Download PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Gedenkschriften. Deel II. Groei Pieter Jelles Troelstra bron Pieter Jelles Troelstra, Gedenkschriften. Deel II. Groei. Em. Querido's Uitgevers-Maatschappij, Amsterdam 1928 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/troe002gede02_01/colofon.htm © 2007 dbnl t.o. 1 TROELSTRA - ANNO 1926 Pieter Jelles Troelstra, Gedenkschriften. Deel II. Groei 5 Voorwoord Is in het eerste deel mijner Gedenkschriften de wording mijner jonge persoonlijkheid en haar geestelijke botsing met de bestaande maatschappij geschilderd, in dit tweede deel ziet men den groei dier persoonlijkheid in haar kontakt met die maatschappij weergegeven. Dit deel bevat de elementen van strijd en organisatie, waarin zij hare ontplooiing moest vinden. Het schildert niet slechts mijn persoonlijke ontwikkeling, maar ook die van mijn voornaamste werk: de Partij, door mij opgericht, de beweging, door mij aangevoerd. Het zuiver persoonlijke, hoewel niet verwaarloosd, treedt meer op den achtergrond. Een nieuw geestelijk milieu moet worden geschapen en verwerkt; de politieke taak moet worden begrepen en eischt groote ontwikkeling van krachten. De opgerichte partij heeft een langen tijd van konsolidatie noodig, om tot zelfbezinning te komen en geschikt te worden voor de voortdurende massale aktie, die van haar wordt geëischt. Naast den strijd tegen tegenstanders van buiten, komt de botsing der meeningen binnen de jonge organisatie. Van een chaos moet gemaakt worden een daadkrachtige politieke beweging, met perspektieven voor de toekomst. De taak van den leider, waartoe ik mij langzamerhand ontwikkelde, eischt kennis en begrip van zaken, het algemeen belang, maar vooral dat der opkomende arbeidende klasse, betreffende. Naar groote matiging en beperking moest hierbij worden gestreefd. Want zeer veelzijdig is de stof, die te bewerken was. Dankbaar voor het groote werk, waaraan ik mij heb kunnen wijden - dankbaar voor hetgeen ik in dien arbeid leerde en mocht presteeren, was mij het schrij- Pieter Jelles Troelstra, Gedenkschriften. Deel II. Groei 6 ven van dit boek een groot genot. De persoonlijke omstandigheden, waaronder dat moest plaats vinden, waren in zekeren zin zoo ongunstig mogelijk. Ik heb voor dit werk geen letter zelf op papier kunnen zetten. Sedert de laatste 60 pagina's van het eerste deel, nadat een beroerte met verlamming aan de rechterzijde mij daartoe noodzaakte, heb ik tot dikteeren mijn toevlucht moeten nemen. Het tweede deel eischte raadpleging van allerlei gegevens, die in bibliotheken en elders moesten worden verzameld. Aan hen, die daarbij of op andere wijze bij het samenstellen van dit boek mij van dienst zijn geweest, mijn hartelijken dank. Maar het zou mij onmogelijk zijn geweest, onder de zoo ongunstige omstandigheden mijn werk te verrichten, indien niet jonge krachten, mij, den invaliede, hadden geholpen. Ik heb hierbij voornamelijk te noemen mijn eersten sekretaris, H.B. Wiardi Beckman, die mij èn wegens zijn bekwaamheid èn wegens zijn hoogstaande en aangename persoonlijkheid den arbeid aan dit boek zeer heeft verlicht en tot een voortdurend genoegen heeft gemaakt. Ook mijn tweeden sekretaris, H.W. Sandberg, ben ik wegens zijn ijverige en belangstellende medewerking grooten dank schuldig. De stof, in dit deel behandeld, eischt van den lezer meer dan die van het eerste deel. De ontvangst, dat eerste deel vooral in de kringen van Partij en Vakbeweging ten deel gevallen, geeft mij het recht ook voor dit boek de noodige belangstelling te verwachten. Zoo werd en wordt het schrijven van dit boek in tijden van ziekte en invaliditeit voor mij het middel, om van mijn leven te maken, wat er nog van te maken is en den band met de socialistische arbeidersbeweging te onderhouden en te versterken. Scheveningen, Sept. 1928 TROELSTRA Pieter Jelles Troelstra, Gedenkschriften. Deel II. Groei t.o. 6 TROELSTRA MET H.B WIARDI BECKMAN, OP HET TERRAS VAN HET TROELSTRA-OORD Pieter Jelles Troelstra, Gedenkschriften. Deel II. Groei 7 I. Op nieuwe wegen 1892: HET KRISISJAAR - NIEUWENHUIS WERPT MIJ DE HANDSCHOEN TOE - DE ‘SNEEKER COURANT’ - ELLENDE EN SOCIALISTENVERVOLGINGEN IN FRIESLAND - GEVOLGEN VAN EEN MEI-REDE - KONINKLIJK BEZOEK AAN LEEUWARDEN - DE BELEGERDE SIGARENWINKEL - PROPAGANDA-REIZEN - ASSOCIATIE MET BLECKMANN - HET ZWOLSCHE KERSTKONGRES VAN 1892 Het jaar 1892 brengt de groote krisis in mijn leven. In dat jaar ben ik in den strijd getrokken, en heb ik het besluit moeten nemen Leeuwarden te verlaten. Het is Domela Nieuwenhuis geweest, die mij in den strijd dreef en mij noopte mij van alles los te maken. Hij dwong mij moreel de strijdbijl op te nemen, vroeger dan ik had gewild. Ik had mij de toekomst anders voorgesteld. Ik dacht: ik blijf nog een paar jaar in Leeuwarden in mijn praktijk en maak in dien tijd rustig