan allen, die erin wonen, zwart en blank.' In de eerste helft van de jaren '5o viel er in Nederland nauwelijks kritiek op het beleid van de Zuidafrikaanse regering te beluisteren. De belangrijkste uitzonderingen werden gevormd door de Communistische Partij Nederland (CPN) en het weekblad Vrij Nederland. De meeste Nederlanders hadden echter meer begrip voor de positie van de blanken dan voor die van de gekleurde bevolking. ZuidAfrika werd door velen gezien als een bolwerk van de westerse beschaving en als bondgenoot tegen het communisme. Zuid-Afrika was voor veel Nederlanders ook een aantrekkelijk emigratieland. Van 1947, toen de emigratie op gang kwam, tot 196o zouden zo'n 30.o0o Nederlanders naar Zuid-Afrika afreizen om daar hun geluk te beproeven. De Zuidafrikaanse premier, generaal J.C. Smuts drong tijdens een bezoek aan Nederland in 1946 in een toespraak tot de Staten-Generaal al op immigratie aan: 'Wij zijn van mening, dat de blanke bevolking en de basis van onze Europese beschaving versterkt behoren te worden. Zuid-Afrika is een bloeiend land, doch heeft onvoldoende geoefende blanke mannelijke krachten. De regering wenst immigratie. Dit zal niet alleen Zuid-Afrika sterker maken, maar ook de banden

'SMALL well Demonstratie tegen de apartheidswetten tijdens de Defiance Campaign (ongehoorzaamheidscampagne), 1952. [FotoarchiefA-BN] met de moederlanden in het noorden. Ons toekomstig lot, als tak van de Europese beschaving is ten nauwste aan het lot van Europa verbonden.'2 De Nederlandse overheid zou de emigratie gaan subsidiëren. Het Zuidafrikaanse Departement van Arbeid en de Maatskappy vir Europese Immigrasie zorgden ervoor dat emigranten snel aan werk geholpen werden. Ook de Zuidafrikaanse wetgeving werkte mee. De 'Industrial Conciliation Act' ingevoerd in 1956, verbood zwarte Afrikanen om lid te zijn van een vakbond en bevestigde tegelijkertijd het systeem van voor blanken gereserveerde beroepen. Het aantal beroepen alleen voor blanken werd uitgebreid. De meeste Nederlandse emigranten hadden het naar hun zin in hun nieuwe vaderland. In 1956 kwam het Nederlands echtpaar Jan van den Ham en Stella Hilsum na een verblijf van negen jaar uit Zuid-Afrika terug. Ze konden niet wennen aan de apartheid. Zij zouden samen met dominee Buskes de kern van het eerste anti-apartheidscomité in Nederland gaan vormen. Op 5 december 1956 werden vroeg in de ochtend, in opdracht van de Zuidafrikaanse regering, 156 vooraanstaande tegenstanders van de apartheid van hun bed gelicht, onder hen waren Olivier Tambo, Nelson Mandela, Walter Sisulu en Joe Slovo. Met militaire vliegtuigen werden zij naar Johannesburg vervoerd. Allen werden beschuldigd van hoogverraad. Het was de periode van de Koude Oorlog. In Zuid-Afrika werd iedereen die zich verzette tegen de apartheidspolitiek bestempeld als een communist. De westerse blanke beschaving moest tegen het communisme worden verdedigd. De Engelstalige Star in Johannesburg geeft daar een goed voorbeeld van op 6 december 1956, een dag na de arrestaties. Op de voorpagina stond een grote foto van Hongaarse vluchtelingen, die volgens het onderschrift bij aankomst op het vliegveld uitriepen: 'wij zijn nu in een vrij land.' Het proces dat op de arrestaties volgde, staat bekend als het Treason Trial (het hoogverraadsproces). Het zou tot 1961 gaan duren en eindigen met de vrijspraak van alle beklaagden. In Zuid-Afrika werd het South African Treason Trial Defence Fund opgericht. Dit comité wilde geld bijeen brengen waarmee de beschuldigden van juridische bijstand konden worden voorzien en hun gezinnen van financiële steun. In het comité hadden bekende figuren zitting als Alan Paton, schrijver van het in de jaren '50 ook in Nederland veel verkochte Tranen overJohannesburg, dr. Ellen Hellman, de presidente van het progressieve Zuidafrikaanse Instituut voor Rassenverhoudingen en Ambrose Reeves, de bisschop van de Anglicaanse kerk in Johannesburg. In navolging van dit comité werden soortgelijke initiatieven genomen in de Verenigde Staten en in Groot-Brittannië (Defence and Aid Fund). In het najaar van 1957 werd ook in Nederland hard gewerkt aan de oprichting van een dergelijk comité. In november presenteerde het Comité Zuid-Afrika zich 'aan het volk van Nederland'. Naast dominee Buskes en het echtpaar Van den Ham- Hilsum hadden ook bekende personen als prof. dr. N. Donkersloot, prof. dr. J. Presser, H.M. van Randwijk, dr. J.W. Schulte Nordholt, Han Wielek

Robert Resha, Patrick Molaoa en Nelson Mandela in Pretoria voor het Treason Trial, 1958. [Foto Associated Press, Amsterdam] Solidariteitsdemonstratie met de beklaagden van het Treason Trial, Johannesburg t956. [Fotoarchief AABN] en Otto Sterman hun naam aan het comité verbonden. Het Nederlandse volk werd opgeroepen geld te storten ten behoeve van de beschuldigden in het Treason Trial en hun gezinnen. Op 31 januari en i februari 1958 was er door het South African Treason Trial Fund in Kaapstad een grote internationale kunstveiling gepland. Vooruitlopend daarop hield het Comité Zuid-Afrika op 25 november 1957 in het Minervapaviljoen te Amsterdam zelf een kunstveiling. Begin februari 1958 kon het comité ruim 9.5o0,- gulden naar Zuid-Afrika overmaken. Nadat het Comité Zuid-Afrika had gedaan waarvoor het was opgericht, hield het feitelijk op te bestaan. Aan het eind van de jaren '5o liepen de spanningen in Zuid-Afrika snel op. Vooral de paswetten waren de zwarte bevolking een doorn in het oog. Iedere zwarte Afrikaan van zestien jaar en ouder diende steeds zijn pas bij zich te hebben en te tonen als een ambtenaar daarom vroeg. Deze pas, een boekje van een kleine honderd bladzijden, bevatte onder meer documenten over woonadres, toestemming om in een bepaald gebied te verblijven, werkgever en belastingen. Elk jaar werden enkele honderdduizenden mensen opgepakt, omdat zij de paswetten hadden overtreden. Zij konden naar een thuisland gedeporteerd worden en daarmee hun inkomen verliezen. In gebieden met een tekort aan arbeidskrachten moesten veroordeelde overtreders van de paswetten onder bewaking bij blanke boeren op het land werken. De behandeling op deze boerderijgevangenissen was vaak mensonterend. Een belangrijk geweldloos wapen tegen het beleid van de Zuidafrikaanse regering werd gevormd door de boycot. In 1957 werden in Johannesburg en Pretoria uit protest tegen verhoging van de bustarieven de bussen door 5o.ooo arbeiders drie maanden lang geboycot. De tariefverhoging moest uiteindelijk worden ingetrokken. In 1959 werd na een oproep van het ANc drie maanden lang een aardappelboycot gevoerd uit protest tegen paswetten en de erbarmelijke omstandigheden waaronder de zwarten op de boerderijen moesten werken. De boycot kwam hard aan bij de boeren, de handel en de regering, maar leverde weinig concrete resultaten op. Eind 1959 en begin 196o werd het wapen van de boycot ook internationaal tegen Zuid-Afrika ingezet. Een groot aantal, met name Caribische en Afrikaanse landen, maar bijvoorbeeld ook Groot-Brittannië boycotten gedurende enige tijd Zuidafrikaanse produkten. In november 1959 schreef Karel Roskam in Vrij Neder/and over deze boycotacties: 'Hebben deze boycot en die van de Zuidafrikaanse niet-blanken zelf, geen succes, dan is het laatste pre-revolutionaire middel verbruikt.'3 Roskam was afgestudeerd in het volkenrecht aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Aangemoedigd door prof. dr. Gesina van der Molen vertrok hij december 1958 naar Zuid-Afrika om materiaal te verzamelen voor zijn proefschrift over de volkenrechtelijke aspecten van de apartheid. In september 1959 keerde hij naar Nederland terug. In oktober nam Roskam contact op met dominee Buskes. Hij wilde samen met Buskes het Comité Zuid-Afrika nieuw leven inblazen. Behalve het geven van informatie, het inzamelen van geld en het proberen invloed uit te oefenen op betrokken instanties om de rassenpolitiek tegen te werken, zou het comité ook de mogelijkheid van een boycot van Zuidafrikaanse produkten moeten onderzoeken. Roskam wilde zo snel mogelijk met het nieuw te vormen comité aan de slag gaan, maar de zestigjarige Buskes liet zich niet opjagen. Op 17 december schreef Buskes Roskam een briefkaart: '...Nu reeds moet ik U zeggen, dat U naar mijn overtuiging veel te veel hooi op Uw vork neemt. Ik doe alleen mee, als de taak van het comité veel beperkter wordt gezien, omdat ik er niet veel voor voel mee te werken aan een actie, die tot mislukking gedoemd is. Ik heb enige ervaring. Ik meen trouwens, dat wij eerst een aantal mensen bijeen moeten roepen, om over de oprichting van een comité en de taak van dit comité te spreken. Overschat U vooral de mogelijkheden in Nederland niet...'4 Roskam liet zich niet ontmoedigen. Op I8 februari 196o schreef hij Buskes: '...Hopelijk kunt U mij spoedig weer ontvangen voor een bespreking over de volgende stappen. Ik heb nl. buitengewoon veel zin hier zo gauw mogelijk mee aan de slag te gaan, en wanneer dat niet op bezwaren stuit, zou ik mijzelf graag candidaat stellen voor het sekretariaat, hoewel dit een ongebruikelijke procedure is. Er zal echter ongetwijfeld veel te doen vallen en aangezien ik toch voortdurend gepreoccupeerd ben met Zuid-Afrika verveelt het mij niet...' Rond i maart was het eindelijk zo ver, dat er een officiële brief de deur uitging, met de namen van zowel Buskes als Roskam eronder. Daarin werd een aantal personen uitgenodigd om zitting te nemen in het op te richten Comité Zuid- Afrika. Het zou echter nog tot mei duren voordat het comité in de openbaarheid trad. Ondertussen waren de spanningen in Zuid-Afrika tot een climax gekomen. In 1959 had een aantal dissidenten uit het ANC het Pan Africanist Congress (PAC) opgericht. Zij zagen niets in de Congress Alliance waarin zwarten met kleurlingen, Indiërs en blanken samenwerkten. Zij wilden eerst een zo krachtig mogelijke zwarte organisatie opbouwen om pas daarna met andere groeperingen te onderhandelen. Het PAC onder leiding van Robert Sobuwke richtte zijn aandacht, net als het ANC, op de gehate paswetten. Robert Sobuwke riep alle zwarte Afrikanen op de pas thuis te laten, naar een politiebureau te gaan en zich vrijwillig te laten arresteren. Op verschillende plaatsen in het land gaf men gehoor aan deze oproep. Dat leidde op 21 maart 196o in Sharpeville tot een drama. De politie schoot daar op de ongewapende demonstranten en doodde 69 mensen. Overal in het land werden betogingen en stakingen gehouden. Op 30 maart riep de regering de noodtoestand uit en kort daarop werd de 'Unlawful Organisations Act' door het parlement aangenomen die het mogelijk maakte het ANC en het PAC te verbieden. Beide organisaties gingen ondergronds en zouden in de jaren daarna gewapende groepen organiseren. Bij het ANC was dat Umkhonto we Siswe (Speer van de Natie) en bij het PAC Poqo (Afrikanen Alleen). Voor het

ANC was er na bijna vijftig jaar een einde gekomen aan zijn politiek van geweldloosheid. De Zuidafrikaanse regering trad hard op en slaagde er in de loop van de jaren zestig in om het ondergrondse verzet zware slagen toe te brengen. De belangrijkste leiders hadden zich genoodzaakt gezien om in ballingschap te gaan of waren achter de tralies verdwenen. In 1964 werd een aantal Umkhonto-leiders, onder wie Nelson Mandela, Walter Sisulu en Govan Mbeki, in het zogenaamde Rivonia-proces tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Het bloedbad van Sharpeville schokte de wereld. In Nederland nam de Tweede Kamer met algemene stemmen een motie aan waarin het Zuidafrikaanse parlement werd opgeroepen tot een 'bezinning op een politiek die rassendiscriminatie uitsluit en elke schending van de rechten van de mens zal weten te voorkomen'.5 In Amsterdam namen op 26 maart honderden mensen deel aan een protestbetoging. In het najaar van 196o werd Albert Luthuli, sinds 1952 president van het ANC, genoemd als mogelijke kandidaat voor de Nobelprijs voor de vrede. Uit naam van het Comité Zuid-Afrika (CZA) schreef Roskam diverse parlementsleden en hoogleraren van juridische faculteiten aan met het verzoek deze kandidatuur te steunen. Luthuli kreeg de prijs voor zijn inspanningen om de rassendiscriminatie in Zuid-Afrika op geweldloze wijze te bestrijden. De Zuidafrikaanse regering zag zich door de publieke opinie gedwongen de binnenlandse verbanning waaronder Luthuli leefde op te heffen zodat hij naar Oslo kon reizen om zijn prijs in ontvangst te nemen. In Zuid-Afrika was het stadium van het geweldloze verzet echter voorbij. Op 25 november 196o werd vanuit het CZA het Studenten Comité Zuid-Afrika (Stucoza) opgericht. Al voor de oprichting van het CZA had Roskam contacten met Amsterdamse studenten die bezig waren zwarte Zuidafrikaanse studenten naar Nederland te halen. In februari 196o informeerde Roskam Buskes over een op te richten Studenten Comité Zuid-Afrika waarin deze studenten zitting zouden nemen. Het Stucoza probeerde zonder veel succes in de eerste anderhalf jaar van zijn bestaan geld in te zamelen voor twee zwarte Zuidafrikaanse studenten, die op instigatie van het CZA naar Londen waren gehaald. Het was de bedoeling dat zij in Nederland zouden gaan studeren, maar de Nederlandse regering weigerde een verblijfsvergunning te verlenen. In juni 1962 nam het CZA, dat 3.500,- gulden in de twee studenten had geïnvesteerd, de verantwoordelijkheid voor beiden van het gedesillusioneerde Stucoza over. Het Stucoza zou nog jarenlang een kwakkelend bestaan leiden. In 1961 kreeg het CZA een nieuwe leiding. In april vertrok Roskam naar Nigeria waar hij tot december 1965 zou gaan werken. En dominee Buskes kreeg eind 1961 van zijn arts te horen dat hij het rustiger aan moest doen. Hij zou als voorzitter opgevolgd worden door Joop Voogd. Buskes kreeg de nieuwe functie van ere-voorzitter.

1MOORD ! Zuid-Afrika, maart 1960 PROTESTEERT! Affiche n.a.v. het bloedbad van Sharpeville, 1960. [Archief ABN (archief czA)] Delegatie van het CZA bij de Zuidafrikaanse ambassade, z mei 1963; met onder anderen E. van Thijn (iste v.l.), H. van den Bogaard (3e vI.), J. Voogd (5e v.I.), ds. J. Buskes (op de rug gezien). [Fotoburo Stokvis, Den Haag (archief ABN)]

Moest het CZA (en het Stucoza) het in de begintijd vooral hebben van de gedrevenheid van Roskam, vanaf begin 1962 zou de veel bedaagdere Voogd het gezicht van het CZA bepalen. Voogd, adjunct-directeur van de Wiardi Beckman Stichting (het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid) en vanaf september '62 Tweede-Kamerlid voor de PvdA, had zeer veel contacten binnen de 'rode familie' en kon zodoende overal deuren openen voor het CZA. Het CZA had vanaf het begin geprobeerd vertegenwoordigers van alle democratische partijen en alle geestelijke groeperingen binnen te halen. Dat lukte ook redelijk voor zover het de niet-actieve leden betrof. Maar de actieve leden kwamen voor een zeer belangrijk deel uit PvdA-kringen voort. Leden van de CPN, een partij die zich steeds fel tegen de apartheid had opgesteld, werden niet in het CZA gehaald, omdat de CPN door velen niet als een democratische partij beschouwd werd. Eind '62 begon zich binnen het CZA een groep 'angry young (wo)men' te manifesteren, die wilde dat het comité zich radicaler zou opstellen. Deze 'groep' bestond uit Joris van den Berg, Fenna van den Burg, Hans van den Doel en Ed van Thijn. Hans van den Doel had de discussie aangezwengeld met een vertrouwelijke brief aan de secretaris van het Dagelijks Bestuur van het CZA. Een citaat: '...Het Comité is opgericht als strijdorganisatie, met het doel daadwerkelijk steun te verlenen en de publieke opinie tegen Zuid-Afrika te mobiliseren. Haar karakter als strijdorganisatie houdt noodzakelijkerwijs enige eenzijdigheid in... Het Comité Zuid-Afrika nu, loopt het gevaar dat zij haar karakter als strijdorganisatie gaat inruilen voor een positie als wetenschappelijk informatiebureau over de apartheid. Als zodanig heeft zij grote verdienste, maar zonder oproep tot strijd zal het niet mogelijk zijn de Nederlandse opinie ooit rijp te maken voor het doen toepassen van sancties. Dat wij de negers, kleurlingen en indiërs niet aansporen naar de wapens te grijpen, accoord. Maar verder willen wij onze positie als voorhoede tegen de apartheid rechtvaardigen...' Het CZA zou nooit echt de strijdorganisatie worden die Van den Doel en de zijnen voor ogen stond. Het comité hield zich in hoofdzaak bezig met het leveren van informatie aan de Nederlandse delegatie bij de Verenigde Naties, het schrijven van ingezonden brieven, het versturen van protesttelegrammen en meerdere malen ook met het opvangen van Zuidafrikanen die bij het comité aanklopten. Van half april tot half mei 1964 organiseerde het CZA de eerste Nederlandse boycotactie tegen Zuidafrikaanse produkten. Voogd schreef op 4 april 1964: '...Het Comité Zuid-Afrika heeft niet het voornemen de actie te voeren tesamen met aan de CPN gelieerde organisaties. De plaatselijke comité's worden verzocht, ook voor wat hun samenstelling betreft, daarmee rekening te houden, temeer nu blijkt dat dit voor een aantal organisaties, wier medewerking onontbeerlijk is, een onoverkomelijk struikelblok zou zijn.' De organisaties waar Voogd op doelde waren de PvdA en het Nvv en hun jongerenorganisaties FJG en Jonge Strijd. Met name het Nvv had het CZA vanaf het begin praktisch, financieel en juri- disch ondersteund. De NvV-jongeren hadden eind '63-begin '64 nog onder de leus 'blank + zwart niet apart' een landelijke geldinzamelingsactie voor het CZA gehouden die maar liefst 18.5oo,- gulden opbracht. Het Bondsbestuur van het NVV verhoogde dit bedrag tot 2o.ooo,- gulden. In 1965 nam het CZA het initiatief tot de oprichting van een Nederlandse afdeling van het Defence and Aid Fund. De Nederlandse regering had in '65 voor de begroting van het volgende jaar een bedrag van ioo.ooo,- gulden (de Ton van Luns) gereserveerd voor het (International) Defence and Aid Fund, dat in 1956 door kanunnik John Collins in Groot-Brittannië was opgericht om de verdachten van het Treason Trial en hun gezinnen te helpen. Het eerste streven van het Defence and Aid Fund Nederland (DAFN) was om de Ioo.ooo,- gulden uit particuliere bijdragen te verdubbelen. Deze actie 'Verdubbel de ton' zou haar hoogtepunt krijgen in het voorjaar van 1966. De slogan was ondertussen 'Een ton d'r op' geworden. In het kader van deze actie verschenen een langspeelplaat en het boek Apartheid. De VPRO zond op de televisie een kunstveiling uit. De ton werd ruimschoots gehaald. Het lukte DAFN bij gebrek aan mankracht niet om lang zelfstandig te blijven functioneren. Al in '67 ging men administratief samen werken met het CZA en in '68 kwam het tot een fusie. Het CZA zOU geen echte 'strijdorganisatie' worden. Het streven naar een brede achterban stond daar haaks op. De fusie met DAFN, dat zich op een zo breed mogelijk publiek richtte om geld bij elkaar te krijgen voor de slachtoffers van apartheid, maakte het voor het CZA nog moeilijker om zich radicaal op te stellen. Het CZA zOU in de tweede helft van de jaren '6o steeds meer uit de pas gaan lopen met de geest van de tijd. Overal ontstonden groeperingen die beter georganiseerd en radicaler dan voorheen hun onvrede met bestaande situaties in binnen- en buitenland omzetten in opvallende acties gericht op verandering. Het was de tijd van Provo, Vietnam-demonstraties, bezettingsacties door studenten, Aktie Tomaat, kraken, Derde-Wereldwinkels, Dolle Mina en nog heel veel meer. De genuanceerde protesten van het CZA waren nauwelijks waarneembaar in de zee van spandoeken en de orkaan van gescandeerde leuzen. Voorjaar 1968 was de in Nederland studerende Zuidafrikaan Esau du Plessis in contact gekomen met het CZA. Na aanvankelijk zijn diensten te hebben aangeboden, maakte hij al snel zijn bezwaren tegen het door het CZA gevoerde beleid kenbaar. Hij verweet het CZA niet echt tegen apartheid te zijn omdat het niet bereid was te erkennen dat gebruik van geweld in Zuid-Afrika de enige mogelijkheid was om verandering tot stand te brengen. In oktober 1970 liet hij weten diep teleurgesteld te zijn in het CZA en verder contact niet op prijs te stellen. In datzelfde jaar richtte hij samen met onder anderen Karel Roskam de stichting Boycot Outspan Actie (BOA) op. De eerste acties van BOA richtten zich met succes tegen de verkoop van de Zuidafrikaanse Outspan-sinaasappels. De meeste grootwinkelbedrijven besloten de verkoop van deze sinaasappels te staken.

Defence and Aid Fund Nederland op een persconferentie over inzamelingsacties t.b.v. slachtoffers van de apartheidspolitiek, 14 oktober 1965; v.ln.r.: Pater J. van Kilsdonk, S.J., Chr. van Daamen, prof. dr. Gesina van der Molen en P.A. Gille. [Spaarnestad Fotoarchief, Haarlem] Kunstveiling in Frascati, Amsterdam, georganiseerd door DAF-Nederland t.b.v. de actie 'een ton d'r op', 1z mei 1966. [Spaarnestad Fotoarchief, Haarlem]

Een tweede Zuidafrikaan die zich bij het CZA meldde, zou uiteindelijk het einde van dit comité bewerkstelligen. Begin 1970 was de naar Nederland uitgeweken en in Amsterdam studerende, blanke Zuidafrikaan Berend Schuitema bij verschillende leden van het CZA langs geweest. Hij liet weten in contact te willen komen met het CZA-lid prof. dr. W. Albeda. Marian van den Bergh, secretaresse van het CZA, schreef Albeda op 7 februari 1970: '...Ik ben er overigens nog steeds niet geheel zeker van of hij wel degene is voor wie hij zich uitgeeft, namelijk een politiek vluchteling... Wellicht is het beter hem voorlopig geen konkrete hulp zo hij dat vraagt - te geven. Als ik meer over hem weet zal ik u dat snel schrijven.' Schuitema hield contact met het CZA. In 1971 zou hij samen met zijn vriendin Conny Braam en een aantal economiestudenten een studiegroep vormen, Pluto genaamd. Voornaamste doel van Pluto was 'sabotage van het Apartheidsbeleid'. Pluto formuleerde als een van zijn toekomstplannen: 'Samen werken met Comité Zuid-Afrika en Defence and Aid Fund, met het doel een nieuwe organisatievorm te zoeken om de Anti-Apartheidsstrijd op landelijk niveau te coördineren en uit te breiden.' De manier waarop Pluto actie voerde, week sterk af van de manier waarop het CZA dit gewend was te doen. Had het CZA ooit bij een tenniswedstrijd waar een Zuidafrikaan speelde pamfletten uitgedeeld, Pluto wierp bij een wedstrijd van het Zuidafrikaanse Springbok Waterpoloteam rook- en verfbommen, waarna het tot een vechtpartij en arrestaties kwam. Conny Braam herinnerde zich in 1993 in haar boek De bokkeslachter over deze actie: 'Die avond bekeken we tevreden het televisiejournaal en verbaasden ons erover hoe indrukwekkend onze actie er uitzag. Toen pas hoorden we dat we echt gewonnen hadden: alle wedstrijden van het Springbok Waterpoloteam werden afgelast. Onze eerste effectieve actie was achter de rug. Het was misschien onbeholpen en rauw toegegaan en we hadden stomme fouten gemaakt, maar we waren tevreden. De leden van het Comité Zuid-Afrika daarentegen keurden het gebruikte geweld, zoals ze het noemden, ten zeerste af, maar erkenden tevens dat er misschien nieuwe tijden waren aangebroken.'6 De nieuwe tijden waren inderdaad aangebroken. Op Il oktober 1971 schreef Marian van den Bergh aan de leden van het algemeen bestuur van het CZA: 'Onze besprekingen, zowel intern als met de werkgroep Pluto, met wie we al enige tijd samenwerkten, zijn nu uitgemond in een reeks voorstellen, die zeer ingrijpende wijzigingen van ons comité inhouden. Deze wijzigingen behelzen o.a. een algehele losmaking van Defence and Aid Fund en Comité Zuid-Afrika, en een opgaan van het comité in een duidelijk als zodanig geprofileerde anti- apartheidsbeweging.' Op 13 november werden door de leden van het algemeen bestuur van het CZA de statuten van de Anti-Apartheids Beweging Nederland besproken. Met het aanvaarden van de nieuwe opzet hield het Comité Zuid-Afrika op te bestaan en was de Anti-Apartheidsbeweging Nederland geboren.

Actie van het czA tegen Zuidafrikaanse Outspan sinaasappelen, Amsterdam, mei 1964. [Foto Egbert van Zon (archief .-BN)] 56

Noten ' Buskes, J.J., Zuid-Afrika's apartheidsbeleid: Onaanvaardbaar, Den Haag 1955, blz. 294. 2 Folder NZAV 'Korte inlichtingen en wenken voor Nederlanders, die zich in Zuid-Afrika willen vestigen' (z.j.; 1947?). 3 Vrij Nederland, 28 november 1959. 4 Alle citaten in dit artikel uit correspondentie van CZA-leden zijn afkomstig uit het czA-archief dat zich bevindt in het archief van de AABN. 5 Rozenburg, R., De Bloedband Den Haag-Pretoria, Amsterdam i986, blz. I7. 6 Braam, C., De bokkeslachter, Amsterdam 1993, blz. 122.

Henk Vonhoff (1931), liberaal ANNEMARIE DE WLDT 'Vóór 1966 had ik al ontmoetingen gehad met Zuidafrikanen, de blanke oppositie tegen apartheid. Bij Den Uyl thuis gebeurde dat nog wel eens. Mijn lidmaatschap van het algemeen bestuur van het Comité Zuid-Afrika kwam dus niet uit de lucht vallen. Ik was toentertijd geschiedenisleraar aan de HBS met drie-jarige cursus. Al vanaf mijn jeugd was ik geïnteresseerd in Zuid-Afrika. Dat kwam vooral door een Zuidafrikaanse leraar. Hij vertelde veel over zijn land. Van apartheid was toen natuurlijk nog geen sprake. Wel van segregatie en een scherpe sociale stratificatie, zoals die hier ook bestaan hebben, maar niet van apartheid. Met die begrippen wordt vaak slordig omgesprongen. Ik vond dat er in het czA een liberaal thuishoorde en dat ik er thuishoorde. Binnen de VVD heb ik me altijd stevig bemoeid met de standpunten in het verkiezingsprogramma over Zuid-Afrika. Er waren natuurlijk wel mensen die het eenzijdig vonden. Van boycots ben ik nooit een voorstander geweest. Het afbreken van contacten dient nergens voor, het verhardt alleen maar de tegenkrachten. Het einde van de apartheid is ook niet bewerkstelligd door de economische boycot, maar omdat het een onmenselijk, onmogelijk systeem is. Die handhaven zich niet, tenzij je ze isoleert. En ik was ook sterk tegen een boycot alleen door Nederland. Ik heb het later zelf meegemaakt dat Werkspoor dicht moest omdat een buitengewoon grote opdracht geblokkeerd werd, die toen naar Frankrijk ging. En zouden de Zuidafrikanen daar na zestien jaar nog dankbaar voor zijn? Uiteindelijk heb ik me toch in 1968 teruggetrokken uit het CZA, omdat geweld niet meer principieel afgewezen werd. Humanitaire hulp ligt al op een grenslijn, je vergroot de mogelijkheden voor niet-humanitair verzet. Het CZA kwam steeds meer op de lijn dat Zuidafrikanen zouden moeten beslissen hoe de financiële hulp aangewend werd. Men zag het als een vorm van bevoogding als wij dat zouden bepalen. Daarmee werd mijns inziens de weg vrijgemaakt voor steun aan het gewapend verzet. Joop Voogd was daar ook ongelukkig over, maar hij trok toch niet de consequentie die ik getrokken heb. Je kunt de verantwoordelijkheid om tot geweld te komen niet overnemen, dat is een principiële keuze. En die geldt ook ten 0ý aanzien van andere landen. Als een Argentijn zegt: "Nu neem ik een machinegeweer," zeg ik: "Beste vriend, naar mijn gevoel is dit niet het middel dat ik van buitenaf mag ondersteunen." Die vergelijking met het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog hier in Nederland vind ik volstrekt verwerpelijk. Ik heb toen mijn afwijkende mening niet aan de grote klok willen hangen. Ze vonden het wel jammer dat ik, als een van de weinige liberalen die zich op het punt van Zuid-Afrika uitspraken, eruit stapte. Later heb ik nooit mijn mening willen uiten via openlijke advertenties. Als kamerlid, burgemeester en commissaris van de koningin heb je daar andere middelen voor, de Zuidafrikaanse ambassadeur ontving regelmatig brieven van mij.'

