BESTEMMINGSPLAN

Groenenhagen

Tuinenhoven

augustus 2008

BESTEMMINGSPLAN

Groenenhagen Tuinenhoven

Opgesteld door: dS+V Ruimtelijke Ordening, Bureau Bestemmingsplannen Vastgesteld d.d. 29 januari 2009 Galvanistraat 15 Postbus 6699 3002 AR Goedgekeurd d.d. 08 mei 2009 augustus 2008 Onherroepelijk d.d. 17 juli 2009

INHOUD

I Toelichting

II Voorschriften

III Bijlagen

IV Kaarten (apart bijgevoegd)

I TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE TOELICHTING

1. Inleiding 11

1.1 Aanleiding 11 1.2 Gekozen planopzet 11 1.3 Ligging en begrenzing 11

2. Beleid 13

2.1 Vigerende bestemmingsplannen 13 2.2 Overheidsbeleid 14 2.2.1 Nota Ruimte 14 2.2.2 Nota Belvedere 14 2.2.3 Nota Regels voor ruimte 15 2.2.4 Ruimtelijke Plan Regio Rotterdam 2020 15 2.2.5 Structuurplan Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (RPR 2010) 13 2.2.6 Beleidsnota Verkeer en Vervoer en Regionaal Verkeer- en Vervoersplan 15 2.2.7 Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030 16 2.2.8 Monumentenverordening Rotterdam 2003 16 2.3 Deelgemeentebeleid 16 2.3.1 Horecanota Rotterdam 2007-2011 16 2.3.2 Ontwikkelingsvisie IJsselmonde 16 2.3.3 Economische Visie IJsselmonde 17 2.3.4 Toekomstvisie Groenenhagen en Tuinenhoven 2010 17 2.3.5 Woonvisie IJsselmonde 17

3. Beschrijving van het plangebied 19

3.1 Archeologie 19 3.1.1 Beleidskader 19 3.1.2 Bewoningsgeschiedenis 19 3.1.3 Archeologische potentie 19 3.1.4 Aanbevelingen 20 3.2 Cultuurhistorie 21 3.3 Huidig gebruik 21 3.3.1 Bebouwing 21 3.3.2 Wegen en groen 22 3.3.3 Voorzieningen 23

4. Planbeschrijving 25

4.1 Ontwikkelingen 25 4.1.1 Ruimtelijke hoofdstructuur 25 4.1.2 Nieuwe ontwikkelingen 25 4.2 Wonen 27 4.3 Verkeer en vervoer 29 4.4 Voorzieningen 29 4.5 Buitenruimte 30

5. Water 33

5.1 Beleidskader Water 33 5.2 Samenwerking met de waterbeheerder 34 5.3 Huidige watersysteem 34 5.3.1 Oppervlaktewater 34 5.3.2 Grondwater 35 5.3.3 Waterkering 35 5.3.4 Riolering 35 5.4 De wateropgave 35

5.4.1 Wateropgave in relatie tot de plankaart en voorschriften 35 5.4.2 Watersysteem kwantitatief 36 5.4.3 Watersysteem kwalitatief 36 5.4.4 Riolering 36

6. Milieu 37

6.1 Beleid 37 6.2 Milieuzonering 37 6.3 Geluid 38 6.3.1 Wegverkeerslawaai 39 6.3.2 Railverkeer 44 6.3.3 Luchtvaart 44 6.3.4 Industrielawaai 44 6.3.5 Cumulatie geluidsbronnen 44 6.3.6 Conclusies 44 6.4 Luchtkwaliteit 47 6.5 Bodem 51 6.6 Externe veiligheid 54 6.6.1 Transport gevaarlijke stoffen over weg 55 6.6.2 Transport gevaarlijke stoffen over rail 55 6.6.3 Transport gevaarlijke stoffen over water 55 6.6.4 Leidingen 55 6.6.5 LPG-tankstations 56 6.6.6 Inrichtingen 56 6.6.7 Vuurwerkopslaglocaties 56 6.6.8 Conclusies externe veiligheid 57 6.7 Flora en Fauna 58 6.7.1 Vleermuizen 59 6.7.2 Vogels 59 6.7.3 Amfibieën 61 6.7.4 Kleine landzoogdieren 61 6.7.5 Flora 61 6.7.6 Conclusie 62 6.8 Duurzaamheid en energie 63 6.8.1 Duurzaam bouwen 63 6.8.2 Energie 63

7. Sociale veiligheid en leefbaarheid 65

8. Handhaving 67

9. Financiële uitvoerbaarheid 69

10. Maatschappelijke uitvoerbaarheid 71

10.1 Vooroverleg 71

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

De wijken Groenenhagen en Tuinenhoven (GHTH) liggen in deelgemeente IJsselmonde en zijn begin jaren ‘60 aangelegd. Deze wijken vallen onder de categorie tuinsteden die een zeer open en groen karakter hebben. In deze buurten bevinden zich veel goedkope, gestapelde huurwoningen, terwijl er een afnemende vraag naar is. Toevoegen van grondgebonden of andersoortige woningtypen biedt een mogelijkheid voor een breder woningaanbod. Een uitgangspunt is om via nieuwbouw het woningaanbod te differentiëren, tekorten aan bepaalde woningtypes te verminderen en het draagvlak voor voorzieningen te vergroten. Tevens biedt het onderscheiden van de karakters van de wijken grote kansen. Een uitgangpunt is dat de karakters van de woonmilieus versterkt worden en de verschillen benadrukt worden om daarmee gelijkvormigheid te verminderen. Een aantal buurtstrips kan worden omgevormd ten behoeve van de vraag naar ruimte voor verzorging, dienstverlening, praktijkruimten of kleine kantoren.

Er is voor Groenenhagen en Tuinenhoven een toekomstvisie door de deelgemeente vastgesteld (1997). Het motto in de toekomstvisie luidt: “wonen in een recreatieve omgeving met een grote verscheidenheid aan voorzieningen en ontmoetingsplekken.” Groenenhagen en Tuinenhoven moeten twee buurten worden met elk een eigen gezicht.

De hoofdlijnen van deze zijn: • Recreatieve wijk: mogelijkheden maken voor sport en spel, ontmoetingsplekken, fietsen, wandelen, vissport, e.d. • Servicewijk: er is een aantal plaatsen aangewezen waar voorzieningen geconcentreerd kunnen worden. Het buurtcentrum Tuinenhoven zal vervangen worden en wordt onderdeel van het voorzieningenblok. • Adaptieve wijk: het huisvesten van een grote verscheidenheid aan doelgroepen, d.m.v. samenstellingen woningvoorraad, flexibiliteit woningen, eigendomsvorm woningen, combinatie wonen en werken en gemengde bebouwing.

Om deze ontwikkelingen mogelijk te kunnen maken worden de, in dit gebied, vigerende bestemmingsplannen vervangen voor 1 bestemmingsplan. Hiermee worden tegelijkertijd de verouderde vigerende bestemmingsplannen geactualiseerd. Zodoende worden zowel de ontwikkelingen als de huidige situatie vastgelegd. Op deze manier kan het bestemmingsplan weer goed dienen als basis voor beleidsontwikkelingen en voor de handhaving van het beoogd gebruik.

1.2 Gekozen planopzet

De voor het bestemmingsplan gekozen planvorm is tweeledig. Daar waar geen veranderingen worden voorgesteld of waar veranderingen zullen plaatsvinden op kleine schaal, is zij conserverend (gedetailleerd) van aard. Op de gronden waar de komende jaren ruimtelijke ingrepen zullen plaatsvinden en waar dientengevolge een nadere invulling noodzakelijk is, is juist gekozen voor een globale opzet.

1.3 Ligging en begrenzing

Het plangebied Groenenhagen en Tuinenhoven ligt in deelgemeente IJsselmonde. De wijk Groot- IJsselmonde maakt samen met , Zuidwijk en deel uit van de gordel van de naoorlogse tuinsteden in Rotterdam-Zuid. Dit zijn de laatste grote uitbreidingswijken die in de jaren ’50 en ’60 binnen de ‘Rotterdamse ruit’ zijn aangelegd. Groot-IJsselmonde ligt ingeklemd tussen de snelwegen A15 en A16, de spoorlijn naar Dordrecht en de Nieuwe Maas. Het plangebied Groenenhagen en Tuinenhoven wordt in het noordoosten begrensd door de A16, in het zuiden door de Groeninx van Zoelenlaan, in het westen door de Groene Tuin en de Adriaan Volkerlaan.

11

12

2. Beleid

2.1 Vigerende bestemmingsplannen

De volgende geldende plannen zijn geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied van het bestemmingsplan gelegen. Bij elk plan is aangegeven wanneer het is vastgesteld door de gemeenteraad en wanneer het is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid- Holland:

IJsselmonde, bebouwde kom van - verordening (153) vastgesteld d.d. 26-05-1941 goedgekeurd d.d. 05-05-1942

Zomerland, ubp in onderdelen (266) vastgesteld d.d. 16-08-1956 goedgekeurd d.d. 19-11-1956

IJsselmonde, Groot, ubp in hoofdzaak (278) vastgesteld d.d. 01-11-1956 goedgekeurd d.d. 04-11-1957

Reijeroord, ubp in onderdelen (309) vastgesteld d.d. 15-06-1961 goedgekeurd d.d. 13-11-1961

Tuinenhoven, ubp in onderdelen (332) vastgesteld d.d. 06-12-1962 goedgekeurd d.d. 04-09-1963

Brienenoordcorridor LMO (Linker Maasoever) (444) vastgesteld d.d. 18-09-1986 goedgekeurd d.d. 21-04-1987 (GS)

13

2.2 Overheidsbeleid

2.2.1 Nota Ruimte De Nota Ruimte omvat de visie van het Kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de komende decennia. Hiermee is het ruimtelijke beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De Nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt ‘decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet’. Het accent ligt daarbij op ‘ontwikkeling’ in plaats van op ’ordening’. De Nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Daarbij hoort een aangepaste verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en decentrale overheden. Samenspel tussen overheden, maatschappelijke organisaties en burgers wordt nodig geacht om problemen effectief aan te pakken en kansen beter te benutten. Aan decentrale overheden en andere betrokkenen wordt - anders dan tot nu toe het geval was - meer ruimte gelaten om tot maatwerkoplossingen te komen. Verantwoordelijkheden worden daarbij zo dicht mogelijk bij burgers en betrokken partijen gelegd.

In de Nota zijn door het kabinet nadere eisen gesteld welke een rol spelen bij de afwegingen die de decentrale overheden moeten maken. Deze eisen hebben betrekking op gezondheid, veiligheid, verontreiniging, natuur en milieu (de zogenaamde basiskwaliteiten) en zijn bindend voor alle bij de planontwikkeling en -uitvoering betrokken partijen. Voorbeelden van deze eisen zijn het locatiebeleid en de watertoets. Het kabinet waarborgt de basiskwaliteit door actief het belang van een aantal meer financiële principes op te nemen in het nationale ruimtelijke beleid. Zo zal bijvoorbeeld gelden dat er géén afwenteling van negatieve effecten van nieuwe activiteiten mag plaatsvinden op het bestaande ruimtegebruik en op functies zoals water, natuur en infrastructuur. Uitgangspunt is dat de initiatiefnemer van nieuwe activiteiten zorgt voor opheffing van de ontstane knelpunten (”de veroorzaker betaalt”). Tevens geldt als uitgangspunt dat decentrale overheden samen met marktpartijen verantwoordelijk zijn voor de kosten van de benodigde groenvoorzieningen, verkeers- en vervoerontsluiting en andere investeringen die samenhangen met nieuwe bouwactiviteiten. Decentrale overheden zijn vrij om een eigen aanvullend beleid te formuleren, mits dat niet strijdig is met (ruimtelijke) beleidsdoelen. De decentrale overheden kunnen daarmee maatwerk leveren en inspelen op specifieke problemen.

Zowel de vier grote steden als de middelgrote steden hebben te maken met sociaal-economische en sociaal-culturele problemen, waardoor de leefbaarheid is teruggelopen. Bovendien bestaat er een tweedeling tussen een relatief arme multiculturele stad en een relatief rijk, autochtoon ommeland. De Nota schept voorwaarden om middengroepen voor de stad te behouden. Steden dienen veilig te zijn, een breed scala aan voorzieningen te kennen en meer variatie in het aanbod aan woningen te bieden. Van de totale uitbreiding van de woningvoorraad met 360.000 woningen voor 2030, moet 40 procent plaatsvinden binnen het huidige stedelijke gebied. Herstructurering, stedelijke vernieuwing en transformatie van steden is derhalve van grote betekenis. Daarbij dient ook voldoende aandacht te worden besteed aan ruimte voor (dag)recreatie. Provincie en gemeenten moeten daarom voldoende ruimte reserveren en creëren voor ontspanningsmogelijkheden.

2.2.2 Nota Belvedère Het beleid in de Nota Belverdere (Ministeries van OCW, VROM, LNV, V&W, 1999) is gericht op het scheppen van goede voorwaarden om de cultuurhistorische identiteit meer van invloed te laten zijn op de inrichting van de ruimte en expliciet te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en - planvormingsprocessen. Het doel is tweeledig, enerzijds verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en anderzijds behoud van het cultureel erfgoed. Dit wordt onder andere bereikt door het herkenbaar houden van de cultuurhistorische identiteit van zowel het stedelijk als het landelijk gebied, en het erkennen van deze kwaliteit als uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen.Het centrale thema is 'behoud door ontwikkeling'. In de Nota zijn zogeheten Belvedèregebieden aangewezen. Dit zijn in cultuurhistorisch opzicht de meest waardevolle gebieden van Nederland waarbij wordt gestreefd om te komen tot een consistente inbreng vanuit het cultuurbeleid in het ruimtelijk beleid.

14

2.2.3 Nota Regels voor ruimte De Nota Regels voor Ruimte (vastgesteld 8 maart 2005) vormt samen met de streekplannen het beoordelingskader van Gedeputeerde Staten van Zuid Holland (GS) voor gemeentelijke ruimtelijke plannen. Daarmee is de nota samen met de streekplannen het belangrijkste instrument om de provinciale ruimtelijke belangen te beschermen. Hierbij wordt er ruimte gegeven aan lokale overheden om de belangen van lokaal niveau op eigen wijze te beschermen en te ontwikkelen. In de streekplannen zijn de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid en de bijbehorende opgave opgenomen. In deze nota is verwoord waaraan vanuit provinciale optiek gemeentelijke en regionale ruimtelijke plannen moeten voldoen om die opgave te kunnen verwezenlijken.

De nota bevat beleidsregels als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Met deze regels wordt enerzijds een doelmatige vertaling van het algemene ruimtelijke beleid in gemeentelijke ruimtelijke plannen beoogd, anderzijds wordt aangegeven hoe GS met planbeoordeling willen omgaan. Gezien het feit dat de nota alleen de regels geeft die voor GS van wezenlijk provinciaal belang zijn, wordt bij de plantoetsing uitgegaan van één hardheidsgradering. Dit betekent dat bij afwijking van de regels uit het toetsingskader in beginsel goedkeuring wordt onthouden aan (onderdelen van) het vastgestelde bestemmingsplan. De nota is onderverdeeld in de onderdelen: algemeen; economie, mobiliteit en samenleving; landelijk gebied; milieu; water en cultureel erfgoed.

2.2.4 Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 Het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR 2020) bestrijkt het grondgebied van alle bij de Stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten. Het betreft een strategisch ruimtelijk ontwikkelingsprogramma voor de regio Rotterdam voor de periode van 2005 tot 2020. Het RR 2020 is opgesteld door Provincie en de stadsregio en is in oktober 2005 vastgesteld. Het behelst een herziening van het Streekplan Rijnmond van de provincie Zuid-Holland en een uitvoeringsgericht Regionaal Structuurplan voor de stadsregio Rotterdam. De kern van het RR 2020 bestaat uit een tienpuntenplan voor de regio, bestaande uit vijf gebiedsgerichte en vijf thematische opgaven. In het RR 2020 zijn al deze punten uitgewerkt in strategische programma’s en projecten. Voor bestemmingsplan Groenenhagen Tuinenhoven geeft het RR2020 geen beleidsvelden aan die expliciet van toepassing zijn. Het hele plangebied wordt omschreven als bestaand stads of dorpsgezicht. Dit houdt in een aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie wonen, maar waarin ook functies voorkomen als bedrijvigheid, kantoorconcentraties en andere stedelijke voorzieningen waaronder ook stedelijk groen en water. Daarnaast geeft het RR2020 aan dat de naoorlogse wijken moeten transformeren. Voor het plangebied houdt dit in transformeren naar een suburbaan woonmilieu.

2.2.5 Structuurplan Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (RPR 2010) Het gemeentelijk structuurplan RPR 2010, in maart 2001 door de gemeenteraad vastgesteld, geeft de gemeente Rotterdam het kader om gericht aan de stad te werken. Het RPR 2010 is een plan voor het bestaand stedelijk gebied van Rotterdam. Het havengebied ten westen van de Maastunnel (de Schiehaven-Müllerpier uitgezonderd) komt hierin niet aan de orde. Evenmin gaat het plan uitgebreid in op de ruimtelijke planvorming in de regio. Hiervoor bestaan andere plannen, zoals het Havenplan, het Streekplan van de provincie Zuid-Holland, het ROM-Rijnmond-programma en het rapport 'De Haalbare Kaart', dat zich richt op de ruimtelijk-strategische opgaven in de Stadsregio Rotterdam. Wel komen in het RPR 2010 de raakvlakken met het havengebied en de regio aan de orde. In het “RPR 2010” worden de wijken Groenenhagen en Tuinenhoven in zijn geheel bestempeld als tuinstad. Langs het gebied staat over de Groeninx van Zoelenlaan en de Groene Tuin een tracéreservering aangegeven voor Hoogwaardig Openbaar Vervoer (H.O.V.). Voor GTHT staan verder geen ontwikkelingen in het RPR 2010 vermeld.

2.2.6 Beleidsnota Verkeer en Vervoer en Regionaal Verkeer- en Vervoersplan Het verkeer- en vervoersbeleid voor de stad Rotterdam is vastgelegd in het Verkeer- en Vervoersplan Rotterdam 2003- 2020 (VVPR). Voor de Stadsregio Rotterdam is het verkeer- en vervoersbeleid beschreven in het Regionale Verkeer- en Vervoersplan 2002 - 2020 (RVVP). Het VVPR en het RVVP zijn in 2003 bestuurlijk vastgesteld en sluiten inhoudelijk nauw op elkaar aan. Het Rotterdamse verkeer- en vervoerbeleid staat in dienst van twee doelen: het stimuleren van de werkgelegenheid en het creëren van een aantrekkelijke woonstad. Het verkeer- en vervoersbeleid is gericht op het ontsluiten van de economisch belangrijke plekken in de stad door het realiseren van stedelijke vervoerscorridors (stimuleren werkgelegenheid) en het creëren van stadsleefgebieden (aantrekkelijke woonstad).

15

De basis van het Rotterdamse verkeer- en vervoernetwerk wordt gevormd door een spinnenwebstructuur. De routes tussen de rand van de stad én de routes tussen de verschillende subcentra onderling dienen van voldoende kwaliteit te zijn. Tussen de rand van de stad en de binnenstad worden stedelijke vervoerscorridors gecreëerd. Elke vervoerscorridor heeft een stadspoort, waar wegen, openbaar vervoer en fiets samenkomen en waar de overstap kan worden gemaakt tussen verschillende modaliteiten. Stadsleefgebieden zijn aaneengesloten gebieden met een herkenbare stedenbouwkundige structuur, welke goed bereikbaar zijn per openbaar vervoer, maar waar doorgaand autoverkeer zo veel mogelijk omheen wordt geleid. Om stadsleefgebieden te creëren, wordt ingezet op de volgende maatregelen: bundelen, ordenen en inpassen van verkeer op een beperkt aantal hoofdaders, verbeteren verkeersveiligheid en tegengaan parkeerproblematiek in woonwijken.

2.2.7 Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030. De stadsvisie Rotterdam 2030 is vastgesteld op 27 november 2007 door B&W van Rotterdam. De stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad.

Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners.

Op basis van effectmeting zijn dertien gebiedsontwikkelingen aangewezen die het belangrijkst zijn voor de realisatie van de doelen 'sterke economie' en 'aantrekkelijke woonstad', de 'Very Important Projects', ofwel VIP-projecten. Groenenhagen Tuinenhoven valt niet onder één van de VIP-projecten. Daarentegen wordt Groenenhagen Tuinenhoven wel genoemd in één van de kernbeslissingen, het transformeren van zwakke woonmilieus. Groenenhagen Tuinenhoven valt daarbij onder de herstructureringsgebieden.

2.2.8 Monumentenverordening Rotterdam 2003 Het monumentenbeleid van de gemeente Rotterdam is erop gericht de historische gelaagdheid van de stad te behouden voor toekomstige generaties en de kennis over de historische bebouwde omgeving te vergroten (zie verder 3.3). Een van de instrumenten voor de uitvoering van het monumentenbeleid is de Monumentenverordening Rotterdam 2003.

2.3 Deelgemeentebeleid

2.3.1 Horecanota Rotterdam 2007-2011 In de Horecanota is beleid opgenomen over de vestiging van nieuwe bedrijven, openingstijden, terrassen, partycentra en het vergunningverleningtraject. Met betrekking tot de gewenste ontwikkeling van de horeca hanteert de gemeente drie uitgangspunten: minder regels en strakker toezicht; de markt bepaalt en de gemeente schept de condities; concentratie en versterking van de horeca in de binnenstad. Om de gemeentelijke visie vorm te geven, worden in deze Horecanota vier concrete doelstellingen geformuleerd: - stimuleren van de groei van de horecasector - verlichten van de lasten van de ondernemers - beschermen van het woon- en leefklimaat en handhaven van de openbare orde - creëren van een gevarieerd horeca-aanbod van goede kwaliteit

In 1998 is door de deelgemeente IJsselmonde een deelgemeentelijke horecanota opgesteld op basis van de stedelijke horecanota. Dit beleid is, voor zover ruimtelijk relevant, vastgelegd in dit bestemmingsplan.

2.3.2 Ontwikkelingsvisie IJsselmonde De deelgemeente heeft in deze visie (vastgesteld in 1997) haar plannen voor IJsselmonde als “Tuinstad met Toekomst” verwoordt met als doel een gedifferentieerde en levendige tuinstad. Gedifferentieerde tuinstad door de karakters van de woonmilieus te versterken en de verschillen te benadrukken.

16

Levendige tuinstad door de behoefte aan ruimte voor verzorging, dienstverlening, praktijkruimten of kleine kantoren. Als gevolg van deze visie zijn sectorale en territoriale visies uitgewerkt.

2.3.3 Economische Visie IJsselmonde Deze visie uit 1997 gaat nader in op het actieve economische beleid dat noodzakelijk is om de economische structuur van IJsselmonde te versterken. Uitgangspunt hierbij is het werkgelegenheidsbeleid en daarmee het instandhouden en bevorderen van banen in de marktsector.

2.3.4 Toekomstvisie Groenenhagen en Tuinenhoven 2010 De toekomstvisie Groenenhagen en Tuinenhoven 2010 uit 1999 doet aanbeveling voor de uitwerkingen van plannen voor Groenenhagen en Tuinenhoven. Het motto in de toekomstvisie is: “wonen in een recreatieve omgeving met een grote verscheidenheid aan voorzieningen en ontmoetingsplekken.” Groenenhagen en Tuinenhoven moeten twee buurten worden met elk een eigen gezicht: - In de wijk Tuinenhoven laagbouw rond een buurttuin met een rand van gestapelde bouw, die de overgang naar de groene recreatieve zone langs de geluidswal vormgeeft. - In de wijk Groenenhagen laagbouw en middelhoogbouw, gegroepeerd rond een buurttuin.

2.3.5 Woonvisie IJsselmonde De woonvisie IJsselmonde (vastgesteld oktober 2004) geeft beleidsmatige uitgangspunten voor de ontwikkeling van het wonen in IJsselmonde. Met het differentiëren van typen woonmilieus richt de deelgemeente zich primair op het vergroten van keuzemogelijkheden voor haar inwoners. Volgens de woonvisie is specifiek voor Groenenhagen en Tuinenhoven dat de differentiatie van de woningvoorraad het gevolg is van sloop, nieuwbouw, renovatie en verkoop van huurwoningen. Dit resulteert in afname van het aantal sociale huurwoningen en toename van middeldure koopwoningen. Bewoners met een midden en hoog inkomen uit IJsselmonde en van daarbuiten zullen met meer gemak dan nu het geval is in Groenenhagen en Tuinenhoven en dus in IJsselmonde een woning naar wens kunnen vinden.

