Uva-DARE (Digital Academic Repository)
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
UvA-DARE (Digital Academic Repository) Eenheid en verscheidenheid. De burgers van Haarlem in de Gouden Eeuw Dorren, G.M.E. Publication date 2001 Link to publication Citation for published version (APA): Dorren, G. M. E. (2001). Eenheid en verscheidenheid. De burgers van Haarlem in de Gouden Eeuw. Prometheus/Bert Bakker. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:07 Oct 2021 6 6 Inn het belang van de stad Schilderr Bastiaen Fredericxs had zich in 1677 schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte.. Driemaal had hij de handtekening van een burgemeester gefingeerd onderr een rekening voor schilderwerk, en op die manier geld uit de stadskas wetenn te krijgen. Bij een vierde poging kwam zijn bedrog uit. Er werden stren- gee straffen tegen hem geëist: doodstraf, dan wel verminking van zijn hand (een gebruikelijkee straf voor valsheid in geschrifte) en eeuwige verbanning.947 Inn het vonnis valt te lezen dat Bastiaen zichzelf op de eerste plaats stelde, ter- wijll hij moreel verplicht was zoveel mogelijk het stadsbelang te behartigen. Hemm werd vooral nagedragen de fraude te hebben gepleegd als geboren Haar- lemmerr en beëdigd schutter, die bovendien in stadsdienst werkte. Kortom, op driee manieren achtte het gerecht Bastiaen aan de stad gebonden: beroepshalve, doorr zijn afkomst en door zijn wapendienst. Elk van deze banden afzonderlijk rechtvaardigdee in de ogen van het gerecht loyaliteit ten opzichte van de stad. Eenn dergelijke stelhngname van de heren van de wet hoeft ons niet te verbazen. Interessanterr is in hoeverre degenen die niet met macht waren bekleed hun meningg deelden. Gaven zij blijk van betrokkenheid bij de stad? Inn de vorige hoofdstukken werden familie, buurt, gilde en kerk behandeld, waarbijj steeds is gekeken naar de belangrijke rol die deze instellingen in de Haarlemsee samenleving speelden. Zij gaven het leven van de stadsbevolking structuur.. De verbondenheid met deze kleinere gemeenschappen bevorderde dee betrokkenheid van inwoners bij de stad. De stedelijke gemeenschapszin en hett uitdragen van de eenheid van de stad is het onderwerp van dit hoofdstuk. Tweee instellingen die nauw verbonden waren met de stedelijke identiteit wa- renn de schutterij en de rederijkerskamers. Beide droegen de genootschapsken- merkenn van de reeds behandelde verbanden - vooral de gebuurten en de gilden -- en hadden daarnaast een sterk stadsvertegenwoordigend karakter. In woord en gebaarr identificeerden zij zich met Haarlem. De rederijkers bezongen de Haar- lemsee deugden, de schutterij was bij uitstek het symbool van de burgerlijke een- heid.. Hoe functioneerden deze mannengenootschappen in de Haarlemse samen- levingg en op welke wijze droegen ze bij aan de eenheid van de stadsbevolking? Dee schutters en rederijkers manifesteerden zich uitdrukkelijk als Haarlemmers. 169 9 Waarr eerstgenoemden met de wapens de stadseer hooghielden, deden de ande- renn dat met woorden. Niettemin was de relatie tussen beide instellingen en het stadsbestuurr niet zonder problemen in de zeventiende eeuw. Wanneer kwam de verstandhoudingg in gevaar en hoe werden zulke crises opgelost? Vann overheidswege werd het nodige ondernomen om bij de stadsbevolking eenn gevoel van saamhorigheid te stimuleren. In het dagelijks bestuur deden de burgemeesterss dit bijvoorbeeld door vrede te stichten tussen ruziënde Haar- lemmers.. Daarnaast kon het stadsbestuur door middel van prestigieuze projec- tenn en propaganda wijzen op het belang van eenheid. De lof van Haarlem stond steedss centraal, een stad waarop de inwoners trots mochten zijn en die zo was gewordenn dankzij haar moedige en eerzame bevolking. Maar waaruit bestond diee eenheid eigenlijk, of beter: op welke inwoners werd een appèl gedaan en wiee toonden zich gevoelig voor het ideaalbeeld van een verenigde stad? Eerstt komt de rol van de rederijkerskamers in de Haarlemse samenleving aann bod, vervolgens die van de schutterij. Wat de schutters extra interessant maakt,, is dat ze, wanneer de rust in de stad verstoord raakte, nooit passief kon- denn blijven, maar altijd positie moesten kiezen. De momenten waarop de een- heidd ernstig werd bedreigd en de wijze waarop deze dan weer werd hersteld, vormenn het derde onderwerp in dit hoofdstuk. Daarna komen de mogelijkhe- denn die de burgemeesters ter beschikking stonden om de harmonie in Haar- lemm te bevorderen aan de orde. De manier waarop de eensgezindheid vervol- genss werd verbeeld is een volgend thema. Ten slotte komen we uit bij degenen diee deze harmonie uiteindelijk moesten dragen en haar soms meer, dan weer minderr gestalte gaven: de Haarlemmers. 