“Je kunt hier gewoon met je kind op straat!”

Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse focuswijken

Tilburg, april 2011

Dr. mr. Mirjam Siesling Dr. Menno Jacobs Drs. Hans Moors

IVA beleidsonderzoek en advies ii Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

Uitgever: IVA Warandelaan 2 Postbus 90153 5000 LE Tilburg Telefoonnummer: 013-4668466 Telefax: 013-4668477

IVA is gelieerd aan de UvT

© 2011 IVA

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of worden openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het IVA. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning bij artikelen, boe- ken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld. IVA beleidsonderzoek en advies iii

Inhoudsopgave

Samenvatting...... 1

1 Inleiding ...... 9

1.1 Inleiding ...... 9 1.1.1 Aanleiding voor het onderzoek ...... 9 1.2 Achtergrond: veiligheidsbeleving ...... 10 1.2.1 Percepties van (on)veiligheid ...... 11 1.2.2 Meten van (on)veiligheid ...... 12 1.3 Wat beïnvloedt percepties? ...... 12 1.3.1 Afstand tot verschijnselen of incidenten ...... 13 1.3.2 Eigen leefstijl, zelfvertrouwen en zelfbeeld ...... 13 1.3.3 Publieke familiariteit, sociale bedding en groeps(zelf)beeld ...... 14 1.3.4 Collectieve daadkracht ...... 14 1.3.5 Optreden bij incidenten ...... 15 1.3.6 Beeldvorming: het politiek-publicitair complex ...... 15 1.4 Veiligheidsbeleving: complex fenomeen om mee om te gaan ...... 16 1.4.1 Een dubbelloops en situationeel fenomeen… ...... 16 1.4.2 … dat om een dynamische aanpak vraagt ...... 18

2 ...... 19

2.1 Wijkbeeld ...... 19 2.2 Score op de Veiligheidsindex ...... 20 2.3 Gevoelens van (on)veiligheid ...... 21 2.4 Veiligheidsproblemen en interventies ...... 22 2.4.1 Algemeen ...... 22 2.4.2 Overlast van hangjongeren ...... 24 2.5 Bewonersbeelden over de wijk ...... 24 2.6 Sociale cohesie en betrokkenheid ...... 26 2.7 Analyse ...... 26 2.7.1 Aangrijpingspunten voor perceptiebeïnvloeding ...... 27 2.7.2 Regie op een positief imago ...... 27 2.7.3 Collectieve daadkracht versterken ...... 27 2.7.4 Rekening houden met specifieke omstandigheden ...... 27 2.7.5 Positieve voedingsbodem in responsiviteit en ‘publieke familiariteit’ ...28

3 ...... 29 iv Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

3.1 Wijkbeeld ...... 29 3.2 Score op de Veiligheidsindex ...... 30 3.3 Gevoelens van (on)veiligheid ...... 31 3.4 Veiligheidsproblemen en interventies ...... 32 3.5 Bewonersbeelden over de wijk ...... 33 3.6 Sociale cohesie en betrokkenheid ...... 35 3.7 Analyse ...... 35 3.7.1 Aangrijpingspunten voor perceptiebeïnvloeding ...... 36 3.7.2 Congruentie tussen probleem en zichtbaarheid interventies...... 36 3.7.3 Rekening houden met persoonlijke verschillen ...... 37 3.7.4 Koers op ‘publieke familiariteit’ ...... 37 3.7.5 Regie op imago – met een zichtbare (deel)gemeente ...... 37 3.7.6 Positieve voedingsbodem in collectieve daadkracht en responsiviteit 37

4 ...... 39

4.1 Wijkbeeld ...... 39 4.2 Score op de Veiligheidsindex ...... 40 4.3 Gevoelens van (on)veiligheid ...... 41 4.4 Veiligheidsproblemen en interventies ...... 44 4.4.1 Tegengaan (woon)overlast ...... 44 4.4.2 Tegengaan drugsoverlast ...... 45 4.4.3 Aanpak schoon en heel...... 45 4.5 Bewonersbeelden over de wijk ...... 46 4.6 Sociale cohesie en betrokkenheid ...... 48 4.7 Analyse ...... 49 4.7.1 Aangrijpingspunten voor perceptiebeïnvloeding ...... 49 4.7.2 Regie op imago ...... 49 4.7.3 Congruentie tussen probleem en zichtbaarheid interventies...... 50 4.7.4 Aandacht voor het versterken van collectieve daadkracht en ‘publieke familiariteit’ ...... 50

5 Bloemhof ...... 51

5.1 Wijkbeeld ...... 51 5.2 Score op de Veiligheidsindex ...... 52 5.3 Gevoelens van (on)veiligheid ...... 53 5.4 Veiligheidsproblemen en interventies ...... 55 5.5 Bewonersbeelden over de wijk ...... 56 5.6 Sociale cohesie en bewonersbetrokkenheid ...... 59 5.7 Analyse ...... 60 5.7.1 Aangrijpingspunten voor perceptiebeïnvloeding ...... 60 5.7.2 Maak onderscheid tussen percepties dichtbij en veraf ...... 61 5.7.3 Congruentie tussen probleem en zichtbaarheid interventies...... 61 IVA beleidsonderzoek en advies v

5.7.4 Regie op imago en (incident-gerelateerde) communicatie over de wijk ...... 61 5.7.5 Aandacht voor versterking collectieve daadkracht en ‘publieke familiariteit’ ...... 61

6 ...... 63

6.1 Wijkbeeld ...... 63 6.2 Score op de VeiIigheidsindex ...... 64 6.3 Gevoelens van (on)veiligheid ...... 64 6.4 Veiligheidsproblemen en interventies ...... 66 6.5 Bewonersbeelden over de wijk ...... 67 6.6 Sociale cohesie en betrokkenheid bij de buurt ...... 69 6.7 Analyse ...... 71 6.7.1 Aangrijpingspunten voor perceptiebeïnvloeding ...... 71 6.7.2 Rekening houden met persoonlijke verschillen en interne gemeenschapdynamiek ...... 72 6.7.3 Regie op imago ...... 72 6.7.4 Maak gebruik van ‘publieke familiariteit’ om collectieve daadkracht te sterken ...... 72

7 Conclusies en aanbevelingen ...... 75

7.1 Eén beeld – Verguisd beeld ...... 75 7.2 Zichtbare lokale overheid versterkt gevoel van controle ...... 76 7.3 Communiceer precies en vanuit vakmanschap ...... 77 7.4 Investeer in collectieve weerbaarheid ...... 77 7.5 Relativeer beeldvorming in zwart-wit ...... 78

Dankwoord ...... 81

Aangehaalde literatuur ...... 83

Bijlage 1 Onderzoeksbeschrijving en verantwoording ...... 85

Inleiding ...... 85 Uitvoering van het onderzoek ...... 85 Informatiewaarde ...... 86

Bijlage 2 Respondentenschema professionals ...... 89 vi Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

Nieuwe Westen ...... 89 Oude Westen...... 89 Tarwewijk...... 89 Bloemhof ...... 90 Hillesluis ...... 90

IVA beleidsonderzoek en advies 1

Samenvatting

De gemeente wil in vijf wijken meer zicht krijgen op de veiligheidsproble- men die er volgens bewoners en professionals spelen. Die wijken zijn: Nieuwe Wes- ten, Oude Westen, Tarwewijk, Bloemhof en Hillesluis.

De centrale onderzoeksvraag is of en hoe de veiligheidsbeleving van burgers en pro- fessionals zich verhoudt tot de objectieve veiligheid in de betreffende wijken, zoals gemeten met de Veiligheidsindex.

In de vijf genoemde wijken heeft IVA Beleidsonderzoek en Advies, een sociaalwe- tenschappelijk onderzoeksinstituut verbonden aan de Universiteit van Tilburg, op lo- catie onderzoek verricht. Het onderzoek bestond uit (i) een nadere analyse van cij- fermatige gegevens uit de Rotterdamse Veiligheidsindex en meldingen en aangiften bij de politie; (ii) interviews met circa 40 bewoners in elk van de genoemde wijken; en (iii) moderatiesessies met professionals die in de wijken werken.

De resultaten van het onderzoek zijn geanalyseerd aan de hand van zes factoren die, zo is gebleken uit eerder onderzoek, de perceptie van veiligheid beïnvloeden. Het gaat om:

1. Afstand tot verschijnselen of incidenten: het gaat om de letterlijke maar vooral ook de figuurlijke afstand. Gevaar of hinder die als veraf worden ervaren, heb- ben minder impact. 2. Persoonlijke factoren: leefstijl, zelfvertrouwen en zelfbeeld zijn factoren die de mate van weerbaarheid tegen ofwel coping met gevoelens van onveiligheid kun- nen beïnvloeden. 3. Publieke familiariteit: de sociale bedding en het groeps(zelf)beeld bepalen in ho- ge mate de ervaren nabijheid tot mensen van de ‘eigen groep’. Deze social con- nectedness beïnvloedt de perceptie van (on)veiligheid. 4. Collectieve daadkracht: de mate waarin de ‘eigen groep’ controle heeft of denkt te hebben over negatieve ervaringen, zoals hinder en overlast. Het gaat dan om het gevoel gezamenlijk daadwerkelijk handelend te kunnen optreden. 5. Omgang met incidenten: responsiviteit en zorgvuldig optreden van overheidsin- stanties bij incidenten vergroten de collectieve coping-vermogens en verkleinen negatieve percepties. 6. Politiek-publicitair complex: de verwevenheid van individuele en groepspercep- ties en de manier waarop beleid, politiek en media daarop aangrijpen beïnvloe- den over en weer percepties. De priming en framing van incidenten is daarbij cruciaal. Steeds is bekeken of en in hoeverre deze zes factoren van toepassing zijn op een wijk.

2 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

Nieuwe Westen

De problemen in het Nieuwe Westen kenmerken zich door jeugdoverlast en in het verlengde daarvan ook drugsoverlast. De kleine behuizing van gezinnen wordt als een belangrijke oorzaak gezien. De wijk is zeer dichtbevolkt en de jongeren leven voor een belangrijk deel op straat. Marokkaanse jongeren voelen zich nogal eens gediscrimineerd en over een kam geschoren. Dit leidt bij tijd en wijlen tot pieken van overlast. Al met al echter lijken de sociale problemen in het Nieuwe Westen groter dan de veiligheidsproblemen. Veel bewoners geven aan zich veilig, althans niet on- veilig, te voelen. Degenen die wel zeggen zich onveilig te voelen, wijten dit vooral aan de rondhangende jongeren.

Het Nieuwe Westen is een arme wijk. Dat geldt niet alleen in financieel of econo- misch opzicht, maar ook qua opleidingsniveau, taalbeheersing en gezondheid. Dit leidt weer tot kansarmoede bij de jeugdigen. Het imago van het Nieuwe Westen is door dit al allesbehalve rooskleurig. Er bestaat een beeld van verpaupering en ach- terstelling dat door de jaren heen is gegroeid en dat ook nu de beeldvorming domi- neert.

Om de gevoelens van veiligheid in het Nieuwe Westen te vergroten, dient eerst en vooral te worden aangegrepen op imago: de reputatie van de wijk in de media, op het stadhuis en onder de mensen. Probleembesef, adequaat optreden en duidelijk en positief communiceren zijn de middelen om daar verbetering in aan te brengen. Strakke regie vanuit de deelgemeente is wenselijk om dit op een eensluidende en ef- ficiënte manier te kunnen doen.

Verder verdient het versterken van de ‘publieke familiariteit’ aandacht. Het leren ken- nen van de ‘onbekende anderen’ doet het gevoel van controle op de overlastgeven- de factoren toenemen en zal ook de daadwerkelijke controle bevorderen. Publieke familiariteit zal ook de benodigde persoonlijke en collectieve betrokkenheid van ou- ders op jongeren kunnen vergroten.

Oude Westen

Het Oude Westen heeft in de afgelopen jaren duidelijk een facelift ondergaan. Delen van de wijk zijn grondig opgeknapt. Geen van de ondervraagde respondenten in de wijk zegt zich onveilig te voelen. De activiteiten op het gebied van schoon en heel, zoals de ondergrondse containers en het sluiten van overlastgevende panden, hebben veel bijgedragen aan de verbe- tering. Uit de analyse van de straatinterviews komt nochtans een gemêleerd beeld van de wijk Oude Westen naar voren. De wijk kenmerkt zich door diversiteit en te- genstellingen. De wijk kent goede en duidelijk minder goede straten en woonblokken, waar het nodige gebeurt aan incidenten, drugs- en jeugdoverlast. Toch lijkt het over het algemeen ver af te staan van de bewoners; men is over het algemeen tevreden met de wijk als woonomgeving.

IVA beleidsonderzoek en advies 3

Het werkelijke beeld van het Oude Westen is daarmee feitelijk vrij positief, ondanks het nog altijd vrij slechte imago en de nog altijd ‘slechte cijfers’ van de Veiligheidsin- dex. De geïnterviewde professionals menen dat de Veiligheidsindex daarmee bij- draagt aan de instandhouding van het relatief slechte imago.

De interventies in het kader van schoon en heel hebben ertoe bijgedragen dat de gepercipieerde afstand tot verschijnselen en incidenten is toegenomen. De verloede- ring als exponent van overlast, criminaliteit en onveiligheidsgevoelens is terugge- drongen. Het persoonlijk gepercipieerd risico daarop evenzo. De versterking van de weerbaarheid van individuen is bereikt door middel van de controle die men verwacht zelf te kunnen uitoefenen op een gegeven situatie (coping ). De professionals consta- teren dat er in de wijk eigenlijk nog maar weinig bewoners zijn die ‘niet mee willen doen’. Het leeuwendeel van de bewoners is in bepaalde mate connected en aan- spreekbaar op hun betrokkenheid bij de wijk. Op dit moment is het echter nog wel zo dat de sociale samenstelling van de wijk onbekendheid met elkaar in de hand werkt en eenlingen weinig directe mogelijkheid geeft voor integratie en participatie. Door een uitgekiend woningtoewijzingsbeleid is daar mogelijk veel aan te verbeteren.

Het ‘politiek-publicitair complex’ ten slotte behoort een duidelijk punt van aandacht te zijn in het Oude Westen. Communicatie is daarbij het sleutelwoord. Probleembesef, adequaat optreden en duidelijk en positief communiceren na incidenten is van emi- nent belang om de beeldvorming te verbeteren. De deelgemeente heeft daarin een belangrijke coördinerende taak te vervullen.

Tarwewijk

De Tarwewijk scoort van de vijf onderzochte wijken het slechtst op de Veiligheidsin- dex. Het is een wijk met een slecht imago, onder andere vanwege de beruchte Mil- linxbuurt die in deze wijk ligt. De wijk is aangewezen als veiligheidsrisicogebied, waardoor preventief fouilleren is toegestaan. De Tarwewijk heeft, in meerdere op- zichten, een gemêleerd karakter. De wijk bestaat uit huurwoningen en uit woningen in particulier eigendom. Een deel van dit woningbestand is in handen van eigenaren die niet zelf in de wijk wonen en die de panden verhuren: de huisjesmelkers. Door het grote aanbod van goedkope woningen is het verloop van de bewoners van de Tarwewijk groot. Er wonen veel Antillianen en MOE-landers die overlast veroorzaken (luidruchtigheid, openbare dronkenschap, vechtpartijen). Een aantal bewoners is ac- tief in de wijk en zet zich in voor vergroting van de leefbaarheid. Een groot gedeelte van de Tarwewijkers is echter passief en wordt (nog) niet bereikt met activerende programma’s.

Objectief beschouwd is het in de afgelopen jaren veiliger geworden in de Tarwewijk. De aangiftecijfers dalen, althans voor wat betreft de domeinen geweld, vernie- ling/zaaksbeschadiging, verkeersongevallen en drugsoverlast. De aangiftecijfers voor diefstal en woninginbraak nemen evenwel toe. De meeste bewoners en onderne- mers die voor het onderzoek geïnterviewd zijn, voelen zich niet onveilig, hoewel ze op de hoogte zijn van de (slechte) reputatie van de wijk en in een aantal gevallen aan 4 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

den lijve criminaliteit hebben ervaren. Criminaliteit, overlast en verloedering liggen dicht bij de directe belevingswereld van de bewoners. Daarnaast lijkt sprake te zijn van een zekere mate van berusting en acceptatie van de situatie in de wijk, die nu eenmaal is zoals die is.

Het gaat beter met de wijk dan enkele jaren geleden, maar erg overtuigend of duur- zaam lijkt die verbetering – althans in de beleving van de bewoners – niet te zijn. Het grote verloop in de wijk, het gebrek aan cohesie dat daarvan het gevolg is en de veelvuldige leegstand dragen daar in elk geval niet aan bij. Er bestaat een duidelijk verschil in hoe bewoners en hoe professionals de ontwikkeling naar een veiliger en leefbaarder Tarwewijk ervaren en beoordelen: professionals zijn daarover positiever dan de bewoners. Zij benoemen het negatieve imago als belangrijkste oorzaak van de lage score op de Veiligheidsindex. De oplossing zoeken professionals in het reali- seren van meer positiviteit in de wijk: benadruk de successen die zijn behaald, laat zien wat er goed gaat. In de tweede plaats speelt de nabijheid van de criminaliteit, overlast en verloedering een belangrijke rol in de wijk. Problemen en verschijnselen die mensen associëren met onveiligheid, zoals straatvuil, verloederde panden, en die zij in hun directe omgeving waarnemen, zijn sterk bepalend voor hoe zij de veiligheid in de hele wijk beoordelen. Het is van belang om dergelijke problemen of verschijn- selen op een zichtbare manier aan te pakken. Met ‘Schoon en heel’ en met het Sta- lendeurenbeleid is op dit punt al veel succes geboekt. De publieke familiariteit en de collectieve daadkracht zijn gering in de Tarwewijk. Dit hangt deels samen met persoonlijke factoren, zoals het lage opleidingsniveau, het lage gemiddelde inkomen en de geringe weerbaarheid van een verhoudingsgewijs groot aantal bewoners. Daarnaast speelt de hoge migratiegraad in de wijk een nega- tieve rol in de mate waarin wijkbewoners ‘onbekende anderen’ kunnen plaatsen, in hun behoefte om zich te binden aan of te committeren aan verbetering van de wijk. Hier ligt een belangrijke opgave voor de middellange termijn, die een forse investe- ring vergt in het woon- en leefklimaat, in imagoverbetering en in de zichtbaarheid van het handelen van de deelgemeente, handhavers, woon-, zorg- en welzijnspartijen in de wijk.

Bloemhof

De wijk Bloemhof bestaat uit drie segmenten: Bloemhof-Noord, Bloemhof-Midden en Bloemhof-Zuid. Bloemhof is een arme wijk: het gemiddeld besteedbaar jaarinkomen is ongeveer zesduizend euro lager dan het stedelijke gemiddelde. Een gedeelte van de woning- voorraad in de wijk bestaat uit goedkope woningen die kansarme bewoners aantrek- ken. Een deel van de woningen die in particulier bezit zijn, wordt verhuurd aan mi- granten uit Oost-Europa. Zij leven in soms erbarmelijke omstandigheden in totaal verloederde panden. De andere bewoners ervaren overlast van de MOE-landers, zoals parkeerdruk en kleine criminaliteit.

Bloemhof is in de afgelopen jaren steeds slechter gaan scoren op de Veiligheidsin- dex : van een 5,5 in 2006, via een 5,1 in 2007 en een 5,3 in 2009, naar een 4,8 in 2009. Ook de gemeten bewonerstevredenheid is in de loop van de jaren afgenomen. IVA beleidsonderzoek en advies 5

Er zijn problemen met (drugs)overlast, en geweld. Bloemhof Noord, en dan vooral de omgeving van de Dordtselaan en de Oleanderbuurt heeft een slechte naam als het gaat om veiligheid, vanwege recente gewelddadige criminaliteit. Bewoners en onder- nemers wijzen op die incidenten: ze beïnvloeden hun onveiligheidsgevoel. Een deel van de bewoners is evenwel laconiek: men weet dat de wijk slecht bekend staat, maar heeft daar persoonlijk weinig last van. De meeste bewoners voelen zich veilig en gaan op alle tijdstippen probleemloos over straat.

In de wijk is weinig sociale samenhang: er wonen mensen die afkomstig zijn uit veel verschillende allochtone gemeenschappen. Zij trekken zich terug in eigen kring. Dat geldt ook voor de autochtone bewoners van Bloemhof. Volgens de professionals zijn sommige bewoners onverschillig en passief: ze verwachten dat de overheid hun pro- blemen oplost. Daarbij weten ze soms niet goed wat er door de (deel)gemeente en de politie gedaan wordt aan het verbeteren van de leefbaarheid en de veiligheid in de buurt: er is versnippering van de verschillende diensten. Daar moet dus beter over gecommuniceerd worden.

Bloemhof heeft, evenals de Tarwewijk, te kampen heeft met een zeer negatief ima- go, dat vooral bepaald wordt door de geruchtmakende incidenten in Bloemhof-Noord. Volgens de professionals is het tijd dat daar een krachtig positief geluid tegenover wordt geplaatst, over alle dingen die goed gaan in Bloemhof.

Hillesluis

Hillesluis is een wijk met een concentratie van voornamelijk goedkope en kleine wo- ningen en heeft inwoners met een slechte sociaaleconomische positie (armoede, werkloosheid, taalachterstand, gezondheid). De wijk wordt gekenmerkt door kleine woningen en grote gezinnen. Dat betekent dat de leefruimte beperkt is. Het percen- tage allochtone bewoners in Hillesluis is met 81% bijna twee keer zo veel als gemid- deld voor de gehele stad Rotterdam.

Hillesluis scoorde op de meest recente Veiligheidsindex een 4,3. Daarmee bevindt de wijk zich in de categorie ‘probleem’. Aangiften en meldingen betreffen vooral ge- weld, inbraak, overlast en verloedering, evenals (drugs)overlast en vandalisme. De overlast is vooral afkomstig van jongeren, die op de vele (school)pleinen in de wijk hangen. De inwoners van Hillesluis zijn in de afgelopen jaren snel ontevreden over hun wijk geworden. De meeste van hen voelen zich niet onveilig, ook al hebben ze zelf soms aan den lijve criminaliteit ervaren.

Om de overlast van jongeren tegen te gaan, is de stadsmarinier in Hillesluis begon- nen met College Hillesluis : een onorthodox plan om jongeren een zinnige dagbeste- ding en een gevoel van eigenwaarde (terug) te geven. De jongeren voeren allerhan- de klusjes uit in de wijk om de veiligheid en de leefbaarheid te verbeteren en worden tegelijkertijd toe geleid naar werk. Evenals in de andere onderzochte wijken, vooral de wijken ‘op Zuid’ is er in Hillesluis sprake van een gebrek aan sociale cohesie. Dat gebrek werkt door in de veiligheids- beleving van bewoners. Door renovatie en herhuisvesting zijn de oorspronkelijke au- 6 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

tochtone bewoners uit Hillesluis verdwenen. Bewoners zijn arm en moeten overle- ven, ze spreken elkaar minder aan. Sommige bewoners hebben het opgegeven: ze voelen zich voor het lapje gehouden door de overheid, of ze zijn passief en afwach- tend geworden door de aanpak van de verschillende welzijnsorganisaties.

Volgens de professionals ervaren de inwoners van Bloemhof taal- en cultuurbarrières (schaamte, sociale controle in de eigen gemeenschap) om aangifte te doen, waar- door een deel van de criminaliteit onzichtbaar blijft. Daarnaast heeft Hillesluis een slechte reputatie, die in de media steeds weer wordt benadrukt. Hillesluis heeft sa- men met Bloemhof en de Tarwewijk niet alleen ‘last’ van het stigma focuswijk (op gemeentelijk niveau) of Vogelaarwijk (op landelijk niveau), maar ook van het extra negatieve predikaat van Rotterdam-Zuid als zodanig.

De oplossing voor het verbeteren van de veiligheidsbeleving in Hillesluis moet vol- gens de professionals gezocht worden in het stimuleren van de collectieve daad- kracht van de bewoners, die (latent) aanwezig is. Er is een actieve groep bewoners, maar die is geen afspiegeling van de wijk. Deelname van allochtone bewoners moet gestimuleerd worden. Een prominent onderdeel van de collectieve daadkracht, die raakt aan de sociale bedding en de persoonlijke copingstrategieën van de bewoners, is het activeren van de ouders in de wijk. Zij zijn verantwoordelijk voor de overlast van de hangjongeren die zo bepalend is voor het veiligheidsgevoel. Heel belangrijk daarbij is het positief belonen van bewoners die zich inzetten voor de veiligheid, zo- dat zij zich gesteund voelen door de overheid en hun inspanningen continueren.

Conclusie

De vijf onderzochte wijken in Rotterdam hebben één kenmerk gemeen: het gaat er beter met de veiligheid dan een aantal jaren geleden. In de ene wijk meer dan in de andere, maar het gaat beter, ook met de wijken zelf. In de veiligheidsbeleving, zoals gemeten in de Veiligheidsindex , is dat echter niet goed zichtbaar. De onderzochte wijken scoren niet goed, of zelfs slechter dan in voorgaande jaren. Maar als met be- woners van de wijken gesproken wordt, rijst een positiever beeldvorming op. Het leeuwendeel van de respondenten in dit onderzoek meent dat het beter gaat met de veiligheid in hun wijken en voelt zich niet onveilig. Wel zijn er, ook in de beleving, duidelijke verschillen tussen de wijken in de mate van geconstateerde verbetering, en ook ervaren veel bewoners hinder van bijvoorbeeld hangjongeren en drugsge- bruik of –handel, maar een voorzichtig optimisme is gegrond .

Een groot probleem voor alle onderzochte wijken is het slechte imago ervan en de slechte reputatie die vaak al sinds jaren bestaat. Essentieel voor verbetering daarvan is een precieze communicatie. Een goede priming en framing van incidenten is be- langrijk, maar ook het uitdragen van successen en behaalde resultaten zou meer aandacht moeten krijgen, om zo een tegenwicht te bieden aan de dominante invloed van negatieve berichtgeving over de wijken. De ‘slechte cijfers’ uit de Veiligheidsin- dex lijken bij te dragen aan een slecht imago en houden dat ook in stand.

IVA beleidsonderzoek en advies 7

Veiligheidsperceptie hangt direct samen met de weerbaarheid van bewoners tegen hinder, overlast en criminaliteit. Deze weerbaarheid kent een individuele maar ook een gemeenschappelijke component. Individuele weerbaarheid wordt vergroot door de afstand, of beter, de vermeende afstand, tot de bronnen van hinder, overlast en criminaliteit te vergroten. Onderdeel daarvan is verloedering tegen te gaan, onder andere door een project als ‘schoon en heel’. De echte verbeteringen in een wijk worden uiteindelijk evenwel in gezamenlijkheid tot stand gebracht. Dat betekent dat burgers elkaar moeten kunnen kennen en helpen (‘publieke familiariteit’) én dat de lokale overheid, zijnde de deelgemeente en de instanties die in de wijken woon-, zorg- en welzijnsdiensten verlenen, concreter zichtbaar is en explicieter aangeeft vanuit welke uitgangspunten ze interventies doet. Deels heeft die zichtbaarheid te maken met aanwezigheid en deels met duidelijkheid geven over wat wel kan en wat niet, deels met opvolging geven aan goede intenties: doen wat je zegt en niet méér beloven dan je kunt waarmaken. Daar waar de verbeteringen zichtbaar zijn, waar de instanties zichtbaar zijn en ver- trouwen genieten van de wijkbewoners, daar waar wordt samengewerkt, daar ont- staat collectieve daadkracht en verbetert ook het imago. De successen van de ver- schillende (pilot)projecten waarin bewoners actief worden ingeschakeld om de veilig- heid en de leefbaarheid van hun wijk te vergroten (De buurt bestuurt, Pilot Niet OK, Drugs in Kleur, Burgerblauw), onderstrepen deze constatering.

Het is in het licht van deze bevindingen niet verwonderlijk dat in de analyse van de wijkproblematiek door de professionals wordt gewezen op ‘sociale’ oplossingen, in plaats van op repressieve oplossingen. Of mensen hun wijk leefbaar en veilig vinden, heeft vooral te maken met herken- baarheid, elkaar kennen, iets van elkaar weten. In de wijken die in het onderhavige onderzoek zijn bestudeerd, is toch steeds een zekere mate van (vermeende) sociale samenhang geconstateerd. Ook al hebben mensen onderling niet of nauwelijks con- tact, het feit dat ze er een beeld op nahouden van hun wijk, dat ze (historisch) ge- hecht zijn aan hun buurt, of dat ze iets vinden van hun buurtbewoners, zijn aantoon- baar goede effectmaten voor sociale samenhang. Het komt er dus op aan om daar op aan te grijpen, zowel in de communicatie óver de wijken als in de communicatie mét de wijken, maar ook door een uitgekiend woningtoewijzingsbeleid te voeren en te zorgen voor mogelijkheden om elkaar te kunnen kennen. Essentieel bij dit alles is een strakke regie, bij voorkeur vanuit de deelgemeente.

IVA beleidsonderzoek en advies 9

1 Inleiding

1.1 Inleiding

De gemeente Rotterdam wil in vijf wijken meer zicht krijgen op de veiligheidsproble- men die er volgens bewoners en professionals spelen. Die wijken zijn: Nieuwe Wes- ten, Oude Westen, Tarwewijk, Bloemhof en Hillesluis.

In deze wijken heeft IVA Beleidsonderzoek en Advies, een sociaal-wetenschappelijk onderzoeksinstituut verbonden aan de Universiteit van Tilburg, op locatie onderzoek verricht. Het onderzoek bestond uit (i) analyse van cijfermatige gegevens uit de Rot- terdamse Veiligheidsindex en meldingen en aangiften bij politie; (ii) straatinterviews in genoemde wijken; en (iii) moderatiesessies met professionals die in die wijken werken. Er is aandacht besteed aan mogelijke verschillen tussen buurten binnen de- zelfde wijk.

Het onderzoek is beschrijvend van aard. De interviews op locatie en de moderatiese- sies met professionals vormen de belangrijkste bron van informatie. Met de inter- views is geprobeerd om zoveel als mogelijk een afspiegeling van alle bewoners van de wijk te geven. In combinatie met de moderatiesessies wordt zodoende een be- trouwbaar en valide beeld gegeven van de wijk als geheel. De precieze opzet en uit- voering van het onderzoek is verantwoord in bijlage 1.

1.1.1 Aanleiding voor het onderzoek Tot het jaar 2010 werd de Veiligheidsindex jaarlijks opgesteld en verspreid. Op het ogenblik gebeurt dat een keer per twee jaar. De veronderstelling is dat de veilig- heidsbeleving van de burgers niet dermate snel aan verandering onderhevig is dat dat een jaarlijkse meting noodzakelijk zou maken. De effecten van ingezette be- leidsmaatregelen kunnen met een tweejaarlijkse ook, en mogelijk zelfs beter, in beeld kunnen worden gebracht.

Hoe snel precies veranderingen in de veiligheidsbeleving tot ontwikkeling kunnen komen is niet bekend. De Veiligheidsindex toont met betrekking tot de vijf wijken weinig verschil in beleving in de afgelopen jaren, maar professionals die in de wijken werken ervaren dat anders. Zij worden dagelijks geconfronteerd met opvattingen over wat beter of slechter gaat. Vanuit hun perspectief is de veiligheidsbeleving van burgers een proces dat kortcyclisch verloopt. Het kan samenhang vertonen met inci- denten die men van dichtbij meemaakt, met wat men ziet en weet van maatregelen om de veiligheid en leefbaarheid te verbeteren. Ook de rol van de media en in meer algemene zin hoe over (on)veiligheid in de focuswijken wordt gecommuniceerd, speelt een rol van betekenis. Als maar vaak genoeg wordt benadrukt dat het niet op- schiet in die wijken, dan kleurt dat de beeldvorming en beleving van de mensen die er wonen en werken. Dit verschil in waarneming tussen de Veiligheidsindex en pro- 10 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

fessionals in de wijk vormt de concrete aanleiding voor dit verdiepende onderzoek in vijf wijken.

Veiligheidsbeleving is een complex fenomeen. In het eerste deel van deze rapporta- ge gaan we daar wat dieper op in. De kern van de rapportage is echter de verslag- legging en analyse van wat wij in de focuswijken van bewoners 1 en professionals over (on)veiligheid hebben geobserveerd en waargenomen. In het tweede deel van de rapportage koppelen we die ‘straatkennis’ – per wijk, waar relevant met aandacht voor verschillen tussen buurten – aan de registratiegegevens (‘systeemkennis’) van politie en de Veiligheidsindex . Zodoende krijgen we greep op verschillen en overeen- komsten tussen beide bronnen enerzijds en tussen de beeldvorming van bewoners en professionals anderzijds.

Wat zijn die verschillen en overeenkomsten? Welke problemen signaleren bewoners en professionals? Hebben die met criminaliteit te maken, met overlast of andere er- gernissen? Zijn er bepaalde factoren te onderscheiden die de veiligheidsbeleving van burgers beïnvloeden? En wat betekent dat voor de interpretatie van het beeld dat uit de Veiligheidsindex oprijst? Deze vragen staan centraal in het tweede deel van de rapportage, waarbij het accent op wijkniveau ligt.

In het derde deel, ten slotte, presenteren we de algemene conclusies die aan het on- derzoek verbonden kunnen worden. Wat speelt er volgens bewoners en professio- nals in die vijf focuswijken? Daarnaast formuleren we een reeks aanbevelingen die, uitgaande van de bevindingen van het onderzoek, kunnen bijdragen aan (i) een ge- nuanceerde interpretatie van de actuele veiligheidssituatie in de vijf focuswijken; en (ii) het verwerven van beter inzicht in de werking van publieke veiligheids beleving als factor in het ontwikkelen en implementeren van lokaal veiligheids beleid .

