Operatie Blackcock
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Operatie Blackcock Door Richard van Gils Eisenhower krijgt de kriebels van Monty Het is september 1944. De Amerikaanse generaal Dwight D. Eisenhower, opperbevelhebber van de geallieerde troepen, krijgt de kriebels van de aan hem ondergeschikte Britse veldmaarschalk Bernhard Montgomery, commandant van de 21st Army Group. Hij en Montgomery zijn het hartgrondig oneens over de te volgen strategie. Eisenhower wil dat de geallieerde legers over een breed front in de aanval gaan, terwijl Monty juist een doorbraak wil forceren door de geallieerde gevechtskracht zo veel mogelijk op één plek aan het front te concentreren. Wanneer de gevechtskracht wordt gebundeld, zullen de geallieerde strijdkrachten diep het vijandelijk gebied kunnen binnendringen en zijn de geallieerde militairen ‘Home Before X-mas’, zo is de stellige overtuiging van Montgomery. De claim van de Britse generaal om over een smal front op te rukken is echter niet geheel vrij van eigenbelang. De geallieerden kampen op dat moment met grote tekorten aan munitie, brandstof, voedsel en materieel. Met zijn gebruikelijke gebrek aan tact eist Montgomery van Eisenhower dat veruit de meeste logistieke reserves worden toegewezen aan zijn 21st Army Group. Hij krijgt grotendeels zijn zin. Het resultaat is operatie Market Garden die op 17 september 1944 van start gaat. Na het mislukken van de luchtlandingsoperatie blijft Monty, egoïstisch als hij is, eisen dat hij een tweede kans krijgt. Maar eerst moet de Antwerpse haven in gebruik worden genomen, en daarna gooit het Duitse wanhoopsoffensief in de Ardennen vanaf 16 december 1944 roet in het eten. De felbegeerde rol van aanvoerder van het geallieerde offensief over de Rijn blijft voor Monty nog even toekomstmuziek. Montgomery zit ondertussen niet stil. Voordat het Rijnlandoffensief van start kan gaan, moeten de geallieerden eerst het Roerbruggenhoofd elimineren. Dit bevindt zich in de driehoek tussen de plaatsen Roermond, Sittard en Linnich. Terwijl de geallieerden tijdens het Ardennenoffensief alles op alles zetten om de Duitse tankkolonnes te stoppen, biedt het Roerbruggenhoofd de Duitsers een uitstekende uitvalsbasis om de geallieerden tijdens het Ardennenoffensief in de rug aan te vallen. Dat gebeurt uiteindelijk niet, maar de dreiging bezorgt de geallieerden voldoende kopzorgen. Het Roerbruggenhoofd is sterk, zo ondervinden Amerikaanse eenheden al in november 1944. In het westen grenst het aan de Maas en het Julianakanaal, terwijl het in het oosten tegen de Siegfriedlinie en de rivieren de Roer en de Wurm aanleunt. Daardoor heeft alleen een aanval vanuit het zuiden kans van slagen, tussen de plaatsen Susteren en Linnich. Evenwijdig aan deze frontlijn zijn in de diepte drie verdedigingslinies aangelegd. Op grote schaal is hiervoor gebruik gemaakt van Russische dwangarbeiders, maar ook de Limburgse bevolking is ingezet voor het graven van schuttersputten, loopgraven en tankgrachten. Daar blijft het niet bij. Een groot aantal dorpjes in het gebied verandert in ware vestingen. De inwoners worden daarvoor grotendeels geëvacueerd. Niet alleen krijgen de geallieerden te maken met een sterke Duitse verdediging, het gebied is ook nog eens weinig geschikt voor de mechanische oorlogvoering. Er bevinden zich talrijke van oost naar west lopende beekjes die bij nat weer snel overlopen waardoor het laagliggende terrein snel zompig wordt. Tanks kunnen er daardoor nauwelijks uit de voeten terwijl hun vuurkracht en bescherming harde voorwaarden zijn voor succes. Het maakt de opgave om het Duitse verzet in de Roerdriehoek op te rollen nog moeilijker voor de geallieerde commandanten. Fallschirmjäger, Desert Rats en zieke Duitsers in Limburg In de Roerdriehoek bevinden zich twee Duitse divisies: 183. Volksgrenadierdivision in het oosten en 176. Infanteriedivision in het westen van het bruggenhoofd. Daarnaast is er nog de Kampfgruppe Hübner, bestaande uit in de strijd geharde Falllschirmjäger. Deze eenheid is verantwoordelijk voor de verdediging van het gebied rondom Roermond in het noorden van de Roerdriehoek. In tegenstelling tot de Kampfgruppe is de gevechtskracht van de beide divisies beperkt. Zo is de 176. Infanteriedivision een zogeheten Kranken Division. De eenheid is voor een groot deel gevuld met militairen die niet geschikt zijn voor frontdienst omdat ze te oud zijn of eerder tijdens de oorlog gewond zijn geraakt. De gevechtswaarde van 183. Volksgrenadierdivision is niet veel beter. Deze divisie bestaat vooral uit militair personeel en gemilitariseerde burgers zonder enige frontervaring. Tijdens gevechten in november 1944 tegen het Amerikaanse 9th Army lijdt de divisie dan ook zware verliezen. Hoewel ze in de volgende maand wel aanzienlijke, maar matig geoefende versterkingen ontvangen, zijn