17

18

3. Beschrijving van het plangebied

3.1 Archeologie

3.1.1 Beleidskader Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid.

Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een voorlopig vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP’s), die opgenomen zullen worden in de gemeentelijke monumentenverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen.

Het bovenstaande sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het “Verdrag van Malta” is ontwikkeld. Momenteel worden door de provincie bij de beoordeling van bestemmingsplannen met betrekking tot de archeologie de volgende beleidsinstrumenten geraadpleegd: de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van Zuid- Holland.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

3.1.2 Bewoningsgeschiedenis Uit vondsten binnen en in de directe omgeving van het plangebied blijkt dat dit deel van IJsselmonde een lange bewoningsgeschiedenis kent. Direct grenzend aan de oostzijde van het plangebied is in 1981 een gedeelte van een donk onderzocht. Op dit door latere sedimenten overdekte rivierduin werden sporen gevonden uit het Mesolithicum (8000-5300 voor Christus) en het Neolithicum (5300- 2000 voor Christus). Ook westelijk van het plangebied zijn recentelijk bewoningssporen aangetroffen op een donk. Beide locaties maken deel uit van hetzelfde rivierduincomplex, dat ook het zuidelijk deel van het plangebied beslaat.

Sporen uit de Romeinse tijd zijn onderzocht in 1984 ten noordoosten van het plangebied aan de Valkenburgsingel. Behalve vondstmateriaal (aardewerk en bot) werden slootjes gevonden, die vanaf een kleilaag, die op het veen langs de oever van de Maas is afgezet, zijn ingegraven. In de 10de-12de eeuw is het gebied ontgonnen. Het gebied is vóór 1300 bedijkt en maakte toen onderdeel uit van de Riederwaard. Verschillende laat-middeleeuwse vindplaatsen zijn uit de omgeving van het plangebied bekend. In 1373 gaat de Riederwaard door overstromingen ten onder, waarbij een dik pakket zand wordt afgezet. Aan de westkant van het plangebied bevindt zich een gedeelte van één de dijken van de herontginning van het gebied na 1373. Het is de huidige Noorder Kerkedijk.

3.1.3 Archeologische potentie Uit het verrichtte archeologisch onderzoek blijkt dat in het bestemmingsplangebied bewoningssporen uit de Prehistorie, Romeinse tijd, Middeleeuwen en Nieuwe tijd te verwachten zijn. Vooral het zuidelijk deel van het plangebied (Groenenhagen), met donkzand in de ondergrond, is kansrijk voor het aantreffen van bewoningssporen vanaf de Midden-Steentijd. Op het veen kunnen in het hele plangebied bewoningssporen voorkomen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen.

19

3.1.4 Aanbevelingen Voor het gehele plangebied geldt een vrijstellingsbevoegdheid en een aanlegvergunningvereiste voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden met een oppervlak van meer dan 200 vierkante meter en dieper dan 2, 25 m beneden NAP.

20

3.2 Cultuurhistorie

IJsselmonde werd al bewoond rond 2500 jaar voor onze jaartelling. Tijdens de bouw van de werden bij opgravingen sporen gevonden van bewoning door vissende en jagende boeren die hebben behoord tot de zogenaamde 'Vlaardingen-cultuur'. De opkomst van IJsselmonde als dorpsgemeenschap kunnen we stellen rond 1450. Tot die tijd was IJsselmonde een vrij onbelangrijk aanhangsel van . Na die tijd kunnen we spreken van de ambachtsheerlijkheid IJsselmonde. De ambachtsheer was een door graaf, kerk of leenheer aangesteld persoon en had de bevoegdheid bepaalde privileges uit te oefenen over de bevolking zoals rechtspraak en belastingheffing.

De bevolking van IJsselmonde telde in 1778 zo'n 1000 zielen die werden bestuurd door een eigen raad. Deze raad mocht onder andere beslissen over de brandweer, het onderwijs, de politie, verbetering van wegen en het organiseren van de jaarlijkse paardenmarkt. Tijdens de Franse overheersing aan het begin van de negentiende eeuw kreeg de gemeenteraad van IJsselmonde als taak het bijhouden van een burgerlijke stand en een bevolkingsregister. Het grondgebied van IJsselmonde omvatte toen een groot deel van het huidige Rotterdam-Zuid, en strekte zich uit tot waar tegenwoordig de wijken en Feijenoord liggen. Ook het tegenwoordige Lombardijen, dat sinds 1991 deel uitmaakt van deze deelgemeente, was destijds al IJsselmonds grondgebied.

Aan de eeuwenlange zelfstandigheid van IJsselmonde kwam in 1941 een einde toen het werd ingelijfd bij Rotterdam. Na 1945 is het overgrote deel van IJsselmonde gebouwd. De echte groei begon eigenlijk met de bouw van net voor en tijdens de oorlog. In de vijftiger jaren werden woningen gebouwd ten noorden van de Van Hoochstratenweg en daarna de '301 woningen' of Sagenbuurt, en het . In de zestiger jaren ging de bouw steeds sneller. Gestart werd met Lombardijen, , Tuinenhoven, , Groenenhagen en volgden.

Ontwerp voor IJsselmonde in de jaren ‘50 Het oorspronkelijk stedenbouwkundig plan voor Groot IJsselmonde is eind jaren ’50 ontworpen door ir. Van Drimmelen en vanaf begin jaren ’60 aangelegd. Het plan voorzag een H-vormige hoofdwegenstructuur. Dit stelsel van uitvalswegen verbindt de wijk met het centrum van Rotterdam, de rijkswegen en de omliggende wijken. Naast dit stelsel van hoofdwegen is er een centrumring te herkennen, ter ontsluiting van de woongebieden. Aan deze centrumring takt een zevental woonwijken aan die als ‘bloemblaadjes’ rond de ringweg zijn gelegen. Deze woonwijken strekken zich uit over de ringweg heen. In het plan zijn een vijftal ensembles van 2 galerijflats geprojecteerd. Deze schijven van 13 lagen markeren binnen de ringweg de koppen van de woonbuurten waar die zich over de ringweg heenstrekken. De woonwijken worden van elkaar gescheiden door wijkscheidende groenzones en door de hoofdwegen, die in een ruim opgezet en groen wegprofiel zijn gelegen. De afzonderlijke woonwijken hebben elk een eigen, intern gelegen groenvoorziening op buurtniveau. Tijdens de realisering van de nieuwbouwplannen voor IJsselmonde werd door de Nederlandse Aardolie Maatschappij een olievlek ontdekt. Daarom moesten in het ontwerp enkele proefboorlocaties (de zogenaamde NAM-velden) worden ingepast.

3.3 Huidig gebruik

3.3.1 Bebouwing Kenmerkend voor de opbouw van de buurten Groenenhagen en Tuinenhoven is dat de hogere bebouwing zich aan de rand van de wijk bevindt en dat het veld daartussen geheel ingenomen wordt door laagbouwwoningen. In Tuinenhoven bestaat de rand van de wijk uit galerijflats van 4 lagen. De begane grondlaag bestaat uit bergingen en grondgebonden woningen die een eigen, kleine tuin hebben die grenst aan de gemeenschappelijke binnentuin. De Tuinenburghflat met een bouwhoogte van 11 lagen staat langs de Oosterse Tuin, gericht op de kop van de buurttuin. In de oorspronkelijke opzet van de wijk Groenenhagen bestond de rand van de wijk uit portiek- etageflats, de zogenaamde Dura-coignet flats, van 5 lagen hoog. De begane grond bestond uit garageboxen afgewisseld met de entree naar de portieken.

21

Te midden van deze flats stond de Hagenburgflat. Deze flat met een hoogte van 11 lagen was gepositioneerd langs de Oosterhagen, precies tegenover de kop van de buurttuin Groenenhagen. De laagbouw in Groenenhagen bestaat uit 2 lagen met een schuine kap. Hiermee onderscheidt Groenenhagen zich van Tuinenhoven, waar de laagbouw bestaat uit kleine woningen (begane grondoppervlak ca. 5m x 8m) in twee lagen met een plat dak.

Laagbouw Groenenhagen

Galerijwoningen Tuinenhoven

3.3.2 Wegen en groen Groenenhagen en Tuinenhoven zijn twee van de buurten die in een krans om de centrumring van IJsselmonde liggen. De buurten worden van elkaar gescheiden door brede groenzones, waarin soms ook de uitvalswegen zijn opgenomen. Aan de zuidzijde van de Groenenhagen is dit de Groeninx van Zoelenlaan. Aan de westzijde van Tuinenhoven is dat de Adriaan Volkerlaan. De wijken zijn ontsloten door een interne verkeerslus die aantakken op de centrumring (de Groene Tuin) en de Groeninx van Zoelenlaan. De groenzone die tussen Groenenhagen en Tuinenhoven is gelegen loopt over de centrumring heen door naar het hart van IJsselmonde. In het midden van iedere buurt ligt een buurttuin centraal in de laagbouw. Het onderscheidt tussen de buurttuinen en de buurtscheidende groenzone is niet groot. Alleen de aanwezige waterpartij verraadt het verschil in status.

22

Groenzone met waterpartij

Groenix van Zoelenlaan

3.3.3 Voorzieningen In Groenenhagen en Tuinenhoven zijn niet alle mogelijke voorzieningen aanwezig. Maar veel voorzieningen zijn in de directe omgeving (het centrumgebied) te vinden. Er bevindt zich binnen het plangebied één buurtwinkelcentrum aan het Prinsenplein. Er is gewerkt aan een herstructurering van het gebied. Het winkelcentrum moet een trekker zijn voor winkels. In de beide buurten is kleinschalige bedrijvigheid beperkt aanwezig. Tevens is er het één en ander te vinden in het gebied achter de Koninginneweg, het Prinsenplein en er is een winkelstrip op de hoek van de Spitsenhagen.

Prinsenplein

23

In de twee buurten en de directe omgeving zijn voldoende crèches. Onder andere op de hoek van de Hollandse Tuin en Noorderhagen is een kinderopvang gelegen en aan de Noorderhagen en de Koninginneweg zijn 2 basisschool gelegen.

Basisschool

In het plangebied bevond zich ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan één verpleegtehuis aan Vredehagen. Zij boden verpleeg-, zorg- en recreatiediensten aan thuiswonende ouderen. Tevens zijn langs de Oosterhagen en Hollandse Tuin 2 blindeninstituten gevestigd. Het buurtcentrum en een sportshop, waaruit sport- en spelactiviteiten werden georganiseerd voor jongeren, was gelegen in de groenzone tussen Groenenhagen en Tuinenhoven.

24

4. Planbeschrijving

4.1 Ontwikkelingen

In deze paragraaf worden, op basis van de toekomstvisie Groenenhagen en Tuinenhoven en het ruimtelijk plan Groenenhagen en Tuinenhoven, de voor het bestemmingsplan relevante ontwikkelingen beschreven. Het gaat daarbij vooral om ontwikkelingen waarbij nieuwbouw of functieveranderingen aan de orde zijn. Alvorens ingegaan wordt op de nieuwe ontwikkelingen van de afzonderlijke projecten volgt eerst een opsomming van de gevolgen voor de ruimtelijke hoofdstructuur.

4.1.1 Ruimtelijke hoofdstructuur De hoofdopzet van de wijken Groenenhagen en Tuinenhoven blijft gehandhaafd. In de wijk Groenenhagen vinden de meest ingrijpende verandering plaats door de sloop van de Dura-Coignet flats, de Hagenburgflat en de duplexwoningen. Op het niveau van de individuele woning is er in Groenenhagen nog veel te verbeteren. Het structuurniveau van de wijk is daarentegen wel goed te noemen. De wijkontsluiting in de vorm van een lus, aangetakt op de hoofdwegen blijft in stand, ook de hiërarchie in groenopbouw is goed.

Het hart van Groenenhagen blijft in de toekomst bestaan uit laagbouwwoningen rondom een intieme, door bebouwing afgesloten buurttuin. Er is gekozen om dit ruimtelijk hart van laagbouw iets te vergroten. Aan de zuidkant is kortgeleden de laagbouw van Groenenhagen uitgebreid met woningbouw op de NAM-locatie Oldenhagen en de bouw van eengezinswoningen op een deel waar de huidige Dura-Coignet flats stonden. Deze laagbouw wordt omarmd door een schil van middelhoogbouw en hoogbouw. Deze schil is opgebouwd uit een drietal gebieden: de Lamel, de Terraskamers en de Noorderhagenstrook. Hierdoor ontstaan er verschillende, duidelijk van elkaar te onderscheiden woonmilieus.

4.1.2 Nieuwe ontwikkelingen

25

De belangrijkste wijzigingen zoals hierboven genoemd zullen optreden in de volgende vier ontwikkelingsgebieden; de Lamel (de Reigers), de Terraskamers (de Zwanen), Kop Noorderhagen /het voorzieningenblok (de Ooievaar) en de Noorderhagenstrook (de Spechten). De projectnamen hebben inmiddels een andere naam gekregen die hierboven en hieronder bij de kopjes genoemd worden. De oude namen blijven verder in het bestemmingsplan gehanteerd, omdat reeds gemaakte milieuonderzoeken e.d. nog spreken over de oude namen. Onderstaand wordt kort beschreven wat de ontwikkelingen zullen zijn.

De Lamel (de Reigers) De Lamel bevindt zich langs de Groeninx van Zoelenlaan, waar de wijk zich momenteel amper manifesteert. Groenenhagen moet hier een duidelijk gezicht krijgen naar de weg en de stad door nieuwbouw in de vorm van hoge torens. Het stedenbouwkundig plan is nog niet haalbaar gebleken en daarom is de locatie in dit bestemmingsplan globaal bestemd.

In totaal worden er maximaal 230 woningen mogelijk gemaakt. Op de begane grond van de bestemmingsvlek GBII en ten westen van de Oosterhagen is het doel een kinderdagverblijf te realiseren. Er geldt dat in het gedeelte van de bestemmingsvlek die het dichts bij de snelweg ligt geen maatschappelijke voorzieningen mogen komen. Voor de rest van de vlek geldt dat er op de begane grond wel maatschappelijke voorzieningen mogen komen. In totaal mogen er in deze vlek gezamenlijk niet meer dan 1000m² aan maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd worden.

Onder de woningen is een halfverdiepte parkeerbak gepland. Het dak hiervan wordt dan ingericht als verblijfsgebied. De overgang van de parkeerbak naar de straat wordt vormgegeven door middel van een flauw, groen talud. De parkeerbak biedt plaats aan ca 230 parkeerplaatsen, de overige benodigde parkeerplaatsen worden op het maaiveld gerealiseerd.

De Terraskamers (de Zwanen) Het gebied de Terraskamers grenst aan de geluidswal van de A16. De toekomstige nieuwbouw in dit gebied ligt in de nieuwe situatie tussen twee hoogbouwaccenten in. De nieuwbouw bestaat uit middelhoge woningbouw met een hoogte van maximaal 15 meter. Uitgangspunt bij deze strook is dat er vanuit het achterliggende woongebied doorzichten op de geluidswal ontstaan. Daarom dient de bestemmingsvlek op minimaal 2 plekken onderbroken te worden. Minimaal één doorgang moet aansluiten op buurttuin Groenenhagen, om de doorgaande groenverbinding naar de langzaamverkeersroute op de geluidswal te handhaven. Om ervoor te zorgen dat naast de doorgangen de bestemmingsvlek niet geheel bebouwd kan worden is er een bebouwingspercentage van 40% opgelegd. Ook is er een bebouwingsgrens gebruikt om te voorkomen dat er niet te dicht op de snelweg gebouwd kan worden. Tuinen en dergelijke zijn hier wel toegestaan. Deze onbebouwde strook is 8 meter diep.

Kop Noorderhagen/ voorzieningenblok (de Ooievaar) De kop van de Noorderhagen ligt in het scharnierpunt van de gebieden de Terraskamers en de Noorderhagenstrook. De bebouwing op deze plek moet in de toekomst een prominent oriëntatiepunt in de wijk worden. Voor dit plandeel is gerekend met een te realiseren programma van ca. 100 woningen en een oppervlak van ca. 4000m² voorzieningen. De Kop van de Noorderhagen bestaat uit een plint van maximaal 2 bouwlagen waarin diverse voorzieningen gevestigd kunnen zijn. Boven op dit basement van voorzieningen kunnen een woontoren en een rijtje ééngezinswoningen gerealiseerd worden. De totale hoogte van de toren met plint wordt 16 lagen en maximaal 52 meter hoog. De ontsluiting van het gebouw zal aan de noord en/ of westzijde van het gebouw gesitueerd worden. Het gebouw krijgt aan 3 zijden een bordes van 1,5 meter hoog waarin de halfverdiepte parkeergarage gerealiseerd wordt.

De Noorderhagenstrook (de Spechten) De Noorderhagenstrook vormt de rand van Groenenhagen en grenst aan de bovenwijkse groenzone. De bestaande bebouwing langs deze weg bestond uit kleine duplexwoningen die zijn gesloopt. De nieuwbouw die hiervoor in de plaats komt bevat woningbouw. Op het schaalniveau van Groenenhagen sluit de nieuwbouw langs de Noorderhagen aan bij de bestaande laagbouw. De nieuwbouw wordt maximaal 12 meter hoog. Uitgangspunt bij deze strook is dat er vanuit het achterliggende woongebied doorzichten op het park ontstaan.

26

Daarom dient de bestemmingsvlek op minimaal 2 plekken onderbroken te worden, zodat er doorgangen vanuit de Noorderhagen naar het park komen. Om ervoor te zorgen dat naast de doorgangen de bestemmingsvlek niet geheel bebouwd kan worden is er een bebouwingspercentage van 40% opgelegd. Ergens in deze strook zal waarschijnlijk in de toekomst een school gerealiseerd gaan worden. Het is namelijk van groot belang voor Zuid om voldoende Brede Scholen in multifunctionele accommodaties te realiseren. Hierdoor worden, naast het traditionele onderwijs, meer mogelijkheden geboden zoals voor- en naschoolse opvang. Echter de plannen hiervoor zijn nog te onduidelijk om ze te kunnen bestemmen. Als de plannen in de toekomst wel helder zijn zal er een procedure gevoerd moeten worden.

Brandweerkazerne In het kader van de centrumontwikkelingen in IJsselmonde dient de brandweerkazerne aan de Kromme Hagen verplaatst te worden. Na een uitgebreid locatieonderzoek is gebleken dat het voormalige NAM-terrein aan de Adriaan Volkerlaan, naast het Shell-station de meest geschikte is. De locatie is als “maatschappelijke voorzieningen I” bestemd en heeft een maximale hoogte en een maximale bebouwingspercentage op de plankaart gekregen. De locatie is globaal bestemd, omdat het nog onduidelijk is hoe de brandweer precies gesitueerd gaat worden.

Meester Baarsschool Langs de Koninginneweg bevindt zich de Meester Baarsschool. De school is de afgelopen jaren gegroeid, waardoor langs de Koninginneweg er een dependance is bijgekomen. De school heeft inmiddels 300 leerlingen en wil zich in de toekomst kunnen vestigen in één gebouw. De school is daarom voornemens het oude gebouw te slopen en hiervoor één groter gebouw met 2 lagen en een kap terug te bouwen. Dit nieuwe gebouw moet qua vorm en omvang in het lint van de Koninginneweg passen. Daarom is er een bebouwingsgrens op de plankaart opgenomen, zodat het schoolgebouw niet uit de lijn van de bebouwing van de Koninginneweg steekt. Ook mag de nokhoogte van de school maar 10 meter hoog worden. Het bebouwingspercentage van de school is maximaal 60% en mag niet groter worden dan 2500m2 b.v.o. De naastgelegen woning op Koninginneweg 226 wordt voor deze ontwikkeling gesloopt. In plaats hiervan wordt achter de school en de kerk langs de Kruisherenstraat een tweetal woningen van 2 lagen met een kap terug gebouwd.

Kop buurttuin Groenenhagen (inmiddels vergund) Als afsluiting van de buurttuin komt er op de kop van de buurttuin een gebouw van maximaal 4 lagen. Hierin komt een zogenaamd hospice. Het gebouw bevat woningen ten behoeve van palliatieve zorg, de verzorging van zieke mensen die zich in hun laatste levensfase bevinden.

Kop buurttuin Tuinenhoven (inmiddels vergund) Als afsluiting van de buurttuin komt er op de kop van de buurttuin een gebouw van maximaal 4 lagen. De bijzondere locatie van deze kop leent zich voor een speciale doelgroep zoals zelfstandig wonende geestelijke gehandicapten.

Bessentuin (inmiddels vergund) Hier zal ruimtelijk gezien niet veel veranderen. Aan de Bessentuin wordt ruimte voor een kleinschalige bouwontwikkeling ten behoeve van lichamelijk gehandicapten toegelaten. Het gebouw aan de kant van het park wordt maximaal 12 m hoog en aan de kant van de woningen maximaal 6 m hoog.

4.2 Wonen

Het beleid ten aanzien van de woningvoorraad staat verwoord in de Toekomstvisie Groenenhagen en Tuinenhoven 2010. Hieruit blijkt dat een deel van de woningvoorraad van Groenenhagen en Tuinenhoven zal wijzigen. De uitgangspunten voor deze veranderingen zijn het streven om via nieuwbouw het woningaanbod te differentiëren, tekorten aan bepaalde woningtypes te verminderen, een grote verscheidenheid aan doelgroepen te huisvesten door middel van samenstellingen woningvoorraad, flexibiliteit woningen, eigendomsvorm woningen, combinatie wonen en werken en gemengde bebouwing.

De bestaande woongebieden die niet gesloopt en herbouwd worden, zullen deels een opknapbuurt krijgen. De bestaande laagbouw woonhoven zijn qua structuur goed en worden daarom niet veranderd.

27

Opbouw van de nieuwe woningvoorraad Het (voorlopige) bouwprogramma van de grondexploitatie Groenenhagen en Tuinenhoven is als volgt:

Programma GHTH

type aantal type m2 bvo Huur 3k 109 voorzieningen 3.940 Huur 4k 73 MGE 3k 34 Totaal 3.940 MGE 4k 34 Koopcomfort 3k 15 Koopcomfort 4k 14 Vrije verkoop 3k 69 Vrije verkoop 4k 69 Vrije verkoop penthouse 8 huur egw 0 koop egw 173

Totaal 598 programma Groenenhagen en Tuinenhoven

Wonen Het bestemmingsplan heeft een aantal verschillende bestemmingen waar woningen in vallen: “woningen”, “woningen I”, “bijzonder woongebouw” en “gemengde bebouwing”. De bestemming “gemengde bebouwing” houdt in dat er naast woningen ook andere functies toegestaan zijn. Meestal bevinden zich op de begane grond andere functies en op de verdiepingen appartementen. Onder de paragraaf “Voorzieningen” wordt dit nader uitgelegd. Onder de bestemming “bijzonder woongebouw” vallen gemeenschappelijke wooncomplexen met gemeenschappelijke voorzieningen. De bestemming “woningen I” wordt op drie locaties gebruikt waar nog woningen gerealiseerd gaan worden. Onduidelijk is nog waar de woningen precies komen te staan. Daarom worden binnen deze globale bestemming ook ontsluitingspaden, groen, tuin e.d. mogelijk gemaakt. Tot slot is er nog de bestemming “woningen”, waar uitsluitend het gebruik wonen is toegestaan.

Werken aan huis In de voorschriften is een regeling voor werken aan huis opgenomen. Deze regeling gaat uit van een zo groot mogelijke flexibiliteit in toegestane bedrijfsactiviteiten, mits de omgeving geen gevaar loopt en geen onevenredige hinder ondervindt van de activiteit. De bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in alle woningen, ongeacht het type woning of het gebied waar de woning staat. De belangrijkste voorwaarden zijn dat maximaal 30% van de woning voor beroeps-/bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt en dat de woning er aan de buitenkant als woning uit blijft zien. Reclame-uitingen aan de buitenzijde van de woning zijn niet toegestaan. Verder worden detailhandelsactiviteiten en bedrijfsmatige reparatie en onderhoud aan motorvoertuigen nadrukkelijk uitgesloten.

Uitbreiding/bebouwing op tuin en erf Per 1 januari 2003 is de Woningwet veranderd. Dit betekent dat er nieuwe spelregels van kracht zijn geworden voor het bouwen van en aan woningen, kantoren, winkels en dergelijke.