studie van het socialisme. Ik had vrij wat werk als advokaat, omdat ik niet alleen de gewone burgerkliënten had, maar ook talrijke arbeiders. En een verdere studie van het socialisme was wel noodzakelijk, omdat ik daarmede eerst na mijn studententijd was begonnen. Uitnoodigingen om op werkloozenmeetings te spreken, had ik tot dien tijd toe afgeslagen. Wel was ik altijd demokraat geweest, maar van de socialistische beweging moest ik eerst niets hebben; de mij onsympathieke persoonlijkheid van Nieuwenhuis droeg daarvan de schuld. Mijn strijd met hem zou zich afspelen in en om de Friesche Volkspartij, de eenige demokratische partij, die tenminste voor het uiterlijk kracht vertoonde. Voor het jaar 1892 heb ik een Almanak samengesteld, waarin gegevens over het werk en de sterkte van die partij en haar afdeelingen te vinden zijn. Daar blijkt, dat zij meer dan 5000 leden telde, een aantal, dat onze partij in Friesland pas weer veel later bereikte. Er was dus Pieter Jelles Troelstra, Gedenkschriften. Deel II. Groei 8 iets te verliezen, doch dat was een overweging, waarmede Nieuwenhuis zich niet ophield. Toch miste de Friesche Volkspartij innerlijke kracht, omdat zij slechts een allegaartje was van zeer uiteenloopende stroomingen. Ondanks de soms zeer revolutionaire uitingen bleef zij een burgerlijke partij. Ik wilde een poging doen er een normale politieke partij van te maken met een uitgesproken sociaal-demokratisch program. Dat was geenszins naar den zin van Nieuwenhuis en de zijnen, door wie de Friesche Volkspartij ter dood veroordeeld was. Na zijn periodieke aftreding in 1891 was de kandidatuur van Nieuwenhuis in Schoterland door de Volkspartij gesteund. Maar de slag werd verloren en Treub gekozen en toen deze laatste, getrouw aan zijn belofte, dien zetel weer ter beschikking stelde van Nieuwenhuis, omdat ook in Winschoten een radikaal gekozen was, brak de strijd tusschen de vroegere bondgenooten uit. De Volkspartij wilde, dat Nieuwenhuis weer kandidaat zou zijn, maar hij zelf weigerde uit de handen van Treub dit geschenk te aanvaarden. Van dien tijd af is de reeds bestaande verwijdering tusschen de Volkspartij en den Soc.-Dem. Bond steeds grooter geworden. Nieuwenhuis kwam toen met de mooi-schijnende maar onuitvoerbare eisch: de Volkspartij moet gezuiverd worden van alle burgerlijke elementen. De leiders van den Soc.-Dem. Bond hadden het zich vast voorgenomen: de Volkspartij moest verdelgd worden. In ‘Recht voor Allen’ werd de toon tegenover de Volkspartij voortdurend hatelijker en tegelijkertijd voltrok zich de ontwikkeling van den Soc.-Dem. Bond naar het anarchisme, die al spoedig na de nederlaag bij de verkiezingen van 1891 begonnen was. Nog in den zomer van dat jaar was op een vergadering van den Centralen Raad in Utrecht besloten, dat men zich met geen an- Pieter Jelles Troelstra, Gedenkschriften. Deel II. Groei 9 dere partij meer zou kombineeren en dat dit ook den afdeelingen van den Bond verboden zou zijn. Om dit besluit, dat natuurlijk tegen de Friesche Volkspartij was gericht, uit te voeren, hield de Centrale Raad in Oktober een bijeenkomst met de Friesche afdeelingen. Het Kerstkongres van den Soc.-Dem. Bond werd in 1891 te Amsterdam gehouden en daar wilde Domela Nieuwenhuis het vonnis over de Volkspartij doen bekrachtigen. Er waren daar maar enkele afgevaardigden, die begrepen, dat men gevaarlijk spel speelde; immers, de Soc.-Dem. Bond telde buiten Friesland slechts weinig leden en hij moest het van samenwerking met de Friesche Volkspartij hebben. Op dit Kongres - hetzelfde waar het duistere en verwarring-stichtende besluit, dat de ‘revolutionaire taktiek’ gehandhaafd zou blijven, werd genomen - vonden de waarschuwende stemmen geen gehoor. Na een uitvoerig debat bevestigde het Kongres het besluit, dat afdeelingen van den Bond geen deel van de Volkspartij zouden kunnen uitmaken. Dit besluit is de bekrachtiging van den overgang van Nieuwenhuis naar het anarchisme. In 1892 verscheen Kropotkine's werk ‘De verovering van het brood’, die boeiende fantasie over de komende revolutie, waardoor alles wel in orde zal komen, als men er maar voor zorgt geen nieuwe ‘regeering’ in te stellen en alles over te laten aan de edelmoedige toewijding der massa en de edelaardige opwellingen der individuen. Een werk vol frisch optimisme, getuigend van groote belezenheid, sprekend met groote beslistheid en zeker geschikt om proselieten te maken. Dit werk vond hier een wel toebereiden bodem. Domela Nieuwenhuis heeft nl. sedert 1889, in den aanvang waarschijnlijk onbewust, later meer stelselmatig, het parlementarisme, daarna de politieke aktie en tenslotte de sociaal-demokratie afgebroken. Daarmede Pieter Jelles Troelstra, Gedenkschriften. Deel II. Groei 10 ging gepaard een afglijden naar het anarchisme, dat eertijds principieel bestreden, vervolgens gevleid en onder