'BROEDERSS VAN DE CAMER': DE REDERIJKERS Mett hun wortels in de laatmiddeleeuwse stadscultuur waren de rederijkerska- merss typische exponenten van stedelijke trots.948 De Haarlemse rederijkers ga- venn niet alleen op literaire wijze van hun zelfbewustzijn blijk, ze belichaamden diee ook in optochten en gedurende stadsfeesten. In ic8o en 1583 zetten ze het bezoekk van Willem van Oranje aan Haarlem luister bij, in ic86 werd Leicester ingehaaldd met toneelspel en tableaux vivants.9*9 Een heuglijk feit, zoals de af- kondigingg van het Twaalfjarig Bestand in 1609, werd in Haarlem gevierd met spell van de rederijkers en leerlingen van de Latijnse school.950 Sindss het einde van de zestiende eeuw telde Haarlem drie rederijkerskamers: Dee Pelicaen, beter bekend onder het motto 'Trou Moet Blycken', De Wijngaert- ranckenn met de leus 'Liefd Boven Al' en de juist opgerichte kamer van De Witte Angieren,, die als motto 'In Liefde Getrouw' voerde.951 De Witte Angieren was opgerichtt door een aantal Vlamingen en zou een Vlaamse signatuur blijven houden.. Zeker in de eerste jaren van zijn bestaan werd deze kamer niet als ty- pischh Haarlems beschouwd. In ieder geval was hij bij geen van de rekesten be- 170 0 JfóJfó %Jf;*&*$!** i3r*****^*'** TT T frUienfrUien cüni >vast m yijjPILita,m, ita,m,jtuun, ftft fir (fnrttGc cpzfj rjCE}^"^^ „&£„&£ ikmrft £u O^&OVJ0ET($ffc£EAr Theodorr Matham naar Hendrik Goltzius, blazoen van rederijkerskamer De Pelicaen met de leus Trou Moet Blycken. Blycken. Archiefdienstt voor Kennemerland, Haarlem. trokkenn die de andere twee kamers in die periode gezamenlijk zouden indie- nen. Aann het begin van de zeventiende eeuw waren er tussen de veertig en vijftig mannenn bij de twee Haarlemse kamers aangesloten, de helft als kamerist, de an- derenn als beminders.952 De eersten waren volwaardige leden, de anderen waren meerr vrijblijvend met de kamer verbonden.9" Bestuurlijk toonden de kamers gelijkeniss met de gilden en gebuurten. Bovenaan stond de 'keizer', aan wie de 171 1 stukkenn werden opgedragen. Net als de 'prins' werd hij steeds voor een bepaal- dee periode aangesteld. Bij Trou Moet Blycken was de prins mogelijk tevens de dekenn of voorzitter, die met de raad (vinders) het feitelijke bestuur in handen had.9544 Zij droegen zorg voor de financiën en stelden de reglementen vast. Als penningmeesterr fungeerde de fiscaal, ook wel breukmeester genoemd.955 Tot slott zat er nog een vaandrig in het bestuur van de kamer, uitsluitend voor het uiterlijkk vertoon bedoeld. Waarschijnlijk was deze functie net als in de schutte- rijj aan jonge vrijgezellen voorbehouden. Dee spil van de rederijkerskunst was de factor. Hij was geen bestuurslid, soms niett eens een broeder;916 het belangrijkste criterium was namelijk dat hij uit- blonkk in de dichtkunst. De kwaliteit van de productie was afhankelijk van de factor:: bij deelname aan wedstrijden en andere literaire evenementen had hij de leidingg en voerde hij het woord, hij schreef en regisseerde de op te voeren stuk- ken,, vervaardigde doorgaans de jaarzangen en onderrichtte aankomende leden. Eenn ordonnantie, waarschijnlijk daterend uit het midden van de zeventiende eeuw,, maakt melding van twee bijeenkomsten per week, die tot uiterlijk negen uurr 's avonds duurden.957 Aanwezigheid was verplicht, althans absentie werd beboet.. Ook introduces waren welkom, maar ten hoogste drie keer per jaar (per introducé)) en niet op maaltijden 'off alsser iets aan de broeders word gege- ven'.9588 Trou Moet Blycken hield een maximum van 32 broeders aan, het leden- tall van Liefd Boven Al varieerde sterk.959 Van nieuwe Pelikanisten werd verlangd dee overige broeders 'eens eerlijck te tracteeren'. Err zijn aanwijzingen dat er in de vroege zeventiende eeuw sprake was van ri- valiteitt tussen Trou Moet Blycken en Liefd Boven Al. De Haarlemse kamers had- denn in 1603 in Schiedam zilveren en tinnen prijzen gewonnen, die zij onderling verdeeldenn 'om alle callomnien [kwaadsprekerij] hier naer te verhoeden'.960 Driee jaar later klaagden de broeders van Trou Moet Blycken over die van Liefd Bo- venn Al, 'die sonder ontboden