De nieuwe Woningwet kent drie categorieën bouwwerken: bouwvergunningvrij, licht- bouwvergunningplichtig en regulier bouwvergunningplichtig. In de wet is vastgelegd welke bouwwerken bouwvergunningvrij zijn of slechts een lichte bouwvergunningsprocedure doorlopen. Aan de achterkant mag doorgaans sneller worden gebouwd zonder bouwvergunning. Voor de voor- en zijkant van de woning gelden meer beperkingen en moet meestal een bouwvergunning worden aangevraagd.

28

Een bouwvergunningvrij bouwwerk is zonder meer toegestaan, hiervoor hoeft niet naar het bestemmingsplan te worden gekeken. Een bouwvergunningplichtig bouwwerk moet getoetst worden aan het bestemmingsplan, er kan in beginsel geen bouwvergunning verkregen worden voor bouwwerken die het bestemmingsplan niet toestaat. Voor een opsomming van bouwvergunningvrije bouwwerken wordt hier volstaan met een verwijzing naar het “Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken” van de gewijzigde Woningwet.

4.3 Verkeer en vervoer

Autocirculatie De wijk Groenenhagen en Tuinenhoven is omgeven door verkeersaders van het hoofdwegennet. Dit zijn de Groeninx van Zoelenlaan, Groene Tuin en de Adriaan Volkerlaan.

Zowel Groenenhagen als Tuinenhoven zijn middels een lus aangetakt op de Groene Tuin. De lussen zijn middels een doorsteek tussen de Oosterhagen en de Indische Tuin onderling met elkaar verbonden. Vanuit de lussen worden de woonbuurten van Groenenhagen en Tuinenhoven ontsloten. De kruising Groene Tuin met de Groeninx van Zoelenlaan was vroeger een blackspot, wat inhoudt dat er in 3 jaar minimaal 6 ongevallen met letsel plaatsvonden. Daardoor is deze kruising kortgeleden voorzien van een rotonde.

Openbaar vervoer Groenenhagen en Tuinenhoven zijn zowel op het tramnet als op het busnet aangesloten. De tram loopt langs de Groeninx van Zoelenlaan en de Groene Tuin. De busroutes gaan over de Groene Tuin, Groeninx van Zoelenlaan, Oosterhagen en de Vruchtentuin.

Fiets Door de groenzone tussen Groenenhagen en Tuinenhoven loopt een belangrijke fietsroute van de Beverwaard naar IJsselmonde centrum die vervolgens via park de 2 Heuvels en Sportdorp zijn weg vervolgt richting het centrum van Rotterdam. De verkeersaders rond het gebied zijn voorzien van fietsstroken of fietspaden. Recreatieve fietsroutes lopen over de Noorder Kerkedijk en langs de geluidswal.

4.4 Voorzieningen

Gemengde bebouwing Een aantal panden binnen het plangebied hebben de bestemming “Gemengde bebouwing” gekregen. Dit houdt in dat er binnen het pand verschillende functies mogelijk zijn naast het wonen. Er is een onderscheid gemaakt in gemengde bebouwing I, II en III. De bestemming “Gemengde bebouwing I” laat op de begane grond de functies winkels, niet geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen en 4 horecavestigingen toe. Op de verdiepingen bevindt zich de functie wonen. Gemengde bebouwing II komt uitsluitend voor in de “Lamel”. Hiervoor geldt dat er gezamenlijk niet meer dan 1000m² aan voorzieningen gerealiseerd mag worden en uitsluitend op de begane grond. Onder voorzieningen worden verstaan: maatschappelijke voorzieningen en bijzonder woongebouw. Daarnaast mogen op alle verdiepingen woningen gerealiseerd worden. Binnen Groenenhagen en Tuinenhoven is er behoefte aan een centraal gelegen gebouw met een buurtvoorziening (ontmoetingsfunctie). Een locatiestudie heeft uitgewezen dat de Kop van de Noorderhagen de meest geschikte locatie is voor de vestiging van een permanent wijkcentrum of woonzorgcentrum voor de wijk Groenenhagen en Tuinenhoven. Deze locatie heeft de bestemming “Gemengde bebouwing III” gekregen. Hier zijn in de eerste 4 lagen 4000 m² b.v.o. niet geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen en winkels toegestaan en daarnaast nog 300 m² b.v.o. horeca toegestaan. Zowel op de begane grond als op de verdiepingen bevindt zich de functie wonen.

29

Maatschappelijke voorzieningen Onder maatschappelijke voorzieningen worden sociale, culturele, medische, educatieve en levensbeschouwelijke voorzieningen verstaan. Dit is de ruimste definitie, op de plankaart met “maatschappelijke voorzieningen I” bestemd, wat inhoudt dat er geluidsgevoelige voorzieningen toegestaan zijn. De bestemming “maatschappelijk voorzieningen II” houdt in dat er geen geluidsgevoelige voorzieningen zijn toegestaan. Het betekent dat een functie die past in deze definitie zonder planwijziging vervangen kan worden door een andere passende functie. Binnen het plangebied bevinden zich meerdere maatschappelijke voorzieningen. Voor een aantal maatschappelijke voorzieningen in het vigerende plan was de mogelijkheid opgenomen om uit te kunnen breiden, echter in dit bestemmingsplan komt deze mogelijkheid in beperkte mate terug i.v.m. bovenstaande geluidsproblematiek.

Belhuizen (bij winkels) De aanwezigheid van belhuizen wordt in Rotterdam in menig deelgemeente in toenemende mate als problematisch ervaren. Weliswaar moeten belhuizen die tevens goederen te koop aanbieden zich net als winkels houden aan de Winkeltijdenwet, maar voor uitsluitend het bieden van de mogelijkheid om goedkoop te telefoneren geldt de Winkeltijdenwet niet en dat betekent dat die dienst 24 uur per dag, 7 dagen in de week mag worden aangeboden. Dit kan leiden tot overlast door het komen en gaan van klanten op late uren in straten waar wonen en detailhandel van oudsher worden gecombineerd. Het voorkomen van overlast in verband met de bescherming van de leefbaarheid van een gebied, wordt in dit bestemmingsplan vertaald in direct werkende beperkende gebruiksregels.

Conform het Rotterdams beleid in ‘leefmilieuverordening belhuizen’, legt dit bestemmingsplan de realisatie van belhuizen aan banden. Het beleid is gericht op het beperken van het aantal belhuizen in Rotterdam tot het aantal dat aanwezig is ten tijde van het van kracht worden van de genoemde leefmilieuverordening.

In het plangebied van dit bestemmingsplan komen dergelijke bestaande belhuizen niet voor. Belhuizen zijn doorgaans toelaatbaar in bestemmingen die een winkel mogelijk maken. Omdat de bestemmingsplanvoorschriften expliciet bepalen dat een belhuis niet onder een winkelfunctie valt, is in het plangebied geen belhuis toegestaan.

4.5 Buitenruimte

Groen Het groen in Groenenhagen en Tuinenhoven is onder te verdelen in 3 typen: - Groene omarming: de geluidswal met daarbovenop het stedelijk recreatieve fietsnetwerk wordt beschouwd als een groene zone, die de wijk Groenenhagen en Tuinenhoven “omarmt”. Aan de voet van de wal ligt het zogenaamde “geluidwalpark” dat een gemeenschappelijke identiteitsdrager voor de wijken Groenenhagen en Tuinenhoven vormt. - Groene promenade: de centrale as tussen Groenenhagen en Tuinenhoven is een promenade in de vorm van een park. Deze groene promenade vormt de rechtstreekse fiets- en wandelverbinding met de omgeving zoals het centrum, het geluidwalpark, de wijk Beverwaard en verder. Het water in dit gebied krijgt een visueel en functioneel het karakter van een doorgaande singel. De groene promenade wordt begeleid door laagbouw en middelhoge woningbouw. - Buurttuinen: de groengebieden die in Groenenhagen en Tuinenhoven liggen vormen een openbare tuin voor onder andere de direct omliggende woningen. Het intieme karakter van de tuinen wordt benadrukt door het dichtzetten van de open randen met bebouwing. Deze nieuwbouw zal samen met de bestaande bebouwing de buurttuinen omsluiten. De buurttuinen zullen een grootschalige renovatie ondergaan en krijgen een ontmoetingsfunctie op buurtniveau.

Onder andere deze drie verschillende groenstukken zijn allen bestemd als “groen”. In deze bestemming is het ook toegestaan om water, voet- en fietspaden, speeltoestellen e.d. te realiseren. Dit betekent dat veranderingen in de inrichting van de openbare ruimte kunnen worden doorgevoerd zonder planherziening (mits de veranderingen passen binnen deze bestemming). Een soortgelijke flexibiliteit is ook in de bestemming “verblijfsgebied” verwerkt.

30

Water In Groenenhagen en Tuinenhoven vormt het water een belangrijke drager voor de groenstructuur. Een goede waterkwaliteit is van groot belang voor de ecologie van het water en de oevervegetatie. In de bestemming “water” mag geen groen gerealiseerd worden, maar wel taluds en beschoeiingen. Voor het water langs de A16 en ten noorden van de Noorderhagen geldt hier een uitzondering op. Hier mag in de bestemming “water” wel groen gerealiseerd worden, maar er moet minstens zoveel water in dezelfde groenzone langs de A16 en ten noorden van de Noorderhagen teruggebouwd worden. Voor het realiseren van groen in water is dan wel een afzonderlijke keurvergunning van het waterschap noodzakelijk.

Verblijfsgebied De wegen in het plangebied hebben de bestemming “Verblijfsgebied” gekregen. De bestemming “Verblijfsgebied” is opgenomen voor de ontsluitingswegen met de bijbehorende trottoirs, pleinen, snippergroen, water en dergelijke.

Voorzieningen van openbaar nut Deze bestemming is toegekend aan gebouwen ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening (trafohuizen). Kleine bouwwerken van openbaar nut zijn niet bestemd en kunnen na het voeren van een vrijstellingsprocedure overal worden gerealiseerd. Het gaat hierbij om gebouwtjes met een inhoud van minder dan 80 m3.

31

32

5. WATER

5.1 Beleidskader Water

Rijksbeleid Het rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de Nota Ruimte (2004). De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid die hieruit voortkomen omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke cultuurhistorische waarden.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) van 2 juli 2003 zijn de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten, waterschappen, zowel qua inhoud als qua financiering, beschreven en is een werknorm voor de kans dat het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt (o.a. in bebouwd gebied) vastgelegd.

Daarnaast is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor streekplannen, streekplanuitwerkingen, regionale en gemeentelijke structuurplannen, bestemmingsplannen en vrijstellingen op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De wijziging op het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) regelt per 1 november 2003 vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het vooroverleg van artikel 10 Bro. Sinds eind 2000 is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is.

Provinciaal beleid Het beleid van de Provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 - 2010. Het plan is 28 juni 2006 vastgesteld. In het plan wordt het provinciaal beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. In het beleidsplan is veel aandacht voor stedelijk waterbeheer met voldoende waterberging in stedelijk gebied. Voorts stelt de Provincie Zuid-Holland in haar nota ‘Regels voor Ruimte’ het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan verplicht en heeft zij als richtlijn 10% oppervlaktewater in bebouwd gebied geformuleerd, mits er geen overeenstemming met de waterbeheerder wordt bereikt. Is er wel overeenstemming tussen de gemeente en de waterbeheerder over het percentage te realiseren oppervlaktewater, dan gaat de provincie hiermee akkoord. Dit betekent dat zowel percentages beneden als boven de 10% kunnen worden afgesproken. In het RR2020, het ruimtelijk plan voor de regio Rotterdam, staat deze vuistregel ook beschreven. Als nuancering wordt hier genoemd dat al naar gelang de stedenbouwkundige en waterhuishoudkundige toestand op de locatie het percentage kan wijzigen. Daarnaast wordt in het RR2020 aangehaakt bij de trits vasthouden - bergen - afvoeren. Om een goede waterkwaliteit te bevorderen dient volgens het RR2020 aangesloten te worden bij een andere trits uit het nationaal beleid, te weten de trits schoonhouden - scheiden - zuiveren. In de deelstroomgebiedsvisies is voor Rotterdam de opgave het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer.

Regionaal beleid De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan 2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen: - Een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico’s op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk. - Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig.

33

- Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen. Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030.

Deelgemeentelijk waterplan In januari 2001 is als eerste onderdeel van het Deelgemeentelijk waterplan IJsselmonde een inventarisatie en knelpuntenanalyse van het watersysteem in IJsselmonde opgesteld. Uit deze analyse en uit veldinventarisatie is gebleken dat de waterproblemen in IJsselmonde voornamelijk het gevolg zijn van: • de relatief geringe hoeveelheid oppervlaktewater (3,9% terwijl 7,5% is gewenst); • weinig afgekoppeld verhard oppervlak; alleen in Beverwaard is een gedeeltelijk gescheiden riolering; • vaste peilen van het oppervlaktewatersysteem, waardoor er weinig ruimte is voor bergen en vasthouden van neerslag; • afwezigheid van natuurvriendelijk oevers en vrijwel nergens onderwatervegetatie waardoor het ecologisch functioneren van de watergangen wordt belemmerd; • slechte waterkwaliteit (troebel en voedselrijk).

In augustus 2004 is het tweede deel van het Deelgemeentelijk waterplan IJsselmonde verschenen, het Maatregelenplan. Dit plan omvat een zogenaamd basispakket met maatregelen die alle knelpunten in het huidige watersysteem oplossen of sterk terugdringen, zodat het systeem voldoet aan de diverse functies die het heeft. Bij de functietoekenning aan het watersysteem wordt onderscheid gemaakt in de primaire en secundaire functies. De primaire functies zijn het aan- en afvoeren en bergen van water. Secundaire functies zijn gebiedsgerichte en gebruiksfuncties, waarbij de volgende vormen worden onderscheiden: • stadswater; • viswater; • water met een natuurfunctie; • water met een recreatiefunctie.

Voor alle wateren geldt dat deze moeten voldoen aan de primaire functies aan- en afvoer en aan de ecologische functie. De genoemde gebruiksfuncties kunnen worden toegekend aan zowel de hoofd- als de overige wateren. Deze functies kunnen in principe samengaan, maar hebben wel ieder een eigen accent.

5.2 Samenwerking met de waterbeheerder

De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders tot een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf. Conform de Watertoets heeft de gemeente in algemene zin overleg gevoerd met de waterbeheerders. Een belangrijk kader voor het overleg is geweest het door de waterbeheerders vastgestelde Waterstructuurplan IJsselmonde. De beheerder van het oppervlaktewater in Groenenhagen Tuinenhoven is het Waterschap Hollandse Delta. Het waterschap heeft zowel het waterkwaliteits- als het waterkwantiteitsbeheer onder haar hoede. Op basis van de Keur verlenen de waterschappen vergunningen voor werken op, in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden.

5.3. Huidige watersysteem

5.3.1 Oppervlaktewater Het bestemmingsplangebied ligt binnen peilgebied 23d. In dit gebied stroomt het water van noord naar zuid. Het overtollige water wordt aan de zuidkant in peilgebied 23c, door middel van een stuw aan het Zevenbergsedijkje, afgevoerd naar de polder. De verversing geschiedt via het gemaal Eureka.

34

Dit gemaal krijgt water uit de Nieuwe Maas aangeleverd via een hevel. Het singelpeil in het plangebied is 2,20 meter beneden NAP.

Het Waterstructuurplan IJsselmonde geeft voor het bestemmingsplangebied aan dat de strategie met betrekking tot het voorkomen van inundatie (falen) is gericht op vasthouden. Dit houdt in dat de neerslag op de plaats waar het valt wordt vastgehouden in de bodem en/of het oppervlaktewater met als doel om wateroverlast binnen het peilgebied te beperken of waterinlaat in de droge perioden te reduceren. Echter binnen het peilgebied 23d is maar 3,8% oppervlaktewater aanwezig. Om te kunnen voldoen aan bovenstaande strategie is minstens 5% oppervlaktewater noodzakelijk. Dit houdt in dat in peilgebied 23d 1,3 hectare oppervlakte water gerealiseerd moet worden.

De functies van het locale watersysteem zijn stadswater, viswater en water met natuurfunctie. Volgens Waterplan 2 maakt het watersysteem deel uit van het streefbeeld Blauwe Ring. Het streefbeeld Blauwe Ring gaat uit van een watersysteem waarbij zowel de belevingswaarde als de ecologische ontwikkeling even belangrijk zijn. De waterkwaliteit dient minimaal te voldoen aan de grenswaarden. Het water is helder met een doorzicht van minimaal 50 centimeter en het is biologisch gezond en hygiënisch betrouwbaar. Minimaal 25 % van de oevers is natuurvriendelijk ingericht en de waterpartijen zijn minimaal 1 meter diep met diepere overwinteringplaatsen.

5.3.2 Grondwater De freatische grondwaterstand ligt tussen NAP -2,50 en -3,50 meter. De ontwateringsdiepte is circa 1 tot 2 meter. Over het grootste deel van IJsselmonde heerst een kwelsituatie, voor het plangebied ligt deze van 0,1 tot 0,2 m/jaar. Het uitgiftepeil is voor Tuinenhoven NAP -1,15 meter en Groenenhagen NAP -1,40 meter.

5.3.3 Waterkering Er zijn geen primaire waterkeringen in het plangebied aanwezig. Echter aan de oostelijke rand van het plangebied is een secundaire waterkering aanwezig, de Deeldijk IJsselmonde. Vanwege het graven van extra oppervlaktewater parallel aan deze waterkering worden geotechnische onderzoeken verricht om de stabiliteit te bepalen. Dit zal in overleg met het waterschap gebeuren.

5.3.4 Riolering In de huidige situatie wordt zowel het regenwater als het huishoudelijk afvalwater afgevoerd via een gemengd rioolstelsel. Dit rioolstelsel is aangesloten op het hoofdrioolgemaal IJsselmonde vanwaar het rioolwater naar de Rioolwaterzuivering Dokhaven wordt verpompt. Er zijn 3 overstorten aanwezig in het plangebied, namelijk aan de Oosterse Tuin, Groene Tuin en op de kruising Groene Tuin-Groeninx van Zoelenlaan. Bij zware regenval lozen deze overstorten het rioolwater op de singels aan de oostzijde en zuidzijde van het gebied. Dit vindt gemiddeld 4 à 5 keer per jaar plaats.

5.4 De wateropgave

5.4.1 Wateropgave in relatie tot de plankaart en voorschriften De in het plangebied aanwezige watergangen en -partijen hebben de bestemming Water gekregen. De onderhoudstroken langs de hoofdwatergangen, waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van toepassing is, zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven. De onderhoudstroken zijn op de plankaart aangegeven als speciale beschermingszone.

Op grond van de Keur van het Waterschap Hollandse Delta is het verboden (behoudens ontheffing) bouwwerken op te richten of houtgewassen te planten binnen een strook (de beschermingszone) van 5 meter (gemeten vanuit de insteek van het talud) langs hoofdwatergangen respectievelijk boezemwatergangen, ten behoeve van het onderhoud van genoemde watergangen. Een belanghebbende met bouwvoornemens in de beschermingszone (zoals aangegeven op de plankaart) wordt geadviseerd om contact op te nemen met genoemd waterschap over de vraag of voor het bouwproject in kwestie ontheffing verleend kan worden van het bouwverbod in de Keur.

35

5.4.2 Watersysteem kwantitatief Zoals uit paragraaf 5.3.1. blijkt is er een tekort aan oppervlaktewater in peilgebied 23d. Het realiseren van het tekort aan oppervlaktewater (1,3 ha) is noodzakelijk om te voldoen aan de strategie ‘vasthouden’ zoals in het Waterstructuurplan IJsselmonde is aangegeven. Tevens wordt dan voldaan aan de doelstelling uit het Deelgemeentelijk Waterplan: in 2010 moet minimaal 5% oppervlaktewater aanwezig zijn in het peilgebied. Om zowel aan de doelstellingen van het waterstructuurplan als aan die van het deelgemeentelijk waterplan te voldoen, wordt er in het bestemmingsplangebied 2 ha oppervlaktewater gerealiseerd. Compensatie van extra verhard oppervlak is niet noodzakelijk, daar er geen toename plaatsvindt van de bestaande verharding binnen het bestemmingsplangebied. Wel bevat deze 2 hectare een compensatiedeel van het masterplan IJsselmonde Hart, het nieuwe winkelcentrum in IJsselmonde. Dit masterplan is onderdeel van het bestemmingsplan IJsselmonde Centrum, dat momenteel in voorbereiding is.

De 2 ha extra oppervlakte water dat gerealiseerd gaat worden in het plangebied, zal voornamelijk aangelegd worden in de groenstrook langs de A16 respectievelijk ten noorden van de Noorderhagen. Omdat de precieze ligging van dit extra oppervlaktewater nog niet duidelijk is, wordt in de voorschriften de aanleg van maximaal 2 ha extra wateroppervlak mogelijk gemaakt op bedoelde gronden met de bestemming “groen”. Tevens wordt het mogelijk gemaakt om bestaande waterlopen te dempen voor groenaanleg, mits tenminste evenveel wateroppervlak gecompenseerd wordt door aanleg van nieuw wateroppervlak. Binnen de bestemming ‘water’ wordt dan ook de bestemming ‘groen’ mogelijk gemaakt en omgekeerd. Deze uitwisseling tussen beide bestemmingen wordt mogelijk gemaakt om flexibel te zijn. Hiervoor dient echter wel een afzonderlijke keurvergunning van het waterschap afgegeven te zijn.

5.4.3 Watersysteem kwalitatief Door de nieuwbouw langs de singels kan er veel dakregenwater afgekoppeld worden wat de frequentie en vuiluitworp van de bestaande overstorten zal verminderen. Tevens wordt er circa 1400 meter natuurvriendelijke oevers aangelegd, dit is meer dan 50% van de singeloevers.

5.4.4 Riolering Omdat maar een klein deel van de woningen aan de rand van het plangebied wordt gesloopt/vernieuwd/gerenoveerd is er geen financieel-technisch draagvlak voor de rioolbeheerder om het gemengde rioolstelsel in het hele plangebied om te bouwen naar een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel. Wel wordt uiteraard waar mogelijk bij de nieuwbouw het regenwater afgekoppeld naar de singels.

Er vindt geen toename plaats van woningen en zodoende geen toename van het huishoudelijk afvalwater. De bestaande gemengde riolering krijgt meer berging omdat de nieuwbouw afgekoppeld gaat worden. Het gevolg is dat de frequentie van overstorten zal verminderen.

36

PLAATSGEBONDENRISICOCONTOURLPGVULPUNT

PLAATSGEBONDENRISICOCONTOURLPG TANK VERKLARING /AANDUIDING

TOPOGRAFISCHE TOESTAND

NIEUWESITUATIES INGEVOLGEDEWETGELUIDHINDER

PLANGRENS

ZONEPLICHTIGE WEG

DOVEGEVEL

10-6 PLAATSGEBONDENRISICOCONTOUR(LPG / BEVI )

BEBOUWINGSAFSTANDTRANSPORTLEIDINGENGEVAARLIJKESTOFFEN

TOETSINGSAFSTAND TRANSPORTLEIDINGENGEVAARLIJKESTOFFEN

EFFECTAFSTANDVEILIGHEIDSREGIOROTTERDAM-RIJNMOND

NGUlEIDING BRANDWEER- KAZERNE LPGAFLEVERZUIL

LPGTANK

KRAAIJEVELDSTRAAT

MEESTERBAARSSCHOOL

A

D

R

I

A

A

N

V

O

L

K

E

R

L

A

A N

KOPBUURTTUINTUINENHOVEN

O

O

D S

R T H

U E O

I R V L S E L E A N

N T T D U U

I I S A N N

B T

R U

I I P K N

R O

U Z

I E M P N

E E T N R U

T E I U N N

I T N

U

I N

F

A R

P A

P M

E B

L O T Z U E I N N

T

U

I N

B

E

S B S R E

A N

M T M E KOPNOORDERHAGEN U H O N I N BESSENTUIN O R T

U L E L L I N A L N E

D N

S T

U T

I U N

I N

M

A

R

I E

N

G H

R A

G O

E E

N N

E

T

U

I N

S

T

E

E

N

S H T A A G D

E S S N H T O

R A O

E G S

I E J T W N E E

A N R

N H H

N A A

I G G N

E E K N H N

A V W

G R

I N E E

N K D

E E

L H

H A

A G

G E

E N

N KOPBUURTTUINGROENENHAGEN

H

O O

O O

G S

T H E A R G H E A N O G K

L L E O D A N L E A K H N G G A A H H L G R A A V O E G G E N E E E R S N N N H P E A I T T G S U E E I N N N

H

A

G

E

N Z UIDE RHA GEN

L

E

E

E U

V W

E E R N W S H H O A A L G F G E S E N H N

A

G

E N GEMEENTEROTTERDAM

W

I N

T H BESTEMMINGSPLAN A

G

E

N

V

L

A

S GROENENHAGEN-TUINENHOVEN - I II IV III LAMEL MILIEUKAART GRO ENIN X VA N ZO ELEN LAAN

bp_groenenhtuinenh-milieu J.d.R. / 20-08-2008 6. MILIEU

6.1 Beleid

Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen, dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefbaarheid bepalen naast bijvoorbeeld bereikbaarheid en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen.