Het eerste slachtoffer van de scholierenopstand in Soweto, de 13-jarige Hector Peterson, 16 juni 1976. [Spaarnestad Fotoarchief, Haarlem] 6o

Nederland loopt te hoop tegen apartheid CAROLINE VAN DULLEMEN De jaren zeventig Soweto schokt de wereld Met wanhoop in haar ogen rent een zwarte vrouw weg van het geweld, naast haar een man met het levenloze bebloede lijf van Hector in zijn armen. Juni 1976, Soweto staat in brand. Hector Peterson kreeg een schot in zijn rug. Hij was elf jaar. De aangrijpende foto van de doodgeschoten scholier, die vreedzaam protesteerde tegen een onmenselijk systeem, zal miljoenen krantelezers in het geheugen staan gegrift. Demonstraties en rellen over het hele land zijn het gevolg. Honderden slachtoffers vallen en een veelvoud wordt gevangengenomen. Totaal onverwacht komt de uitbarsting niet. Begin jaren zeventig was het verzet weer opgelaaid. Een snelle economische groei droeg bij aan de ontwikkeling van een effectieve zwarte vakbond. Stakingen, huurboycots en massale thuisblijfacties zijn aan de orde van de dag. Illegale literatuur en bewustmakend theater roepen de bewoners van de townships op zich te verzetten. Steve Biko, een van de leidende figuren van de zwarte bewustzijnsbeweging, inspireert vooral zwarte jongeren met zijn boodschap trots te zijn op hun eigen huidskleur. De Zuidafrikaanse bevrijdingsbeweging krijgt een nieuwe impuls als in 1975 de Portugese kolonies Angola en Mozambique hun onafhankelijkheid hebben bevochten. Ook in Nederland komt de Soweto-opstand hard aan. De reacties zijn talloos. Zo besluit het kabinet niet langer exportkredietgaranties af te geven met een looptijd van langer dan een jaar. Minister van Buitenlandse Zaken Van der Stoel staat positiever tegenover sancties. 'Langzamerhand zie ik dat dwangmaatregelen nog de enige manier zijn om een ramp in Zuid-Afrika te voorkomen,' zou hij een jaar later zeggen. De FNV dringt aan op een olieboycot, er worden demonstraties en picket lines georganiseerd. Demonstratie n.a.v. Soweto, Amsterdam, 28 augustus 1976. [Foto-archief De Waarheid, Amsterdam] NIET WEKM 0ý'sPONDER HEIRì Schutting met affiches van BOA. [Foto Jan Stegeman]

Verschillende acties, verzuilde beweging Al door de opstand in Soweto, in het begin van de jaren zeventig, was het aantal anti-apartheidsorganisaties in rap tempo gegroeid. In het najaar van 1970 richtte de Zuidafrikaanse vluchteling Esau du Plessis in Leiden de stichting Boycot Outspan Actie (BOA) op. In de eerste jaren concentreerde BOA zich vooral op boycotacties. 'Pers geen Zuidafrikaan uit' luidde de provocerende en omstreden leus van de campagne tegen de verkoop van Outspan sinaasappels, maar de acties hadden succes. Langzamerhand kreeg het publiek het gevoel dat je die sinaasappels 'gewoon niet hoorde te kopen' en in 1978 was er geen Outspan meer verkrijgbaar. Daarna ging BOA vooral stedenacties organiseren met het doel zoveel mogelijk mensen aan de basis te informeren en daardoor te betrekken in activiteiten tegen apartheid. Ideologisch heeft BOA de strijd tegen apartheid in Zuid-Afrika altijd onlosmakelijk verbonden met de strijd tegen racisme in Nederland. Al eerder in datzelfde jaar startte, in Utrecht, nog een landelijke organisatie, de werkgroep Kairos (christenen tegen apartheid). Opgezet als steungroep voor het Christelijk Instituut van ds. C.F. Beyers Naudé ontwikkelde Kairos zich tot een sterke organisatie met een breed scala van actiepunten: protesten tegen schendingen van de mensenrechten, zoals de deportaties van zwarte Zuidafrikanen- 3,5 miljoen sinds 196o -, acties tegen economische banden van Nederlandse bedrijven met Zuid-Afrika, met name Shell, en druk op de regering om het beleid ten opzichte van Zuid-Afrika bij te stellen. In november 1971 was het Comité Zuid-Afrika ermee opgehouden en had de Anti Apartheids-Beweging Nederland (AABN) met nieuwe mensen en meer radicale strategieën het werk voortgezet. De AABN besteedde veel aandacht aan de opbouw van een solidariteitsnetwerk met plaatselijke werkgroepen, wereldwinkels en vakbonden en werkte aan bewustwording aan de basis: op scholen en in buurten. Specifieke projecten van de Zuidafrikaanse bevrijdingsbeweging, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs, werden financieel gesteund met kleinschalige geldacties. De AABN steunt het ANC en heeft in de loop der jaren vele persoonlijke banden met ANC'ers ontwikkeld. 'Nederland investeert in Apartheid', een project samen met de FNV, het Komitee Zuidelijk Afrika en de Werkgroep Kairos, werd een veel geciteerde publikatie als er over economische banden tussen Nederland en Zuid-Afrika werd gesproken. De AABN geeft ook nu nog tweemaandelijks de Anti Apartheids Krant uit (voorheen het Zuidelijk Afrika Nieuws). De koffieboycot van het Angola Comité werd in 1972 met succes bekroond. Albert Heijn koopt een jaar later toch koffie in Angola en verliest zijn tegenaanval op de AH-boycotactie na zes weken. De AH-leus 'een vrije keus voor vrije mensen' viel slecht; vakcentrales, PvdA, PPR en lPsp gingen de boycot steunen. Het Angola Comité veranderde in december 1976 van naam: Komitee Zuidelijk Afrika (KZA) en verbreedde zijn werkterrein. Sietse Bosgra, een van de oprichters van het Angola Comité, zou ook in het KZA een gezichtsbepalende rol

Affiche van het KzA, 1978, Ontwerp Toos Koedam. [Foto Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam] Affiche van de werkgroep Kairos, 1981, Ontwerp Len Munnik. [Archief werkgroep Kairos] MMM~ vervullen. Het KZA richtte zich vooral op het beïnvloeden van het regeringsbeleid inzake Zuid-Afrika en pakte grootschalige projecten aan. Het Bevrijdingsfonds, door het KZA opgezet, sluisde in de periode van 1977 tot 1991 57,5 miljoen gulden naar de bevrijdingsbewegingen in Zuidelijk Afrika, waarvan ongeveer 25 procent werd besteed aan steun aan het ANC. Op initiatief van het KZA kwam er een organisatiestructuur tot stand, SANAM (South Africa, Namibia), die adviseerde bij de besteding van EG-gelden van het 'special program for victims of apartheid'. SANAM ontwikkelde met Zuidafrikaanse organisaties een soort gedragscode, waardoor verhinderd werd dat EG-gelden besteed konden worden aan doelen waarvoor de Zuidafrikaanse regering verantwoordelijk was of doelen die gelieerd waren aan de Inkathabeweging van Chief Buthelezi. Het KZA heeft in de loop der jaren eveneens een netwerk van plaatselijke groepen opgebouwd. Kairos, KZA en BOA geven sinds 1977 samen een maandblad uit Amandla. Vooral na 1977 zetten zij zich in voor steun aan het ANC, ieder op hun eigen wijze. Midden jaren zeventig ontstonden ook het Azaniakomitee, voornamelijk gericht op het Pan Africanist Congress (PAc), de Namibiëwerkgroep en het Zimbabwekomitee. Een groot deel van de anti-apartheidsorganisaties kreeg financiële steun van de Nationale Commissie Voorlichting en Bewustwording Ontwikkelingssamenwerking (Nco), in 1979 opgericht, de zogenoemde Commissie Claus. Later kwam er ook geld uit andere bronnen, zoals van ministeries, de EG en de Verenigde Naties (vN). Een aanzienlijk deel van de financiën werd door lidmaatschapsbijdragen of stortingen voor acties vergaard. Het Defence and Aid Fund Nederland, in 1965 opgericht als steuncomité voor het International Defence and Aid Fund (DAF), dat zo anoniem mogelijk slachtoffers van apartheid financieel ondersteunde, zette zijn werk voort. Zo onopvallend mogelijk, omdat controversiële activiteiten potentiële donateurs zouden kunnen afschrikken. Bovendien was het Defence and Aid Fund een jaar later in Zuid- Afrika verboden. Het hoofdkantoor zetelde daarna in Londen, maar het werk ging ondergronds door. Hoe minder de naam van de organisatie in de publiciteit kwam, hoe beter. De geldgevers wisten dan ook nooit hoe het geld de advocaten en de gezinnen van politieke gevangenen bereikte. De samenwerking tussen de organisaties was stroef en zou in de loop der jaren niet veel soepeler gaan verlopen. Dat lag deels aan partijpolitieke animositeit, deels aan minder ideologische verschillen. Landelijk was de beweging (semi- )verzuild. Kairos was geïnspireerd door het Christendom, KZA oriënteerde zich op het pacifistisch-socialisme en de sociaal-democratie en de AABN op het communisme. De kracht van de Zuidelijk Afrikabeweging heeft misschien niet in de laatste plaats te maken met de mobilisatie van al die eigen netwerken in onder meer kerken, vakbeweging, universiteiten enzovoort. Tegelijkertijd bestond tussen de verschillende groepen bestond ook een zekere taakverdeling. Inzake de sancties

~II Affiche van de AABN, 1971, Ontwerp Conny Braam. [Archief AABN] Uitreiking van het ere-doctoraat voor Govan Mbeki in de aula van de Universiteit van Amsterdam aan zijn zoon Moeletsi Mbeki, 9 januari 1978. Govan Mbeki zat op Robbeneiland gevangen. [Foto Bert Zijlma] hield de AABN zich bijvoorbeeld vooral bezig met het wapenembargo, Kairos en KZA met andere sanctiemaatregelen. Boycotacties werden door alle landelijke anti-apartheidsorganisaties ondernomen. Tientallen acties, campagnes en manifestaties typeren de jaren zeventig als een strijdbare periode. Een willekeurige greep: voorzitter C. Groenendijk van Kairos pleit op een aandeelhoudersvergadering van Shell voor terugtrekking uit ZuidAfrika; Kairos en KZA roepen in paginagrote dagbladadvertenties op tot de erkenning van het ANC onder het motto 'Haal Nederland nu uit het verkeerde kamp'; in Amsterdam verandert het Pretoriusplein in het Steve Bikoplein; de tot levenslang veroordeelde ANC-strijder Govan Mbeki krijgt van de Universiteit van Amsterdam een eredoctoraat toegekend; in Zevenaar verbeteren leden van het Algemeen Nederlands Jeugdverbond (ANJv) het Wereldrecord kruipen tegen Apartheid; de voltrekking van het doodvonnis op de jonge ANc-activist Solomon Mahlangu leidt tot veel protesten; het Medisch Komitee Angola neemt het initiatief tot een steunactie voor de bouw van het Holland Solidarity Hospital in Mazimbu, Tanzania, waar ANc-ballingen verbleven; Oliver Tambo komt op bezoek en ziet kans de regering te bewegen tot het geven van humanitaire steun aan het ANc-vluchtelingenwerk. Constanten in de beweging De geschiedenis van een beweging lijkt meestal van acties aan elkaar te hangen. Behalve spectaculaire hoogtepunten zijn het echter ook vooral de minder zichtbare activiteiten die inhoud hebben gegeven aan een abstractie als internationale solidariteit. Het bevorderen van de mensenrechten was voor vrijwel alle antiapartheidsorganisaties een belangrijk thema met name voor de AABN en Kairos. Acties voor vrijlating en het verhinderen van executies van politieke gevangenen, protesten tegen de doodstraf, de deportaties, aandacht voor de 'grote' apartheid dat wil zeggen de thuislandenpolitiek en de ondersteuning van dienstweigeraars zijn constanten die in vrijwel alle campagnes speelden. Gemeenschappelijke campagnes in de verkiezingsperiode 'Partij kiezen voor Zuid-Afrika' hielden de politici wakker en Zuid-Afrika op de politieke agenda. Voorts trachtte men zo veel mogelijk materiële hulp en ondersteuning te mobiliseren. Het ging om opbouw van onderwijsvoorzieningen in vluchtelingencentra, het spekken van stakingskassen, om juridische ondersteuning en immateriële hulp zoals solidariteitsbetuigingen en verbreiding van ANC- standpunten. De media zijn bestookt met informatie over ontwikkelingen in Zuid-Afrika en Nederland. Daarnaast publiceerden alle groepen zelf artikelen in de bestaande media, maar ook in eigen publikaties gericht op het onderwijs, vakbonden, de eigen achterban en een algemeen publiek. Er is veel energie gestoken in lezingen, gastcolleges en projecten op scholen. Met regelmaat is onderzoek verricht naar de economische banden tussen Nederland en Zuidelijk Afrika. Ook organisaties als SOMO (Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen) en Osaci (Oecumenisch Studie en Actie Centrum voor Investeringen) hielden zich daarmee bezig.

Tweeslachtigheid ten aanzien van sancties Het Zuidafrikaanse verzet had al voor de opstand in Soweto bij monde van de toenmalige ANc-president en Nobelprijs winnaar Albert Luthuli opgeroepen tot sancties. Daarmee werd het blanke regime onder druk gezet, het verzet moreel gesteund, en tegelijkertijd werd daarmee de nationale betrokkenheid van de diverse landen bij het apartheidsregime aan de orde gesteld. Een combinatie van boycot en sancties, waarbij essentiële goederen als wapens en olie niet meer geleverd zouden worden en politieke en gewapende strijd moest uiteindelijk de weg naar de vrijheid openen. Het genadeloos neerslaan van de scholierenopstand in Soweto plaatste ZuidAfrika opnieuw volop in de internationale belangstelling. De Veiligheidsraad, vooral op aandringen van Afro-Aziatische landen, besloot nu tot een verplicht wapenembargo voor alle lidstaten. Schending van het wapenembargo De Zuidelijk Afrikabeweging stak veel energie in de controle op Nederlandse bedrijven inzake het wapenembargo. Begin 1983 boden de FNV en de AABN de regering het rapport aan Nederland en de bewapening van Zuid-Afrika waarin melding werd gemaakt van schendingen. Philips en met name zijn dochter Holland Signaal Apparaten namen hierin het leeuwedeel voor hun rekening, maar ook ondernemingen als Eurometaal (70 procent staatseigendom), RSV en rederij Marlot waren betrokken bij wapenleveranties aan Zuid-Afrika. De acties voor een kolenboycot De oproep uit Zuid-Afrika om een kolenboycot werd sinds 1979 opgepakt door Kairos, die zich ging inzetten voor een kolenboycot, in eerste instantie gericht op het stopzetten van de verstoking van Zuidafrikaanse steenkool door de Nederlandse elektriciteitscentrales en industrie. Dat lukte. Vervolgens werd de aandacht verlegd naar de havens, met name de Amsterdamse en de Rotterdamse, waar de overslag plaats had van ongeveer vijftien procent van de Zuidafrikaanse kolenexport. Kairos en later ook KZA hebben eveneens geprobeerd om de boycot van Zuidafrikaanse kolen, ingesteld door grote importeurs als Frankrijk en Denemarken naar de hele EG uit te breiden. Dit bleek een ijdele poging. In 1988 publiceerde de kolensectie van de Werkgroep Kairos een rapport onder de sprekende titel Zuidafrikaanse kolen stromen naar Nederland. Politieke heibel over de olieboycot De Algemene Vergadering van de VN pleitte al sinds 196z voor de instelling van volledige economische sancties tegen Zuid-Afrika en nam vanaf 1975 het stopzetten van de levering van olie in haar resoluties op. Door de val van de Sjah in Iran (Zuid-Afrika's grootste leverancier) werd echter de mogelijkheid geopend om de II Mýý

II Economische en militaire boycot; affiche van de AABN 1979, Ontwerp Frank Beekers, Lies Ros, Rob Schröder. [Archief ABN] 69 olieboycot echt effectief te maken. De behoefte aan geïmporteerde olie was de achillespees van het Zuidafrikaanse militair-industriële complex. Aangezien het land zelf geen olie heeft, moest het importeren. Een deel werd echter, om minder afhankelijk te zijn van de olieboycot, ook gemaakt door het staatsbedrijf SASOL, dat lokaal gedolven steenkool omzette in olie, een kostbaar procedé. In Nederland richtten Kairos en KZA zich voornamelijk op Shell, aangezien dit bedrijf veruit de grootste Nederlandse investeerder in Zuid-Afrika was. In 1973 kaartte Kairos' voorzitter C. Groenendijk 'Zuid-Afrika' voor het eerst aan tijdens een aandeelhoudersvergadering van de Koninklijke Nederlandsche Petroleum Maatschappij (een van de twee moedermaatschappijen van de Koninklijke Shellgroep). Na dit debat, dat jaarlijks zou terugkeren, volgden uitvoerige gesprekken tussen de Shell-directie en onder meer bekende wetenschappers en politici als prof. dr. H.M. de Lange, prof. dr. H. Linneman, prof. J. Verkuyl en KvP-kamerlid en oud-minister dr. M.A.M. Klompé. KZA, de rooms-katholieke vredesbeweging Pax Christi en de Derde-Wereldontwikkelingsorganisatie Novib sloten zich bij de campagnes aan, waardoor de acties tegen Shell een breed draagvlak kregen. In de daarop volgende jaren zou de olieboycot en in het bijzonder het aandeel van Shell uitgroeien tot een nationaal debat. Tot i991 werd met diverse actiemethoden van het uitdelen van pamfletten tot een massale blokkade van het Shell-laboratorium, vooral door Kairos en KZA, getracht het doel 'Shell uit ZuidAfrika' te bereiken. SUZA (Shell uit Zuid-Afrika) kwam voort uit de kraakbeweging en werd opgericht in 1988. In 1989 organiseerde SUZA een grootscheepse spektakelblokkade, gesteund door de gevestigde Zuidelijk Afrikabeweging en de Voedingsbond FNV, waarmee het Shell-laboratorium in Amsterdam werd bezet. De politie trad ongemeen hard op tegen deze massaal bezochte actie. Ook een groep als RARA (Revolutionaire Anti-Racistische Axie) zou zich op Shell werpen, met andere methoden. Nederland was een van de landen waar Shell-benzinestations doelwit werden van sabotageacties. De regering werd onder druk gezet, zelfs een meerderheid van het CDA was voor een boycot, liefst in internationaal verband. Eind juni 198o scheelde het een haar of het kabinet Van Agt was over deze kwestie gevallen. Zeven 'dissidente' (proboycot) CDA-leden gingen uiteindelijk voor de bijl waardoor een motie van wantrouwen tegen de regering, die een eerder aangenomen motie voor een olieboycot niet wenste uit te voeren, sneuvelde. De zeven vonden het Zuid- Afrika-beleid geen zaak waarop ze een kabinet wilden laten vallen. Een deel van de dissidenten bleef bij zijn standpunt zoals Jan Nico Scholten, Zuid-Afrika- woordvoerder van het CDA en , later CDA-minister van wvc. De Boer gaf daarop het veel geciteerde commentaar: 'Als je de vertrapping van de mensenrechten van de zwarten in Zuid-Afrika niet aan je kiezers kunt uitleggen, wat dan eigenlijk wel?" De olieboycot werd internationaal een hot issue en groeide in de loop van de jaren tachtig uit tot een campagne in zo'n veertien landen, van Amerika tot de Scandinavische landen en Australië.

Boycot de AMRo-bank; affiche van de AABN, Betaald Antwoord, BOA, Kairos, X-Y beweging, 1976. [Archief ABN] Sticker voor de actie voor de sportboycot, van de Stichting vN-jaar voor de sancties tegen ZuidAfrika, opgericht door Kairos en KZA, 198Z, Ontwerp Toos Koedam. Aandeelhoudersvergadering van Shell, ii mei 1989, v.l.n.r. Erik van den Bergh (Kairos), ds. C.F. Beyers Naudé, Jacques Wallage (pvdA), 2e rij rechts Sietse Bosgra (KZA). [Foto Jan Stegeman]

Op initiatief van Kairos en KZA werd in maart 198o het Shipping Research Bureau (SRB) opgericht, om gedegen onderzoek te verrichten naar de naleving van en de mogelijkheden tot verscherping van het internationale olie-embargo. Weinig anti-apartheidsorganisaties zullen kunnen bogen op zo'n internationale pers. Hun activiteiten werden belicht in de Europese media, in de New York Times, in Saoedi-Arabische kranten, in Nigeriaanse dagbladen. In Zuid-Afrika, waar alles wat met olie te maken had onder de strengste censuurwetten viel, werd zelfs in het parlement en de pers tegen de activiteiten van het Shipping Research Bureau gewaarschuwd. Eind 198o publiceerde het bureau zijn eerste rapport waarin duidelijk werd hoe omvangrijk Shells olieleveranties aan Zuid-Afrika waren; in 1981 staakte het concern deze directe leveringen. Tal van rapporten zouden volgen. Tot de opheffing van het internationale olie-embargo in december 1993 voorzagen de Nederlandse onderzoekers onder meer de vN van gegevens, waarop rapporten aan de Algemene Vergadering werden gebaseerd. In het begin van de jaren tachtig was Zuid-Afrika in het maatschappelijk debat grotendeels verdrongen door de groeiende anti-kernwapenacties die de aandacht van de publieke opinie opeiste. In het regeerakkoord van het kabinet-Van Agt i (CDA, PvdA, D66) was de volgende passage opgenomen: 'Nederland neemt (...) op de meest effectieve wijze deel aan het bestaande, vrijwillige olie-embargo tegen Zuid-Afrika.' Niet bepaald een heldere formulering voor een richtinggevend beleid. De interdepartementale stuurgroep, ingesteld om te onderzoeken hoe een embargo het meeste effect kon sorteren, stuitte op allerlei volkenrechtelijke bezwaren tegen een eenzijdige Nederlandse olieboycot. Kairos en KZA, volkenrechtdeskundigen en de parlementaire oppositie lieten hiertegen krachtige protesten horen. Minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek liet zich er bijzonder weinig aan gelegen liggen. Pas in 1985 zouden de eerste voorzichtige EGmaatregelen van kracht worden, het verbod op de verkoop van gouden munten, de terugtrekking van militaire attachés en het stoppen van de olie- exporten, een jaar later gevolgd door een verbod op de import van ijzer en staal. Een groeiend aantal banken, met name Amerikaanse, weigerde in de loop van 1985 nieuwe kredieten aan het apartheidsregime te verstrekken uit vrees voor aflossingsproblemen in verband met de politieke instabiliteit. Het Nederlandse aandeel in de geldexport naar Zuid-Afrika was betrekkelijk gering. Dit was voor een belangrijk deel het gevolg van de acties van de kerkelijke werkgroep Betaald Antwoord, opgericht in 1971 ter ondersteuning van het Anti-Racisme Programma van de Wereldraad van Kerken. Betaald Antwoord ging in discussie met de belangrijkste kredietverleners aan Zuid-Afrika in Nederland, de ABN en de AMRO-bank. Oproepen aan rekeninghouders bij deze banken om een andere bank te nemen, sloegen aan en ook een aantal politieke partijen stelde zich achter de actie. De directies van beide banken beloofden ten slotte geen kredieten meer te verstrekken aan de Zuidafrikaanse overheid en staatsbedrijven. Uit onderzoek van de Dienstenbond FNV en de AABN in 1983 bleek echter dat de banken nog altijd financiële betrekkingen met Zuid-Afrika onderhielden. Om nieuwe acties te voorkomen beloofde de ABN beterschap en hield zich daar ook aan.

Bij de AMRO-bank duurde dat langer, maar in 1985 was de Nederlandse betrokkenheid bij kredietverlening aan de Zuidafrikaanse overheid en overheidsbedrijven nihil. De Algemene Spaarbank voor Nederland (ASN) vormde een uitzondering in de bankwereld. Op vele manieren heeft deze bank de anti-apartheidsstrijd gesteund. Op een conferentie van de Wereldraad van Kerken uitten vele buitenlanders hun opperste verbazing over het feit dat de ASN zich op een aandeelhoudersvergadering van de Shell publiekelijk keerde tegen de betrokkenheid van het bedrijf met Zuid-Afrika. Acties voor een consumentenboycot zijn in Nederland verschillende malen goed aangeslagen. BOA kreeg Outspan sinaasappels van de schappen, de campagnes van het KZA tegen de verkoop van de Krugerrand, en daarna de fruitactie 'Pluk geen vruchten van apartheid' kregen een brede steun. Een aantal bedrijven zoals De Bijenkorf, V&D en alle ketens van supermarkten, beloofde schriftelijk geen Zuidafrikaanse produkten meer te verkopen en zij maakten die belofte waar. Langzamerhand kreeg het grote publiek het gevoel dat Zuidafrikaanse produkten 'besmet' waren. Nog nooit werd er in de afgelopen jaren zo vaak 'het mag geloof ik wel weer' gezegd als er nog iemand protesteerde tegen een glaasje Zuidafrikaanse wijn. Pogingen om de KLM te bewegen vluchten op Zuid-Afrika stop te zetten zijn echter mislukt. De luchtvaartboycot werd in Zuid-Afrika gezien als een effectief sanctiemiddel. Begin jaren tachtig riep de nationale Zuidafrikaanse sportorganisatie SAN-ROC op tot een boycot van de KLM. Ook kerkelijke leiders onder wie Boesak en Beyers Naudé riepen op tot luchtvaartboycot. Zo zei Naudé in 1987 in Nederland: 'Daar zullen de zwarten niet onder lijden (...). Het is een geweldloze methode tegen de apartheid: als de Lufthansa, de KLM, British Airways het willen, dan kunnen ze het.'2 In 1985 besloot een comité van Nederlandse ontwikkelingswerkers in Tanzania onder de leus 'Fly away - out of South Africa' het vliegen met de KLM te boycotten. Zij werden teruggefloten door Den Haag omdat de Stichting Nederlandse Vrijwilligers (SNV), als Nederlandse staatsinstelling, geacht werd met de KLM te vliegen, en niet toegestaan werd dat de afdeling in Tanzania op eigen houtje een actie voerde. Andere ontwikkelingsorganisaties zoals Novib en icco, sloten zich bij de SNv aan en trachtten de KLM-directie te overreden de vluchten op ZuidAfrika te staken. De FNV, en de Zuidelijk Afrikabeweging en de Nederlands Hervormde Kerk sloten zich aan bij de oproep aan de KLM. De KLM voerde als tegenargument aan dat zij op 75 landen vlogen en dat zij hun beleid niet konden laten bepalen door de politieke aanvaardbaarheid van een land en zijn regering. Mochten er EG-maatregelen komen of ministeriële besluiten dan zou de KLM deze opvolgen. Sinds 1986 stond het onderwerp regelmatig op de agenda van de Tweede Kamer, maar er kwam geen boycotmaatregel. De vs, Canada, Australië en de Scandinavische landen zegden hun luchtvaartverdragen met Zuid- Afrika wel op.