1.2 Achtergrond: veiligheidsbeleving

Er is het afgelopen decennium veel geschreven over veiligheidsbeleving in Neder- land. Het onderwerp staat stevig op de politieke en bestuurlijke agenda’s. Dat ligt voor de hand, want hoewel uit metingen blijkt dat de prevalentie van veel criminali- teits- en overlastverschijnselen de afgelopen jaren afneemt, komt uit metingen tege- lijkertijd naar voren dat burgers Nederland de laatste jaren niet veel veiliger vinden geworden.

Uit diverse wetenschappelijke studies is bekend dat de feitelijk waargenomen ver- schijnselen die bijdragen aan de (on)veiligheid op een bepaalde locatie aanzienlijk kunnen afwijken van de perceptie daarvan door burgers. Het kan dus voorkomen dat de zogenoemde ‘systeeminformatie', bijvoorbeeld uit politieregistraties, een adequaat beeld geeft van de (on)veiligheid in een wijk, of dat de maatregelen die zijn genomen om de veiligheid te verbeteren succesvol waren, maar dat professionals en vooral

1 Wij hanteren de term ‘bewoners’ voor mensen die routinematig in een buurt of wijk verblijven. Dat kan zijn omdat ze er wonen, maar ook omdat ze er (dagelijks) werken, een onderneming hebben, of er om andere reden veel tijd doorbrengen, terwijl ze feitelijk elders wonen. IVA beleidsonderzoek en advies 11 bewoners dat niet zo zien of beleven. In de praktijk wordt dikwijls beaamd dat (on)veiligheid een subjectief begrip is, maar vervolgens wordt met die constatering weinig gedaan. Maatregelen zijn doorgaans gericht op het verminderen van feitelijk geconstateerde uitingsvormen van onveiligheid en zelden specifiek op het verbeteren van de manier waarop burgers onveiligheid ervaren.

Een interessant fenomeen, dat Eysink Smeets, Moors, Hof & Reek-Vermeulen (2010) en Eysink Smeets, Moors en Baetens (2011) beschreven met betrekking tot onder meer overlast en verloedering, is het grote verschil tussen ‘dichtbij’ of ‘veraf’. Vaak hebben burgers een positiever beeld van de overlast- of verloederingssituatie (overigens een belangrijke ‘signifier’ voor ervaren (on)veiligheid) in hun eigen directe omgeving dan van de situatie verder weg, bijvoorbeeld in de rest van de stad of in Nederland als geheel. Dit fenomeen is op zichzelf niet nieuw, maar de beleidsmatige consequentie ervan wordt dikwijls te weinig gezien. Zoals voornoemde auteurs aan- nemelijk maakten, doet het fenomeen zich namelijk ook voor in de aanpak van een probleem die burgers van de overheid verwachten. In de dichtbij-situatie verwacht men doorgaans een niet al te repressieve aanpak, met ruim oog voor de context en de maat van menselijke verhoudingen. In de veraf-situatie wensen mensen maar één ding: daadkrachtig en stevig ingrijpen. Dat brengt beleidsmatig een duivels dilemma met zich mee, want wat voor de één dichtbij is, is voor de ander ver weg. Bovendien is in de gangbare veiligheidsmonitoren, zoals de Rotterdamse Veiligheidsindex, niet altijd scherp wat precies gemeten wordt: niet alleen gaan achter meldingen en aan- giften ook percepties van (on)veiligheid schuil, maar het is eveneens niet altijd duide- lijk of percepties ‘dichtbij’ dan wel ‘veraf’ gemeten worden.

Het valt buiten het bestek van deze rapportage om diep op de discussies over veilig- heidsbeleving in te gaan. Als achtergrond bij de verslaglegging van hoe bewoners en professionals in de bestudeerde vijf Rotterdamse wijken de veiligheid in hun leef- en werkomgeving beoordelen, stippen we echter kort een aantal belangrijke aspecten aan, omdat die ook terugkomen in de analyse van de interviews en de moderatie- sessies met professionals. We baseren ons hierbij op de genoemde studie van Eysink Smeets, Moors en Baetens (2011).

1.2.1 Percepties van (on)veiligheid Hoe komen percepties van (on)veiligheid tot stand? Eysink Smeets, Moors, Van ’t Hof en Van den Reek-Vermeulen (2010) lieten zien dat er vier stappen zijn. Er moet zich (1) een verschijnsel voordoen dat overlast (of een ander als onveilig ervaren verschijnsel) zou kúnnen veroorzaken. Dat verschijnsel moet vervolgens ook (2) daadwerkelijk worden waargenomen. Als het wordt opgemerkt zal (3) de waarnemer er bewust of onbewust een bepaalde betekenis aan toekennen. Wanneer die bete- kenis negatief geladen is, kan een bepaalde mate van stress of onbehagen beleefd worden (4). Daarop volgt de neiging om die stress of dat onbehagen te verminderen. Men schat daarbij – bewust of onbewust – de eigen copingvermogens in om de waarneming die gedaan is in een positiever daglicht te plaatsen (Lazarus, 1966). Lukt dit niet of in mindere mate, dan blijft het stressniveau: de onveiligheidsbeleving hoog. 12 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

1.2.2 Meten van (on)veiligheid Hoe (on)veilig een bepaalde locatie (wijk of buurt) is, wordt met de Rotterdamse Vei- ligheidsindex gemeten. Net als in vrijwel alle andere veiligheidsmonitoren gebeurt dat door enerzijds meldingen en aangiften, anderzijds meningen van burgers in kaart te brengen. Meldingen en aangiften worden gedaan nadat iemand een verschijnsel heeft waargenomen dat als onveilig of storend wordt ervaren. Zodoende wordt dus feitelijk niet een objectieve situatie gemeten, maar de beleving daarvan.

Veranderingen in (gemeten) (on)veiligheid kunnen ontstaan doordat (1) het aantal potentieel onveilige verschijnselen werkelijk verandert. Maar het is even goed moge- lijk dat (2) de waarneming verandert, bijvoorbeeld omdat men zich vanwege media- aandacht bewuster is dat het verschijnsel bestaat, of dat (3) de betekenisgeving ver- andert (omdat men bijvoorbeeld zwaarder tilt aan een bepaald verschijnsel na een ernstig incident). Ten slotte kan het ook zo zijn dat (4) men anders is gaan oordelen over de eigen copingvermogens ten aanzien van een bepaald verschijnsel of een ze- kere situatie.

Kortom, een verandering in (gemeten) (on)veiligheid zegt op zichzelf niets over ver- andering in de mate waarin onveilige verschijnselen zich voordoen. Toch wordt die aanname in de praktijk vaak gedaan. Een systematisch onderscheid tussen potenti- eel onveilige verschijnselen als zodanig en de door burgers gerapporteerde – en in monitoren gemeten – ervaren onveiligheid wordt in de praktijk niet of nauwelijks ge- maakt. (Vanderveen, 2006; Pleysier, 2010; Eysink Smeets et al., 2010; Bron et al., 2011; Eysink Smeets, Moors & Baetens, 2011).

1.3 Wat beïnvloedt percepties?

In de recente studie van Eysink Smeets, Moors en Baetens (2011) is op basis van een systematische analyse van recente wetenschappelijke literatuur een aantal be- langrijke factoren gevonden die bepalend zijn voor percepties van overlast en ver- loedering, polarisatie, radicalisering en maatschappelijke onrust. Ten opzichte van veiligheidsbeleving is dit natuurlijk een verenging van het perspectief. Genoemde gebieden zijn op wijk- en buurtniveau echter wel belangrijke ‘veroorzakers’ van ge- voelens van onbehagen en onveiligheid. Daarom nemen we de resultaten van ge- noemde studie toch als uitgangspunt. De belangrijkste factoren c.q. aangrijpingspun- ten voor het beïnvloeden van percepties zijn geclusterd en samengevat in figuur 1.

IVA beleidsonderzoek en advies 13

Figuur 1 De belangrijkste factoren voor perceptiebeïnvloeding geclusterd. Bron: Eysink Smeets, Moors & Baetens (2011).

Deze clustering houdt uiteraard een versimpeling in. Bij nader inzien vormt elk van die factoren immer s een complex samenstel. Voor de uitgebreide analyse verwijzen we naar de studie van Eysink Smeets, Moors en Baetens (2011). Hier presenteren we een beknopte beschrijving van elk van de clusters.

1.3.1 Afstand tot verschijnselen of incidenten Tot dit cluster be horen de factoren die met de ervaren nabijheid van een verschijnsel in plaats of tijd te maken hebben. Die nabijheid kan er toe leiden dat mensen op een persoonlijk niveau verschijnselen gaan herdefiniëren c.q. anders gaan zien. Dat geldt zowel voor de aar d van het verschijnsel (wat ziet men als zodanig), als voor de ernst die men er aan toekent (ervaart men een verschijnsel of gedragsuiting daadwerkelijk als onveilig). Ook psychologische nabijheid, bijvoorbeeld de mate waarin mensen beseffen (op een cognit ief niveau) dat zij persoonlijk risico lopen om slachtoffer te worden (risiconabijheid), behoren tot dit cluster. Dreigingen die als nieuw worden g e- percipieerd of als catastrofaal en onontkoombaar als ze zich voordoen, versterken dat risicogevoel. Dit mech anisme is bijvoorbeeld herkenbaar in de perceptie van spanningen tussen etnische groepen. Het lijkt er trouwens op dat risiconabijheid als perceptie-effect meestal kortstondig is.

1.3.2 Eigen leefstijl, zelfvertrouwen en zelfbeeld Een aantal factoren benadrukt samenhang tussen de eigen (individuele) levensstijl, het zelfbeeld van mensen en percepties van overlast en verloedering. Eysink Smeets et al. (2010, pp. 17-26) stelde die samenhang al aan de orde: persoonlijke kenme r- ken van degene die overlast ervaart, zo als de gevoeligheid voor cognitieve dissonan- tie reductie, de neiging waarnemingen ‘verder in te vullen’, maar ook geslacht, lee f- tijd, opleidingsniveau, culturele verschillen, of persoonlijke gezondheid spelen een rol van betekenis. Hoewel empirisch bewijs niet voor alle genoemde factoren even sterk c.q. generaliseerbaar is, staat wel vast dat persoonlijke factoren, leefomstandigheden en levensstijl in meer of mindere mate de percepties mede bepalen. Vrijwel alle g e- 14 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

noemde factoren houden verband met de eigen inschatting van de eigen coping - vermogens. De specifieke inschatting die men maakt van de blootstelling aan een overlastgevend of ongewenst verschijnsel (Ken ik de risicobron? Kan ik het risico vermijden?) én de controle die men verwacht zelf te kunnen uitoefenen op een gege- ven situatie ( coping ), hebben een sterke invloed op de perceptie van dat verschijnsel of die situatie.

1.3.3 Publieke familiariteit, sociale bedding en groeps(zelf)beeld In het derde cluster factoren staat centraal hoe bekend men is met de eigen sociale omgeving. Ervaren nabijheid speelt hier in de betekenis van nabijheid tot de mensen die men als ‘eigen’ ziet, of de afstand tot de mensen die men beschouwt als ‘tegen- standers’ of ‘vijanden’. Nabijheid heeft dan enerzijds te maken met wat ‘sociale bed- ding’ genoemd kan worden: de normen en waarden die mensen als ‘van hun groep’ ervaren, die zij normaal of fatsoenlijk vinden. Anderzijds heeft nabijheid hier een di- rect verband met (vermeende) groepsbekendheid en de ervaren mate van social connectedness ; of – scherper nog – met ‘publieke familiariteit’. Blokland (1998; 2005) beschreef met die terminologie het proces waarbij mensen in de publieke ruimte kennis hebben over ‘onbekende anderen’. Kan men mensen ‘niet plaatsen’, dan groeit de onzekerheid en de mistrust ten aanzien van die mensen (Blokland, 2009).

Des te meer herkenbaar of gekend, des te minder de neiging bestaat om anderen op groepsniveau ongewenst of extreem gedrag toe te schrijven. Waar dat wel gebeurt, dus in omgevingen waar de ‘publieke familiariteit’ beperkt is, ervaren beide kanten zichzelf als slachtoffers (zelf-victimisatie) en stereotyperen ze de ander als risky, suspect population . Of men nu een positief of negatief label opgeplakt krijgt, het feit beoordeeld te worden vanuit een ander dan het eigen gezichtspunt veroorzaakt een krachtige negatieve ervaring. Die ervaring kan leiden tot ervaren marginalisering, ge- brek aan erkenning, of het vermoeden van kwade intenties. Het groepszelfbeeld een ‘onzichtbare minderheid’ te zijn (‘wij krijgen voor onze problemen geen gehoor bij de overheid’), bijvoorbeeld, werkt negatief uit op de percepties. Van gezien en serieus genomen worden kan juist een positief effect verwacht worden.

1.3.4 Collectieve daadkracht Het vierde cluster verbindt factoren rond de mate waarin mensen controle (denken te) hebben over en omgaan met negatieve ervaringen en percepties. Cruciaal hierbij is (de inschatting van) de daadkracht van de ‘eigen’ groep of mensen in de ‘eigen’ buurt én van overheden of instituties. Zowel op individueel als op groepsniveau geldt dat ervaren controle niet samenhangt met social connectedness of ’publieke familiari- teit’. Meer ‘publieke familiariteit’ in een wijk of buurt leidt tot minder mistrust tussen mensen, niet automatisch tot een sterker gevoel van controle.

Cruciaal bij het ervaren van controle is het veronderstelde vermogen om daadwerke- lijk handelend te kunnen optreden: collectieve daadkracht ( collective efficacy ). Er- vaart men die collectieve daadkracht in de ‘eigen’ groep of ‘eigen’ buurt als beperkt, dan worden negatieve percepties van onwenselijke situaties of risico’s sterker en neemt het handelend vermogen om met dergelijke situaties om te gaan af. Collectie- ve daadkracht heeft ook een directe relatie tot de mate waarin mensen de overheid IVA beleidsonderzoek en advies 15 en handhavingsinstanties in staat achten om overlastsituaties weg te nemen en risi- co’s te beheersen. Des te zichtbaarder dat vermogen, des te meer burgers zichzelf in controle voelen.

1.3.5 Optreden bij incidenten Het vijfde cluster van factoren heeft te maken met hoe overheden en handhavingsin- stanties in een bepaalde overlastgevende of risicovolle situatie concreet optreden . Eysink Smeets et al. (2010) wezen in dit kader op het belang van responsiviteit van die instanties. Zorgvuldigheid is eveneens cruciaal. Vermoedt men onzorgvuldig (procedureel) handelen bij overheden of handhavingsinstanties, dan nemen negatie- ve percepties van een incident juist toe (De Schrijver et al., 2010).

Van belang is de manier én het moment waarop mensen emoties kunnen delen na een vervelende gebeurtenis of collectief trauma. Als mensen hun emotionaliteit kun- nen delen en dat gebeurt direct nadat die gebeurtenis heeft plaatsgevonden, dan neutraliseert dat de negatieve percepties van die gebeurtenis. Dit proces vertoont ge- lijkenis met het deelnemen aan ceremonies en rituelen. Hierdoor ontstaat een gelijk- aardige visie en een gemeenschappelijk emotioneel klimaat tussen de mensen die meedoen. De positieve beeldvorming over de (eigen) groep en over de maatschap- pelijke positie daarvan wordt hierdoor sterker.

De rol die overheden en aanverwante instanties hierbij spelen, zowel in het proces zelf als in de timing ervan, heeft invloed op de percepties. Krijgen burgers de idee dat overheden en handhavers ten behoeve van ‘de gemeenschap’ handelen, incidenten of risico’s aanpakken, zichtbaar zijn, meningen en visies afgewogen presenteren en delen, verantwoording afleggen, aandacht schenken en oog hebben voor de emoties van het moment, dan neemt het handelend vermogen om met een vervelende of on- veilige situatie om te gaan toe en neemt de negatieve perceptie van die situatie af.

1.3.6 Beeldvorming: het politiek-publicitair complex Ten slotte blijkt de nauwe verwevenheid van individuele en groepspercepties en de manier waarop beleid, politiek en media daarop ingrijpen, bepalend te zijn voor de percepties. Er is sprake van voortdurende, wederzijdse conditionering. De publieke percepties van overlast of maatschappelijke spanningen ondergaan invloed van ac- ties van overheden en de beeldvorming dienaangaande in de media ( impersonal in- formation ); en die acties en media-beelden worden zelf ook weer door die publieke percepties beïnvloed (Mutz, 1992; 1998). Die wisselwerking van waarnemen en be- tekenis toekennen speelt op landelijk en lokaal niveau. Dat dit proces ook samen- hang vertoont met hoe groepen zichzelf ten opzichte van andere groepen definiëren, is eveneens aantoonbaar. Groepen die hier verhoudingsgewijs gevoelig voor zijn, hebben een relatief laag opleidingsniveau, ervaren achterstelling en het gevoel niet gezien te worden.

Percepties worden dus beïnvloed door de beeldvorming over verschijnselen die op- rijst uit wat we hier het politiek-publicitaire complex noemen. De manier waarop overheidsvertegenwoordigers zoals politici of bestuurders, maar ook professionals in de wijk spreken over een verschijnsel en over de aanpak daarvan, is van invloed op 16 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

(1) de manier waarop mensen een verschijnsel of de aanpak daarvan waarnemen, (2) op de betekenis die zij daaraan toekennen en (3) op het (morele) oordeel dat zij daaraan hechten. Omgekeerd beïnvloeden de manier waarop burgers zelf moderne media gebruiken om op interventies van lokale of landelijke overheden te reageren, dan wel de verslaglegging over ‘de publieke opinie’ in de media de wijze waarop poli- tici of bestuurders het verschijnsel benaderen en waarderen. Over en weer is zo- doende sprake van agenda-setting , priming en/of framing .

Het aanpakken van een incident of ongewenste situatie én de wijze waarop hierover wordt gecommuniceerd kan immers de aandacht specifiek vestigen op dat incident of die situatie. Dat werkt goed als er al een duidelijk probleembesef is – bij overheden, handhavers of bij burgers – want dan wordt er extra aan het gekende probleem ge- werkt. Is het probleembesef bij (een deel van) de burgers of bij overheidsinstanties niet aanwezig, dan versterkt die extra aandacht of activiteit juist de negatieve percep- tie; een probleem dat eerder niet scherp was, raakt dan als het ware ingeprent. Dat mechanisme van priming kan bovendien, door publieke uitingen van politici, bestuur- ders, gezagsdragers en nieuwsmedia, op een bepaalde manier worden geframed . Dan kunnen mechanismen in werking treden als deviance en/of risk amplification – het fenomeen waarbij de aandacht voor een onbekend, abnormaal of onwenselijk verschijnsel een hype wordt in de media en zodoende een negatieve (collectieve) perceptie versterkt van dat verschijnsel, of de vrees er persoonlijk door getroffen te worden.

1.4 Veiligheidsbeleving: complex fenomeen om mee om te gaan

Zelfs de hierboven beschreven korte en versimpelde beschrijving van factoren die percepties van (on)veiligheid beïnvloeden, bevat nog heel veel informatie. Vanwege het belang van de veiligheidsbeleving voor de dagelijkse veiligheidszorg, willen we, bij wijze van conclusie, nog een paar cruciale noties vanuit het perspectief van de professionals in de wijken en buurten onder de aandacht brengen.

1.4.1 Een dubbelloops en situationeel fenomeen… Percepties van (on)veiligheid kunnen worden beschouwd als een ‘dubbelloops’ fe- nomeen. Er zijn duidelijk twee paden te onderscheiden in het ontstaan van percep- ties. Het ene pad betreft percepties dichtbij en ten aanzien van een concrete situatie. Het andere pad betreft percepties van veraf, dikwijls diffuser en gebaseerd op beeld- vorming door anderen.

De factoren die percepties kunnen beïnvloeden zijn per definitie persoon-, plaats- en tijdafhankelijk. De werking van die factoren moet dus steeds vanuit een persoonlijke en situationele context worden bezien. Het zijn factoren die deel uitmaken van de maatschappelijke context waarin mensen bepaalde verschijnselen als overlastge- vend, verstorend, kwetsend, risicovol of erger nog beschouwen.

Voorts is duidelijk dat de factoren ingrijpen op dichtbij- én op verafpercepties. Beide soorten percepties komen wel op een andere manier tot stand. Percepties dichtbij IVA beleidsonderzoek en advies 17 voeden zich overwegend op persoonlijke waarnemingen, of op wat anderen in onze directe omgeving over een verschijnsel of incident vertellen. Percepties veraf on t- staan vooral uit de percepties van de percepties van (onbekende) anderen, bijvoor- beeld via opiniepeilers en de media. Percepties veraf kunnen percepties dichtbij b e- invloeden, maar staan er dikwijls ook volkomen los van.

De percepties dichtbij en veraf ondergaan allebei invloed van de manier wa arop overheden en handhavingsinstanties ermee omgaan én van de beeldvorming hie r- over in de media. Percepties worden voortdurend beïnvloed door de interactie tussen het feitelijke verschijnsel, (re)acties daarop van overheden en beeldvorming in de media. De aard en ernst van het verschijnsel bepaalt mede de manier en intensiteit van reageren – en vice versa. Die reactie wordt waargenomen – door burgers en in de media – en beïnvloedt eveneens de perceptie van het verschijnsel. Dat proces verloopt bij dichtbij percepties echter via direct handelen en de eigen ervaringen daarmee, bij verafpercepties vooral via de beeldvorming in de nieuwsmedia.

In figuur 2 hebben we deze processen schematisch weergegeven.

Figuur 2 De verschillende pe rceptiepaden met ‘reactielijn’. Bron: Eysink Smeets, Moors & Baetens (2011). 18 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

1.4.2 … dat om een dynamische aanpak vraagt Deze rapportage beoogt meer zicht te geven op de veiligheidsproblemen die er vol- gens bewoners en professionals spelen in Hillesluis, Bloemhof, Nieuwe Westen, Ou- de Westen, en Tarwewijk. Scherper zicht betekent, dat verschillen en overeenkom- sten in hoe die veiligheidsproblemen worden ervaren helder worden en hoe die ver- schillen en overeenkomsten verklaard zou kunnen worden. Vanuit het gezichtspunt van hoe percepties ontstaan en welke factoren percepties beïnvloeden, is dat geen makkelijke opgave. Laat staan dat het simpel is om vervolgens beleidsmatig consis- tent en handelingseffectief met de veiligheidsbeleving van bewoners en professionals om te gaan.

De zes clusters van factoren die we in paragraaf 1.3 beschreven, werken… Maar het zijn niet simpelweg ‘knoppen om aan te draaien’. De beïnvloedbaarheid van percep- ties is niet eenduidig; er is niet een of slechts enkele simpele manieren om negatieve percepties positief te beïnvloeden. Het is bovendien een illusie om te veronderstellen dat overheden als actoren al die manieren in handen hebben. En, zoals we hierbo- ven een aantal keren benadrukten, kunnen acties of interventies van overheden, poli- tie, welzijns- of zorginstanties om de veiligheidssituatie te verbeteren, het veilig- heidsgevoel onder bewoners juist verslechteren (Eysink Smeets, Moors, Van ’t Hof & Van den Reek-Vermeulen (2010)).

Professionals in de wijken en buurten, maar ook de (deel)gemeente staan dan ook in een dynamische relatie tot de veiligheidsbeleving van bewoners. Dat komt omdat hun handelen per definitie van invloed is op de (on)veiligheidspercepties van bewo- ners. Maar er speelt nog een andere kwestie. Adequaat handelen betekent ook: een goede diagnose maken van het precieze probleem. In de praktijk valt dat niet mee, want veel verschillende professionals leveren een bijdrage aan de veiligheidszorg. Dat doen ze vanuit hun eigen professie en (soms uiteenlopende) professionele op- vattingen over wat goed en nodig is. En dan kan het zomaar zijn, dat de een hetzelf- de verschijnsel anders ‘ziet’ dan de ander, of er op grond van zijn ‘beeld’ van wat ‘bewoners’ belangrijk vinden een andere urgentie aan toekent.

IVA beleidsonderzoek en advies 19

2 Nieuwe Westen

De wijk in het kort

Het Nieuwe Westen scoort van de vijf onderzochte wijken het hoogst op de Veilig- heidsindex: een 5,3. De speerpunten van het veiligheidsbeleid in de wijk zijn het tegengaan van diefstal, het tegengaan van (drugs)overlast en het tegengaan van vandalisme. De bewoners van het Nieuwe Westen voelen zich in het algemeen vei- lig. Ze weten dat de wijk bekend staat als ‘onveilig’, of als een wijk ‘waar dingen ge- beuren’, maar ze gaan tamelijk nuchter en laconiek om met die wetenschap. De extra inzet van de politie op het verbeteren van de veiligheid wordt erkend. Bewoners die melden zich onveilig te voelen, noemen vooral de overlast van hangjongeren als oorzaak van hun gevoelens. Het Nieuwe Westen is in sociaal opzicht een kwetsbare wijk. De stadsmarinier heeft zich dan ook ten doel gesteld de sociale veiligheid te gaan verbeteren. Een ander streven is het behouden van de kapitaalkrachtige autochtone wijkbewoners. De pilot De Buurt Bestuurt is succesvol gebleken: actieve bewoners denken graag mee over de besteding van overheidsbudget om de wijk schoon, heel en veilig te houden. De oplossing voor het vergroten van de veiligheidsbeleving van bewoners ligt volgens de professionals op de terreinen zichtbaarheid, bereikbaarheid en betrokkenheid van de lokale overheden. Er is in dat opzicht vooral behoefte aan meer regie, bijvoorbeeld vanuit de deelgemeente, om de initiatieven en partijen goed op elkaar af te stemmen. Uiteindelijk wil men het persoonlijke contact bevorderen door bereikbaar(der) te zijn. In de communicatie dient het te gaan om transparantie en het benadrukken van wat goed gaat en welke successen er zijn behaald. Vergroting van de betrokkenheid volgt dan, als het goed is, vanzelf.

2.1 Wijkbeeld

De vooroorlogse wijk Het Nieuwe Westen ligt tussen de Heemraadssingel en de in de deelgemeente in Rotterdam. In deze wijk wonen ruim 18.000 mensen. Het Nieuwe Westen is de grootste van de Delfshavense wijken en tevens de wijk met de hoogste bevolkingsdichtheid van de deelgemeente.

Bijna drie kwart (72%) van de inwoners van het Nieuwe Westen is van allochtone af- komst. De wijk bestaat voor bijna vier vijfde (78%) uit sociale huurwoningen. Het aan- 20 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

tal mensen dat een uitkering ontvangt, is in het Nieuwe Westen iets hoger dan ge- middeld in de stad Rotterdam: 7% tegenover 5%.

Wie door het Nieuwe Westen loopt, valt de grote verschillen binnen de wijk op: deels zijn er slecht onderhouden woningen (bijvoorbeeld in de Pupillenbuurt), maar in een andere, brede laan juist mooie woningen, duidelijk van koopkrachtige particulieren (bijvoorbeeld in de burgemeester Meineszlaan). De woningen en straten in het (zuid)westelijke gedeelte van het Nieuwe Westen geven een meer verpauperde in- druk geven dan de woningen in het (noord)oostelijke gedeelte. Er zijn veel kinderen en jongeren op straat (in de leeftijd van tien tot zestien jaar oud). Ook is te zien dat er aardig wat autochtone Rotterdammers in het Nieuwe Westen wonen, werken of ver- toeven, althans, in het oostelijke gedeelte van de wijk (richting ).

2.2 Score op de Veiligheidsindex

Het Nieuwe Westen vertoont een opvallend beeld op basis van de Veiligheidsindex : de score verbeterde met acht tiende punt tussen 2006 en 2007 (van een 5,4 naar een 6,2). In 2008 scoorde de wijk een 4,8; om in 2009 uit te komen op een 5,3. Deze score levert de wijk de kwalificatie ‘bedreigd’ op. Speerpunten in het veiligheidsbeleid van het Nieuwe Westen zijn het tegengaan van diefstal en het aanpakken van (drugs)overlast. Ook het aanpakken van vandalisme komt als speerpunt terug.

In de meest recente Veiligheidsindex wordt (geparafraseerd en samengevat) het vol- gende over het Nieuwe Westen genoteerd: bijna twee derde van de bewoners van het Nieuwe Westen (63%) is tevreden met de eigen buurt. Daarmee wijkt het Nieuwe Westen niet veel af van het gemiddelde in de deelgemeente Delfshaven (66%) en van de stad Rotterdam als geheel (73%). De inwoners van het Nieuwe Westen zijn tevredener over het functioneren van de politie (44%) dan de gemiddelde Rotter- dammer (39%). Ongeveer een op de zeventien inwoners van het Nieuwe Westen (6%) voelt zich in het algemeen vaak onveilig. In de eigen buurt is dat een op de twintig inwoners (5%). Deze aantallen zijn exact gelijk aan het stedelijke gemiddelde.

Volgens de stadsmarinier was het vroeger (vóór 2006) ‘Sodom en Gomorra’ in het Nieuwe Westen. 2 Inmiddels is er veel verbeterd dankzij de inspanningen van de ge- meente en van bewoners (zie ook elders over de positieve effecten van actieve be- woners in een wijk) en is het volgens hem tijd om werk te gaan maken van de sociale kant van veiligheid. Op de Sociale Index scoort het Nieuwe Westen in 2010 een 5,3 en verdient daarmee de kwalificatie ‘kwetsbaar’. De wijk scoort voldoende op de thema’s ‘ontbreken van discriminatie’, ‘sociale en culturele activiteiten’ en ‘sociale in- zet’. Het grootste probleem op sociaal gebied in het Nieuwe Westen is het thema ‘capaciteiten’: taalbeheersing, inkomen, gezondheid en opleiding. De gemiddelde bewoner van het Nieuwe Westen heeft een zeer zwak inkomensniveau en een

2 Zie de vijf delen van televisieprogramma Zeeklimaat uit 1989 op YouTube waarin een haast onherkenbaar verpauperd Nieuwe Westen wordt getoond. IVA beleidsonderzoek en advies 21

zwakke taalbeheersing. Daarnaast zijn gezondheid, passende huisvesting en sociale contacten ‘problematisch’, aldus de Sociale Index .

2.3 Gevoelens van (on)veiligheid

Zowel bewoners als ondernemers in de wijk spreken verschillend over hun gevoe- lens van veiligheid. De eigenaar van een belwinkel aan het Burgemeester Meinesz- plein had last van hangjongeren en agressieve klanten: “ jongeren of jonge mannen lopen in een groepje naar binnen en zetten een grote mond op. Ze hingen ook vaak op straat, voor mijn deur. Als ik daar iets van zei kreeg ik te horen ‘de straat is niet van jou, dit is een vrij land’, dat soort dingen. Dat is sinds twee tot drie jaar verbeterd. Er is ook veel meer politie op straat. Het komt zeker door mijn eigen inspanningen, in samenwerking met de politie. Ik heb heel vaak de politie gebeld. Ze hebben regelma- tig boetes uitgedeeld, omdat je hier niet meer op straat mag staan in een groepje. ” De man zit in zijn winkel achter kogelwerend glas, door een kleine opening kan hij dingen aannemen/geven. Dat glas heeft hij laten plaatsen na een overval: “ in 2001 ben ik overvallen door twee mannen met een pistool. Ze hadden niet gezien dat mijn broer ook in de winkel was, hij kwam net van boven en stond achter deze deur. Zo hebben we hen kunnen overrompelen en zijn ze weggerend. Maar ik moet zeggen dat het de laatste jaren echt rustiger is geworden. De politie is opvallend aanwezig; of de stadswachten. ”

We bellen aan in een portiek in de Pupillenstraat en spreken met een Turkse jongen van ongeveer 25 jaar oud. Hij woont hier sinds 1993 en vindt de buurt onveilig, maar niet voor hem persoonlijk, want hij is een man. Voor zijn moeder is het wel onveilig. Zij gaat niet na tienen over straat. Als ze ’s avonds laat nog bij iemand op bezoek is en ze moet terug naar huis, dan vraagt ze haar zoon om haar te komen ophalen. “ Er is een insluiper geweest, hier in het portiek. Dat was een aantal jaren geleden. De laatste tijd waren er een paar incidenten in de buurt, onder andere een schietpartij tegenover mijn huis. De politie is er altijd wel snel bij. ” Deze jongen vindt het onveili- ger geworden over de loop van de jaren en hij merkt weinig van de inspanningen van de gemeente om het veiliger te maken. Toch wil hij niet verhuizen, want “ het is overal hetzelfde ”. Hij geeft de buurt het rapportcijfer 6 voor veiligheid.

Twee Turkse vrouwen die in dezelfde buurt hun kinderen uit school gaan halen, vin- den het wel onveilig: er worden woninginbraken gepleegd en de kinderen mogen niet alleen op straat spelen. “ Ik ben bang dat ze gekidnapt worden ”. De verhalen die ze horen maken hen bewust van het feit dat ze blijkbaar in een niet al te veilige wijk wo- nen, maar zelf voelen ze zich niet onveilig. Eén van de twee vrouwen zou wel willen verhuizen naar een andere wijk: “ mijn huis is heel klein en dat is lastig met de kinde- ren.”

Een oudere Surinaamse vrouw in het wijkcentrum woont al 34 jaar in het Nieuwe Westen. Ze heeft er onlangs een huis gekocht, ondanks de jongerenoverlast die zij in de buurt ervaart. “ In mijn buurt is een buurtinitiatief genomen: bewoners patrouilleren ’s avonds op straat, om de veiligheid in de gaten te houden en hangjongeren aan te 22 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

spreken. Een buurvrouw uit mijn portiek is beroofd door een groep hangjongeren die op het plein voor het huis hangen. De hangjongeren zijn ‘donkere jongens’, die hard praten en alcohol drinken. ” Zij geeft de wijk het rapportcijfer 5 voor de veiligheid.