beide divisies begin januari 1945 nog steeds druk bezig met hun ‘Auffrischung’. Beide eenheden tellen op dat moment zo’n 7500 militairen en beschikken over voldoende artillerie- en antitankeenheden. De Duitse militairen krijgen een formidabele geallieerde strijdmacht tegenover zich: het XII British Corps. Dit legerkorps is ruim 46.000 man sterk en staat onder bevel van luitenant-generaal Neil Ritchie. Het bestaat uit drie divisies: van west naar oost de 7th Armoured Division (Desert Rats), de 52nd (Lowland) Division en de 43rd (Wessex) Division. Daarnaast bevinden zich in het XII British Corps ondersteunende eenheden, zoals artillerie en genie. XII British Corps maakt deel uit van het 2nd British Army van de 21st Army Group en krijgt opdracht het gebied tussen de Maas en Roer te veroveren. Dat is geen eenvoudige opdracht. Het is duidelijk dat het operationeel tempo hoog moet liggen. Alleen zo kan een herhaling van het mislukte Amerikaanse offensief van november 1944 worden voorkomen. Luitenant-generaal Ritchie geeft zijn divisies dan ook opdracht de vaart erin te houden. Desert Rats zoeken genoegdoening De 43rd (Wessex) Division kiest in de tweede week van januari 1945 positie aan de oostelijke zijde van het front, zodat de Duitsers denken dat de hoofdaanval, net als in november 1944, uit die hoek zal komen. Dat is precies wat de geallieerde legerleiding hoopt. Het zwaartepunt van de operatie Blackcock ligt namelijk bij de 7th Armoured Division (Desert Rats). Zij moeten op 16 januari 1945 met twee onder bevel gestelde brigades van de 52nd (Lowland) Division aan de linkerkant van het front een doorbraak door de Duitse linies forceren. Vervolgens is het aan deze divisie om met behulp van een opeenvolgende serie aanvallen richting het zuidoosten de Duitse verdedigers langs de andere delen van het front in de rug aan te vallen. Om tegelijkertijd de Duitse eenheden aan het front ‘bezig te houden’ moet de rest van de Lowland Division en de 43rd (Wessex) Division op respectievelijk 18 en 20 januari de aanval inzetten op de stellingen achter de van oost naar west lopende Saeffeler beek.1 De belangrijkste rol is dus weggelegd voor de 7th Armoured Division. De eenheid hunkert naar succes. Bij de strijd in Noord-Afrika was de divisie een van Montgomery’s meest succesvolle eenheden; uit deze tijd stamt ook de bijnaam Desert Rats. Na de landing in Normandië blijkt de divisie die reputatie niet hoog te kunnen houden. Mislukking op mislukking volgt, waarbij diverse commandanten het veld moeten ruimen. Gevechtsuitputting lijkt hierin een belangrijke rol te spelen.2 Tijdens hun opmars in noordelijke richting moeten de Britse militairen een groot aantal beken passeren. De bestaande bruggen zijn echter door de Duitsers opgeblazen. Het succes van de operatie is daarom afhankelijk van de genie en de beschikbaarheid van brugslagmateriaal. Zonder bruggen immers geen tanks en zonder tanks geen succes. De eerste waterhindernis die de geallieerden vrijwel meteen na het begin van de operatie moeten nemen is de Vloedbeek ten zuidwesten van Susteren. Onder zwaar en nauwkeurig Duits artillerievuur weten de Britse genisten uiteindelijk na twaalf uur keihard werken een noodbrug te slaan. De Duitse artilleriegranaten maken daarbij veel slachtoffers onder de genisten. Ook worden twee bulldozers uitgeschakeld. ’s Nachts voert de vijand een tegenaanval uit, die slechts met moeite kan worden afgeslagen door Britse infanteristen. Belangrijke steun komt hierbij van een geïsoleerde vlegeltank, die is bedoeld om mijnen te ruimen. Vervolgens slaat het noodlot toe: de noodbrug wordt vol getroffen door een Duitse granaat. Hierdoor moet de genie opnieuw beginnen. Enkele honderden meters ten zuidoosten van de eerste brug wordt in de ochtend van 17 januari een nieuwe brug in gebruik genomen. Het leidt tot veel oponthoud waardoor het de Desert Rats 24 uur kost om de eerste waterhindernis te nemen. Dat belooft weinig goeds voor de rest van de operatie. Ondertussen heeft de Britse infanterie niet op haar handen gezeten. Met behulp van ladders, palen en planken worden bruggetjes geïmproviseerd en de aanval ingezet op de plaatsen Dieteren en Susteren.3 1 George Blake. Mountain and Flood. The history of the 52nd (Lowland) Division (Glasgow, 1950) kaart tussen p. 128 en 129. 2 Samuel W. Mitchell Jr. Retreat to the Reich. The German defeat in France, 1944 (Mechanicsburg, 2007) p. 81. 3 Robin Neillands. The Desert Rats. 7th Armoured Division 1940-1945 (Londen, 1991) p. 261-265; Patrick Delaforce. Churchill’s Desert Rats in North-West Europe. From Normandy to Berlin (Barnsley, 2010) p. 135-141 ‘Methodisch und vorsichtig’ ten strijde Het succes van het Britse aanvalsplan staat of valt met de poging om de Duitsers te verrassen, zodat ze niet de kans krijgen zich te verdedigen en de opmars te vertragen.