Het doorsnijden van de culturele navelstreng De historische banden tussen Nederland en Zuid-Afrika hebben steeds geleid tot een emotionele betrokkenheid van Nederlanders bij de ontwikkelingen in de zuidelijkste punt van Afrika. Tijdens de twee Boerenoorlogen kozen ze ondubbelzinnig partij voor de Boeren tegen de Britten. Op sommige scholen in Nederland zongen kinderen nog in het midden van de jaren zestig-trit-volïe-borst: 'Bobbejaan beklim die berg, zo vrolik en zo lustig, om die Rooinek te verslaan, hoera voor die Boer, hoera!' De verwante taal, de gemeenschappelijke afkomst - 'de stamverwantschap' en de godsdienst zijn altijd de ruggegraat geweest van de culturele relatie. Wat is er nog gemeenschappelijk na ruim 300 jaar een eigen weg te hebben bewandeld op verschillende continenten? Sommige Nederlanders vonden dat de Boeren en hun nageslacht 'onze broers en zusters' waren, familie die beschermd en vooral begrepen moest worden. Anderen vonden dat het gedrag van diezelfde broers en zusters een schande voor de familie betekende en dat zij met straffe hand op het juiste pad gebracht moesten worden. Veel Zuidafrikaanse kunstenaars spraken zich uit voor een culturele boycot, onder meer tijdens de manifestatie 'Kunst contra Apartheid' die in mei 1976 in Amsterdam werd gehouden. Het definitief doorsnijden van deze culturele navelstreng heeft echter lang op zich laten wachten. Uiteindelijk werd het in 1951 gesloten Cultureel Akkoord, na veel vijven en zessen, in 1982 stopgezet. Per i januari 1983 moesten alle Zuidafrikanen die Nederland wilden bezoeken een visum aanvragen, zoals dat omgekeerd al langer gold. Bezoekers van wetenschappelijke, culturele of sportactiviteiten zouden geen visum krijgen. De visumplicht was aan de orde toen de discussie over de aansluiting van Nederland bij de internationale olieboycot muurvast zat. Ter vergulding van de bittere pil werd in 1980 de visumplicht door Van Agt aangekondigd. 'Was die anti-apartheidsmagte skuldig?' vraagt Sophia van der Watt zich af in haar studie Die opsegging van die kultuurverdrag Nederland/Suid-Afrika. 'n Kritiese ontleding (Bloemfontein 1992). Zij citeert een memorandum uit 1976 van het Departement van Nasionale Opvoeding waarin de verslechterende culturele banden tussen Nederland en Zuid-Afrika worden geanalyseerd. De conclusie luidt: 'Die huidige heersende politieke omstandighede in Nederland is natuurlik hoofsaaklik verantwoordlik vir hierdie vervreemding wat besig is om plaas te vind. Onder die huidige omstandighede met verdraaide beriggewing aan die orde van die dag en die oorheersing deur uiters linksgesindes van die wéreldkommunikasiemedia was die kontakpunte wat gebruik kon word om sake in die regte perspektief te vertolk, besig om almal te verdwyn.' In 1979 verzocht de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de lidstaten sportcontacten met Zuid-Afrika te verbieden. Nederland stemde tegen. Sportboycot werd beschouwd als een morele kaakslag in het gezicht van de blanke Zuidafrikanen. Het kostte niets en het argument dat 'de zwarten er het meest onder lijden' sneed geen hout. De discussie ging steeds over de vraag in hoeverre sport en politiek samenhangen. De sportboycot heeft de gemoederen in Nederland bij tijd en wijlen ook stevig verhit. Tientallen acties zijn gevoerd, vooral op cricketterreinen en tennisbanen. Zo werden bij een tenniswedstrijd in Rotterdam even na aanvang zwarte ballen op de baan gegooid en spandoeken ontrold. cRM-minister Van Doorn had de landelijke sportbonden gevraagd zich te onthouden van deelname 'aan sportactiviteiten waaraan van Zuidafrikaanse zijde wordt deelgenomen door op raciale basis geselecteerde teams of sportlieden'. Spelen tegen een blank team met een zwarte deelnemer achtte de regeringDen Uyl wel geoorloofd. De dreigende deelname van Zuid-Afrika aan de Olympische Spelen voor gehandicapten, de Paralympics, gaf aanleiding tot een fiks conflict in het organisatiecomité, waarbij voorstanders als mevrouw VerkerkTerpstra (VVD) lijnrecht stonden tegenover tegenstanders als Van Thijn (pvdA). De Kamer stemde voor de motie en het comité moest de Zuidafrikaanse vertegenwoordiging mededelen dat ze in Arnhem, waar de Spelen plaatsvonden, niet welkom waren. De opzegging van het culturele akkoord waaraan een periode van bevriezing voorafging, betekende echter niet het einde van alle wetenschappelijke en culturele betrekkingen met Zuid-Afrika. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties riep het jaar 1982 uit tot 'Internationaal Jaar voor de mobilisering voor sancties tegen Zuid-Afrika'. In Nederland werd in dat jaar op initiatief van de werkgroep Kairos en KZA de 'Stichting VN-jaar voor de sancties tegen Zuid-Afrika' in het leven geroepen, onder voorzitterschap van Vara- voorzitter Albert van den Heuvel. Deze stichting bracht een publikatie uit, Verbreek de kulturele kontakten met Zuid-Afrika, waarin een inventarisatie werd gemaakt van bestaande en al dan niet afgebroken literaire contacten, relaties op het gebied van beeldende kunst, theater, muziek, films, grafische industrie, media en overige instellingen. Ook werd een overzicht gegeven van de incidenten rond de culturele boycot, waarbij het gelijktijdige bezoek van de schrijver W.F. Hermans en de zanger Heintje voor veel beroering zorgde. Zuidafrikaanse kunstenaars die expliciet stelling namen tegen apartheid werden na uitvoerige discussie in principe ook in de boycot betrokken. Dit overigens op verzoek van het ANC, dat de harde lijn aanbeval wegens de praktische onuitvoerbaarheid van een selectieve boycot, uitzonderingen daargelaten! De resultaten van de sancties De effectiviteit van het wapenembargo werd beperkt doordat de westerse landen een andere maatstaf hanteerden voor export van militair materieel naar ZuidAfrika, dan voor export naar Oosteuropese landen. Deze landen moesten bewijzen dat hun geïmporteerd materieel niet voor militaire doeleinden gebruikt kon worden, Zuid-Afrika was daarvan vrijgesteld. Zo kon Zuid-Afrika Centuriontanks kopen als 'steenkolenslepers'. Deze zouden steenkool door de woestijn moeten verslepen, ook al is er geen steenkolenmijn in een woestijngebied te vinden. Helikopters konden zo voor 'verkeerscontrole doeleinden' geïmporteerd worden. De wapenboycot heeft de Zuidafrikaanse strijdmacht echter wel degelijk getroffen, in het bijzonder de luchtmacht. Het opzetten van een eigen wapenindustrie en militair-industrieel complex was uiterst kostbaar en zette de nationale economie onder grote spanning. De olieboycot was zo lek als een mandje en Zuid-Afrika heeft dan ook nooit een daadwerkelijk tekort geleden. Wel heeft Zuid-Afrika flink in de buidel moeten tasten als gevolg van het embargo. Een 'estimated guess' van het Shipping Research Bureau komt op dertig miljard dollar sinds 1979 aan extra premies voor de tussenhandel, het ontwikkelen van het produktieproces van de SASOL en het op peil houden van de gigantische voorraden olie (dood kapitaal). Internationale druk en sancties in de jaren tachtig vormden een belangrijke oorzaak voor de economische crisis in Zuid-Afrika. De sport en culturele boycots gaven een gevoelige knauw aan het moreel van de blanke Zuidafrikanen. De consumentenboycots hebben miljoenen mensen gemotiveerd 'iets te doen' tegen apartheid, waardoor regeringen gedwongen werden sancties in internationaal verband af te kondigen. Dat heeft er zeker toe bijgedragen dat de Zuidafrikaanse regering uiteindelijk tot de conclusie kwam dat de apartheidspolitiek een doodlopende weg was. De grimmige jaren tachtig Gaten in het bolwerk In 1978 volgde P.W. Botha J. Vorster op als premier. Deze moest aftreden als gevolg van het zogenoemde informatieschandaal. De Zuidafrikaanse regering had pogingen gedaan om met geheime betalingen in binnen- en buitenland de berichtgeving over de politieke situatie in Zuid-Afrika te beïnvloeden. Botha voelde zich al snel onder druk gezet. Hij kreeg het met het bedrijfsleven aan de stok, dat bedenkingen had tegen het job-reservationsysteem waarbij bepaalde banen alleen door blanken vervuld mochten worden. Dat veroorzaakte een inflexibele arbeidsmarkt, ongunstig voor de economie. Met het onafhankelijk worden van Rhodesië (Zimbabwe) in 198o kwam Pretoria er alleen voor te staan. Het blanke regime raakte in paniek en een 'totale strategie' werd bepleit om de bevrijdingsbeweging de kop in te drukken, de staatsveiligheid te garanderen en de economische groei te herstellen. De Nederlandse regering deed Zimbabwe een toezegging van honderd miljoen gulden wederopbouwhulp. De CDA-fractie publiceerde een Beleidsplan ZuidAfrika met de aanbeveling dat Nederland zich meer zou moeten richten op de Frontlijnstaten (de Afrikaanse staten die zich actief verzetten tegen apartheid), zelfstandig een olieboycot zou moeten instellen, en (uitbreidings)investeringen en import zou moeten verbieden. Daadwerkelijk veranderde er echter bar weinig in het Nederlandse regeringsbeleid. De multinationals deden alsof hun neus bloedde als het ging om hun investeringen of handelsrelaties met Zuid-Afrika. In

1983 werd in de Kamer uitvoerig gediscussieerd over de wenselijkheid van een investeringsstop. De regering zag echter niets in het beperken van de investeringsvrijheid van Nederlandse ondernemers en vond het al ver genoeg gaan als de bedrijven zich hielden aan de EG-gedragscode van 1977. Daarin werden aanbevelingen gedaan voor een behoorlijk beleid ten aanzien van zwarte en blanke werknemers, omgang met vakbonden en scholing voor zwarten. Het verbreken van het Culturele Verdrag was een stap vooruit. De visumplicht was echter niet waterdicht. De Zuidelijk Afrikabeweging zag het dan ook niet als een doorbraak. Er werd gestaag doorgewerkt aan informatie- en bewustwordingscampagnes. De Shell-acties, consumentenboycots en manifestaties misten hun uitwerking op de publieke opinie niet. Medewerkers van diverse omroepen richtten de steungroep op voor Radio Freedom, de verzetszender van het ANC. Zij leverden studioapparatuur en verzorgden opleidingen. Vrouw, Kerk, 2/3 Wereld, een organisatie van protestant-christelijke vrouwen, sloeg een tentenkamp op het Binnenhof in Den Haag op als protest tegen de deportaties die het gevolg waren van de thuislandenpolitiek. In Zuid-Afrika werd in 1983 het Verenigd Democratisch Front (UDF) opgericht. Ruim zeshonderd organisaties bundelden hierin hun verzet tegen de apartheid bundelden. Het UDF werd de belangrijkste binnenlandse oppositie tegen Botha's nieuwe grondwet waarin kleurlingen en Aziaten een eigen Kamer in het parlement kregen en de pasjeswet werd afschaft. Daarmee erkende hij impliciet de permanente aanwezigheid van de zwarten in de steden en daarmee het failliet van de thuislandenpolitiek. 'Adapt or die,' zei Botha tegen zijn blanke kiezers. 'Wij zullen ons moeten aanpassen, anders zijn we verloren.' De apartheid kraakte in haar voegen. Zuid-Afrika stelde zich militair steeds agressiever op blijkens gewapende invallen in Mozambique, Angola en Lesotho en de drastische verhoging van de defensiebegroting. De Zuidelijk Afrikabeweging stelde dat ook de Nederlandse regering daar moreel verantwoordelijk voor was gezien hun instemming met een forse lening van het Internationale Monetaire Fonds aan Zuid-Afrika, begin 1983. CDA-minister Van Den Broek kwam in 1984 met zijn Notitie Veranderingsprocessen in Zuid-Afrika. Kernpunt in de notitie was de nieuwe invulling van het zogenoemde Twee-Sporenbeleid. Naast het bestaande politieke beleid, het opvoeren van de internationale druk op het Zuidafrikaanse regime, werd nu een tweede perspectief geopend, namelijk om naar vermogen steun te verlenen aan maatschappelijke ontwikkelingen gericht op het langs vreedzame weg realiseren van wezenlijke hervormingen in Zuid-Afrika. Hiervoor werd via het tweede spoor steun verleend aan de economische onafhankelijkheid van de Frontlijnstaten. In 1984 bezocht Botha West-Europa. Nederland ontving hem niet en drong er bij de EG op aan dat evenmin te doen. In Kopenhagen werd de Association of Westeuropean Parlementarians for Action Against Apartheid (AWEPAA) opgericht. Parlementariërs uit veertien landen, II eODE, TN d o n d e r d a IHA5NAPOLbK! Protestbijeenkomst, georganiseerd door de AABN, i985. [Archief A BN] NO!E NITO APARTHED EXCTONS Demonstratie tegen de doodstraf van 3 ANC-strijders, Amsterdam, mei 1982. [Foto Jan Stegeman] van communist tot conservatief, trachtten een extra dimensie te geven aan het pleidooi voor economische boycot tegen Zuid-Afrika. Daarnaast zouden ook politieke en materiële steun worden gegeven aan de bevrijdingsbewegingen en de Frontlijnstaten. Jan Nico Scholten werd voorzitter en zou steeds de drijvende kracht achter de organisatie blijven waarvan uiteindelijk zo'n 1500 parlementariërs lid werden. In 1983 veroordeelde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, vrijwel unaniem, de nieuwe Zuidafrikaanse grondwet. Nederland onthield zich van stemming. Minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek stelde in de Kamer dat hij met deze onthouding de progressieve blanken in Zuid-Afrika wilde steunen in hun pogingen het systeem te hervormen. Dat systeem stond echter op de helling. De krokodil, zoals Botha werd genoemd, verdedigde een 'kragdadig' beleid. Rust en orde zouden worden gehandhaafd door in het hele land een netwerk van veiligheidscentra in te stellen. Het ANC reageerde met de oproep tot een volksoorlog. De township-jongeren trachtten de woonoorden onbestuurbaar te maken en in juli 1985 werd in Zuid-Afrika de noodtoestand afgekondigd. De beweging slaat haar vleugels uit In de zomer van 1985 arresteerde de Zuidafrikaanse veiligheidspolitie Klaas de Jonge en Hélène Passtoors op verdenking van het smokkelen van 'bezwarend materiaal'. De Jonge wist door een spectaculaire actie te ontsnappen en was tijdelijk buiten gevaar in de Nederlandse ambassade in Pretoria, waar hij ruim twee jaar zou verblijven. Beiden werden uiteindelijk beschuldigd van terrorisme. Pastoors, die naast de Nederlandse ook de Belgische nationaliteit bezit, werd tevens beschuldigd van hoogverraad en kreeg tien jaar gevangenisstraf. Zij werd uiteindelijk na vele binnen- en buitenlandse acties in mei 1989 vrijgelaten. De relatie tussen Nederland en Zuid-Afrika werd er door deze affaire niet bepaald florissanter op, hoewel minister Botha in 1986 meende dat de verhouding niet verder vertroebelde 'dankzij het persoonlijke contact met Van den Broek'. Ongeduld en verharding In Zuid-Afrika ging het nog steeds bergafwaarts. Het escalerende geweld in de townships eiste honderden slachtoffers. In de zomer van '85 werd de noodtoestand afgekondigd in 36 gebieden, een jaar later voor het hele land. In december 1985 zaten meer dan 24.000 mensen gevangen onder wie veel kinderen; duizenden ontvluchtten hun land. Botha bood Mandela vrijlating aan op voorwaarde dat hij het gewelddadig verzet zou opgeven. Mandela sloeg dit aanbod af. Zijn dochter Zinzi las zijn verklaring voor tijdens een massabijeenkomst in Soweto. '(...) Mijn vader zegt: Ik kan niet en ik wil niet een belofte doen op een tijdstip dat ik en u, het volk, niet vrij zijn. Uw vrijheid en de mijne kunnen niet gescheiden worden.'3 Het genadeloze optreden van de veiligheidstroepen in Zuid-Afrika werd door de media uitgebreid in de Nederlandse huiskamer gebracht. En in de hele wereld leidde het instellen van de noodtoestand tot scherpe reacties. Al eerder, in maart 1985, werd een groep zwarte mensen in Nederland actief onder de naam 'Black People in Holland Against Apartheid' (BPHAA). Zij wilden individuen en groepen onder de zwarte bevolking mobiliseren en motiveren om zich in te zetten voor de strijd tegen apartheid. Radicale jongeren, vooral afkomstig uit de kraakbeweging, richtten groepjes op als 'Pyromanen tegen Apartheid', het 'Steve Biko-commando' en het 'Eén voor Afrika-commando'. Hun doel was schade aan te richten bij bedrijven die relaties onderhielden met Zuid-Afrika. RARA (Revolutionaire Anti-Racistische Axie) manifesteerde zich met het in brand steken van Makro-vestigingen, als protest tegen de investeringen van het moederbedrijf, de multinational SHV in Zuid-Afrika. Na vier branden besloot de sHv haar vestigingen in Zuid-Afrika te sluiten. Een groep actievoerders die zich 'Nachtschade' noemde, sneed vanaf 1986 regelmatig slangen door van Shellpompen. De Zuidelijk Afrikabeweging distantieerde zich van deze acties, uit vrees voor negatieve effecten op de publieke opinie en een criminalisering van de solidariteitsbeweging. De leiding van het ANC liet weten dat het gewelddadige acties in West-Europa niet wenselijk achtte omdat er andere mogelijkheden waren om actie te voeren. De discussie over de RARA en hun methoden ging al snel over de grenzen van de Nederlandse democratie, veel minder over de bestrijding van de apartheid in Zuid-Afrika. Dat was dan ook het verwijt van de zogenoemde 'gevestigde' anti-apartheidsorganisaties aan het adres van de radicale actievoerders, ze riepen discussie op over het verkeerde thema. De radicalen vonden echter dat organisaties als KZA en AABN de relatie tussen het imperialistische Westen en Zuid-Afrika niet aan de kaak stelden en daardoor multinationals en andere investeerders in de kaart speelden. Investeren in de apartheidseconomie heeft vele jaren internationaal ter discussie gestaan. De Zuidafrikaanse bevrijdingsbeweging heeft er evenvele jaren voortdurend op gehamerd dat investeren in Zuid-Afrika, investeren in apartheid is. In 1979 besloot Zweden in navolging van de meeste communistische landen en landen uit de Derde Wereld zoals India, nieuwe investeringen van Zweedse bedrijven in Zuid-Afrika te verbieden. Deze economische maatregel had tegelijkertijd een belangrijke politieke betekenis. In 1985 kondigden ook Denemarken en Frankrijk na de instelling van de noodtoestand sanctiemaatregelen af. In Nederland is het nooit zover gekomen ondanks het feit dat de acties van de Zuidelijk Afrikabeweging en de kleine radicale actiegroepen er wel voor zorgden dat investeren in Zuid-Afrika op de politieke agenda bleef. Toch trok in de loop der jaren successievelijk een aantal bedrijven zich geheel of gedeeltelijk terug. Jarenlang gestaag actie voeren leverde veel negatieve publiciteit op en dat miste zijn uitwerking niet. Na het midden van de jaren tachtig werden de nadelen van de apartheidseconomie voor een winstgevende en stabiele bedrijfsvoering steeds evidenter.

In de loop van de jaren tachtig nam het Zuidafrikaanse verzet in kracht toe en zorgde voor grote binnenlandse onrust. Het internationale bedrijfsleven begon politieke hervormingen wenselijk te vinden. Zuidafrikaanse vertegenwoordigers van een aantal multinationals hadden in september 1985 een ontmoeting met ANc-leiders in Zambia. Maatschappelijk draagvlak wordt zichtbaar Cultuur heeft in de activiteiten van de Zuidelijk Afrikabeweging steeds een belangrijke rol gespeeld. Tientallen manifestaties werden opgeluisterd met Zuidafrikaanse muziek, literatuur en dans. In december 1987 kwamen driehonderd Zuidafrikaanse kunstenaars uit alle delen van de wereld tien dagen naar Amsterdam voor de conferentie en het festival Culture in Another South Africa (CASA). 'Now we enter history...' zou schrijver-dichter Mongane Wally Serote zeggen, 'in South Africa this truth is lived as apartheid is dying.' In 1988 werd Nelson Mandela zeventig jaar, in de gevangenis. Zijn verjaardag werd grootscheeps gevierd in het Londense Wembley stadion met wereldberoemde popmusici, bekeken door meer dan een miljard televisiekijkers. Ruud Gullit droeg zijn onderscheiding voor zijn verkiezing als de 'voetballer van het jaar' op aan de gevangen ANc-leider. In Amsterdam demonstreerden ruim vijftigduizend mensen tegen apartheid. Het was de grootste manifestatie in de geschiedenis van de strijd tegen apartheid in Nederland, waarbij de gehele Zuidelijk Afrikabeweging betrokken was. Dr. Allan Boesak liep mee en beschuldigde het Nederlandse kabinet van 'politiek vandalisme'. Lagere overheden tegen apartheid 'Zestig lokale konijnen gaan de olifant doden' kopte Het Binnenhof boven een artikel over het anti-apartheidscongres in Den Haag, waar werd besloten tot de oprichting van LOTA, Lagere Overheden Tegen Apartheid. Aan dit netwerk zouden uiteindelijk zo'n 76 gemeenten, vijf provincies en drie deelgemeenten deelnemen. De geboorte van LOTA gaf aanleiding tot veel commotie, in het bijzonder de competentiestrijd tussen de gemeenten en de landelijke overheid. Een aantal gemeenten, waaronder Arnhem, Beerta en Vlissingen had namelijk het besluit genomen bij de aanschaf van produkten bij voorkeur zaken te doen met bedrijven die geen banden met Zuid-Afrika onderhielden. Zij voerden dus een voorkeursbeleid. Minister Van den Broek van Buitenlandse Zaken en minister Dales van Binnenlandse Zaken vonden dat de gemeenten daarmee hun boekje te buiten gingen. Het hanteren van sancties en het druk uitoefenen op het Zuidafrikaanse regering was volgens hen een taak van het Nederlandse parlement en de regering. Ook het Verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO) was van mening dat de regering met alle haar ten dienste staande juridische middelen de gemeenten moest dwingen hun anti-apartheidsbeleid te staken. vNo-voorzitter Van Lede voorspelde dat gemeentelijk anti-apartheidsbeleid Nederland als vestigingsplaats voor internationale bedrijven onaantrekkelijk zou maken.

Demonstratie Amsterdam ii juni 1988, georganiseerd door BOTA (Breed Overleg tegen Apartheid), v.l.n.r. o.a. Jacques Wallage (PvdA), Max van de Berg (PvdA), Jeroen Krabbé, ds. Allan Boesak, Toyvo ya Toyvo (swAi'o), Johan Stekelenburg (FNV), Conny Braam (AABN), Dick Dolman (voorzitter Tweede Kamer). [Foto werkgroep Kairos] Manifestatie op de Dam in Amsterdam n.a.v. de vrijlating van Nelson Mandela, to februari i99o. [Foto Pieter Boersma] 0~

In januari i99i zou het voorkeursbeleid definitief tot het verleden behoren toen de Kroon de besluiten van twaalf gemeenten hierover nietig verklaarde. De organisatie was inmiddels van strategie veranderd. LOTA wilde een bijdrage leveren aan de opbouw van een democratisch non-raciaal Zuid-Afrika, en richtte zich op steun aan de zogeheten civics, de bewonersorganisaties in de townships. Deze burgercomités ontstonden in het begin van de jaren tachtig als reactie op het instellen van zwarte gemeenteraden, die volledig afhankelijk waren van het apartheidsregime. De comités houden zich intensief bezig met onder meer zaken als huisvesting, rioleringssystemen en de elektriciteitsvoorziening. De ineenstorting In 1989 klonk de bel voor de laatste ronde. Na zijn rondreis langs conservatieve zwarte Afrikaanse presidenten waarbij hij geen begrip kreeg voor zijn pleidooi de apartheid te 'hervormen', werd Botha bij terugkomst getroffen door een beroerte. Uit zijn schaduw stapte de toenmalige minister van Onderwijs en vooraanstaand lid van de Broederbond, Frederik Willem de Klerk. Achter de schermen had de invloedrijke Broederbond, de geheime organisatie van de Afrikaanse machtselite, gewerkt aan een toekomstscenario. De Klerk nam de scepter over. Hij begreep dat hij zonder Mandela geen stap voorwaarts kon en verloste Afrika's beroemdste zoon, Nelson Rolihlahla, - onrustzaaier in het Xhosa - van zijn ketenen. Free, Nelson Mandela free!Na 27 jaar. De laatste ronde Mandela vrij, de wereldjuicht Inmiddels was de Berlijnse Muur gevallen. Glasnost en perestrojka luidden het naderende einde in van de Sovjetunie, de Oosteuropeanen hadden met hun voeten gestemd en hun regimes klapten in elkaar, protesten van Chinese studenten op het plein van de Hemelse Vrede werden bloedig neergeslagen. En, Namibië vierde het feest van de onafhankelijkheid. De wereld was voorgoed veranderd. De Klerk besloot op 2 februari I99O het ANC, het PAc en de sACP (South African Communist Party) te legaliseren en Nelson Mandela vrij te laten. Kaarsrecht liep de eenenzeventigjarige ANc-leider, de zwarte Pimpernel, met geheven vuist de poort van de Victor Verster gevangenis uit. Ongebroken. Hij had nog geen drie stappen in vrijheid gezet of hij werd bestookt met uitnodigingen uit de hele wereld en bijna doodgeknuffeld door de internationale pers en politici. In Amsterdam gingen tienduizenden mensen de straat op om de vrijlating van Mandela te vieren. Uitzinnig dansend en zwaaiend met ANc-vlaggen trok een kleurrijke menigte door de nacht. Burgemeester Van Thijn doopte het Leidseplein voor een week om in het Nelson Mandelaplein. De reactie van de Zuidelijk Afrikabeweging was tweeledig en iets terughoudender: grote blijdschap, maar ook het besef'Nelson Mandela vrij, nu Zuid-Afrika' nog. goed te begrijpen. Hoeveel kan een mens vergeven? Hoe vaak moet men gearresteerd, geschaduwd, geslagen en vernederd zijn om uiteindelijk enkele van de wreedheden van de tegenstander over te nemen?'5 Winnie Mandela werd door het ANC tijdelijk uit haar functies ontheven. Eind 1993 werd ze echter herkozen als voorzitster van de ANC Women' League en verkreeg daarmee een belangrijke politieke functie. Open de weg Tussen 1986 en i99o was Conny Braam, naast haar publieke werkzaamheden als voorzitster van de AABN, in Nederland betrokken bij het ondergrondse verzet tegen het Zuidafrikaanse regime. Zij schreef er een boek over dat in 1992 verscheen onder de titel Operatie Vula. Vula komt van Vulindlela dat in verschillende Afrikaanse talen zoiets betekent als 'open de weg, open de deur'. Braam zag kans tientallen bekende en onbekende Nederlanders te betrekken bij deze activiteiten, waartoe in 1985 door het ANc-bestuur onder leiding van Oliver Tambo was besloten. Het doel was ANc'ers onopgemerkt dus vermomd Zuid- Afrika in te smokkelen zodat zij leiding konden geven aan het verzet. De grimeur van Koot & Bie, pruikenmakers en acteurs zorgden voor vermommingen, KLM- Stewardessen deden koerierswerk, sommige Nederlanders namen gevaarlijke transporten op zich. Er werden onderduikwoningen ingericht voor opgejaagde comrades en computerspecialisten slaagden er in om voor de ANC-top een beveiligd communicatienetwerk op te zetten. Zelfs Nelson Mandela kreeg in de gevangenis informatie binnen via dat netwerk. In januari i99o organiseerde de AABN in Amsterdam een vrouwenconferentie waaraan zo'n honderdzeventig Zuidafrikaanse vrouwen deelnamen uit alle delen van de wereld. Het thema was de rechten van vrouwen in het post-apartheid Zuid- Afrika omdat er gerede twijfel bestond dat het daarmee na de afschaffing van apartheid wel goed zou komen. Malibongwe noemden ze de veertiendaagse conferentie, Zoeloe voor 'wij eren vrouwen in de strijd'. De conferentie droeg ertoe bij om vrouwenrechten binnen de bevrijdingsbeweging op de agenda te krijgen. Een week na het afscheid op Schiphol had het schip van de apartheid slagzij gemaakt. Steun aan vrouwen in Zuid-Afrika is in de Nederlandse Zuidelijk Afrikabeweging sinds de jaren zeventig belangrijk geweest. Vrouw, Kerk, 2/3 Wereld begon in 1985 een steunactie voor de pas opgerichte dienstbodenbond SADWU (South African Domestic Workers Union). Na de opheffing van deze groep in i99o werden de geldinzamelingsacties overgenomen door Kairos en Vastenaktie, een katholieke organisatie die kleinschalige ontwikkelingsprojecten steunt. De protestants-christelijke Derde Wereld ontwikkelingsorganisatie icco nam het grootste deel van het budget van SADWU voor zijn rekening. Daarnaast was in Amsterdam een steungroep actief voor deze dienstbodenbond.

Vrouwencampagne van de AABN, 1984, Ontwerp Frank Beekers, Lies Ros, Rob Schröder. [Archief AABN] II

Binnen het ANC en de Zuidafrikaanse vakbonden was eind jaren tachtig een stevig groen briesje komen opzetten. Niet zo verwonderlijk gezien de abominabele staat van een groot deel van het Zuidafrikaanse milieu; de 'lugbesoedeling' geldt als een van de ergste ter wereld. In 1992 had een internationale milieuconferentie plaats onder de titel What it means to be green in South Africa, als vervolg op de UNCED-conferentie in Rio de Janeiro. De Nederlandse anti-apartheidsorganisaties, met name de AABN en KZA hebben het thema inmiddels opgepakt, in samenwerking met de milieubeweging. Betrekkelijk nieuwe thema's zijn binnen de Zuidelijk Afrikabeweging recent aan de orde gesteld zoals seksueel geweld en homoseksualiteit. Homoseksualiteit ligt buitengewoon moeilijk in Zuid-Afrika. De Zuidafrikaanse homo- en lesbische beweging, die nog in de kinderschoenen staat, weet zich gesteund door een kleine Nederlandse groep, Ma Thoko, genoemd naar 'The mother of Gays', Ma Thoko. Deze, inmiddels overleden nichtenmoeder, stelde haar shebeen- huiskamerkroeg - open voor jonge homo's en lesbo's in de townships. Voor Zuid-Afrika was dat bijzonder omdat velen in de zwarte gemeenschap van mening zijn dat 'wij geen homo's in onze cultuur hebben'. Steun aan de bestrijding van seksueel geweld in Zuid-Afrika, waar volgens recent onderzoek van het Instituut voor Misdaadpreventie en Rehabilitatie iedere anderhalve minuut een vrouw wordt verkracht, blijkt dringend noodzakelijk. Zwarte vrouwen lopen driemaal zoveel kans om slachtoffer te worden dan blanke vrouwen. Steeds meer gegevens tonen aan dat zwarte dienstbodes door hun blanke bazen worden verkracht. De balans opgemaakt Met het houden van algemene verkiezingen en het instellen van een nieuwe grondwet bezint de Zuidelijk Afrikabeweging zich op haar toekomst. Niet alle organisaties trekken de deur definitief achter zich dicht, maar een tijd van reflectie is voor alle 'South Africa watchers' aangebroken. In welke mate de Nederlandse anti-apartheidsorganisaties aan de afschaffing van apartheid in Zuid-Afrika hebben bijgedragen is een open vraag, die vermoedelijk nog aanleiding zal geven tot het schrijven van menig proefschrift. Duidelijk is dat men zich heeft gericht op verschillende terreinen. Van meet af aan werd geprobeerd de Nederlandse politiek te beïnvloeden, vooral op het gebied van economische sancties. Een tweede aspect betrof de directe steun aan de bevrijdingsbewegingenhoofdzakelijk ANC - zowel op materieel-financieel, als op immaterieel gebied. Een derde, met de vorige twee samenhangende doelstelling, was de beïnvloeding van de publieke opinie. Informatie over apartheid om mensen te bewegen zich op enigerlei wijze in te zetten voor de strijd tegen apartheid. II