Een medewerkster van de bakker op de Beukelsdijk (een Nederlandse vrouw van 48 jaar) voelt zich niet onveilig. Ze werkt al vijftien jaar in deze zaak en heeft nooit moei- te met vervelende klanten of ervaring met criminaliteit. “ Er gebeurt eigenlijk nooit iets. Alles komt hier binnen [alle nationaliteiten], ik maak met iedereen een praatje, ieder- een is aardig en ik heb veel vaste klanten. ” Ze heeft nooit ergens aangifte of melding van gedaan. Ze weet wel dat er het een en ander aan de hand is in de wijk: “ er wordt veel gedeald, ik weet dat het er is maar ik heb er geen last van. Onlangs nog is er hier om de hoek een pand gesloten, vanwege de hennepteelt. Maar dat merk ik al- leen omdat ik die poster zie. Het beïnvloedt mijn gevoel van veiligheid niet, ik heb hier een fijne winkel, met fijne klanten. Mijn auto staat hier altijd om de hoek, daar is nog nooit iets mee gebeurd ”.

De meeste bewoners en ondernemers weten dat ze in een wijk wonen die bekend staat als onveilig. Hun reactie op die wetenschap verschilt evenwel. De medewerk- ster van de bakker bijvoorbeeld is laconieker dan een kapper in de nabijheid van het burgemeester Meineszplein: “ je ziet vooral veel politieauto’s hier voorbij rijden. Blijk- baar is dat nodig ”. Zelf heeft hij geen last van criminaliteit of van de veelgenoemde overlast van hangjongeren: “ In deze straat zijn weinig hangjongeren, maar ik hoor de verhalen wel van klanten. ’s Avonds is het niet veilig op straat ”. Hij vertelt dat er vroeger veel hangjongeren op het burgemeester Meineszplein waren. “ Dat is echt minder geworden. Maar daar heb je dan wel veel politie voor nodig. ”

Twee bewoners aan de Beukelsdijk wonen sinds kort in het Nieuwe Westen. Ze kij- ken op van het nieuws dat het hier zo onveilig zou zijn: “ ik voel me hier niet anders dan waar ik eerst woonde. Eerst woonde ik dicht bij de Schiekade, nu aan de Beu- kelsdijk. Voor mijn gevoel is dat vergelijkbaar, in die zin dat daar ook van alles ge- beurt ’s nachts op straat [veel te jonge jongens in veel te grote BMW’s die je ziet rij- den]. Dit is dan toevallig een ‘slechte wijk’, nou ja, het is natuurlijk een stad dus wat wil je. ” Ze vinden dat een aantal dingen hier netjes geregeld is, zoals de afvalcontai- ners die onder de grond zitten. Het ziet er eigenlijk prima uit, deze straat. “ Kijk maar naar de benedenwoningen, daar wonen allemaal Nederlanders met kindjes en een mooie tuin achter het huis. ” Ze hebben zelf nooit iets vervelends meegemaakt. Ze gaan ’s avonds laat met een gerust hart over straat.

2.4 Veiligheidsproblemen en interventies

2.4.1 Algemeen Met de stadsmarinier zijn de in de afgelopen jaren ondernomen activiteiten om de veiligheid te verbeteren, doorgenomen. De activiteiten hebben als gemeenschappe- lijk kenmerk dat de bewoners van de wijk een actieve rol hebben gekregen. De meest in het oog springende is de pilot ‘De Buurt Bestuurt’, die hierboven al aan de orde is gekomen. Een andere proef is de pilot ‘Niet OK’, waarin bewoners met een IVA beleidsonderzoek en advies 23

van de gemeente geleende smartphone de straat op gingen om foto’s te maken van overlast en verloedering in de buitenruimtes van de wijk. De foto’s werden met een melding doorgestuurd, zodat de juiste afdeling of instantie ermee aan de slag kon. De bewoners zijn zeer te spreken over deze pilot, omdat de werkwijze gebruiksvrien- delijk is en omdat er snel een reactie volgt van de gemeentelijke dienst die de mel- ding oppakt. ‘Niet OK’ is bedoeld voor de aanpak van vernieling en vervuiling, zoals het verwijderen van graffiti of het opruimen van zwerfafval.

Wat criminaliteit en veiligheid betreft, informeert de politie via een sms-bom bewo- ners over voorgenomen acties en laat na afloop, ook per sms horen wat de actie heeft opgeleverd. Voor een paar oude prostituees van de Keileweg is een persoons- gerichte aanpak ontwikkeld.

Mede dankzij deze initiatieven gaat het beter met de veiligheid in het Nieuwe Wes- ten: op de Veiligheidsindex steeg de wijk van een 4,8 naar een 5,3. Toch is er een aantal hardnekkige problemen die om een oplossing vragen. Het is moeilijk om de kapitaalkrachtige bewoners voor het Nieuwe Westen te behouden. Zij hebben vol- gens de stadsmarinier de neiging naar de randgemeenten van Rotterdam te verhui- zen, terwijl ze voor de buurt cruciaal zijn, als initiatiefnemers van buurtgerichte (leef- baarheids)activiteiten en afnemers van duurdere horecagelegenheden en winkels. Tegelijk met het behouden van de autochtone Rotterdammers moeten de allochtone wijkbewoners geactiveerd worden. Nu zijn buurtinitiatieven vooral een autochtone aangelegenheid, terwijl meer dan twee derde van de bewoners in het Nieuwe Wes- ten van allochtone afkomst is.

Daarnaast vraagt de positie van de jeugd aandacht. Volgens de stadsmarinier zijn jongeren het slachtoffer van morele paniek en zijn er vooroordelen over en weer: ou- dere bewoners denken dat alle hangjongeren probleem-Marokkanen zijn en de jon- geren zien achter iedere bewoner een PVV-stemmer. Van belang is dat bewoners en jongeren met elkaar in dialoog komen, aldus de stadsmarinier. Een deel van de jon- geren houdt zich bezig met (georganiseerde) criminaliteit, zoals drugshandel, bero- vingen en geweld. 3 Die vindt niet plaats in de stad zelf, maar het gaat om runners die in het hele land actief zijn. Dit probleem is hardnekkig en kan alleen opgelost worden als de overheid krachtig optreedt. Het gaat om een aantal leiders die negatief gedrag vertonen en andere jongeren beïnvloeden. Het jongerenwerk moet hierin een krach- tiger rol gaan spelen dan tot nu toe het geval is, zo stelt de stadsmarinier.

Op het terrein van criminaliteit en onveiligheid zijn er twee zaken waarop de stads- marinier zich in de toekomst richt: het tegengaan van geweld in het algemeen en huiselijk geweld in het bijzonder en het tegengaan van woningovervallen. Belangrij- ker dan de veiligheidsproblemen zijn volgens de stadsmarinier evenwel de sociale

3 Van de Marokkaans-Nederlandse jongemannen in Rotterdam in de leeftijd van 18 tot 24 is bijna 55 procent met de politie in aanraking gekomen op verdenking van een delict. Voor Antilliaanse en Surinaamse Rotterdammers in dezelfde leeftijdscategorie is dat 40 procent, voor Turks-Nederlandse mannen 36, en voor autochtone Rotterdammers 18,4 (Bovenkerk, 2009). 24 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

problemen in het Nieuwe Westen. Hij zou dan ook een voorstander zijn van een stadsmarinier ‘sociaal’ als opvolger voor de huidige stadsmarinier.

2.4.2 Overlast van hangjongeren De eigenaresse van een kleine buurtsupermarkt, een Marokkaanse vrouw van 42 jaar vertelt: “ het is hier heel onveilig, ik kan ’s avonds niet alleen over straat. Dat komt door de hangjongeren. Ik had ook veel last van ze in mijn winkel. Ik zit hier nu zes jaar en ben drie jaar bezig geweest met overlast door groepen jongeren en agressieve klanten in mijn winkel. De laatste drie jaar gaat het goed, ik heb nu geen problemen. Ik spreek mensen altijd eerst zelf aan, maar bel daarna de politie. Ze we- ten nu wat ze aan me hebben en geven geen moeilijkheden meer. Jongeren kwamen in groepen de winkel binnen, ik kreeg meteen een grote mond omdat ze zien dat ik een vrouw ben. Ik heb heel vaak de politie gebeld, ik ken de wijkagent goed. Dit heeft me erg geholpen, ben daar tevreden over. Ik heb volgehouden en heb nu al drie jaar geen problemen meer. “ Het ging niet om criminaliteit in de zin van overvallen, maar om overlast van deze jongeren. “ Mijn dochter laat ik niet alleen over straat gaan ’s avonds. Dus ja, ze doen misschien wel niks als ik langsloop maar iedereen voelt zich erdoor onveilig. ”

In de zaak is een Marokkaanse jongen van een jaar of vijftien aanwezig. We vragen hem om een reactie op het verhaal van de eigenaresse: “we doen niks! Ja, we spre- ken wel eens iemand aan [jonge meiden], maar we hebben geen kwaad in de zin. ” Hij is nog nooit met de politie in aanraking geweest, en is evenmin door een agent aangesproken als hij met een groepje vrienden op straat staat. Hij weet niets van de activiteiten van het jongerenwerk in de wijk. Hij vindt het een gezellige wijk om in te wonen: “ ik ken hier iedereen, ben hier opgegroeid, het is mijn wijk” . Een jong Marok- kaans meisje dat in de buurtsupermarkt werkt, beaamt de opmerkingen van de hang- jongeren op straat. Omdat ze er wel een aantal kent, vindt ze het niet zo’n probleem. “Ik voel me niet heel erg bedreigd door hen, maar ik loop ook eigenlijk nooit ’s avonds alleen over straat ”. Ze woont nog bij haar ouders en vindt de buurt is “ wel oké ”, maar ze zou ze liever ergens anders wonen.

2.5 Bewonersbeelden over de wijk

We spreken een Turks echtpaar bij een bushalte. Ze wonen met hun drie kinderen aan de noordkant van de Beukelsdijk. Ze vinden de buurt redelijk fijn om te wonen, maar brengen dat naar onze indruk niet erg overtuigend. “ De kinderen kunnen hier naar school, ze hebben hier veel vriendjes. Maar er hangen veel jongeren op straat, daar hebben de jongere kinderen wel eens last van. ” Ze voelen zich niet overal veilig als ze buiten zijn. De kinderen worden altijd opgehaald van school. Zelf hebben ze nooit iets vervelends meegemaakt. Ze wonen prettig in het Nieuwe Westen, maar het huis is aan de kleine kant. De huizen zijn gehorig. Ze hebben geen echt contact met elkaar, maar groeten elkaar wel. Ze kennen meerdere mensen in de straat, dat maakt het een gezellige wijk.

Een Marokkaanse vrouw van ongeveer veertig jaar doet boodschappen in een IVA beleidsonderzoek en advies 25 buurtwinkel. Ze zegt prettig te wonen in het Nieuwe Westen. Ze bevestigt dat er ’s avonds hangjongeren op straat zijn, maar dat weerhoudt haar er niet van ’s avonds nog over straat te gaan: “ ik kom niet zo vaak laat thuis, maar als ’t voorkomt loop ik er wel alleen. Ik ben dan wel erg op mijn hoede. De woningen zijn verouderd hier, maar ik heb geen overlast van de buren. We kennen elkaar goed, zowel de directe buren als andere mensen in de straat. Ik spreek mensen erop aan als er iets is, bij- voorbeeld als ze het vuilnis op een verkeerd moment buiten zetten. Dat gaat eigenlijk heel goed. ”

De eigenaresse van een nagelstudio, een Surinaamse van ongeveer dertig jaar oud vindt het Nieuwe Westen “ een fijne wijk om te wonen. Ik ken hier veel mensen. Er komen veel mensen over de vloer hier, ook gewoon voor een praatje. De mensen zijn aardig voor elkaar. ” Ze voelt zich verbonden met de buurt omdat ze er veel vrienden heeft en er nu zo’n zeven jaar woont. Er is haar nog nooit iets overkomen waarvoor ze de politie belde of aangifte deed. “ Je ziet veel politie, het is de laatste ja- ren rustiger geworden op straat: de sfeer is minder grimmig, de politie zit er meer bovenop, denk ik ”. Haar vriend woont in Amsterdam, maar komt vaak in het Nieuwe Westen. “ Nou, ik woon dus in de ‘slechtere wijk’ in Amsterdam [Amsterdam West], ik vind het hier hartstikke gemoedelijk. Je kunt hier gewoon met je kind op straat zijn, er zijn voorzieningen. Het is prima hier. ” Hij voelt zich niet onveilig hier en heeft niet het idee dat zijn vriendin zich ooit onveilig voelt, of dat ze dat zou moeten voelen. “ Er is veel politie en veel controle, dat bedoel ik positief: de politie heeft het hier in de hand. ”

Een medewerkster van ‘Thuis op Straat’ woont al heel lang in het Nieuwe Westen. Haar vriend woont hier ook en ze zijn van plan een huis te gaan kopen. “ Sinds de Keileweg gesloten is, is het veel beter geworden wat de veiligheid betreft. Ik voel me niet onveilig, ik hoor wel van de kinderen verhalen over overvallen en vechtpartijen en ik zie soms ook sporen van auto-inbraken. Maar het verschilt van straat tot straat en van plein tot plein hoe onveilig of veilig je je voelt. ” Zij is gehecht aan deze buurt: “hier is alles”.

Een man van ongeveer veertig bij de tramhalte, type ‘hardrocker’, moet lachen als wij hem vragen naar de veiligheid in deze buurt. Gevraagd naar zijn eigen ervaringen blijkt dat hem nog nooit iets is overkomen. Hij moest lachen “ omdat hier van alles gebeurt, dat weet je gewoon wel. Er is hier niet voor niets zoveel politie. Maar goed, dat is criminaliteit van een andere orde, niet iets waar je als bewoner last van hebt: drugsdealers bedoel ik ”. Hij voelt zich nooit onveilig en loopt op allerlei tijdstippen over straat. Hij kan zich voorstellen dat het voor een ander anders voelt om hier over straat te lopen ’s nachts, maar hij heeft zijn uiterlijk wat dat betreft mee, maar hij let er ook op dat hij niet agressief over komt: als hij wordt aangesproken, reageert hij vriendelijk.

Het belang van de eigen houding bij een positief veiligheidsgevoel wordt beaamd door een winkelier in de Vierambachtsstraat. Hij heeft de winkel al jaren, naar tevre- denheid. “ Er staan wel eens hangjongeren voor mijn winkel, onder het afdakje. Ik spreek ze zelf aan, heb hiervoor nog nooit de politie gebeld. Ik maak een praatje en 26 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

benader ze niet agressief ”. Hij heeft nooit last gehad van criminaliteit of lastige klan- ten in de winkel en heeft nooit aangifte hoeven doen. De juwelier tegenover zijn win- kel is al wel drie keer overvallen.

2.6 Sociale cohesie en betrokkenheid

In het Nieuwe Westen is sinds een groot aantal jaren een bewonersorganisatie ac- tief. Het is een grote organisatie van ruim dertig actieve bewoners. De organisatie is betrokken bij de pilot De buurt bestuurt: in de maanden december 2009 en januari 2010 mochten buurtbewoners uit de Pupillenbuurt in het Nieuwe Westen aangeven waar politie Rotterdam-Rijnmond en Stadstoezicht ieder 200 uur aan gingen beste- den op het gebied van veiligheid en leefbaarheid. Deze uren waren extra, dus naast de reguliere werkzaamheden. Telkens als er een actie plaatsvond in het kader van het project, kreeg een speciaal opgericht buurtcomité een sms-bericht van de buurt- agent. De buurt heeft hier positief op gereageerd. Vandaar dat het project een ver- volg krijgt. Dit keer voor de bewoners van de Hofstedebuurt en de Adrien Milder- buurt.

Een oudere man in de Pupillenstraat (vermoedelijk een Turkse man die gebrekkig Nederlands spreekt) vindt niet dat het onveiliger wordt in het Nieuwe Westen: “ het is alle jaren hetzelfde gebleven. Vroeger was het gezelliger in de buurt, tegenwoordig trekken de mensen zich terug in hun huizen. Ze zijn argwanend geworden. ” Hij heeft zelf nooit iets vervelends meegemaakt op veiligheidsgebied in de vijfentwintig jaar dat hij hier woont.

Actieve buurtbewoners hebben een vereniging opgericht in de Burgemeester Mein- eszbuurt: ‘De woonkamer van meneer de burgemeester’. De vereniging runt een buurthuis in een pand van een voormalig belhuis, waar allerlei activiteiten door en voor bewoners worden georganiseerd.

2.7 Analyse

De problemen in het Nieuwe Westen kenmerken zich door jeugdoverlast en in het verlengde daarvan ook drugsoverlast. De problemen met de jongeren bestaan al lang. Sommige professionals zien de veelal kleine behuizing van vaak gezinnen als een belangrijke oorzaak. De wijk is zeer dichtbevolkt en de jongeren leven voor een belangrijk deel op straat. Dat daarbij overlast ontstaat, behoeft geen verbazing te wekken, te meer daar er hier en daar sprake is van polarisering. Vooral de Marok- kaanse jeugd voelt zich nogal eens gediscrimineerd en over een kam geschoren. Dit leidt bij tijd en wijlen tot pieken van overlast. Al met al echter lijken de sociale pro- blemen in het Nieuwe Westen groter dan de veiligheidsproblemen. Veel bewoners geven aan zich veilig, althans niet onveilig, te voelen. Degenen die wel zeggen zich onveilig te voelen, wijten dit vooral aan de rondhangende jongeren. IVA beleidsonderzoek en advies 27

2.7.1 Aangrijpingspunten voor perceptiebeïnvloeding Het Nieuwe Westen is een arme wijk. Dat geldt niet alleen in financieel of econo- misch opzicht, maar ook qua opleidingsniveau, taalbeheersing en gezondheid. Dit leidt weer tot kansarmoede bij de jeugdigen. Het imago van het Nieuwe Westen is door dit al allesbehalve rooskleurig. Er bestaat een beeld van verpaupering en ach- terstelling dat door de jaren heen is gegroeid en dat ook nu de beeldvorming domi- neert.

Het gaat, aldus de professionals, uiteindelijk om de thema’s zichtbaarheid, bereik- baarheid en betrokkenheid van de lokale overheden. Dat die zichtbaarheid, bereik- baarheid en betrokkenheid (nog) beter kunnen, lijdt dan ook geen twijfel. Er is in dat opzicht vooral behoefte aan meer regie, bijvoorbeeld vanuit de deelgemeente, om de initiatieven en partijen goed op elkaar af te stemmen. Uiteindelijk wil men het per- soonlijke contact bevorderen door bereikbaar(der) te zijn. In de communicatie dient het te gaan om transparantie en het benadrukken van wat goed gaat en welke suc- cessen er zijn behaald. Vergroting van de betrokkenheid volgt dan, als het goed is, vanzelf.

2.7.2 Regie op een positief imago Om de gevoelens van veiligheid in het Nieuwe Westen te vergroten, dient eerst en vooral te worden aangegrepen op imago: de reputatie van de wijk in de media en op het stadhuis, zoals dat is beschreven in paragraaf 1.3. Het Nieuwe Westen kampt met een slecht imago. Probleembesef, adequaat optreden en duidelijk en positief communiceren zijn de middelen om daar verbetering in aan te brengen. Strakke re- gie vanuit de deelgemeente is wenselijk om dit op een eensluidende en efficiënte manier te kunnen doen.

2.7.3 Collectieve daadkracht versterken Een tweede in het oog springend aangrijpingspunt voor perceptiebeïnvloeding in het Nieuwe Westen is de collectieve daadkracht. Er wordt veel ondernomen in het Nieu- we Westen. Vanuit de deelgemeente is de inzet voor het Nieuwe Westen het grootst. Er zijn veel initiatieven, waarvan ‘De Buurt Bestuurt’ een van de belangrijkste is. In het kader van ‘De Buurt Bestuurt’ mogen bewoners meebeslissen over een gedeelte van het budget van politie en gemeente. Het is een vorm van wederzijdse betrokken- heid en participatie. ‘De Buurt Bestuurt’ wordt door alle geraadpleegde professionals een succes genoemd. De intensieve samenwerking van lokaal bestuur en bewoners draagt bij aan saamhorigheid en collectieve weerbaarheid.

2.7.4 Rekening houden met specifieke omstandigheden In de derde plaats dient het aangrijpingspunt persoonlijke factoren te worden ge- noemd, ofwel de persoonlijke weerbaarheid. De armoede en achterstelling, zoals ge- zegd ook op de gebieden opleiding, taalbeheersing en gezondheid, beïnvloeden de coping vermogens negatief en dat heeft weer negatieve gevolgen voor de persoonlij- ke weerbaarheid. Er is aan armoede en kleine behuizing niet onmiddellijk veel te veranderen, maar er kan bij het woningtoewijzingsbeleid rekening mee worden ge- houden, waar taal-, opleidings- en gezondheidsachterstanden via de reguliere be- schikbare manieren allicht enigszins kunnen worden ingelopen. 28 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

2.7.5 Positieve voedingsbodem in responsiviteit en ‘publieke familiariteit’ De overige in paragraaf 1.3 genoemde aangrijpingspunten, te weten afstand, sociale bedding en omgang met incidenten, zijn minder of niet van toepassing op het Nieuwe Westen, althans in de analyse van de professionals komen deze aangrijpingspunten niet naar voren. Het cluster afstand is niet aan de orde omdat er van veel onveilig- heidsgevoelens, naast de periodieke overlast van de hangjongeren, verhoudingsge- wijs weinig sprake is. De sociale bedding is geen thema van belang omdat het aan social connectedness niet lijkt te ontbreken. Er zijn geen eenlingen of gemarginali- seerde individuen die buiten de gemeenschap vallen. De omgang met incidenten is ook niet direct een aangrijpingspunt voor perceptiebeïnvloeding in het Nieuwe Wes- ten. De responsiviteit (en ook daadkracht) van de instituties mag als toereikend wor- den gezien, terwijl incidenten niet de kern van het probleem vormen.

Bij de analyse komt de daadwerkelijke aanpak van de overlast door jongeren niet aan de orde. Natuurlijk is daadwerkelijke aanpak nodig en wenselijk, maar dat staat los van het beoogde doel hier, namelijk het beïnvloeden van de perceptie van die overlast in gunstige zin: het vergroten van de individuele en collectieve weerbaarheid daartegen. We wezen eerder in dit hoofdstuk al op het belang van het opstarten en instandhouden van een dialoog tussen bewoners en ‘hun’ jongeren. Interessant bij de casus Nieuwe Westen is dat verwacht mag worden dat perceptiebeïnvloeding door middel van de hier aangereikte aangrijpingspunten zal leiden tot ook daadwer- kelijke vermindering van overlast door de hangjongeren. Dat wordt vooral bereikt door een intensieve samenwerking van burger en lokaal bestuur. Het versterken van de ‘publieke familiariteit’: het kunnen plaatsen van ‘onbekende anderen’, doet het ge- voel van controle op de overlastgevende factoren toenemen en zal ook de daadwer- kelijke controle bevorderen, onder andere door een grotere betrokkenheid van de ouders op de jongeren.

. IVA beleidsonderzoek en advies 29

3 Oude Westen

De wijk in het kort

Het Oude Westen scoorde een 4,1 op de meest recente Veiligheidsindex. Daarmee valt de wijk in de categorie ‘probleemwijk’. Speerpunten van het veiligheidsbeleid zijn de aanpak van drugsoverlast, jongerenoverlast en ‘schoon en heel’. Het Oude Wes- ten is, evenals het Nieuwe Westen, een sociaal kwetsbare wijk. Er is veel geïnves- teerd in het verbeteren van de veiligheid in de wijk. Verloederde woonblokken zijn opgeknapt, portieken zijn dichtgemaakt om drugsoverlast tegen te gaan en er zijn veiligheidscamera’s geplaatst. Op de West-Kruiskade is de Alliantie West-Kruiskade actief, die investeert in winkelpanden, om de lokale economie te versterken en ver- loedering en overlast tegen te gaan. De bewoners van het Oude Westen voelen zich niet onveilig. Veel van hen wonen al decennia lang in de wijk en zijn eraan verknocht. Ze waarderen de lage huurprijzen en het goede aanbod van voorzieningen. De in- vesteringen op het terrein van veiligheid worden door de bewoners gezien en ge- waardeerd. Een aantal actieve bewoners zet zich in om de wijk nog veiliger te ma- ken, onder ander door het project Drugs in Kleur. Het van oudsher slechte imago van de wijk zorgt voor angst en onzekerheid en een gering vertrouwen in de duurzaamheid van de verbeteringen die zijn bereikt. Hier- door is er nog steeds sprake van een klaagcultuur en het afschuiven van verant- woordelijkheid. Ook wijzen de professionals op de wijze van vraagstelling in de Vei- ligheidsindex , die zou zorgen voor een vertekend en vooral gedateerd beeld. Het Oude Westen is in hun ogen duidelijk op de goede weg door de grootschalige en integrale aanpak van de veiligheidszorg. Het is tijd voor een charmeoffensief waar- mee de wijk eindelijk het negatieve imago kan afwerpen.

3.1 Wijkbeeld

Het Oude Westen heeft in de afgelopen jaren een facelift ondergaan. Delen van de wijk zijn grondig opgeknapt. Zo zijn woonblokken gerenoveerd en is op de West- Kruiskade een start gemaakt met de aanpak van verloederde panden. De aanblik van de doorgaande wegen in het Oude Westen is positief. De Nieuwe Binnenweg heeft een aantrekkelijk winkelaanbod dat duidelijk gericht is op een koopkrachtig pu- bliek (delicatessenzaken en duurdere kledingwinkels). De West-Kruiskade heeft een multicultureel karakter en richt zich deels op een ander publiek dan de Nieuwe Bin- nenweg. De opgeknapte woonblokken (bijvoorbeeld in de Adrianastraat) ogen fris. Portieken zijn dichtgemaakt, zodat er geen junks of hangjongeren kunnen vertoeven en de straatverlichting is aangepast (bijvoorbeeld in de Schietbaanstraat), zodat er geen ‘enge plekken’ meer zijn en om donkere plekken minder aantrekkelijk te maken 30 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

voor dealers en verslaafden. Ondergrondse vuilcontainers zorgen ervoor dat zwerf- vuil de straten niet ontsiert.

Sommige straten in het Oude Westen zijn nog niet opgeknapt en daar zien de wo- ningen er ronduit armoedig uit (bijvoorbeeld de woningen aan het einde van de Saft- levenstraat). Tijdens het interviewen van bewoners hebben wij sommige portieken en woningen van binnen kunnen zien. Opvallend is de gehorigheid van de portieken en in sommige gevallen de staat van de woningen: zichtbare lekkageplekken, verouder- de portieken met houten trappen en zonder lift, donkere woningen zonder buiten- ruimte. Kort gezegd verschilt het uiterlijk van het Oude Westen van straat tot straat, met een duidelijk positiever uitstraling voor die straten en huizenblokken die (recent) gerenoveerd zijn.

Een gunstige ontwikkeling voor het Oude Westen is de verbouwing van het Centraal Station. De bedoeling is dat wie straks, als het station klaar is, Rotterdam bezoekt, niet automatisch in de richting van het traditionele stadscentrum wordt getrokken (Coolsingel, Koopgoot), maar rechtsaf slaat in de richting van het Oude Westen. Dat moet een aantrekkelijk alternatief worden voor het traditionele centrum. De Nieuwe Binnenweg timmert hard aan de weg van dit nieuwe imago en de West-Kruiskade volgt. De ‘Alliantie West-Kruiskade’ draagt hier aan bij. Deze Alliantie, opgericht in juni 2010, bestaat uit vertegenwoordigers van de gemeente, de deelgemeente, de woningcorporatie Woonstad en ondernemers. De Alliantie heeft een actieprogramma vastgesteld en richt zich op het aantrekkelijk maken van het Oude Westen, conform het hierboven weergegeven streven om inwoners en bezoekers van Rotterdam te verleiden tot een bezoek aan het Oude Westen. Om het Oude Westen die functie te kunnen doen hebben, moet er een minimumbasis veiligheid zijn in de buurt.

3.2 Score op de Veiligheidsindex

Het Oude Westen scoorde lange tijd slecht in de Veiligheidsindex en stond geduren- de een aantal jaren bekend als de slechtste wijk van Rotterdam. Inmiddels scoort de wijk beter en voert ze het ranglijstje van de moeilijke wijken niet meer aan, al is de score nog steeds verhoudingsgewijs laag. De (deel)gemeente en de stadsmarinier hebben sterk ingezet op het verbeteren van de onveiligheidsgevoelens van bewo- ners.

Het Oude Westen is op de Veiligheidsindex gestegen van een score 3,5 in 2009 naar een 4,1 in 2010. Volgens de gemeente is deze stijging een gevolg van een afname van het aantal drugsmeldingen en de ervaren drugsoverlast door de “ stevige en in- tensieve drugsaanpak door politie, Stadstoezicht en GGD ” (persoonsgebonden aan- pak van overlastgevende drugsgebruikers). De cijfers van diefstal en inbraak zijn verbeterd door repressieve acties te combineren met preventieve acties en anti- inbraakcampagnes. Het element schoon en heel is verbeterd door het plaatsen van ondergrondse afvalcontainers, waardoor zwerfvuil geen kans maakt. Als gevolg van de inzet van buurtbemiddeling is het aantal meldingen van burengerucht gedaald. IVA beleidsonderzoek en advies 31

3.3 Gevoelens van (on)veiligheid

In de interviews met bewoners en ondernemers in het Oude Westen is gevraagd naar de veiligheidsbeleving. Opvallend is dat geen van de respondenten zegt zich onveilig te voelen. In een buurtkroeg aan de Nieuwe Binnenweg spraken we met vier vaste klanten en de barman. De mannen (er is gedurende korte tijd ook een vrouw aanwezig, maar die hebben we niet gesproken) voelen zich niet onveilig in stad. “ We wonen er al zo lang [alle mannen zijn geboren Rotterdammers] we kennen de onvei- lige plekken. Rotterdam is een metropool, en dat maakt dat er ‘dingen gebeuren’: vooral voor ’s avonds en ’s nachts, als je dan over straat gaat in het Oude Westen, weet je dat er ‘gekken’ rondlopen, die onder invloed van drank en drugs agressief kunnen zijn. ” Drie van de vijf respondenten zijn wel eens beroofd nadat ze ’s nachts uit de kroeg kwamen, maar ze hebben daarvan geen aangifte gedaan. Ze ervoeren het delict niet als problematisch en er is weinig vertrouwen in de politie: “ de politie is met te weinig mensen, het helpt niet om ze te bellen ”.

Een van de stamgasten merkt dat het de laatste jaren rustiger geworden is op straat voor wat betreft de aanwezigheid van dealers en gebruikers. “ Dat is echt wel opge- pakt door de politie en de gemeente. Je ziet het ook aan de camera’s. Maar goed, het probleem verplaatst zich dan gewoon want per saldo is er in Rotterdam echt niet ineens minder drugs natuurlijk. ” Hij heeft het nodige commentaar op de term stads- marinier (“ ik vind dat maar militaristisch gedoe ”), maar hij zegt wel onder de indruk te zijn van wat deze ambtenaar gedaan krijgt: “ al die verschillende clubjes, organisaties, jongerengedoe en zo, dat zet geen zoden aan de dijk. Zo iemand die kan doorpak- ken, en al die professionals kan bereiken en laat samenwerken, dat is veel waard ”. Hij merkt dat de drugsoverlast is afgenomen en dat het straatbeeld is verbeterd: er is minder vuil op straat, en slechte panden gesloten. “ De buurt zit in de lift ”.

In de Adrianastraat spreken we een Surinaamse man die nu achttien jaar in de wijk woont. Hij voelt zich veilig op straat. “ Vroeger was het drukker, met meer mensen ’s avonds en ’s nachts op straat, dat is in onze straat nu beter. Er gebeurt nog steeds wel eens wat, vernielingen, jongens die op straat hangen en zo. ” Zelf is hem nooit iets overkomen, hij heeft nog nooit de politie gebeld. Hij merkt wel degelijk iets van de inspanningen van de gemeente: “ Het is duidelijk verbeterd in de wijk ”.

In de Saftlevenbuurt spreken we een jonge vrouw van Hindoestaanse afkomst. Ze woont hier prima en heeft goed contact met mensen in de straat: “ Ik ben niet anders gewend: ik ben hier opgegroeid en voel me nooit onveilig. Ik hoor wel van anderen over onveiligheid, vooral de wat oudere mensen voelen zich onveilig. Er zijn came- ra’s opgehangen, dat is een grote verbetering. Er is minder herrie ’s avonds op straat. Voorheen was er veel overlast van dronken mensen op straat en van bezoe- kers van de coffeeshops om de hoek ”. Haar zelf is nog nooit iets vervelends overko- men. Ze heeft gemerkt van de inspanningen van de gemeente: “ de camera’s natuur- lijk, en je ziet ook meer stadswachten op straat ”.

Op de hoek van de Van Speykstraat en de Schietbaanstraat zijn een man en zijn echtgenote begonnen met het uitbaten van een bloemist annex brocante. De winkel 32 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

is nu een paar jaar open, maar het stel woont al langer in de wijk. De man vertelt: “ Er staan vaak jongeren op het plein hier voor de winkel. Zelf loop ik er gewoon langs maar ik kan me voorstellen dat mensen dit niet prettig vinden. Mijn vrouw heeft er trouwens ook geen last van ”. Zij legt uit dat ze haar mannetje wel staat en eerder de jongeren overrompelt dan andersom. “Wij voelen ons veilig, zowel in de winkel als op straat en als bewoner. Het is duidelijk dat de overlast van harddrugsgebruikers en dealers is afgenomen sinds de camera’s er zijn ”. Zelf hebben ze nooit iets vervelends meegemaakt. “We zitten er meer mee dat we al zo lang bezig zijn met een vergun- ning om op de Binnenweg een reclamebord te mogen plaatsen. Door de gemeente worden we van het kastje naar de muur gestuurd ”.

Een autochtone jongeman in de Bajonetstraat praat met ons vanuit het raam van zijn appartement: “ Ik voel me nooit onveilig maar er gebeurt wel van alles op straat. We hebben hier in de straat eens een schietpartij gehad ”. Zelf is hem evenwel nooit iets overkomen en hij heeft het erg naar z’n zin in deze straat en wijk.