De hoofdlijnen van het Rotterdamse milieubeleid zijn vastgelegd in het Rotterdams Milieuperspectief 2002 - 2007. Dit derde Rotterdamse Milieubeleidsplan (RMP3) ligt in het verlengde van het in 1995 vastgestelde RMP2. De nadruk ligt nu echter meer op de methodes en instrumenten om de geformuleerde beleidsdoelstellingen te bereiken. Om die redenen is de RMP3 gekoppeld aan het Uitvoeringsprogramma Milieu Rotterdam. De collegeprioriteiten zijn daarbij vertaald naar een zevental Speerpunten Milieu, te weten: 1. Beperking van eventueel ongemak dat bedrijven ondervinden van milieuregelgeving. 2. Richten van overheidsinspanningen op het gebied van leefbaarheid op wijkniveau. 3. Veiligstellen van ruimte voor stedelijke ontwikkeling in combinatie met verantwoorde leefkwaliteit. 4. Waarborgen van het veiligheidsniveau in de stad en de haven door met een consequente vergunningvergeving en handhaving het bedrijvenbestand bij te houden. 5. Het aantrekken en inzetten van rijksmiddelen voor bodemsanering, gericht op maximale voortgang van stedelijke bouwplannen. 6. Veiligstellen van de commerciële waarden van de grond (uitgeefbaarheid) van het verzelfstandigd Havenbedrijf op lange termijn. 7. De eerstvolgende rapportage luchtkwaliteit wordt van een strategie voorzien, waarbij realistische normen worden gecombineerd met realistische maatregelen.

In maart 2001 is het Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (het structuurplan voor de gemeente Rotterdam) vastgesteld. In het RPR 2010 worden met betrekking tot milieu en gezondheid aandachtsgebieden en kwaliteitsgebieden aangegeven. In de aandachtsgebieden is de milieubelasting zo hoog dat de kans op gezondheidsklachten van de bevolking niet acceptabel is. Kwaliteitsgebieden zijn gebieden waar de milieukwaliteit met betrekking tot geluid, luchtverontreiniging en externe veiligheid juist uitzonderlijk goed is. Deze gebieden zijn in Rotterdam zelf nauwelijks aanwezig. De in het RPR 2010 gestelde ambitie is om de kwaliteitsgebieden te handhaven en uit te breiden en om de aandachtsgebieden in aantal en omvang te verminderen.

6.2 Milieuzonering

De gemeente Rotterdam stuurt al sinds de jaren ’50 de inpasbaarheid van inrichtingen binnen de gemeentegrens door middel van de Hinderwetverordening. Vanaf de jaren ’70 werkt de gemeente met de Rotterdamse ‘Staat van Inrichtingen’. Deze is afgeleid van de inrichtingen vernoemd in het Hinderbesluit en uitgebreid met een indeling in milieucategorieën. Vanaf het begin van de jaren ’90 wordt gebruikt gemaakt van de bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (de zogenaamde VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering).

De VNG-lijst geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar ‘afstandswaarden’ gegeven. De hinderaspecten zijn bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. Er wordt uitgegaan van de milieugevoelige functie wonen. Deze informatie over milieukenmerken is indicatief en is niet als norm of richtlijn bedoeld.

37

De lijst van bedrijfsactiviteiten bij het bestemmingsplan heeft geen betrekking op activiteiten zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie. In de Rotterdamse praktijk krijgen dergelijke activiteiten een andere bestemming. De indicatieve afstanden uit de VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering worden gebruikt bij het ontbreken van nadere informatie over milieuhinder.

De VNG-lijst is vertaald naar de Rotterdamse situatie. Hiervoor is de gemeente Rotterdam verdeeld in vijf gebiedstypen, te weten: − ‘rustige woonwijk’; de woonvlekken zijn gescheiden van de werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 2; − ‘gemengde wijk’; het gaat hier om een bepaalde mate van functiemenging. Er is geen strikte scheiding tussen woon-, werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 3; − ‘industriegebied I’; dit zijn gebieden met overwegend lichte en middelzware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 4; − ‘industriegebied II’; gebieden met overwegend middelzware tot zware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 5; − ‘industriegebied III’; overwegend zware bedrijven voeren binnen deze gebieden de boventoon. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 6.

Naast de gebiedstypen die bepaald worden door de mate van menging van bedrijfsactiviteiten en wonen, zijn er ook gebieden waarin géén dan wel nagenoeg geen bedrijfs- en woonfuncties voorkomen. Deze gebieden worden aangeduid als overgangsgebieden en worden gelijk gesteld met ‘gemengde wijk’. Dit houdt in dat ook hier activiteiten toegestaan zijn tot en met milieucategorie 3.

Bedrijfsactiviteiten in of nabij het plangebied Het plangebied van dit bestemmingsplan is volgens de Rotterdamse systematiek aangeduid als rustige woonwijk. Dit houdt in dat binnen het plangebied activiteiten in de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan.

Overige activiteiten in of nabij het plangebied In en nabij het plangebied zijn er geen activiteiten die van invloed zijn op het plangebied in verband met de milieuthema’s. De overige activiteiten in of nabij het plangebied vormen geen belemmering voor (nieuwe ontwikkelingen binnen) dit bestemmingsplan, anders dan die reeds in het bestemmingsplan zijn genoemd, en/of waarmee reeds rekening is gehouden.

6.3. Geluid

Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. In de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze normen geven de hoogst acceptabele geluidsbelasting bij geluidsgevoelige functies zoals woningen. Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting maakt de Wet onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Nieuwe situaties zijn nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies of nieuwe geluidhinder veroorzakende functies, die door middel van een nieuw bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Alle nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen en / of geluidsbronnen dienen derhalve akoestisch te worden onderzocht en getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder en daaraan te voldoen. De ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan zijn genoemd, zijn reeds conform de Wet geluidhinder, die vóór 1 januari 2007 gold, akoestisch onderzocht. De benodigde procedures hogere waarden zijn tevens, in 2006 en 2007 op grond van artikel 19 van de WRO en het ontwerpbestemmingsplan, onder het regime van de inmiddels verouderde Wet geluidhinder gestart en afgerond. Daarbij zijn de geluidsbelastingen in dB(A)-waarden, inmiddels ‘oude’ normen, vastgesteld. Indien kan worden aangetoond dat de ontwikkellocaties aan de reeds vastgestelde hogere waarden voldoen, hoeft dit bestemmingsplan niet meer conform de gewijzigde Wet geluidhinder te worden onderzocht en aan de normen van deze wet, in dB-waarden, te worden getoetst. Deze paragraaf tracht duidelijkheid te verschaffen over de relevante geluidsnormering voor dit bestemmingsplan. Hiertoe is conform de Wet geluidhinder van vóór 1 januari 2007 een akoestisch en aanvullend akoestisch onderzoek verricht.

38

6.3.1. Wegverkeerslawaai Bij wegverkeerslawaai onderscheidt men tramverkeerslawaai en lawaai afkomstig van auto’s en vrachtverkeer. Tramverkeer valt hieronder, aangezien tramlawaai wettelijk niet als spoorweglawaai aan te merken is.

Tramlawaai wordt volgens het Rotterdamse ontheffingsbeleid niet getoetst aan de voorkeursgrenswaarde van de Wgh, maar de bijdrage dient wel inzichtelijk te worden gemaakt in het kader van wegverkeerslawaai.

Als in een zone langs een weg nieuwe situaties mogelijk worden gemaakt, dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximum snelheid. In het akoestisch onderzoek kunnen wegen waar een snelheid van maximaal 30 km/u geldt buiten beschouwing blijven. In tabel 6.1 is de zonebreedte aangegeven.

Soort gebied Stedelijk gebied Buitenstedelijk gebied Aantal rijstroken 1 of 2 3 of meer 1 of 2 3 of 4 5 of meer Zonebreedte 200 meter 350 meter 250 meter 400 meter 600 meter Tabel 6.1 Breedte geluidszones langs wegen.

Op grond van de Wet geluidhinder van vóór 1 januari 2007 geldt voor woningen en scholen in een nieuwe situatie een voorkeurswaarde van 50 dB(A). Voor deze bestemmingen is ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in een nieuwe situatie vanwege een stedelijke weg 65 dB(A) (bij vervangende nieuwbouw1 70 dB(A)) respectievelijk 65 dB(A), vanwege een autoweg of autosnelweg is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting voor woningen en scholen, gelegen binnen de bebouwde kom, 55 dB(A) (bij vervangende nieuwbouw 65 dB(A)) respectievelijk 55 dB(A). De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting dient conform de onderhavige wet door Gedeputeerde Staten te worden vastgesteld.

Voor de genoemde ontwikkelingen binnen dit bestemmingsplan zijn reeds door middel van een aantal besluiten van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hogere waarden vastgesteld. Om na te gaan of aan de vastgestelde waarden wordt voldaan, zijn de geluidsberekeningen opnieuw met de verkeersprognoses voor het jaar 2017 uitgevoerd.

Plangebied Ten aanzien van de geluidsinvloed van omliggende wegen op eventuele ‘nieuwe’ geluidsgevoelige situaties (de ‘nieuwe ontwikkelingen’) in het bestemmingsplan Groenenhagen Tuinenhoven dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Binnen dit plangebied komt een aantal nieuwe situaties hiervoor in aanmerking (zie de milieukaart bij dit bestemmingsplan), te weten: 1. Brandweerkazerne (locatie Adriaan Volkerlaan); 2. Meester Baarsschool (locatie Kruisherenstraat, met deellocaties uitbreiding school en nieuwbouw van 2 woningen); 3. Noorderhagenstrook (nieuwe naam: De Spechten; voormalige Locaties A tot en met G); 4. Kop Noorderhagen (nieuwe naam: De Ooievaar; de voormalige Locatie H); 5. Terraskamers (nieuwe naam: De Zwanen; de voormalige Locaties I tot en M); 6. De Lamel (nieuwe naam: De Reigers; de voormalige Lamel I tot en met IV). De woningbouw betreft vervangende nieuwbouw. Er komen minder woningen terug dan het aantal gesloopte woningen.

1 Artikel 83, lid 6 van de Wet geluidhinder geeft hierover aan: lid 6. Bij toepassing van het eerste lid met betrekking tot binnen de bebouwde kom nog te bouwen woningen binnen de zone langs een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, die nog niet zijn geprojecteerd en die dienen ter vervanging van bestaande woningen of gebouwen waarvoor toepassing is gegeven aan artikel 82, tweede lid, kan voor de te verwachten geluidsbelasting vanwege een aanwezige weg een waarde van ten hoogste 65 dB(A) worden vastgesteld, met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot: a. een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur; b. een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

39

Tevens zijn de al gerealiseerde2 locaties Kop buurttuin Tuinenhoven, Bessentuin en Kop buurttuin Groenenhagen op de milieukaart in de bijlagen aangegeven. Voor deze locaties is derhalve geen akoestisch onderzoek uitgevoerd en / of gerapporteerd in deze toelichting.

Tram 2 rijdt over de Groene Tuin. Tram 23 rijdt over de Groene tuin en de Groeninx van Zoelenlaan. Tramlawaai is wel berekend voor de meeste locaties. Rapportage vindt plaats in het kader van de cumulatie van verkeerslawaai (§ 6.3.5). De verkeersgegevens van tramlijn 23 van het jaar 2015 zijn aangeleverd door de RET.

De nieuwe ontwikkelingen in het plangebied liggen binnen de toetsingszones van de volgende te onderzoeken hoofdwegen: Groene Tuin, Groeninx van Zoelenlaan, J.F.Kennedyweg, IJsselmondseplein, de Adriaan Volkerlaan en de A16. De overige wegen in het plangebied zijn niet relevant. De verwachte etmaalintensiteiten van de binnenstedelijke wegen voor het jaar 20173 zijn verstrekt door dS+V, afdeling Verkeer en Vervoer. De etmaalintensiteiten van de A16 zijn afkomstig van Rijkswaterstaat. In tabel 6.2 is een overzicht opgenomen van de gehanteerde etmaalintensiteiten.

De Groene Tuin en de Groeninx van Zoelenlaan hebben een toetsingszone van 200 meter. Aan weerszijden van de Adriaan Volkerlaan gelden, afhankelijk van het aantal rijstroken, geluidszones van deels 200 meter en deels 350 meter. De J.F. Kennedyweg heeft een toetsingszone van 350 meter. Het IJsselmondseplein heeft een toetsingszone van 400 meter. De rijksweg A16 heeft een toetsingszone van 600 meter. Op de in tabel 6.2 opgenomen binnenstedelijke wegen geldt een maximum snelheid van 50 km/uur. Op de A16 geldt een maximum snelheid van 100 km/uur. Een deel van de Noorderhagenstrook (Locaties A, B, C, D) en de brandweerkazerne vallen binnen de toetsingszone van de Groene Tuin. Een deel van de Terraskamers (Locatie M) en De Lamel vallen binnen de toetsingszone van de Groeninx van Zoelenlaan. De brandweerkazerne en de Meester Baarsschool vallen binnen de toetsingszone van de Adriaan Volkerlaan. Alleen de brandweerkazerne valt binnen de toetsingszones van de J.F.Kennedyweg en het IJsselmondseplein. Alle nieuwe ontwikkelingen vallen binnen de toetsingszone van de A16.

In de akoestische rapporten is het gehanteerde rekenmodel aangegeven. Het model is gemaakt met behulp van het programma WinHavik (versie 5.354 resp. 6.57) van DirActivity software. Het programma maakt bij de berekeningen gebruik van het Royal Haskoning rekenhart voor wegverkeerslawaai (versie 9 resp. 10). De rekenharten rekenen volgens SRMII conform het Reken- en Meetvoorschrift Wegverkeerslawaai 2002.

Resultaten In tabel 6.3 is een samenvatting gegeven van de belangrijkste resultaten per locatie.

Ad 1 Brandweerkazerne Voor de brandweerlocatie wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) overschreden voor het verkeerslawaai van de A16 (met een maximale geluidbelasting van 53 dB(A)) en de Adriaan Volkerlaan (61 dB(A)). De brandweerlocatie is tevens gelegen binnen de toetsingszones van de J.F. Kennedyweg en het IJsselmondseplein. De voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt hiervan echter niet overschreden. Voor de brandweerlocatie is een hogere waarde aangevraagd en verleend voor het verkeerslawaai van de A16 en de Adriaan Volkerlaan (besluit DGWM/2007/7916A).

2 In de afgelopen periode zijn deze locaties reeds vergund (en hebben de artikel 19 procedure doorlopen). 3 Het akoestisch onderzoek is in twee rondes uitgevoerd. In het eerste akoestisch onderzoek (Akoestisch onderzoek Groenenhagen-Tuinenhoven uit 2005) is voor de berekende ontwikkellocaties (Noorderhagenstrook, Kop Noorderhagen, Terraskamers en Lamel I t/m IV) gerekend met verkeersprognoses voor 2013. Door de afdeling Verkeer & Vervoer van de gemeente Rotterdam is aangegeven dat de etmaalintensiteiten voor 2014 ongewijzigd blijven ten opzichte van 2013. Voor de A16 zijn getallen van 2015 gehanteerd. In het (tweede) aanvullend akoestisch onderzoek (Akoestisch onderzoek Bouwlocaties GHTH uit 2007) is voor de berekende locaties (Brandweerkazerne, de Meester Baarsschool, Terraskamers [alleen Locatie M] en De Lamel [als vlak]) gerekend met etmaalintensiteiten voor 2015 van tramverkeer en voor 2016 van autoverkeer. Door de afdeling Verkeer & Vervoer van de gemeente Rotterdam is aangegeven dat de etmaalintensiteiten voor 2017 ongewijzigd blijven ten opzichte van 2015 (tramverkeer) en 2016 (autoverkeer). Voor de A16 zijn getallen van 2016 gehanteerd. 4 Gebruikt bij het advies “Akoestisch onderzoek Groenenhagen-Tuinenhoven” uit 2005 resp. bij het advies “Akoestisch onderzoek Bouwlocaties GHTH”.

40

Etmaal- Straatnaam Tussen En intensitei Wegdektype t J F Kennedyweg 5 IJsselmondseplein Burg v Slijpelaan 19.050 DAB NZ/Stadionweg NZ John F Kennedyweg Stadionweg ZZ Burg v Slijpelaan 17.375 DAB ZZ John F Kennedyweg ZZ primair Stadionweg ZZ oprit A16 zuid. richt. 5.300 DAB John F Kennedyweg ZZ Stadionweg ZZ IJsselmondseplein 12.075 DAB secundair John F Kennedyweg IJsselmondseplein WZ John F Kennedyweg NZ 16.375 DAB ZZ vork Adriaan Deels DAB / deels Adriaan Volkerlaan WZ John F Kennedyweg ZZ 30.625 Volkerweg DuBofalt Deels DAB / deels Adriaan Volkerlaan OZ vork Adriaan Volkerweg IJsselmondseplein OZ 33.975 DuBofalt Deels DAB / deels Adriaan Volkerlaan IJsselmondseplein Van Wijngaardenlaan 20.575 DuBofalt oprit A16 noord. IJsselmondseplein OZ Adriaan Volkerlaan OZ 31.450 DAB richting afrit A16 zuidelijke afrit richting John F Kennedyweg NZ 26.525 DAB richting IJsselmonde vork J F Kennedyweg John F Kennedyweg NZ afrit richting IJsselmonde 15.575 DAB NZ oprit A16 zuidelijke richting Adriaan Volkerlaan OZ oprit A16 zuid. richting 2.400 Enkellaags-Zoab vork oprit A16 zuid. oprit A16 zuidelijke richting A16 zuidelijke richting 8.725 Enkellaags-Zoab richting afrit A16 noordelijke richting afrit A16 noord. richting afrit A16 zuid. richting 6.650 Enkellaags-Zoab A16 – wegvak 96 Knooppunt Ridderkerk Van Brieneroordbrug 74.500 Enkellaags-Zoab A16 – wegvak 109 Knooppunt Ridderkerk Van Brieneroordbrug 43.700 Enkellaags-Zoab A16 – wegvak 107 A16- wegvak 109 Oud-IJsselmonde 18.200 Enkellaags-Zoab A16 – wegvak 95 Van Brieneroordbrug Knooppunt Ridderkerk 49.900 Enkellaags-Zoab A16 – wegvak 102 Van Brieneroordbrug Knooppunt Ridderkerk 50.800 Enkellaags-Zoab A16 – wegvak 104 A16 – wegvak 102 IJsselmondseplein 17.800 Enkellaags-Zoab A16 – wegvak 106 IJsselmondseplein A16 – wegvak 110 21.400 Enkellaags-Zoab Adriaan Volkerlaan (cijfers: Deels DAB / deels Dwarsdijk / Groene Tuin IJsselmondseplein 21.300 2016) DuBofalt Groene Tuin (cijfers: 2016) Adriaan Volkerlaan Lotuslaan 13.750 DAB Groene Tuin (cijfers: 2016) Lotuslaan Palmentuin 12.550 DAB Groene Tuin (cijfers: 2016) Palmentuin Vruchtentuin 10.000 DAB Groene Tuin (cijfers: 2016) Vruchtentuin Grote Hagen 6.750 DAB Groeninx van Groene Tuin (cijfers: 2016) Grote Hagen 7.350 DAB Zoelenlaan Adriaan Volkerlaan (cijfers: Dwarsdijk / Groene Deels DAB / deels Klein Nieuwland 17.650 2016) Tuin DuBofalt Groeninx van Zoelenlaag Groene Tuin Notenhagen 16.000 DAB (cijfers: 2013) Groeninx van Zoelenlaag Notenhagen A16 13.800 DAB (cijfers: 2013) Tabel 6.2 Etmaalintensiteiten binnenstedelijke wegen 2017 (zie ook de opmerkingen in de voetnoot6).

5 DAB = Dicht Asfalt Beton Zoab = Zeer Open Asfalt Beton DuBofalt = de merknaam van een speciale, zeer fijne ZOAB 6 In tabel 6.2 zijn voor de verschillende wegvakken alleen de meest recente gegevens opgenomen. Zie voor verklaring en verantwoording van de jaartallen voor de verkeersprognoses tevens de opmerkingen in de vorige voetnoot.

41

Ad 2 Meester Baarsschool De locatie Meester Baarsschool bestaat voor een deel uit uitbreiding van de school en voor een deel uit nieuwbouw woningen.

Voor de uitbreiding van de school wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) overschreden door het verkeerslawaai van de A16 met een maximale geluidbelasting van 56 dB(A). De maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A) wordt overschreden vanaf 9 meter. Dit betekent dat vanaf deze hoogte met ‘dove’ gevels moet worden gebouwd. Een hogere grenswaarde is aangevraagd en verleend voor het verkeerslawaai van de A16 (tot 9 meter; besluit DGWM/2007/7916A).

Locatie / oude naam Zoneplichtige weg Hoogte (meter) in dB(A) (incl aftrek art 103 Wgh) A16 10,5 53 IJsselmondseplein 10,5 45 Brandweerkazerne J.F. Kennedyweg 10,5 44 Adriaan Volkerlaan 7,5 61 Groene Tuin 10,5 38 A16 13,5 56 (55 tot 9 m) Meester Baarsschool (uitbreiding school) Adriaan Volkerlaan 13,5 43 A16 13,5 59 Meester Baarsschool (nieuwbouw woningen) Adriaan Volkerlaan 13,5 47 A16 10,5 53 Locatie A Groene Tuin 10,5 577 A16 10,5 53 Locatie B Groene Tuin 10,5 45 A16 10,5 54 Noorderhagen- Locatie C Groene Tuin 10,5 42 strook A16 22,5 57 Locatie D Groene Tuin 22,5 44 Locatie E A16 10,5 55 Locatie F A16 10,5 56 Locatie G A16 10,5 56 Kop Noorderhagen Locatie H A16 34,5 – 37,5 67 (65 / 64 tot 12 m) Locatie I A16 13,5 65 Locatie J A16 13,5 65 Locatie K A16 13,5 65 Terraskamers Locatie L A16 13,5 65 A16 13,5 66 (64 tot 12 m; 65 5 m westwaarts) Locatie M8 Groeninx van Zoelenlaan 10,5 47 De Lamel A16 42 66 Lamel I Groeninx van Zoelenlaan 9 599

7 Ten tijde van de gevoerde procedures hogere waarden voor dit plangebied is voor de ontwikkellocatie “Noorderhagenstrook” (alleen locatie A), conform het op dat moment gevoerde beleid, tramlawaai als onderdeel van wegverkeerslawaai bij toetsing is meegenomen. 8 Bij de ontwikkellocatie “Terraskamers”, locatie M, is een herberekening uitgevoerd. Bij de 2e berekening is tevens gekeken naar het effect van het 5 meter naar het westen verschuiven van de achtergevel (weg van de A16). De herberekening bevestigde de eerdere berekening. Verschuiven van de achtergeven met 5 meter westwaarts verlaagd het berekende weglawaai van de A16 met 0,3 eenheden tot (afgerond) 65 dB(A). 9 Ten tijde van de gevoerde procedures hogere waarden voor dit plangebied is voor de ontwikkellocatie “De Lamel“ (deellocaties I, II en III), conform het op dat moment gevoerde beleid, tramlawaai als onderdeel van wegverkeerslawaai bij toetsing is meegenomen. De geluidbelasting van auto- en vrachtautoverkeer vanuit de Groeninx van Zoelenlaan is 54 resp. 54 en 56 dB(A).

42

A16 42 63 Lamel II Groeninx van Zoelenlaan 12 – 15 58 A16 42 61 Lamel III Groeninx van Zoelenlaan 9 58 A16 30 60 Lamel IV Groeninx van Zoelenlaan 9 - 12 58

Lamel (als gehele A16 30,5 - 48 67 10 ontwikkellocatie ) Groeninx van Zoelenlaan 9,5 – 13 58

< 50 dB(A) Voorkeurgrenswaarde 51 - 65 dB(A) Aanvraag Hogere Waarde 51 - 60 dB(A) Aanvraag Hogere Waarde school > 60 dB(A) Maximale ontheffingswaarde school > 65 dB(A) Maximale ontheffingswaarde Tabel 6.3 Samenvatting van de resultaten van het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.