De presentatie van de beweging, tussen ideologie en pragmatisme Een ding is zeker, de Zuidelijk Afrikabeweging was de laatste twee decennia een duidelijk aanwezige, breed gesteunde beweging die van grote invloed is geweest op de omslag in het Nederlandse denken over Zuid-Afrika. Nog in het begin van de jaren zeventig bestond in brede lagen van de Nederlandse bevolking het idee dat een politiek van 'gescheiden ontwikkeling' voor Zuid-Afrika zo gek nog niet was. Veel Nederlanders voelden het lange tijd als hun roeping om de eenvoudige, onderontwikkelde stamverwanten in het verre Zuid-Afrika te steunen. Steeds duidelijker bleek echter dat de 'familieleden' uit elkaar gegroeid waren. Zo ver zelfs dat de identificatie, de gedeelde eigenheid met de Afrikaners overging in verbondenheid, in solidariteit met de zwarte bevolking. Was Buthelezi lange tijd voor sommige Nederlanders nog een 'redelijk alternatief', onder invloed van publiciteit over zijn machtsbelust gedrag werd het ANC hoe langer hoe populairder. Het uitleggen van de structuur van de beweging aan de Afrikaanse partners kostte vaak heel wat hoofdbrekens, zeker in het licht van hun oproep het verzet te bundelen. De verzuiling, kenmerkend voor de Nederlandse verhoudingen, was ook in anti-apartheidsland niet geheel en al uitgebleven. Binnen de organisaties zal ongetwijfeld energie verloren zijn gegaan aan onderlinge verdeeldheid, wantrouwen en competitie. Anderzijds is het aannemelijk dat de animositeit niet verstikkend heeft gewerkt, maar eerder creativiteit heeft gemobiliseerd. De diverse groeperingen concentreerden zich ieder op hun eigen achterban, waardoor een breed draagvlak is ontstaan voor een veelheid van activiteiten tegen apartheid. Ook heeft de verbrokkeling steeds ruimte gelaten voor particuliere initiatieven. In tal van acties vonden de verschillende anti-apartheidsorganisaties elkaar. Er werd een brede bondgenotenpolitiek ontwikkeld waarbij met zeer uiteenlopende organisaties een vorm van samenwerking tot stand kwam. De verdeeldheid is waarschijnlijk eerder een kracht dan een zwakte gebleken. Het hardnekkige Zuidafrikaanse verzet - mannen, vrouwen en kinderen - dat zoveel offers heeft gebracht om een mensonterend systeem te bestrijden heeft vele tientallen jaren miljoenen mensen in Nederland en elders in de wereld geïnspireerd om op de een of andere manier iets te doen. Velen droegen een steentje bij, anderen maakten er een levenswerk van. De invloed op de Nederlandse politiek Volgens het merendeel van de anti-apartheidsactivisten is de geschiedenis van de Zuidelijk Afrikabeweging voor wat betreft haar invloed op de buitenlandse politiek geen onverdeelde succes-story geweest. Tot op de dag van vandaag hebben zij het regeringsbeleid een zware onvoldoende gegeven en de bewindslieden vaak als hypocriet bestempeld. Desalniettemin hebben de ontwikkelingen in ZuidAfrika en de aandacht daarvoor in Nederland wel tot twee keer toe bijna gezorgd voor een kabinetscrisis, in 1975 naar aanleiding van de vermeende levering van de II kernreactorvaten - en in 198o naar aanleiding van de olieboycot. Het Zuid- Afrikabeleid en de strijd tegen de apartheid is ook speelbal geweest van intern- Nederlandse politieke conflicten en tegenstellingen. Het verzet tegen de apartheid bood immers profileringsmogelijkheden, wisselgeld om andere rekeningen mee te vereffenen en mogelijk eenvoudige pleisters op andere politieke wonden. Als voorbeeld geldt het Zuid-Afrikabeleid van minister Luns dat grotendeels diende om steun te verwerven voor zijn Nieuw-Guineapolitiek en dat van Den Uyl, die het Cultureel Verdrag verbrak om een beslissing over economische sancties te kunnen mijden. Ook de instelling van de visumplicht en de EG-gedragscode voor bedrijven waren in wezen doekjes voor het bloeden die de roep om de economische boycot tijdelijk smoorden. De Nederlandse regering bleef vasthouden aan de dialoog en wees daarom iedere poging tot isolering van Zuid- Afrika van de hand, behalve als er gezamenlijk in internationaal verband kon worden opgetreden, waardoor de eigen economische positie minder kwetsbaar was. Desondanks is er wel financiële steun gegeven. Uit de overheidsportemonnaie werden forse bedragen naar het Zuidafrikaanse verzet gesluisd. Jacques Wallage schrijft in het herdenkingsnummer van dertig jaar AntiApartheids Beweging Nederland: 'Zo vanzelfsprekend als de waardering voor Mandela nu is, zo kwetsbaar was de anti-apartheidsbeweging vaak. Steeds opnieuw uitleggen dat het geweld uit het apartheidssysteem voortkwam en dat wie zich daartegen verzette dat bezwaarlijk met blote handen kon doen. Naarmate de ware aard van het regime zich openbaarde, nam de publieke steun voor sancties toe. Zo ontstond de cynische dialectiek: geen betere steun voor de anti- apartheidsstrijd dan de barbarij van het regime daar.' Naar aanleiding van het voorgenomen bezoek van premier Lubbers aan ZuidAfrika, dat een storm van protesten veroorzaakte, schreef Kees Schaepman in Vrij Nederland (i februari 1992) een artikel onder de veelzeggende titel 'Nederland anti-apartheidsland? Haha!', waarin met name het CDA een veeg uit de pan kreeg. In dit artikel schetste Schaepman het CDA, dat het Nederlandse regeringsbeleid altijd gedragen heeft, als een partij die altijd op papier de apartheid heeft verworpen, maar altijd te maren had als het om daden ging. Schaepman citeerde Van den Broek over sanctiemaatregelen: '(Ik) zie er geen heil in om uit solidariteit over te gaan tot een totale isolering van Zuid-Afrika en daarmee het Nederlandse bedrijfsleven schade te berokkenen.' Business as usual is volgens onderzoeker K.W. Grundy het kernbegrip waarmee de verhouding tussen Nederland en Zuid-Afrika kan worden begrepen, afgewisseld met perioden van groeiende vijandigheden over en weer. Gezien de enorme gretigheid waarmee de handelsrelaties weer aangehaald werden, nog voor er sprake was van een interim-regering, lijkt dit concept nog steeds opgeld te doen. Invloed op de publieke opinie De verandering in de publieke opinie, waarbij apartheid voor bijna iedereen een vies woord werd, was voor een groot deel te danken aan de intensieve wijze II waarop de Zuidelijk Afrikabeweging in al haar verschijningsvormen het Nederlandse publiek met informatie heeft bestookt, gevoed door de ontwikkelingen in Zuid-Afrika - de cynische dialectiek. Verhouding met Zuidafrikaanse vluchtelingen De verhouding van de anti-apartheidsorganisatie met in Nederland wonende Zuidafrikaanse vluchtelingen was in het algemeen niet florissant. Daarvoor is een aantal redenen aan te voeren. Samenwerking met Zuidafrikaanse vluchtelingen werd riskant gevonden vanwege de mogelijkheid tot infiltratie. Het ANC had bijvoorbeeld gewaarschuwd voor 'zogenaamd' gevluchte dienstweigeraars. Er bestond ook een zekere weerstand om naast de activiteiten tegen apartheid ook vluchtelingenproblematiek een formeel onderdeel van het werk te laten worden. Andersom was de culturele schok voor een aantal Zuidafrikanen inderdaad groot; Nederlanders werden onhartelijk, ongastvrij en arrogant gevonden, de praatcultuur was heel anders dan in eigen land en het racisme in het 'tolerante' Nederland viel erg tegen. De organisaties werd verweten dat zij zich niet met racisme in eigen land bezighielden. Esau du Plessis begon onder meer om die reden een eigen organisatie, BOA. Dat neemt niet weg dat op grond van persoonlijke contacten toch geregeld met Zuidafrikanen werd samengewerkt. Sommige Zuidafrikaanse vluchtelingen namen zelf initiatieven. Zwarte Zuidafrikaanse predikanten kwamen op scholen praten over racisme, anderen schreven artikelen of spraken op conferenties. Het ANC had geen officiële vertegenwoordiging in Nederland. Er was een kantoor in Brussel voor de hele Benelux. Het kantoor in Amsterdam, dat in 1989 werd geopend, was officieel een informatiepunt. Niet alle Zuidafrikanen konden zich vinden in de duidelijke keuze van de anti-apartheidsorganisaties voor het ANC. De meer met PAC sympathiserende Zuidafrikanen of degenen voor wie hun politieke oriëntatie niet zo uitgesproken was, werden door deze sterke loyaliteit afgeschrikt. De 'witheid' van de anti-apartheidsorganisaties is overigens een kenmerk van de gehele Derde-Wereldbeweging, inclusief ontwikkelingsorganisaties. Zou het wellicht ook niet wat te veel gevraagd zijn van migranten om zich te interesseren voor een derde land? Waarom zou Zuid-Afrika een prioriteit zijn voor Marokkanen of voor Turken? Incidenteel werd er wel eens samengewerkt maar het is nooit gelukt om structurele banden aan te knopen. Anti-apartheid en antiracisme lagen niet probleemloos in elkaars verlengde. Volgens de historicus G.J. Schutte heeft het met name de Afrikaners mateloos geërgerd dat juist in Nederland, door zo veel banden van stamverwantschap en historie met Zuid-Afrika verbonden, de overheid in de decennia voor 2 februari i99o, anti-apartheidorganisaties subsidieerde, het Cultureel Verdrag opzegde, sancties steunde en boycots stimuleerde, kortom voorop leek te lopen in de strijd

Demonstratie bij de Zuidafrikaanse ambassade van Zuidafrikaanse vluchtelingen v.I.n.r. Harriët Matiweni, Khosi Mbatha, Thelma Ravel. [Foto Jan Stegeman] tegen Zuid-Afrika en de apartheid. 'Verraden en verkocht, afgeschreven en gekleineerd voelden zij zich,' schrijft Schutte, 'juist door het stamverwante vroegere moederland.' 'Ik schaam me niet voor het zwarte, maar wel voor het Hollandse bloed, dat door mijn aderen stroomt,' schijnt minister van Buitenlandse Zaken R.F. Botha eind jaren tachtig te hebben gegromd. De toekomst van de anti-apartheidsbeweging Een aantal organisaties heeft zich inmiddels opgeheven, of bereidt zich daarop voor. De Stichting Vrouw, Kerk, 2/3 Wereld besloot in i99i tot opheffing. BOA heeft in 1992 haar werkzaamheden moeten beëindigen door gebrek aan financiële middelen. Het Shipping Research Bureau trekt na de algemene verkiezingen in Zuid-Afrika de deur achter zich dicht en stelt zijn geschiedenis te boek. De LOTA is eind 1992 opgehouden te bestaan en heeft haar activiteiten, in het bijzonder de steun aan Civics ondergebracht bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De AABN heeft in principe tot opheffing besloten zodra een nieuwe democratische grondwet is ingevoerd en een nieuwe regering is aangetreden, maar bezint zich op nieuwe initiatieven op het vlak van de relatie tussen Nederland en ZuidAfrika. Kairos, KZA en AWEPAA blijven bestaan. Zij richten zich op steun en de opbouw van een democratische samenleving in Zuid-Afrika. Kairos richt zich daarbij vooral op hulp aan de 'onderkant' van de samenleving, zoals straatkinderen, landarbeiders en dienstbodes. KZA blijft zich concentreren op materiële hulp, stimuleert culturele uitwisseling en zet zich nu in voor de bevordering van investeringen van het Nederlandse bedrijfsleven in zwarte ondernemingen in Zuid-Afrika. Het KZA organiseerde in 1992 een conferentie 'Changing South Africa, a Challenge to Europe'. Vele kopstukken uit Zuid-Afrika overlegden in Rotterdam met vertegenwoordigers van Nederlandse organisaties tegen apartheid over de vraag wat zij in de toekomst van Nederland verwachten. Daarnaast gaan tientallen organisaties banden aan met vergelijkbare instellingen in Zuid-Afrika. Zo heeft Rotterdam bijvoorbeeld een band met Durban, schrijven schoolklassen elkaar brieven en wisselen foto's uit, en gaan universiteiten en culturele instellingen nieuwe betrekkingen aan. Dr. C.F. Beyers Naudé heeft herhaaldelijk gewezen op de verantwoordelijkheid van Europa voor de ontwikkelingen in Zuid-Afrika. Hij beschouwt apartheid als een Europees produkt. Daarbij doelt hij op het ontstaan van het blanke racisme, de export daarvan via het kolonialisme naar Afrika, het systeem van de zogenoemde gescheiden ontwikkeling in het bijzonder in Zuid-Afrika en de langdurige steun aan het blanke regime. Meer dan ooit tevoren, stelt hij, is de hulp van de hele wereld, inclusief de kerken noodzakelijk. De relatie tussen Nederland en Zuid-Afrika moet veranderen in een 'partnership' omdat Nederland en Zuid-Afrika met dezelfde problemen worden geconfronteerd. Meer dan ooit tevoren moeten we ideeën uitwisselen

Ds. C.F. Beyers Naudé. [Foto werkgroep Kairos] 93 over de betekenis van democratie, over hoe de wereld eruit moet zien, en over hoe de kerk eruit moet zien. Jay Naidoo, voormalig secretaris-generaal van COSATU spreekt zijn dank uit aan de Nederlanders en aan allen in de wereld die een politieke, materiële of morele bijdrage hebben geleverd aan de strijd tegen apartheid. We zullen er iets voor terug doen, zegt hij, door een model te ontwikkelen voor een harmonieuze multiraciale samenleving.6 Noten R. Rozenburg, De Bloedband, Den Haag-Pretoria. Het Nederlandse Zuid- Afrikabeleid sinds 1945, KZA, Amsterdam 1986, blz. 67. ' Trouw, 7-11-1987. 3 Geciteerd uit: K. Roskam, Het ANC op weg naar morgen, AABN, Amsterdam 1987, blz. 58. 4 Vrye Weekbla4 14 dec.-i1 jan., I991. 5 Anti-Apartheids Krant, ze jrg. no. 5, 199i, blz. Io. 6 Interview van Richard Blake & Carry van Lakerveld met dr. C.F. Beijers Naudé en Jay Naidoo, Johannesburg 1993.

Nico van Duyn (1937), lokale activist Werkgroep Zuidelijk Afrika Zeeland CAROLINE VAN DULLEMEN 'De werkgroep Zuidelijk Afrika is voortgekomen uit de CPN, maar al snel losgeweekt van die partij. Iedere veertien dagen stonden we op de markt in Middelburg: pamfletten uitdelen, collecteren en altijd heerlijk uitgekafferd worden door die doorsnee bloemetjesjurken. Vooral in de zomertijd voerden we ludieke acties. Zo hebben we de apartheid symbolisch begraven. Zwart geschminkt liepen we rond met een witte doodkist, voorop een beginnend saxofonist die lekker atonaal bezig was. Bij het tankstation in de Paul Krugerstraat hielden we een lijkrede. Met dat soort acties haalden we de publiciteit. De keuze voor de strijd in Zuid-Afrika was voor mij een voor de hand liggende keuze. Ik kom uit een reformatorisch gezin. Oom Paul stond in de boekenkast, het levensverhaal van Kruger. Ik herinner me dat via de zending een heel donkere zwarte man de school bezocht, waarschijnlijk kwam hij uit Centraal Afrika. Ik zie hem nog staan naast die grote houten lessenaar, hij moest ons zijn handpalmen tonen. "Zien jullie wel, hij is niet helemaal zwart," zei de meester. Hij hoefde nog net zijn schoenen niet uit te doen! En dan die vragen uit de klas... Hoe kun je zien dat een neger gewassen is? Dat kun je zien doordat zijn huid dan glimmend is. Die gebeurtenis is op mijn netvlies gebrand. Onrecht moest bestreden worden. Ik werd pacifist, hoewel me dat niet uit dienst heeft gehouden, helaas. Jammer dat het moest, maar we hebben het altijd leuk gevonden om voor ZuidAfrika actie te voeren, al was het soms wel eens frustrerend dat we met een kleine groep de hele provincie moesten bedienen. Zeeland is maar heel dun bevolkt, Vlissingen is de grootste stad met 43.000 inwoners. Binnen het wettelijk raamwerk hebben we gedaan wat mogelijk was. We werden op een gegeven moment beschuldigd banden te hebben met RARA. Een Engelse chauffeur had hier vlak bij mij om de hoek brandstof getankt en was vergeten de slang uit zijn tank te halen. Bij het wegrijden vloog toen de hele boel in de fik. Wij hebben toen gezegd dat we die man vijftig gulden hadden gegeven, ha ha, mooie stunt toch, maar dat misverstand werd toen later tegen ons gebruikt. We hebben openlijk afstand genomen van de praktijken van RARA.

Na Mandela's vrijlating is een aantal mensen afgevallen, maar wij hebben gezegd: nu begint het pas. Nu moet Zuid-Afrika opgebouwd worden. We zijn nu met een stuk of vijf, een behoorlijk fanatiek groepje hoor! We hebben ons nu gericht op de bouw van een noodschool voor lagere-schoolkinderen in de Transkei. Het is een droom van me om er over twee jaar naartoe te gaan, om te kijken wat er van dat geld terechtgekomen is.'

Ilona Hofstra (1947), omroepmedewerkster ANNEMARIE DE WILDT 'ik zei meteen ja, toen me in 1982 gevraagd werd mee te doen met de steungroep voor Radio Freedom. Ik was er altijd wel voor te vinden om bijvoorbeeld avonden te presenteren tegen de kruisraketten of voor Vrouwen voor Vrede. En dan weten mensen je natuurlijk te vinden. Het werk voor de steungroep was heel concreet, hier geld en steun verzamelen voor de zenders van het ANC, die tegenwicht moesten bieden aan de Zuidafrikaanse propaganda. Ik ben een redelijk doenerig type, dus ik ging meteen aan de slag met het verzamelen van adhesiebetuigingen en het werven van tientjesleden binnen de omroepen. Dat was makkelijk, iedereen vond apartheid een slechte zaak. Helaas is het voor veel mensen bij het zetten van een handtekening gebleven. Bij sommige omroepen lag het wel gevoelig, zoals bij mijn eigen omroep Veronica. Daar werd het als een politieke actie gezien, waar ik het helemaal niet mee eens was en nu nog steeds niet. Stel je voor, dan zou je op je werk over zoveel dingen geen eigen mening meer mogen hebben. Vooral bij de VARA en IKON reageerden ze heel positief, met steun en zendtijd. Maar ook bij de NOS was het makkelijk om faciliteiten te regelen. We konden allerlei mensen aanspreken. Dat spotje met Freek de Jonge en Ruud Gullit bijvoorbeeld is voor niets door een free-lance cameraploeg opgenomen. Natuurlijk was onze rol bescheiden, maar uiteindelijk hebben we toch zo'n drie miljoen bij elkaar gebracht. Er zijn zes studiosets naar de Frontlijnstaten, Angola, Madagascar en Ethiopië gegaan, van waaruit Radio Freedom programma's kon laten horen in Zuid-Afrika. En mensen van Radio Freedom hebben technische en journalistieke opleidingen kunnen volgen. Radio is vreselijk belangrijk in Zuid-Afrika, ook al omdat zo veel mensen in de townships analfabeet zijn. De programma's van Radio Freedom waren heel anders dan wij gewend waren, heel strijdbaar, maar soms erg kneuterig en moraliserend. Nu wordt de apparatuur gebruikt om cassettebandjes te maken voor voter's education. Het is belangrijk dat er goede opleidingsmogelijkheden voor journalisten komen in Zuid-Afrika. We hopen onze steun de komende jaren af te ronden met een grote campagne voor een media-opleidingsinstituut.

Door Radio Freedom ben ik emotioneel betrokken geraakt bij Zuid-Afrika. Maar er is nog zoveel meer te doen in de wereld, als je ziet hoeveel kinderen in mensonterende omstandigheden leven. Misschien moet ik me daar eens op gaan richten.' 98 IM

Eén broer hier, één broer daar Klaas van Urk (1950) ANNEMARIE DE WILDT 'Mijn vader was gemeentesecretaris in de geboorteplaats van Jan van Riebeeck, Culemborg. In 1952 was hij de grote organisator van de 300-jarige herdenking van de "ontdekking" van Zuid-Afrika. Sindsdien kwamen er veel Zuidafrikanen bij ons thuis en las ik van alles over dat land. In 1965 emigreerde mijn broer naar ZuidAfrika. Toen ik zo'n jaar of achttien was, ben ik er voor vakantie heengegaan en op elke braaivleis vertelden ze waarom apartheid nodig was. Hoe harder ze het verdedigden, hoe duidelijker het voor mij werd dat er niets van klopte. Er vielen steeds meer stukjes in de legpuzzel, bijvoorbeeld toen we een keer met een kennis meereden en langs Soweto kwamen. Het was een vreselijk science-fictionbeeld, al die rijen huisjes. Maar ik realiseerde me tegelijkertijd ook, dat mijn broer er met mij altijd omheen gereden was. Hij wilde niet dat ik het zag, hij was ook medeplichtig geworden. Thuis zwengelde ik de discussies over Zuid-Afrika aan. In die tijd ging Trouw om, wat voor mijn ouders een reden was om hun abonnement op te zeggen. Ik ging politicologie studeren aan de Vrije Universiteit en werd vrij snel actief in de studentenvakbond sRvu. We kregen altijd veel mensen op de been voor de acties om de banden tussen de vu en de universiteit van Potchefstroom te verbreken. Diezelfde broer werkte toen in Potchefstroom. Hij kwam om de paar jaar naar Nederland. Natuurlijk had hij gehoord waar ik mee bezig was en hij had zich een beeld gevormd van een Nederlandse activist, bleek, mager, ongeschoren. Je kunt de cartoons in Zuidafrikaanse kranten erbij denken. Hij was verbaasd dat ik niet aan dat beeld beantwoordde en omdat ik wist waar ik het over had, dwong dat een soort respect af. De standaardverhaaltjes werkten bij mij niet. Je moet je verdiepen in het denkproces van anderen. Ik ben gereformeerd opgevoed en daar komen mijn waarden en normen vandaan: mensen zijn gelijkwaardig. Maar ik kan daardoor ook enigszins begrijpen hoe de mythe van de apartheid werkt: ze dachten echt dat het systeem van alle groepen in hun eigen thuisland een vorm van gelijke behandeling was. Maar om te laten zien wat voor farce dat is, moet je er kennis tegenover stellen over de situatie in de thuislanden.

Na mijn studie heb ik gewerkt bij Boycot Outspan en bij het Komitee Zuidelijk Afrika, waar de documentatie mijn belangrijkste werkterrein was. Ik was politicologie gaan studeren om te werken bij een progressieve organisatie, en door die extra kennis die ik had, kwam ik daar terecht. Sinds 1990 werk ik bij Vluchtelingenwerk. En ook hier geldt dat je vooroordelen moet bestrijden met kennis.' II

Een radicaal, redacteur van kraakblad Bluf! (1960) CAROLINE VAN DULLEMEN 'Midden jaren tachtig liep de kraakbeweging zo'n beetje af. De heftige toestanden bij de Lucky Luyk zorgden voor veel interne discussie en het groepjes-idee kwam op. Het anti-militaristische Onkruit was een van de eerste. Autonome groepjes braken ergens in om iets te onthullen. De directe actiegedachte, daar ging het om. Het rapport Nederlandse investeringen in Zuid-Afrika verscheen, waarin een concrete lijst stond van foute bedrijven. Een groepje heeft, verkleed als belastinginspecteurs, de administratie van een wijnhandel in beslag genomen. Ruiten van het reisbureau Holland International werden ingegooid en het stopte met het verkopen van reizen naar Zuid-Afrika. Natuurlijk zou zoiets bij een groot concern als Shell nooit succesvol zijn en bij de terugtrekking van SHV [holding van onder meer Makro - CvD] uit Zuid-Afrika heb ik ook altijd mijn twijfels gehad in hoeverre de aangerichte materiële schade daarop van invloed is geweest. Toch ontstonden ook groepjes die zich met het doorsnijden van slangen bij Shell- pompstations bezighielden. Bluf! streefde altijd naar discussie, naar het zichtbaar maken van politieke meningsverschillen. Het contact met de anti-apartheidscomités bleef heel voorzichtig. Je wist niet wie je kon vertrouwen, mensen konden onbewust iets verlinken en een zekere paranoia was ons ook niet vreemd. Hun stellingname was óf je was Zuidafrikaan en bij het ondergrondse gewapende verzet en dat was heel gevaarlijk, óf je was Nederlander, dan leefde je in een democratie en moest je niet zeuren. Wij als radicalen werden weinig serieus genomen. Kairos was daarin nog het meest zorgvuldig. Zij heeft ons geholpen na de inbraak bij Anglo-American. Dat is trouwens net verfilmd voor de BBC. Anglo-American had in Amsterdam vijftien BV'S gevestigd waarin beleggingen waren ondergebracht, profijt trekkend van Nederlands' gunstig belastingklimaat. Wij hebben toen op een zaterdagmiddag de schoonmakers met een mooi toneelstukje waarin we ons voordeden als Luxemburgse zakenmannen om de tuin geleid en vuilniszakken documentatie weggehaald. Bluf! heeft daarvan delen gepubliceerd. Het ging om beleggingen van in totaal vijf miljard en winsten van tientallen miljoenen guldens. Er zijn kamervragen over gesteld en ik heb de illusie dat het iets heeft bijgedragen aan de verscher- IOI

-~1~ ping van de maatregelen die van Nederland niet langer een belastingparadijs maken. De anti-apartheidscomités bestreden ons met de stelling: het ANC vindt het niet goed wat jullie doen. Ons standpunt was: het ANC wil dat er sancties komen, laten wij gezamenlijk in Nederland, waar we de politieke verhoudingen beter kennen dan het ANC, bediscussiëren hoe we dat het beste kunnen bereiken. Later kregen we contact met Bobby, de ANc-vertegenwoordiger, die niet onder stoelen of banken stak dat hij veel waardering had voor onze illegale acties. En dan krijg je dat rare fenomeen dat de AABN zegt dat hij weg moet omdat hij geen diplomaat is en niet met Van Thijn kan omgaan. Je wilt de hele wereld veranderen, maar je woont in Nederland. De situatie in Zuid-Afrika kan dan een breekijzer zijn. Uiteindelijk liep tussen ons en RARA wel een sterke ideologische scheidslijn. Zij wilden oorlog voeren tegen het imperialisme, een enorme pretentie. Wij wilden morrelen aan de machtsverhoudingen in Nederland. De "radicale scène" had, anders dan de anti- apartheidsactivisten, geen echte liefde voor Zuidafrikanen. Mijn betrokkenheid was minder emotioneel, het was een manier om iets politiek ter discussie te stellen.' 102

MI- Aaf van Essen (1940), de koerier ANNEMARIE DE WILDT 'Eigenlijk is Zuid-Afrika een incident in mijn politiek bestaan. Natuurlijk las ik erover, ik had zelf kleine kinderen ten tijde van Sharpeville. Als verpleegkundige was ik actief in het Medisch Comité Nederland-Vietnam en na de vrede in Vietnam verschoof mijn politieke belangstelling naar Nicaragua en El Salvador. Ooit heb ik paspoorten verzorgd voor Salvadoriaanse politieke activisten die het land uit moesten. Het was een enorme teleurstelling zoveel moeite als het kostte om anno 1984 in Nederland mensen te vinden die bereid waren hun paspoort af te staan voor politieke doeleinden. In de Tweede Wereldoorlog gebeurde dat aan de lopende band. Mijn familie heeft daar toen aan meegeholpen. Door die ervaring kon ik geen nee zeggen toen Conny Braam van de AABN me in 1989 vroeg om onder het mom van een toeristische reis langs botanische tuinen materiaal Zuid-Afrika in te smokkelen. Ik wist niet precies wat, maar dat hoefde ook niet. Ik wist zeker dat erover nagedacht was. Pas later hoorde ik dat mijn reis iets te maken had met operatie Vula. Dat geheimzinnige stoorde me in het begin, maar Nicaragua en El Salvador hadden me geleerd dat de vijand gevaarlijker kan zijn dan wij ons hier voor kunnen stellen. Het werk van mijn echtgenoot verschafte hem de mogelijkheid via American Express onze reis te laten regelen. Ik was wel blij dat hij mee was en we de spanning konden delen. In Harare kreeg ik een opdracht, verstopt in een Niveadoos, en een computerdisk. Ook bespraken we daar de ontmoetingsplek, mijn kleding en de codewoorden die ik zou gebruiken in Zuid-Afrika. Wrang genoeg had American Express het chicste hotel in Kaapstad voor ons geregeld. Op de hotelkamer praatten we in een bizarre gebarentaal over de opdracht. En als je dan beneden kwam in de eetzaal kreeg je zo'n vreselijk koloniaal gevoel, met van die oude negeropa's die je bedienden, heel treurig. De haast tastbare vermoeidheid van de zwarten was schokkend. De hele dag liepen ze. Alles wat maar enigszins bruikbaar was, sleepten ze mee naar huis. Als je niets van apartheid wil weten, besef je helemaal niet wat er aan de hand is. De hele maatschappij is gescheiden. Het was een verwarrende ervaring. We konden natuurlijk niet openlijk zeggen hoe wij erover dachten.