3.4 Veiligheidsproblemen en interventies

In het Oude Westen is veel ondernomen om de veiligheid te verbeteren. We behan- delen hier de activiteiten die volgens de stadsmarinier het meeste hebben opgele- verd. In het kader van het stedelijke programma Rotterdam Schoon en Heel zijn on- dergrondse vuilcontainers geplaatst (‘containerisatie’), die de buurt een veel schoner aanzicht geven. De bewoners ervaren de resultaten van het programma als een gro- te verbetering, aldus de stadsmarinier.

Er is cameratoezicht gekomen op de Nieuwe Binnenweg en de West Kruiskade. Voor het meest oostelijke gedeelte van de Nieuwe Binnenweg is een plan gemaakt voor het installeren van camera’s. De camera’s hebben een afschrikkende werking op dealers en gebruikers, die hun heil elders gaan zoeken.

Er is ingegrepen in de fysieke ruimte van de wijk: portieken zijn afgesloten, zodat er niet meer gebruikt en/of gedeald kan worden. Daarnaast zijn verwaarloosde panden aangepakt, onder andere op de West-Kruiskade, die nu een opgeknapt aanzien heeft. Met een bestuurlijke maatregel zijn vijf overlastgevende kroegen op de West- Kruiskade gesloten. In de kroegen ontmoetten dealers en gebruikers van (hard)drugs elkaar. Sinds de kroegen gesloten zijn, zijn er minder dealers in het Oude Westen en ervaren bewoners minder overlast. Bewoners en ondernemers zijn positief over deze actie, aldus de stadsmarinier. Het sluiten van de overlastgevende panden was on- derdeel van een bredere aanpak. Ondernemerschap maakt e daar deel van uit. De bedoeling is dat er ‘goede ondernemers’ in het gebied terecht komen en malafide uitbaters geen voet aan de grond krijgen. De door de gemeente gesloten panden, zoals de betreffende kroegen op de West-Kruiskade, worden aangekocht door de gemeente of een woningcorporatie en potentiële huurders of kopers worden ge- screend.

Criminele jongerengroepen zijn in kaart gebracht met de Shortlist-methodiek en aan- IVA beleidsonderzoek en advies 33

gepakt. Er is nu feitelijk daarvan geen overlast meer. De deelgemeente en het op- bouwwerk in de wijk betrekken jongeren bij de zogeheten ‘Pleindialogen’: georgani- seerde gesprekken tussen jongeren en de buurt. Volgens de stadsmarinier heeft dat nog geen aantoonbaar effect op hun gedrag. Er is geïnvesteerd in de Thaiboks- school in de buurt en die loopt inmiddels heel goed: wekelijks komen er honderden kinderen sporten, waarbij tegelijkertijd een positieve dagbesteding wordt gestimu- leerd en de jongeren werken aan opbouw van eigenwaarde. De Thaiboksschool heeft daarmee een belangrijk aandeel in de pedagogische ondersteuning van jonge- ren in het Oude Westen (zie ook het interview met de boksschoolhouder in paragraaf 3.5 hieronder).

Bewoners zijn betrokken bij het in kaart brengen van de drugsoverlast in de wijk aan de hand van het project ‘Drugs in kleur’. Plekken waar overlast concentreert, worden doorgegeven aan de gemeente, die vervolgens actie onderneemt.

Op gemeentelijk niveau (Directie Veiligheid) is een ‘Stuurgroep Veilig’ actief. Deze stuurgroep vergadert wekelijks en bezoekt meermalen per jaar Rotterdamse wijken die als onveilig te boek staan. De stuurgroep bestaat uit de driehoek en betrokken wethouders. Bij de wijkbezoeken presenteert de stadsmarinier de laatste stand van zaken op veiligheidsgebied en consulteert de stuurgroep bewoners en ondernemers, waarbij ook afspraken worden gemaakt. De uitvoering van deze afspraken wordt bij de eerstvolgende bijeenkomst nagegaan. Het effect van dit initiatief op de veilig- heids gevoelens van bewoners is overigens beperkt, zo blijkt ut onderzoek van Abra- ham, Egmond & Soomeren (2011). 4

3.5 Bewonersbeelden over de wijk

Het Oude Westen is een geliefde wijk om te wonen. Het merendeel van de woningen is in handen van woningcorporaties en de wachttijden voor een woning zijn lang. De huren zijn laag, terwijl de huizen relatief ruim zijn. In de interviews met bewoners en ondernemers wordt duidelijk hoe verknocht de bewoners aan hun buurt zijn. De meeste respondenten wonen al tientallen jaren in de wijk en zijn niet van plan te ver- huizen. We spreken een aantal Antilliaanse vrouwen die voor de deur van een kap- salon staan bij de Bajonetstraat. Zij wonen niet in het Oude Westen, maar komen speciaal voor het winkelaanbod op de West-Kruiskade naar de wijk. Een groepje An- tilliaanse jongens van een jaar of twintig die in de Saftlevenstraat staan te roken vin- den het Oude Westen “ de gezelligste wijk van Rotterdam ”.

De uitbater van de Thaiboksschool vertelt: “ de wijk heeft een slechte naam maar niemand wil hier weg. We hebben een aantal jaren geleden [nota bene: toen het Ou- de Westen in de Veiligheidsindex slechter scoorde dan tegenwoordig] een eigen pei-

4 Deze evaluatie laat op grond van een reeks interviews met bewoners zien dat ‘de uitstraling’ van de ‘Stuur- groep Veilig’ beperkt is. De zogenoemde ‘beleidstheorie’ van het initiatief wordt wel positief beoordeeld. De gekozen onderzoeksmethode van deze evaluatie en de concrete uitvoering ervan zijn echter onvoldoende en maken het niet mogelijk om die uitspraak te valideren.

34 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

ling gehouden op een bewonersavond. De wijk kreeg het rapportcijfer 7! ” Een Turkse studente van een jaar of twintig woont al tien jaar met haar ouders en haar broer in de Kogelvangerstraat. “ Ik ben erg blij om in deze wijk te wonen, ik vind de verschil- lende culturen erg leuk. Ik doe al mijn boodschappen op de West-Kruiskade en ook wel op de Middellandstraat en de Vierambachtsstraat. Ook mijn eigen straat is gezel- lig: je komt bij iedereen over de vloer. ’s Zomers treffen we elkaar op het plein, je zoekt elkaar op, dat is gezellig. Je leert ontzettend veel als je hier opgroeit, dat had ik nooit willen missen. Je leert je aanpassen, je leert van alles over andere culturen. Dat zou voor iedereen goed zijn. ”

Het feit dat de ‘Actiegroep Oude Westen’al zo lang bestaat en actief is, onderstreept de constatering dat het Oude Westen een wijk is waarvoor de bewoners zich willen inzetten. De saamhorigheid in de wijk wordt ook genoemd door de bewoners die wij spreken. In een stamkroeg op de Nieuwe Binnenweg spreken we een aantal autoch- tone Rotterdammers die hier na het werk graag een biertje komen drinken. Sommige van hen wonen in het Oude Westen, anderen niet, maar komen speciaal voor deze kroeg naar de Nieuwe Binnenweg. “ Het Oude Westen is een gezellige wijk, ideaal gelegen dicht bij het centraal station en het centrum. Je merkt dat je hier in een me- tropool bent. De aanpak van de gemeente, zoals het sluiten van bepaalde kroegen, het opknappen van de West-Kruiskade en het cameratoezicht heeft wel een beetje ‘het leven’ uit de buurt gehaald, dat is wel jammer”.

In de Adrianastraat worden we op de thee uitgenodigd door een Marokkaanse man van ongeveer vijftig jaar oud en zijn zoon van rond de zestien. De man woont al lang in het Oude Westen en heeft zeven kinderen. Een daarvan woont nog thuis. “ Ik heb geen problemen met de mensen of met de buurt. Er zijn minder problemen de laatste jaren, het is minder druk. Vroeger zag je veel junks en criminelen op straat, die zie je dan in de auto’s kijken ”. De inspanningen van de gemeente zijn hem niet ontgaan: “de politie is duidelijk op straat aanwezig en de gemeente heeft de portieken dicht- gemaakt. Dat helpt voor de veiligheid ”. Hij is zelf ook een keer het slachtoffer gewor- den van criminaliteit: in zijn auto is eens ingebroken, hij heeft daarvan geen aangifte gedaan. Deze respondent woont in een oude woning en heeft last gehad van lekka- ge.“Woonstad is langs geweest en zij zeggen dat eigenlijk het hele gebouw zou moe- ten worden gerenoveerd. Nou ja, er zijn grotere problemen dan een lekkage. En het is zo als het is: sommige mensen hebben een mooi huis, anderen een minder mooi huis. Ik ben tevreden met wat ik heb. Ik vind het best lastig om de kinderen goed op te voeden: jongens willen nu eenmaal stoer zijn en de jongere kinderen leren de slechte dingen van de ouderen ”. De zoon heeft het naar zijn zin in deze wijk: “ ik ken veel jongens van de straat. We voetballen veel. Overdag volg ik een opleiding, dat is op een school buiten deze wijk ”.

Het Oude Westen kampt nog steeds met het imago van achterstandsbuurt (zie ook De Leeuw en Van Swaaningen, 2011). Dat imago dateert van de jaren tachtig en ne- gentig van de vorige eeuw. Toen was de wijk berucht vanwege de Pauluskerk en Perron Nul, die een aanzuigende werking hadden op drugsverslaafden vanuit het he- le land. De West-Kruiskade stond bekend om zijn hosselende Surinamers en de wijk bood vanwege de bebouwing (portiekflats en smalle straten) legio mogelijkheden IVA beleidsonderzoek en advies 35

voor dealers en gebruikers. Zij trokken op hun beurt overlast aan in de vorm van cri- minaliteit, openbare dronkenschap en prostitutie.

Bewoners kennen dit beeld van de wijk uiteraard ook. We spreken twee jonge vrou- wen die een broodje eten in een Surinaams eettentje op de West-Kruiskade: “ Wij wa- ren hier een keer met een vriendin die uit Groningen komt. Zij hield de hele tijd haar tas stijf tegen zich aan! Wij maakten daar grapjes over en plaagden haar ermee, want het is hier helemaal niet onveilig. ”

Een Surinaamse vrouw in de Coolsestraat woont al haar heel leven in het Oude Westen. Zij heeft een duidelijke verbetering gemerkt in de wijk: “ vroeger hadden we echt last van de junks hier in de buurt. Dat is nu helemaal weg en we hebben eigen- lijk geen problemen meer ”. Haar is zelf in al die jaren nooit iets overkomen en ze voelt zich veilig op alle plekken in de wijk. Een buurvrouw zegt nog steeds wel last te hebben van drugsgebruikers (hangjongeren) in de portieken en ervaart het als on- prettig, vooral voor haar kind: “ dan kom je thuis met dat kleintje en dat ruikt het hele portiek naar de wiet ”.

3.6 Sociale cohesie en betrokkenheid

In de jaren zeventig van de vorige eeuw stond het Oude Westen op de nominatie om gesloopt te worden en plaats te maken voor kantoorpanden. Een aantal bewoners verenigde zich in de ‘Actiegroep Oude Westen’. Die maakte zich hard voor behoud van de wijk en voor het tegengaan van de verloedering die het gevolg was van het opkopen van woningen door speculanten. Het Oude Westen is in die tijd opgeknapt en deels gerenoveerd. De Actiegroep bestaat nog steeds en is volgens de stadsma- rinier hét voorbeeld van cohesie in de buurt, omdat alle culturen erin vertegenwoor- digd zijn. In de groep zijn veel sociale organisaties opgenomen en er wordt aan op- bouwwerk gedaan.

In het Oude Westen wonen mensen soms al decennia lang. Zij zijn gehecht aan de- ze buurt, waar de huren laag zijn en de voorzieningen legio. Om de bewonerspartici- patie te verhogen en de communicatie over veiligheid te verbeteren, is de imago- campagne ‘WOW’: een Werelds Oude Westen, gestart. Er is een aantal evenemen- ten georganiseerd waarbij bezoekers naar het Oude Westen zijn getrokken, met de bedoeling om ‘de parels’ uit de wijk meer zichtbaar te maken. Daarnaast heeft de stadmarinier bezoeken gebracht aan wijkambassadeurs (bewoners) om een goed beeld te krijgen van de veiligheidssituatie.

3.7 Analyse

De wijk Oude Westen heeft misschien wel de grootste verandering ondergaan in de afgelopen jaren in vergelijking met de andere onderzochte wijken. Het Oude Westen ging en gaat echter nog steeds gebukt onder een relatief slechte naam. Een van de 36 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

professionals brengt in herinnering dat het Oude Westen vroeger het ‘Wilde Westen’ werd genoemd.

De laatste jaren is er veel verbeterd in de wijk. En in toenemende mate, constateren veel respondenten. Dat komt onder meer door de activiteiten op het gebied van schoon en heel, zoals de ondergrondse containers en het sluiten van overlastgeven- de panden. Uit de analyse van de straatinterviews komt een gemêleerd beeld van de wijk Oude Westen naar voren. De wijk kenmerkt zich door diversiteit en tegenstellin- gen. De wijk kent goede en duidelijk minder goede straten en woonblokken. Er ge- beurt het nodige aan incidenten, drugs- en jeugdoverlast maar men voelt zich niet onveilig en is over het algemeen tevreden met de wijk als woonomgeving.

Tegelijkertijd constateren de respondenten – bewoners en professionals – dat er nog beter overlegd zou kunnen en moeten worden tussen de verschillende organisaties. Of liever, men constateert een gebrek aan eenduidige uitgangspunten bij de verschil- lende partijen in de wijk. Vechten tegen de bierkaai is zinloos. Men ziet graag dat er keuzes gemaakt worden, dat bepaalde situaties simpelweg als een voldongen feit worden geaccepteerd in plaats van dat die voortdurend onderwerp van discussie blij- ven. Als voorbeelden worden het ‘verzwarten’ van scholen genoemd en het activeren van bepaalde bewonersgroepen. Die zwarte scholen zijn er en blijven er, dus waar- om blijven praten over ‘mengen’? Sommige bewoners krijg je simpelweg niet in be- weging. Het is meer zinvol om met vereende krachten de kwaliteit van die zwarte scholen te verbeteren, te investeren op zaken die nut hebben omdat ze veranderd kunnen worden.

3.7.1 Aangrijpingspunten voor perceptiebeïnvloeding Uit de gemeenschappelijke analyse door de professionals van de problemen van de wijk blijkt dat beeldvorming en participatie de kernthema’s zijn waar het in de wijk om draait. Het van oudsher slechte imago van de wijk zorgt voor angst en onzekerheid en een gering vertrouwen in de duurzaamheid van de verbeteringen die zijn bereikt. Hierdoor is er nog steeds sprake van een klaagcultuur en het afschuiven van verant- woordelijkheid. Juist bij degenen die weinig contact hebben met de buurt.

Om de gevoelens van veiligheid te vergroten dan zijn voor wat betreft het Oude Wes- ten vier van zes aangrijpingspunten voor het beïnvloeden van percepties (zie para- graaf 1.3) aangewezen.

3.7.2 Congruentie tussen probleem en zichtbaarheid interventies Allereerst noemen we het cluster afstand. De interventies in het kader van schoon en heel kunnen ertoe bijdragen dat de afstand tot verschijnselen en incidenten toe- neemt. Dankzij deze zichtbare interventies krijgen bewoners het idee dat de overlast die ze in hun directe omgeving ervaren verdwijnt. Door de verloedering als exponent van overlast, criminaliteit en onveiligheidsgevoelens terug te dringen, vermindert ook het persoonlijk gepercipieerd risico daarop. IVA beleidsonderzoek en advies 37

3.7.3 Rekening houden met persoonlijke verschillen In de tweede plaats noemen we het cluster persoonlijke factoren. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om de versterking van de weerbaarheid van individuen door middel van de controle die men verwacht zelf te kunnen uitoefenen op een gegeven situatie (co- ping). De professionals constateren dat er in de wijk eigenlijk nog maar weinig bewo- ners zijn die ‘niet mee willen doen’. Het gaat nogal eens om mensen met een in soci- aal en vaak ook financieel opzicht ‘uitzichtloze situatie’. Met het oog op perceptiebe- ïnvloeding is dat een gunstige uitgangssituatie, omdat interventies direct op deze mensen gericht kunnen worden en een concreet karakter kunnen hebben. Verdere wijk- en woningverbeteringen kunnen de weerbaarheid van individuen vergroten.

3.7.4 Koers op ‘publieke familiariteit’ In de derde plaats speelt het cluster sociale bedding een rol van betekenis in het Ou- de Westen. De (culturele en etnische) samenstelling van een wijk heeft directe in- vloed op de ‘publieke familiariteit’. Op dit moment is het nog zo dat de sociale sa- menstelling van de wijk onbekendheid met elkaar in de hand werkt en eenlingen wei- nig directe mogelijkheid geeft voor integratie en participatie. Door een uitgekiend wo- ningtoewijzingsbeleid is daar veel aan te verbeteren. Het leeuwendeel van de bewo- ners is in bepaalde mate connected en aanspreekbaar op hun betrokkenheid bij de wijk. De ‘publieke familiariteit’ wordt versterkt door zichtbare interventies te doen die de bewoners laten zien dat ‘achterblijvers’ ook worden betrokken en geholpen.

3.7.5 Regie op imago – met een zichtbare (deel)gemeente Het ‘politiek-publicitair complex’ behoort een duidelijk punt van aandacht te zijn in het Oude Westen. Het slechte imago van de wijk dient verder te worden omgebogen naar een positiever collectief zelfbeeld. Communicatie is daarbij het sleutelwoord, zoals de professionals herhaaldelijk aangeven. Probleembesef, adequaat optreden en duidelijk en positief communiceren na incidenten is van eminent belang. De deel- gemeente heeft daarin een belangrijke coördinerende taak te vervullen. De betrek- king van lokale overheid met de bewoners kan en moet beter.

3.7.6 Positieve voedingsbodem in collectieve daadkracht en responsiviteit De aangrijpingspunten voor het beïnvloeden van percepties uit paragraaf 1.3 die hierboven niet zijn genoemd, zijn collectieve daadkracht en omgang met incidenten. De professionals constateren geen gebrek aan responsiviteit of daadkracht bij de in- stituties. De nadruk wordt gelegd op de communicatie daarover, meer in het bijzon- der op het zichtbaar maken van successen die worden geboekt.

Het beeld van het Oude Westen is feitelijk vrij positief. Men is op de goede weg, het slechte imago is eigenlijk achterhaald, de objectieve veiligheid is verbeterd. Toch geeft de Veiligheidsindex nog altijd ‘slechte cijfers’ aan de wijk. De geïnterviewde professionals verbazen zich daarover en wijten de geconstateerde perception gap vooral aan het meetinstrument zelf. De wijze van vraagstelling zorgt voor een verte- kend en vooral gedateerd beeld. Feitelijk draagt de Veiligheidsindex bij aan de in- standhouding van het slechte imago.

IVA beleidsonderzoek en advies 39

4 Tarwewijk

De wijk in het kort

De Tarwewijk scoort van de vijf onderzochte wijken het slechtst op de Veiligheidsin- dex: een 3,9. Daarmee valt de wijk in de categorie ‘probleemwijk’. Problematisch zijn de aanpak van (drugs)overlast en geweld. Ook autodiefstallen, woninginbraken, agressief weggedrag en ‘schoon en heel’ zijn aandachtspunten. Vrijwel alle geïnter- viewde wijkbewoners is zelf iets overkomen of ze weten van een delict in hun directe omgeving. Behalve criminaliteit is er overlast van MOE-landers, die veelal kortstondig in de wijk komen wonen, en Antillianen. De wijk oogt onverzorgd en wordt door me- nigeen, mede door de hondenpoep op straat, ook vies gevonden. De wijk is in soci- aal opzicht, evenals de onderzochte wijken Hillesluis en Bloemhof, een probleemwijk. De Tarwewijk scoort op de Sociale Index het laagst van alle wijken. Al met al is het beeld dat de Tarwewijk biedt, niet al te rooskleurig. Toch onderstreepten veel res- pondenten, zowel bewoners als ondernemers, dat zij zelf zich niet onveilig voelen in de Tarwewijk. Ook de professionals die in de Tarwewijk werken aan de veiligheids- zorg, benadrukken dat het steeds beter gaat in de wijk en dat er wel degelijk succes- sen op veiligheidsgebied geboekt zijn. De Tarwewijk heeft evenwel te kampen met een notoir slecht imago dat slechts met veel moeite te beïnvloeden lijkt te zijn.

4.1 Wijkbeeld

De Tarwewijk is gelegen in de deelgemeente op Rotterdam-Zuid, tussen de Maashaven en grootwinkelcentrum Zuidplein. De Tarwewijk is een zogeheten oude stadswijk met woningen die voor een deel vóór de Tweede Wereldoorlog gebouwd zijn. Er zijn traditionele portiekwoningen met vier tot vijf woonlagen en er zijn eenge- zinswoningen met voor- en achtertuinen. In een deel van de Tarwewijk heeft renova- tie van woningen plaatsgevonden. De voorheen beruchte maakt deel uit van de Tarwewijk: een tiental straten in het oostelijke gedeelte van de wijk, gelegen tussen de Mijnsherenlaan en de Dordtselaan (grens met de deelgemeente Feijen- oord, wijk Bloemhof).

De woningen in de Tarwewijk zijn overwegend klein en verouderd. De stadsmarinier beschrijft de wijk als volgt: “ de vooroorlogse huizen in de Tarwewijk voldoen niet aan huidige eisen. Woningen in de Mijnkintbuurt hebben een gemiddeld woonoppervlakte van 42 vierkante meter, hebben houten vloeren, en het is er soms dichtbevolkt. Er zijn veel MOE-landers komen wonen, die wonen soms met twaalf man in een wo- ning. Er zijn er die voor overlast zorgen, zoals openbare dronkenschap of burenge- 40 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

rucht. ” Twee derden van de woningen in de Tarwewijk is van een particuliere eige- naar c.q. verhuurder.

Wie een rondje wandelt door de Tarwewijk, in het bijzonder in de omgeving van de Bas Jungeriusstraat en de Mijnkintbuurt, ziet dat er veel woningen leegstaan en te koop worden aangeboden. Er is veel verloop in de wijk. Volgens de stadsmarinier is de verhuismigratie 25 procent op jaarbasis. Dat komt vooral door de vele MOE- landers die kortstondig in de Tarwewijk wonen. De overheersende impressie van de Tarwewijk is die van ‘dorpse’ straten met kleine eengezinswoningen met voor- en achtertuin. Andere delen van de wijk zijn bebouwd met vooroorlogse portiekwonin- gen. Dit laatste gedeelte ziet er duidelijk armoediger en meer verloederd uit dan het dorpse gedeelte, of de delen van de Tarwewijk waar stadsvernieuwing heeft plaats- gevonden.

Er zijn weinig winkels in de wijk, afgezien van een enkele buurtsupermarkt en/of een horecagelegenheid. Een uitzondering is de Hellevoetstraat in het noordwesten van de wijk, waar een (goedkope) supermarkt is, een slager, een tropische supermarkt en een Turks eethuis. De bebouwing en de fysieke inrichting geven de Tarwewijk een enigszins onsamenhangend en anoniem uiterlijk: sommige buurtjes of straten (Gerststraat, Tarwestraat) lijken evenwel sterk op elkaar en verlenen de wijk een ‘dorps’ karakter. Het is rustig op straat op de doordeweekse middag van het veld- werk. Opvallend is het grote aantal politieagenten dat we tegenkomen: te voet of met de surveillancewagen.

4.2 Score op de Veiligheidsindex

In de meest recente Veiligheidsindex scoorde de wijk een 3,9; na een gestage daling in de jaren ervoor van een 5,3 in 2006 via een 4,6 in 2007 en 2008. Problematisch zijn de aanpak van (drugs)overlast en geweld. Ook autodiefstallen, woninginbraken, agressief weggedrag en schoon en heel zijn aandachtspunten.

De wijk is in verband met de hoge criminaliteitsprevalentie aangewezen als veilig- heidsrisicogebied, waardoor preventief fouilleren is toegestaan. Ook wordt er geëx- perimenteerd met huisvestingsvergunningen en controle door de dienst stadstoezicht voordat men er mag komen wonen. Deze maatregelen zijn getroffen op basis van de zogenoemde ‘Rotterdamwet’, officieel de Wet Bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek. 5 Deze wet maakt het mogelijk dat voor bepaalde achterstandsgebie- den in de grote steden (meer dan 100.000 inwoners) andere regels gelden wat be- treft vestigings- en investeringsklimaat dan in andere wijken. Het doel van deze re- gels is onder andere woonproblematiek in zwakke wijken beter aan pakken, door de woonruimteverdeling te reguleren. Dat gebeurt door inkomenseisen te stellen aan een woningzoekende.

5 Staatsblad 2005, nr. 726. IVA beleidsonderzoek en advies 41

Objectief beschouwd is het in de afgelopen jaren veiliger geworden in de Tarwewijk. De aangiftecijfers dalen, althans voor wat betreft de domeinen geweld, vernie- ling/zaaksbeschadiging, verkeersongevallen en drugsoverlast. De aangiftecijfers voor diefstal en woninginbraak nemen toe. Volgens de stadsmarinier is de afname van de aantallen aangiften en meldingen niet te wijten aan aangiftemoeheid of een slechte bereikbaarheid van de politie: er is onlangs een nieuw bureau geopend nabij de Tar- wewijk, op het Zuidplein, waar de bewoners aangifte kunnen doen.

De subjectieve veiligheid is volgens hem slecht te beïnvloeden, “ maar wat zeker helpt is zorgen dat het schoon is op straat. De subjectieve beleving moet haast wel verbeterd zijn. Na de laatste meting heeft de bewonersorganisatie de pers opgezocht om te melden dat het lage cijfer niet klopt, ze herkenden zich hier niet in, omdat er juist zoveel is verbeterd in de wijk. Het is moeilijk te zeggen waardoor de beleving van de bewoners achterblijft bij feitelijke verbeteringen die we doorvoeren. Het is veelal de naam die een wijk heeft: er staan nog steeds Antilianen op straat. Het hoeft helemaal niet zo te zijn dat zij drugs verhandelen of staan te blowen, maar andere bewoners associëren hen daar nog steeds wel mee. Het kan ook zijn dat MOE- landers weer nieuwe overlast veroorzaken, die minder in aangiftecijfers voorkomt maar wel voor een soort ‘moeheid’ zorgt bij bewoners: ‘Nu hebben we dit weer’. ”

4.3 Gevoelens van (on)veiligheid

De meeste bewoners die wij spreken tijdens het veldwerk in de Tarwewijk, voelen zich niet onveilig in hun eigen buurt of straat. Een jong (blank) stel met drie kleine kinderen is drie maanden geleden vanuit Zundert (Noord-Brabant) naar de Tarwewijk verhuisd. We ontmoeten ze in de Bas Jungeriusstraat als ze net een gesprekje met de buurtagent afronden. Ze vertellen: “ In Zundert waren veel woningovervallen. De politie kwam pas na drie kwartier en had helemaal niet in de gaten wat er allemaal gebeurde aan criminaliteit. Hier [in de Tarwewijk] voelen we ons niet onveilig. Je moet je gewoon niet met de verkeerde mensen in laten. Wij gaan met iedereen om in de buurt en we gaan ook ’s avonds laat nog over straat ”. Op de vraag of hen ooit zelf iets vervelends is overkomen in de buurt (criminaliteit, overlast) antwoorden ze dat ze laatst een inbreker hebben betrapt in de woning onder de hunne: “ wij gebruikten daar de douche, omdat onze badkamer verbouwd werd. Toen we eens wilden douchen, betrapten we een man die de geiser wilde meenemen. We hebben hem gezegd die maar snel weer op te hangen. De politie hebben we niet gebeld: de inbreker had eerder in de benedenwoning gewerkt, maar hij was nooit betaald. We wilden hem niet nog meer problemen geven. ” Het stel is evenwel niet van plan zich definitief in de Tarwewijk te vestigen: “ we zijn natuurmensen en willen liever buiten de stad wo- nen. ”

Een autochtone vrouw van 72 jaar oud woont in de serviceflat in de Tarwewijk: “ er is hier wel van alles aan de hand, het is natuurlijk de Tarwewijk. Naast de serviceflat zit een coffeeshop. Bezoekers daarvan hangen in onze portiek, plassen er en meer: je glijdt uit over de condooms. Maar ik laat gewoon mijn hond uit om tien uur ’s avonds. Wat moet ik dan? Binnenzitten? Als er nooit iets gebeurt, dan voel je niet dat je leeft. 42 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

Laatst liep ik naar huis en stonden er een aantal opgeschoten donkere jongens voor de ingang, toen twijfelde ik wel wat ik moest doen. Ik kwam toen een medebewoner tegen die net uit haar auto kwam. Ik zei ‘dan gaan we samen’. Zij was ook bang. Maar uiteindelijk ging dit goed. Er is een keer een poging tot inbraak geweest in mijn woning. Toen heb ik wel aangifte gedaan natuurlijk. Maar het is niet opgelost. ”

De eigenaar van een Turks eethuis heeft nog nooit iets vervelends meegemaakt. Hij geeft de veiligheid het rapportcijfer 6. “ Onveiligheid heb je overal, ook in -Zuid word je overvallen. De Antillianen die hier wonen, zorgen voor overlast in dit eetcafé. Ze willen bijvoorbeeld niet (genoeg) betalen, of ze betalen met vals geld. Je moet gewoon hard tegen ze optreden, dan houden ze wel op. Soms zijn er vechtpartijen, bijvoorbeeld met dronken Polen. Die gaan eerst thuis hun zelfgestookte alcohol drin- ken en komen dan ruzie zoeken in de kroeg. Ook dan ben ik heel duidelijk en zet ik ze buiten. Ik durf dat te doen omdat er altijd vrienden en familie van mij in het restau- rant aanwezig zijn. Ik sluit de zaak nooit alleen af, daar is altijd een klant bij. ”

De Islamitische slager in de Hellevoetstraat, een Pakistaanse man van in de dertig, voelt zich evenmin onveilig. “ Ik kom uit Alkmaar en woon nu twee jaar hier in de Tar- wewijk. Ik ben getrouwd met een Rotterdamse. Ik heb de slagerij nu drie maanden en tot nu toe heb ik geen problemen gehad. ” Volgens de slager is het beter gewor- den met de veiligheid in de afgelopen tijd. Wel zou hij graag nog meer camera’s wil- len. “ Ik ken veel mensen, daardoor voel ik me veilig hier. De wijkagent komt hier re- gelmatig langs voor een praatje ”. Hij geeft de veiligheid het rapportcijfer 6 en ver- wacht dat het nog beter zal gaan als het winkel- annex huizenblok waarin hij geves- tigd is, wordt opgeknapt.

In de Bonaventurastraat zijn twee buurtsupermarkten gevestigd. De Turkse eigenaar van de ene winkel voelt zich heel veilig: hij geeft de veiligheid in de Tarwewijk het rapportcijfer 11. Hij heeft de zaak nu twee jaar, voordien was er een bakker geves- tigd. Die is eens overvallen, zo weet hij. “ Anderhalf jaar geleden was het hier een jungle: vechten, schieten, messen. Nu hangen er veel camera’s, ook hier op de hoek en recht tegenover mijn winkel zit de buurtpost. Dat geeft mij een veilig gevoel. ”

In de andere buurtsuper in de Bonaventurastraat werkt een Joegoslavische jongen van begin twintig: “ de winkel zit er nu ongeveer vijf jaar. Er is hier wel veel overlast, vooral van dronken mensen. Ze komen in de winkel of ze hangen in het portiek. Dat geeft wel eens wat gedoe, maar er zijn geen overvallen of zo. Voor die overlast bel ik de politie niet, dat heeft toch geen zin: als de politie komt, dan zijn die lui toch al weg. ” De jongen voelt zich persoonlijk veilig en geeft de veiligheid in de straat het rapportcijfer 7. Hij woont ook in deze wijk, in een andere straat. Daar is het rustig en daarom geeft hij het rapportcijfer 10. “ Er zijn geen plekken in de stad waar ik niet durf te komen. In mijn straat is bij mijn bovenbuurman twee keer ingebroken. Zelf heb ik niets vervelends meegemaakt. ”

Drie bewoonsters in de Bonaventurastraat (twee vrouwen van rond de veertig en een meisje van twaalf) voelen zich niet zo veilig in de wijk. De ene vrouw (Surinaams, woont nu acht jaar in de Tarwewijk) vertelt: “ mijn dochter van veertien werd vorige IVA beleidsonderzoek en advies 43 week bijna een auto ingelokt door een man op de Bas Jungeriusstraat. Dat geeft mij een heel onveilig gevoel. Er is hier veel geluidsoverlast, geschreeuw, ook ’s nachts. Vroeger woonde er een Antilliaans gezin aan de overkant van de straat, dat zorgde voor veel overlast, vooral geluidsoverlast. ” De andere vrouw: “ bij mij is een keer ge- probeerd in te breken. De deur is geforceerd, maar ze zijn niet binnen gekomen. ” De vrouwen kennen veel verhalen over woninginbraken in de buurt en één van de vrou- wen vertelt over een overval op de bakker, twee à drie jaar geleden, waar zij getuige van was. ’s Avonds komen zij niet buiten. Ze merken dat het een stuk beter gaat in de wijk dan een tijd geleden, onder andere door de buurtpost op de hoek van de straat en door de beveiligingscamera’s. Toch geven ze de veiligheid in de wijk een onvoldoende als rapportcijfer.

Een bewoonster op de Katendrechtse Lagedijk, een vrouw van rond de dertig die hier nu twee jaar woont, voelt zich totaal niet veilig in de buurt en wil het liefst zo snel mogelijk verhuizen: “ de straat is een paar keer afgezet vanwege politie-invallen. Een paar maanden geleden hadden twee buurjongens ruzie en kwam een van de vaders met een mes aanzetten. Dat voelt heel onveilig. ” Ze benoemt ook de verkeersonvei- ligheid: “ er reed een keer een scooter heel hard voorbij en raakte bijna mijn kind. Mijn man werd boos en sprak de bestuurder aan. Een paar dagen later hadden we een steen door de ruit. We hebben de politie gebeld, maar het is moeilijk te bewijzen dat het die jongen van de scooter was. Voortaan zeggen we maar niets meer ”. ’s Avonds gaat ze niet over straat. Als het toch moet, gaat ze met de auto, niet te voet.