Voor de nieuwbouw van 2 woningen wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) overschreden door het verkeerslawaai van de A16 met een maximale geluidbelasting van 59 dB(A). Een hogere grenswaarde is aangevraagd en verleend voor het verkeerslawaai van de A16 (besluit DGWM/2007/7916A).

De locatie Meester Baarsschool is tevens gelegen binnen de toetsingszone van de Adriaan Volkerlaan. De voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt echter niet overschreden.

Ad 3 Noorderhagenstrook Voor de Noorderhagenstrook wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) overschreden voor het verkeerslawaai van de A16 (met een maximale geluidbelasting van resp. 53, 53, 54, 57, 55, 56 en 56 dB(A) voor resp. Locaties A tot en met G) en van de Groene Tuin (alleen voor Locatie A, met 57 dB(A)). Voor de Noorderhagenstrook is een hogere waarde aangevraagd en verleend voor het verkeerslawaai van de A16 (Locaties A tot en met G) en van de Groene Tuin (Locatie A; besluit DGWM/2006/2508A).

Ad 4 Kop Noorderhagen Voor de Kop Noorderhagen wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) overschreden voor het verkeerslawaai van de A16 (met een maximale geluidbelasting van 67 dB(A)). De maximale grenswaarde van 65 dB(A) wordt aan de oostzijde (gelegen aan de kant van de A16) overschreden vanaf 12 meter. Dit betekent dat vanaf deze hoogte met ‘dove’ gevels moet worden gebouwd. Een hogere grenswaarde is aangevraagd en verleend voor het verkeerslawaai van de A16 (besluit DGWM/2006/2510A; aan de oostzijde tot 12 meter).

Ad 5 Terraskamers Voor Terraskamers (locaties I t/m M) wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) overschreden voor het verkeerslawaai van de A16 (met een maximale geluidbelasting van 65, 65, 65, 65, en 66 dB(A) voor resp. Locaties I tot en met M). De maximale grenswaarde van 65 dB(A) wordt bij Locatie M overschreden vanaf 12 meter. Dit betekent dat vanaf deze hoogte met ‘dove’ gevels moet worden gebouwd. Een hogere grenswaarde is aangevraagd en verleend voor het verkeerslawaai van de A16 (voor alle delen besluit DGWM/2006/2510A, voor Locatie M tot 12 meter besluit DGWM/2007/7916A). Een deel van Terraskamers (Locatie M) is tevens gelegen binnen de toetsingszone van de Groeninx van Zoelenlaan. De voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt echter niet overschreden.

Ad 6 De Lamel Voor De Lamel (Lamel I t/m IV) wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) overschreden voor het verkeerslawaai van de A16 (met een maximale geluidbelasting van 66, 63, 61, 60 en 67 dB(A) voor resp. Lamel I, II, III, IV en De Lamel [als vlak genomen]) en van de Groeninx van Zoelenlaan (met resp. 54, 54, 61, 60 en 58 dB(A)).

10 De ontwikkellocatie De Lamel is als vlak benaderd met rekenpunten aan de buitenkant.

43

De maximale grenswaarde van 65 dB(A) wordt bij Lamel I en De Lamel overschreden vanaf 16 meter, en bij Lamel I op iets grotere afstand (voorbij rekenpunt 209 op 42 meter) vanaf 40 m. Het betreft hier de oostgevel (gericht op de A16). Vanaf de ’16-meter dove gevel aanduiding’ tot aan de ’40 meter dove gevel aanduiding’ loopt de hoogte voor een dove gevel geleidelijk op. Zie de aanduidingen “A” respectievelijk “B” op de plankaart. Dit betekent dat binnen de aldus aangeduide vlakken vanaf deze hoogtes met ‘dove’ gevels moet worden gebouwd. Een hogere grenswaarde is aangevraagd en verleend voor het verkeerslawaai van de A16 (tot 16 meter besluit DGWM/2007/7916A). Met dit laatste besluit tot hogere grenswaarde is het eerder afgegeven besluit DGWM/2006/2493A komen te vervallen.

6.3.2 Railverkeer Overeenkomstig de systematiek van verkeerswegen hebben ook spoorwegen een toetsingzone voor geluidhinder. De omvang van deze zone is per traject opgenomen in het ‘Besluit geluidhinder spoorwegen’. In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich echter geen spoorwegen die getoetst moeten worden aan dit besluit. Er is dan ook geen nader onderzoek uitgevoerd.

6.3.3 Luchtvaart Het plan ligt niet binnen de 35 Ke-geluidscontour rond de luchthaven Rotterdam Airport, zoals vastgesteld door middel van het besluit “Aanwijzing luchtvaartterrein Rotterdam Airport” op 17 oktober 2001, zodat voor dit aspect geen toetsing aan de Luchtvaartwet en de bij deze wet behorende besluiten nodig is.

6.3.4 Industrielawaai Het plan ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industriegebied, zodat toetsing hieraan niet noodzakelijk is.

6.3.5 Cumulatie geluidsbronnen Naast het feit dat de verschillende geluidsbronnen apart zijn berekend, moet ook worden gekeken naar de cumulatie van geluidhinder van het wegverkeer. Cumulatie wordt berekend voor de relevante geluidsbronnen waarbij de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. De berekeningen zijn uitgevoerd volgens de rekenmethode zoals beschreven in het “Reken- en Meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002”.

Voor het bestemmingsplangebied Groenenhagen Tuinenhoven betekent dit dat de geluidbelastingen van het auto- en vrachtverkeerslawaai gecumuleerd worden met tramverkeerslawaai over betreffende wegen. De nieuwe geluidsgevoelige ontwikkellocaties bevinden zich in de geluidzones van de verschillende wegen (zie paragraaf 6.3.1). Het tramverkeer is met de geluidsbelasting van die wegen gecumuleerd, die nabij de planlocatie zijn gelegen en de voorkeursgrenswaarde overschrijden. De samenvattende (hoogste) resultaten zijn weergegeven in tabel 6.4.

Ontwikkellocatie Bijdrage weg Bijdrage tramverkeer dB(A) Brandweerkazerne Adriaan Volkerlaan Geen 61 Meester Baarsschool – uitbreiding school A16 Geen 56 Meester Baarsschool – nieuwe woningen A16 Geen 59 Noorderhagenstrook Groene Tuin Ja (locatie A) 57 Kop Noorderhagen A16 Geen 67 Terraskamers A16 Geen 66 De Lamel A16 Geen 67 Tabel 6.4 Indicatie van cumulatie maximale auto- en vrachtverkeerslawaai en tramverkeerslawaai.

Alleen aan de westgevel van Noorderhagenstrook (locatie A) is er een bijdrage van tramverkeer aan de cumulatie.

6.3.6 Conclusies Uit nadere berekeningen, gebruikmakend van de verkeersprognoses voor het jaar 2017, blijkt dat de ontwikkellocaties binnen dit bestemmingsplan aan de reeds vastgestelde hogere waarden voldoen. Een overzicht van de besluiten hogere waarden ten behoeve van de ontwikkelingen binnen dit bestemmingsplan is in tabel 6.5 weergegeven.

44

Voor de volgende ontwikkellocaties wordt op de plankaart en in de voorschriften aangegeven dat er een dove gevel dient te worden aangebracht indien er de reeds vastgestelde hogere waarden worden overschreden: o Meester Baarsschool - uitbreiding school: vanaf 9 meter aan de noordgevel; o Kop Noorderhagen: vanaf 12 meter aan de oostgevel; o Terraskamers (voormalige Locatie M): vanaf 12 meter aan de oostgevel; o De Lamel: vanaf 16 meter aan de oostgevel (aanduiding “A” op de plankaart) en vanaf 40 meter aan de oostgevel (aanduiding “B” op de plankaart).

45

Status (huidige naam; Hogere Aanduiding in besluit Hogere Geplande locatie / voormalige naam Waarde-besluit [HWB] wel/niet van Besluit Hogere Waarde A16 nl aan

Waarde va n toepassing) A d r i aa n G r o e n in x V ol ker l aan Zo e le G r o e n T u in Brandweerkazerne HWB van toepassing Locatie 1 DGWM/2007/7916A 53 61 Meester Baarsschool (nieuwbouw woningen) HWB van toepassing Locatie 2 DGWM/2007/7916A 59 11 Meester Baarsschool (uitbreiding school) HWB van toepassing Locatie 3 DGWM/2007/7916A 55 Locatie A Groene Tuin: locatie 1, rekenpunt B 12 57 Locatie B A16: locatie 1, rekenpunt A (= DGWM/2006/2508A 54 13 Locatie C hoogste waarde van locatie C) Noorderhagenstrook Locatie D HWB van toepassing Locatie 2, rekenpunt A DGWM/2006/2508A 57 Locatie E Locatie F Locatie 3, rekenpunt A DGWM/2006/2508A 56 Locatie G HWB van toepassing op zijde A16 DGWM//2006/2510A Kop Noorderhagen Locatie H 14 Locatie 4, rekenpunten A en B 64 / 65 onder 12 m Locatie I Locatie J HWB van toepassing Locatie 5, rekenpunt A DGWM//2006/2510A 65 Terraskamers Locatie K Locatie L HWB DGWM/2007/7916A15 van Locatie 5 DGWM/2007/7916A 65 locatie M toepassing op zijde A16 onder 12 m 16 Lamel I Locatie 7, rekenpunten A, B en C DGWM//2006/2493A 65 / 65 / - 59 17 Lamel II Locatie 8, rekenpunt A en B DGWM//2006/2493A 63 / - - / 58 HWB vervallen De Lamel Lamel III Locatie 9, rekenpunten A en B DGWM//2006/2493A 61 / - - / 58 Lamel IV Locatie 10, rekenpunten A en B DGWM//2006/2493A 61 / - - / 58 18 Lamel (hele vlak) HWB alleen voor woningen onder 16 m Locatie 4 DGWM/2007/7916A 65 58 Tabel 6.5 Ontwikkellocaties en waarden (in dB(A)) waarvoor een hogere grenswaarde is toegekend.

11 Tot 9 meter; daarboven dove gevel. 12 Van de ontwikkellocatie “Noorderhagenstrook” zijn Locaties A, B en C samengevoegd als locatie 1. In het besluit is de hoogste grenswaarde genomen, afkomstig van locatie C van de milieukaart (zie figuur 6.1). 13 Ten tijde van de gevoerde procedures hogere waarden voor dit plangebied is voor Noorderhagenstrook (alleen locatie A), conform het op dat moment gevoerde beleid, tramlawaai als onderdeel van wegverkeerslawaai bij toetsing is meegenomen. 14 Bij de ontwikkellocaties “Kop Noorderhagen” (Locatie H) en “Terraskamers” (zuideinde, Locatie M) zijn aan de oostzijde (aan de kant van de A16) boven 12 meter waarden berekend van meer dan 65 dB(A). Hiervoor zijn in de voorschriften dove gevels voorgeschreven. De toegekende hogere grenswaarde geldt hier tot en met 12 meter. 15 HWB DGWM//2006/2510A is door HWB DGWM/2007/7916A overruled voor Terraskamers, Locatie M (rekenlocatie 6). HWB DGWM//2006/2510A is daarmee voor deze locatie komen te vervallen. 16 Ten tijde van de gevoerde procedures hogere waarden voor dit plangebied is voor de ontwikkellocatie “De Lamel“ (deellocaties I, II en III), conform het op dat moment gevoerde beleid, tramlawaai als onderdeel van wegverkeerslawaai bij toetsing is meegenomen. 17 Bij De Lamel (Lamel I, II en III, oftewel Locaties 8, 9 en 10 van de toegekende HWB) zijn in het besluit nog de oude ideeën voor onderwijs / medische instellingen vermeld. Deze zijn inmiddels niet meer van toepassing. 18 Voor De Lamel, locatie 4, zijn boven 16 meter waarden berekend van meer dan 65 dB(A). Hiervoor zijn in de voorschriften dove gevels voorgeschreven. De hogere grenswaarde geldt hier tot en met 16 meter. De bestemmingen medische en/of onderwijsinstelling vervallen.

46

Tevens wordt in de planvoorschriften opgenomen dat, indien door middel van een nader akoestisch onderzoek kan worden aangetoond dat de geluidsbelasting op de gevels met de aanduiding “dove gevels” bij hogere bouwlagen ook aan de vastgestelde hogere waarden voldoet, de toepassing van de “dove gevels” niet meer noodzakelijk zal zijn. Als maatregel tegen het verkeerslawaai is de geluidswal IJsselmonde langs de A16 aangelegd (zie tevens § 6.5). De aanwezigheid van de geluidswal is in de berekeningen meegenomen.

Het aspect ‘geluid’ vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.

6.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), hierna de Wet luchtkwaliteit genoemd, in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De Wet luchtkwaliteit geeft invulling aan een dubbele opgave. Er is sprake van negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Tegelijkertijd heeft het feit dat er sprake is van overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor de luchtkwaliteit tot gevolg dat de realisatie van grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Hierom is er haast geboden met het zo snel mogelijk verbeteren van de luchtkwaliteit en het zo veel mogelijk wegnemen van belemmeringen van gewenste ontwikkelingen. In de Wet luchtkwaliteit zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland in bepaalde gevallen overschreden, vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan. De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, gaan de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma’s de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Een groot deel van de maatregelen uit het NSL wordt nu al uitgevoerd. Waarschijnlijk kan het NSL in het voorjaar van 2009 in werking treden. Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Als het NSL in werking is getreden, ligt de grens tussen wel of niet in betekenende mate op 3% van de grenswaarde. Tot die tijd geldt dat ruimtelijke ontwikkelingen die niet meer dan 1% van de grenswaarde bijdragen aan de luchtvervuiling niet in betekenende mate bijdragen. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden. De gemeenteraad kan een bestemmingsplan vaststellen als: 1. er door (de ontwikkelingen in) het plan geen grenswaarden worden overschreden; 2. de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof door het plan verbetert of ten minste gelijk blijft; 3. er sprake is van een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof en deze toename wordt gecompenseerd door een met het plan samenhangende maatregel of effect; 4. het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling; 5. de in het plan opgenomen ontwikkelingen passen binnen het NSL, of een programma voor het verbeteren van de luchtkwaliteit dat door een ander bestuursorgaan dan het Rijk is opgesteld.

Dit bestemmingsplan maakt 600 nieuwe woningen, de uitbreiding van de school en de realisatie van de brandweerkazerne mogelijk. Het ontwerp Bestemmingsplan heeft ter visie gelegen op het moment dat het Besluit luchtkwaliteit 2005 nog van kracht was. Ten behoeve van de beoordeling de resultaten van het onderzoek naar de luchtkwaliteit wordt daarom teruggegrepen naar het toetsingskader van het Besluit luchtkwaliteit 2005.

Plangebied Ten behoeve van het bestemmingsplan is een onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit in het plangebied. Als onderzoeksgebied zijn de wegen in en rondom het plangebied genomen waar de planontwikkeling mogelijk een merkbare invloed heeft op de verkeersintensiteiten. De luchtkwaliteit is zowel onderzocht bij alleen de autonome ontwikkeling (zonder realisatie van het bestemmingsplan, maar met overige toekomstige ontwikkelingen), als bij de autonome ontwikkeling inclusief de realisatie van het bestemmingsplan.

Binnenstedelijke wegen De concentraties in het plangebied worden gevormd door de som van de achtergrondconcentratie en de bijdrage van het plaatselijk verkeer. De bijdrage van het plaatselijk verkeer aan de luchtkwaliteit is berekend met het model CAR II versie 7.0. In tabel 6.6 staan de onderzochte wegvakken weergegeven.

Nr. Wegvak Tussen en

1 Adriaan Volkerweg Dwarsdijk/Groene Tuin IJsselmondseplein 2 Groene Tuin Adriaan Volkerweg Lotuslaan 3 Groene Tuin Lotuslaan Palmenlaan 4 Groene Tuin Palmenlaan Vruchtenlaan 5 Groene Tuin Vruchtenlaan Grote Hagen 6 Groene Tuin Grote Hagen Groeninx v Zoelenlaan 7 Groeninx v Zoelenlaan Groene Tuin Notenhagen 8 Groeninx v Zoelenlaan Notenhagen A 16 9 Stadionweg J F Kennedyweg Marathonweg 10 Kruisherenstraat Koninginneweg (n.v.t.) Tabel 6.6 Wegvakken onderzoek luchtkwaliteit Groenenhagen Tuinenhoven.

Voor de achtergrondconcentraties worden de door het RIVM vastgestelde waarden gebruikt, afkomstig uit de GCN-database. Door het RIVM zijn voorspelde achtergrondconcentraties gegeven voor de jaren 2007, 2010 en 2017. Bij de waarden voor fijnstof is in het onderzoek rekening gehouden met de aftrek van natuurlijke bestanddelen, de ‘zeezoutaftrek’. In de tabellen zijn de fijnstofwaarden weergegeven na aftrek van zeezout.

De verkeersgegeven voor de berekening van de luchtkwaliteit zijn aangeleverd door de afdeling Verkeer en Vervoer van de dS+V van de gemeente Rotterdam. De verkeersgegevens zijn bepaald met behulp van de Regionale Verkeersmilieukaart (RVMK).

De ontwikkellocaties in dit bestemmingsplan leidden er toe dat er meer woningen worden gesloopt, dan dat worden teruggebouwd. Bij de nieuwe woningen wordt wel aangenomen dat het autobezit hoger ligt als bij de oude woningen. Voor de Kruisherenstraat geldt dat de verkeersintensiteit en de toename laag is.

Uit de berekeningen kunnen de volgende conclusies getrokken worden (zie tabel 6.7):

Jaargemiddelde NO2 concentraties 3 In 2007 geldt voor de jaargemiddelde NO2-concentratie een plandrempel van 46 μg/m . Deze wordt alleen langs de Stadionweg overschreden. 3 In 2010 en 2017 wordt de grenswaarde voor de jaargemiddelde NO2-concentratie van 40 μg/m nergens meer overschreden, zowel met een autonome ontwikkeling als met autonome ontwikkeling mét planbijdrage.

Jaargemiddelde PM10-concentratie De jaargemiddelde PM10-concentratie van 40 μg/m³ worden in 2007, 2010 en 2017 niet overschreden, zowel met een autonome ontwikkeling als met autonome ontwikkeling mét planbijdrage.

48 PM10 grenswaarde daggemiddelde concentratie In 2007, 2010 en in 2017 wordt de PM10 grenswaarde daggemiddelde concentratie van 35 dagen met een maximale concentratie van 50 μg/m³ niet overschreden, zowel met een autonome ontwikkeling als met autonome ontwikkeling mét planbijdrage.

De verkeersintensiteit in de Kruisherenstraat is laag en verkeerstoename door de bouwplannen is gering. Hierdoor worden in de Kruisherenstraat geen grenswaarden overschreden.

Nr. Wegvak Jaargemiddelde Jaargemiddelde Aantal NO2 concentratie PM10 overschrijdingen 3 1) (µg/m ) concentratie PM10 dagnorm (µg/m3)1) (dagen)2)

1 Adriaan Volkerweg 40,5 23,9 24 2 Groene Tuin 40,4 24,0 24 3 Groene Tuin 40,1 23,9 24 4 Groene Tuin 39,4 23,7 23 5 Groene Tuin 39,1 23,6 23 6 Groene Tuin 38,6 23,5 23 7 Groeninx v Zoelenln 40,5 23,9 24 8 Groeninx v Zoelenln 40,6 24,0 24 9 Stadionweg 46,2 25,4 30 10 Kruisherenstaat 35,8 22,8 20 Tabel 6.7.a Luchtkwaliteit ter plekke van de rekenpunten in 2007 (huidige situatie).

Nr. Wegvak Jaargemiddelde Jaargemiddelde PM10 Aantal overschrijdingen 3 1) NO2 concentratie concentratie (µg/m ) PM10 dagnorm (µg/m3)1) (dagen)2) autonoom autonoom autonoom autonoom autonoom autonoom + plan + plan + plan 1 Adriaan Volkerweg 28,1 28,1 19,6 19,6 11 11 2 Groene Tuin 27,9 27,9 19,6 19,6 11 11 3 Groene Tuin 27,9 27,9 19,6 19,6 11 11 4 Groene Tuin 27,4 27,4 19,5 19,5 11 11 5 Groene Tuin 27,2 27,2 19,5 19,5 11 11 6 Groene Tuin 27,8 27,8 19,6 19,6 11 11 7 Groeninx v Zoelenln 28,1 28,1 19,6 19,6 11 11 8 Groeninx v Zoelenln 28,2 28,2 19,6 19,6 11 11 9 Stadionweg 31,9 31,9 20,4 20,4 13 13 10 Kruisherenstaat 24,7 24,7 19,0 19,0 10 10 Tabel 6.7.b Luchtkwaliteit ter plekke van de rekenpunten in 2017 bij autonome ontwikkeling en bij autonome ontwikkeling inclusief planontwikkeling.

Rijksweg A16 Met behulp van PluimSnelweg 1.2 is voor de jaren 2007, 2008, 2010, 2015 en 2017 de afstand vanaf de rand van de snelweg berekend tot waar de plandrempel (2007) en grenswaarde (2010 en later) voor de jaargemiddelde NO2 concentratie en de grenswaarde voor de jaargemiddelde PM10 concentratie wordt overschreden. Voor deze berekening zijn de verkeersprognoses van Rijkswaterstaat voor het jaar 2016 gebruikt (per dag op alle rijbanen tezamen: 189.919 lichte voertuigen, 12.490 middelzware voertuigen en 20.291 zware voertuigen). Hierdoor is er voor de jaren tot 2016 een overschatting van de concentraties.

1) 3 In 2007 geldt voor de jaargemiddelde NO2 concentratie een plandrempel van 46 µg/m , de grenswaarde voor de 3 jaargemiddelde PM10 concentratie is 40 µg/m . 2) Het maximaal aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde voor de PM10 is 35 dagen.

49 NO2 concentratie Voor de NO2 concentratie wordt de plandrempel in 2007 overschreden tot 65 meter vanaf de rand van de snelweg. In 2008 is dit 60 meter. In 2010 wordt de grenswaarde voor de NO2 concentratie tot 55 meter vanaf de rand van de weg overschreden. In 2015 is de afstand nog maar 5 meter en in 2017 is er geen overschrijding meer.

Het plangebied valt tot 2015 voor een klein deel in de zone waar de jaargemiddelde NO2 concentratie door het verkeer op de snelweg wordt overschreden. Binnen de overschrijdingscontouren staan echter geen woningen. De kleinste afstand die huidige bebouwing tot de rand van de snelweg heeft, is immers maar 70 meter. Zie tevens de situatie in figuur 6.1. Na 2015 is er helemaal geen probleem meer. In de nieuwe situatie wordt dit verder verbeterd, omdat de nieuwe woningen verder van de A16 worden gerealiseerd. De woningen in het plan, die het dichtst bij de snelweg staan, worden in een lagere dichtheid teruggebouwd. Hierdoor wordt tevens het aantal blootgestelde bewoners verlaagd. Daarnaast zijn de nieuwe woningen kwalitatief beter dan de huidige.

PM10 concentratie De PM10 concentratie is in alle jaren lager dan de grenswaarde op de rand van de snelweg.

NO2- contour

Figuur 6.1 Contouren NO2 grenswaarde langs de A16 in 2007, 2008 en 2010.

Conclusie In het luchtonderzoek zijn de mogelijke effecten op de luchtkwaliteit van het bestemmingsplan Groenenhagen Tuinhoven inzichtelijk gemaakt. Hieronder staan puntsgewijs de conclusies uit het onderzoek.

De ontwikkeling van de bouwplannen in Groenenhagen Tuinenhoven draagt niet bij aan een toename van een overschrijding van een grenswaarde uit het Besluit luchtkwaliteit 2005. Het plan voldoet daarmee aan het Besluit luchtkwaliteit 2005.

50 3 Er liggen geen nieuwe ontwikkelingen binnen de 40 μg/m -contour van de rijksweg A16 van NO2 en PM10. Daarnaast kan worden geconcludeerd dat hier sprake is van verdunning van het aantal woningen en daarmee verlaging van het aantal gehinderden. Tevens worden kwalitatief betere woningen teruggebouwd. Hiermee wordt een verbetering van de huidige situatie gecreëerd.

Luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de bouwplannen in Groenenhagen Tuinenhoven.