Het waren merkwaardige ontmoetingen met zo'n contactpersoon. Een keer ergens bij een strand had ik nog wat eten en fruit voor hem meegenomen. Na het overhandigen van het materiaal heb je elkaar eigenlijk niets meer te zeggen. Het is net als vrijen met een onbekende, daarna moet je wegzinken in een groot gat. Het plan was dat ik nog een keer terug zou gaan, alleen en voor langere tijd. Maar snel na onze reis kwam Mandela vrij en veranderde alles. De geschiedenis heeft me ingehaald.' Mm

Anneke Visser (1937), Comrade Commissionar ANNEMARIE DE WILDT 'In 1987 vroeg Fons Geerlings van de AABN me mee te gaan naar een conferentie over het martelen van Zuidafrikaanse kinderen in Harare, de hoofdstad van Zimbabwe. Ik aarzelde. Van Zuid-Afrika wist ik niet veel, behalve dat het niet deugde. Over kindermishandeling wist ik genoeg door mijn werk bij de politie. In de tuin van hotel Bronte in Harare ontmoette ik voor het eerst een Zuidafrikaan. Ik was op mijn hoede, er was me verteld dat je uit moest kijken voor infiltranten. Maar je werkt bij de politie of niet, dus ik dacht ik kan die man wel uitvragen. Zelf deed ik voorkomen of ik op vakantie was in Zimbabwe. Toen ik hem uiteindelijk toch vertelde dat ik politiecommisaris was, werd hij tinten lichter. De volgende dag werd ik officieel aan hem voorgesteld: hij was Johnny Makatini, een hoge vertegenwoordiger van het ANC, en al zijn verhalen bleken te kloppen. De conferentie was indrukwekkend. Een tribunaal over apartheid in zijn allerergste vorm: een oorlog tegen kinderen. Mijn verhaal op de conferentie richtte zich over de hoofden van de gemartelde kinderen heen tot mijn collega's in Zuid-Afrika. Ik schaamde me voor hen en bepleitte uitsluiting van alle internationale politiecontacten. Mijn reis maakte van alles zichtbaar. De Stichting Herstel Culturele Betrekkingen organiseerde een reis voor Nederlandse politiemensen om zelf te zien hoe overdreven mijn verhalen waren. Natuurlijk insinueerden ze dat ik me als vrouw door mijn emoties had laten leiden. Die reis werd overigens een fiasco. Maar ook de steun werd zichtbaar. Na veel overreding schreven 200 rechters een brief aan hun Zuidafrikaanse collega's. Een ANC-vrouw maakte me eens voor naïef uit toen ik vroeg of er echt niet één politieagent was die aan hun kant stond. Nog geen week daarna hoorde ik van de oprichting van PoPcRu, de vakbond voor politieagenten en gevangenisbewaarders. Sindsdien hebben we daar onze steun op gericht. Het was misschien merkwaardig dat ik in 1991 hoofd was van een delegatie naar Zuid-Afrika van Nederlandse politievakbonden, juist omdat ik gepleit had voor verbreken van contacten. Ik had goed nagedacht over de zin van mijn reis. Politiemensen overal ter wereld zijn alleen gevoelig voor soortgenoten die zich op uitspreken. En in Zuid-Afrika heb ik meer invloed dan in China. Er is een gedeelde geschiedenis, zíj voelen dat heel sterk. De mensen in het ANC hebben me erg geïnspireerd. Ik merkte dat het een dwarsdoorsnede van de Zuidafrikaanse maatschappij was en dat het niet uitmaakte of je christen of moslim of communist, zwart of blank was. Het gaat erom wat voor mens je bent. En ik heb vaak vreselijk met ze gelachen. Als er nu iemand van POPCRU op bezoek komt, spreekt hij me weer aan met de bijnaam die ik in Kaapstad kreeg: Com Com, Comrade Commissionar. Fons Geerlings en ik zijn inmiddels trouwens erelid gemaakt van POPCRU.' -ME~

Werkelijkheid en mythe: Nederland's verzet tegen de apartheid K.L. RosKAM Veel Zuidafrikanen geloven dat het Nederlandse verzet tegen de apartheid groot is geweest. Klaas de Jonge, in Zuid-Afrika gearresteerd op verdenking van wapensmokkel voor het ANC, was er het symbool van tijdens zijn gedwongen verblijf in de Nederlandse ambassade in Pretoria. Voor de aanhangers van de apartheid was hij het toppunt van de Nederlandse haatcampagne tegen Zuid- Afrika. Voor andere Zuidafrikanen was De Jonge het symbool van de weerzin onder de Nederlandse bevolking tegen de apartheid. Inderdaad leek het erop dat regering en het Nederlandse volk eensgezind anti-apartheid waren. De Nederlandse regering liet zich daar, sinds de vrijlating van Mandela in februari i99o, op voorstaan, maar de werkelijkheid valt minder positief uit. Het is dwaas om te beweren dat er helemaal niets is gedaan door de opeenvolgende Nederlandse regeringen. Er is vanuit Den Haag wel iets ondernomen tegen de apartheid: de Ton van Luns kwam er (1965), het Cultureel Verdrag werd opgezegd (1982), de stemverklaring in de Verenigde Naties (VN) veranderde, onder premier Den Uyl werd de uitvoer van de kernreactorvaten verhinderd, de invoer van de Krugerrand werd gestaakt en humanitaire hulp werd verleend aan bevrijdingsbewegingen. Maar de Zuidafrikaanse bevrijdingsbewegingen en de VN hadden meer gewild. Vanaf 196o is herhaaldelijk om effectieve boycotmaatregelen gevraagd. Daar kwam niet veel van: de regering wilde de vriendschappelijke betrekkingen met het 'stamverwante' land niet in gevaar brengen. En de zakenwereld wilde de eigen belangen niet in gevaar gebracht zien. De Nederlandse anti-apartheidspolitiek heeft zeker niet vooropgelopen. Er is door de Nederlandse regering weinig gedaan, noch op het politieke vlak tegen het Zuidafrikaanse regime noch op het vlak van de humanitaire steun aan de bevrijdingsbeweging. Daarin onderscheidde de regering van Nederland zich overigens niet van die van landen als Groot-Brittannië en Duitsland, maar het Nederlandse beleid stak wel ongunstig af bij de Scandinavische landen. Er is in elk geval weinig reden voor politieke zelfvoldaanheid. In de Nederlandse publieke opinie liepen de standpunten over Zuid-Afrika II uiteen, maar een steeds groeiend aantal mensen sprak zich, na 196o, uit tegen de apartheid. Dat standpunt werd niet weerspiegeld in de Haagse politiek. De Nederlandse bevolking had trouwens daarvoor niet voortdurend belangstelling gehad voor Zuid-Afrika. Ten onrechte wordt vaak gedacht dat Nederlanders in grote getale een emotionele band hadden met het 'stamverwante' Afrikaner volk. Alleen tijdens de Boerenoorlogen was er grote sympathie voor de Boerenrepublieken, getuige het aantal straatnamen in vele Nederlandse steden, genoemd naar Boerenhelden van die tijd en de stroom van literatuur. Die sympathie verdween toen het Afrikaner nationalisme zich ging oriënteren op het Duitse nationaal-socialisme. Veel Afrikaners hadden uitgesproken nazi- sympathieën, zoals de latere premiers Hendrik Verwoerd, John Vorster en Daniel Malan. Zij werden voor hun eigen apartheidsideologie geïnspireerd en gestimuleerd door de nazi-ideologie, maar omgekeerd had het traditionele blanke Zuidafrikaanse racisme al lang voor de Tweede Wereldoorlog in Duitsland de aandacht getrokken van bijvoorbeeld de nazi-ideoloog Alfred Rosenberg, die de inzichten van de Afrikaners over ras waardevol vond.' De Nederlandse regering was verbolgen over de sympathie van de Afrikaners voor de Duitse nazi's die Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog bezet hadden. Dus toen in 1948 de Zuidafrikaanse regering Otto Du Plessis benoemde tot ambassadeur in Den Haag, werd deze niet geaccepteerd vanwege zijn pro- nazihouding. Deze Nederlandse afwijzing van het Zuidafrikaanse regeringsbeleid was niet gericht tegen de traditionele politiek ten aanzien van de meerderheid van de Zuidafrikaanse bevolking. In Nederland had men zich nooit erg druk gemaakt over de behandeling van de Khoi-San en de andere inheemse volken van ZuidAfrika'. De Nederlandse regering moedigde in de jaren vijftig emigratie naar ZuidAfrika aan. Alleen geschoolde blanke christenen werden uit Nederland toegelaten. De voorwaarden voor de Nederlandse immigratie in Zuid-Afrika werden in 1955 versoepeld. Vanaf dat jaar konden ook half-geschoolde en zelfs ongeschoolde Nederlanders zich aanmelden, mits zij natuurlijk christelijk waren en blank. Koningin Juliana moest kennelijk niets hebben van de apartheid: toen zij in 1949 Premier Daniel Malan op bezoek kreeg, vertelde zij hem dat zij niet naar Zuid- Afrika wilde komen zolang daar de apartheid werd beoefend. Prins Bernhard en de premier Willem Drees (pvdA) hadden er geen moeite mee en gingen wel. Evenals minister J. Suurhoff en minister J. Zijlstra, die daar zei dat Nederland sympathiek stond tegenover Zuid-Afrika.3 Nederland en de Verenigde Naties Het standpunt van de Nederlandse regering in de VN dat apartheid een interne aangelegenheid was van Zuid-Afrika werd al in het begin van de jaren vijftig gekritiseerd door Suriname en de Nederlandse Antillen. Maar nog in oktober 1959 moest gevolmachtigd minister Lampe van de Antillen aandringen op een duidelijke afwijzing van de apartheid in de Algemene Vergadering van de VN.4 De Nederlandse afgevaardigde zei toen voor het eerst in de VN dat de regering niet te- II vreden was over de wijze waarop de blanken in Zuid-Afrika hun zwarte landgenoten behandelden. Hij wees de Zuidafrikaanse rassenpolitiek, namens de overzeese Koninkrijksdelen wel af, maar zei erbij dat de apartheid niet hetzelfde is als de jodenvervolging uit de Tweede Wereldoorlog, of als de onmenselijke behandeling van de Hongaarse opstandelingen of als de onderdrukking van de Tibetaanse bevolking.5 Zelfs deze kleine verandering in de Nederlandse politiek veroorzaakte grote woede in Pretoria, dat een verontwaardigde protestnota stuurde over deze 'aanval'. Dit gebeurde allemaal kort voor het bloedbad in Sharpeville op 21 maart 196o. Aangrijpende krantefoto's van de moord op vreedzame demonstranten maakten in de hele wereld diepe indruk. Deze gebeurtenis betekende een keerpunt in de publieke opinie in Nederland. De Afrikaners waren niet langer de helden van gisteren, maar ze waren nu verantwoordelijk voor afschuwelijke misdaden. Voor velen van de generatie die tijdens de Duitse bezetting was opgegroeid, kwam het als een schok dat apartheid en antisemitisme aan elkaar verwant waren. Minister-President J. de Quay noemde de apartheid in strijd met het Handvest van de VN, maar de regering hield toch vol dat het om een interne aangelegenheid van Zuid-Afrika ging. Veel Nederlanders waren van mening dat deze politiek achterhaald was. Kritiek op de Nederlandse regering nam toe in kerken en vakbonden, in actiegroepen, op universiteiten en in politieke partijen, maar parlement en regering hebben niettemin nooit een ondubbelzinnig duidelijk standpunt tegen de apartheid ingenomen. Er werden wel door de regering afkeurende uitspraken gedaan, die in overeenstemming waren met de gevoelens die in de bevolking leefden, maar als het aankwam op effectieve actie, gaf Den Haag niet thuis of gaf te kennen dat ze alleen maatregelen wilde nemen als alle andere EG-landen meededen. In 1961 stemde Nederland, als enig westers land, in de VN verrassend voor een motie van de Afro-Aziatische landen, die de jaarlijkse toespraak van de Zuidafrikaanse afgevaardigde afkeurden. Dit had minder te maken met morele verontwaardiging over de apartheid (want sancties werden afgewezen), dan met een poging van de minister van Buitenlandse Zaken Luns, om bij de indieners van de motie steun te zoeken voor zijn poging om Westelijk Nieuw Guinea uit handen te houden van Indonesië. De Nederlandse regering keurde deze actie van Luns af en distantieerde zich ook van de Nederlandse stemverklaring voor de motie. Het Zuidafrikaanse regime was niettemin 'geschokt' en Nederland werd ervan beschuldigd dat het de banden van bloed en taal opofferde in ruil voor de wensen van de 'twee gekleurde kolonies' Suriname en de Antillen. In 1963 stemde Nederland schoorvoetend voor het wapenembargo (op vrijwillige basis) van de VN, maar dit embargo zou 'selectief worden toegepast, dus Pretoria hoefde zich niet echt zorgen te maken. In de komende jaren, ook na het bindend besluit van de vN-Veiligheidsraad in 1977 en de Nederlandse sanctiebesluiten van 1981 bleef het schemeren wanneer het ging om de exacte omschrijving van civiele en militaire goederen. Uit het rapport van de FNv en de AABN, 'Nederland en de bewapening van Zuid-Afrika' (1983) bleek dat de regering alle ruimte liet voor schending van het wapenembargo. II

Nederlandse immigranten demonstreren bij de Nederlandse ambassade in Pretoria tegen de gift van de Nederlandse regering aan het DAF Nederland voor hulp aan politieke gevangenen, 18 juni 1965. [Foto Associated Press, Amsterdam] w ý- WE-gc ~o~~EkONOMISCEE ~ftIV.AT VA7ld f4 Aanbieding van een brief over de ontwikkelingen in Zuid-Afrika door vertegenwoordigers van het Nvv-jongerencontact aan de Kamervoorzitter D. Dolman, links van hen Kamerlid Relus ter Beek (pvdA), 17 juni 198o. [Spaarnestad Foto-archief, Haarlem]

Koninklijke giften Soms leek de Nederlandse regering de politiek ten opzichte van Zuid-Afrika te willen wijzigen. In 1965 werd op verzoek van de VN IOO.OOO gulden aan het Defence and Aid Fund, dat slachtoffers van het apartheidregime steunde, gegeven. Dit leidde tot een protestmars in Pretoria van enkele tienduizenden Nederlandse inwoners van Zuid-Afrika, die deze schenking beschouwden als een 'daad van agressie'. Zij richtten een 'Help de Hollanders Fonds' op omdat zij van mening waren dat Nederland in handen was gevallen van socialisten en communisten. De Zuidafrikaanse minister van Buitenlandse Zaken H. Muller heeft toen serieus gedacht aan boycotmaatregelen tegen Nederland. Zes jaar later, in februari 1971, schonk koningin Juliana een geldbedrag aan de Anti Racisme campagne van de Wereldraad van Kerken tot grote ergernis van de Zuidafrikaanse blanken en tot vreugde van het ANC. Inmiddels was de stemming in het Parlement omgeslagen en vond een groot deel van de Kamerleden de apartheid op morele gronden onaanvaardbaar. Toch bleven Nederlandse ministers hartelijke betrekkingen onderhouden met hun Zuidafrikaanse collega's. Minister van Verkeer en Waterstaat Bakker bezocht ondanks veel kritiek in 1970 Zuid-Afrika om zakelijke redenen. De Nederlandse regering bleef vasthouden aan de 'kritische dialoog' en dus veranderde er in werkelijkheid niets in de diplomatieke en handelsbetrekkingen. Deze dialoogpolitiek kwam onder druk te staan in november 1975, toen toestemming gegeven moest worden door de regering van minister-president Den Uyl voor de levering van kernreactorvaten aan Zuid-Afrika. Na felle Kamerdebatten weigerde de regering kredietgaranties te geven voor die uitvoer. In 198o viel het kabinet bijna over de olieboycot. Niettemin werd er nog steeds niet serieus gedacht aan verdergaande economische sancties. Andere kleine landen zoals Denemarken stelden wel een handelsboycot in en verbraken de luchtvaartverbindingen. Ook Noorwegen, Zweden, Finland en IJsland stelden verdergaande sancties in dan Nederland. Nederland bleef het braafste jongetje van de EG-klas. Toch werden er onder druk van de kritiek van actiegroepen en maatschappelijke organisaties wel verschuivingen aangebracht in de verhoudingen tussen Nederland en Zuid-Afrika. Kort na de scholierenopstand van Soweto, die in 1976 uitbrak, werd besloten de emigratie naar Zuid-Afrika niet langer te bevorderen. De Nederlandse regering maakte een eind aan de subsidiëring van de blanke christelijke emigratie naar Zuid-Afrika. Daar was al jaren tegen geprotesteerd en het aantal emigranten was kleiner geworden dan het aantal dat teleurgesteld repatrieerde. Een aanzienlijk aantal Nederlandse emigranten naar Zuid-Afrika en hun kinderen (naar schatting 30.000 tot 40.ooo) hebben hun Nederlandse nationaliteit behouden. Toen jonge Nederlandse mannen in Zuid-Afrika dienstplichtig werden in het Zuidafrikaanse leger, probeerden een aantal Kamerleden, overigens tevergeefs, een wetswijziging erdoor te krijgen waarmee 'vrijwillige' dienstneming in Zuid-Afrika bestraft zou worden met het verlies van de Nederlandse nationaliteit. Maar een dergelijke wetswijziging was strijdig met internationale afspraken in de VN. II

Manifestatie Weiger dienst aan apartheid Zaterdag 20 mei 1, KO r, - ' ,t V 3 ql ~j Nederlanders die in het Zuldafrikaanse Inleiders AlrMari metten Fuop h!!wr, on, ' ijfr!PV'! i .! r . ýij , ~,t,. Jar GeWt11 Forumdiscussie let: JacQues Wallage (PvdA), Theó Brnket (CDA) en Andr ,e van Es (PSP). MEER INFORMATIE: Vereniging DinsLeweigeraars, ; :stbus 4802, 1009 AV Arrsterdarn (tel.: 020-6680999). Je kunt hier ook een gratis informatieboekje bestellen. ORGANISA [E Verengin Dienstweigeraars, Pax Cnristi en de Anti Apartheiuls Beweging Nederla.d. Manifestatie, georganiseerd door de Vereniging van dienstweigeraars, Pax Christi en de A.ABN, 20 mei 1989. [ArchiefABN] moda

In 1982 werd na jarenlange druk van vele maatschappelijke organisaties en actiegroepen het Culturele Verdrag van 1951 opgezegd. In dit verdrag werd melding gemaakt van de vriendschappelijke betrekkingen 'tussen beide volken'. Dit betekende, volgens de Nederlandse ambassade, dat het verdrag getekend was tussen twee staten met gelijksoortige culturen, en dat het derhalve de 'Negroiden, de Kleurlingen en de Indiërs' uitsloot. Zelfs na de opzegging van het Culturele Verdrag bleven Nederlandse overheidsfunctionarissen vriendschappelijke betrekkingen onderhouden met het Zuidafrikaans regime. De diplomatieke en handelsbetrekkingen gingen gewoon door, al slaagden de Nederlandse anti- apartheidsorganisatie er in 1985 wel in om een eind te maken aan de verkoop van Krugerrands en verdwenen Zuidafrikaanse produkten zoals wijn en fruit uit de winkels. Als belangrijkste reden voor deze onwil om doeltreffende maatregelen te nemen tegen de apartheid is vaak aangevoerd, dat de handelsbelangen aanzienlijk waren - en dat sancties de Nederlandse economie zouden schaden en zelfs werkloosheid zou veroorzaken. Maar het financiële voordeel van de Nederlandse handelsbelangen met de rest van zwart Afrika was veel groter. Nederland, evenals andere Europese landen, met uitzondering van de Scandinavische landen, bleef normale betrekkingen onderhouden met het Zuidafrikaanse regime ondanks het feit dat dit volgens het volkenrecht, illegitiem was. De blanke regering kon juridisch gezien niet optreden als vertegenwoordiger van de meerderheid van de bevolking. PvdA-leider Joop den Uyl maakte zich daar kwaad over. Uit zijn aantekeningen (1983) blijkt dat duidelijk: 'De vraag wat Nederland doet om apartheid te beëindigen en druk uit te oefenen op Zuid-Afrika is geen kwestie van al of niet getuigenispolitiek, van al of niet meedoen aan acties van andere staten. Het is een elementaire plicht van ons land om in deze situatie op te treden en apartheid te bestrijden. Het is beschamend voor Nederland dat een aantal volkenrechtjuristen haar attent heeft moeten maken op deze rechtsplicht.'6 Den Uyl was duidelijk in zijn kritiek op het Nederlandse regeringsbeleid ten aanzien van Zuid-Afrika: 'Nederland heeft (...) een eigen verantwoordelijkheid. Die wordt in de regeringsnota weggeschreven. Het kabinet verschuilt zich achter juridische bedenksels. Het ergerlijke is dat het kabinet eerst de mond vol neemt ter veroordeling van de apartheid en vervolgens concludeert om practisch niets te doen. Dat is hypocriet.'7 Het ANC heeft deze onwil om maatregelen te nemen herhaaldelijk toegeschreven aan diepgewortelde rassenvooroordelen in de westerse cultuur. Om dit te staven stelde zij dat in het fictieve geval van een zwart minderheidsregime in Afrika dat een meerderheid van blanken onder de duim hield, wel anders zou zijn gereageerd. Dan waren de diplomatieke en economische betrekkingen onder zware druk gekomen en waarschijnlijk verbroken. Tegen dat denkbeeldige Afrikaanse land zouden de westerse regeringen sancties en zelfs militair optreden hebben geëist. De Nederlandse regering weigerde aanvankelijk ook humanitaire steun aan de bevrijdingsbewegingen in Zuidelijk Afrika. Onder druk van actiegroepen, poli- M- m tieke partijen, vakbonden en kerken kwam hierin in 1975 verandering. Maar de hulp werd onder voorwaarden gegeven. Zo mochten aan het ANC bijvoorbeeld geen auto's en communicatiemiddelen worden gegeven, want die konden immers ook gebruikt worden voor militaire doeleinden. Dat klinkt redelijk, maar bij het wapenembargo van 1977 tegen het Zuidafrikaans regime werden geen strikte voorwaarden gesteld voor leverantie van auto's en andere communicatiemiddelen aan het Zuidafrikaanse leger en politie, 'want zulke goederen hebben een civiele toepassing'. Den Haag bleef Zuid-Afrika met twee maten meten. In 1981 werd uiteindelijk door de regering besloten dat het ANC recht had op transportmiddelen, hoewel andere communicatiemiddelen nog steeds niet mochten worden geleverd. Terugkijkend op het regeringsbeleid tussen ruwweg 196o en i99o is zelfs met bovengenoemd beperkt aantal voorbeelden duidelijk dat de regering zich uiterst voorzichtig en terughoudend heeft opgesteld. De weinige maatregelen werden aarzelend genomen en soms pas nadat andere landen het goede voorbeeld hadden gegeven. Na de 'unbanning' van I99O De meeste Europese regeringen waren doof gebleven voor de dringende verzoeken van het ANC om maatregelen te nemen tegen het blanke apartheidsregime, maar na februari I99O stonden dezelfde westerse regeringen in de rij om Nelson Mandela te verwelkomen. Sommige politici, die het ANC altijd een terroristische organisatie hadden genoemd, wilden nu graag in het gezelschap van Mandela gezien worden. Zulke politici beweren nu dat zij altijd tegen de apartheid waren geweest en dat zij altijd sympathiek hadden gestaan tegenover het ANC. De Nederlandse regering maakte zich ook enigszins belachelijk door aan te dringen op een officieel bezoek aan Zuid-Afrika, terwijl het ANC geduldig bleef uitleggen dat er eerst onomkeerbare veranderingen moesten zijn doorgevoerd. Misvattingen zijn hardnekkig. Niemand zal nu beweren dat de achterstelling van zwarten minder erg was dan het onrecht in Hongarije of Tibet destijds, maar toch speelt westerse vooringenomenheid nog wel een rol bij de beoordeling van de Zuidafrikaanse ontwikkelingen, bijvoorbeeld bij de beoordeling van het politieke geweld in Zuid-Afrika. De politieke moordpartijen in de zwarte woonoorden worden beschouwd als 'zwart-zwart'-geweld. Maar niemand omschrijft het geweld in het vroegere Joegoslavië of in Noord-Ierland als 'blank-blank'-geweld. Dezelfde vooringenomenheid wordt weerspiegeld in de mening dat een 'zwarte regering' in Zuid-Afrika onvermijdelijk moet leiden tot chaos of wanorde. Hoe wijdverspreid het diepgewortelde vooroordeel is onder politici, bleek bijvoorbeeld tijdens president De Klerks staatsbezoek aan Nederland. 114 II

Heiland De Klerk President F.W. de Klerk grapte in oktober 199o dat hij niet naar Nederland was gekomen met een boodschappenlijstje. In zeker zin kreeg De Klerk veel meer dan waarom hij zelfs niet eens gevraagd had. Aan het staatsiediner verwees minister-president Lubbers naar het eerdere bezoek van Nelson Mandela. Voor Lubbers was Mandela, hoe belangrijk ook, toch niet meer dan Johannes de Doper, die zichzelf wegcijferde en het belang benadrukte van de man, die na hem zou komen: Jezus van Nazareth. Het was niet Johannes de Doper die het heil kwam brengen, maar de man na hem. Dit christelijk woordenspel is illustratief voor het vertekende beeld dat sommige westerse politici hebben van de rol van de bevrijdingsbeweging in ZuidAfrika op weg naar een non-raciale democratische samenleving. In hun visie zijn het de blanken die de verandering zullen bewerkstelligen. De zwarte meerderheid wordt niet gezien als de belangrijkste speler die de veranderingen heeft afgedwongen van het Zuidafrikaans regime. 'Je kunt je afvragen of het zo verstandig is om te kappen met alle blanken, ook met degenen waar het uiteindelijk vandaan moet komen: de blanken die tegen apartheid zijn,' zei CDA-woordvoerder Aarts in 1988.8 De Klerk wordt beschouwd als de staatsman die de veranderingen wilde doorvoeren. De Klerk vindt in het Westen gehoor voor zijn opvatting, dat het boek van de apartheid af en uit is. Maar het boek over Zuid-Afrika is niet afgesloten en het hoofdstuk over de Nederlands-Zuidafrikaanse betrekkingen kan ook nog niet worden afgesloten. Medeplichtigheid aan de instandhouding van de apartheid mag niet worden vergeten. De Klerk heeft wel schoorvoetend toegegeven dat de apartheid leed heeft berokkend, maar de Zuidafrikaanse regering weigert te erkennen dat de apartheid een misdaad is die onzegbaar leed heeft veroorzaakt. De Klerk heeft alleen willen toegeven dat de apartheidspolitiek niet heeft gewerkt. Het spijt hem dat Pretoria daarmee zolang is doorgegaan. Van anti naar pro Er is voor de Nederlandse regering alle aanleiding om zich nu meer dan voorheen in te zetten voor materiële en morele steun voor de democratische beweging in Zuid-Afrika. Immers de apartheidswetten zijn weliswaar afgeschaft maar het zal nog jaren duren voordat de sociaal-economische gevolgen van de apartheid zijn verdwenen. Nederland en Europa zijn tot steun verplicht wegens medeplichtigheid aan de handhaving van de apartheid, die in geheel Zuidelijk Afrika enorme schade heeft veroorzaakt. Internationale steun voor democratisering heeft ook betekenis als signaal dat afschaffing van de ergste apartheidswetten en toekenning van algemeen stemrecht verre van voldoende zijn om een eind te maken aan een beschamend tijdperk, dat nog lang niet vergeten mag worden. op Noten A. Rosenberg, Der Mythus des 2oJahrhunderts, München 1935, blz. 666. 2 Een interessante uitzondering dateert van 25 maart 1647 (meer dan vijf jaar voordat Van Riebeecks kolonisatie begon) toen de 'Haarlem' schipbreuk leed aan de Kaap. Zestig Nederlandse opvarenden werden gastvrij ontvangen door de Khoikhoi. Nederlandse matrozen van de retourvloot uit Nederlands Oost-Indië, die hen een jaar later kwam ophalen, stalen vee van de plaatselijke bevolking, die dat probeerde te verhinderen. Daarbij werden een paar matrozen gedood. De Nederlanders Leendert Janszen en Nicolaas Proot schreven op 26 juli 1649 een protestbrief aan de Vereenigde Oostindische Compagnie (voc): De Nederlanders hadden dat vee niet moeten stelen; Nederlandse boeren zouden dat ook niet hebben gepikt. 'Het ondankbare gedrag van onze mensen' is er de oorzaak van dat de matrozen werden gedood. Maar de voc trok zich daar niets van aan en Van Riebeeck kreeg opdracht om Kaap de Goede Hoop te veroveren. De Khoikhoi verloren de oorlog, waarna van Riebeeck zei dat zij van nu af aan geen recht meer hadden op hun land, dat zij in een defensieve oorlog hadden verloren. Er was niemand in Nederland die zich daar toen nog druk over maakte. 3 Die Burger, 15 april 1957. 4 Wayne Graham Hendricks, Die Betrekkinge tussen Nederland en Suid-Afrika, 1946-1961, 1984, blz. 2oo. 5 Hendricks, op.cit., blz. 2oi. 6 Amandla, oktober 1993, blz. 23. 7 Amandla, oktober 1993, blz. 24. 8 Geciteerd uit: Kees Schaepman, 'Nederland Anti-Apartheidsland? Haha', in: Vrij Nederland, i februari 1992. .Offi&

'De Heere ziet op zulke dingen' Nederlandse kerken en Zuid-Afrika ERIK VAN DEN BERGH Voor de protestantse kerken in Zuid-Afrika en Nederland is 21 augustus 1968 een gedenkwaardige dag. In het bosrijke Lunteren is de stemming verhit en de taal bloemrijk. Mannenbroeders van formaat spreken elkaar toe. De Gereformeerde Oecumenische Synode (GOS) vergadert in het conferentieoord De Blye Werelt. Het thema: Zuid-Afrika. Aan de zitting zijn maanden van debat, broedertwist en wederzijdse beschuldigingen voorafgegaan. De spanning loopt hoog op, vooral wanneer een van beide hoofdrolspelers het woord neemt; dr. J.D. Vorster vertegenwoordigt de blanke Nederduitse Gereformeerde Kerk, prof. dr. J. Verkuyl spreekt namens de Gereformeerde kerken in Nederland. 'Albei manne was bonkig - groot gebou, meevoerende en soms overweldigende sprekers en beklee met groot status en gesag in eie kring." Terwijl Oosteuropese tanks Praag bezetten, wordt in Lunteren dagenlang over Zuid-Afrika gesproken. In zijn toespraak tot de Gereformeerde Internationale voegt prof. Verkuyl zijn opponent toe dat Bileam zelfs naar een ezel moest luisteren, 'dus waarom,' zo vraagt hij Vorster, 'luistert u niet naar ons?' Verkuyl citeert vervolgens Swapoleider Toivo ya Toivo die zich erover beklaagt in zijn eigen land door een buitenlandse rechter veroordeeld te worden. Dat wordt Vorster te veel. Hij roept uit: 'Ons ;s nog bereid om na 'n esel te luister, maar nie na 'n Kommunis nie.' De theologen Vorster en Verkuyl zijn tegenpool en symbool; de kloof tussen hun opvattingen is onoverbrugbaar. De Gos komt niet tot heldere conclusies, maar dat was vóór 1968 ook niet gebeurd en zou daarna evenmin gebeuren. Nederduitse Gereformeerde Kerk Dr. J.D. ('Koot') Vorster staat voor een kerk die apartheid op bijbelse gronden rechtvaardigt, zoals zijn broer John als premier jarenlang symbool zal zijn van de apartheidsstaat. De geschiedenis van de Nederduitse Gereformeerde Kerk (N.G. Kerk) gaat terug tot de landing van Jan van Riebeeck (1652). Hoewel de Portugezen ruim anderhalve eeuw eerder in (het huidige) Mosselbaai een rooms- katho-

Gereformeerde Oecumenische Synode, Amsterdam 1968. [Fotoarchief Deputaten Oecumene, Leusden] Ds. C.F. Beyers Naudé spreekt op de aandeelhoudersvergadering van Shell, ii mei 1989. [Foto Jan Stegeman] lieke kerk stichtten, werd de Zuidafrikaanse (kerk)geschiedenis eeuwenlang gedomineerd door de calvinisten. Het is een kerk die probeert om de 'waere Gereformeerde godsdienst, op de saghtste dog echter krachtigste wijze, in haere waerheid voor te stellen'.' In de praktijk maakte de voc volledig de dienst uit waarbij de classis Amsterdam een 'koppel-teken' vormde tussen de Heeren xvii en de N.G. Kerk. De zuiverheid in de leer kreeg de nodige aandacht en de voc zag nauwlettend toe op de Instructie waarin bepaald werd dat alleen personen 'weesende niet van de Roomse Religie nog van een quaad leeven' aan de Kaap welkom waren.3 Ook de kerk lette erop dat bij het werven van predikanten in Nederland geen 'onkundige vossen' de wijngaard des Heren kwamen bederven. Toelating van hugenoten aan de Kaap was geen probleem. Het ging immers om gereformeerde 'wijngaerdeniers en die haar op het maecken van asijn en het destilleren van brandewijn verstaen'. De voc besluit dan ook in 1685 dat zij 'mede als Nederlanders sullen worden geconsidereert'.4 In de achttiende eeuw werd na veel discussie besloten om de Lutheranen toe te staan een kerkgebouw op te richten. Andere kerken kregen later hetzelfde recht. Hoezeer de zuivere leer centraal stond, bleek ook nog in de negentiende eeuw toen Anna Steenkamp, dochter van een van de leiders van de Grote Trek (1836), in haar dagboek noteerde: '...het is niet zozeer hun vrijheid [nl. die van de slaven] die ons zover bracht, als wel dat zij op gelijke hoogte werden gesteld met christenen, in strijd met de wetten van God en het natuurlijke onderscheid van ras en religie; zodat het ondraaglijk was voor ieder behoorlijk christen onder zo'n juk door te gaan; daarom trokken wij nog liever weg om aldus onze leer zuiver te bewaren.'5 Zending Voor dr. Vorster was het debat in Nederland van grote emotionele betekenis: zijn kerk heeft immers haar taal, bijbel en liturgie, geloofsbelijdenis en kerkrecht aan Nederland ontleend. De betrokkenheid van prof. Verkuyl was - als oud- zendingsman - eveneens zeer groot. De geschiedenis van de zending was veelkleurig en in veel opzichten emotioneel geladen. Jan van Riebeeck had in 1651 op weg naar Zuid-Afrika in opdracht van de voc al een gebed uitgesproken waarin de Heer aangeboden werd de Gereformeerde leer mettertijd ook aan 'dese wilde brutale mensen' door te geven. Men had daarmee evenwel weinig haast. Pas in 1737 kreeg de Duitse Herrnhutter zendeling George Schmidt toestemming om de Khoikhoi het Evangelie te verkondigen. Enkele jaren later vertrok hij teleurgesteld. Zijn speelruimte was beperkt en overheid noch Khoikhoi waren overmatig enthousiast. Pas in de negentiende eeuw begon met de komst van de London Missionary Society en andere Europese genootschappen zendingswerk op grotere schaal. De markante Nederlandse zendeling J.Th. van der Kemp, die eerder onder meer militair, spion, medicus, filosoof, verloskundige, taalkundige en natuurkundige was geweest, koos daarbij nadrukkelijk voor de 'zwarten en de Hottentotten'.