Een Turkse man van midden veertig heeft jaren in de Tarwewijk gewoond. Hij woont nu in en heeft een klusbedrijf. “ Ik kom op veel plekken hier, er is veel ach- terstallig onderhoud. De huizen zijn gehorig en soms is het echt een zootje. In som- mige straten moet je echt alert zijn, je kunt je bus geen minuut laten staan als je iets aan het uitladen bent, vanwege alle gereedschappen. Er zijn een keer twee koffers met een boor en een schuurmachine gestolen. ” Hij heeft daarvan aangifte gedaan. “Wat ook voorkomt, gewoon overdag, is dat mensen een portiek binnenkomen door willekeurig op een aantal bellen te duwen. Omdat de bewoners geen Nederlands spreken en dus niet veel aan de intercom hebben, doen ze maar open. ”

Het lijkt erop dat ondernemers vaker aan den lijve criminaliteit ervaren dan bewo- ners. We spreken de Aziatische eigenaar (30-40 jaar oud) van de minimarket op de hoek van de Bas Jungeriusstraat en de Mijnsherenlaan. Hij runt een kleine exotische supermarkt met Chinese tekens op de buitenkant en met vrijwel uitsluitend Antilli- aanse klanten. De eigenaar praat Papiamento met de klanten. “ Ik ben twee keer overvallen, in 2008 en 2010. Ik voel mij daardoor onveilig. Ik heb gevraagd om be- veiligingscamera’s voor de deur, maar die zijn er niet gekomen. Ik zou mij met de camera’s veiliger voelen. De winkel is ook in de avond geopend (tot half tien), maar ’s avonds doe ik de deur op slot en moeten klanten aanbellen. Ik doe dan alleen maar open voor vaste klanten, niet voor onbekenden.” Hij geeft voor de veiligheid in de Tarwewijk het cijfer ‘onvoldoende’, maar merkt wel dat het met de veiligheid is verbeterd in de afgelopen jaren. 44 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

Een Turkse vrouw van begin dertig werkt in Bloemhof, maar woont in de Tarwewijk. Ze voelt zich hier “iets veiliger” dan in Bloemhof: “Zelf heb ik nooit iets meegemaakt van criminaliteit als inbraak of zo, maar tegenover mijn huis zat een drugspand. Ik heb toen anoniem de politie gebeld en die hebben de volgende dag het pand leeg- gehaald. In een huis een straat achter de mijne is ongeveer een jaar geleden een man omgebracht door de maffia. Zijn huis, met de man erin is in brand gestoken. ” De drugsoverlast is minder is dan vroeger, maar er zijn nog wel dealers in de wijk. Ze waarschuwt haar tienerzoon zich niet met die mensen in te laten. Ze geeft het rap- portcijfer 5,5 voor de veiligheid in de Tarwewijk.

4.4 Veiligheidsproblemen en interventies

De stadsmarinier werkt aan de hand van een actieprogramma, waarmee vooral op de korte termijn gewerkt wordt aan het verbeteren van de veiligheid. Het actiepro- gramma bestaat uit drie actiepunten: het aanpakken van drugsoverlast, van woon- overlast en van verloedering en vervuiling (‘schoon en heel’). Volgens de stadsmari- nier zou wat de lange termijn betreft de woningmarkt aangepakt moeten worden: “ je moet grip krijgen op bewoners en eigenaars. Dit is wel een kwestie van lange adem, en van geld. Investeringen in de fysieke omgeving blijven uit. Er lag een plan om de Mijnkintbuurt op te knappen: dat is door de crisis afgeblazen ”.

4.4.1 Tegengaan (woon)overlast De huizen in het vooroorlogse gedeelte van de Tarwewijk voldoen niet aan de he- dendaagse eisen. Er is achterstallig onderhoud en de huizen zijn gehorig, wat leidt tot geluidsoverlast. Tweederde van de woningen is in handen van ‘kleine’ particuliere eigenaren, die twee tot drie woningen bezitten. Zij hebben vaak geen geld (over) voor onderhoud, waardoor verloedering optreedt. In de Mijnkintbuurt wordt gewerkt met een zogeheten ‘pand- voor - pand aanpak’: een nieuwe, preventieve aanpak waarin het Interventieteam wordt ingezet: een team van politie, sociale zaken, deel- gemeente, dS+V. In 2010 zijn 278 woningen aangepakt in de Tarwewijk en 168 spe- cifiek in de Mijnkintbuurt. Nieuwe bewoners die zich aanmelden voor woningen die het eigendom zijn van de woningcorporaties worden – in tien straten – door de politie gescreend op justitiële antecedenten. Een negatieve uitslag kan resulteren in een negatief advies van de politie aan de woningcorporatie.

In de Tarwewijk geldt zowel een alcohol- als een blowverbod. Her en der in de wijk hangen op potentiële hangplekken verbodsborden (bijvoorbeeld op de onderdoor- gang Wevershoekstraat/ Rijsoordpad in de Millinxbuurt).Volgens de stadsmarinier werkt het verbod preventief: “ je merkt dat jongeren oppassen, maar belangrijker is nog dat de politie door zo’n bord gemakkelijker kan handhaven; je weet dat je fout bent, het is voor politie makkelijker om jongeren aan te spreken. ”

Op het Verschoorplein in het westen van de Tarwewijk werd overlast van hangjonge- ren gemeld. Politie, jongerenwerk en de jongeren zelf staken de hoofden bij elkaar en kwamen met een plan om de jongeren zelf op een positieve manier in te zetten in de wijk: ‘Pimp my block ’. De stadsmarinier: “ voor een kleine vergoeding ruimen ze de IVA beleidsonderzoek en advies 45

straat op en met Oud en Nieuw [dit interview werd eind december afgenomen] gaan ze andere jongeren aanspreken op overlastgevend gedrag. Dit idee komt echt van jongeren zelf, een groep van zo’n twaalf à vijftien jongeren. ”

4.4.2 Tegengaan drugsoverlast De drugsoverlast was in de Tarwewijk veel groter dan in andere wijken, aldus de stadsmarinier. Bij zijn aantreden heeft hij een onderzoek laten uitvoeren om erachter te komen waarom het drugsprobleem vooral in de Tarwewijk zo hardnekkig was. Dat leidde tot een vernieuwde aanpak van gebruikers, dealers en drugsoverlast. Een groep drugsdealers van veertien Antillianen is integraal aangepakt: niet alleen is er strafrechtelijke opgetreden tegen geconstateerde strafbare feiten, maar ook sociaal, op woonomgeving en arbeidssituatie. De veertien dealers zijn door middel van een persoonsgerichte aanpak ‘van de straat’ gehaald. Deze vernieuwde aanpak is zo succesvol, dat hij ook wordt toegepast in andere wijken dan de Tarwewijk en op overlastgevers in brede zin. In 2009 zijn twee drugspanden, waar werd gedeald en gebruikt, gesloten. In 2010 waren dat er 24. 6 De panden worden zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk aangepakt. De stadsmarinier: “ zodra een pand gesloten is, kan het niet worden verhuurd. We houden het pand drie tot zes maanden gesloten. Die financiële prikkel moet woningeigenaren dwingen om maatregelen te nemen. Daarna blijven we het pand in de gaten houden. ”

Afgezien van deze vernieuwende activiteiten werkt de stadsmarinier met conventio- nele middelen aan het verbeteren van de veiligheid: de Alijda-aanpak voor het te- gengaan van malafide praktijken van woningeigenaren, een voorlichtingscampagne voor bewoners om Meld Misdaad Anoniem te blijven gebruiken, bewakingscamera’s op drugsgebruikers- en dealersplekken in de Mijnkintbuurt en de inzet van mobiele camera’s om de activiteiten van drugsdealers te monitoren, verbeterde verlichting en meer toezicht in de ’s-Gravendeelstraat waar overlast van blowende jongeren werd gemeld, een beheersconvenant voor de gebruikersruimte in de wijk (maximaal dertig gebruikers die een relatie moeten hebben met de deelgemeente Charlois) en de bor- ging van de in 2009 gestarte aanpak van portieken en kelderboxen.

4.4.3 Aanpak schoon en heel Toen de stadsmarinier aantrad (maart 2009), was de Tarwewijk ontzettend vuil in zijn beleving. 7 Hij heeft een plan van aanpak opgesteld: “ dat bestaat uit verschillende elementen. We maken extra schoon op zondagmiddag, omdat er dan veel afval wordt buitengezet. We handhaven op heterdaad: als bewoners zich niet houden aan de afspraken voor schoon en heel, krijgen ze een boete. Bij heterdaad is die hoger dan buiten heterdaad. We stimuleren buurtbewoners elkaar aan te spreken op vuil makend gedrag. Met de Roteb is afgesproken meer capaciteit in te zetten, zodat de containers vaker geleegd worden, en dat de vuilste het eerste geleegd worden. Ook

6 Er wordt gewerkt met de zogeheten ‘Stalendeuren beleid’: een pand wordt gesloten en vergrendeld met een stalen deur, waarop een poster is geplakt met de tekst ‘Gesloten in verband met drugsoverlast- het pand is nu in beheer bij de gemeente Rotterdam’. Zie voor een voorbeeld het filmpje dat de stadsmarinier op Youtube publiceerde: Werken aan een Veilige Tarwewijk (deel I en II). 7 Nota bene: tijdens het veldonderzoek in de Tarwewijk viel de onderzoekers de grote hoeveelheid honden- poep op. 46 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

werkt de Roteb samen met Stadstoezicht, zodat de vervuiler onmiddellijk een boete krijgt (lik op stuk beleid). ”8

4.5 Bewonersbeelden over de wijk

Een oudere, autochtone man die in een van de nieuwbouwhuizen op de Katen- drechtse Lagedijk woont, heeft in de acht jaren dat hij in dit huis woont, zelf nog nooit iets vervelends meegemaakt. “ Er is wel een keer ingebroken bij de buurvrouw, op klaarlichte dag. Ik voel mij daar niet onveilig door, maar ik doe ’s avonds wel de deur op de knip. Ik stoor me aan de buren die niet meedoen met straatactiviteiten en die de plantenbakken niet netjes houden. Ik ben samen met één buurvrouw de enige Hollander van dit blok. Laatst zijn er nog plantjes gestolen uit mijn plantenbak en de buren gooien het vuilnis niet netjes in de container. Ik ga gerust alleen over straat, ik sta mijn mannetje wel. Het verkeer is hier wel onveilig: ze rijden als gekken hier. Ik betaal veel geld voor de parkeervergunning, maar ik kan mijn auto nooit kwijt. ” Deze mijnheer geeft de veiligheid in de wijk het rapportcijfer 6: geen onvoldoende, maar er kan nog wel veel verbeteren.

Twee oudere autochtone mannen uit de Boelstraat wonen al tientallen jaren in de wijk en vertellen een vergelijkbaar verhaal. Ze zijn zeer actief in de wijk in verschil- lende bewonerscommissies. Ze voelen zich niet onveilig en komen overal, ook ’s avonds laat. Ze storen zich wel aan overlast, zoals dronken mensen op straat en ver- loedering in de buurt: “ de buitenlanders maken er een rotzooi van: overal hangen ze tv-schotels neer, ze gooien hun matrassen en meubilair zomaar op straat en ze laten de winkelwagentjes slingeren ”. Ze stappen wel op bewoners af om hen aan te spre- ken op asociaal gedrag. Volgens hen werken de bewakingscamera’s niet en “ rijdt de politie maar wat rond ”, zonder echt iets te doen.

In een klein belhuis zitten zo’n tien jongeren te computeren. Een eigenaar of beheer- der lijkt er niet te zijn en er heerst een gemoedelijke chaos. We spreken een groepje van vijf allochtone jongens van ongeveer 15 jaar oud. Ze wonen in de buurt en ko- men vaak in het belhuis om elkaar te ontmoeten. Buiten op straat kan dat niet meer, want er is een samenscholingsverbod. Ze vertellen: “ Als we ergens hangen waar het verbod niet geldt [bijvoorbeeld in de speeltuin in de Mijnkintbuurt], bellen de bewo- ners meteen de politie. Ze komen niet eerst even met ons praten. Als ze het aardig vragen, gaan we heus wel weg. ” Ze voelen zich niet onveilig: “ we komen hier van- daan en we kennen iedereen. Als je ergens onbekend bent, voel je je sneller onvei- lig. ” Volgens de jongens gaat het beter met de veiligheid in de Tarwewijk: “ de Antilli- anen die hier wonen, geven wel veel onveiligheid omdat ze vechten met wapens en zo. Maar het is hier ook heel gezellig. ” Zelf hebben ze nog nooit iets vervelends meegemaakt, behalve dan dat de politie hen vaak aanhoudt. Ze geven de buurt het rapportcijfer 7,5 voor de veiligheid.

8 Deze aanpak van schoon en heel noemt de stadsmarinier de Quick Reaction Force. Zie: Stadskrant 43, 2009 en www.robedrijf.nl .

IVA beleidsonderzoek en advies 47

Een man van 56 jaar oud die al twintig jaar in de Tarwewijk woont, maakte twee bi- zarre voorvallen mee: “ ik heb in de jaren wel rare dingen meegemaakt, ja: een dron- ken man werd in z’n been geschoten door een agent. De man zwaaide met een ka- potte fles en na waarschuwing volgde het schot. Ja, dat gebeurt dan voor je deur. Maar dat is jaren geleden. Toen ik hier kwam wonen werd een huizenblok opge- knapt. Het was dus een onoverzichtelijke bouwput hier. Er lag een opgerold tapijt op straat; kinderen speelden er al de hele dag en liepen eroverheen en zo. ‘s Avonds bleek dat er een lijk in zat: een Turkse afrekening. ” Hem is persoonlijk niets naars overkomen, behalve een gestolen fiets waarvan hij geen aangifte heeft gedaan. Hij woont prettig in de Tarwewijk en zou niet willen ruilen met een ander gedeelte van de stad. Hij laat zijn dochtertje met een gerust hart buiten spelen.

We spreken een Hindoestaanse vrouw van in de 40, met haar twee zonen (twinti- gers) en een schoondochter. Ze hebben de laatste tijd niet veel last meer van crimi- naliteit. De zoon is wel eens van zijn I-pod beroofd op weg van het metrostation naar huis, ’s avonds: “ dat ging heel snel, het waren twee jongens die me bedreigden. Ik had net die I-pod in mijn hand. Die heb ik afgegeven. Ik heb geen aangifte gedaan. ” De respondenten vertellen: “ niet alle straten zijn mooi, maar wij wonen hier prettig. ” Er is wel overlast van drugsgebruikers en dronken mensen op straat die schreeuwen en ruzie maken. Niet bij hen direct voor de deur, maar op de doorgaande straten, zo- als de Dordtselaan. “ Van het drugsgebruik heb je geen last per se, maar het geeft je een onveilig gevoel. ” Ze wonen in een koopwoning in de Spijkenissestraat. “ ’s Zo- mers wordt er wel eens een feest georganiseerd op het plein. Dat is erg gezellig. We kennen veel mensen in de straat, dat maakt het een prettige buurt. ” Een van de zoons is met zijn vriendin in deze wijk blijven wonen, zij huren een appartement. “ We hebben allebei vrienden en familie hier, ik vind het leuk wonen. ”

Een Turkse vrouw van een jaar of 35 haalt haar kinderen van school: “ ik woon hier prettig. We hebben een groot huis, er is een fijne school voor de kinderen en de kin- deren spelen op het plein. Ze hebben veel vriendjes in de buurt ”. Zelf heeft ze nog nooit iets naars meegemaakt en overdag voelt ze zich niet onveilig. ’s Avonds gaat ze niet over straat.

De reputatie van de Tarwewijk werpt zijn schaduw vooruit. Een dertigjarige vrouw is vijf jaar geleden vanuit Duitsland naar Rotterdam verhuisd: “ ik ging hier naar de kunstacademie. Het was lastig om iets betaalbaars te vinden, vandaar dat ik op Zuid terecht kwam. Ik vind het hier prettig wonen. Het is geen mooie buurt, maar ik woon hier prettig. De reputatie van de wijk is een stuk slechter dan de feitelijke situatie. Er is mij nooit iets vervelends overkomen, en ik ga regelmatig laat over straat. ” Haar vriend (53 jaar oud) vult aan: “ ik kom hier regelmatig, maar ik woon hier niet. Het klopt dat de Tarwewijk een slechte reputatie heeft, waardoor mensen denken dat het er onveilig is. Toch gebeurt er wel het nodige hier. Laatst liep ik hier door de wijk, in de Bonaventurastraat, toen ik drie mannen zag aanbellen bij een portiek. Het was overduidelijk dat dit politie in burger was, ik zag één van hen snel een pistool onder zijn jas verbergen. Waar ze voor komen, dat weet je dan niet, maar dat er veel crimi- naliteit is dat weet je wel. ” Hij voelt zich veilig, kent veel mensen in Rotterdam en is ook niet bang iemand aan te spreken. Ruzie heeft hij daardoor nog nooit gekregen. 48 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

De kassamedewerkster van een tropische supermarkt (Pakistaanse vrouw van begin twintig), kan geen rapportcijfer geven voor de veiligheid: ze heeft nog nooit ergens anders gewoond of gewerkt dan in de Tarwewijk, dat wil ze ook niet, en ze kan dus niet vergelijken. “ Ik voel me niet onveilig. Er zijn hier wel eens winkeldiefjes, maar dat hoort erbij. Ook heb ik eens een beroving voor de deur meegemaakt. Ik kon niet goed zien, want het was donker. Daar voelde ik me niet onveilig bij, het is veilig hier- binnen in de winkel. Wat hier wel veel gebeurt, is vandalisme: auto’s worden bekrast of in de fik gestoken. ” ’s Avonds sluit ze de winkel tegelijk met de supermarkt tegen- over. Ze is dan nooit alleen. “ Wat meespeelt bij de veiligheidsbeleving van de Tar- wewijk, is de beeldvorming: mensen dénken dat het hier het Wilde Westen is. ”

De Marokkaanse eigenaar van een eethuis moet niet zoveel hebben van de bewa- kingscamera’s in de wijk: “ik heb ze niet nodig, ik heb geen last van onveiligheid. ” Hij voelt zich heel veilig in zijn zaak waarvan hij sinds een jaar eigenaar is. Hij heeft nog nooit iets vervelends meegemaakt, behalve een nachtelijke inbraak waarbij alle drank is gestolen. Hij woont zelf al meer dan vijftien jaar in de wijk: “ vroeger was het veel minder veilig. Zelf heb ik nog nooit iets vervelends meegemaakt, maar bij mijn vader, die ook hier in de wijk woont, is een keer ingebroken. Ook hoorde je wel eens van vechtpartijen, maar tegenwoordig gaat het goed: ik laat mijn auto gewoon open- staan, met de radio erin, dat kon tien jaar geleden niet. ” Als rapportcijfer geeft hij “ongeveer een 8. Ik vind het hier even veilig als in Capelle aan den IJssel, daar woonde ik voorheen. Wat wel belangrijk is, is dat er meer leuke dingen in de wijk komen, zoals terrasjes en het organiseren van een barbecue. Dat zorgt voor een- heid. ”

4.6 Sociale cohesie en betrokkenheid

De cohesie in de wijk is laag, aldus de stadsmarinier, en door de hoge verhuiscijfers is het lastig om van ‘de bewoners’ te spreken: “ In vier jaar tijd heb je bijna een hele nieuwe bevolking. We doen wel veel aan communicatie en zijn duidelijk zichtbaar op straat. Van de meer vaste bewoners weet ik dat het vertrouwen in de gemeente wel gestegen is. ”

Dat beeld wordt bevestigd door een man die al jaren in de Tarwewijk woont. Hij heeft het “ prima naar zijn zin ” en voelt zich niet onveilig. We spreken met hem over het verbeteren van de wijk. Zijn analyse is: “ Wat we nodig hebben, is juist minder over- heid. Al die instanties die zich bezig houden met jongeren, met participatie, met ‘de wijk’ – je maakt mensen er lui door. Het zijn ieder jaar dezelfde mensen die meedoen aan het opzoomeren, het andere overgrote deel bereik je niet. Hetzelfde geldt voor het organiseren van een feest hier op het plein. De koopkrachtigere buurtbewoners [Hindoestanen in de koopwoningen] organiseren dit zelf; voor de minder koopkrach- tige bewoners [Turken in de huurwoningen in de straat ernaast] zijn er subsidies. Die mensen houden voortaan hun hand op natuurlijk. De buurt is wel erg gemixt, veel mensen spreken geen Nederlands, veel verhuizingen; hierdoor is de cohesie laag. ” IVA beleidsonderzoek en advies 49

Een Surinaamse vrouw van in de zeventig beaamt dat het de laatste tijd rustiger is geworden in de wijk. “ Maar een gezellige wijk zal het niet worden. Er zijn stenen bloembakken geplaatst maar die zijn meteen gestolen.” Ze noemt nog een voorval van een man met een cilinderboor voor de deur stond. Hij kwam voor het installeren van een nieuw slot vanwege een poging tot inbraak. Geen van de bewoners contro- leerde wie hij was of wat hij kwam doen en hij kon zo doorlopen. “Dat komt toch doordat je elkaar allemaal niet kent, iedereen denkt: het zal wel. ”

4.7 Analyse

Te oordelen naar de meldingen en aangiften biedt de veiligheidssituatie in de Tar- wewijk op zijn best een ambivalent beeld. Het aantal aangiften van bijvoorbeeld ge- weld, vernieling/zaaksbeschadiging en drugsoverlast daalt, terwijl het aantal aangif- ten van diefstal en woninginbraak groeit. Vrijwel alle geïnterviewde wijkbewoners is zelf iets overkomen of ze weten van een delict in hun directe omgeving. Straatroof, inbraak, diefstal, autokraak en drugsoverlast worden het meest genoemd. Behalve criminaliteit is er ook overlast van in het bijzonder MOE-landers, die veelal kortston- dig in de wijk komen wonen, en Antillianen. De wijk oogt onverzorgd en wordt door menigeen, mede door de hondenpoep op straat, ook vies gevonden. Maar tegelijker- tijd onderstreepten ook veel respondenten dat zij zelf zich niet onveilig voelen in de Tarwewijk. Criminaliteit, overlast en verloedering liggen dicht bij de directe bele- vingswereld van de bewoners. Daarnaast lijkt sprake te zijn van een zekere mate van berusting en acceptatie van de situatie in de wijk, die nu eenmaal is zoals die is.

4.7.1 Aangrijpingspunten voor perceptiebeïnvloeding Het gaat beter met de wijk dan enkele jaren geleden, maar erg overtuigend of duur- zaam lijkt die verbetering – althans in de beleving van de bewoners – niet te zijn. Het grote verloop in de wijk, het gebrek aan cohesie dat daarvan het gevolg is en de veelvuldige leegstand dragen daar in elk geval niet aan bij. We constateren op dit punt een verschil met de andere onderzochte wijken. De manier waarop sommige bewoners daar “ondanks de incidenten en de overlast die er nu eenmaal bijhoren in een grote stad ” toch van hun wijk kunnen houden, kom je in de Tarwewijk verhou- dingsgewijs maar weinig tegen. Weliswaar komt de wijk ‘van ver’ en dat verklaart mogelijk ook wel het enthousiasme van de geïnterviewde professionals als het gaat om de vraag hoe het gaat met de wijk. “ De veiligheid is in vergelijking met voorgaan- de jaren verhoogd! ” schrijft een professional op één van de schrijfvellen die bij de moderatiesessies zijn gebruikt. “ Het gaat steeds beter in de Tarwewijk ”, schrijft ie- mand anders. Er bestaat in elk geval een duidelijk verschil in hoe bewoners en hoe professionals de ontwikkeling naar een veiliger en leefbaarder Tarwewijk ervaren en beoordelen.

4.7.2 Regie op imago Het grootste probleem voor de Tarwewijk is het slechte imago, menen de meeste ge- interviewde professionals. Het slechte imago blijft gevoelens van onveiligheid beves- tigen. De wijk heeft een stigma van criminaliteit, verloedering en goedkoopte, waar- door het niet loont om je in te spannen er iets (beters) van te maken. De negativiteit 50 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

beklijft, ook al doordat er te weinig ‘positieve communicatie’ vanuit media en lokale overheid is. In dit licht wijzen de professionals er op dat de Veiligheidsindex in de Tarwewijk mogelijk een vertekend geeft, omdat het instrument de ‘klaagcultuur’ die binnen de wijk heerst wel eens zou kunnen versterken. Bovendien is het volgens hen maar de vraag in hoeverre de Veiligheidsindex niet juist oude beelden die zijn blijven hangen meet in plaats van het actuele beeld.

De oplossing zoeken professionals in het realiseren van meer positiviteit in de wijk: benadruk de successen die zijn behaald, laat zien wat er goed gaat. In termen van de aangrijpingspunten voor perceptiebeïnvloeding, zoals we die in paragraaf 1.3 for- muleerden, gaat het daarbij dus om een scherper bewustzijn van de werking van het ‘politiek-publicitair complex’. In dat opzicht wijkt de Tarwewijk niet af van andere wij- ken met een slechte reputatie, al zou het in de Tarwewijk, zo suggereren de profes- sionals, naast heldere en positieve communicatie na incidenten en behaalde succes- sen ook moeten gaan om positieve communicatie in brede zin, als een vorm van re- clame en het overbrengen van ‘een goed gevoel’ bij de wijk.

4.7.3 Congruentie tussen probleem en zichtbaarheid interventies In de tweede plaats speelt, zoals gezegd, de nabijheid van de criminaliteit, overlast en verloedering een belangrijke rol in de wijk. Problemen en verschijnselen die men- sen associëren met onveiligheid, zoals straatvuil, verloederde panden, en die zij in hun directe omgeving waarnemen, zijn sterk bepalend voor hoe zij de veiligheid in de hele wijk beoordelen. Het is dus van belang om dergelijke problemen of verschijnse- len op een zichtbare manier aan te pakken. Met ‘Schoon en heel’ is op dit punt al veel succes geboekt.

4.7.4 Aandacht voor het versterken van collectieve daadkracht en ‘publieke familia- riteit’ De sociale bedding en collectieve daadkracht zijn gering in de Tarwewijk. Dit hangt deels samen met persoonlijke factoren, zoals het lage opleidingsniveau, het lage gemiddelde inkomen en de geringe weerbaarheid van een verhoudingsgewijs groot aantal bewoners. Daarnaast speelt ook de hoge migratiegraad in de wijk een nega- tieve rol in de mate waarin wijkbewoners ‘onbekende anderen’ kunnen plaatsen, in hun behoefte om zich te binden aan of te committeren aan verbetering van de wijk. Hier ligt een belangrijke opgave voor de middellange termijn, die een forse investe- ring vergt in het woon- en leefklimaat, in imagoverbetering en in de zichtbaarheid van het handelen van de deelgemeente, handhavers, woon-, zorg- en welzijnspartijen in de wijk.

IVA beleidsonderzoek en advies 51

5 Bloemhof

De wijk in het kort

Bloemhof scoort een 4,8 op de meest recente Veiligheidsindex. De wijk is daarmee te kwalificeren als ‘probleemwijk’. Speerpunten in het veiligheidsbeleid van de wijk zijn de aanpak van (drugs)overlast, de aanpak van geweld en ‘schoon en heel’. Ook in sociaal opzicht wordt Bloemhof gekwalificeerd als probleemwijk. De veiligheidsbe- leving van de bewoners verschilt van straat tot straat en van buurt tot buurt, waarbij opvalt dat de bewoners van Bloemhof Midden en Bloemhof Zuid positiever zijn over de veiligheid dan de bewoners van Bloemhof Noord. De score op de Veiligheidsindex zou dan ook vooral een gevolg zijn van het slechte imago van Bloemhof Noord (in het bijzonder de Oleanderbuurt en de Dordtselaan). Bewoners en ondernemers be- noemen geruchtmakende incidenten zoals schietpartijen die in de wijk zijn voorgeval- len, maar hebben lang niet altijd zelf iets naars meegemaakt. Een aandachtspunt is het gebrek aan onderlinge betrokkenheid in Bloemhof. Er zijn veel allochtone bewo- ners die zich terugtrekken in hun eigen gemeenschap. Bloemhof is evenals de Tar- wewijk in trek bij MOE-landers die onder soms erbarmelijke omstandigheden in ver- pauperde panden wonen. Bewoners klagen over overlast van deze groepen, evenals van Antillianen.

5.1 Wijkbeeld

Bloemhof is een vooroorlogse wijk die evenals Hillesluis deel uitmaakt van de deel- gemeente Feijenoord. De wijk kan worden ingedeeld in drie segmenten: Bloemhof Noord, gelegen tussen de Dordtselaan, Putselaan, Hillevliet en Putsebocht; Bloem- hof Midden, gelegen tussen de Putselaan en de Lange Hilleweg; en Bloemhof Zuid ofwel de Strevelswijk, ten zuiden van de Lange Hilleweg.

Bloemhof is een wijk met 72% allochtonen (het stedelijke gemiddelde is 40%). Die wonen vooral in Bloemhof Noord, waar portiekwoningen staan van drie of vier ver- diepingen hoog. Bloemhof Midden heeft een gemengd karakter, zowel wat bebou- wing betreft (deels kleine arbeiderswoningen, deels lage portiekwoningen) als wat bewoners betreft: autochtone en allochtone bewoners wonen in dit deel van Bloem- hof. In Bloemhof Midden is in een aantal straten stadsvernieuwing toegepast: de Dahliastraat bijvoorbeeld is bloksgewijs opgeknapt en ook de Lange Hilleweg is aan- gepakt: hij oogt groen en ruimtelijk. In Bloemhof Zuid wonen vooral autochtone be- woners. Bloemhof is een arme wijk: het gemiddeld besteedbaar jaarinkomen is on- geveer zesduizend euro lager dan het stedelijke gemiddelde. 52 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

Evenals in de Tarwewijk het geval is, bestaat een gedeelte van de woningvoorraad in Bloemhof uit goedkope woningen die kansarme bewoners aantrekken. Een deel van de woningen die in particulier bezit zijn, wordt verhuurd aan migranten uit Oost- Europa. Zo kan het voorkomen dat de in Dahliastraat in Bloemhof-midden fris opge- knapte eengezinswoningen met keurig onderhouden tuintjes worden afgewisseld met aftandse portiekwoningen zonder voordeurbel en met vrijwel uitsluitend auto’s met Bulgaarse en Poolse kentekens voor de deur. De stadsmarinier typeert de woning- voorraad als eenzijdig: vrijwel alle woningen vallen in de lage sociale categorie. Bijna tweevijfde van de woningen is een huurwoning. Een deel van de woningen die voor- heen in handen waren van de woningbouwcorporaties, zoals de monumentale Kief- hoekbuurt in de Strevelswijk en de kleine arbeiderswoningen in de Hyacinthstraat worden nu te koop aangeboden in de hoop een gemêleerder samenstelling van be- woners te verkrijgen.

In de Hyacinthstraat treffen we een bewoner die werd aangetrokken door de gunstige koopprijs. We spreken een jongen van een jaar of 25, die net de honden heeft uitge- laten. Het is een Hollandse jongen die deze woning heeft gekocht. Hij woont hier vanwege de lage koopprijs van de huizen. 9 Hij is opgegroeid in en ty- peert Bloemhof als “ een sociaal zwakke wijk. Er zijn veel mensen met een sociale uitkering en de tuintjes worden verwaarloosd. Nu is de Hyacinthstraat ook wel de slechtste straat van de hele buurt. Hiernaast in de Hortensiastraat is het al een stuk beter. ” Deze respondent heeft het huis met opzet hier gekocht, ook al weet hij dat Bloemhof een probleembuurt is, vanwege de lage prijs. “Binnenkort wordt dit hele blok opgeknapt en dan verkoop ik het weer, hopelijk met wat winst. Ik zou mijn kinde- ren hier niet willen laten opgroeien, en ze ook niet hier in de wijk naar school sturen. Ik vind het geen geschikte omgeving voor ze ”.

5.2 Score op de Veiligheidsindex

Bloemhof is in de afgelopen jaren steeds slechter gaan scoren op de Veiligheidsin- dex : van een 5,5 in 2006, via een 5,1 in 2007 en een 5,3 in 2009, naar een 4,8 in 2009. De bewonerstevredenheid is in 2009 afgenomen ten opzichte van 2008: 52% tegen 60%. Daarmee steekt de wijk negatief af bij de deelgemeente (63%) en het stedelijke gemiddelde (73%). Dat geldt ook voor het aantal inwoners dat zich vaak onveilig voelt: één op de tien bewoners voelt zich in het algemeen én in de eigen buurt vaak onveilig. Dat is twee keer zoveel als het stedelijke gemiddelde.