6.5 Bodem

Het wettelijk kader bij de bepaling van de mate en ernst van bodemverontreiniging wordt gevormd door de Wet bodembescherming (Wbb). Op grond van de mate en omvang van een verontreiniging in grond en/of grondwater wordt bepaald of, conform de Wbb, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop is de principiële noodzaak tot sanering gebaseerd. In de Wbb wordt op basis van risico’s voor mens en ecosystemen vervolgens onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en niet spoedeisende sanering. Als een sanering spoedeisend is, dient binnen vier jaar aangevangen te worden met de sanering. Als geen sprake is van een spoedeisende sanering, kan sanering worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/of bestemmingswijziging aan de orde is.

Voor het verkrijgen van een bouwvergunning, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bebouwen ten behoeve van de toegekende bestemming (bodemgeschiktheids- verklaring): er mag pas worden gebouwd als de bodem schoon genoeg is bevonden. In het kader van de bouwplannen zal de bodem ter plaatse nader worden onderzocht. Indien nodig zal de bodem voorafgaand of tijdens de bouw geschikt gemaakt worden op basis van de nota “Naar een gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid in provincie en stad”.

Plangebied In 2000 is de Indicatieve Bodemkwaliteitkaart Rotterdam opgesteld. Dit document geeft een indicatie van de mate waarin de bodem in een bepaald gebied is verontreinigd. Volgens de bodemkwaliteitskaart Rotterdam valt de bodem van het plangebied voor de contactzone (0,0 – 1,0 m-mv) en voor de ondergrond (>1,0 m-mv) in zone I. Dit wil zeggen dat er gemiddeld geen verontreinigingen in concentraties boven de bijbehorende streefwaarden worden aangetroffen. Dit geldt echter niet voor de Noorder Kerkedijk. Deze behoort volgens de bodemkwaliteitskaart Rotterdam tot lintbebouwing. De Noorder Kerkedijk is namelijk een oude bewoningskern langs een dijk met historische bewoning en bedrijfsactiviteiten. Hierbij valt onder meer te denken aan landbouw, brandstoffenhandel, blikslagerijen en smederijen. Langs de dijk kunnen plaatselijk verontreinigingen voorkomen boven de bijbehorende interventiewaarden, afhankelijk van de historische bedrijfsactiviteiten. Bij lintbebouwing betreffen de verontreinigingen over het algemeen niet-mobiele verontreinigingen in de grond, zoals zware metalen (lood, koper en zink) en Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK).

Voor het plangebied zijn voor elke ontwikkeling bodemonderzoeken uitgevoerd, eventueel gevolgd door een bodemsanering, te weten (met bijbehorende TC-besluiten): 1. Brandweerkazerne: • TC-besluit 99-01-15; 2. Meester Baarsschool: • TC-besluit 07-37-02; 3. Noorderhagenstrook: • TC-besluit 04-45-11; 4. Kop Noorderhagen: • TC-besluit 03-23-06, • TC-besluit 03-29-07; 5. Terraskamers: • TC-besluit 99-44-11, • TC-besluit 00-01-27, • TC-besluit 01-27-11, • TC-besluit 03-23-06, • TC-besluit 03-29-07;

51

6. De Lamel: • TC-besluit 01-27-12, • TC-besluit 03-23-06 (VO Groenenhagen).

Ad. 1 Brandweerkazerne Op de locatie Brandweerkazerne was NAM-locatie IJsselmonde 3 van het IJsselmonde / Ridderkerkveld. De locatie was in gebruik voor oliewinning. Aanleiding voor het bodemonderzoek was de abandonnering van het olieveld. Voorafgaand aan de abandonnering dient de verontreinigingsituatie op de locatie in kaart te worden gebracht. Uitgevoerd onderzoek dient als basis voor een eventuele sanering. Als onderdeel van de abandonnering van locatie IJsselmonde 3 wordt de locatie door de NAM ontmanteld en gesaneerd. De locatie is zodanig verontreinigd met minerale olie en barium dat moet worden gesaneerd. Verder wordt lichte verontreiniging aangetroffen met PAK en enkele zware metalen. Het bevoegd gezag stemt in met voorgelegd saneringsplan. Verder dient voorafgaand aan de saneringswerkzaamheden een aanvullend bodemonderzoek te worden uitgevoerd naar de omvang van de bariumverontreiniging. Het is noodzakelijk dat monitoringssysteem wordt opgesteld voor het geval dat barium in het grondwater de gestelde terugsaneerwaarde overschrijdt. De resultaten van onderzoek en monitoring dient in het saneringsverslag te worden opgenomen. Het bevoegd gezag concludeert dat de ontwikkellocatie Brandweerkazerne onder voorbehoud geschikt is voor het gebruik (bedrijven). Daarmee is het ook beschikt voor de bestemming maatschappelijke voorziening.

Ad 2 Meester Baarsschool Op de locatie Meester Baarsschool is naar aanleiding van de beoogde nieuwbouw voor woningen bodemonderzoek uitgevoerd. De locatie is licht verontreinigd met enkele zware metalen en OEX. Het bevoegd gezag concludeert dan ook dat de locatie Meester Baarsschool geschikt is het gebruik als wonen met tuin. Daarmee is het ook geschikt voor de nieuwe bestemmingen wonen en uitbreiding school.

Ad 3 Noorderhagenstrook Naar aanleiding van de herinrichting van de locatie Noorderhagenstrook is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. In hetzelfde rapport wordt ook het onderzoek naar de verontreinigingssituatie op de NAM-locatie aan de Hooghagen en de Oosthagen. De voormalige NAM- locatie aan de Hooghagen en de locatie Oosterhage zijn buiten de ontwikkellocatie Noordehagenstrook gelegen en worden hier niet verder behandeld.

In de grond ter plaatse van Noorderhagen 1-227 (zie het locatieoverzicht in figuur 6.2) zijn hoogstens lichte verontreinigingen met koper en kwik aangetroffen. Verder zijn licht verhoogde EOX gehalten in de grond aangetoond. In het freatisch grondwater is een matige verontreiniging met arseen aangetroffen. Deze verhoogde arseenconcentratie is met grote waarschijnlijkheid van natuurlijke herkomst. Een vervolgonderzoek wordt niet nodig geacht. Het bevoegd gezag concludeert dan ook dat de ontwikkellocatie Noorderhagenstrook geschikt is voor de bestemming wonen met tuin.

Ad 4 Kop Noorderhagen De Kop Noorderhagen is als deel van de onderzoekslocatie Groenenhagen onderzocht op bodemverontreiniging. Incidenteel wordt op de onderzoekslocatie matig verontreiniging van arseen in het grondwater (boven ½ * {streefwaarde + interventiewaarde}) aangetroffen. Op twee plekken is een sterke minerale olieverontreiniging gemeten (boven interventiewaarde). Hier dient nog nader onderzoek te worden uitgevoerd. Deze 2 plekken liggen echter buiten Kop Noorderhagen. Voor het overige zijn in grond en grondwater geen verontreinigingen boven het criterium voor het uitvoeren van een nader onderzoek (boven ½ * {streefwaarde + interventiewaarde}). Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkellocatie Kop Noorderhagen geschikt is voor wonen met tuin. Daarmee is de locatie tevens geschikt voor de bestemming gemengde bebouwing III.

52 Geluidswal IJsselmonde Noorderhagen Groenenhagen

Vredehagen

NAM-locatie IJss/38

NAM-locatie IJss/32

NAM-locatie IJSS/12

Figuur 6.2 Overzicht locaties bodemonderzoek in Groenenhagen Tuinenhoven.

Ad 5 Terraskamers Binnen het onderzoeksgebied bevinden zich een tweetal NAM-locaties (IJsselmonde 32 en 38).

NAM-locatie IJsselmonde 32 (aan de Winthagen en Kolhagen) is onderzocht door de NAM. Er is (in relatief kleine volumes) sterke verontreiniging aangetroffen van barium en minerale olie in grond en grondwater. Er was sprake van een sanering van een ernstige geval van bodemverontreiniging. De grondverontreiniging is grotendeels ontgraven en grondwater is onttrokken. Het bevoegd gezag concludeert dan ook dat het resultaat van de sanering voldoet aan het Gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid in provincie en stad, en dat daarmee de locatie geschikt is voor de bestemming wonen.

NAM-locatie IJsselmonde 38 (aan de Kolhagen) is onderzocht door de NAM. Er is (in relatief kleine volumes) sterke verontreiniging aangetroffen van barium en minerale olie in grond en grondwater. Er was sprake van een sanering van een ernstige geval van bodemverontreiniging. De grondverontreiniging is grotendeels ontgraven en grondwater is onttrokken. Er is geen aanvullende grondwatersanering nodig. Het bevoegd gezag concludeert dan ook dat de locatie conform het Gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid in provincie en stad is gesaneerd, en dat daarmee de locatie is geschikt voor de bestemming wonen.

De Terraskamers is (na afloop van bovengenoemde bodemsaneringen) als deel van de onderzoekslocatie Groenenhagen onderzocht op bodemverontreiniging. Incidenteel wordt op de onderzoekslocatie matig verontreiniging van arseen in het grondwater (boven ½ * {streefwaarde + interventiewaarde}) aangetroffen. Op twee plekken is een sterke minerale olieverontreiniging gemeten (boven interventiewaarde). Hier diende nog nader onderzoek te worden uitgevoerd. Eén van deze plekken ligt binnen de ontwikkellocatie Terraskamers: Vredehagen (nabij de ondergrondse tank IV). De andere plek (nabij tank IX, Wolfshagen 2) ligt echter buiten Terraskamers en blijft hier buiten beschouwing. In het aanvullend onderzoek bleef de vlek van verontreiniging beperkt tot de boring van het verkennend onderzoek. Daarmee bleef de omvang van de verontreiniging in de grond onder de 25 m3

53 en in het grondwater onder de 100 m3. Daarmee is er volgens de Wet bodembescherming geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Voor het overige zijn in grond en grondwater geen verontreinigingen boven het criterium voor het uitvoeren van een nader onderzoek (boven ½ * {streefwaarde + interventiewaarde}).

Het bevoegd gezag concludeert dan ook dat de ontwikkellocatie Terraskamers geschikt is voor de bestemming wonen met tuin.

Ad 6 De Lamel NAM-locatie IJsselmonde 12 (aan de Backershagen) is onderzocht door de NAM. Van genoemde locatie is alleen het saneringsverslag beschikbaar. Er was sprake van een sanering van een ernstige geval van bodemverontreiniging. De grondverontreiniging is grotendeels ontgraven en grondwater is onttrokken. Er is geen aanvullende grondwatersanering nodig. Het bevoegd gezag concludeert dan ook dat de locatie conform het Gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid in provincie en stad is gesaneerd, en dat daarmee de locatie is geschikt voor wonen met tuin. Daarmee is de locatie tevens geschikt voor de bestemming gemengde bebouwing II.

De Lamel is (na afloop van bovengenoemde bodemsaneringen) als deel van de onderzoekslocatie Groenenhagen onderzocht op bodemverontreiniging. Incidenteel wordt op de onderzoekslocatie matig verontreiniging van arseen in het grondwater (boven ½ * {streefwaarde + interventiewaarde}) aangetroffen. Op twee plekken is een sterke minerale olieverontreiniging gemeten (boven interventiewaarde). Hier diende nog nader onderzoek te worden uitgevoerd. Deze 2 plekken liggen echter buiten De Lamel. Voor het overige zijn in grond en grondwater geen verontreinigingen boven het criterium voor het uitvoeren van een nader onderzoek (boven ½ * {streefwaarde + interventiewaarde}).

Het bevoegd gezag concludeert dan ook dat de ontwikkellocatie De Lamel geschikt is voor wonen met tuin. Daarmee is de locatie tevens geschikt voor de bestemming gemengde bebouwing II. geluidswal IJsselmonde De gemeente Rotterdam heeft onder een milieuvergunning van de provincie Zuid-Holland van 1981 (DCMR\depot 485\archief PZH\doos 186\dossier 60060) de inrichting van een stort voor verontreinigde grond, later in gebruik te nemen als geluidswal IJsselmonde. De geluidswal mag dan ook niet worden gezien als ontwikkellocatie van onderhavig bestemmingsplan. De geluidswal is een maatregel ter bestrijding van het wegverkeerlawaai van de A16 (zie § 6.3.6), vandaar dat de geluidswal hier kort ter sprake komt. De stort is voor 1996 gesloten. De locatie is onderzocht om risico’s van eventuele bodemverontreiniging bij oude stortplaatsen in te schatten. Hiervoor grondwatermonitoring en deklaagonderzoek uitgevoerd. In de puinhoudende bovengrond zijn geen verontreinigingen in concentraties boven de bijbehorende criteria voor het uitvoeren van nader onderzoek (boven ½ * {streefwaarde + interventiewaarde}) aangetroffen. Er zijn geen contactrisico’s. In het grondwater wordt chroom in verhoogde concentraties aangetroffen. Aanbevolen wordt om de grondwatermonitoring te continueren. Bij bestemmingswijziging of herinrichting dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. De conclusies en aanbeveling voldoen volgens het bevoegd gezag aan het Gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid.

De bodemkwaliteit leidt volgens de gemeente dan ook niet tot een belemmering voor de bouwplannen in plangebied Groenenhagen Tuinenhoven.

6.6 Externe veiligheid

Binnen het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico zegt iets over de theoretische kans op overlijden op een bepaalde plaats voor een persoon die een jaar lang op die plaats zou staan. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Bij beperkt kwetsbare objecten is de 10-6/jaar-norm een richtwaarde die alleen mag worden

54 overschreden als daar gewichtige redenen voor zijn. Het is aan het lokale bevoegd gezag (de gemeente) om een invulling te geven aan het begrip “gewichtige reden”. Hierbij kan worden gedacht aan het toestaan van een extensief gebruikt terrein, zoals een sportveld, binnen de 10-6- plaatsgebonden risicocontour. Ook kan worden gedacht aan het opvullen van een open plek in bestaand stedelijk gebied. In artikel 1 van de voorschriften is aangegeven wat kwetsbare objecten en wat beperkt kwetsbare objecten zijn.

In tegenstelling tot het plaatsgeboden risico, dat in één getal kan worden uitgedrukt, wordt het groepsrisico door een (grafiek)lijn weergegeven. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo’n ongeval kleiner zijn. Bij stationaire bronnen ligt de lijn op 10-5/jaar voor tien slachtoffers en 10-7/jaar voor 100 slachtoffers. Voor de transportmodaliteiten weg, rail, water en buisleiding ligt de lijn op 10-4/jaar voor 10 slachtoffers en 10-6/jaar voor 100 slachtoffers. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt het 1% letaliteitsgebied; dit komt meestal overeen met de 10-8 plaatsgebonden risicocontour. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken. Een afwijking moet in een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging door het bevoegd gezag worden gemotiveerd.

6.6.1 Transport gevaarlijke stoffen over weg Over de rijksweg A16 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Langs transportroutes van gevaarlijke stoffen ligt een 10-6 plaatsgebonden risicocontour (PR). Binnen deze contour zijn geen gevoelige bestemmingen toegestaan. Uit de Risicoatlas blijkt dat bij de A16 tussen knooppunt Terbregseplein en knooppunt Ridderkerk de PR 10-6 contour op 60 meter vanaf het hart van de weg ligt. Aangezien de afstand van de geplande bebouwing tot aan de as van de weg 125 meter is vormt het plaatsgebonden risico geen belemmering voor dit ruimtelijk plan (de PR 10-6 contour loopt in een brede groenstrook). Het aandachtsgebied voor groepsrisico (de 10-8 plaatsgebonden risicocontour) strekt zich aan beide zijden van de A16 uit tot 260 meter van het hart van de weg. Een gedeelte van de nieuwe situaties in dit ruimtelijk plan liggen binnen het aandachtsgebied voor groepsrisico. Tevens liggen er ook (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 10-8 plaatsgebonden risicocontour. Er is derhalve door Gemeentewerken Rotterdam onderzoek naar groepsrisico gedaan. Uit dit onderzoek blijkt dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. In het ontwerp bestemmingsplan neemt het aantal woningen niet toe. Het berekende groepsrisico neemt niet toe met de realisatie van het plan. Het groepsrisico vormt geen belemmering voor dit ruimtelijk plan.

6.6.2 Transport gevaarlijke stoffen over rail In de directe nabijheid van het plangebied is geen spoorweg gesitueerd waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Nader onderzoek is dan ook achterwege gelaten.

6.6.3 Transport gevaarlijke stoffen over water De provincie Zuid-Holland heeft op 7 januari 2003 het beleidskader “Gedifferentieerde veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en de Nieuw Maas” vastgesteld.

Het bestemmingsplan Groenenhagen Tuinenhoven is dusdanig ver gelegen van Nieuwe Waterweg of Nieuwe Maas, dat dit aspect geen rol speelt. Transport van gevaarlijke stoffen over het water is dan ook niet nader onderzocht.

6.6.4 Leidingen In het plangebied bevindt zich geen leidingen die getoetst moeten worden aan de circulaire "Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen" d.d. 26 november 1984 en het sectordocument externe veiligheid van de provincie Zuid-Holland van 1998. Wel is er in het plangebied een ondergrondse 150- kV hoogspanningsverbinding aanwezig. Deze is op de plankaart aangegeven met aanduiding 2. Aanduiding 1 betreft een ondergrondse rioolwaterpersleiding.

Ten zuiden van het plangebied bevindt zich langs de Groeninx van Zoelenlaan de hogedruk aardgastransportleiding W-530-02. De leiding is op de plankaart aangegeven onder code “2”. Het betreft hier een 12 inch leiding (323,9 mm diameter) met een overdruk van 40 bar. De dekking van de leiding is 1,5 meter. Volgens genoemde circulaire bedraagt voor deze leiding de toetsingsafstand

55 30 meter en de bebouwingsafstand 14 meter. Alleen de toetsingsafstand van 30 meter raakt het plangebied en is daarom aangegeven op de plankaart. Binnen de bebouwingsafstand van 30 meter ligt geen van de ontwikkellocaties. De Gasunie heeft, in verband met een aantal nieuwbouwplannen langs de gastransportleiding (zoals De Lamel in dit plangebied), een plaatsgebonden risicoberekening (PR) en groepsrisicoberekening (GR) uitgevoerd. Betreffende risicoberekeningen zijn conform CPR-18E19 uitgevoerd met het programma PIPESAFE. PIPESAFE is een door de overheid goedgekeurd softwarepakket voor het uitvoeren van risicoberekeningen aan aardgastransport20. Voor GR berekeningen is gebruik gemaakt van de bevolkingsgegevens zoals deze zijn aangeleverd door de gemeente Rotterdam.

Resultaten PR-berekening De 10-6 per jaar plaatsgebonden risicoafstand is 0 meter (ligt op de leiding). De ligging van de PR 10-6- contour heeft geen gevolgen voor de inrichting van het plangebied.

Resultaten GR-berekening De groepsrisico’s zijn berekend voor één kilometer leiding van de W-530-02, gecentreerd om de afzonderlijke nieuwbouwplannen. In onderhavig plangebied is dat De Lamel. Het resultaat voor De Lamel is gepresenteerd in figuur 6.3. Het groepsrisico ligt onder de oriënterende waarde. Dit lage groepsrisico vindt de gemeente Rotterdam zonder meer acceptabel.

Figuur 6.3 FN curve voor De Lamel lang gastransportleiding W-530-02.

6.6.5 LPG-tankstations Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen van kracht geworden. Tegelijk met dit besluit is een ministeriële regeling van kracht geworden waarin afstandsnormen voor onder andere LPG-tankstations zijn vastgelegd. Welke afstandsnorm er geldt rond een vulpunt, is afhankelijk van de doorzet (verkoop) van LPG in m3 per jaar. De ministeriële regeling bevat de volgende afstandsnormen: • als in de milieuvergunningen is vastgelegd dat er niet meer dan 1.000 m3 LPG per jaar mag worden verkocht geldt een veiligheidscontour van 45 meter rondom het vulpunt (dit is een berekende 10-6-plaatsgebonden risicocontour); • bij een doorzet tot 1.500 m3 LPG per jaar geldt een veiligheidscontour op 110 meter rondom het vulpunt; • bij een doorzet van meer dan 1.500 m3 moet de veiligheidscontour worden berekend.

19 Guidelines for quantitative risk assessment, CPR18E, Committee for the Prevention of Disasters, 1999. 20 Toepasbaarheid van PIPESAFE voor risicoberekeningen van aardgastransportleidingen, VROM DGM/SVS/2000073018, ministerie van VROM, 10 juli 2000, ’s-Gravenhage.

56

In het plangebied is één verkooppunt voor motorbrandstoffen aanwezig, waaronder ook LPG. Deze is gesitueerd in het noordoosten van het plangebied, te weten aan de Adriaan Volkerlaan. Het LPG- vulpunt behorende bij dit verkooppunt bevindt zich op een locatie ten noorden van de John F. Kennedyweg, met de rijksdriehoekcoördinaten X=97.089 en Y=434.680. Het ondergrondse LPG- reservoir is gelegen in de directe nabijheid van dit vulpunt. Rond dit vulpunt geldt een plaatsgebonden risicocontour van 45 meter. Het invloedsgebied voor het groepsrisico ligt binnen een straal van 150 meter van het vulpunt. Het plangebied bevindt zich op een grotere afstand dan 150 meter tot het onderhavige LPG-vulpunt en ligt daardoor noch binnen de veiligheidscontour voor het plaatsgebonden risico, noch binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico van dit LPG-vulpunt. Het aspect groepsrisico is dan ook niet onderzocht.

6.6.6 Inrichtingen Binnen het plangebied zijn thans geen bedrijven aanwezig met een Besluit Externe Veiligheid Inrichtingencontour. Voorts zijn buiten het plangebied ook geen bedrijven aanwezig waarvan de Besluit Externe Veiligheid Inrichtingencontour het plangebied overlapt.

6.6.7 Vuurwerkopslaglocaties Om in aanmerking te komen voor een vergunning voor het opslaan en verkopen (in de laatste dagen van het jaar) van consumentenvuurwerk dient men te beschikken over een opslagruimte (kluis) die voldoet aan een aantal veiligheidseisen. Bij consumentenvuurwerk tot 10.000 kg mogen zich binnen een zone van 8 meter vanaf de deur van de kluis (veiligheidszone) geen gevoelige bestemmingen bevinden. Bij vuurwerkopslagen boven 10.000 kg moeten per bufferbewaarplaats – afhankelijk van de hoeveelheid opgeslagen vuurwerk - veiligheidsafstanden variërend van 20 tot 48 meter in acht genomen worden. Bij het plannen van nieuwe gevoelige bestemmingen dient deze veiligheidsafstand in acht te worden genomen. Binnen het plangebied zijn geen vuurwerkopslagruimten met vergunning aanwezig.

6.6.8 Conclusies externe veiligheid Het plaatsgebonden risico van de volgende bronnen speelt een rol in dit bestemmingsplan: 1. De 10-6-plaatsgebonden risicocontour van het transport van gevaarlijke stoffen over de A16 is 60 meter. Deze risicocontour loopt over een deel van de groenbestemming in het oosten van Groenenhagen Tuinenhoven, zoals aangegeven op de plankaart; 2. De ten zuiden het plangebied gelegen hogedruk aardgastransportleiding W-530-02 heeft een berekende 10-6-plaatsgebonden risicocontour van 0 meter. De 10-6-plaatsgebonden risicocontour loopt op de leiding (dus buiten het plangebied). De ligging van de PR 10-6 contour heeft geen gevolgen voor de inrichting van het plangebied. Het plaatsgebonden risico van bovengenoemde bronnen vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Er zijn twee bronnen van groepsrisico voor Groenenhagen Tuinenhoven: 1. Uit de berekening van het groepsrisico van het transport van gevaarlijke stoffen over de A16 blijkt dat het groepsrisico in zowel de huidige situatie als de toekomstige situatie bij autonome ontwikkeling onder de oriënterende waarde ligt. De gemeente Rotterdam vindt dit lage groepsrisico zonder meer acceptabel; 2. Het groepsrisico van de hogedruk aardgastransportleiding W-530-02 ligt onder de oriënterende waarde. Het groepsrisico neemt verder af door de verdunning van het aantal woningen binnen Groenenhagen Tuinenhoven (en binnen het invloedsgebied) als gevolg van de herstructurering van de wijk. De gemeente Rotterdam vindt dit lage groepsrisico zonder meer acceptabel. Het groepsrisico vormt geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.

Bij verdere uitwerking van de plannen door architecten en projectontwikkelaars voor ontwikkellocaties, die binnen externe veiligheidszones vallen in - Noordwest, verdient het aanbeveling om te adviezen van de VRR ten aanzien van zelfredzaamheid, genummerd 1, 2 en 4, mee te nemen.

Externe veiligheid leidt volgens de gemeente dan ook niet tot een belemmering voor de bouwplannen in plangebied Groenenhagen Tuinenhoven.