De relatie tussen de Boeren en veel zendelingen kan moeilijk als hartelijk worden omschreven. In het orgaan van de London Missionary Society worden de Boeren afgeschilderd als 'verklaarde vijanden van alle levende godsvrucht en geheiligd leven, die de bijbel slechts met zich schijnen te voeren als een voortdurend protest tegen de hartheid hunner harten en het geweld hunner daden'. De Nederlandse predikant Huet formuleerde het als volgt: 'De Boeren waren dom en wreed, bezondigden zich aan slavenhouderij, aan roof en moord en verzetten zich tegen de zending onder de zwarte bevolking; bovendien waren zij niet orthodox.'6 De weerzin was overigens wederzijds. De Boeren moesten niets hebben van de pogingen heidenen te bekeren. De felle kritiek van de zendingsorganen miste haar uitwerking in Nederland niet. Van Koppen beschrijft in zijn studie over Abraham Kuyper en Zuid-Afrika hoe de stamverwantschap in deze periode eerder gevoelens van schaamte dan van nationale trots teweegbracht. Er ontstond in de loop van de negentiende eeuw een tamelijk complexe situatie, die bepaald niet overzichtelijker werd naarmate Reveil, Afscheiding en Doleantie hun uitwerking in Zuid-Afrika niet misten. De N.G. Kerk had in 1824 weliswaar een eigen synode gesticht en was daarmee een zelfstandige kerk, maar voor de opleiding van predikanten bleef men in hoge mate afhankelijk van Nederland. Het is dan ook geen toeval dat verscheidene Nederlandse predikanten een vooraanstaande rol hebben gespeeld bij diverse kerkscheuringen in (blank) Zuid- Afrika. Ook voor zwart Zuid-Afrika ontstond enige belangstelling. Groen van Prinsterer bijvoorbeeld had zich in 1843 uitgesproken voor het 'bedachtzaam vrijmaken der slaven'.7 In de zendingswereld drong het besef door dat de zwarte Afrikanen voor de komst van de blanken bepaald niet zonder religie leefden. Over de effecten die het werk van de zending gehad heeft, lopen de meningen fors uiteen. Enerzijds is in belangrijke mate bijgedragen aan sociale en economische veranderingen, maar daar staat tegenover dat sociale structuur en traditie ook fors aangetast zijn. In zijn standaardwerk Religions in South Africa concludeert David Chidester dan ook: 'In spite of these supposed military, diplomatic and material beneCits the predominant African reaction to Christian missions in the nineteenth century was resistance.'8 Pas in de jaren tachtig van de negentiende eeuw ontstond en omvangrijke 'onafhankelijke kerken', waarin meer ruimte is voor Afrikaanse waarden en normen. Abraham Kuyper De historicus Van Koppen beschrijft beeldend hoe intensief en langdurig Abraham Kuyper geworsteld heeft met Zuid-Afrika. Kuyper herkende 'in de Boeren het geuzengeslacht, ontsproten en nog altijd trouw aan de ware calvinistische geest van oud-Holland. Hun strijd tegen de Engelsen beleefde hij als een da capo van de Nederlandse opstand tegen Spanje. Hij herkende er Israëls uittocht uit Egypte in. Voor hem was Kruger een hedendaagse Willem van Oranje, een nieuwe Mozes. Uit de herkenning putte hij de hoop dat voor de Nederlandse natie, in Europa schijnbaar ten dode opgeschreven, een nieuwe toekomst wachtte op 120 het Afrikaanse continent'.9 Helaas voldeden de Transvalers niet aan Kuypers verwachtingen dat zij zijn samenlevingsmodel zouden volgen. Dat zijn Vrije Universiteit niet het opleidingscentrum voor de Transvaalse intelligentsia kon worden stemde hem zeer bitter. Hij schreef Kruger in niet mis te verstane bewoordingen: 'Men heeft ons verworpen en de scholen des ongeloofs vrijwillig gekozen. De wrange vruchten zullen niet uitblijven. De Heere ziet op zulke dingen."0 Ook bij anderen zakte na de Tweede Boerenoorlog de sympathie voor de Boeren weg. In kerkelijke kring bleven contacten bestaan, maar heel veel stelde het niet voor. In 1924 bezocht dr. H.H. Kuyper (zoon van Abraham) in opdracht van de Gereformeerde Synode de Afrikaanse kerken, waarbij het hem blijkens zijn reisverslag niet meeviel om die uit elkaar te houden. Van 'inlanders die zich voorttelen als konijnen' moest hij weinig hebben, maar vernietigend is hij vooral over 'Bosjesmannen en Hottentotten' die 'wat ontwikkeling betreft wel het laagst staan en door hun vuil-gele gelaatskleur, hun lagen schedelvorm, hun ingedrukten neus en hun vooruitstekende lippen een afstootende indruk maken. Hun lichaamsbouw wijkt dusdanig af van het "normale menschentype" dat dit iets dierlijks krijgt'." Dat reizen van theologen niet automatisch tot verbroedering leiden, had ook de Lutherse theoloog J.W. Pont al ervaren. Als voorzitter van de Zuid-Afrikaansche Stichting Moederland - de grootste organisatie van Boerenvrienden in Nederland - bezocht hij Zuid-Afrika in i919. Zijn conclusies zijn opmerkelijk. 'Het leven van de Afrikaners is oppervlakkig en ook in kerkelijke kringen mist het leven eenige diepte.' De Boeren omschrijft hij verder als 'materialistisch, smakeloos, lui en onbetrouwbaar'.2 Van hechte kerkelijke banden is in deze periode geen sprake. Na de oorlog De Tweede Wereldoorlog leidde tot ambivalente gevoelens in Zuid-Afrika. Een deel van de Afrikaners voelde verwantschap voor de nazi-ideologie, maar antipathie tegen de Britten overheerste bij de Boeren omdat de verloren oorlog tegen de Britten hen nog vers in het geheugen lag. Ook in kerkelijke kring heerste verdeeldheid. Zo weigerde bijvoorbeeld de N.G. Kerk in 1945 de 'Groote Kerk' in Kaapstad beschikbaar te stellen voor een dankdienst ter gelegenheid van de bevrijding van Nederland.'3 Toen de Nationale Partij in 1948 aan de macht kwam, veranderde er aanvankelijk weinig in kerkelijk Nederland. Na enkele jaren kwamen evenwel de eerste kritische geluiden. In het zendingstijdschrift De Heerbaan publiceerde dr. J.C. Hoekendijk, een voorman van de internationale oecumenische beweging, in 1951 een scherpe aanval op de apartheid, terwijl ds. J.J. Buskes enkele jaren later zijn Zuid-Afrika ' apartheidsbeleid: onaanvaardbaar het licht liet zien.

Persconferentie van bisschop Desmond Tutu, secretaris- generaal van de Zuidafrikaanse Raad van Kerken, Nieuwspoort Den Haag, 29 maart 1982. [Foto werkgroep Kairos] V.I.n.r. Dr. H. Kouwenhoven, voorzitter Gereformeerde Synode, Dr. Allan Boesak, Ds. H. Huting, voorzitter Nederlands Hervormde Synode, 21 oktober 1986. [Foto werkgroep Kairos]

De omslag De persoonlijke opvattingen van enkele individuen vonden aan het eind van de jaren vijftig enige weerklank. Er ontstond een ander klimaat waarin ervaringen met racisme (Tweede Wereldoorlog, maar ook de strijd van ds. Martin Luther King in de Verenigde Staten) en verwerking van de dekolonisatie (Indonesië, Nieuw Guinea) aandacht vroegen. De Nederlandse kerken en hun blanke zusterkerken in Zuid-Afrika groeiden uit elkaar. Zwarte kerken kwamen in zicht. De relaties veranderden in de jaren zestig en zeventig volledig. In Zuid-Afrika naderde de afgrond. Het bloedbad in Sharpeville werd gevolgd door de opstanden in Soweto. In Nederland maakte de televisie zichtbaar wat er mis was in de apartheidsrepubliek. Het blanke publiek in Zuid-Afrika - waar televisie pas heel laat ingevoerd werd en de media krachtig gecensureerd werden bleef onwetend. Zuidafrikaanse kerkleiders spraken zich uit. Dr. C.F. Beyers Naudé werd door vele blanke Zuidafrikanen als verrader beschouwd, maar kreeg aan de Vrije Universiteit in Amsterdam een eredoctoraat. Zijn aanzien steeg in Nederland tot grote hoogte, maar in eigen land kreeg hij een banningorder. Ook de r.-k. Bisschoppenconferentie en de Zuidafrikaanse Raad van Kerken riepen de wereldkerk op in actie te komen. Internationale faam verwierven theologen als aartsbisschop Desmond M. Tutu, die voor zijn werk de Nobelprijs ontving, dr. Allan Boesak en dr. Frank Chikane. De laatste werd door de Rijksuniversiteit onderscheiden met een eredoctoraat. Oecumenische oproepen sloegen aan. Apartheid en racisme vormden belangrijke thema's op de assemblee van de Wereldraad van Kerken in Uppsala (1968). Besloten werd tot oprichting van het Programma ter Bestrijding van het Racisme (PCR), dat vanaf de start in 1970 tien jaar lang door de Nederlander B. Sjollema geleid werd. Dit programma wilde door middel van studie en actie daadwerkelijke steun en bewustwording stimuleren. In Nederland kreeg het oecumenisch denken over racisme vooral bekendheid door geschriften van prof. dr. J. Verkuyl en dr. A.H. v.d. Heuvel. In 1972 riep de Wereldraad op tot desinvesteren uit Zuid-Afrika. De Afrikaners isoleerden zichzelf. Toen de Gereformeerde kerken na veel discussie besloten om het PCR te steunen, verbrak de N.G. Kerk alle banden. Een dialoog werd verder bemoeilijkt doordat visa voor Zuid-Afrika steeds schaarser werden en ook prominente personen als de Leidse professor in de theologie dr. H. Berkhof, voorzitter van de Raad van Kerken, en dr. M.A.M. Klompé de toegang tot Zuid-Afrika geweigerd werd. Zwarte kerken kregen in Nederland een gezicht. De studie van Zuidafrikaanse predikanten in ons land bleef eeuwenlang een blanke zaak. Van 1876 tot 1986 w promoveerden 86 Zuidafrikaanse theologen in Nederland; 8o van hen waren blank. Dr. Allan Boesak was in de jaren zeventig de eerste zwarte predikant die in Kampen studeerde en daar ook zijn proefschrift verdedigde. Door de studie van zwarte predikanten in Nederland ontstonden veel nieuwe contacten en een uitgebreid netwerk van plaatselijke steungroepen. Zwarte predikanten zoals dr. L.R.L. Ntoane, dr. S.P. Govender en dr. L.W. Mazamisa leerden Nederlandse christenen door een zwarte bril naar Zuid-Afrika te kijken. De persoonlijke betrokkenheid van veel vooraanstaande christenen en ook het werk van christelijk geïnspireerde actiegroepen hebben onmiskenbaar effect gesorteerd. De langdurige en intense inzet van onder anderen prof. dr. J. Verkuyl, ds. H.M. Matter, dr. R.J. v.d. Veen, dr. A.H. v.d. Heuvel, dr. M.A.M. Klompé, dr. H.M. de Lange heeft in kerkelijke kring, maar ook daarbuiten veel invloed gehad. Ook de niet aflatende pressie van de Werkgroep Kairos - bijna twintig jaar onder leiding van C. Groenendijk -alsmede aanvankelijk ook de Werkgroep Betaald Antwoord (ontstaan na een weigering van de Gereformeerde Synode om PCR te steunen) kan moeilijk buiten beschouwing blijven. Tegenover deze groepen die konden rekenen op steun van talrijke kerkelijke organisaties stond een bescheiden en in vrijwel alle opzichten beperkte proapartheidslobby. Naast de meer specifieke factoren hebben ook meer algemene zaken een (wellicht grote) rol gespeeld. De maatschappelijke ontwikkeling in Nederland (ontzuiling) stond in veel opzichten haaks op de ontwikkeling die Zuid-Afrika doormaakte. Ook binnen het kerkelijke denken verschoven de patronen. Het is dan ook geen toeval dat bijvoorbeeld in de Gereformeerde Oecumenische Synode veelvuldig gesproken werd over steeds sterker verschillende visies over bijvoorbeeld homofilie, de vrouw in het ambt, euthanasie, enzovoort. Kerken in actie Of het nu om grote internationale oecumenische bijeenkomsten ging, om synodale vergaderingen of om gemeenteavonden in lokale kerken, Zuid-Afrika bleek een nauwelijks te vermijden thema. De veelheid aan acties, reacties en discussies kan als volgt, in de hier volgende drie paragrafen, worden samengevat. Solidariteit en steun Slachtoffers van apartheid - en dat waren er velen - konden rekenen op kerkelijke sympathie, schrijfacties voor politieke gevangenen, wakes voor ter dood veroordeelden, uitzending van waarnemers naar politieke processen, morele steun voor familieleden van gedetineerden, opvang van dienstweigeraars. Het zat allemaal in het kerkelijk pakket. Vaak zelfs in omvangrijke mate. De meeste kerken II

SLEGS VIR SWARTES DEPORTATIES IN ZUID-AFRIKA Actie van de werkgroep Kairos tegen de deportaties, 1981/82. [Archief werkgroep Kairos] po hadden hun eigen kanalen en contacten, maar maakten doorgaans dankbaar gebruik van suggesties en materiaal dat werd aangeleverd door organisaties als de Werkgroep Kairos en het Defence and Aid Fund. Soms bleek het mogelijk om alle kerkelijke bureaus te verenigen in een gezamenlijke campagne, zoals de in 1981 georganiseerde deportatieactie, waarin het lot van 3,5 miljoen van huis en haard verdreven zwarte Zuidafrikanen centraal stond. Diepe indruk maakte het bezoek van Regina Ntongana uit Crossroads. Haar antwoord op de vraag wat wij hier kunnen doen was: 'Schreeuw als wij schreeuwen!' Haar verhaal en het appel bleven jaren doorklinken. Solidariteit werd ook verzilverd. Vele miljoenen uit collectes en kerkelijke fondsen werden overgemaakt naar talrijke projecten in Zuid-Afrika en de Frontlijnstaten. Door de stringente apartheidswetgeving en het gevaar dat ontvangende organisaties ernstig belemmerd zouden worden in hun functioneren, was het in de jaren zeventig en tachtig veelal onmogelijk om precies aan te duiden waarvoor het geld gebruikt werd. De opbrengst was er als regel niet minder om. Op nog grotere schaal steunden de confessionele medefinancieringsorganisaties ICCO (protestant) en Cebemo (rooms-katholiek) projecten in Zuid-Afrika. Van 1978 tot 1992 besteedden zij voor 79 miljoen in Zuid-Afrika. Steun aan kerken in Zuid-Afrika vormde zelden een probleem. Bijdragen voor zusterkerken, maar ook steun voor programma's van de Zuidafrikaanse Raad van Kerken werd ruimhartig verstrekt. Ook morele steun was bepaald geen schaars produkt. Zo was de Hervormde Synodevoorzitter ds. C.B. Roos als waarnemer actief bij het grote proces waarbij Pretoria probeerde bisschop Tutu c.s. het werken onmogelijk te maken. Moeilijker hadden veel kerken het met de steeds luider klinkende vraag om tot sancties en desinvesteringen te besluiten en de politieke druk op het apartheidsregime op te voeren. Een ander aspect van de steun voor slachtoffers van apartheid was meer op de lange termijn gericht: de opleiding van zwarte predikanten. Studeren in Kampen, Amsterdam of Utrecht betekende voor zwarte Zuidafrikaanse theologen een kans om afstand te nemen van hun door apartheid beheerste samenleving. Studie in Nederland leverde belangrijke wapens voor de theologische en maatschappelijke strijd in hun kerk en in hun land. Steun aan politieke organisaties ten slotte bleek buitengewoon moeilijk te liggen. Bij de oprichting van het PCR werd gekozen voor indirecte steun, waarbij niet uit de kerkelijke kas werd geput, maar individuele gelovigen zelf dienden te besluiten tot het al dan niet steunen van bevrijdingsbewegingen. Vooral de directe en onvoorwaardelijke steun aan ANC, PAC en Swapo was voor velen in kerkelijk Europa een forse steen des aanstoots. Ook in Nederland waren de meningen stevig verdeeld. Vooral de gereformeerden bleven synode na synode worstelen met de steun aan PCR. Toen uiteindelijk de knoop definitief werd doorgehakt was dit de aanleiding voor de blanke N.G. kerk om de banden te verbreken. 1 m m

Solidariteitsactie tegen de deportatie van de hongerstakers van Nyanga bij de Zuidafrikaanse ambassade, 1-3 april 1982. [Foto werkgroep Kairos] Mejuffrouw M. Klompé bij dezelfde actie. [Foto werkgroep Kairos] op

Enkele jaren later besloot het Gereformeerde wereiddiaconaat echter tot directe steun: het ANC kantoor in Brussel (en later in Amsterdam) ontving jaarlijks een financiële bijdrage. In een zorgvuldig geredigeerde folder werd de achterban uitgelegd waarom deze uitzonderlijke stap noodzakelijk werd geacht. De Nederlands Hervormde Kerk en de r.-k. Kerk hebben het zover niet gebracht. Protest en pressie De Zuidafrikaanse regering en de ambassade in Den Haag zijn de afgelopen decennia veelvuldig bezocht en voorzien van doorgaans beleefd geformuleerde verlangens om nu eindelijk over te gaan tot een menselijke behandeling van zwarte landgenoten. Nog in 199i correspondeerde de Nederlands Hervormde Kerk uitvoerig met president F.W. de Klerk over het alsmaar niet vrijlaten van politieke gevangenen. Ook de Nederlandse regering en politieke partijen werden bij herhaling aangesproken door de kerken. Een markant voorbeeld is de brief die kardinaal Simonis namens zijn bisschoppen in 1988 naar minister Van de Broek stuurde. De bisschoppenconferentie bepleitte de Nederlandse ambassade en de consulaten in Zuid-Afrika te degraderen, een verbod op leningen, een kolenembargo en verbreking van de luchtvaartverbindingen. Deze ferme taal was ingegeven door radicalisering van de Zuidafrikaanse bisschoppen, wier standpunten door de Nederlandse collega's consequent gevolgd werden. Het praktische werk lieten de bisschoppen graag over aan de r.-k.-organisaties, die zich inzetten voor de Derde Wereld, mensenrechten en vredesvraagstukken zoals Justitia et Pax, Pax Christi Nederland, Vastenaktie Nederland en de Nederlandse Missieraad. Ook bij de vaststelling van verkiezingsprogramma's waren deze en andere kerkelijke organisaties soms betrokken. De meeste discussie ontstond evenwel over de noodzaak tot economische pressie op Zuid-Afrika. De Nederlandse Raad van Kerken heeft een belangrijke, stimulerende rol gespeeld in dit debat. Toen de Raad in 1978 investeringen in Zuid-Afrika veroordeelde als 'ongewenste belangenvervlechting met en een onverantwoorde ondersteuning van de onderdrukkende partij in het escalerende rassenconflict' vormde deze uitspraak de afronding van een jarenlange discussie. Vooral met grote Nederlandse banken, Shell en Philips was intensief gesproken. De wijze waarop de Shell-top vooraanstaande leden van de Raad trachtte te misleiden door onjuiste informatie over hun betrokkenheid te verstrekken wanneer het VN embargo tegen Rhodesië ter sprake kwam, zette veel kwaad bloed. Men voelde zich 'domweg bedrogen'. In 1979 riep de Raad van Kerken op tot een olieboycot en werd Shell gevraagd zich terug te trekken uit de apartheidseconomie. In de kleinere kerken zorgde het sanctiedebat voor de nodige emotie. Maar zowel Remonstranten, Lutheranen als Doopsgezinden schoonden hun aandelenbezit voorzover dit niet al eerder gebeurd was. De grote kerken hadden meer tijd nodig.

Het duurde nog vier jaar voor zowel de Hervormden als de Gereformeerden zich in 1982 uitspraken voor desinvesteren. Vervolgens waren er opnieuw vier jaar nodig voordat beide kerken besloten om hun eigen aandelenbezit te schonen. Toen in 1986 tien kerkelijke organisaties de actie 'Steunt uw geld apartheid?' startten, was het geen probleem om te waarschuwen tegen toeristische reizen naar ZuidAfrika of een produktenboycot te bevorderen. Naarmate de zaak concreter werd en de kerkelijke agenda beheerst werd door de vraag 'Steunt ons geld apartheid?' ontstonden er forse problemen. Waar de werelddiaconaten graag deelden (liefst wereldwijd), bleken de kerkelijke pensioenfondsen liever te vermenigvuldigen. De kerkelijke beleggers, die samen circa 70 miljoen gulden beheerden, stelden hun eigen prioriteiten. De meeste r.-k. bisdommen volgden het voorbeeld van veel ordes en congregaties niet; zij hielden hun aandelen Koninklijke Olie (Shell) en Philips. Wel bleek de verzekeringsmaatschappij Donatus onder druk van religieuzen bereid schoon schip te maken. Ook de grote Hervormde fondsen weigerden de oproep van de eigen synode positief te beantwoorden. De Gereformeerden voerden het synodebesluit wel uit en verkochten hun besmette aandelen.'4 De campagne van het Komitee Zuidelijk Afrika, Kairos, Pax Christi en Novib om Shell tot verbreking van alle banden met het apartheidsregime te bewegen, maakte veel los in kerkelijke kring. Ruim 6oo predikanten vroegen Shell per advertentie tot desinvestering over te gaan. De Hervormde gemeente in Amsterdam verbrak haar contract met Shell voor de levering van stookolie waarmee de kerkgebouwen verwarmd werden. Prof. dr. W.E. Verdonk sprak namens beide protestantse kerken de Shell aandeelhouders toe. Dr. C.F. Beyers Naudé deed enkele jaren later eveneens een klemmend beroep op de Shell-top en de aandeelhouders om het concern terug te trekken uit de apartheidseconomie. Ook de Wereldraad van Kerken sloot zich bij deze oproep aan. Het was dan ook niet zo vreemd dat het Amerikaanse adviesbureau Pagan Shell aanraadde zich vooral op de kerken te richten in een poging om haar aanwezigheid in Zuid-Afrika te rechtvaardigen en daarmee de effecten van de campagne te beperken. Dialoog met Zuidafrikanen Het beeld van Zuid-Afrika in kerkelijk Nederland werd in belangrijke mate bepaald door de directe contacten met Zuidafrikanen. In Gereformeerde kring bleef men langdurig worstelen over de vraag of en waartoe gesprekken met de blanke N.G. Kerk zinvol zouden kunnen zijn. Vooral sinds de kerk, die de apartheid zo lang theologisch rechtvaardigde, in 1986 probeerde contacten met Nederland te herstellen, lag de zaak gecompliceerd. De Gereformeerden realiseerden zich terdege dat vroegtijdig herstel de relatie met de zwarte N.G. Kerken ernstig in gevaar kon brengen. Niet voor niets verdedigde de Zuidafrikaanse theoloog dr. J.C. Adonis tijdens zijn promotie aan de vu de stelling: 'Gesprekken tussen lede van die N.G. Kerk met lede van die Gereformeerde Kerken in Nederland sonder die Swartmense is nie slegs christelik onverantwoord maar belangrijker nog mensonwaardig!'

0rij w le Bijeenkomst voor de vrijlating van politieke gevangenen in Utrecht; spreker de Zuidafrikaanse theoloog Michael Lapsley, 14 november 1983. [Foto werkgroep Kairos] II

Ook contacten met het ANC bleven gevoelig. Het beeld van deze organisatie veranderde evenwel door contacten tussen de Nederlandse Raad van Kerken en de toenmalige ANC voorzitter Olivier Tambo. Zijn wijsheid maakte diepe indruk. Struikelblokken Er gebeurde veel maar makkelijk ging het zelden. Het aantal struikelblokken was echter ook aanzienlijk. Veel kerkleden werden beïnvloed door familieleden in Zuid-Afrika die als regel blanke belangen op verkrampte wijze verdedigden. De Koude Oorlog werkte lang door en het ANC werd door velen als een communistische organisatie gezien, die vanuit Moskou geleid werd. Dat de beweging bovendien geweld gebruikte, was moeilijk verteerbaar, ook voor mensen die het recht op opstand in andere gevallen graag verdedigden. Ds. H. Huting, voorzitter van de Hervormde Synode, heeft het geweten toen hij de stelling poneerde dat steun aan het gewapend verzet in Zuid-Afrika geboden was. Ook theologisch was het voor velen niet eenvoudig. De radicale taal die onder meer in het Zuidafrikaanse Kairos-document (1985) [Kairos= het is de hoogste tijd] gebruikt werd, leidde bepaald niet alleen tot instemming in Nederland. In de Waarheidsvriend werd over een van de opstellers van het Kairos-document, de dominicaan Albert Nolan, opgemerkt: '(...) een Godsbeeld, dat gans anders is dan dat van de God en Vader van onze Heere Jezus Christus.' Ook over aardse zaken, zoals geweld, was de toon voor velen te scherp. Dat in het Kairos-document een belangrijk deel van de Zuidafrikaanse kerken als deel van het probleem werd gezien, riep de nodige discussie op. 'Zowel onderdrukker als onderdrukten beweren trouw te zijn aan dezelfde kerk. Ze zijn gedoopt in dezelfde doop en nemen samen deel aan het breken van hetzelfde brood, hetzelfde lichaam en bloed van Christus. We zitten in dezelfde kerk, terwijl buiten christelijke politiemannen en soldaten christelijke kinderen mishandelen en vermoorden of christelijke gevangenen doodmartelen, terwijl weer andere christenen erbij staan en nauwelijks hoorbaar vragen om vrede.5 Balans Ondanks vele struikelblokken en problemen hebben de Nederlandse kerken intensief geprobeerd een bijdrage te leveren aan de strijd voor een vrij en democratisch Zuid-Afrika. Vooral dankzij zeer regelmatige contacten met Zuidafrikanen, die voortdurend en overtuigend duidelijk wisten te maken dat het erger was dan wij dachten, is er veel bereikt. Nu Zuid-Afrika in een overgangsfase terecht gekomen is en de opbouw van een niet-raciale samenleving kan beginnen, is het ook voor kerken in Nederland zaak om het beleid te herijken. Historische banden, dringende verzoeken van Zuidafrikaanse partners en de morele verplichting om na jarenlange oproepen tot boycot nu bij te dragen tot een post-apartheid sa- II menleving, zouden moeten voorkomen dat Zuid-Afrika van de kerkelijke agenda verdwijnt. De geloofwaardigheid van de kerken staat op het spel. _IIINDSEKl~; APARTHEID? Oi/"iCHF ST''_ w ', Gezamenlijke actie van de Nederlandse kerken en de werkgroep Kairos. [Archief werkgroep Kairos] Noten ' P.J. Strauss, Die Nederduitse Gereformeerde Kerk en die Gereformeerde Kerke in Nederland: betrekkinge rondom die Suid-afrikaanse rassevraagstuk (ongepubliceerde dissertatie), Pretoria 1988, blz. 230. 2 B.J. Odendaal, Die Kerklike Betrekkinge tussen Suid-Afrika en Nederland (16521952), (Diss. Amsterdam), Franeker 1957, blz. 49. 3 A.J. Böeseken, Nederlandsche Commissarissen aan de Kaap i657-17oo, Den Haag 1938, blz. 86. 4 J.W. Hofmeyr, J.A. Millard en C.J.J. Froneman, History of the Church in South Africa, Pretoria 199i, blz. 26. 5 J. Schipper, 'Historische achtergronden', in: Kerk en Verzet in Zuid-Afrika, Rondom het Woord, 1985, blz. 15. 6 Chris. A.J.van Koppen, De Geuzen van de Negentiende Eeuw. Abraham Kuyper en Zuid-Afrika, (Diss. Utrecht), Wormer 1992, blz. 49. 7 Ben van Kaam, 'Calvinisme en Racisme', in: VU-magazine, april 1985. 8 David Chidester, Religions in South Africa, Londen-New York 1992, blz. 43. 9 Van Koppen, op.cit., blz. 234-235. 10 Van Koppen, op.cit., blz. 142. Dr. H.H.Kuyper, Zuid-Afrika, Reisindrukken, Amsterdam 1925, blz. 104. 12 B.J.H. de Graaff, De Mythe van de Stamverwantschap. Nederland en de Afrikaners 1902-I930, (Diss.), Amsterdam 1993, blz. 174-175. 13 De Graaf, op.cit., blz. I4. '4 Beleggingen in Zuid-Afrika. Overwegingen en Besluiten van de Hervormde en Gereformeerde Synode, Leusden-Leidschendam, 1987. '5 Het Uur van de Waarheid. Het 'Kairos-document' van Zuidafrikaanse Christenen, Baarn 1986, (3e druk), blz. 32-33.