Speerpunten in het veiligheidsbeleid van de wijk Bloemhof zijn de aanpak van (drugs)overlast, geweld en schoon en heel. Van drugsoverlast horen we niet veel te- rug in de interviews die we met bewoners houden. Mogelijk speelt het jaargetijde een rol: het veldwerk vond plaats in de maanden januari en februari. Dan is het minder aantrekkelijk voor gebruikers en dealers om op straat te vertoeven en zullen er ver-

9 Een snelle zoektocht op Funda leert dat een woning in de Korenbloemstraat (twee blokken oostelijk van de Hyacinthstraat) €125.000,- kost. Een woning in de Lobeliastraat (zijstraat van de Hyacinthstraat), die bestaat uit twee voormalige huurwoningen, kost €140.000,-. IVA beleidsonderzoek en advies 53

moedelijk ook minder hangjongeren blowen in de buitenlucht. Een vrouw van mid- delbare leeftijd uit Bloemhof-Midden: “ hier om de hoek zie je wel eens dealers rond- hangen ’s avonds. En hier in de straat, bij het pleintje, was een poort die in trek was bij hangjongeren om te blowen. Die poort is nu dicht gemaakt en de overlast is een stuk minder geworden. ”

5.3 Gevoelens van (on)veiligheid

Een Turkse vrouw van begin dertig werkt in een winkel op de Putselaan. Zij geeft de veiligheid in dit gedeelte van Bloemhof een diepe onvoldoende: het rapportcijfer drie of vier. “ Maar ik voel me niet onveilig. Ik ben eraan gewend geraakt dat het hier on- veilig is. Ik heb zelf nog nooit iets vervelends meegemaakt in de winkel, maar je hoort wel veel verhalen over vechtpartijen en schietpartijen en berovingen om niets. Te- genwoordig schieten ze je al neer om een paar centen. Ook al hangen er camera’s en is er veel politie, het kan toch zomaar gebeuren. Ik vind dat een angstig idee ”. Een andere ondernemer op de Putselaan, die eveneens in Bloemhof woont, deelt haar analyse:” ik voel me niet onveilig, niet als ondernemer en evenmin als bewoner. Dat is altijd zo geweest, maar er waren in het verleden ook ergere tijden. ” De man heeft “ van alles ” meegemaakt, onder andere de veel genoemde schietpartij op het Oleanderplein. “ Dat geeft geen veilig idee. Ik heb persoonlijk een poging tot diefstal meegemaakt, hier in de winkel. Een paar mannen wilden mijn laptop uit het kantoor- tje meenemen, maar dat mislukte, omdat ik ze betrapte. Ik heb daar geen aangifte van gedaan, dat heeft toch geen nut. Er zijn wel camera’s en er is veel politie, maar dat helpt niets, want ze [de daders] doen het toch wel. ” De man is ontevreden over de inzet van de gemeente: hij moet veel belasting betalen voor zijn afval, maar de gemeente zou zich moeten richten op het opleiden van de jongeren, want daar gaat het mis.

Een Hindoestaanse moeder die we spreken op het Bloemhofplein bouwt haar beoor- deling van de veiligheid in de wijk genuanceerd op: “ ik voel mezelf veilig in de wijk. Ik durf overal te komen en ook op alle tijdstippen. Met criminaliteit heb ik geen ervaring, of trouwens, nu ik erover nadenk: de scooter van mijn broer is bij mij voor de deur gestolen. En ik hoor ook wel verhalen van buurtbewoners over diefstal en inbraak. Maar ik voel me daar niet onveilig door ”. Ze geeft voor zichzelf de veiligheid in Bloemhof het rapportcijfer 7. “ Maar mijn kinderen laat ik hier op het plein niet alleen spelen. Een tijdje geleden heb ik een brief in de bus gehad dat er een pedofiel in de wijk woont. En het verkeer rijdt heel hard in de wijk, dat is echt gevaarlijk. Er was een initiatief van oversteekmoeders, maar daar was te weinig animo voor vanuit de be- woners ”. Voor haar kinderen vindt ze de wijk onveilig en geeft ze het rapportcijfer 3 à 4.

De stadsmarinier heeft als ambitie gesteld dat Bloemhof in 2011 een 6,0 scoort op de Veiligheidsindex . Hij is van mening dat de belangrijkste oorzaak voor de negatieve veiligheidsbeleving van de bewoners is dat zij niet zien wat de overheid daadwerke- lijk in de wijk doet. De deelgemeente, politie en andere instanties zijn te weinig dienstbaar. Ze staan op grote afstand van de bewoners en maken onvoldoende dui- 54 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

delijk wat er gebeurt naar aanleiding van een klacht, aangifte of melding. Bewoners raken hierdoor ontmoedigd en geven het vertrouwen in de instanties op, waardoor hun tevredenheid met de wijk en de aanpak van veiligheid afneemt. Ook denkt de stadsmarinier dat bewoners ‘veiligheid’ associëren met overlast, welzijn en woonte- vredenheid, niet of minder met criminaliteit. Zo kan het voorkomen dat er minder cri- minaliteit en (on)veiligheid is, terwijl de wijk toch laag scoort op de Veiligheidsindex , omdat burgers hun ontevredenheid over overlast, welzijn en woontevredenheid via dat medium uiten.

We spreken met verscheidene bewoners, op verschillende locaties in de wijk. In de Lavendelstraat wil, na aanvankelijk terughoudend te hebben gereageerd (op ons aanbellen wordt ver boven ons hoofd een raam opengedaan), een autochtone Rot- terdammer van ongeveer veertig jaar oud met ons praten. Hij woont al twintig jaar in dit huis. “ Er is twee keer bij mij ingebroken in die tijd. Na de tweede keer zijn de voordeuren aangepast, er zijn betere sloten op gekomen en de deuren zijn van een zwaardere kwaliteit ”. Deze man is de enige Hollander in het portiek. Hij heeft een goed contact met de buren: “ we groeten elkaar. Er is niets aan de hand in de buurt, ik woon er prettig, het is er veilig en rustig ”. Als we hem vragen of hij zijn gedrag aanpast aan (vermeende) onveiligheid, vertelt hij dat hij de (school)pleinen in de buurt mijdt en ervoor zorgt dat hij na vijven niet meer over straat hoeft. Desondanks denkt hij er niet aan te verhuizen. Als we na het gesprek het trappenhuis inlopen, ho- ren we hoe hij de sloten op zijn voordeur dichtdraait.

Het mijden van bepaalde locaties in de wijk op bepaalde tijdstippen als manier om de eigen veiligheid te vergroten kent een variant: het vermijden van contacten met be- paalde personen. Een vrouw van middelbare leeftijd in Bloemhof-Noord vertelt dat ze zich niet onveilig voelt, “ omdat ze zich niet met anderen bemoeit ”. In Bloemhof- Midden zegt een jongen van begin twintig dat hij zich niet onveilig voelt in de wijk, maar hij voegt eraan toe: “ ik ben ook veel thuis, kom niet veel op straat, dus ik maak niet zoveel mee van wat er gebeurt op de straten en de pleinen ”. In de andere wijken zijn we vergelijkbare coping-strategieën tegengekomen: je niet in laten met bepaalde personen zorgt ervoor dat je niet in de problemen komt.

Een interessant voorbeeld van hoe in dezelfde straat bewoners de veiligheid anders beleven, komt uit Bloemhof Midden. We spreken daar een vrouw van middelbare leeftijd en haar dochter van een jaar of veertig. Ze wonen naast elkaar in de Horten- siastraat. Beide vrouwen reppen van woninginbraken in de buurt, die overdag plaats- vinden. De dochter zegt: “ Ik laat ’s avonds mijn honden niet meer uit, dan gaan ze in de tuin. ” Moeder daarentegen laat met een gerust hart ’s avonds haar hondjes nog uit. Volgens de dochter is er in de wijk geen sprake van drugsoverlast, maar volgens moeder hangen de dealers ’s avonds op straat.

Wat het tegengaan van geweld betreft, stuiten we bij het interviewen van bewoners op een schrijnend voorval in de Stokroosstraat. Een Colombiaanse vrouw van onge- veer halverwege de dertig opent de deur nadat wij in eerste instantie dachten dat er niemand thuis was. Zij woont sinds acht jaar in Nederland, spreekt zeer gebrekkig Nederlands en verder alleen Spaans. Ze laat ons binnen in huis (donker, rommelig) IVA beleidsonderzoek en advies 55

en verontschuldigt zich voor de rommel. “ Mijn echtgenoot komt uit Suriname. Hij zit in de gevangenis. We hebben problemen met de bovenbuurman, hij maakt lawaai en tapt stroom af, waardoor onze elektrische apparaten het niet goed doen ”. Ze staat op, loopt de kamer uit en komt terug met een proces-verbaal van aangifte. Hieruit blijkt dat deze mevrouw het slachtoffer is van ernstig huiselijk geweld (poging dood- slag) en dat haar echtgenoot om die reden vastzit. Ze lijkt de kwestie te vergoelijken door op de problemen met de buurman te wijzen: die maken haar echtgenoot boos, en hij reageert zijn woede af op haar.

5.4 Veiligheidsproblemen en interventies

In Bloemhof is door de stadsmarinier, de directie Veiligheid en de deelgemeente in de eerste plaats ingezet op het speerpunt schoon en heel. Er is extra capaciteit vrij- gemaakt door de gemeentelijk reinigingsdienst Roteb en er wordt gericht schoonge- maakt rondom de ondergrondse vuilcontainers. Er wordt bovendien door stadstoe- zicht strikt gehandhaafd op overtreding van de regels voor het aanbieden van huis- vuil (vergelijk de aanpak die in de Tarwewijk gebruikt wordt: lik-op-stuk beleid voor bewoners die het vuil lukraak weggooien).

Naast schoon en heel is er aandacht voor de aanpak van overlastgevende bewo- ners: huurders die aanhoudend overlast veroorzaken worden bedreigd met woning- uitzetting en overlastgevende panden worden gesloten met behulp van de Wet Victo- ria (‘burgemeestersluiting’). Bloemhof kampt, evenals de Tarwewijk, met overbewo- ning door Oost-Europeanen, in het bijzonder Bulgaren en Roemenen. Zij vinden huisvesting in de woningen die in particulier bezit zijn en worden onderverhuurd door ‘huisjesmelkers’: eigenaren die niet in het pand zelf wonen en zich nauwelijks be- kommeren om de huurders. De sociale en fysieke infrastructuur van Bloemhof is niet berekend op de grote hoeveelheid migranten: er ontstaat geluidsoverlast in de kleine en gehorige woningen en de smalle straten kunnen de auto’s niet bergen. Ook is er sprake van openbare dronkenschap en allerhande illegale praktijken.

Tegenstellingen tussen bewoners en vooroordelen zijn schering en inslag, blijkens de interviews met bewoners. We spreken in Bloemhof Noord een Colombiaanse vrouw van middelbare leeftijd. Ze stapt juist haar portiek binnen met een jong kind in een buggy (haar kleinkind, zoals later blijkt). De vrouw is afkomstig van Aruba en woont nu elf jaar in Bloemhof. “ De buurt is te eenzijdig van bevolkingssamenstelling: er wonen bijna alleen maar Turken. Er zijn daardoor spanningen in de buurt. ” Maar er zijn ook voordelen: “ er wordt hier in de straat bijna niet ingebroken omdat de die- ven bang zijn voor die gewelddadige Turken ”. Deze oma laat haar (klein)kinderen niet buiten spelen, omdat ze de invloed van Turkse kinderen onprettig vindt: “ de ou- ders voeden de kinderen niet goed op, ze mogen tot laat buiten blijven ”. In dezelfde straat spreken we een Turkse man van middelbare leeftijd en zijn dochter van in der- tig. De man spreekt plat Rotterdams met een Turks accent. Hij woont al dertig jaar in deze straat. “ De buurt is erg verslechterd. Dat komt door al die buitenlanders! In het begin waren er nog Hollanders in de straat, toen was het gezellig. Nu groeten de bu- 56 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

ren elkaar niet eens meer. ” Hij vindt Bloemhof niet per se slechter dan andere wijken in Zuid: het is overal verslechterd, vroeger (vijftig jaar geleden) was het veel beter.

Volgens de stadsmarinier missen de Oost-Europeanen de aansluiting met de rest van de wijk: ze trekken zich terug in de eigen groep, raken niet ingeburgerd en bin- den zich niet aan de wijk. De roulatie in deze groep is groot. De voorzitter van de Bewonersorganisatie Bloemhof (BOB) maakt zich grote zorgen over de Oost- Europeanen. Volgens hem leven ze in erbarmelijke omstandigheden in verpauperde panden en in grote armoede. Er zou sprake zijn van (kinder)prostitutie en van groot- schalig drankmisbruik. De gemeente zou zich niet goed raad weten met deze groe- pen en hen aan hun lot overlaten. Door bewoners wordt geklaagd over een toename van woninginbraken als gevolg van de komst van de zogeheten MOE-landers. 10 De stadsmarinier erkent het probleem: “ er is een toename van het aantal woninginbra- ken. Vroeger waren het de junks die dit deden, nu zijn het mogelijk de MOE-landers, die zouden ‘jatten op bestelling’. ” Hij is voornemens een preventieve actie te starten om inbraken tegen te gaan.

Ten slotte is een speerpunt, althans voor de stadsmarinier, het aanpakken van de jongerenproblematiek. Hij maakt zich zorgen om een gedeelte van de jongeren die in de wijk wonen: veel van hen zijn zwakbegaafd en zitten op het speciaal onderwijs. Dat maakt hun kwetsbaarheid groot. De stadsmarinier zoekt naar speciale leerwerkt- rajecten voor deze jongeren, die in de buurt worden aangeboden. “ Er zijn heel veel instellingen actief in de stad voor deze doelgroep, maar ik ben er niet tevreden over. Deze instellingen wachten tot de jongeren naar hen toekomen, maar dat moet juist andersom: de instellingen moeten meer outreachend zijn, want de ouders kunnen deze kinderen niet helpen. De leiders van jongerengroepen hebben vaak een per- soonlijkheidsstoornis en zij trekken een hele groep naar beneden. ” Het gaat de stadsmarinier daarbij niet alleen om de ‘zachte’ aanpak: “ de stad is de baas, overlast en criminaliteit worden niet getolereerd. Je moet het gezag terugkrijgen ”.

5.5 Bewonersbeelden over de wijk

Twee bewoners van de Stokroosstraat wijzen op de feestelijke straatverlichting die is opgehangen als gevolg van een buurtinitiatief om de straat gezelliger te maken. Daar hebben ze lang om moeten zeuren, aldus een van de bewoners, want van de ge- meente hoef je niet veel te verwachten. Daarentegen zijn twee bewoners (een Turk- se vrouw van ongeveer vijftig en een Turkse man van in de veertig) die we op het Oleanderplein interviewen positiever. Zij zien de verbeteringen die dankzij de ge- meente en de stadsmarinier hebben plaatsgevonden: “het is veiliger geworden, de buurtbewoners hebben meer vertrouwen in elkaar gekregen en er is meer toezicht. Dat is een goede ontwikkeling. Er zijn meer camera’s gekomen, de buurt is schoner, bewoners waren ontevreden over het vuilnis dat rondslingerde. Het is goed dat er

10 Vergelijk de bevindingen van onderzoeksbureau Research voor Beleid in drie gemeenten met MOE- landerproblematiek (Van Teeffelen en Zweers, 2010).

IVA beleidsonderzoek en advies 57

verkeersdrempels zijn gekomen, want er werd heel hard gereden. En er is meer poli- tie. Dat allemaal maakt dat het veiliger is. ”

Een Turkse vrouw van een jaar of dertig woont sinds twee à drie jaar in de Egelan- tierstraat. “ Ik heb nog nooit iets vervelends meegemaakt en ook nooit gehoord van buurtbewoners die slachtoffer zijn geworden van criminaliteit. Ik geef de wijk het rap- portcijfer 8 of 9: ik heb helemaal niet het idee dat het hier onveilig is. ” Een Marok- kaanse jongen in Bloemhof-Midden woont al zijn hele leven in deze wijk. Hij voelt zich veilig: hij heeft nog nooit “ iets van criminaliteit ” meegemaakt: “ Geen inbraak of iets dergelijks. Wel was er een keer een vechtpartij recht voor mijn deur. Het ging om twee volwassen mannen die ruzie hadden over vijftig euro. De politie kwam snel. Er is minder criminaliteit dan voorheen, dat merk je gewoon. Hoe dat precies komt, weet ik niet. Ik geef de veiligheid het rapportcijfer 7.”

Sommige bewoners melden kleine criminaliteit of overlast waarvan zij last hebben, maar dat maakt niet dat zij zich onveilig voelen. Een Turkse man voor een van de nieuwbouwwoningen in de Dahliastraat: “ ik woon hier nu drie jaar. De veiligheid is goed, maar ik heb wel ervaring met criminaliteit. Er zijn twee keer fietsen van ons ge- stolen en één keer een accu die hier voor de deur stond, ik sleutel namelijk aan au- to’s. Dat waren denk ik de Oost-Europeanen, er waren er al een paar aan de deur komen vragen of ze die accu konden krijgen van me. Ook had ik vorig voorjaar plant- jes gepoot in de gemeentetuin hier voor de deur, maar die plantjes zijn allemaal ver- dwenen: gestolen door buurtbewoners. ” Hij vertelt dat er een keer een peloton mo- biele eenheid in de straat is geweest, om een van de slechtere panden binnen te val- len. “ Er wonen daar veel Oost-Europeanen in één huis: als je daar aanbelt, komen er in één keer twintig mensen naar beneden. ”11 De man benoemt de sociale controle in dit (opgeknapte) gedeelte van de wijk: “ ik laat mijn kinderen gerust voor de deur spe- len, dat kan gemakkelijk. De buren houden ook toezicht, dat doen we voor elkaar. Je kent elkaar en elkaars kinderen, je houdt een oogje in het zeil. ” In de zomer heeft hij wel eens last van hangjongeren die op het muurtje van de voortuin zitten. Dat vindt hij niet zo erg, maar het is vervelend dat ze rommel achterlaten in de tuin. Hij spreekt ze daar op aan.

De Oleanderbuurt in Bloemhof Noord en de Dordtselaan die Bloemhof scheidt van de naburige Tarwewijk hebben een notoir slechte naam. 12 De schietpartij in de Ole- anderstraat wordt door veel bewoners en ondernemers in Bloemhof-Noord genoemd als een incident dat het veiligheidsgevoel negatief beïnvloedt. Een ondernemer in de Sint Andriesstraat meldt dat er vroeger ook vechtpartijen waren tussen de verschil- lende bevolkingsgroepen: “ Turken, Surinamers en Antillianen vochten tegen elkaar. Sinds de Antillianen weg zijn, is het rustig hier ”. Een medewerker van een winkel in dezelfde straat meldt eveneens opluchting nu de Antillianen zijn vertrokken: “ het is

11 Wij zijn bij het betreffende blokje woningen gaan kijken. De huizen zijn ernstig verloederd en vrijwel geen enkele voordeur heeft een bel. Waar een bel zit, bellen we aan, maar er wordt niet open gedaan. 12 In augustus 2010 werden in de Oleanderstraat twee Turkse mannen neergeschoten nadat zij een Antilliaanse buurtgenoot hadden aangesproken op wildplassen. Het incident werd breed uitgemeten in de media (zie bijvoorbeeld de uitzending van RTL Nieuws op 20 augustus 2010). In oktober 2010 volgde na een ruzie tussen een klant en een winkelier op de Dordtselaan een schietpartij waarbij de winkelier gewond raakte. 58 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

rustiger nu, er is geen overlast meer. De andere jongeren die hier hangen, veroorza- ken geen overlast. ”13

Daarnaast kwam Rotterdam-Zuid recent negatief in het nieuws naar aanleiding van de publicatie van het rapport Deetmans/Mans. In hun rapport concluderen de beide ex-burgemeesters dat Rotterdam-Zuid “ alle problemen van Rotterdam heeft, maar dan erger ”. 14 Alleen met behulp van het rijk kan de achteruitgang van Rotterdam-Zuid een halt worden toegeroepen, aldus de burgemeesters. Volgens de stadsmarinier storen de inwoners van Bloemhof zich eraan dat de wijk slecht bekend staat en ra- ken ze gefrustreerd van breed uitgemeten incidenten als schietpartijen en overvallen.

Een Turkse vrouw van een jaar of dertig die in Bloemhof-Midden woont, vindt dat de wijk “ is zwart gemaakt. De wijk heeft een slechte naam en dat blijft hangen. ” Zelf voelt ze zich niet onveilig; ze is erg tevreden met het wonen in haar straat. Een buur- jongen (Marokkaans, ongeveer vijftien jaar oud) vult aan: “ er is veel politie in de wijk. Aan de ene kant geeft dat een goed gevoel, aan de andere kant is het ook wel te veel. En er hangen veel bewakingscamera’s, dat geeft een verkeerde indruk, alsof het hier zo onveilig is! Ik vind het niet nodig. Ja, op de Dordtselaan, daar misschien. Daar voelde ik me vroeger wel eens onveilig, omdat het zo donker was. Maar dat is nu ook al verbeterd. ”

Een ondernemer in de Sint Andriesstraat vindt het ook een beetje teveel van het goede: “ er is veel politie op straat en er hangen veel beveiligingcamera’s. Dat is slecht voor mijn zaak, ik krijg minder klanten omdat illegalen nu niet meer in de win- kel durven te komen ”. Een Turkse man van rond de veertig die we spreken in de Ab- coudestraat vindt de camera’s juist prettig: “ dat geeft een veilig gevoel. Ik kom soms ’s nachts om drie uur uit mijn werk en loop dan over straat. Dan zijn de camera’s prettig. Ik voel me veilig, er zijn geen plekken waar ik niet durf te komen ”.

Ondernemers in Bloemhof (het noordelijke gedeelte, waar wat nijverheid is) lijken gevoelig voor geruchten en verhalen over criminele incidenten, ook al zijn ze zelf geen slachtoffer geworden van criminaliteit. Een winkelier op de Putselaan: “ Je ziet op de televisie dat overvallen vaak gebeuren en ik hoorde laatst van ondernemers in de buurt dat er een schietpartij was in een nachtwinkel [vermoedelijk de schietpartij op de Dordtselaan, zie hierboven]: jongens kwamen daar naar binnen met pistolen. De politie is er niet altijd en als je dan zoiets overkomt en je belt en het duurt even voordat ze er zijn, dan geeft dat een onveilig gevoel ”. Zijn baas vult aan: “ ik voel me half en half veilig. Er zijn geen plekken in de wijk waar ik niet durf te komen en ik ga op alle tijdstippen over straat. Er is mij nog nooit iets overkomen, maar je hoort wel

13 De overlast die door Antillianen zou worden veroorzaakt, wordt door meerdere respondenten genoemd, in de drie wijken die we op Rotterdam Zuid hebben onderzocht. De associaties zijn negatief: Antillianen zijn luidruchtig, ze hangen werkeloos op straat rond waar ze wildplassen, dealen in drugs en vechten met wapens. Uit onderzoek blijkt dat van de drie wijken Bloemhof, Hillesluis en de Tarwewijk de meeste Antillianen in de Tarwewijk wonen (8,6% van de totale wijkbevolking) en de minste in Hillesluis (4,5%). Bloemhof zit daar tussenin (5,1%). Hoewel het om kleine aantal- len gaat, domineren de Antillianen de beeldvorming aanzienlijk. 14 Zie NRC/Handelsblad 23 februari 2011: ‘Het Pact, vijf jaar later’. IVA beleidsonderzoek en advies 59

verhalen van andere ondernemers in de wijk: er is bij iemand in de winkel zijn mobiel gestolen en je hoort over overvallen. Daardoor voel je je niet veilig ”.

Er lijkt een duidelijk aanwijsbaar onderscheid te zijn tussen Bloemhof Noord en Bloemhof Midden. In Noord lijkt meer criminaliteit voor te komen en zijn de bewoners ontevredener. Daarnaast is er een verschil in beleving tussen bewoners en onder- nemers: de laatste groep meldt vaker zelf het slachtoffer te zijn geworden van crimi- naliteit, of vertelt van verhalen en geruchten die ze horen van andere ondernemers. Ze voelen zich over het algemeen onveiliger dan de bewoners van Bloemhof. Bo- vendien zijn de ondernemers ontevredener over het werken in de wijk en over de mate van steun die zij krijgen van de overheid (deelgemeente, stadsmarinier, politie).

5.6 Sociale cohesie en bewonersbetrokkenheid

In Bloemhof is een (klein) aantal bewoners actief betrokken bij het verbeteren van de veiligheid en de leefbaarheid in de wijk. De stadsmarinier organiseerde daarnaast in september en oktober 2010 samen met de gebiedsregisseur bewonersavonden, waar bewoners kenbaar maakten welke problemen zij in de wijk tegenkomen en wat eraan gedaan zou moeten worden. We spreken in Bloemhof Midden een autochtone vrouw van middelbare leeftijd die actief is voor de buurtvereniging. “ De noordkant van Bloemhof, aan de andere kant van de Putsebocht, is slechter dan hier. Het noor- den bepaalt de beeldvorming en maakt dat de uitslag op de Veiligheidsindex zo slecht is. ” De vrouw heeft geen andere verklaring voor de negatieve score: zij woont met veel plezier in de wijk. Ze is voor niets of niemand bang en laat gerust ook ’s avonds haar hondjes uit. “ Maar je moet er als bewoners wel bovenop zitten, anders gaat het hard achteruit. ” Ze vertelt van een initiatief dat ze met een aantal bewoners heeft genomen om de parkeerdruk te verminderen: na lang aandringen bij de ge- meente is dat nu opgelost.

Een vrouw van midden veertig die we spreken in de recent opgeknapte speeltuin op het Bloemhofplein, lijkt wat minder positief gestemd te zijn: “ Ik ben de enige Neder- landse in mijn straat en ik zet me al jaren in voor de buurt, vooral om activiteiten voor de kinderen te organiseren. Ik noem dat de sociale kant van veiligheid. Maar ik ben daar wel alleen in, veel ouders willen zich niet inzetten voor de leefbaarheid, of ze corrigeren hun kinderen niet. Ik laat mijn zoon van acht jaar oud niet hier alleen op het plein spelen. Hij zit op het speciaal onderwijs en de andere kinderen accepteren hem niet. Hij is het enige Nederlandse jongetje op het plein, de buitenlandse kinde- ren zijn racistisch ”. Ze geeft de veiligheid in Bloemhof het rapportcijfer 5. “ Het is hier wel opgeknapt [de speeltuin oogt nieuw en fris, woningen die aan het plein liggen zijn gerenoveerd, al met al maakt dit gedeelte van Bloemhof een dorpse, knusse indruk], maar de buurtvernieuwing werkt averechts: de mensen in de betere huizen voelen zich beter dan de rest en willen zich niet inzetten voor de leefbaarheid en de veilig- heid. Dat het plein er nu gezellig uitziet is maar schijn: het komt omdat vanmiddag TOS aanwezig is. ” Ze vertelt dat er incidenten zijn geweest met ouders die onderling ruzie zoeken op het plein, naar aanleiding van pesterijtjes tussen kinderen. Ze mist activiteiten voor de tieners en jongeren tussen de 18-23 jaar. 60 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

De stadsmarinier maakt zich zorgen over het gebrek aan samenhang dat hij in de wijk constateert. Enerzijds zijn er de Oost-Europeanen die weinig binding met de wijk zoeken en opleveren. Daarnaast is er een vrij grote Turkse gemeenschap in Bloem- hof, vrijwel allemaal afkomstig uit de stad Konya in Centraal-Anatolië. Zij wonen vaak al decennia lang in Bloemhof en líjken geïntegreerd omdat ze eigen stichtingen en verenigingen oprichten en ondernemend zijn (de Turkse supermarkt, de Turkse groenteboer), maar wel beschouwd betreft het een gesloten gemeenschap. “ Een staat in de staat ”, aldus de stadsmarinier: “ niemand [van buiten] komt de gemeen- schap binnen en bij buurtinitiatieven zoals de bewonersavonden komt geen verte- genwoordiging vanuit de Turkse gemeenschap ”. Volgens de stadsmarinier zijn de bewoners van Bloemhof teruggetrokken. “ Maar als je hun vertrouwen eenmaal ge- wonnen hebt, dan komen ze wel. We hebben bijvoorbeeld vijftig buurtvaders hier in de wijk. Ze zijn van gemengde afkomst. Daarnaast hebben we zijn er veertig jochies, die hebben toezicht gehouden tijdens de afgelopen Oud&Nieuw. Dat was een schot in de roos. ”

5.7 Analyse

De wijk Bloemhof kent duidelijk twee gezichten. Er is Bloemhof Noord, dat grenst aan de Tarwewijk en dat een vergelijkbaar slechte reputatie heeft als de Tarwewijk, en er zijn Bloemhof Midden en Bloemhof Zuid die een heel ander en beter karakter heb- ben.

De problematiek in Bloemhof Noord lijkt in meer opzichten op die in de Tarwewijk. De huizen zijn goedkoop, wat economisch kansarme mensen aantrekt, waaronder veel MOE-landers en Antillianen. Deze mensen blijven vaak maar kort in hun wijk wonen en voelen zich daardoor niet betrokken bij of verantwoordelijk voor hun woonomge- ving. De buurt is onverzorgd en vies en er wordt veel geklaagd. Dat is anders elders in Bloemhof. De toon is overwegend positief, al is men zich terdege bewust van de slechte reputatie van Bloemhof Noord.

5.7.1 Aangrijpingspunten voor perceptiebeïnvloeding Die slechte reputatie vormt een voedingsbodem voor gevoelens van onveiligheid. Ofschoon er veel politie in de wijk actief is, is voor veel bewoners van Bloemhof niet duidelijk wat die politie nu precies doet. Er lijkt een sfeer te hangen van op zichzelf aangewezen zijn. Van politie en gemeente verwacht men niet veel en het vertrouwen in ‘de instanties’ is laag.

Het op zichzelf aangewezen zijn beperkt zich overigens niet tot individuen. Er is sprake van gemeenschappen in Bloemhof, waarvan de Turkse gemeenschap de grootste is. Binnen die gemeenschappen, waaronder ook voornamelijk autochtone gemeenschappen te vinden zijn, is men tevreden met zichzelf en met elkaar. Voor de wijk als geheel betekent het echter weinig integratie en wederzijdse betrokkenheid, zo signaleren de professionals. Het leidt overigens niet tot polarisatie, eerder tot on- verschilligheid jegens elkaar. Men spreekt elkaar niet aan, niet ‘zomaar’, maar ook niet ‘ergens om’. IVA beleidsonderzoek en advies 61

Er is naast onverschilligheid ook sprake van fatalisme bij sommige bewoners. In combinatie met het geringe vertrouwen in de lokale overheden is dat gevaarlijk te noemen. De gemeente en de politie zouden zich dan ook meer in positieve zin moe- ten laten zien aldus de professionals. Dat kan het beste onder regie van de deelge- meente. Op dit moment ontbreekt die regie en er is geen (voor burgers herkenbare) visie.

5.7.2 Maak onderscheid tussen percepties dichtbij en veraf Interessant aangrijpingspunt voor het beïnvloeden van percepties (paragraaf 1.3) in Bloemhof is de factor afstand. De problemen in de wijk Bloemhof spelen zich voor veel bewoners elders af, op afstand, namelijk vooral in Bloemhof-Noord. Opmerkelijk is dat de ene bewoner zich daardoor volkomen veilig kan voelen op nagenoeg alle tijdstippen op straat, terwijl bij wijze van spreken diens buurman daar heel anders over kan denken en een duidelijke onheilsdreiging kan ervaren van de reputatie, de voorvallen en incidenten van de buurt enkele straten verderop. De beeldvorming rondom de eigen persoonlijke situatie kan sterk verschillen. Kennelijk schort het nog behoorlijk aan effectieve communicatie over de feitelijke situatie.

5.7.3 Congruentie tussen probleem en zichtbaarheid interventies Deze constatering is interessant in combinatie met de in de ogen van veel wijkbewo- ners weinig overtuigende en onduidelijke koers van de (deel)gemeente en de politie, omdat met meer zichtbare betrokkenheid op dit gebied juist zoveel te winnen valt. Als gemeente en politie duidelijk weten over te brengen wat ze waar doen voor de wijk als geheel om criminaliteit en verloedering tegen te gaan, en die activiteiten zich dus vooral richten op de haarden van die criminaliteit en verloedering, dan wordt de ge- percipieerde afstand tot die haarden groter. De burger kan het preciezer lokaliseren én er wordt wat aan gedaan.

5.7.4 Regie op imago en (incident-gerelateerde) communicatie over de wijk Ten aanzien van de wijk Bloemhof als geheel is er vooral aan de negatieve beeld- vorming het nodige te verbeteren. Zonder Bloemhof Noord te stigmatiseren en te iso- leren van de rest van de wijk, kan veel worden gewonnen door middel van het uit- dragen van visie, daadkracht en het voeren van positieve communicatie (al dan niet in relatie tot concrete incidenten). Specifiek voor de situatie in Bloemhof Noord zijn dezelfde aangrijpingspunten voor perceptiebeïnvloeding aan de orde als beschreven bij de Tarwewijk.

5.7.5 Aandacht voor versterking collectieve daadkracht en ‘publieke familiariteit’ De wijk Bloemhof kenmerkt zich door fragmentatie: (sub)gemeenschappen bestaan naast elkaar en vertonen weinig interactie. En hoewel de persoonlijke factoren, waaronder individuele weerbaarheid, en de sociale bedding binnen die gemeen- schappen gunstig afsteken bij andere wijken, kan van een collectieve daadkracht niet gesproken worden. Deze geringe collectieve daadkracht staat in relatie tot de door bewoners ervaren geringe daadkracht van de instituties. De handen kunnen op dat gebied duidelijk meer dan nu het geval is ineengeslagen worden.

IVA beleidsonderzoek en advies 63

6 Hillesluis

De wijk in het kort

Hilllesluis scoorde in de meest recente Veiligheidsindex een 4,3 en bevindt zich daar- mee evenals het Oude Westen, de Tarwewijk en Bloemhof in de categorie ‘probleem- wijk’. De speerpunten van het veiligheidsbeleid zijn de aanpak van geweld, inbraak en ‘schoon en heel’. Ook in sociaal opzicht is Hillesluis een probleemwijk: veel van de bewoners zijn arm en hebben moeite om rond te komen. Het percentage allochtonen is met 81% bijna twee keer zo hoog als het stadsgemiddelde. Bewoners herkennen de inspanningen van de gemeente om het veiliger te maken in de wijk. Vooral de drugs- overlast, van junks en van coffeeshops, is in hun beleving afgenomen. Zij benoemen de overlast van hangjongeren als hedendaagse bron van onveiligheidsgevoelens. Ook is er weinig sociale samenhang, hoewel er een groep (actieve) bewoners is die het dorpse karakter van de wijk nieuw leven probeert in te blazen. Hillesluis kampt, evenals de twee andere onderzochte wijken op Rotterdam-Zuid met het dubbele negatieve imago van het zijn van gemeentelijke focuswijk en landelijke Vogelaarwijk. Daar komt de recente (negatieve) aandacht voor Rotterdam-Zuid als zodanig nog bij, wat leidt tot gevoelens van frustratie en fatalisme onder welwillende bewoners en professionals. Een oplossing is in de ogen van de professionals te vin- den in het integreren van de thans versnipperde aanpak van veiligheids- en welzijns- werk. Ook wordt door hen gewezen op de mogelijke taal- en cultuurbarrières die be- woners ervan weerhouden aangifte te doen. De kern van de oplossing ligt in hun ogen in het bieden van adequate opvoedingsondersteuning aan ouders: als via hen de jongeren worden bereikt, is een groot deel van de onveiligheidsbeleving van de wijk aangepakt.