57

6.7 Flora en Fauna

Beleidskader De Flora- en faunawet (Ffwet) is sinds 1 april 2002 van kracht. De wet regelt de bescherming van in het wild levende planten en dieren in Nederland met het oog op de instandhouding van soorten. Dit betreft soorten die zijn aangemerkt als beschermd op basis van de Ffwet. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd. Overtreding van een verbodsbepaling is alleen toegestaan met een ontheffing op basis van de Ffwet (art. 75). Op 10 september 2004 is het ‘Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Ffwet en enkele andere wijzigingen’ (Besluit wijziging art. 75) in werking getreden. In dit besluit zijn de volgende drie tabellen opgenomen: • categorie 1: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet. Er hoeft voor deze activiteiten geen ontheffing te worden aangevraagd; • categorie 2: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring. Is er geen goedgekeurde gedragscode aanwezig, dan dient ontheffing aangevraagd te worden; • categorie 3: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor soorten in deze categorie geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig; • vogels: vogels vormen een aparte groep binnen de Ffwet. Voor vogels wordt alleen ontheffing verleend indien het nest valt onder de bescherming van artikel 11 van Ffwet. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen broedseizoen en niet-broedseizoen. Voor ingrepen met negatieve effecten op broedende vogels is geen ontheffing te verkrijgen. Door ingrepen buiten het broedseizoen uit te voeren is verstoring in de meeste gevallen te voorkomen. Een aantal soortgroepen (waaronder spechten, uilen en andere roofvogels) maken echter ook buiten het broedseizoen gebruik van hun nest. Het betreft hier vaste rust- en verblijfplaats die, voor zover ze niet permanent verlaten, jaarrond zijn beschermd. Buiten het broedseizoen dient voor deze vogelsoorten een ontheffing te worden aangevraagd.

Ontheffingaanvragen op basis van categorie 1 en 2 worden getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (de zogenaamde lichte toets). Ontheffingaanvragen op basis van categorie 3 en jaarrond beschermde vogels (buiten het broedseizoen) krijgen te maken met de ‘uitgebreide toets’. Dit houdt in dat wordt getoetst op drie criteria, te weten 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief en 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Aan alle criteria moet voldaan worden.

Plangebied Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied zijn 5 ecologische onderzoeken gedaan, te weten: • Groenenhagen Tuinenhoven. Implementatie Flora- en faunawet, verkenning ecologische waarden (maart 2004). • Groenenhagen Tuinenhoven. Implementatie Flora- en faunawet bij herstructurering Groenenhagen Tuinenhoven (januari 2005). • Quickscan flora en fauna t.b.v. inrichting voormalig NAM-terrein IJsselmonde (november 2005). • Inventarisatie beschermde vaatplanten Groenenhagen en Tuinenhoven (5 juni 2008). • Inventariastie vogels met vaste rust- en verblijfplaats Groenenhagen en Tuinenhoven (7 juli 2008).

58 6.7.1 Vleermuizen Vleermuizen behoren tot de streng beschermde soorten en zijn beschermd door de Ff-wet en door de Habitatrichtlijn (Europese wetgeving). Volgens het Besluit wijziging art. 75 behoren deze vleermuissoorten tot tabel 3. Wanneer er schade aan deze soorten wordt toegebracht of wanneer deze dieren worden verstoord, is een ontheffing vereist. Voor het verkrijgen van een ontheffing moet worden aangegeven hoe de schade zoveel mogelijk zal worden beperkt en wat de eventuele compenserende maatregelen zullen zijn. Ook moet het maatschappelijke belang van de uit te voeren ingrepen worden aangegeven en mag het voortbestaan van de soorten niet in het geding zijn.

Tijdens veldonderzoeken in 2004 en 2005 zijn in het projectgebied drie soorten foeragerende vleermuizen aangetroffen: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger. De gewone dwergvleermuis is de enige soort die baltsplaatsen heeft in het projectgebied. De locaties van de baltsplekken zijn weergegeven in figuur 6.4.

Figuur 6.4 De baltsplaatsen van de Gewone dwergvleermuis, hier weergegeven met een donkerrode kleur

De aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen (zoals kraamkolonies) is onwaarschijnlijk, gezien de ongeschiktheid van de bebouwing. In de tussenliggende periode (2005-2008) hebben zich geen grote ruimtelijke veranderingen voorgedaan, waardoor niet wordt verwacht dat deze situatie is veranderd. Aangezien er door de ruimtelijke ingrepen wel baltsplaatsen verloren gaan zal hiervoor een ontheffing moeten worden aangevraagd.

Er is inmiddels een ontheffing aangevraagd voor het hele bestemmingsgebied. De ontheffing zal naar verwachting worden verleend. Baltsplaatsen wordt meestal niet zo zwaar aangerekend, want het verdwijnen hiervan heeft geen negatieve gevolgen voor instandhouding van de soort.

6.7.2 Vogels Wat broedvogels betreft mag ervan uit worden gegaan dat in het broedseizoen verschillende soorten algemeen voorkomende vogels (zoals merel, koolmees en huismus) in het plangebied Groenenhagen Tuinenhoven hun nest maken. Vogels behoren tot de overige beschermde soorten van de Ff-wet en zijn jaarrond beschermd. In de praktijk betekent dit dat vogels beschermd zijn als ze broeden. Broedende vogels mogen dan ook niet worden verstoord / verontrust of gedood. Voor activiteiten die negatieve effecten hebben op broedende vogels kan in de regel geen ontheffing worden aangevraagd. Mogelijk zijn er ook vogels met een vaste rust- en / of verblijfplaats in het plangebied aanwezig (zoals spechten, uilen en andere roofvogels). Deze soorten maken ook buiten het broedseizoen gebruik van hun verblijfplaats. Indien er vogels met een vaste rust- en / of verblijfplaats aanwezig zijn, is voor het verstoren en of beschadigen / wegnemen ervan een ontheffing vereist. Voor dit doel is aanvullend onderzoek uitgevoerd.

Alleen de grote bonte specht is aangetroffen in het projectgebied. Op drie locaties bevinden zich spechtenholten (in totaal 10 bomen met 13 gaten). In figuur 6.5 is een boom met spechtenholte afgebeeld.

59 Alle aangetroffen holten waren gemaakt in wilgen, die in gebied tussen de Vruchtentuin en Zuiderhagen staan, zie ook figuur 6.6.

Gezien de aanwezigheid van een groot aantal holten verspreid over een relatief klein gebied kan niet worden uitgesloten dat de soort hier ook broed. De grote bonte specht kan zowel vroeg als relatief laat in het broedseizoen een territorium hebben (Van Dijk, 2004). Aangezien de grote bonte specht onder de categorie ‘vogels met vaste rust- en verblijfplaats’ valt dient ook buiten het broedseizoen ontheffing te worden aangevraagd voor het verstoren en vernielen van nesten van deze soort. Andere vogelsoorten met vaste rust- en verblijfplaats, zoals roofvogels, zullen naar verwachting geen verblijfplaatsen hebben in het projectgebied. De bosplantsoenen langs de randen van de wijk kunnen mogelijk wel onderdeel uitmaken van een territorium (bijvoorbeeld van de bosuil of sperwer). Tijden de inventarisatie zijn hier echter geen aanwijzingen voor gevonden. Verwacht wordt dat het gebied geen belangrijke functie heeft voor roofvogels.

Figuur 6.5 Boom met spechtenholte (foto EcoFF).

Figuur 6.6 Locaties met aangetroffen spechtenholten (rode stippen).

Bij de ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora- en Faunawet dient te worden aangegeven welke mitigerende en compenserende maatregelen worden getroffen om de gunstige staat van instandhouding van de soort te waarborgen. Verder moet worden beargumenteerd dat er geen alternatieven zijn voor het project en dat er sprake is van dwingende redenen van openbaar belang.

Er is inmiddels een ontheffing aangevraagd voor de grote bonte specht voor het hele bestemmingsgebied. De ontheffing zal naar verwachting worden verleend. De soort is de laatste jaren in aantal toegenomen en is ook de minst kritische van alle spechtensoorten.

60 6.7.3 Amfibieën De aanwezigheid van amfibieën is onzeker. Tijdens de veldbezoeken zijn geen amfibieën waargenomen. Desondanks wordt aangenomen dat in de nattere gedeelten van het plangebied de meest algemeen voorkomende soorten (bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander) voorkomen. Deze soorten zijn weinig kritisch, vooral de bruine kikker en gewone pad kunnen buiten de voortplantingsperiode overal worden aangetroffen. De watergangen in het plangebied vormen hierbij een geschikte habitat. Alle soorten amfibieën die in het gehele gebied te verwachten zijn behoren tot de algemene soorten. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van de artikelen 9, 10, 11 en 12 van de Ff-wet (ondermeer: doden, verontrusten en het beschadigen van eieren en verblijfplaatsen / nesten) bij ruimtelijke ontwikkelingen. De zorgplicht is wel van toepassing op deze soorten. Dit heeft als belangrijkste gevolg dat er geen onnodige schade mag worden toegebracht aan deze soorten.

6.7.4 Kleine landzoogdieren Naar aanleiding van het veldbezoek mag worden aangenomen dat het openbaar groen in de wijken Groenenhagen Tuinenhoven onderdak biedt aan diverse soorten kleine landzoogdieren zoals algemene (spits)muizensoorten, woelrat, egel en mol. Alle soorten landgebonden zoogdieren die in het gehele gebied te verwachten zijn behoren tot de algemene soorten. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van de artikelen 9, 10 en 11 van de Ff-wet (ondermeer: doden, verontrusten en verblijfplaatsen beschadigen). De vrijstelling geldt maar voor een beperkt aantal artikelen. De zorgplicht blijft dan ook van kracht. Dit heeft als belangrijkste gevolg dat er geen onnodige schade mag worden toegebracht aan deze soorten.

6.7.5 Flora In het plangebied zijn bij een eerder veldonderzoek naar vaatplanten (Andeweg en Brekelmans, 2004) drie beschermde plantensoorten aangetroffen: • brede wespenorchis (Epipactis helleborine); waargenomen op 23 locaties, vooral in de buurttuinen Tuinenhoven en Groenenhagen. Ook de zuidelijke groenstrook tussen de Groeninxs van Zoelenlaan en de Vlashagen / Winthagen vormt een belangrijk leefgebied voor deze orchidee; • aardaker (Lathyrus tuberosus); komt lokaal voor in de berm van de trambaan langs de Groene Tuin; • klein glaskruid (Parietaria judaica); in figuur 6.7 is aangegeven op welke locaties klein glaskruid is waargenomen tijdens het onderzoek in 2004.

De brede wespenorchis en de aardaker behoren tot de algemene beschermde soorten (categorie 1). Voor deze soorten is een vrijstelling van kracht van artikel 8 van de Ff-wet. Dit houdt in dat geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd voor het beschadigen, ontwortelen of vernielen van deze plantensoorten. Wel blijft de zorgplicht (artikel 2) van de Ff-wet onverminderd van kracht. Bij uitvoering van werkzaamheden mogen deze plantensoorten niet onnodig worden beschadigd. Klein glaskruid behoort volgens het Besluit wijziging art. 75 Ff-wet tot de ‘overige soorten’ (categorie 2, zoals eerder beschreven) en geniet daarom een strengere bescherming dan de ‘algemene soorten’. Dit houdt in dat voor deze soort alleen een vrijstelling geldt van artikel 8 (beschadigen, ontwortelen of vernielen) van de Ff-wet wanneer gewerkt wordt volgens een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Een gedragscode moet door een sector of ondernemer worden opgesteld. Tot op heden zijn geen gedragscodes opgesteld. Dit houdt in dat voor deze soort ontheffing aangevraagd moet worden. Er dient voor deze ontheffing inzichtelijk gemaakt te worden dat de geplande werkzaamheden geen afbreuk doen aan de gunstige staat van instandhouding van deze soort.

61

Figuur 6.7 De locaties waar klein glaskruid is aangetroffen, weergegeven met een rode donkerrode kleur.

In mei 2008 is het plangebied nogmaals bezocht. Hierbij is het terrein ter hoogte van de Backershagen en Leeuwenhagen (‘de Lamel’) aan de zuidkant van het plangebied onderzocht op het voorkomen van klein glaskruid. Tijdens deze inventarisatie is de soort niet aangetroffen. Dit is ook niet waarschijnlijk, aangezien er reeds sloop heeft plaatsgevonden. Klein glaskruid groeit voornamelijk op oude muren en tussen stenen, maar wordt ook wel onder heggen en in tuinen aangetroffen. In de huidige situatie is een groot gedeelde van het gebied verruigd (zie de foto’s in figuur 6.8), waardoor geen geschikte biotopen meer aanwezig zijn op het onderzochte terrein.

Figuur 6.8 Huidige situatie (mei 2008) van één van de in 2004 aangetroffen groeiplaatsen van klein glaskruid in het plangebied (foto’s GWR).

Op de andere locatie (meester Baarsschool aan de Burgermeester Molenaarstraat) waar klein glaskruid is aangetroffen tijdens het onderzoek in 2004, zal de soort nog wel aanwezig zijn. Hier hebben zich in de tussenliggende periode (2004-2008) geen ruimtelijke veranderingen voorgedaan.

Er is inmiddels een ontheffing in het kader van de Ff-wet aangevraagd voor het hele bestemmingsgebied. De ontheffing heeft betrekking op schadelijke werkzaamheden ten nadele van klein glaskruid. De ontheffing zal naar verwachting worden verleend. Het betreft een categorie 2 soort, dus niet zeer strikt beschermd. Er dient vooral te worden aangetoond dat de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar komt.

6.7.6 Conclusies Voordat met de werkzaamheden in het plangebied begonnen kan worden, moet ontheffing aangevraagd worden in het kader van de Ff-wet bij de bevoegde instantie (ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit). De ontheffing heeft in ieder geval betrekking op verstorende en schadelijke werkzaamheden ten nadele van vleermuizen (baltsplaatsen), vogels (grote bonte specht) en klein glaskruid.

62 De ontheffing voor de verstorende werkzaamheden ten nadele van vleermuizen, de grote bonte specht en Klein glaskruid is inmiddels aangevraagd voor het hele plangebied, waarbij voor genoemde soorten verwezen wordt naar de specifieke locaties. Naar verwachting zal deze ontheffing door het ministerie van LNV worden verleend.

Voor de overige soorten die in het plangebied (kunnen) voorkomen, is geen ontheffing noodzakelijk, aangezien deze allemaal onder de eerste categorie van de Ff-wet vallen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt voor deze soorten een vrijstelling. Wel dient de zorgplicht altijd nageleefd te worden en mogen er geen zwaar verstorende activiteiten plaatsvinden tijdens het broedseizoen van vogels.

Flora en fauna vormen geen belemmerende factor voor dit bestemmingsplan.

6.8 Duurzaamheid en energie

Duurzaamheid is onder andere zodanig bouwen, renoveren en beheren dat, gedurende de hele kringloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het begrip duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw. Rotterdam heeft een ambitieus klimaatprogramma vastgesteld. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het klimaatprogramma van Rotterdam moet bij het ontwerp van gebouwen rekening worden gehouden met duurzaam bouwen en energieprestatie-eisen.

6.8.1 Duurzaam bouwen Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. De gemeente Rotterdam heeft daarnaast het document ‘De Rotterdamse Woningkwaliteit’ (RWK) opgesteld (meest recente versie maart 2005). Het RWK is een eenvoudig systeem van aanvullende kwaliteiten op het Bouwbesluit en bestaat uit zes thema's: oppervlakte, veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, flexibiliteit en comfort. Het RWK is vrijblijvend te gebruiken.

Hieronder staan een aantal duurzaam bouwen maatregelen, die toegepast kunnen worden bij nieuwe ontwikkelingen in Groenenhagen Tuinenhoven: Afkoppeling van hemelwater, zodat regen en afvalwater niet in hetzelfde riool terecht komen. Het schone regenwater kan in het gebied zelf worden vastgehouden. Zie hoofdstuk 5. Geen zink gebruiken voor bijvoorbeeld dakgoten. Zink heeft de eigenschap uit te logen waarbij neerslag zink oplost in het regenwater. Een alternatief zijn stalen dakgoten. Gebruik hout met een milieukeur, bijvoorbeeld FSC. Het keurmerk FSC geeft aan dat het hout uit een goed beheerd bos afkomstig is. Pas waterbesparende maatregelen toe, bijvoorbeeld een waterbesparende douchekop of een waterbesparend toilet. Maak gebruik van zonne-energie zoals een zonneboiler of zonnecellen. Bekijk of nieuwe gebouwen uitgevoerd kunnen worden met een groen dak.

6.8.2 Energie Het Rotterdam Climate Initiative is het nieuwe, ambitieuze klimaatprogramma waarbij de gemeente tracht de CO2-uitstoot van Rotterdam fors terug te brengen. Om een belangrijke bijdrage aan deze doelstelling te leveren en energie te besparen, is het beleid van de gemeente Rotterdam er op gericht zoveel mogelijk woningen, bedrijven en voorzieningen aan te sluiten op een collectief warmtenet. Een warmtenet omvat een stelsel van leidingen waardoor warm water wordt gepompt voor verwarming en warm tapwater. Door het toepassen van industriële restwarmte als warmtebron voor het collectieve warmtenet wordt een bijdrage geleverd aan het behalen van de doelstellingen van de gemeente Rotterdam. Bij grootschalige toepassing, op gemeentelijk niveau, wordt een grote milieuwinst behaald op het gebied van het broeikaseffect (CO2) en de lokale luchtkwaliteit (NOx).

Met de aanpassing van de bouwverordening op 12 juli 2007 stimuleert de gemeenteraad de aansluiting op het warmtedistributienet in Rotterdam-Zuid. Indien in een deel van de gemeente een warmtedistributienet aanwezig is, dan moet een aldaar te bouwen bouwwerk zijn aangesloten op die publieke voorziening. Dit geldt indien het bouwwerk niet verder dan 40 meter van de dichtstbijzijnde leiding is gelegen, of als de kosten van de aansluiting niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 meter.

63 Op deze wijze kunnen woonwijken, zwembaden, winkelcentra, bedrijven, kassen, enz. worden verwarmd. Een aantal nieuwe ontwikkelingen in Groenenhagen Tuinenhoven kan ook op deze schone, duurzame en bijzonder gebruiksvriendelijke stadsverwarming worden aangesloten.

Sinds 1995 is het verplicht een EPC-berekening (EnergiePrestatieCoëfficiënt) in te dienen in het kader van het aanvragen van de bouwvergunning.

64 7. Sociale veiligheid en leefbaarheid

Het Rotterdams beleid is erop gericht om bij nieuwbouwplannen de aandacht voor sociale veiligheid en leefbaarheid een integraal onderdeel te laten zijn van de planvorming. Bij het aspect leefbaarheid gaat het om fysiekruimtelijke voorzieningen voor de toegankelijkheid van gebouwen en openbare ruimten, het parkeren en stallen van auto’s en fietsen, ruimte voor spelen en groen, bezonnings- en uitzichtconsequenties voor omwonenden, afvalmanagement en consequenties voor het beheer van de openbare ruimte.

In de beleidsnota “Ontwerpen voor een geëmancipeerde samenleving”, dS+V, oktober 1996, zijn 3 hoofditems geformuleerd voor het stedenbouwkundig plan: - het scheppen van ruimtelijke voorwaarden voor mannen en vrouwen om desgewenst werken en zorgen te kunnen combineren door (zorgvuldige) menging van de functies, het strategisch plaatsen van voorzieningen en de bereikbaarheid van de wijken te verzekeren; - differentiatie en flexibiliteit van woningen; - veiligheid als basisvoorwaarde voor een normaal maatschappelijk leven.

Voor de leefbaarheid van de wijken is veiligheid van groot belang. Het gaat dan zowel om objectieve veiligheid (het voorkomen van criminaliteit) als om subjectieve veiligheid (het gevoel van veiligheid dat men ervaart). Beide aspecten spelen een rol bij de uitwerking van het plan. Bij de delen binnen het plangebied die conserverend zijn van aard, zal het zonodig verbeteren van de sociale veiligheid en leefbaarheid vooral uitgevoerd moeten worden via beheermaatregelen. In deze delen zijn immers geen (grote) functionele wijzigingen voorgesteld. Voor de overige delen wordt als toetsingsinstrument gebruik gemaakt van de nota “Ontwerpen voor een geëmancipeerde samenleving” en “Handboek Politiekeurmerk Veilig Wonen”. Het is een streven om elk bouwplan te voorzien van het Politie Keurmerk Veilig Wonen. Toekenning van dit keurmerk geeft aan dat een wijk een beperkt criminaliteitsrisico heeft. Het toetsingsresultaat maakt expliciet deel uit van de besluitvorming over de betreffende uitwerking.

65 66 8. Handhaving

Met betrekking tot handhaving is er een groot verschil tussen een stedelijk gebied en een buitengebied. In tegenstelling tot een buitengebied is het in een omvangrijk en dichtbebouwd stedelijk plangebied ondoenlijk alle bestaande illegale bebouwing en gebruik te inventariseren. In de praktijk is het lang niet altijd mogelijk om van buitenaf waar te nemen wat zich in een pand of op een besloten binnenterrein afspeelt en het ontbreekt aan capaciteit om hier in het kader van de opstelling van een bestemmingsplan een stelselmatig onderzoek naar in te stellen. Bovendien zou een dergelijke inventarisatie altijd een momentopname zijn. Het zou te ver voeren om uit de jurisprudentie, die leert dat er in beginsel een handhavingplicht bestaat, af te leiden dat er ook in alle gevallen een opsporingsplicht bestaat.

Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties, die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan, worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat, op grond van de jurisprudentie, ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden, indien een situatie aan het licht komt die redelijkerwijze niet eerder bekend kon zijn. Juridisch zijn deze situaties immers wegbestemd. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt.

Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de "Kadernota handhaving dS+V" vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor de handhaving op het gebied van de dS+V zijn vastgelegd. Deze nota wordt door de dagelijks besturen van de meeste Rotterdamse deelgemeenten formeel onderschreven. In de nota wordt de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt georganiseerd vastgelegd. Zo is onder andere een Handhavingcommissie ingesteld, die advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven (bijvoorbeeld horeca, kinderdagverblijven, verblijfsinrichtingen). Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid.

67 68 9. Financiële uitvoerbaarheid

De grondexploitatie in uitvoering voor Groenenhagen -Tuinenhoven (GhTh) is bestuurlijk vastgesteld in 2004, met als uitgangspunt een voorcalculatorisch minimaal sluitende grondexploitatie. Het geraamde tekort op de grondexploitatie wordt met een ISV2 subsidie gefinancierd. Met woningcorporatie Woonbron is een samenwerkingsovereenkomst (SOK) getekend waarin per locatie de minimale grondopbrengsten zijn opgenomen. Ook is in deze SOK opgenomen dat het grondexploitatiesaldo een gezamenlijke verantwoordelijkheid is.

Een aantal projecten die in het bestemmingsplan zijn opgenomen zijn uitgevoerd of in uitvoering binnen de context van deze grondexploitatie. De resterende projecten worden momenteel in heroverweging genomen in verband met een heroriëntatie op de woningmarkt in Rotterdam zuid (Pact op Zuid). Eventuele financiële consequenties zullen worden opgevangen binnen de samenwerkingsovereenkomst die is gesloten met de woningcorporatie, dan wel binnen de kaders van het Pact op Zuid.

Mocht de brandweerkazerne verplaatsen vanuit het gebied ‘Centrumplan IJsselmonde’ naar ‘Groenenhagen Tuinenhoven’ dan zal dit ten laste worden gebracht van de grondexploitatie ‘Centrumplan IJsselmonde’.

De nieuwbouw van de Meester Baarsschool en 2 vrijstaande woningen heeft een budgettair neutrale grondexploitatie.

69 70 10. Maatschappelijke uitvoerbaarheid

10.1 Vooroverleg In het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan “Groenenhagen-Tuinhoven” toegezonden aan:

1. Gedeputeerde Staten 2. VROM- Inspectie 3. DCMR 4. Waterschap Hollandse Delta 5. Zuid-Hollandse Milieufederatie 6. BOOR 7. Tennet Zuid-Holland 8. KPN Telecom bv 9. vervallen 10. Rijksdienst voor de Monumentenzorg 11. Ministerie van Defensie 12. NV Nederlandse Gasunie 13. Rijkswaterstaat 14. Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek 15. Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit 16. Ministerie van Economische Zaken 17. Rotterdams Milieucentrum 18. Kamer van Koophandel Rotterdam 19. ENECO Netbeheer bv 20. Stadsregio Rotterdam 21. GGD 22. Vrouwenbelangen

Hieronder volgt een samenvatting van de ontvangen reacties en het commentaar hierop.