Dr. Lebakeng Ramotshabi Lekula Ntoane (1935), theoloog en racismebestrijder ANNEMARIE DE WILDT 'De zwarte kerken in Zuid-Afrika, die ontstaan zijn vanuit de witte kerken, hebben zwarte mensen en zelfs zwarte theologen op een heel subtiele manier doen geloven dat apartheid goed was. De Nederduits Gereformeerde Kerk is een produkt van Nederland. En daarom ben ik in 1973 in Nederland theologie gaan studeren, om te onderzoeken waarop nu eigenlijk die legitimatie van apartheid berustte. In Kampen was toen net een kleine beweging op gang gekomen tegen apartheid. Prof. Verkuyl had in Zuid-Afrika ontmoetingen gehad met zwarte predikanten en kwam terug met de boodschap: wat daar gebeurt, kan de kerk niet tolereren. Het was ook de tijd van studentenverzet en de opkomst van bevrijdingstheologie. Als Zuidafrikanen introduceerden we onze strijd daarin. We wilden kijken hoe theologie bevrijdend én onderdrukkend kan functioneren. De theologie moet om kunnen gaan met de weerbarstigheid van het leven. Ik heb mijn ogen en oren nodig om te geloven, ik geloof niet met mijn verstand. Anders wordt de theologie wereldvreemd. In die tijd waren er ook nog witte theologen van de NGK in Kampen en aan de Vrije Universiteit. Wij zeiden: "Kampen, als je kiest, kun je die mensen niet meer toelaten." Onze strijd was theologisch, maar ook politiek. We gingen lobbyen in Duitsland en Zwitserland. Soms was ik, als zwarte Zuidafrikaanse predikant, de vertegenwoordiger van Nederland op internationale kerkelijke conferenties. Het was een heel spannende periode. De Zuidafrikaanse witte theologische wereld raakte steeds meer geïsoleerd en er is een basis gelegd voor rechtstreekse contacten tussen de kerken en het ANC. Tegenwoordig volg ik de ontwikkelingen in Zuid-Afrika op de voet, maar ik ben bijna helemaal ingeburgerd in Nederland. Hier in Rotterdam werk ik bij het oudewijkenpastoraat met als opdracht het bestrijden van racisme. Ik besef maar al te goed dat het gevoel van balling-zijn alleen opgeheven kan worden door het ontvangende land. Nederland moet durven zeggen: "Die mensen horen hier." Je kunt immigrantenkinderen, die hier geboren zijn toch niet tot in de eeuwigheid met allochtoon aan blijven duiden. Met de bewoners van de oude wijken zijn we op een soort ontdekkingsreis: hoe doen we het samen zonder verschillen een al te dominante plaats te geven? Ik kan wel roepen: "We zijn gelijk geschapen door God," maar zo'n abstractum krijgt alleen maar waarde als het concreet wordt. Hoe ga je bijvoorbeeld om met alcohol in een gemeenschapsruimte die zowel door christenen als door moslims gebruikt wordt? Langzaam maken we vorderingen. Racistisch geweld is eigenlijk nog makkelijker te bestrijden dan het verborgen racisme in de mooie kantoren van respectabele instellingen. Uiteindelijk hoop ik dat de dingen die ik hier doe ook van nut kunnen zijn voor Zuid-Afrika, want het opheffen van apartheid betekent niet dat racisme opgeheven is.' II

De FNV en de strijd tegen apartheid Een recente geschiedenis WOUTER VAN DER SCHAAF 'Let wel, ik ben ook hartstikke tegen die apartheid daar in Zuid Afrika. Maar als we hier de Rotterdamse haven sluiten voor die kolen, dan gaan die schepen mooi via Zeebrugge of Hamburg. Dus dan komen die kolen er toch, maar ik ben mijn baan kwijt.' Een uitspraak van een werknemer bij de overslaggigant EMO in Rotterdam. Gedaan tijdens een van de vele cursussen die de Vervoersbond FNV in de jaren tachtig organiseerde over het onderwerp Zuid-Afrika. Een uitspraak die illustratief is voor de problemen waar de FNV en aangesloten bonden mee worstelden als het erom ging een standpunt in te nemen over ZuidAfrika. 'Een standpunt? We hebben geen behoefte aan standpunten, actie moeten we voeren. Wat daar gebeurt, is zo verschrikkelijk dat kunnen we alleen maar bestrijden met harde actie.' Een tweede inbreng die de vakbeweging plaatste tussen de Skylla van de reële haalbaarheid en de Charybdis van de ongeclausuleerde solidariteit. Maar welke positie de FNV in de loop der jaren tussen deze twee uitersten ook innam, nooit kon er sprake zijn van vrijblijvendheid. Zoals internationale solidariteit van de vakbeweging nooit 'zomaar' vrijblijvend kan zijn. Altijd waren er mensen bij betrokken die direct en indirect hun boterham verdienden in de relaties met Zuid-Afrika. Om het even of het om het vliegverkeer ging van de KLM, de verkoop van bloemen, de overslag van kolen, het inklaren van goederen of de verkoop van benzine. En diezelfde mensen op wie een beroep werd gedaan om door daden hun solidariteit te tonen met de Zuidafrikaanse bevolking stonden voor de vraag hoe ze hun betrokkenheid konden concretiseren zonder daarmee tegelijkertijd hun positie in het eigen bedrijf op het spel te zetten. In de loop der jaren zijn heel wat werknemers door hun baas op het matje geroepen met de mededeling dat zij hun verdere carrière binnen het bedrijf wel MM konden vergeten als ze niet ophielden met het ophangen van pamfletten over Zuid-Afrika op het mededelingenbord. En heel wat werknemers belden de FNV op en meldden dat ze weet hadden van verzendingen die niet het geadresseerde land, maar Zuid-Afrika als eindbestemming hadden. 'Als ik dit aan de grote klok hang, vlieg ik eruit. Maar ik wilde het je wel laten weten. Kunnen jullie er wat aan doen, want ik vind het verschrikkelijk dat mijn bedrijf zich hiermee inlaat.' En voor heel wat werknemers van multinationals als Shell en Unilever was het een dilemma dat hun bedrijf doorging met de handel op Zuid-Afrika. Zij werden erop aangesproken. 'D'r zijn mensen die het maar idioot vinden dat ik bij Shell werk. Zij kijken mij erop aan. Hoe ik dat met mijn geweten kan verenigen. Binnen de FNV en aangesloten bonden was in de jaren tachtig een aantal mensen full-time betrokken bij het ontwikkelen van activiteiten tegen de apartheid in Zuid-Afrika. Scholingswerk, publikaties, lezingen, fora, voorlichtingsbijeenkomsten, solidariteitsacties, geldinzamelingen: Zuid-Afrika was gedurende meer dan tien jaar een speerpunt binnen de vakbeweging die in intensiteit geen voorganger kende. De leden van de bij de FNV aangesloten bonden vormden het hart van alle activiteiten. En terugkijkend naar die periode van ruim tien jaar solidariteit van de FNV met Zuid-Afrika valt een duidelijke verschuiving waar te nemen. Aanvankelijk waren het vooral mensen die vanuit de Zuidelijk Afrikabeweging hun lidmaatschap van de bonden 'aangrepen' om zich actief op te stellen. Die zich inzetten om de 'items' vanuit de anti-apartheidsorganisaties te promoten binnen de vakbeweging. Maar steeds meer kwamen leden, zonder een duidelijke binding met die organisaties, in actie. Leden, die zich herkenden in het beleid dat de bonden inmiddels hadden opgebouwd en daar hun steun aan wilden geven; een ontwikkeling die nog eens bevorderd werd doordat in Zuid-Afrika zelfde vakbeweging een steeds prominentere en herkenbaardere rol ging vervullen. Binnen diverse bonden kwamen Zuid-Afrikawerkgroepen tot stand. Vooral toen die groepen een duidelijke plaats binnen de bondsstructuren kregen en de gelegenheid hadden om advies uit te brengen (ABVA/KcBO, Voedingsbond FNV, Dienstenbond FNV) nam de betrokkenheid van de leden toe en vormde ZuidAfrika een vast punt op agenda's van congressen en bondsraden. In die bonden, evenals in de Vrouwenbond FNV en de Vervoersbond FNV ontwikkelde zich een duidelijk beleid waarbij én de bondsleiding het voortouw nam én, omgekeerd, initiatieven vanuit de Zuid-Afrikawerkgroepen ook werden gehonoreerd. Een bond als de Industriebond FNV nam vrijwel constant een minder initiërende houding aan. Leden moesten zich door de bondsstructuur worstelen, wat binnen de vakbeweging niet altijd een even makkelijke opgave is. Toch mag voor wat de Industriebond FNV betreft niet onvermeld blijven dat deze zich sterk heeft gemaakt voor de invoering van de zogenoemde IG-Metall code, een reeks afspraken die moest bevorderen dat Nederlandse werknemers in bedrijven met investerin- II gen in Zuid-Afrika direct in contact met hun Zuidafrikaanse collega's zouden komen om het sociaal beleid te bespreken. De werkgevers hebben zich hier altijd tegen verzet. De houding van de werkgevers was in het algemeen betreurenswaardig. Onder het mom van morele verontwaardiging ging het bedrijfsleven onverminderd verder met het onderhouden van contacten. En werknemers bij Unilever, Shell en andere bedrijven werden voortdurend afgescheept met formele praatjes als: 'Zuid-Afrika valt buiten Nederland en daar hebben jullie als leden van de ondernemingsraad op wettelijke gronden niets mee te maken.' De hardnekkigheid waarmee werknemers zich jarenlang hiertegen te weer stelden dwingt respect af. Het risico dat ze binnen het bedrijf- ook door hun eigen collega's -geïsoleerd werden, namen ze op de koop toe. 'Heb je hem weer met z'n Zuid-Afrika.' De wisselwerking van betrokkenheid van de leden in al die FNv-afdelingen, binnen bonden en bedrijven en de initiatieven vanuit de leiding van de organisaties vormde de motor van alle activiteiten: kaartenacties, fondswerving, informatiebijeenkomsten. Bij elkaar moeten het er in de loop der jaren een paar honderd zijn geweest. De inbreng van de Zuidafrikaanse vakbondsmensen is van niet te onderschatten waarde geweest. Hun komst betekende elke keer weer een mogelijkheid bij uitstek om de leden direct met hen, die de apartheid aan den lijve ondervonden, in contact te brengen. 'Zeg ons nou wat we moeten doen om jullie te steunen.' Een veel gehoorde vraag. En steevast kwam het antwoord terug: 'Wij zijn er niet om jullie te vertellen wat je moet doen. Jullie kennen zelf jullie mogelijkheden het best. Maar doe in ieder geval wat binnen jullie mogelijkheden ligt.' Bezoeken van Jay Naidoo, secretaris-generaal van COSATU (Congress of South African Trade Unions) en andere leidinggevenden waren van politiek belang en werkten door in de media. Zij spraken ook met kamerleden en ministers. Maar wellicht het meest waardevol waren de ontmoetingen tussen de kaderleden uit Zuid-Afrika met hun Nederlandse collega-kaderleden. Zoals de ontmoeting tussen de vertegenwoordiger van de Transport and General Workers Union met de buschauffeur die binnen de Vervoersbond FNV actief was. Binnen de kortste keren hadden zij het over de kwaliteit van hun stoel. En hoe ze via hun bond probeerden hun rug heel te houden. Het ging niet altijd over de grote politiek, wel over de mogelijkheden om als werknemers hun rechten te verdedigen. En via die stoel kwamen ze uiteraard altijd op de apartheid uit. Hoe je als zwarte chauffeur dagelijks de apartheid in je bus kreeg. Het menselijk verhaal over een onmenselijk systeem. Verteld door Zuidafrikaanse collega's, die ook in Amsterdam wilden wegrennen toen ze in de verte een politiesirene hoorden. op

De relatie met de Zuidelijk Afrikabeweging 'Let wel, wij zijn tegen de apartheid maar we zijn geen anti-apartheidsorganisatie. We hebben onze eigen verantwoordelijkheid en we maken onze eigen keuzen. Die keuzen laten we ons niet opdringen.' In deze bewoordingen uitten de voorzitters van de FNV in de jaren tachtig (Wim Kok, Hans Pont en Johan Stekelenburg) zich tegenover 'de buitenwacht'. De relatie van de FNV met de anti-apartheidsorganisaties kenmerkte zich niet altijd door soepelheid. Het was een botsing van twee culturen. Twee culturen die zich kenmerkend onderscheidden in taalgebruik, werkwijzen, tempo en besluitvorming. Een botsing ook tussen een 'single-issue' beweging en een organisatie die vindt dat op internationaal terrein ook aandacht geschonken moet worden aan de onderdrukking van de vakbeweging in Chili, in El Salvador, in Turkije, Indonesië. Terecht vroegen die organisaties om aandacht. Onmogelijk was het om alle organisaties gelijke prioriteit te geven. Vooral medio jaren tachtig gebeurde het regelmatig dat anti- apartheidsorganisaties in een laat stadium hun nieuwste actie of petitie aan zowel de FNV als aan individuele bonden ter ondersteuning voorlegden. Zodra ook maar één bond hier positief op inging, kon dat worden gehanteerd als breekijzer naar andere bonden. Want de Zuidelijk Afrikabeweging had de ervaring opgedaan dat de eerste standaardvraag vanuit elke bond steevast luidde: 'Wie doen er nog meer mee vanuit de FNV?' Kon die vraag dan met het noemen van één of twee bonden worden beantwoord dan was er vooruitgang geboekt. Veelal met als resultaat dat er verdeeldheid binnen de FNV ontstond. Het duurde vrij lang voordat de FNV leerde dat het niet langer haar koudwatervrees voor het actiewezen in stand hoefde te houden en de anti- apartheidsorganisaties gaandeweg meer gevoel kregen voor de proceduregevoeligheid van de vakbeweging. En zo ontstond er toch iets moois, met als hoogtepunt de landelijke demonstratie op het Museumplein in juni 1988 met meer dan 5o.ooo deelnemers. Met een duidelijke inbreng vanuit de vakbeweging. Samenwerking met de Zuidafrikaanse vakbeweging In de samenwerking van de FNV met de Zuidafrikaanse vakbeweging vormt 1985 het jaar van de grote doorbraak. 1985: het oprichtingsjaar van COSATU, het Congress of South African Trade Unions. Hiermee kwam een eind aan de versnippering die de Zuidafrikaanse bonden zo lang verdeeld had gehouden en werd een begin gemaakt met een opbouw die resulteerde in herkenbaarheid en erkenning. Vóór die tijd werkte de FNV voornamelijk samen met FOSATU (Federation of South African Trade Unions) en in mindere mate met CUSA (Congress of Unions in South Africa). FOSATU ging op in COSATU, georiënteerd op het ANC, en CUSA in NACTU (National Council of Trade Unions), georiënteerd op het PAC. II

En hoewel de FNV ook met NACTU contacten bleef onderhouden, speelde deze organisatie in Zuid-Afrika een beduidend minder belangrijke rol. De opkomst van COSATU en de bij haar aangesloten bonden vormden een belangrijk richtpunt, voor de FNV en de zusterorganisaties elders. Voor het werk binnen de FNV waren de bij COSATU aangesloten bonden vrijwel onmiddellijk de natuurlijke partners. Veelal via de internationale vakbeweging kwam in de tweede helft van de jaren tachtig een omvangrijk samenwerkingsprogramma met COSATU tot stand. Een samenwerking zonder voorbehoud. Een bijzondere positie namen in Zuid-Afrika de 'service-institutes' in. Dat zijn organisaties die de vakbeweging ondersteunden door hen te voorzien van informatie op het gebied van wetgeving, veiligheid en gezondheid en sociaal- economische gegevens. De vakorganisatie was permanent onder zo'n grote druk dat ze niet toekwam aan het opzetten van een gedegen scholings- en onderzoeksafdeling. De noodtoestand (1985) in Zuid-Afrika betekende een rechtstreekse fysieke bedreiging voor leden en leiding van COSATU. Formeel bovengronds maar in feite veelal verscholen moest COSATU zich te weer stellen tegen rechtstreekse aanvallen op haar bestaan. Bij een bomaanslag op het kantoor van COSATU trad de politie zo 'doortastend' op, dat medewerkers van de vakcentrale pas in het gebouw werden toegelaten nadat de politie alle papieren had doorzocht en verwijderd. De daders werden nooit gevonden. De FNV en de Scandinavische vakcentrales namen gedurende die gehele periode een glasheldere positie in. Dat hield in: Steun aan de vakbeweging in ZuidAfrika zelf. Aan COSATU en NACTU: de enige organisaties die over het hele land zijn georganiseerd, democratische structuren kennen, en over een brede aanhang beschikken. Dat ging vaak in tegen de wil van de 'structuurfanaten' binnen het ivvv (Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen), die stelden dat COSATU eerst aan een aantal voorwaarden moest voldoen, zoals bijvoorbeeld aansluiting bij het ivvv. Het zinde ook 'ideologen' buiten de vakbeweging niet, die vonden dat het ondergrondse SACTU (South African Congress of Trade Unions), waarvan de leiding zich buiten Zuid-Afrika bevond, gesteund moest worden. SACTU had overigens vóór het tot stand komen van 'bovengrondse' vakcentrales in Zuid-Afrika en ook daarna een belangrijke functie om Zuid-Afrika internationaal op de politieke agenda te houden. De financiële middelen die met de steun gepaard gingen, vormden een fiks deel van de totale FNv-begroting voor vakbondsontwikkelingssamenwerking. In totaal is vanuit de FNV vanaf 1985 voor bijna 17 miljoen gulden aan steun doorgesluisd. Om een beeld te krijgen van de totale internationale ondersteuning mag dit bedrag met minstens zes worden vermenigvuldigd. De samenwerking richtte zich vooral op het verlenen van organisatorische steun (financiering van mensen en materialen), juridische bijstand (alleen al het proces tegen de voorzitter van de metaalbond Moses Mayekiso kostte een miljoen gulden aan advocaten), humanitaire hulp en vakbondsscholing. De ongeclausuleerde keuzen die toen door de FNV en de Scandinavische bonden zijn ge- w maakt, leverden een substantiële bijdrage aan de slagkracht en profilering van COSATU. De vakbeweging denkt er niet aan om haar werk te beëindigen, ook al is de situatie in Zuid-Afrika na i99o veranderd. Vakbondswerk gaat door, ook al veranderen machtsverhoudingen en komen er nieuwe regeringen. Bewustwordingswerk over internationale betrekkingen en internationale arbeidsverhoudingen gaat door. Zuid-Afrika blijft binnen het internationale werk van de vakbeweging een speciale positie innemen. In Zuid-Afrika, een land waar arbeidsverhoudingen decennia lang geterroriseerd zijn, is de omgang tussen werknemer en werkgever niet met één verkiezing op orde gebracht. De opbouw van een Zuid-Afrika waar werknemers en hun organisaties daadwerkelijk een volwaardige plaats hebben in alle geledingen van de samenleving moet nog beginnen. Juist nu komt het erop aan solidariteit in nieuwe vormen te gieten en voort te zetten. Delegatie van de South African Municipal Workers Union (SAMwu) op het ABVA-KABO congres, Den Haag, maart i99o. [Foto José Melo] 140 II ll

Dick de Graaf (1945), vakbondsactivist, FNV Voedingsbond CAROLINE VAN DULLEMEN 'Tijdens mijn studie in Tilburg raakte ik betrokken toen midden jaren zestig Eduard Mondlane, de Mozambiquaanse verzetsstrijder, werd vermoord. Later schreef ik in het Tijdschrift voor Anti-imperialisme scholing TAS, mijn studie had ik niet afgemaakt, ik had dienst geweigerd, en werd toen de eerste medewerker van SOMO, Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen. Wij deden veel onderzoek voor de anti-apartheidsbewegingen naar bedrijven met mogelijke belangen in Zuid-Afrika. Ik ben ook betrokken geweest bij illegaal koerierswerk voor het Zuidafrikaanse verzet. Uit de Zuidafrikaanse ambassade in Duitsland was een koffer met documenten gestolen waaruit de nucleaire samenwerking met Zuid-Afrika zou blijken. Ik moest die koffer bij Breyten Breytenbach in Parijs ophalen. Ik heb de koffer aan een vertegenwoordiger van het ANC afgegeven, maar ik had kopieën van de inhoud. Ik was tenslotte onderzoeker. Er is toen over gepubliceerd in de Engelse zondagsbladen en in de Verenigde Staten. Ik kreeg veel te horen. Employés van oliemaatschappijen vertelden over het ontduiken van het embargo tegen Rhodesië. Ook de voorgenomen levering van de kernreactorvaten aan Zuid- Afrika kwamen we te weten via iemand van een verzekeringsmaatschappij die zelf uit de wind wilde blijven. In 1977 ben ik bij de FNV gaan werken, projectmedewerker bewustwordingswerk ontwikkelingssamenwerking heette dat officieel. Chili en Zuid-Afrika waren de twee speerpunten. Mijn collega's en ik hebben ons intensief beziggehouden met de boycot tegen steenkolen en kregen het uiteindelijk voor elkaar dat energiebedrijven geen Zuidafrikaanse kolen meer zouden stoken. In de Rotterdamse haven hadden we een werkgroep Zuid-Afrika. Op een goed moment werden bij de overslag camouflagenetten voor militair materieel gesignaleerd, afkomstig uit Duitsland, met bestemming Zuid-Afrika. Dat was volgens ons strijdig met het wapenembargo en die lading is dus teruggestuurd. Met de AABN hebben we toen een rapport uitgebracht over de schendingen van het wapenembargo. Ik vind dat vaak een verkeerde inschatting is gemaakt van de mogelijkheden van een bovengrondse vakbond. Met Cyril Ramaphosa, de toenmalige vakbonds- leider, hadden we in Brussel eindeloze discussies hoe en of een progressieve zwarte vakbond in Zuid-Afrika mogelijk was. Voor ons was de vraag: stoppen we daar een miljoen gulden in of niet? Ik denk dat de buitenlandse steun wel belangrijk is geweest voor de ontwikkeling van de bonden. Sinds 1984 ben ik regiobestuurder bij de Voedingsbond, ik doe brood en suiker. Vanuit mijn engagement zit ik ook nog in een werkgroep Zuid-Afrika in de bond. De Voedingsbond is nooit te beroerd om mee te doen aan acties, ook als de FNV dat niet doet, bijvoorbeeld bij de bezetting van het Shell-laboratorium. Morgen (16 december 1993) gaan we de Shell-boycot officieel afblazen. Dat melden we ook aan Shell, niet meer dan een kwestie van burgermansfatsoen.' m

Veranderingen in Zuid-Afrika, een uitdaging voor Europa Openingsrede van de conferentie 'Changing South Africa, Challenge for Europe' JAN PRONK Het is mij een groot genoegen het woord tot u te mogen richten op deze conferentie, die door zoveel vrienden uit zowel Afrika als Europa wordt bijgewoond. Laat ik beginnen met te onderstrepen dat het veranderen van Zuid-Afrika in de eerste plaats een kwestie is van de Zuidafrikanen zelf. Hoewel de internationale gemeenschap bereid is bij dit proces te helpen, zullen de Zuidafrikanen zelf gestalte moeten geven aan hun toekomstige samenleving. Een diepgaande discussie over de wijzen waarop en de middelen waarmee Europa het veranderingsproces in Zuid-Afrika kan steunen, is zeker op zijn plaats. Het tijdstip waarop deze conferentie wordt gehouden zal naar mijn mening in hoge mate bijdragen tot de betekenis van de resultaten ervan. Tevens geeft het beleggen van een conferentie op dit moment duidelijk aan hoeveel belang velen in de internationale gemeenschap hechten aan de ontwikkelingen in Zuid-Afrika; hieruit spreekt met name de hoop dat deze regio, eindelijk, een betere toekomst tegemoet gaat. Politieke veranderingen Zuid-Afrika verandert, in hoog tempo zelfs, hoewel we er diep van doordrongen zijn dat we nog een lange weg te gaan hebben. De opening van de Convention for a Democratic South Africa (CODESA) vormt een belangrijke mijlpaal op de weg naar een democratisch Zuid-Afrika zonder rassenpolitiek. Hoewel helaas niet alle organisaties zich geroepen voelden om hieraan deel te nemen, heeft de CODESA de verwachting gewekt dat de belangrijkste politieke groeperingen overeenstemming zullen bereiken over de beginselen voor een democratische grondwet en verkiezingsprocedures die door de meeste Zuidafrikanen kunnen worden onderschreven. Aldus zal Zuid-Afrika zich aansluiten bij de overal ter wereld waar te nemen beweging in de richting van democratie, verantwoordelijk bestuur en eerbiediging van de mensenrechten. Al deze veranderingen zijn in de eerste plaats te danken aan de miljoenen on- bekenden die in Zuid-Afrika zelf door middel van economische of politieke actie hebben deelgenomen aan de strijd tegen de apartheid. Ik wil hulde betuigen aan dr. Mandela, leider en staatsman, een naam, een gezicht, een symbool. En via hem uiteraard aan al die anderen, veelal onbekend gebleven slachtoffers en overlevenden van een strijd die nu lijkt te leiden tot een overwinning, het einde van de apartheid. Hun inzet in combinatie met de effecten van de door de internationale gemeenschap opgelegde sancties en de snel toenemende kosten van gewapende conflicten in de regio hebben een klimaat geschapen waarin alle partijen die bij het conflict in Zuid-Afrika zijn betrokken, een opmerkelijk vermogen aan de dag hebben gelegd om te vechten voor vrede, democratie en stabiliteit, en dat zonder geweld. Deze ontwikkelingen, tegen de achtergrond van de afnemende spanningen tussen Oost en West, hebben ervoor gezorgd dat er in Zuid-Afrika in de afgelopen 24 maanden heel veel is gebeurd. De veranderingen in Zuid-Afrika zullen een proces van lange adem zijn en vergen sociale en politieke hervormingen en een herziening van het rechtsstelsel. Het zou daarom een ernstige vergissing zijn om te denken dat de staatsrechtelijke veranderingen die nu worden voorbereid, op zichzelf al een ontmanteling van de sociale en economische tijdbom inhouden, die het gevolg is van de omstandigheden in de thuislanden en woonoorden als Khayelitsha, Langa en Alexandra, om er maar een paar te noemen. Deze omstandigheden zijn het gevolg van tientallen jaren van onderdrukking, verwaarlozing en onverantwoordelijk bestuur. Het zal veel inspanningen vergen om hierin verandering te brengen. Het behoeft nauwelijks betoog dat de Zuidafrikanen die onder dergelijke omstandigheden leven hooggespannen verwachtingen hebben van een betere toekomst en het spreekt vanzelf dat het onmogelijk zal zijn om op korte termijn aan al die verwachtingen te voldoen. Bovendien is het maken van vorderingen niet alleen afhankelijk van de beschikbaarheid van geld, vaardigheden, technische kennis en mankracht. Het is het politieke klimaat dat doorslaggevend is voor de vorderingen in Zuid-Afrika. Alleen als het toekomstige politieke systeem aanvaardbaar is voor alle Zuidafrikanen, is het mogelijk om voorwaarden te scheppen waaronder die enorme klus - het doorvoeren van sociale, economische en verdergaande politieke hervormingen- met enige kans van slagen kan worden geklaard. De internationale gemeenschap is bereid Zuid-Afrika de helpende hand te bieden in dit moeilijke proces, door deskundigheid beschikbaar te stellen en deel te nemen aan een uitwisseling van gedachten en ervaringen. Nederland steunt een breed scala van niet-gouvernementele organisaties in Zuid-Afrika die werken aan een betere toekomst voor alle Zuidafrikanen. Economische veranderingen Als we kijken naar de economische realiteit waarmee Zuid-Afrika wordt geconfronteerd, zien we dat dit land voor reusachtige problemen staat.