6.1 Wijkbeeld

Hillesluis ligt in de deelgemeente Feijenoord en is een van de focuswijken op Rotter- dam-Zuid. Hillesluis is een wijk met een concentratie van voornamelijk goedkope en kleine woningen en een concentratie van inwoners met een slechte sociaaleconomi- sche positie (armoede, werkloosheid, taalachterstand, gezondheid). De wijk wordt gekenmerkt door kleine woningen en grote gezinnen. Dat betekent dat de leefruimte beperkt is. Het is de jongste wijk van Nederland. Het percentage allochtone bewo- ners in Hillesluis is hoog: 81%. Dat is bijna twee keer zo veel als gemiddeld voor de gehele stad Rotterdam. 64 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

6.2 Score op de VeiIigheidsindex

De wijk Hillesluis scoorde op de meest recente Veiligheidsindex een 4,3. Daarmee bevindt de wijk zich in de categorie ‘probleem’ en verslechtert de score ten opzichte van 2008 met drie procentpunten. Aangiften en meldingen betreffen vooral geweld, inbraak, overlast en verloedering, evenals (drugs)overlast en vandalisme. Gezien de leeftijdsopbouw van de wijk is het volgens de stadsmarinier niet verwonderlijk dat door bewoners geklaagd wordt over overlast van groepen hangjongeren, vooral op de vele pleinen in de wijk. Voor jongeren in de leeftijd van 18 tot 23 jaar zijn weinig voorzieningen. Uit de Veiligheidsindex blijkt dat één op de tien inwoners in Hillesluis zich in het algemeen vaak onveilig voelt en ook in de eigen buurt is dit percentage 10 procent. Dat is twee keer zo veel als het stedelijke gemiddelde.

De Veiligheidsindex laat tevens zien dat 51% van de bewoners van Hillesluis tevre- den is met de eigen buurt. Dat is een lichte daling ten opzichte van 2008 (55%), maar een forse ten opzichte van 2007 (71%). Het actuele gemiddelde in de deelgemeente Feijenoord is 63% en stedelijk is dit 73%. De inwoners van Hillesluis zijn dus duidelijk meer ontevreden dan in de andere onderzochte wijken – en bovendien snel meer on- tevreden geworden.

Uit de interviews met bewoners blijkt dat zij merken dat er door de gemeente actie wordt ondernomen om de wijk veiliger te maken. Een Surinaamse vrouw van onge- veer 60 jaar oud die al vijftien jaar in de Slaghekbuurt woont, ervaart geen problemen met de veiligheid. “ Vroeger was ik actief in de bewonerscommissie. Toen hadden we overlast van junks in de buurt, maar sinds die een eigen opvangruimte hebben, met computers, is de overlast verdwenen. ” Een Turkse buurman van in de vijftig, die al 34 jaar in Hillesluis woont, vult aan: “ er was tot voor kort een coffeeshop in de straat en daar was overlast van. Ik heb daarover herhaaldelijk gebeld met de politie en die zijn uiteindelijk ook gekomen. Ze hebben toen vanuit mijn huis foto’s gemaakt van de si- tuatie en er zijn toen veel mensen opgepakt. De overlast is voorbij nu ”. Een bewoner van het Brabantseplein vertelt over zijn ervaringen: “ vroeger kwamen er nog wel eens junks in mijn tuin, die wilden inbreken. Ik heb er eens een met een stuk hout mijn tuin uit geslagen! De politie heeft er ook tegen opgetreden en tegenwoordig zie je de junks niet meer ”.

6.3 Gevoelens van (on)veiligheid

We bellen aan bij een portiek tegenover een trapveldje, waar de deur wordt openge- daan door een Surinaamse man van ongeveer vijftig jaar oud. Hij woont al vijftien jaar op dit adres. “ Verderop is het wel crimineel ”, zo vertelt hij, “ maar hier niet. Vroe- ger was er wel criminaliteit, er is een keer iemand doodgestoken in een café dat in de straat zat. ” De man heeft dat zelf niet meegemaakt, hij las erover in de krant. Hij voelt zich niet onveilig en maakt ook geen onveilige situaties mee. “ Ik werk overdag en ben weinig thuis, dus ik maak ook niet veel mee van wat er gebeurt in de straat ”. Met de politie heeft hij nooit te maken gehad voor het doen van aangifte of een melding. Hij laat zijn kinderen evenwel niet op straat spelen vanwege “ Marokkaanse jongens ”. IVA beleidsonderzoek en advies 65

Hij zou niet per se hoeven verhuizen: “ alleen als dat betekent dat ik niet meer huur hoef te betalen dan ik nu doe ”.

In hetzelfde portiek spreken we een Surinaamse vrouw van ongeveer 30 jaar oud. Zij woont nog maar kort in Nederland. Ze is vier maanden geleden uit Suriname geko- men. Zij voelt zich niet onveilig, “ behalve een tijdje geleden, toen moest ik voor mijn werk altijd ’s morgens vroeg over straat “. Haar is nooit iets vervelends overkomen. “Maar we hebben wel last van Marokkaanse jongeren hier op het plein: ze pesten de andere kinderen. Als je daar iets van zegt als ouder, krijg je de Marokkaanse ge- meenschap over je heen en word je uit je huis gezet door de gemeente. Ik ken twee buren die dat is overkomen ”.

Een Turkse vrouw die als schoolconsulente werkt op het Stichtseplein woont al haar hele leven ‘op zuid’: eerst in Hillesluis, nu in Bloemhof. “ Er is veel veranderd wat de veiligheid betreft. Vroeger kon je als kind gewoon alleen buiten spelen en niemand deed de voordeur op slot. Dat kan nu niet meer. Bij mij thuis is twee keer ingebroken, jaren geleden hoor, op klaarlichte dag. En er is drugsoverlast in Hillesluis: in het plantsoen aan de West-Varkenoordseweg zijn spuiten gevonden en op het school- plein [Stichtseplein] lag ook een keer een spuit. In het plantsoen is een aantal jaren geleden een dode man gevonden door spelende kinderen. Hij hing in een boom. De kinderen hebben toen bijstand gehad van Slachtofferhulp. Ik voel mezelf meestal niet onveilig, maar wel als ik ’s avonds door verlaten winkelstraten loopt: de winkels slui- ten al vroeg en doen hun rolluiken naar beneden. Dat geeft een akelig verlaten ge- voel ”.

De ondernemers in Hillesluis lijken iets positiever gestemd over de veiligheid in de wijk. Een Libische kapper ervaart geen problemen. “Vroeger was er wel eens over- last in het portiek van de kapsalon: wildplassen en afval op straat. Maar nu gaat het beter. De politie doet goed haar best en ik heb zelf nog nooit iets vervelends mee- gemaakt, niet op straat en niet in de zaak ”. De kapper woont in de Jasmijnstraat in Bloemhof. “ Dat is een goede straat, in andere straten in Bloemhof is het slechter. Ik zie daar dat er in auto’s wordt ingebroken: niet één of twee keer, maar vaak achter elkaar. Ik parkeer mijn eigen auto altijd zo dicht mogelijk bij huis, zodat ik erop kan letten. Eerst woonde ik op de Putsebocht, dat was nog erger. Ik ben blij dat ik nu in de Jasmijnstraat woon ”.

Een Turkse ondernemer met een kleine supermarkt is laconiek: ” ik zit hier in een minder goed gedeelte van Hillesluis, maar ik maak weinig overlast mee. Je kunt ook niet te veeleisend zijn, de huren zijn hier ten minste nog te betalen ”. Hij had wel last van troep op straat: er werd tot voor kort weinig geveegd en het vuilnis slingerde rond. “ Maar de laatste tijd is het schoonmaken van de straat duidelijk verbeterd ”.

Een Irakese ondernemer (supermarkt) is het slachtoffer geworden van aardig wat criminaliteit en overlast: drie overvallen, waarvan er een is mislukt, geregeld diefstal- len en ook lawaai van hangjongeren. “ Mijn vader en mijn broer wilden door die erva- ringen niet meer in deze winkel werken. Ik voel me niet bedreigd: het is zoals het is, het is een grote stad ”. Wel heeft hij eigen voorzorgsmaatregelen getroffen om zijn 66 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

persoonlijke veiligheid te garanderen: hij heeft zelf bewakingscamera’s en een alarmsysteem geïnstalleerd. Hij heeft een redelijk contact met de wijkagent, maar treedt ook zelf op: “ ik heb de winkel zo ingericht dat er niets te halen is [de winkel oogt inderdaad ‘uitgekleed’] en ik ken de mensen die hier in de buurt wonen en wer- ken. Als ik op mijn camerabeelden zie dat er gestolen is door een jongere, spreek ik een bekende uit diens vriendengroep erop aan. Ik denk er niet over om op te houden met mijn winkel of om te verhuizen ”.

De uitbater van een Turks eethuis ervaart niet of nauwelijks overlast en heeft geen onveilige situaties meegemaakt. Toch is hij het vertrouwen in de politie verloren: “ de politie surveilleert wel en er zijn bewakingscamera’s, hier bij mijn eethuis wel drie. Maar enkele maanden geleden is mijn auto gestolen, vlak onder de camera’s! Ik heb aangifte gedaan, maar er nooit meer iets van vernomen ”. Het geschonden vertrou- wen maakt dat hij ’s avonds met vijf man personeel in de (klein) zaak staat: “ er ko- men wel eens vervelende jongeren ”.

6.4 Veiligheidsproblemen en interventies

In de ogen van de stadsmarinier is het grootste probleem van Hillesluis dat er te wei- nig aansluitend aanbod voor jongeren is: het is een log systeem, dat is gegijzeld door regelgeving. Er wordt door de gemeente een zogeheten sluitende aanpak gehan- teerd, maar die is in de praktijk niet sluitend. De stadsmarinier is daarom begonnen met een onorthodoxe aanpak van het organiseren van betekenisvolle bezigheden voor jongeren in het zogeheten ‘College Hillesluis’. Deze stichting beoogt jongeren met een gebrek aan identiteit een zinvolle dagbesteding te geven, om te voorkomen dat ze op straat belanden. De jongeren doen allerlei taken in de wijk, zoals diensten op het gebied van schoon, heel en veilig. Maar ze krijgen ook trainingen, zodat ze een identiteit kunnen opbouwen. Het is in feite een alternatief banenprogramma waar headhunters op zoek gaan naar geschikte jongeren. Het college is gestart met tien jongeren in de leeftijd van 15 tot 23 jaar. Er staan nog vijftig jongeren op de wacht- lijst. De enige voorwaarde om mee te doen is dat de jongere gemotiveerd is.

De stadsmarinier neemt de diensten van de jongeren af en betaalt hen uit eigen budget. Zij zijn goedkoper dan de reguliere instellingen die worden ingezet voor ‘schoon en heel’. Pact op Zuid 15 en Woonstad Rotterdam co-financieren. Tempoteam Nederland werkt ook mee, evenals de Koninklijke Marine, die de jongeren een maat- schappelijke stage kan bieden. Op een gegeven moment moet het College zelf draaien, zonder subsidiëring, en zonder dat de stadsmarinier bij de feitelijke uitvoe- ring betrokken is. Hij is ervan overtuigd dat hulp (in de oude stijl) niet helpt: het maakt mensen alleen maar afhankelijk en hulpeloos, terwijl ze zelfredzaam moeten worden (en vaak al zijn). Met deze aanpak verwacht de stadsmarinier meer vliegen in één

15 Pact op Zuid is een bijzonder samenwerkingsverband tussen de gemeente Rotterdam, de drie deelgemeen- ten Charlois, Feijenoord en IJsselmonde en vier woningcorporaties: Vestia, Woonbron, Com·Wonen en Woonstad Rotterdam. Doel van het Pact op Zuid is dat de partners zich gezamenlijk inzetten om in 10 jaar tijd de achterstand van Rotterdam Zuid weg te nemen.

IVA beleidsonderzoek en advies 67

klap te slaan: ontwikkelingskansen voor jongeren die moeilijk aansluiting in de maat- schappij vinden, zodat overlast, schooluitval en criminaliteit teruglopen en de wijk- economie gestimuleerd wordt. Daarnaast draagt het initiatief bij aan de zichtbare in- zet vanuit de overheid, het kennen en gekend worden van jongeren en andere be- woners in de wijk.

Het is een begin. Overlast door jongeren blijft in Hillesluis vooralsnog een probleem voor veel bewoners. Een bewoner die we spreken op het Brabantseplein en die voorheen last had van junks in zijn achtertuin zegt: “ tegenwoordig heb ik last van hangjongeren op het plein. Ik heb ze wel eens aangesproken, maar toen keerden ze zich tegen mij: ze bonkten op de voordeur en gooiden dingen tegen de ruiten. Ik ben niet bang hoor, ik heb wel eens mijn hond, een American Staffordshire Terrier, op ze losgelaten ”. De overlast van de jongeren heeft hij niet aan de politie gemeld: “ dat heeft toch geen zin. Ik vind het wel prettig dat je tegenwoordig je eigen bezit mag verdedigen als je iets wordt aangedaan ”. Hij geeft Hillesluis het rapportcijfer 4 à 5 voor de veiligheid.

We spreken een aantal jongeren die in Hillesluis wonen. Een Marokkaanse jongen van een jaar of vijftien vindt dat er weinig aan de hand is in de wijk. “ Er wordt weinig voor jongeren georganiseerd, daarom hangen ze op straat. We zijn de straat opge- jaagd. De mensen bij het jongerenwerk worden niet erkend door de jongeren, ze hebben geen leiderschap. Er zouden mensen uit de eigen buurt aangesteld moeten worden, dan luisteren de jongeren wel ”. We spreken hem op straat samen met een andere Marokkaanse jongen, die door onze tolk als een leider van een jongeren- groep wordt gekwalificeerd. Deze jongen maakt een gedeprimeerde indruk, lijkt met zijn ziel onder zijn arm te lopen. Hij is crimineel actief geweest uit geldgebrek: hij heeft zijn school niet afgemaakt omdat hij geen stageplek kon vinden en slecht bege- leid werd. “ Als ik niet werk of op school zit, hoef ik me thuis bij mijn vader niet te ver- tonen. Ik heb me weer ingeschreven voor het derde leerjaar van de MBO-opleiding die ik volgde, je moet toch iets ”. Hij voelt zich geregeld onveilig in de wijk. “ Ik besef dat ik zelf ook bijdraag aan de onveiligheidsgevoelens van andere mensen: ik ben één van de hangjongeren. Maar wat ook meespeelt, is dat mensen elkaar niet meer zien staan, relaties zijn vluchtig ”. Ook deze jongen is kritisch over het jongerenwerk, dat in zijn beleving feitelijk niet bestaand is: “ de activiteiten sluiten niet aan bij de be- hoeftes van mij en van mijn leeftijdgenoten ”. Als wij projecten noemen die in de buurt georganiseerd worden, reageert hij in eerste instantie opmerkzaam en geïnteres- seerd. Als blijkt dat er vermoedelijk niets mee te verdienen valt, neemt de interesse af.

6.5 Bewonersbeelden over de wijk

Een Turkse vrouw met een modern uiterlijk woont al meer dan dertig jaar in Hillesluis, op het Stichtseplein. Het plein voelt als ‘haar plein’. Ze voelt zich er niet onveilig. Ze kent de buurt heel goed, evenals de mensen die er wonen. “ Ook de jongens die hier ’s avonds op het plein hangen en blowen, ken ik. Ik wil hier niet weg! Ik heb eens zes maanden in Slinge [, Rotterdam Zuid] gewoond, maar ik was blij dat ik 68 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

weer terug kon naar Hillesluis. ” Ze voelt zich nergens onveilig en gaat ook ’s avonds laat nog over straat. “ Natuurlijk is het wel veranderd in de loop van de jaren: vroeger liet je de voordeur gewoon open en kwam iedereen bij elkaar over de vloer; dat is nu niet meer zo. Maar onveilig voel ik me er niet door”. Een Turkse man vult aan: “ Ik woon al twintig jaar hier in Hillesluis, achter het Stichtseplein. Ik laat mijn kinderen zonder toezicht buiten spelen, dat is geen probleem. Ik voel me niet onveilig. De buurt is wel veranderd: er zijn Bulgaren en Polen bijgekomen. En er is wel meer cri- minaliteit dan vroeger: auto-inbraken en woninginbraken. Maar dat komt volgens mij door de economische crisis: mensen zijn arm, dus dan moeten ze wel gaan stelen ”.

In een typisch stamcafé spreken we een aantal autochtone bewoners. Op straat zijn we vrijwel uitsluitend allochtone bewoners tegengekomen. Het café is besloten: de voordeur wordt bewaakt met een camera en er moet worden aangebeld. Wij kunnen zonder problemen naar binnen. De barvrouw voelt zich lang niet altijd veilig: “ als ik ’s nachts de zaak sluit laat ik een taxi komen om me naar huis te brengen. Ik ga niet al- leen over straat ’s avonds: ik durf het Afrikaanderplein ’s nachts niet alleen over te steken ”. Ze woont zelf in , en daar ziet ze de buurt zienderogen achteruit gaan. Een van de stamgasten van de kroeg gaat de discussie met haar aan. Hij woont al jaren in de Afrikaanderbuurt en is verknocht aan ‘Zuid’. “ Ik ben al een aantal keren beroofd, maar ja, dat hoort erbij. Het is hier nu eenmaal de grote stad. Als ze eens een pistool tegen mijn hoofd zetten? Als het gebeurt, dan gebeurt het. Ik laat me niet verjagen uit mijn eigen wijk ”.

Het valt op dat sommige bewoners decennialang in de wijk wonen en niet van plan zijn naar elders te verhuizen, ook niet als ze zelf aan den lijve overlast of criminaliteit hebben meegemaakt. Een verklaring kan zijn dat het niet in de mogelijkheden ligt om te verhuizen, bijvoorbeeld vanwege armoede: Hillesluis is immers goedkoop vanwe- ge de lage huren. Een voorbeeld van een ‘langdurige bewoner’ is de Antilliaanse man van in de veertig die “ al heel lang ” in de wijk woont en die wij aanspreken in de Hollandsestraat. “ Ik ben pas geleden verhuisd binnen de wijk. Ik voel me niet onvei- lig, ik geef de veiligheid het rapportcijfer 6. Maar ik heb wel last van de overlast van hangjongeren. Ze maken lawaai en ze laten rommel achter. Ook heb ik een keer meegemaakt dat mijn autoruiten waren ingeslagen. Daar heb ik geen aangifte van gedaan: dat helpt toch niet. ”

Het winkelaanbod in Hillesluis, vooral op de Beijerlandselaan (‘Boulevard Zuid’) en de markt op het Afrikaanderplein heeft aantrekkingskracht op bewoners van buiten de wijk. We spreken een jongeman van begin twintig. Hij woont in Lombardijen en komt regelmatig in Hillesluis om te winkelen op de Beijerlandselaan. “ Er is hier wat meer te beleven dan in Lombardijen. De twee wijken zijn niet te vergelijken wat dat betreft ”. Hij voelt zich niet onveilig in Hillesluis, en evenmin elders: “ ik kom overal en mijd geen plekken [straten, pleinen, op bepaalde tijdstippen] in de stad. Er is wel meer politie op straat hier in Hillesluis en dat geeft me een veilig gevoel ”. Toch geeft hij de wijk als rapportcijfer niet meer dan “ een vijf tot zes ” voor de veiligheid.

Tal van respondenten verwijzen naar het slechte imago van Hillesluis. De wijk staat bekend als een probleemwijk én er is veel te doen geweest rond ‘schoon en heel’. IVA beleidsonderzoek en advies 69

Dat maakt de slechte staat van de wijk bijna een self-fulfilling prophecy . Een van de respondenten die wij spreken bij tramhalte Randweg (een locatie die door andere respondenten genoemd is als onveilige plek en die inderdaad enigszins unheimisch aandoet op de zaterdagavond dat wij er zijn: er hangen (uitsluitend allochtone) jonge- ren rond en er zitten wat mensen te eten in de twee fastfoodrestaurants op het plein, maar verder is het verlaten), een jonge Turkse vrouw. Zij voelt zich niet onveilig. “Maar ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die zich onveilig voelen, bijvoorbeeld als je in de krant leest over incidenten in Rotterdam-Zuid ”. Ze woont in Hillesluis, maar is van plan om met haar vriend naar Zuidwijk te verhuizen: hij heeft daar al een huis.

Een Turkse vrouw met hoofddoek komt haar kind uit school halen op het Stichtse- plein. Ze heeft een buggy bij zich en een klein meisje van een jaar of twee. De vrouw woont sinds 1995 in Hillesluis, in de Immobiliastraat. “ Ik vind de buurt onveilig: er wordt ingebroken in auto’s en in kelderboxen. Laatst is er brand gesticht in een van de kelderboxen. Dat is gemeld bij de woningbouwvereniging, maar die doet vaag over de oorzaak. Dat begrijp ik niet, ik weet zeker dat de brand expres is aangesto- ken door vandalen. Ik laat mijn kinderen nu niet meer zonder toezicht in de kelder- boxen komen. En ze mogen ook niet alleen buiten spelen, daar is het veel te onveilig voor. Ik hoorde laatst nog van een gekidnapt kind in een supermarkt in de buurt. Nu ben ik bang dat het mijn kinderen ook kan overkomen”. 16 Deze mevrouw zou wel wil- len verhuizen naar een ander gedeelte van Rotterdam, naar een huis met een eigen tuin, maar dat wil haar man niet.

Een Marokkaanse jongen van achter in de twintig is als vrijwilliger actief in de buurt. “E r is veel armoede hier en sommige ouders hebben problemen met het opvoeden van hun kinderen. De gemeente wil daar wel van alles aan doen, maar ik betwijfel of ze echt goed weten hoe die problemen moeten aanpakken. De onveiligheid in Hille- sluis is duidelijk verbeterd, maar de bewoners blijven elkaar napraten over het nega- tieve imago van de wijk ”. Toch is niet iedereen op de hoogte van de slechte naam van Hillesluis: een Marokkaanse man in een theehuis (60+, spreekt geen Neder- lands) komt speciaal vanuit twee keer per week hier voor ontspanning, gezelschap en rust. Hij heeft weinig aanspraak in zijn eigen woonbuurt en ervaart Hil- lesluis als rustig en “ goed geregeld ”, dat beeld krijgt hij ook van andere mensen die hij spreekt. “ Dat Hillesluis een slechte buurt is, hoor ik eigenlijk nooit ”.

6.6 Sociale cohesie en betrokkenheid bij de buurt

In Hillesluis is een aantal bewoners actief en betrokken. Er is een wijkwebsite, voor en door bewoners van de wijk en er is een actieve bewonersorganisatie die zich on- der andere inzet voor het verbeteren van de veiligheid in Hillesluis. Bewoners heb- ben het initiatief genomen om een bewonersplatform ‘Veilig Hillesluis’ op te richten.

16 Bij navraag naar dit voorval blijkt dat het een gerucht is. Er was geen sprake van een kidnap, maar van een misverstand tussen twee ouders. Het kind bleek meegenomen te zijn door een bekend familielid die niets kwaads in de zin had. De supermarkt was ook niet in Hillesluis, maar elders in de deelgemeente Feijenoord.

70 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

Via dit platform kunnen bewoners misstanden melden en door de kortere lijnen kun- nen er sneller maatregelen genomen worden. De bewoners van het platform zijn de ogen en oren van de wijk en worden daarom ook ‘wijkvertegenwoordigers’ genoemd. Ze verzamelen meldingen en klachten uit hun straat en buurt. Ze geven signalen over zwerfvuil, overlast en dergelijke door aan de deelgemeente, stadstoezicht, Ro- teb of gemeentewerken. De stadsmarinier pakt de meldingen op die niet worden op- gevolgd of teruggekoppeld aan bewoners. De wijkvertegenwoordigers melden ver- volgens aan hun buren terug wat er met de signalen is gebeurd.

Gebrek aan sociale cohesie is volgens de stadsmarinier het belangrijkste probleem in Hillesluis, ook wat de veiligheid betreft. Door renovatie en herhuisvesting zijn de oorspronkelijke autochtone bewoners uit Hillesluis verdwenen. Bewoners zijn arm en moeten overleven, ze spreken elkaar minder aan. Sommige bewoners hebben het opgegeven: ze voelen zich voor het lapje gehouden door de overheid, of ze zijn pas- sief en afwachtend geworden door de aanpak van de verschillende welzijnsorganisa- ties (aangeleerde hulpeloosheid). Door middel van buurtvaders en –moeders wordt nu geprobeerd bewoners met elkaar in contact te brengen.

Naast deze (kleine) groep actieve bewoners is er in Hillesluis een grote groep niet actieve bewoners. Meer dan 21% van de bewoners verblijft evenwel korter dan twee jaar in de wijk. Van deze groep kan niet worden verwacht dat zij zich in de wijk ‘wor- telen’ en zich inspannen om de leefbaarheid te vergroten. Bovendien is de wijk arm, wat ertoe leidt, evenals in Tarwewijk en Bloemhof Noord, dat bewoners zich inspan- nen om de eindjes aan elkaar te knopen en gedwongen zijn tot ‘overleven’. Die situa- tie maakt dat bewoners weinig ‘ruimte’ overhouden om zich in te zetten voor leef- baarheid en veiligheid.

Sommige respondenten oordelen positiever over de sociale samenhang in de wijk. Een Turkse man die al meer dan drie decennia in de wijk woont, noemt Hillesluis “een dorp ”. Hij woonde eerst in het zuidelijke deel van de wijk, nu in het noordelijke. Hij is aan de buurt verknocht. Zijn bejaarde moeder woont in het appartement naast hem. “ Hier in het portiek is iedereen aardig en beleefd. Veel mensen wonen er al lang. De Surinaamse mevrouw van een paar deuren verderop is als een oma voor al- le families die hier wonen ”. Het dorpse gevoel van (dit deel van) Hillesluis wordt be- vestigd door een Caraïbische jongen van in de twintig: “ Hillesluis is een dorp. De jongen van de ene straat trouwt met het meisje een straat verderop. Ik voel me hier veilig, ik ga nooit een blokje om omdat een situatie niet vertrouw. Maar verderop is het wel onveilig: achter de Beijerlandselaan [de buurt oostelijk van de Beijerlandsel- aan] ”. De jongeman merkt wel dat de buurt veranderd is: “ vroeger was het hier meer multicultureel, met meer vermenging van zwart en wit. Sinds kort is de laatste au- tochtoon uit de straat vertrokken. Ik noem de buurt wel eens gekscherend Turkme- nistan ”.

Een Turkse jongen van zestien jaar oud is geboren en getogen in de wijk: “ ik ken iedereen hier en iedereen kent mij [dat blijkt, hij groet veel personen als wij een stuk- je met hem oplopen]. Veel mensen blijven hier in Hillesluis hangen, het is hier een IVA beleidsonderzoek en advies 71

soort dorp: vrijwel iedereen van mijn kleuterschool is hier nog ”. 17 Hij heeft een laco- nieke houding over de vermeende onveiligheid van de wijk: “ het gaat zoals het gaat en je kunt er niet zoveel aan doen: soms heb je last van iets, of er gebeurt een inci- dent, dat is dan meestal door daders van buiten de wijk. Dat gaat vanzelf wel weer voorbij ”.

En toch, terugkijkend is er wel wat veranderd, aldus een autochtone Rotterdammer die al zijn hele leven (zestig jaar) in Hillesluis woont. “ De buurt is veranderd: er zijn zoveel buitenlanders bij gekomen. Mensen hebben zich teruggetrokken in hun hui- zen. Ze zijn op zichzelf. Vroeger deed je nog eens een boodschap voor je oude buurvrouw, maar dat komt nu niet meer voor ”. Hij krijgt bijval van een oudere Neder- landse dame met een rollator: “ ik heb de wijk stevig zien veranderen, de saamhorig- heid van vroeger is weg. Dat ligt niet aan de nieuwe mensen [allochtone bewoners] hoor, zo gaat het nu eenmaal ”. Zij voelt zich niet onveilig, ook al treffen we haar op een plein te midden van de hangjongeren: “ die jongeren laten mij met rust en als het nodig is, sla ik van me af ”.

6.7 Analyse

Hillesluis kampt met overlast van hangjongeren. Dat is niet zo verwonderlijk omdat in de wijk verhoudingsgewijs heel veel jongeren wonen. Bewoners associëren veilig- heid met overlast, onder andere van hangjongeren, zo blijkt uit de interviews. De as- sociatie is niet onterecht, omdat jongeren zich soms intimiderend opstellen en een deel van hen zich met criminele activiteiten inlaat. De jongeren op hun beurt voelen dat ze aansluiting missen op de samenleving. Het jongerenwerk heeft moeite de jon- geren te bereiken met een aanbod van activiteiten. De stadsmarinier heeft, naast een stevige handhaving van andersoortige criminaliteit en overlast, zijn pijlen gericht op activering van de jongeren op een onorthodoxe wijze. Naast jongerenoverlast meldt een deel van de bewoners en ondernemers het slachtoffer te zijn geworden van cri- minaliteit. Woninginbraken worden genoemd en de ondernemers benoemen ook overvallen en diefstal.

6.7.1 Aangrijpingspunten voor perceptiebeïnvloeding Uit de interviews doemt een beeld op van een kwetsbare wijk die te doen heeft met een aantal zorgelijke parameters: een laaggeschoolde bevolking, een grote variëteit aan nationaliteiten, armoede en het wegtrekken van kapitaalkrachtige, autochtone bewoners. Tegelijkertijd blijken bewoners verknocht aan Hillesluis en wonen sommi- gen van hen al decennia lang in wat zij ‘hun dorp’ noemen. Hier ligt waarschijnlijk een verklaring voor het gegeven dat veel respondenten hun eigen buurt, straat of portiek niet als onveilig ervaren, maar ‘elders’ in de wijk wel grote problemen zien.

Uit de interviews komt dikwijls naar voren – trouwens net als in de andere onder- zochte wijken – dat bewoners niet vaak aangifte doen. Dat is op zichzelf een belang-

17 Dezelfde constatering doen we als we met een tolk een aantal vaders en moeders interviewen die hun kinde- ren komen afhalen van de scholen op het Stichtseplein. De tolk heeft hier zelf op school gezeten en de moeders (van haar leeftijd) eveneens: zij sturen nu hun kinderen naar de basisschool waar ze zelf vroeger ook op zaten. 72 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

rijke en ernstige constatering. Want hoewel er aanwijzingen zijn dat de veiligheid in Hillesluis daadwerkelijk verbetert, is diezelfde beweging niet te zien in de veiligheids- beleving van de bewoners. En als bewoners zich niet of minder veilig voelen, ligt een hoger aantal aangiften c.q. een hogere aangiftebereidheid juist voor de hand. Vol- gens de geraadpleegde professionals heeft dat te maken met de bevolkingssamen- stelling. In Hillesluis wonen (evenals in de vier andere onderzochte wijken) veel al- lochtonen. Een groot gedeelte is van Turkse afkomst en door middel van kettingmi- gratie naar Nederland gekomen. Die Turkse en andere etnische gemeenschappen zijn relatief gesloten en kennen een aanzienlijke mate van sociale controle in eigen kring. Volgens de professionals ligt hier mogelijk een oorzaak voor de lage aangifte- bereidheid: men wil er niet op aangekeken worden de vuile was buiten te hangen. Ook wijzen zij op de taalbarrière die maakt dat slachtoffers de weg naar de politie en andere instanties niet vinden of willen vinden.

6.7.2 Rekening houden met persoonlijke verschillen en interne gemeenschapdy- namiek Deze verklaringen sluiten aan bij het tweede en derde cluster aangrijpingspunten voor perceptiebeïnvloeding. Zowel persoonlijke factoren als de sociale bedding van de bewoners beïnvloeden de veiligheidsgevoelens van bewoners en het gedrag, bij- voorbeeld de aangiftebereidheid, dat hieruit voortvloeit. De toch al kwetsbare sociale bedding van Hillesluis krijgt bovendien te kampen met een gestage instroom van mi- granten uit Midden- en Oost-Europa, die afkomen op de goedkope huisvesting en slechts kortstondig in de wijk verblijven.

6.7.3 Regie op imago In Hillesluis, net als in de andere onderzochte wijken, wijzen de geconsulteerde pro- fessionals op de slechte reputatie van de wijk en de manier waarop die in de media steeds weer wordt benadrukt, om de gemeten negatieve veiligheidsbeleving te ver- klaren. Hillesluis heeft samen met Bloemhof en de Tarwewijk niet alleen ‘last’ van het stigma focuswijk (op gemeentelijk niveau) of Vogelaarwijk (op landelijk niveau), maar ook van het extra negatieve predicaat van Rotterdam-Zuid. De professionals ontvin- gen met een mix van verontwaardiging en gelatenheid het ‘nieuws’ van het rapport van Deetman en Mans: de zoveelste bevestiging van het negatieve imago van dit gedeelte van Rotterdam. Dergelijke berichten hebben een tweeledig effect: bewoners van Hillesluis die zich oprecht inzetten voor een verbetering van de leefbaarheid en de veiligheid raken gefrustreerd en anderen, die ontvankelijk zijn voor negatieve be- richtgeving, worden ten onrechte bang gemaakt. De professionals wijzen erop dat slechts een klein gedeelte van de bewoners daadwerkelijk criminaliteit ervaart. Deze incidenten worden van mond tot mond rondgepraat en worden allengs groter en angstaanjagender, waardoor de veiligheidsbeleving van bewoners afneemt.