Een eerste belangrijke stap om hieraan het hoofd te bieden, is dat men als uitgangspunt zal moeten nemen dat Zuid-Afrika een Afrikaans land is, waarvan een deel van de economie op het niveau van de westerse wereld ligt. Om te zorgen voor een stabiele toekomst voor Zuid-Afrika, dient de welvaart van dat land binnen het bereik van alle Zuidafrikanen te komen. Dit houdt in dat er mogelijkheden moeten worden geschapen om miljoenen mensen in staat te stellen deel te nemen aan de economie, zowel formeel als informeel. De toekomstverwachtingen moeten echter realistisch blijven. Het wegnemen van de bestaande ongelijkheid door het onderwijs, de gezondheidszorg en de huisvesting voor alle Zuidafrikanen op 'blank niveau' te brengen, is geen realistische doelstelling voor de korte termijn, aangezien berekend is dat dit een investeringsprogramma zou vergen van niet minder dan 20 miljard rand per jaar gedurende een periode van tien jaar. Zuid-Afrika zal daarom nieuwe en creatieve denkwijzen moeten stimuleren en zijn hele bevolking bij het ontwikkelingsproces moeten betrekken. Er moeten op zo kort mogelijke termijn nieuwe manieren en middelen worden onderzocht om alle Zuidafrikanen betaalbare diensten te verlenen. In de afgelopen jaren - terwijl de Zuidafrikaanse regering geld verspilde aan zinloze pogingen om de apartheid in stand te houden - hebben veel niet-gouvernementele organisaties geprobeerd praktische methoden te ontwikkelen om tegemoet te komen aan de ongelijkheid in de samenleving. Aangepaste cursusprogramma's voor technische scholing, vakopleiding en onderwijs, innovatieve stelsels voor bijvoorbeeld gezondheidszorg, onderwijs, elektriciteits- en watervoorziening en huisvesting zijn voortgekomen uit het creatieve denken van niet-gouvernementele organisaties in Zuid-Afrika. Donors, waaronder Nederland, hebben hiervoor gelden beschikbaar gesteld en zullen dit blijven doen. Nu de boycot voorbij is, kan ook Zuid-Afrika gebruik maken van de ervaringen van andere ontwikkelingslanden op het gebied van stads- en plattelandsontwikkeling en moet dat land - mits democratie en wijsheid prevaleren - de komende decennia in staat zijn indrukwekkende resultaten te boeken. Een democratisch en economisch sterk Zuid-Afrika zal de ontwikkeling in de hele regio positief kunnen beïnvloeden door know-how, diensten, goederen en landbouwprodukten te leveren. Tegelijkertijd zal regionaal handelsverkeer de economische ontwikkeling in Zuid-Afrika positief beïnvloeden. Gezien dit wederzijds belang bij regionale samenwerking, zou men kunnen denken aan de volgende maatregelen: - de handel tussen Zuid-Afrika en de SADCC-landen moet worden bevorderd, met name wat betreft landbouwprodukten, industrieprodukten, energie, water en vervoersdiensten; dl

- de woningbouw in de regio dient met voortvarendheid ter hand te worden genomen; de Zuidafrikaanse bouwsector zou een belangrijke rol kunnen spelen door het woningtekort in de regio aan te pakken en de bouwsector in de buurlanden te ontwikkelen; - een andere potentiële sector voor economische groei is bevordering van de verwerking van delfstoffen in de regio, in plaats van export van grondstoffen. Aangezien dit een van de voornaamste bronnen van welvaart in de regio is, zou een gezamenlijke regionale aanpak zeer vruchtbaar kunnen zijn; - er dient een regionaal industriebeleid tot stand te komen, uitgaande van de comparatieve voordelen die diverse landen in de regio hebben, waarbij regelingen worden getroffen voor protectie van prille industrieën. Naast de macro-economische maatregelen die ik zojuist heb genoemd, is het uiteraard van zeer groot belang dat aandacht wordt geschonken aan de mogelijkheden van het individu, in het bijzonder aan het onderwijs. Onderwijs De komende decennia zijn de te maken vorderingen in hoge mate afhankelijk van het onderwijs aan en de scholing van de Zuidafrikaanse jeugd. In de huidige moeilijke economische situatie zijn de problemen van randgroepjongeren en werkloosheid potentiële bronnen van destabilisering. Ook hier geven de cijfers een somber beeld te zien: - er zijn 7 á 8 miljoen jongeren zonder enige opleiding, en dit aantal stijgt; - dan zijn er nog degenen die wel de lagere school hebben afgemaakt, maar geen vervolgonderwijs hebben genoten of hebben afgehaakt; het gaat om 225.000 jongeren per jaar, hetgeen neerkomt op enkele miljoenen. Doordat ze onvoldoende onderwijs hebben gevolgd, is het voor deze jongeren praktisch onmogelijk om werk te vinden. Momenteel heerst er een schrijnende werkloosheid van 42 procent, met name onder de zwarte bevolking. Van de iooo nieuwkomers op de arbeidsmarkt vinden er slechts 125 werk in de formele sector. Verwacht wordt dat het aantal werklozen zal stijgen tot 7,2 miljoen in 1995. Tegelijkertijd wordt er een tekort aan geschoold personeel verwacht, waardoor de economische groei in Zuid-Afrika tegen het jaar 2ooo ernstig wordt belemmerd. Daarom streeft het Nederlandse hulpprogramma ernaar steun te bieden op het gebied van onderwijsbeleid, technische scholing en beroepsopleiding. Het Nederlandse hulpprogramma Sinds 1985 steunt de Nederlandse regering, via haar zogeheten 'twee-sporenbe146 II leid' organisaties die zich inzetten voor een vreedzame afschaffing van de apartheid. Daarnaast wordt humanitaire hulp gegeven aan de slachtoffers van de apartheid. In de loop der jaren is meer dan 8o miljoen gulden steun gegeven, met name voor de volgende sectoren in Zuid-Afrika: - onderwijs en opleiding, met de nadruk op opstapprogramma's voor leerlingen en bijscholingsprogramma's voor leraren; - managementcursussen en algemene opleidingen voor vakbonden van nietblanken; - activiteiten voor gemeenschapsontwikkeling, gericht op verbetering van de infrastructuur in de verschillende gemeenschappen, bevordering van het zelfbewustzijn en verhoging van de organisatiegraad. Gezien de ontwikkelingen in Zuid-Afrika, zal het Nederlandse twee-sporenbeleid worden aangepast en zal het accent geleidelijk worden verlegd van politieke actie tegen de apartheid naar op ontwikkeling gerichte activiteiten. De verschuiving geschiedt in nauw overleg met niet-gouvernementele organisaties in Zuid-Afrika. Veel van deze organisaties zijn reeds geruime tijd actief en hebben op hun vakgebied heel wat ervaring opgedaan. Ook ontvangen veel van deze organisaties al lang steun vanuit Nederland. Dit heeft de volgende consequenties voor het twee-sporenbeleid: - de steun aan de onderwijssector zal op dezelfde voet worden voortgezet, met nadruk op technische scholing en beroepsopleiding; - de steun op het gebied van de mensenrechten zal worden voortgezet, ook al is de politieke situatie aan het verbeteren; de behoefte aan juridische bijstand zal slechts geleidelijk afnemen; - er zal meer aandacht worden besteed aan de achtergestelde zwarte plattelandsbevolking; - er zullen bijdragen worden geleverd aan programma's ter bestrijding van de armoede in de zwarte woonoorden; - er wordt geld ter beschikking gesteld om zwarten op te leiden voor overheidsfuncties en functies in de handel en industrie; tevens worden initiatieven gestimuleerd voor de oprichting van nieuwe ondernemingen van zwarten; - de steun aan de ontwikkeling van de zwarte vakbeweging wordt voortgezet; - er worden middelen beschikbaar gesteld voor sportbeoefening en sportbeheer in sportorganisaties zonder rassenonderscheid; - tot slot komen projectactiviteiten die zijn gericht op de herintegratie van terugkerende ballingen voor hulp in aanmerking; hiermee is reeds een aanvang gemaakt. Uit deze opsomming blijkt dat het Nederlandse programma actief steun blijft geven aan de krachten in Zuid-Afrika die zich echt willen inzetten voor de opbouw van een nieuw Zuid-Afrika. 147

Ik wil, ter afsluiting, nogmaals onderstrepen dat het veranderingsproces in ZuidAfrika in de eerste plaats een taak is van alle Zuidafrikanen. Nu het veranderingsproces eenmaal op gang is gekomen, zal Nederland dit proces blijven steunen door de progressieve krachten die werken aan een vreedzame hervorming van de Zuidafrikaanse samenleving te versterken. Als minister van Ontwikkelingssamenwerking ben ik voornemens deze steun vorm te geven in nauwe samenwerking met de vertegenwoordigers van de beweging van hen die slachtoffer van de apartheid zijn geworden en zich hebben verzet tegen dit discriminerende systeem. Alleen door naar hen te luisteren kunnen wij, naar mijn overtuiging, de juiste beleidsbeslissingen nemen omtrent de aard, het tijdstip en de modaliteiten van een samenwerking waarbij wordt gestreefd naar een duurzame en structurele oplossing voor de economische apartheid. Tegen deze achtergrond is deze conferentie een uiterst waardevol initiatief. Hieruit moeten ideeën en inzichten voortkomen die van belang zijn voor organisaties, zowel in Zuid-Afrika als daarbuiten, die van plan zijn hulpprogramma's op te zetten of hiermee door te gaan. Ik wens u vruchtbare besprekingen toe en hoop dat u via deze conferentie zult bijdragen tot het ontstaan van een beter Zuid-Afrika, zonder discriminatie, onderdrukking en angst, een Zuid-Afrika dat vreedzaam zal samenleven met zijn buurlanden, en een Zuid-Afrika dat een rol zal vervullen die voor geheel Zuidelijk Afrika van belang is. I48 II

Ik ben het gezicht VERNIE FEBRUARY Ik ben het gezicht van Solomon Mahlangu die u niet zult zien als u uit het KLM vliegtuig stapt en de trap afloopt naar het asfalt van Jan Smuts dromend - wellicht van uw safarivakantie zo prachtig beschreven in de folders die u kreeg in Amsterdam. U zult mij niet zien als u uw safaripak aantrekt, klaar voor 'de reis van uw leven' in zonnig Zuid-Afrika. Toch ben ik het, de jongen in de blauwe overall die naast u loopt in de aankomsthal. Ik ben het die de sigarettepeuken opraapt die door u op de vloer zijn gegooid. En als u van de wc gebruik maakt, bedenk dan dat het mijn handen waren die hem schoonmaakten. Ik ben de zwarte mens die u niet zult zien terwijl u snel naar uw Holiday Inn wordt gebracht ergens in i-Gawutini. Ik ben Solomon Mahlangu die u niet kent. MI

Ik ben het gezicht van Benjamin Moloise die in het ochtendgloren aan het eind van een touw bungelde, nu veilig bij lminyanya. U zult mij niet opmerken als u uit uw KLM vliegtuig stapt, klaar voor uw 'Bushveld' vakantie. Ik ben de man die in uw kranten stond, nog maar een paar maanden geleden, toen u uw eerste inlichtingen inwon over deze vakantie naar de zon. Ik ben het gezicht van Benjamin Moloise die u niet kent. Ik ben het gezicht van Achmed Timol van wie werd gezegd dat hij uit het gebouw van de geheime politie sprong aan het John Vorsterplein. U zult me niet zien als u aan het winkelen bent in de souvenirwinkels in deze stad van goud gebouwd met het zweet van mijn zwarte broeders. Ik ben de man wiens bloed vergoten werd op dezelfde plaats waar nu uw vrouw poseert voor een foto in dit land van de dood. Ik ben Achmed Timol wiens schaduw u nooit zult voelen. Ik ben Hector Peterson aan wiens leven een voortijdig eind kwam door een kogel, toen hij pas elf jaar oud was. U zult mijn kinderstem niet horen als u naar de dansen van de Zoeloes en de mijnwerkers (op hun rubberlaarzen) kijkt, die vooral voor de touristen zoals u worden georganiseerd, 'Primitief Zuid-Afrika' als onderdeel van zonnig Zuid- Afrika nog beter dan in de folders die u zag in uw land.

Mi- Ik ben de jongen wiens levenloze lichaam op elke foto in de hele wereld stond. Wij zijn de geesten die met u meereizen tijdens uw reis door de verheven Drakensberg de schilderachtige Tuinroute het Krugerpark. Ik ben de man die u opwachtte aan de Kaap toen u aankwam met uw drie schepen: de Reiger, de Dromedaris en de Goede Hoop. Ik ben de dode het verminkte lichaam de Imbongi de lminyanya de opstandige menigte de vrijheidsstrijder wiens gezicht u nooit zult vinden in de folders die u naar zonnig Zuid-Afrika lokken. Ik ben het gezicht waaraan u nooit ontkomen kunt.

Literatuur en adressen Drie eeuwen Nederlandse betrokkenheid bij Zuid-Afrika: 1652-1.952 Er zijn verschillende recente handboeken over de Zuidafrikaanse geschiedenis in de handel. Zeer uitvoerig, vooral geschikt als naslagwerk is T.R.H. Davenport, South Africa. A Modern History (Londen i99i, vierde druk). Toegankelijker geschreven is L. Thompson, A History ofSouth Africa (New Haven en Londen 199o). Een nog beknopter overzicht biedt Stan Verschuuren, Zuid-Afrika. Ontstaan en ontwikkeling van de apartheid (Den Haag 199o). Er is inmiddels een aantal boeken over de stamverwantschap tussen Nederland en de Afrikaners verschenen. Veel aandacht aan Kuyper en de protestants-christelijke zuil besteden G.J. Schutte, Nederland en de Afrikaners. Adhesie en aversie (Franeker 1986) en C.A.J. van Koppen, De Geuzen van de Negentiende Eeuw. Abraham Kuyper en Zuid-Afrika (Wormer 1992). De Nederlandse liberalen staan centraal in H. te Velde, Gemeenschapszin en plichtsbesef Liberalisme en Nationalisme in Nederland i87o-i918 (Den Haag 1992). Over de meningsvorming in alle zuilen en het regeringsbeleid inzake Zuid-Afrika gaat een aantal hoofdstukken in M. Kuitenbrouwer, Nederland en de opkomst van het moderne imperialisme. Koloniën en buitenlandse politiek, 1870-1902 (Amsterdam 1985). De afgezwakte voortzetting van de stamverwantschap na de Boerenoorlog wordt behandeld door B.J.H. de Graaff, De mythe van de stamverwantschap. Nederland en de Afrikaners i9o2 -193o (Amsterdam 1993). De Nederlandse houding ten aanzien van de apartheid tot circa 196o wordt beschreven in twee ongepubliceerde studies: W.G. Hendricks, Die betrekkinge tussen Nederland en Suid-Afrika, 1946- i96i (ongepubliceerde dissertatie Bellville 1985) en B.J.H. de Graaff en H. Kockelkorn, Het beeld van Zuid-Afrika in Nederland, 1948-1963 (ongepubliceerde doctoraalscriptie Utrecht z.j.). 'Overschat u vooral de mogelijkheden in Nederland niet' Apartheid (feiten en commentaren), Amsterdam 1966 Braam, Conny, De bokkeslachter, Amsterdam 1993 Buskes, J.J., Zuid-Afrika's apartheidsbeleid: Onaaanvaardbaar, Den Haag 1955 Edelenbos, Carla (e.a.), In goed vertrouwen, Defence and Aid Fund Nederland 1965-i99i, Amsterdam/Utrecht 1991 II

Feiten over apartheid, Baarn 1986 (tweede druk) Graaff, B.J.H. de, 'De Nederlandse publieke opinie over apartheid 1948-1963: van begrip tot verwerping', in: Internationale Spectator, november 1985, blz. 679-685 Luthuli, Albert, Vrijheid voor mijn volk, Nijkerk 1964 Meulen, J.W., Zuid-Afrika in discussie, verschenen in: Serie Clingendael Voorlichting, Den Haag 1984 Reeves, Ambrose, Bloedbad in Sharpeville, Amsterdam 1961 Geraadpleegde archieven: Anti-Apartheidbeweging Nederland, Amsterdam: Archief CZA Nederlands- Zuidafrikaanse Vereniging, Amsterdam: Archief N ZAV Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme, Vrije Universiteit: Archief ds. J.J. Buskes Nederland loopt te hoop tegen apartheid Over Zuid-Afrika: Davenport, T.R.H., South Africa: A Modern History, Londen 1991, (vierde druk) Dullemen, C. van, Zuid-Afrika, landenreeks, KIT/Novib/NCOS, Amsterdam 1992 Sparks, A., De Kust van de Goede Hoop: de geschiedenis van Zuid-Afrika, Baarn I99O Worden, N., The Making of a Modern South Africa: Conquest, Segregation and Apartheid, Oxford 1994 Over de relaties tussen Nederland en Zuid-Afrika: Amandla, Tijdschrift over en voor Zuidelijk Afrika, KzA/Kairos Amsterdam Anti-Apartheids Krant, AABN, Amsterdam A wepa Newsletter Beerends, H., De Derde Wereld Beweging: Geschiedenis en Toekomst, Jan van Arkel/ Novib, 1993 Civis Mundi, Tijdschrift voorpolitieke filosofie en cultuur, no. 4, 'Zuid-Afrika op weg naar een nieuwe toekomst', 32e jrg. oktober 1993 Edelenbos, C, e.a., In goed vertrouwen, Defence and Aid Fund Nederland 1965I991 Grundy, K.W., 'Dutch policy towards South Africa', in: Kroniek van Afrika, 1972/2 Jaarverslagen van AARN, Kairos, KZA Rozenburg, R., De Bloedband. Den Haag-Pretoria. Het Nederlandse Zuid-Afrikabeleid sinds 1945, KZA, Amsterdam 1986 Schutte, G.J., De roeping ten aanzien van het oude broedervolk, Nederland en Zuid-Afrika 196o-199o, SAI pamflet reeks no. i, Amsterdam 1993 Shipping Research Bureau, Fuelfor Apartheid, oil supplies to South Africa, SRB, Amsterdam i99o Shipping Research Bureau, Newsletter on the oil embargo against South Africa Watt, S. van der, Die opsegging van die Kultuurverdrag Nederland/Suid-Afrika. 'n Kritiese ontleding, Bloemfontein 1992

Werkelijkheid en mythe: Nederland's verzet tegen de apartheid Amandla, oktober 1993 Die Burger, 15 april 1957 Hendricks, Wayne Graham, Die Betrekkinge tussen Nederland en Suid-Afrika, 1946-1961, 1984 Partij kiezen voor Zuidelijk Afrika, Komitee Zuidelijk Afrika 1985 Roskam, Karel, Opposition to Apartheid, Unit on Apartheid, United Nations, no. 31/71, July 1971 Roskam, Karel, ... Gelijken, landgenoten..., Zuid-Afrika anno 19-straks, AABN, 1988 Roskam, Karel, 'Van stamverwant tot anti-apart', in: In Goed Vertrouwen, Defence en Aid Fund Nederland 1965-199i, I991, blz. 9-17 Rozenburg, Rob, De Bloedband Den Haag-Pretoria, Het Nederlandse Zuid-Afrika beleid sinds 1945, KZA 1986 Spilhaus, M.W., The first South Africans and the laws which governed them, Kaapstad 1949 'De Heere ziet op zulke dingen' Een veelomvattend overzicht van de uiteenlopende religieuze tradities in ZuidAfrika is te vinden in: D.Chidester, Religions ofSouthAfrica, Londen-New York 1992 Dezelfde auteur, verbonden aan de Universiteit van Kaapstad, schreef een degelijk en origineel boek over de relatie tussen religie en geweld in Zuid-Afrika: Shots in the Streets, Violence and Religion in South Africa, Kaapstad 1992 De overzichtsbundel Christianity amidst Apartheid (red. Martin Prozesky), Londen i99o, bevat bijdragen over historische, theologische en sociale aspecten van de Zuidafrikaanse kerken. Een Nederlandstalig overzicht van de kerkelijke kaart in Zuid-Afrika alsmede de tekst van een groot aantal belangrijke kerkelijke documenten is te vinden in: Stefan Rothe, Kerken in Zuid-Afrika, Baarn 1989 De aan dr. C.F. Beyers Naudé opgedragen bundel Met de moed der hoop, Baarn 1985, (tweede druk), bevat bijdragen van internationaal bekende theologen over verschillende facetten van het verzet tegen apartheid. Het 'Kairos-document' van Zuidafrikaanse christenen verscheen onder de titel Het uur van de waarheid in Nederlandse vertaling, Baarn 1986, (derde druk) Meer persoonlijke ervaringen van Zuidafrikanen die op grond van hun levensovertuiging tegen apartheid gestreden hebben zijn te vinden in: T.S.Farisani, Dagboek uit een Zuidafrikaanse gevangenis, Baarn 1988, en Carl Niehaus, Om te veg vir hoop, Kaapstad-Johannesburg 1993 Veruit de meeste literatuur over de relaties tussen Zuidafrikaanse en Nederlandse kerken heeft betrekking op de (blanke) N.G. Kerk en is geschreven door Zuidafrikanen. Veel feitelijke informatie over de kerkelijke banden is verzameld in twee proefschriften: B.J.Odendaal, Die kerklike betrekkinge tussen Suid-Afrika en Nederland 1652- 1952, Franeker 1957

P.J. Strauss, Die Nederduitse Gereformeerde Kerk en die Gereformeerde Kerken in Nederland: betrekkinge rondom die Suid-afrikaanse rassevraagstuk (ongepubliceerde dissertatie), Pretoria 1988 Over de interpretatie van Calvijn en het 'calvinisme' in Zuid-Afrika handelt het proefschrift van L.R.L. Ntoane, A cryfor life, Kampen 1983 In diverse artikelen van prof. dr. G.J. Schutte wordt aandacht besteed aan culturele en religieuze banden tussen blank Zuid-Afrika en Nederland: Nederland en de Afrikaners: adhesie en aversie, Franeker 1986 Adressen Anti-Apartheids Beweging Nederland Postbus 10500 iooi EM Amsterdam AWEPA(A) Prins Hendrikkade 48 ioZ AC Amsterdam Azania Komitee Postbus 5607 3008 AP Rotterdam cEBEMo/Vastenaktie Postbus 587 38oo AN Amersfoort Gemeentelijk platform Zuidelijk Afrika Postbus 30435 2500 GK Amsterdam HIVOS Raamweg 16 2596 HL Den Haag ICco Postbus 151 3700 AD Zeist Komitee Zuidelijk Afrika Oudezijds Achterburgwal 173 1012 DJ Amsterdam Shipping Research Bureau Postbus 11898 iooi GW Amsterdam Stichting SADWU Steungroep Postbus 58148 104o HC Amsterdam Werkgroep Kairos Pauwstraat 7 3512 TG Utrecht Novib Amaliastraat 7 2514 JC Den Haag Omroep voor Radio Freedom Postbus 10707 iooi ES Amsterdam

Register Aarts 115 ABVA/KABO 136 Adonis, J.C. 129 African National Congress (ANC) 8, 9, 12, 15, 17, 34, 44, 48, 49, 50, 63, 6s, 67, 77, 79, 80, 81, 83, 84, 85, 87, 88, 90, 102, io6, III, 113, 114, 126, 128, 131, 133, 138, 141 Agt, A. van 70, 72, 74 Albeda, W. 55 Alexander, kroonprins 22 Alexandra Civic Organisation 9 Algemeen Nederlands Jeugd Verbond (ANJv) 65 Algemeen Nederlandsch Verbond (ANV) 28, 30 Amnesty International 84 Angola Comité 63 Anti Apartheids Beweging Nederland (AABN) 12, 55, 63, 65, 67, 68, 72, 80, 85, 87, 89, 92, 102, 103, 105, 109, 141 Antirevolutionaire Partij (ARP) I9, 28 Association of Westeuropean Parlementarians for Action Against Apartheid (AWEPAA) 77, 92 Azaniakomitee 65 Bakker iii Beaufort, W.H. de 28, 31 Bellaer Spruyt, C. 23 Berg, Joris van den 52 Bergh, Marian van den 55 Berkhof, H. 123 Bernhard, prins Io8 Betaald Antwoord 72, 124 Bevrijdingsfront 65 Beyers Naudé, C.F. 63, 73, 92, 123, 129 Biko, Steve 61, 65, 80 Black People in Holland Against Apartheid (BPHAA) 80 Blok, P.J. 21 Blom, J.H.C. 38 Bobby io2 Boer, Hans de 70 Boesak, Allan 8, 73, 81, 123, 124 Bonger, W.A. 30 Bosgra, Sietse 63 Botha, L. 33 Botha, P.W. 76, 77, 79, 83 Botha, R.F. 92 Boycot Otspan Actie (BOA) 7, 53, 63, 65, 73, 90, 92, 100 Braam, Conny 55, 85, 103 Breytenbach, Breyten 141 Broek, H. van den 72, 77, 79, 81, 89, 128 Burg, Fenna van den 52 Burgers, Th.F. i9, 21 Buskes, J.J. I, 43, 46, 48, 49, 50, 121 Buthelezi 65, 84, 88 Cebemo 126 Chamberlain, Joseph 27 Chidester, David 12o Chikane, Frank 123 Christelijk Democratisch Appel (CDA) 70, 72, 76, 89 Christelijk Nationaal Boeren-Comité 28, 33 Collins, John 53 wp

Comité Zuid-Afrika (CZA) 7, 12, 46, 48, 49, 50, 52, 53, 55, 58 Commissie Claus (NCo) 65 Communistische Partij Nederland (CPN) 36, 38, 40, 44, 50 Congress Alliance 44, 49 Congress of South African Trade Unions (COSATU) 94, 137, 138, 139, 140 Congress of the people 44 Congress of Unions in South Africa (CUSA) 138 Convention for a Democratic South Africa (CODESA) 143 Culture in Another South Africa (CASA) 8, 81 Dales, 1. 81 Defence and Aid Fund Nederland (DAFN) 53, 55, 65 Democraten 66 (D66) 72 Dingaan 19 Doel, Hans van den 52 Donkersloot, N. 46 Doorn, van 75 Drees, W. 31, 37, 39, 1O8 Federatie Nederalndse Vakbonden (FNV) 1Z, 61, 63, 68, 70, 72, 73, 1o9, 135 e.v., 141 FJG 52 Foundation of South African Trade Unions (FOSATU) 138 Fruin, R. 21 Geerlings, Fons 1o5, 1o6 Gesuiwerde Nasionale Partij 35 Gladstone 21 Govender, S.P. 124 Graaff, B.J.H. 34 G. Groen van Prinsterer 19, 25, 120 Groenendijk, C. 65, 70, 124 Grundy, K.W. 89 Gullit, Ruud 81, 97 Ham, Jan van den 46 Ham, Stella, Hilsum van den 46 Harting, P. 23 Heintje 75 Hellman, Ellen 46 Help de Hollanders Fonds iii Hermans, W.F. 75 Hertzog, J.B.M. 33, 34, 35, 35, 36 Heutsz, J.B. van z8 Heuvel, Albert van den 75, 123, 124 Hichtum, Nienke van 31 Hitler, A. 36, 40 Hoekendijk, J.C. 121 Howard, H. 30 Huet 12o Huting, H. 131 ICCO 73, 85, 126 Inkatha 84 Internationaal Verbond van Vrije Vakvereniging (lvvv) 139 International Defence and Aid Fund (IDAF) 46, 53, 65, III Internationale Broederschap der Verzoening (IFOR) 43 Jameson 27, 28, 30 Janszen, Leendert nî6 Jonge, Freek de 97 Jonge, Klaas de 79, 107 Jonge Strijd 52 Juliana, koningin 39, Io8, iii Justitia er Pax 128 Kadt, Jacques de 38 Kamebeek, J.D. van 37 Kemp, J. Th. van der i9 Kernkamp, G.W. 22 King, Martin Luther 123 Kitchener, lord 27, 28 Kleffens, E.N. van 36 Klerk, Frederik Willem de 83, 114, 115, 128 Klompé, M.A.M. 70, 123, 124 Koenen, H.J. i9 Kok, Wim 138 Komitee Zuidelijk Afrika (KZA) 13, 63, 65, 67, 68, 70, 72, 80, 87, 92, 100, 129 Koppen, C.J.A. van i2o Kranenburg, D. 37 Kruger, Paul 17, 21, 24, 27, 28, 30, 31, 95, 120, 121 Kunst contra Apartheid 74 Kuyper, Abraham 21, 23, 24, 25, 27, 30, 31, 33, 120, 121 Kuyper, H.H. 121

Lagere Overheden tegen Apartheid (LOTA) 8, 81, 83, 92 Lampe io8 Lange, H.M. de 70, 124 Lede, van 81 Leyds, W.J. 24 Linneman, H. 70 Lion Cachet, F. 21 London Missionary Society 119, 12o Louter, J. de 28 Lubbers, R. 89, 115 Luirink, Bart 84 Luns, J. 53, 89, 107, 109 Luthuli, Albert 50, 68 Lynden van Sandenburg, C.Th. 24 Mahlangu, Solomon 65 Makatini, Johnny 105 Malan, D.F. 35, 36, 37, 39, 40, 42, 43, 1O8 Mandela, Nelson 7, 8, 9, 17, 46, 50, 79, 81, 83, 84, 85, 89, 96, 104, 107, 114, 115, 144 Mandela, Winnie 84, 85 Mandela, Zinzi 79 Matter, H.M. 12.4 Mayekiso, Moses 139 Mazamisa, L.W. 124 Mbeki, Govan 50, 65 Medisch Comité Nederland- Vietnam 103 Medisch Komitee Angola 67 Middelburg, G.A.A. 28 Molen, Gesina van der 48 Mondlane, Eduard 141 Muller, H.P.N. 21, III Nachtschade 80 Naidoo, Jay 94, 137 Namibiëwerkgroep 65 Nasionale Partij (NAP) 33, 35, 36, 37, 43, 121 Nationaal-Socialistische Beweging 36 National Congress ofTrade Unions (NACTU) 138, 139 Nederlandsch Comité voor Transvaal 31 Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Vereniging (NZAV) 24, 25, 28, 30, 33, 34, 35, 39 Nederlandse Missieraad 128 Neurdenburg, J.C. 23 Nolan, Albert 131 Novib 70, 73, 129 Ntoane, L.R.L. 124 Ntongana, Regina 126 Nederlands Verbond van Vakverenigingen (Nvv) 52 Oecumenische Studie en Actie Centrum voor Inevesteringen (Osaci) 67 Onkruit lot Oranje, Willem van 120 Pan Africanist Congress (PAC) 12, 49, 65, 83, 90, 126, 138 Partij van de Arbeid (pvdA) 38, 52, 63, 72, 75, 113 Passtoors, Hélène 79 Paton, Alan 46 Pax Christi 70, 128, 129 Penning, L. 30 Peterson, Hector 61 Pierson, N.G. 28, 30, 31 Plessis, Esau du 53, 63, 90 Plessis, Otto du 37, 39, 108 Pluto 55 Politieke Partij Radicale (PPR) 63 Politieke Socialistische Partij (psp) 63 Pont, J.W. 121 Pont, Hans 138 POPCRU 1O5, o6 Poqo 49 Presser, J. 46 Programma ter Bestrijding van het Racisme (PCR) 123, 124, Iz6 Proot, Nicolaas 116 Quay, J. de 1O9 Randwijk, H.M. van 46 Ramaphosa, Cyril 141 Reeves, Ambrose 46 Revolutionaire Anti-Racistische Axie (RARA) 80, 95 Rhodes, Cecil 27, 28 Riebeeck, Jan van 15, 17, 37, 40, 44, 99, 116, 117, 119 Roëll, J.A. 28, 31 Roos, C.B. 126 Roskam, Karel 48, 49, 50, 52, 53 Schaepman, H.J.A.M. 23, 24, 30 Schaepman, Kees 89 Schepers, J.P. 30

Schmidt, George 119 Scholten, Jan Nico 70, 79 Schuitema, Berend 55 Schulte Nordholt, J.W. 46 Schutte, G.J. 25, 35, 9o, 92 Serote, Mongane Wally 81 Shell uit Zuid-Afrika (SUZA) 70 Shipping Research Bureau (SRB) 72, 76, 92 Simonis, kardinaal 128 Sisulu, Walter 46, 50 Sjollema, B. 123 Slovo, Walter 46 Smuts, J.C. 33, 34, 35, 36, 37, 44 Sobuwke, Robert 49 South Africa, Namibië (SANAM) 65 South African Communist Party (SACP) 83 South African Congress of Trade Unions (SACTU) 44, 139 South African Domestic Workers Union (SADWU) 85 South African Native National Congress 34 South African Treason Trial Defence Fund 46 Standing Committee of NGO'S 13 Steenkamp, Anna 119 Stekelenburg, Johan 138 Sterman, Otto 48 Stichting Herstel Culturele Betrekkingen 105 Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (soMo) 67, 141 Stikker, D.U. 39, 40 Stoel, M. van der 61 Studenten Comité Zuid-Afrika (Stucoza) 50, 52 Studentenvakbond SRVU 99 Suid-Afrikaanse Partij (SAP) 33, 35 Sukarno 38 Suurhof, J. lo8 Swapo 84, 126 Umkhonto we Siswe 49, 50 Uyl, J. den 58, 75, 89, 107, 1II, 113 Vastenaktie 85, 128 Veen, R.J. v.d. Verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO) 81 Verdonk, W.E. 129 Verenigd Democratisch Front (UDF) 77 Verenigde Partij (vr,) 35, 36 Vereniging voor Vrijheid en Democratie (VVD) 58, 75 Verkerk-Terpstra, E. 75 Verkuyl, J. 70, 117, 119, 123, 124, 133 Verwoerd, Hendrik 35, lo8 Vluchtelingenwerk lOO Voogd, Joop 50, 52, 58 Vorster, J.D. 17, 119 Vorster, John 76, to8, 117 Vrouw, Kerk 2/3 Wereld 77, 85, 92 Walage, Jacques 89 Watt, Sophia van der 74 Werkgroep Kairos 12, 63, 65, 67, 68, 70, 72, 85, 92, 101, 124, 126, 129, 131 Wielek, Han 46 Wilhelmina, koningin 28, 31 Zijlstra, J. îo8 Zimbabwekomitee 65 Zuidafrikaans Instituut voor Rassenverhoudingen 46 Zuid-Afrikaansche Stichting Moederland (NZASM) 34, 121 Zyl Slabbert, Frederik van 84 Tambo, Olivier 46, 85, 131 Timmer, H.H. 22 Thijn, Ed van 52, 75, 83, 102 Thoko, Ma 87 Toivoya Toivo 117 Troelstra, P.J. 28, 30, 31 Tutu, Desmond M. 123, 126 Alemn vekezne in ZudAfia Da is het reulaa va he veze tee e yte dat me de we in de hadlemesneh ten verkahte De. eersesa pwgna ee deortsh no-aia ZudAfia Vele hebbe darvo hun lee gegeven, manen vrouwen, kidrn Er is poteerd geem ntredati gver - e sltt s zef geel geruk omhtoert krijgen.8 Inentina hef di stij veel steu oner vodn Erka e.oct ee udArk va aes lesote utur adle ging . aa en ileal me 5ad 0ctee e het~ ~ moiiee va epulee opni.n. e het uiofee van dru op dergeig A hei werd. uiendlj een 'dt word'. 97801S614 90 12071