6.7.4 Maak gebruik van ‘publieke familiariteit’ om collectieve daadkracht te sterken Een zwakke sociale bedding, gecombineerd met een fatalistische houding ten op- zichte van de eigen wijk maakt dat de collectieve daadkracht in Hillesluis beperkt is. Een klein groepje actieve bewoners zet zich in voor de veiligheid, maar zij vormen geen afspiegeling van de wijk, die voor het grootste gedeelte bestaat uit arme bewo- ners die laaggeschoold zijn. Bewoners zoeken hun heil in religie of in criminaliteit, IVA beleidsonderzoek en advies 73 niet in commitment aan de wijk. Jongeren vervelen zich bij gebrek aan een zinvolle dagbesteding en ouders ontbreekt het aan vaardigheden om hun kinderen op een positieve manier te stimuleren. Welzijninstellingen hebben moeite de ouders te be- reiken met opvoedingsondersteuning. De bewonersvereniging, die voorheen een be- langrijk aandeel had in het verbeteren van de sociale samenhang in de wijk, is ver- trokken. Het welzijnswerk is versnipperd geraakt over vele instanties die niet van el- kaar weten en soms zo dicht mogelijk langs elkaar heen lijken te werken. De jon- gereninloop in het buurthuis is gesloten en de Turkse moskee heeft uit arren moede een deel van het welzijnswerk overgenomen (huiswerkbegeleiding), maar ontmoet daarop kritiek van het seculiere opbouwwerk, dat zich zorgen maakt over een te gro- te invloed van religie op de Turkse jongeren in Hilllesluis.

De professionals zien als belangrijkste oplossing het verbeteren van de collectieve daadkracht: die zou latent aanwezig zijn in Hillesluis. Maar de thans actieve instan- ties, inclusief de deelgemeente, hebben te lang over de hoofden van de bewoners heen beslist en hen niet betrokken bij zaken die hen aangaan. Dat heeft aangeleerde hulpeloosheid tot resultaat gehad, met bewoners die passief zijn geworden en ver- wachten dat ‘de instanties’ zaken voor hen oplossen. Een prominent onderdeel van de collectieve daadkracht, die raakt aan de sociale bedding en de persoonlijke co- ping strategieën van de bewoners, is het activeren van de ouders in de wijk. Zij zijn verantwoordelijk voor de overlast van de hangjongeren die zo bepalend is voor het veiligheidsgevoel. Heel belangrijk daarbij is het positief belonen van bewoners die zich inzetten voor de veiligheid, zodat zij zich gesteund voelen door de overheid en hun inspanningen continueren.

In het kielzog daarvan, om de kwetsbare collectieve daadkracht te beschermen, moet de negatieve beeldvorming over de wijk doorbroken worden en dan vooral de beeldvorming die zich afspeelt in de hoofden van de bewoners. Eén van de professi- onals vat het kernachtig samen door te zeggen: “ Hillesluis is niet onveilig, Hillesluis is rommelig! ” Zij bedoelt hiermee te zeggen dat het veiligheidsprobleem in Hillesluis in proportie moet worden gezien: het is niet zo onveilig als de media en de geruchten doen geloven en er kan wel degelijk iets aan gedaan worden. Niet op een repressie- ve manier (behalve daar waar strikte handhaving noodzakelijk is), maar op een struc- turele manier die aansluit bij de kern: de gezinnen in de wijk en de jongeren die daar- in opgroeien.

IVA beleidsonderzoek en advies 75

7 Conclusies en aanbevelingen

De vijf onderzochte wijken in Rotterdam hebben één kenmerk gemeen: het gaat er beter met de veiligheid dan een aantal jaren geleden. Het gaat ook beter met de wij- ken zelf. In de veiligheidsbeleving, zoals gemeten in de Veiligheidsindex , is dat ech- ter niet goed zichtbaar. De onderzochte wijken scoren niet goed, of zelfs slechter dan in voorgaande jaren. Maar als met bewoners van de wijken gesproken wordt, rijst een positiever beeldvorming op. Het leeuwendeel van de respondenten in dit onder- zoek meent dat het beter gaat met de veiligheid in hun wijken. Wel zijn er duidelijke verschillen tussen de wijken in de mate van geconstateerde verbetering, maar een voorzichtig optimisme lijkt de toon te zijn. Tegelijkertijd is er sprake van realisme: he- lemaal veilig, schoon en heel zullen de wijken wel nooit worden. De meeste Rotter- dammers die we in het kader van dit onderzoek spraken, vinden dan ook dat een ze- kere mate van hinder, overlast en criminaliteit nu eenmaal hoort bij het wonen in een grote stad. Ze wéten dat er “ van alles gebeurt ”, maar voelen zich daar lang niet altijd onveilig bij. Veel bewoners beschikken aantoonbaar over veerkracht en relativerings- vermogen om om te gaan met grootsteedse problematiek.

7.1 Eén beeld – Verguisd beeld

In de praktijk gelden de vijf onderzochte wijken als ‘slechte wijken’. Zo wordt er al- thans in de volksmond, op het stadhuis en vooral in de media over gesproken. Het is ook het beeld dat bij het merendeel van de bewoners en professionals leeft. Deels is die beeldvorming terecht. De vijf wijken staan beslist niet in een goed blaadje. Er wordt, vooral in de media, nogal eens gegeneraliseerd. Problemen of incidenten die zich op een specifieke locatie of een bepaald moment voordoen, worden in de prak- tijk nogal eens als een pars pro toto gepresenteerd. In relatie tot de Veiligheidsindex doet dit fenomeen zich ook voor: de wijk als geheel ‘krijgt een cijfer’, terwijl bewoners en professionals door een ‘kleinere bril’ kijken naar hun portiek, straat, buurt of wijk: kleine verbeteringen (goed schoonhouden, bewoners activeren) kunnen in een pro- bleemwijk al een groot effect hebben op de leefbaarheid en de veiligheidsbeleving.

De wijkbeschrijvingen en -analyses die hiervoor zijn gepresenteerd, maken duidelijk dat één eenduidig beeld niet bestaat. De werkelijkheid kent vele tinten grijs. Er zijn aanzienlijke verschillen tussen wijken, niet alleen wat aard en ernst van de proble- men betreft, maar ook wat de beleving van die problemen aangaat. Hetzelfde geldt binnen de bestudeerde wijken. Bewoners en professionals leggen onderling andere accenten als ze over de veiligheidssituatie in hun wijken spreken. Logisch, want voor bewoners is, zoals we lieten zien, de directe woon- of werkomgeving een belangrijk referentiekader voor hun veiligheidsbeleving, terwijl veel verschillende professionals elk vanuit hun eigen ‘professie’ en ‘professionaliteit’ problemen benoemen en beoor- 76 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

delen. Het zou de dagelijkse werkelijkheid geweld aandoen om simpelweg één beeld te plakken op de wijk.

7.2 Zichtbare lokale overheid versterkt gevoel van controle

De mate waarin bewoners weerbaar zijn tegen hinder, overlast en criminaliteit is een essentiële factor bij de veiligheidsperceptie. Als je je goed voelt, stressbestendig bent en het gevoel hebt alleen of gezamenlijk controle te kunnen uitoefenen op bronnen van onveiligheid (of die bronnen te kunnen vermijden) dan voel je je veiliger. Kan de overheid, of kunnen professionals in de wijken zichtbaar inspringen op de gezamen- lijkheid, dan kan aan dit effect extra kracht worden gegeven. Het rapport beschrijft per wijk verscheidene, evidence-based aangrijpingspunten om die kracht daadwerke- lijk te mobiliseren.

Uit dit onderzoek komt naar voren dat bewoners én professionals verwachten dat de lokale overheid, de deelgemeente en de instanties die in de wijken woon-, zorg- en welzijnsdiensten verlenen, concreter zichtbaar is en explicieter aangeeft vanuit welke uitgangspunten ze interventies doet. Deels heeft die zichtbaarheid te maken met aanwezigheid, deels met duidelijkheid geven over wat wel kan en wat niet, deels met opvolging geven aan goede intenties: doen wat je zegt. Mensen zien graag dat ver- vuiling, verloedering, ongewenst gedrag onmiddellijk aangepakt worden als ze daar melding van maken. Doorgaans zien de bewoners die aanwezigheid, duidelijkheid en daadkracht niet. Sterker nog, de lage aangiftebereidheid lijkt een signaal van lank- moedigheid: ‘wat helpt het… er wordt toch niet gehandeld’. En de meeste professio- nals zouden naar eigen zeggen ook graag direct en vanuit een ‘lik op stuk’ gedachte opereren, maar verantwoordelijkheden en taakverdelingen blijven in de praktijk ver- snipperd. En in dit, en eerder, onderzoek is de indruk ontstaan, 18 dat de regie over de leefbaarheids- en veiligheidsaanpak in de praktijk niet of onvoldoende bij de deelge- meenten ligt.

Een belangrijke vraag die vraagt om regie is: wanneer is het goed genoeg? Wanneer is het veilig genoeg, schoon genoeg en zijn de mensen tevreden genoeg? Op welk moment kun je van investeren overstappen op borgen en de zo vrijgemaakte midde- len weer elders inzetten? Het antwoord op deze vraag vereist overzicht en sturing, maar ook precieze communicatie en relativering. Een veelgehoorde roep van de kant van de professionals gaat over die sturing. Er wordt veel en nuttig werk verricht, maar de samenwerking kan en moet beter. Dat geldt voor elk van de bestudeerde wijken. De professionals zien hier vooral een sterke coördinerende taak weggelegd voor de deelgemeente. Met een sterke regie kan de efficiëntie en de effectiviteit van het werk worden verbeterd.

18 Evaluaties van de Rotterdamse rekenkamer (2011) en Tops et al. (2009) wezen hier eveneens op. IVA beleidsonderzoek en advies 77

7.3 Communiceer precies en vanuit vakmanschap

De regie dient behalve over taakstelling (inclusief discretionaire ruimte) en zichtbaar- heid (de deelgemeente moet een mijnheer of mevrouw zijn met een mobiele tele- foon) ook te gaan over precieze communicatie. Een goede priming en framing van incidenten is belangrijk, maar ook het uitdragen van successen en behaalde resulta- ten zou meer aandacht moeten krijgen.

Een interessant aspect hiervan is vakmanschap. Professionals die verstand van za- ken hebben en met de voeten in de modder staan, laten uitleggen waarom zaken goed of minder voorspoedig gaan, oplossingen meer of minder goed werken, slaat in de praktijk aantoonbaar veel beter aan bij wijkbewoners dan een wat sterieler verhaal over jaarplannen, beleidsmaatregelen, of veiligheidscijfers.

Een goede communicatie helpt om de negatieve beeldvorming om te buigen naar een meer positief collectief zelfbeeld. De voordelen van het uitbannen van opgelopen reputatieschade in het verleden zijn enorm. Een slecht imago gaat hand in hand met onverschilligheid, lethargie en geklaag. Dit onderzoek toont ons op dit punt tal van lessen. Daar waar de verbeteringen zichtbaar zijn, waar de instanties zichtbaar zijn en vertrouwen genieten van de wijkbewoners, daar ontstaat collectieve daadkracht en verbetert het imago. En als bewoners (menen te) merken dat mensen in hun straat, buurt of wijk elkaar kennen (‘publieke familiariteit’) en samen problemen kun- nen oplossen (‘collectieve daadkracht’), dan heeft dat onmiskenbaar een positief ef- fect op de mate waarin men zich tegen overlast, verloedering en onveiligheid opge- wassen voelt.

In de inleiding op dit hoofdstuk kwam de realistische en veerkrachtige houding van bewoners aan de orde. Zij zijn zich bewust van het feit dat ze in een wijk wonen die als slecht bekend staat, maar zij kunnen en willen niettemin werken aan een verbete- ring van de veiligheid en de leefbaarheid. Zij hebben daar evenwel een steuntje in de rug bij nodig van de lokale en soms ook van de landelijke overheid, in de vorm van een bijdrage aan positieve beeldvorming over de wijk. Ook het belonen van door burgers genomen initiatieven stimuleert bewoners zich te blijven inzetten voor hun wijk en geeft de collectieve daadkracht (nieuw) elan.

7.4 Investeer in collectieve weerbaarheid

Het blijkt dat bewoners het begrip ‘veiligheid’ vaak in verband brengen met leefbaar- heid en welzijn. In de straatinterviews beginnen bewoners als zij gevraagd worden ‘hoe het met de veiligheid staat’ spontaan te vertellen over overlastgevende hang- jongeren en over onverschillige buren, ook in de wijken die het het slechtste doen in termen van de Veiligheidsindex . Criminaliteit als parameter voor veiligheid komt pas in tweede instantie bij hen op en veel van de bewoners laten weten dat hen zelf nooit iets vervelends is overkomen. Onderzoek toont aan dat er geen hard verband be- staat tussen leefbaarheid en criminaliteit in een wijk. Hetzelfde geldt voor de relatie tussen ervaren (on)veiligheid en de mate van criminaliteit in een buurt of wijk. Wat 78 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

kort door de bocht gesteld: verbeteren van de ervaren veiligheid vergt meer dan het terugdringen van criminaliteit. 19

Het is in het licht van deze bevindingen niet verwonderlijk dat in de analyse van de wijkproblematiek door de professionals wordt gewezen op ‘sociale’ oplossingen, in plaats van op repressieve oplossingen. Nu is dat makkelijker gezegd dan gedaan. En bovendien wordt er op dit gebied veel gedaan. Het punt is dat al die projecten bij el- kaar niet het effect hebben dat ze als een samenhangende aanpak worden ervaren, een aanpak die op de langere termijn verandering brengt in diepwortelende sociaal- economische, demografische en culturele ontwikkelingen in de wijken. Diverse on- derzoeken hebben overigens ook laten zien dat grootschalige opknapbeurten en het aantrekken van kapitaalkrachtiger bewoners in moeilijke wijken op zijn best een indi- rect effect hebben op het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid. In elk geval is het van belang dat bij het in kaart brengen van de veiligheid in de wijken terdege aandacht wordt besteed aan c.q. een verband wordt gelegd met sociale fenomenen (zoals die in de Sociale index worden gemeten) die het maatschappelijk welbevinden van bewoners in context plaatsen.

Of mensen hun wijk leefbaar en veilig vinden, heeft vooral te maken met herken- baarheid, elkaar kennen, iets van elkaar weten (‘publieke familiariteit’). In de wijken die in het onderhavige onderzoek zijn bestudeerd, is toch steeds een zekere mate van (vermeende) sociale samenhang geconstateerd. Ook al hebben mensen onder- ling niet of nauwelijks contact, zo blijkt uit onderzoek, het feit dat ze er een beeld op nahouden van hun wijk, dat ze (historisch) gehecht zijn aan hun buurt, of dat ze iets vinden van hun buurtbewoners, zijn aantoonbaar goede effectmaten voor sociale samenhang. Het komt er dus op aan om daar op aan te grijpen, zowel in de commu- nicatie over de wijken als in de communicatie met de wijken, maar ook door een uit- gekiend woningtoewijzingsbeleid te voeren en te zorgen voor mogelijkheden om el- kaar te kunnen kennen.

7.5 Relativeer beeldvorming in zwart-wit

Het is in dit verband van belang de rol en functie van de Veiligheidsindex te benoe- men. Het is juist diezelfde Veiligheidsindex die sterk bijdraagt aan het negatief imago van de vijf onderzochte wijken. De bewoners en professionals in de wijken interprete- ren de scores over het algemeen als rapportcijfers. En dan oogt een 3,9 op zijn zachtst gezegd ‘niet best’. Een verbetering van bijvoorbeeld 0,6 punten is voor de professionals ongetwijfeld significant, maar heeft op de beeldvorming geen enkel po- sitief effect; in tegendeel zelfs, omdat men de verbetering als een wel heel erg trage vooruitgang afweegt tegen alle inzet die is gepleegd. De goede bedoeling van de Veiligheidsindex : inzicht geven in de veiligheidssituatie per wijk (of buurt), kan zo- doende in haar tegendeel verkeren en in de wijk tot een negatiever beeldvorming lei-

19 In dit licht kan ook de bevinding worden geïnterpreteerd dat de Hennepgeurkaart die bij wijze van proef in Rotterdamse wijken is verspreid geen aantoonbaar effect heeft op de veiligheidsbeleving van burgers. Bakker & Hermens, 2011.

IVA beleidsonderzoek en advies 79 den. Vervolgens wordt die negatieve beeldvorming in de volgende Veiligheidsindex weer gemeten, et cetera.

Het viel buiten het bestek van onderhavig onderzoek om de Veiligheidsindex als in- strument onder de loep te nemen. Maar de werking ervan in relatie tot de veilig- heidsbeleving in de wijken verdient wel degelijk aandacht. Van belang is om de ‘bij- werkingen’ van het instrument scherp in beeld te houden. Die zitten, zoals gezegd, in hoe de informatie wordt gebracht, in de behoefte aan een zo fijnmazig mogelijk beeld, maar vooral in de communicatie over de bevindingen uit de Veiligheidsindex . Die communicatie dient idealiter weg te blijven van algemeenheden. Het wordt in po- litieke en bestuurlijke kring dikwijls onderschat, maar uit onderzoek blijkt dat burgers niet alleen behoefte hebben aan een gebalanceerd beeld dat negatieve en positieve resultaten benoemt, maar dat ook heel goed kunnen plaatsen. Versimpeling in de zin van het weglaten van genuanceerde grijstonen tussen zwart en wit is niet de juiste koers. Bestuurders en professionals moeten met gezag durven relativeren.

IVA beleidsonderzoek en advies 81

Dankwoord

Bij de uitvoering van het hier beschreven onderzoek zijn veel mensen ons behulp- zaam geweest. Wij danken in de eerste plaats de leden van de begeleidingscommis- sie die het onderzoek heeft begeleid: Agnes Cornelissens (voorzitter, directie Veilig- heid gemeente Rotterdam), Ralf Bormans (voorheen accounthouder van onder ande- re de deelgemeente Delfshaven) Annemarie Fongers (accounthouder van onder an- dere de deelgemeente Delfshaven), Tijs Nederveen (stadsmarinier Oude Westen), Marcel van de Ven (stadsmarinier Hillesluis), Carolien van Eykelen (communicatie- adviseur directie Veiligheid gemeente Rotterdam) en Eveline de Groot (coördinator accounthouders).

Daarnaast zijn wij veel dank verschuldigd aan de stadsmariniers in de vijf focuswij- ken. Behalve Tijs Nederveen en Marcel van der Ven zijn dat Jur Verbeek (Bloemhof), Michiel van der Pols (Tarwewijk) en Marcel dela Haije (Nieuwe Westen). Ook Nermin Korkmaz bedanken wij voor haar hulp bij het uitvoeren van het veldwerk.

Niet alleen deze bij naam genoemde personen, maar ook vele anderen, professio- nals en bewoners van Rotterdam, hebben een onmisbare bijdrage geleverd aan de totstandkoming van dit rapport.

Wij hebben geprobeerd aan ieders bijdrage recht te doen in de tekst. Eventuele fou- ten of omissies komen voor rekening van de auteurs.

Dr. mr. Mirjam Siesling is onderzoeker bij IVA Beleidsonderzoek en Advies

Dr. Menno Jacobs is senior onderzoeker bij IVA Beleidsonderzoek en Advies

Drs. Hans Moors is senior onderzoeker en hoofd van de afdeling Veiligheid en Cri- minaliteit, Welzijn en Zorg bij IVA Beleidsonderzoek en Advies.

IVA beleidsonderzoek en advies 83

Aangehaalde literatuur

Abraham, M., Egmond, P. van & Soomeren, P. van (2011). Beïnvloeding van veilig- heidsgevoelens. Onderzoek naar het effect van de Stuurgroep Veilig in de Wijk in twee Rotterdamse wijken . Amsterdam: DSP-groep.

Bakker, I. & Hermens, N. (2011). De Hennepgeurkaart en veiligheidsbeleving. Een verkennend onderzoek naar de invloed van de geurkaart op de veiligheidsbeleving (concept) . Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Blokland, T. (1998). Wat stadsbewoners bindt. Sociale relaties in een achterstands- wijk . Kampen: Kok Agora.

Blokland, T. (2005). Goeie buren houden zich op d’r eigen. Buurt, gemeenschap en sociale relaties in de stad . Den Haag: Dr. Gradus Hendriks Stichting.

Blokland, T. (2009). Oog voor elkaar. Veiligheidsbeleving en sociale controle in de grote stad . Amsterdam: Amsterdam University Press.

Bovenkerk, F. (2009). Etniciteit, criminaliteit en het strafrecht . Den Haag: Boom Juri- dische uitgevers, 2009.

Bron, R.P., Salgado Dominguez, A., Engel, K.E., Veen, M. van der, Brink, E. van den, Uden, A. van & Ammerlaan, K.A. (2011). Meetinstrumentarium feitelijke over- last. Een nationale en internationale inventarisatie . Den Haag: Ministerie van Veilig- heid en Justitie / COT.

Eysink Smeets, M.W.B., Moors, J.A. & Baetens, A.G.M. (2011). Schaken op verschil- lende borden. Evidence-based strategieën voor communicatie over overlast en ver- loedering, maatschappelijke onrust, polarisatie en radicalisering. Een onderzoek naar de (on)mogelijkheden . Den Haag / Tilburg: Ministerie van Veiligheid en Justitie / IVA Beleidsonderzoek en Advies.

Eysink-Smeets, M.W.B., Moors, J.A., Van ‘t Hof, K. & Reek-Vermeulen, E.W.A. van den (2010). Omgaan met de perceptie van overlast en verloedering. Een beknopt advies voor de bestuurspraktijk . Den Haag / Tilburg: Ministerie van Binnenlandse Za- ken en Koninkrijksrelaties / IVA Beleidsonderzoek en Advies.

Lazarus, R.S. (1966). Stress and the Coping Process. New York: McGraw-Hill.

Mutz, D.C. (1992). Impersonal influence: effects of representation of public opinion on political attitudes. Political behavior , 14:2, pp. 89-122. 84 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

Mutz, D.C. (1998). Impersonal Influence, how perceptions of mass collectives affect political attitudes, Cambridge: Cambridge University Press.

Pleysier, S. (2010). 'Angst voor criminaliteit' onderzocht. De brede schemerzone tus- sen alledaagse realiteit en irrationeel fantoom . Den Haag: Boom Juridische Uitge- vers.

Rekenkamer Rotterdam (2011). Handhaven van stadsmariniers. Effecten van stads- mariniers op veiligheid . Rotterdam: Rekenkamer Rotterdam.

Schrijver, A. de, Delbeke, K., Maesschalck, J., Pleysier, S. (2010). Fairness percep- tions and organisational misbehaviour: an empirical study. American Review of Pub- lic Administration, 40:6, pp. 691-703.

Teeffelen, P.B.M. van & Zweers, J. (2010), MOE- landers in de wijk. Ervaringen en meningen van MOE-landers en wijkbewoners in drie Nederlandse gemeenten . Zoe- termeer: Research voor Beleid.

Tops, P., Hoogenboom, B., Spijker, W. van, Torre, E. van der (2009). Van urgentie naar noodzaak. Positie en perspectief van de stadsmariniers in Rotterdam . Apel- doorn, Tilburg.

Vanderveen, G.N.G. (2006 ). Interpreting Fear, Crime, Risk and Unsafety; conceptua- lisation and measurement . Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. IVA beleidsonderzoek en advies 85

Bijlage 1 Onderzoeksbeschrijving en verant- woording

Inleiding

De gemeente Rotterdam heeft IVA beleidsonderzoek en advies (IVA) verzocht on- derzoek te doen dat de gemeente ondersteunt om in vijf focuswijken meer zicht te krijgen op de veiligheidsproblemen die er volgens bewoners en professionals spelen. Tot 2010 verscheen elk jaar de Rotterdamse Veiligheidsindex , een monitoring- instrument dat informatie uit Xpol (meldingen en aangiften) combineert met informa- tie uit een enquête onder de bevolking (self-report lokale veiligheidsbeleving). Vanaf dit jaar komt de Veiligheidsindex tweejaarlijks uit. Niettemin vindt de gemeente het van belang om in een aantal wijken ‘de vinger aan de pols’ te blijven houden en in de betreffende wijken ook explicieter in te gaan dan met een gemeentebrede enquête mogelijk is op problemen die er volgens eerstelijns professionals en bewoners spe- len.

Het veldonderzoek dat IVA heeft uitgevoerd bestaat grofweg uit drie delen. Ten eer- ste is in elk van de vijf wijken de stadsmarinier geïnterviewd. Ten tweede zijn per wijk ongeveer 40 straat- en portiekinterviews met bewoners uitgevoerd – zoveel mogelijk verspreid over verschillende buurten in die wijken en over verschillende bewoners (autochtoon, allochtoon, mannen, vrouwen, ouderen en jongeren). Geregeld is ge- werkt met tolken om ook bewoners die het Nederlands niet beheersen aan het woord te kunnen laten. Ten derde is per wijk een groepsgesprek (moderatiesessie) met vijf tot tien eerstelijns professionals gehouden.

Uitvoering van het onderzoek

De organisatie en uitvoering van de interviews met stadsmariniers, de dialoogsessies met eerstelijns professionals en de straat- en portiekinterviews in elk van de vijf focus wijken vormt de kern van het onderzoek. Hierna beschrijven we beknopt hoe deze onderdelen ten uitvoer zijn gelegd. Daarnaast zijn de stadsmariniers bevraagd op kenmerken van de wijk en specifieke buurten binnen de wijk.

Uitgangspunt van de dialoogsessies met eerstelijns professionals was dat vijf tot tien personen in een groepssetting zijn bevraagd. Bij de voorbereiding is samengewerkt met de stadsmariniers, de Directie Veiligheid van de gemeente Rotterdam en de be- treffende deelgemeenten. De bijeenkomsten zijn uitgevoerd conform de zogenoemde moderatiemethode. Deze methode is een visuele communicatietechniek, waarbij deelnemers hun mening, ideeën, of problemen kernachtig noteren en delen. Het is een methode om binnen relatief korte tijd (ongeveer 2,5 uur) met een groep mensen (maximaal tien personen) tot een kernachtige maar zo compleet mogelijke situatie- 86 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

schets en probleemanalyse te komen. Vaste elementen in een moderatiesessie zijn de korte discussietijd (binnen beperkte tijd zoveel mogelijk informatie verzamelen), een ieder heeft inbreng en de snelle werkwijze om prioriteiten van problemen helder te krijgen. Bijkomend voordeel is meestal dat betrokkenen een gezamenlijke, ge- deelde probleemanalyse realiseren.

Voor een (geanonimiseerd) overzicht van de deelnemende professionals, zie het respondentenschema dat is opgenomen in bijlage 2. De stadsmariniers deden niet mee aan de dialoogsessies, omdat zij in een andere verhouding staan tot de profes- sionals dan die professionals ten opzichte van elkaar.

Ten behoeve van de bewonersconsultatie zijn korte een-op-een gesprekken gevoerd met wijkbewoners (n = ca. 40). Onder bewoners verstaan we mensen die routinema- tig in de wijk verblijven, dat wil zeggen daar wonen of (dagelijks) werken of anders- zins verblijven. De bewoners zijn willekeurig aangesproken, waarbij rekening is ge- houden met een zo groot mogelijke diversiteit om zodoende een adequate afspiege- ling van de bevolking te krijgen. De respondenten zijn op locatie bevraagd: op straat, in winkels of andere ondernemingen, dan wel in hun eigen woning. Er is gebruik ge- maakt van tolken, zodat ook bewoners die niet of slecht Nederlands spreken aan het woord konden komen. Zodoende zijn dus niet alleen de ‘gestaalde kaders’ van actie- ve burgers binnen de wijk bevraagd. De interviews waren semi-gestructureerd, aan de hand van een ‘topic-list’ die tevoren was opgesteld. Tijdens de gesprekken is te- vens ingegaan op gegevens uit de Veiligheidsindex , de politieregistratie en recente incidenten. Aan de orde komt dan onder meer of de respondenten dat ‘veiligheids- beeld’ van de wijk herkennen. Wat zien zij anders? Gaat dat over specifieke inciden- ten, of over langduriger waargenomen problemen? Hoe kijken zij aan tegen maatre- gelen om de veiligheid in de wijk te verbeteren? Welke maatregelen kunnen ze noe- men? Kennen ze professionals die in de wijk actief zijn? De interviews zijn in de peri- ode van december – februari per wijk uitgevoerd.

Informatiewaarde

Geeft deze aanpak, mede gezien de korte doorlooptijd van het onderzoek, voldoende betrouwbare en representatieve informatie om een beeld te schetsen van hoe bewo- ners en professionals aankijken tegen de (on)veiligheid in hun wijk en buurt? Het antwoord luidt bevestigend.

Het onderzoek is beschrijvend van aard. Het staat in de traditie van de empirisch- fenomenologische methode, die de interpretatie van bewuste ervaringen centraal stelt en die ervaringen als het verhaal van de verschillende individuele vertellers be- schouwt. Interviews vormen de belangrijkste bron van informatie. De interviews heb- ben plaatsgevonden op basis van vrijwilligheid: de respondenten zijn volkomen vrij geweest om aan het onderzoek medewerking te verlenen. Hun anonimiteit is vooraf gegarandeerd. De interviewers hebben zoveel als mogelijk rekening gehouden met representativiteit in de betekenis van ‘een afspiegeling van de bewoners van de wijk’. Het aantal interviews per wijk (ca. 40 bewoners en vijf tot tien professionals) is vol- IVA beleidsonderzoek en advies 87 doende om een zogenoemd saturatiepunt te bereiken: het punt waarop het verhaal compleet is, in die zin dat weinig tot geen nieuwe informatie meer wordt opgetekend (Evers, 2009). Het verhaal van de wijk is hiermee volledig.

De informatie is getrianguleerd. Er is namelijk gebruik gemaakt van verschillende methoden van datavergaring (formele en informele interviews, individueel en in groepsverband, observaties – methodische triangulatie), van verschillende veldwer- kers (teamtriangulatie), en van verschillende soorten informatie (verbale en non- verbale informatie, sociaaldemografische cijfers, politieregistraties, veiligheidsmonitor – datatriangulatie). Deze drie vormen van triangulatie beogen de interne validiteit, namelijk de mate waarin geldige conclusies kunnen worden getrokken, en de be- trouwbaarheid, namelijk de mate waarin de verzamelde informatie is gevrijwaard van systematische fouten te verhogen.

Een betrouwbaar en intern valide onderzoeksopzet wil nog niet zeggen dat de resul- taten generaliseerbaar zijn, ofwel dat de externe validiteit hoog is. De resultaten zijn betrouwbaar en valide, maar hebben uitsluitend betrekking op de casus: namelijk de wijk. Uiteraard zijn er uit de resultaten bevindingen te halen die, eventueel met de nodige aanpassingen, een bredere praktische toepasbaarheid kunnen hebben.

IVA beleidsonderzoek en advies 89

Bijlage 2 Respondentenschema professionals

Nieuwe Westen

André Baas, opbouwwerk Fons Bijl, buurtagent Arie Eijkelboom, deelgemeentemanager Roteb Alien van der Haar, projectmanager Woonbron Jetze van der Ham, bestuursadviseur Veilig & Jeugd deelgemeente Delfs- haven Yvonne van Harras, Woonstad Rotterdam Arjan Medendorp, gemeentewerken Lot Mertens, gebiedsmanager deelgemeente Delfshaven Marja Rook, regisseur groepsaanpak deelgemeente Delfshaven Karin Wolters, stadstoezicht

Oude Westen

Herman Arnaud de Calavon, wijkteamchef politie Nabil Ben Allouch, projectleider groepsaanpak jeugd Petra van den Berg, opbouwwerk Ed Bergshoef, deelgemeentemanager Roteb Peter Dekkers, gebiedscoördinator Natalie Dupon, opbouwwerk Dinish Hira, wijkservicemanager gemeentewerken Jan van der Klooster, stadstoezicht Marc Lansink, Woonstad Rotterdam Ellen Perik, gebiedsmanager Karim Zoundri, Stichting Jong

Tarwewijk

Lucia van den Berg, Thuis op Straat Charlois Noord Art-Jan van Capellen, Youth for Christ Taylan Ciceck, Thuis op Straat Erik Feekes, Buurtbemiddeling Emile Goyvaerts, DOSA-regisseur Timo van der Heijden, Youth for Christ Jeanette Hofman, Woonstad Rotterdam Hettie de Knegt, Woonstad Rotterdam 90 Veiligheidsperceptie bij bewoners en professionals in vijf Rotterdamse wijken

Kees Koot, Opbouwwerk Millinxbuurt Anne Korthuis, deelgemeente Charlois Salle Lagritite, stadstoezicht Marijn van Loenen, buurtagent Stephan von Michaelis, buurtagent Paul Steinmann, Opbouwwerk Charlois Ron Vester, buurtagent Samir Zekanovic, straatcoach Mijnkintbuurt

Bloemhof

Robin van de Boogaard, buurtagent Xenia Heemskerk, buurtregisseur Levy Heijndijk, Stichting Welzijn Feijenoord Piet Hordijk, Stichting Bewonersorganisatie Bloemhof Hans de Jong, Woonstad Rotterdam Orlando Karam, deelgemeentemanager Roteb Corrie Kreuk, SONOR Opbouwwerk Jan van der Laan, stadstoezicht Mohammed, Thuis op Straat Ruud Noij, buurtagent Mo Smit, buurtmanager Oleander bloeit

Hillesluis

De heer Aarli, Fatihmoskee Hillesluis Jan Bergsma, bewonersplatform Veilig Hillesluis Ton Brouw, buurtagent Orlando Karam, deelgemeentemanager Roteb Tania Losiabaar, Woonstad Rotterdam Dictus Miedema, Woonstad Rotterdam Nurdan Tatoglu, SONOR Opbouwwerk Marleen ten Vergert, deelgemeente Feijenoord Richard Troost, actieve bewoner