1. Gedeputeerde Staten 1.1 Algemeen In het bestemmingsplan wordt nog uitgegaan van het streekplan Rijnmond 1996. Op 12 oktober 2005 is dit streekplan vervangen door het streekplan ‘RR2020’. Voorts is met ingang van 15 maart 2005 de nota Regels voor Ruimte van toepassing. Deze nota vervangt de Nota Planbeoordeling 2002. Verzocht wordt het plan op deze punten te actualiseren en aan te vullen.

Reactie Thans wordt in de toelichting verwezen naar het RR2020 en de nota Regels voor Ruimte.

1.2 Zorgvoorzieningen Conform het RR2020 dienen er in de regio Rotterdam voldoende intramurale voorzieningen aanwezig te zijn voor ouderen, cliënten van de geestelijke gezondheidszorg en gehandicapten. In het plan wordt (op blz. 20) gesproken over een verpleegtehuis aan de Vredenhagen. Het betreft verzorgingscentrum “Haegenburgh” (met een capaciteit van 95 plaatsen) van zorginstelling Humanitas Rotterdam (onderdeel Zuid). Dit verzorgingscentrum biedt verpleeg-, zorg- en recreatiediensten aan thuiswonende ouderen. Volgens het plan zal dit verzorgingscentrum plaats moeten maken voor vervangende woningbouw. Onduidelijk is of en waar vervangende voorzieningen worden aangeboden. Het voorontwerpbestemmingsplan gaat hier grotendeels aan voorbij. Er wordt een locatie op de kop van Noordenhagen genoemd, maar deze is allerminst concreet of weloverwogen. Verzocht wordt op dit punt duidelijkheid te scheppen.

71 Reactie De gemeente Rotterdam is van mening dat er voldoende intramurale voorzieningen voor ouderen, cliënten van de geestelijke gezondheidszorg en gehandicapten in buurt aanwezig zijn, namelijk: - bessentuin, hier worden voorzieningen voor lichamelijke gehandicapten gerealiseerd; - kop buurttuin Tuinenhoven, hier worden voorzieningen voor zelfstandig wonende geestelijke gehandicapten gerealiseerd; - kop buurttuin Groenenhagen hier worden voorzieningen voor de palliatieve zorg gerealiseerd; - kop Noorderhagenstrook hier wordt 3000m2 b.v.o. voorzieningen mogelijk gemaakt. De intentie is dat hier ook dergelijke voorzieningen komen; - Antonius, dit is een bestaand verpleegtehuis buiten het plangebied dat gaat uitbreiden. Antonius heeft voor de uitbreiding een beleidsplan opgesteld; - Meerweide, dit is een bestaand verpleeg- en verzorgingstehuis buiten het plangebied.

1.3 Luchtkwaliteit Recentelijk is een nieuwe versie van het CAR II-model (versie 5.0) beschikbaar gekomen waarin de meest recente gegevens van het RIVM over de achtergrondconcentraties zijn opgenomen. Dit heeft gevolgen voor de, in het plan opgenomen, conclusies over luchtkwaliteit. Verwacht wordt dat een herberekening van de luchtkwaliteitgegevens met een rekenprogramma CAR II (versie 5.0) gunstiger zal uitvallen. Het onderzoek naar de luchtkwaliteit dient derhalve te worden geactualiseerd. Voor een uitgebreide toelichting omtrent de wijze waarop de provincie omgaat met het aspect luchtkwaliteit wordt verwezen naar de brief van 15 juni 2006 (kenmerk DRM/ARW/2006/7006)

Reactie Het luchtonderzoek is geactualiseerd. Deze actualisering heeft plaats gevonden op basis van de opmerkingen van de VROM-inspectie (zie hiervoor onder punt 2.1), waardoor in het nieuwe onderzoek het Besluit Luchtkwaliteit 2005 centraal staat. Voor de berekeningen is gebruikt gemaakt van het CAR II model versie 5.1. De conclusie van dit onderzoek luidt dat het bestemmingsplan voldoet aan het Besluit luchtkwaliteit 2005. Dit is ook verwoord in het milieuhoofdstuk.

2. VROM-Inspectie Naar aanleiding van de sturingsfilosofie in de Nota Ruimte heeft het Kabinet besloten om zoveel mogelijk één gezamenlijke rijksreactie te geven in het kader van de advisering ex artikel 10 van het Bro. In dit kader wordt gemeld dat Rijkswaterstaat Zuid-Holland en de VROM-Inspectie Zuid-West aanleiding hebben gezien tot het maken van de volgende opmerkingen.

2.1 Lucht Op dit moment kan het plan niet worden beoordeeld op het voldoen aan de luchtkwaliteiteisen van het Besluit luchtkwaliteit 2005, omdat een geactualiseerd luchtonderzoek ontbreekt. Hierover is ambtelijk overleg gevoerd met de heer L.TH. de Leu van de gemeente Rotterdam. Afgesproken is onderstaande aandachtspunten te betrekken bij het actualiseren van het luchtonderzoek: a. de berekeningen voor de lokale wegen uitvoeren met de meest recente versie van CAR II, namelijk 5.0. De tabellen van het luchtonderzoek alsmede de toelichting van het bestemmingsplan dient hierop aangepast te worden; b. de contouren van de NO2- en PM10-grenswaarden langs de A16 ontbreken en dienen alsnog te worden aangegeven; c. in het luchtonderzoek dient de planontwikkeling te worden afgezet tegen de autonome ontwikkeling om vast te kunnen stellen of het plan bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Indien er een verslechtering optreedt, dient dit met maatregelen gecompenseerd te worden om de luchtkwaliteit per saldo te kunnen verbeteren; d. in de toelichting van het plan dient te worden verduidelijkt en visueel inzichtelijk gemaakt te worden waar de verdunning van het aantal woningen en gehinderden zal plaatsvinden. Hierbij dient de relatie te worden gelegd met de genoemde NO2- en PM10-contour van de A16; e. het aangepaste plan dient te worden toegezonden aan de VROM-Inspectie; f. in het kader van de luchtkwaliteit wordt als mogelijke maatregel het instellen van een 80 km-zone genoemd. Het nemen/aandragen van een dergelijke maatregel is niet aan de gemeente maar aan de wegbeheerder (Rijkswaterstaat Zuid-Holland). Het bestemmingsplan kan geen aanleiding zijn om op de A16 een 80 km-zone in te stellen. Instelling van een 80 km-zone vloeit voort uit een afweging op landelijk (of regionaal) niveau.

72 Reactie Het luchtonderzoek is overeenkomstig deze punten geactualiseerd. De resultaten van dit herziene onderzoek zijn in de milieuparagraaf opgenomen. Zie ook beantwoording op reactie 1.3.

2.2 Geluid Uit het plan blijkt dat bij een deel van de te realiseren nieuwbouw de maximale grenswaarde voor geluidbelasting (65 dB(A)) op de gevel wordt overschreden. De gemeente Rotterdam stelt dat daarbij een hogere grenswaarden kan worden aangevraagd. Wenselijk is dat de gemeente inzichtelijk maakt of, en zo ja welke maatregelen voor de betreffende locaties getroffen zouden kunnen worden om de geluidbelasting op de gevel te verlagen, dit alvorens een hogere waarde aan te vragen.

Reactie Het treffen van maatregelen is uit onder andere stedenbouwkundige en financiële overwegingen niet wenselijk. Vandaar dat voor de locaties waar niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) hogere waarden worden aangevraagd.

3. DCMR 3.1. Planbeschrijving De brandweerkazerne Het voormalige NAM-terrein aan de Adriaan Volkerlaan is bestemd als “Maatschappelijke voorziening I” om de komst van de brandweerkazerne mogelijk te maken. Onder “Maatschappelijke voorzieningen I “, artikel 7 lid 1 planvoorschriften, worden onder andere ook educatieve en medische voorzieningen verstaan. Medische en educatieve voorzieningen worden in het kader van de regelgeving op het gebied van externe veiligheid, het Besluit luchtkwaliteit en de Wet geluidhinder als kwetsbaar/gevoelig aangemerkt. Geadviseerd wordt de locatie van de brandweerkazerne te bestemmen als “Maatschappelijke voorzieningen II”.

Reactie Om de flexibiliteit in het bestemmingsplan te houden is ervoor gekozen om de brandweerlocatie te bestemmen als “Maatschappelijke voorzieningen I”. Om een dergelijke ruime bestemming mogelijk te maken moet dit getoetst worden aan diverse milieuwet- en regelgeving. Vandaar dat voor deze bestemming de volgende onderzoeken zijn uitgevoerd: • Akoestisch • Lucht • Flora- & fauna Een EV-onderzoek is niet noodzakelijk geacht, gezien de afstand van deze nieuwe ontwikkeling tot aan EV-bronnen. De resultaten van de uitgevoerde onderzoeken zijn beschreven in de milieuparagraaf. De rapporten van bovenstaande onderzoeken zijn als bijlage bij dit bestemmingsplan ter inzage gelegd.

3.2. Geluid De geluidsparagraaf geeft niet aan voor welk jaar het bestemmingsplan akoestisch is doorgerekend. Dit moet worden aangevuld. Conform het Toetsingskader milieuparagraaf bestemmingsplannen Rotterdam moet het onderzoek inzicht geven in de situatie in het tiende jaar na vaststelling van het bestemmingsplan.

Reactie In de geluidsparagraaf is aangegeven voor welk jaar het bestemmingsplan akoestisch is doorgerekend.

3.3. Luchtkwaliteit a. In de paragraaf is geen onderscheid gemaakt tussen de autonome ontwikkeling enerzijds en de planbijdrage als gevolg van de nieuwe ontwikkelingen anderzijds. Het bestemmingsplan moet in beeld brengen wat de planbijdrage is op de luchtkwaliteit om goed aan te kunnen geven of de nieuwe ontwikkelingen wel of niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit zorgen.

Reactie Het luchtonderzoek is geactualiseerd. De resultaten van dit geactualiseerde onderzoek zijn opgenomen in de paragraaf lucht. Het rapport is geactualiseerd aan de hand van de reactie van VROM-inspectie (zie 2.1).

73

b. Conform het Toetsingskader milieuparagraaf bestemmingsplannen Rotterdam moet het luchtonderzoek inzicht geven in de luchtkwaliteit in het tiende jaar na vaststelling van het bestemmingsplan. De horizon is dus niet 2015 maar 2017 of 2018.

Reactie Zie beantwoording onder reactie 3.3a.

3.4. Planvoorschriften Artikel 25 “Wijziging van het plan”lid 1 sub a maakt een verschuiving van bestemmingsgrenzen tot maximaal 10 meter mogelijk. Dit artikel creëert nieuwe situaties die aan de milieunormen moeten voldoen. Geadviseerd wordt dit subartikel te verwijderen of bij alle relevante bestemmingen de “Worst case” situatie, met uiterst mogelijke bestemmingsgrenzen, op milieuhygiënische aspecten te onderzoeken. Deze bestemmingen moeten dan aan de normen voldoen.

Reactie Het artikel 25 is in zijn geheel geschrapt.

3.5. Plankaart Op de plankaart moeten de locatie H en Lamel 1 gearceerd worden aangegeven omdat zij gezien de geluidsbelasting uitgevoerd worden met een dove gevel. Geluidsbelasting is op deze locatie hoger dan 65 dB(A).

Reactie Deze conclusie moet inderdaad getrokken worden uit het onderzoek van oktober 2004. Echter in augustus 2005 heeft het akoestisch onderzoek een actualisatieslag ondergaan. Uit dit herziene onderzoek blijkt dat voor locatie H en Lamel 1 de maximale hogere grenswaarde van 65 dB(A) niet wordt overschreden. Er hoeft op deze locaties dan ook niet met dove gevel gebouwd te worden en hoeft een dergelijke arcering niet op de plankaart aangegeven te worden.

4. Waterschap Hollandse Delta 4.1. Inleiding (hoofdstuk 1) Het genoemde conserverende en globale opzet van het bestemmingsplan kan niet van toepassing zijn op het onderdeel water. Met name het in 2003 vastgestelde nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), de ontwikkeling van de kader Richtlijn Water (KRW) en het ‘sturende karakter’ maakt een actuele beschouwing op dit onderdeel noodzakelijk.

Reactie Niet in hoofdstuk 1 maar in hoofdstuk 5 van de toelichting, de waterparagraaf, wordt nader ingegaan op het onderdeel water. Deze paragraaf is op een aantal onderdelen aangepast. Hiervoor wordt ook verwezen naar het gestelde onder punt 4.4. onder b.

4.2. Beleid (hoofdstuk 2) Het plan RPR 2010 waarnaar verwezen wordt is niet meer actueel. Beter is het om te verwijzen naar het inmiddels vastgesteld streekplan RR2020.

Reactie Thans wordt in de toelichting verwezen naar het RR2020.

4.3 Planbeschrijving (hoofdstuk 4) Het is belangrijk om bij de genoemde uitzondering voor het water langs de A16, waarbij in het water groen mag worden gerealiseerd, aan te geven dat daarvoor dan wel een afzonderlijke keurvergunning van het waterschap noodzakelijk is.

Reactie Dit is opgenomen in de toelichting.

4.4 Water (hoofdstuk 5) a. Rijksbeleid

74 Het ontbreekt aan een verwijzing naar het kabinetsstandpunt ‘Anders omgaan met water, het waterbeleid in de 21e eeuw’ (2000) en een verwijzing naar de KRW mag hier ook niet ontbreken.

Reactie Beide beleidsdocumenten zijn kort beschreven in het hoofdstuk water. b. Provinciaal beleid Een actualisering met een verwijzing naar het streekplan RR2020 (2005) is wenselijk. De in 2004 vastgestelde Deelstroom Gebied Visies Zuid-Holland, alsmede het ‘Procesconvenant Zuid-Holland Zuid’ ontbreken bij de genoemde beleidskaders.

Reactie Het is niet de bedoeling van het hoofdstuk Water in het bestemmingsplan om een zo’n compleet mogelijk overzicht te geven van alle beleidsdocumenten die betrekking hebben op het wateronderdeel. In het hoofdstuk Water zijn de meest belangrijke beleidsdocumenten kort beschreven. Wel is in de toelichting een korte beschrijving opgenomen van de documenten genoemd in punt 4.4 onder a, alsmede is een verwijzing opgenomen naar het RR2020. De overige documenten worden niet aan de waterparagraaf toegevoegd. c. Regionaal beleid Het structuurplan van de stadsregio RR2020 moet ook worden aangegeven en het genoemde Waterplan Rotterdam 2000-2005 wordt nu geactualiseerd in een nieuw plan 2006-2010. Het is goed om dat hierbij ook aan te geven. Er wordt wel verwezen naar het vastgestelde deelgemeentelijk waterplan, maar de in het plan vastgestelde gebruiksfuncties zijn niet in het bestemmingsplan aangegeven.

Reactie In het hoofdstuk Water van het bestemmingsplan is een verwijzing naar de actualisatieslag met betrekking tot het Waterplan Rotterdam opgenomen. Tevens zijn de vastgestelde gebruiksfuncties opgenomen in dit hoofdstuk. Voor het structuurplan wordt verwezen naar het eerste deel van de beantwoording op reactie 4.4c. d. Samenwerking met de waterbeheerder Het door de waterbeheerders vastgestelde Waterstructuurplan IJsselmonde (2004 met daarin de wateropgaven conform de normering uit het NBW (WB 21e eeuw) is een belangrijk kader voor dit overleg geweest en dient dan ook in dit artikel te worden vernoemd.

Reactie In de paragraaf ‘Samenwerking met de waterbeheer’ van het hoofdstuk Water is een verwijzing naar dit document opgenomen.

4.5 Huidige watersysteem Naast het ambitieniveau van de in het waterplan Rotterdam betreffende de in de tekst genoemde streefbeeld ‘Blauwe Ring’ geldt ook de NBW-normering. Daarom is het belangrijk om in deze toelichting ook te verwijzen naar de wateropgaven in het Waterstructuurplan IJsselmonde van november 2004.

Reactie De desbetreffende paragraaf wordt aangevuld met de wateropgaven uit het Waterstructuurplan IJsselmonde.

4.6 De wateropgave In het in november 2004 door de waterbeheerders vastgestelde Waterstructuurplan IJsselmonde is met het oog op de toekomstige klimaatswijzigingen voor het betreffende peilgebied een extra wateropgave van 8.300 m3 zijnde 1.3 ha aangegeven. In het waterstructuurplan is eveneens bepaald dat in het gebied is gekozen voor het ‘vasthouden’. Dat wil zegen dat de overtollige neerslag in het gebied zelf wordt geborgen. In het Waterstructuurplan IJsselmonde is vanuit kwaliteitsbeheer een ambitieniveau van minimaal 5% oppervlaktewater genoemd.

75 Omdat het bestaande oppervlaktewater slechts 3,8% beslaat wordt ook daaraan nu nog niet voldaan. Om een positief advies bij het bestemmingsplan te kunnen geven moet voor beide opgaven in het gebied ruimte worden gevonden. Er moet een grotere inspanning worden gedaan om in dit bestemmingsplan de wateropgave herkenbaar op te nemen. Gelet op de bestuurlijke wens om water ‘sturend’ te laten zijn heeft het de voorkeur al het water afzonderlijk te bestemmen en niet als onderdeel van een bestemmingsregeling. In het geval dat dit niet anders kan moet in de tekst van de toelichting minimaal de omvang van de opgaven worden aangegeven.

Reactie In het Waterstructuurplan IJsselmonde staat beschreven dat voor peilgebied 23D (dit is het gebied waar Groenenhagen Tuinenhoven onder valt) het percentage oppervlaktewater 3,8 % bedraagt en dat er een bergingstekort is van 1,2%, dat overeenkomt met een oppervlak van 1,3 ha. In het hoofdstuk Water van de toelichting van het bestemmingsplan staat beschreven dat er in het plangebied 2 ha extra oppervlaktewater wordt gerealiseerd; dit zal voornamelijk in de vorm van een watergang langs rijksweg A 16 worden gerealiseerd en/of in de groenstrook ten noorden van de Noorderhagen. Het is echter nog onduidelijk waar dit water precies wordt gerealiseerd; het is dan ook niet mogelijk om op de plankaart de exacte locatie aan te geven. Echter met het aanleggen van deze 2 ha oppervlaktewater wordt ruimschoots voldaan aan de wateropgave zoals deze beschreven staat in het Waterstructuurplan IJsselmonde. Thans is bovenstaande wat explicieter in het hoofdstuk Water omschreven.

4.7 Voorschriften a. Artikel 1 begripsbepalingen Aanvullen met: oppervlaktewater Oppervlaktewater zoals dat is vastgelegd in de Keur en leggers van de waterbeheerder.

Reactie In de Rotterdamse bestemmingsplansystematiek wordt oppervlaktewater bestemd als ‘Water’. Het begrip oppervlaktewater wordt dan ook niet opgenomen in artikel 1 ‘begripsbepalingen’. Daar waar in het plangebied zich een hoofdwatergang bevindt zijn de gronden, gelegen naast de bestemming water, nader aangeduid als ‘speciale beschermingszone’. Waar de aanduiding ‘speciale beschermingszone’ is opgenomen, is in de voorschriften als aandachtspunt het volgende opgenomen:

“NB Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als speciale beschermingszone, is de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing”.

Het is dan ook niet mogelijk om op deze gronden zonder keurvergunning van het waterschap Hollandse Delta (bouw)werkzaamheden uit te oefenen. Hier wordt nog opgemerkt dat in het voorontwerp bestemmingsplan gesproken werd van keurstrook in plaats van speciale beschermingszone. Omdat het waterschap Hollandse Delta de term speciale beschermingszone hanteert, is dit ook opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan. b. Artikel 19 De tekst moet worden aangepast in: Primaire en secundaire watergangen zoals zijn vastgelegd in de legger van het waterschap met de daarbij behorende voorzieningen en daar onderdeel vanuit makende kunstwerken. De tekst moet worden aangevuld met: Ingevolge de hierin aangegeven bestemming ‘water’, moet in lid 1 worden aangegeven dat de in de Keur en leggers bepaalde beschermingszones worden beschouwd als bij de watergang te behoren en zonder een daarvoor door de waterbeheerder te verlenen vergunning niet mag worden bebouwd of beplant. Het is belangrijk om bij de genoemde uitzondering voor het water langs de A16, waarbij in het water groen mag worden gerealiseerd, aan te geven dat daarvoor dan wel nog een afzonderlijke keurvergunning van het waterschap noodzakelijk is.

76 Reactie In de Rotterdamse bestemmingsplansystematiek gaan wij zoveel mogelijk uit van standaard voorschriften. Water is een standaard voorschrift welk in elk bestemmingsplan (zover aanwezig) wordt gebezigd. De bestemming water wordt niet aangepast zoals is voorgesteld. Voor de burger is niet duidelijk wat de primaire en secundaire watergangen zijn. Hiervoor dienen zij eerst de legger van het waterschap er op na te slaan. Daarnaast is de bestemming water voldoende gewaarborgd tegen bebouwing. De gronden aangewezen voor water, zijn namelijk bestemd voor singels en waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding van het omliggende gebied, met de daarbij behorende voorzieningen zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen. Slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde van waterbouwkundige en/of recreatieve aard zijn toegestaan zoals een brug, een duiker, een steiger en een vlonder. Dit is opgenomen vanwege de flexibiliteit die gewenst is zodat niet voor dergelijke bouwwerken een vrijstellingsprocedure hoeft te worden gevolgd.

Bovendien wordt hier opgemerkt dat daar waar in het plangebied zich een hoofdwatergang bevindt de gronden, gelegen naast de bestemming water, nader zijn aangeduid als ‘speciale beschermingszone’. Waar de aanduiding ‘speciale beschermingszone’ is opgenomen, is in de voorschriften aangegeven dat de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing is. Het is dan ook niet mogelijk om op deze gronden zonder keurvergunning van het Waterschap Hollandse Delta (bouw)werkzaamheden uit te oefenen. c. Artikel 20 t/m 22 De benaming keurstrook wordt in de in 2005 vastgestelde keur niet langer gebruikt, er wordt nu gesproken van beschermingszone. Daarmede wordt bedoeld de langs waterstaatswerken gelegen gronden en wateren die dienen voor de instandhouding van de beschermingszones en de waterstaatswerken en die zoals zodanig in de legger zijn aangegeven. Het heeft de voorkeur van het waterschap om van deze actuelere versie uit te gaan.

Reactie In het ontwerp bestemmingsplan wordt thans gesproken over speciale beschermingszone. De toelichting, plankaart en voorschriften zijn hiertoe aangepast. d. Artikel 21 en 22 Met betrekking tot de aanlegvergunning en/of werkzaamheden moet worden aangegeven dat een ontheffing niet van toepassing is als het onderhoudswerken betreft aan de in de leggers aangegeven waterstaatkundige werken.

Reactie Bedoeld wordt artikel 21 (‘leiding’) en 23 (‘archeologisch waardevol gebied’). In artikel 22 (‘waterkering’) is namelijk geen aanlegvergunningsstelsel opgenomen. Een aanlegvergunning is opgenomen ten behoeve van het beschermen van het doelmatig functioneren van de leiding (artikel 21 lid 4 van de voorschriften), respectievelijk ten behoeve van het behoud van de archeologische waarden (artikel 23 lid 2 van de voorschriften).

Indien het gestelde in artikel 21 lid 4 en artikel 23 lid 2 van toepassing is, is een aanlegvergunning vereist. Hierop wordt slechts een uitzondering gemaakt, indien: - het normale werkzaamheden betreft van geringe omvang, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van onderhavig gebied (artikel 21 lid 5, 'leiding' ); - de in artikel 23 bedoelde activiteiten betreft gericht op het normale onderhoud en het beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan (artikel 23 lid 2 'archeologisch waardevol gebied').

Voor onderhoudswerken aan de in de leggers aangegeven waterstaatkundige werken wordt geen uitzondering gemaakt. Een aanlegvergunning is aldus vereist indien de werken betrekking hebben op de vereisten gesteld in artikel 21 lid 4 respectievelijk artikel 23 lid 2 van de voorschriften.

77 5. Zuid-Hollandse Milieufederatie 5.1 In de toelichting wordt vermeld dat de te handhaven en te slopen woningen zich in het plangebied bevinden. Echter, op de plankaart wordt de informatie waar de te handhaven en de te slopen woningen zich bevinden gemist.

Reactie Op de plankaart worden de bestemmingen van het plangebied aangegeven. Tevens worden op de plankaart een aantal bebouwingsnormen aangegeven. De plankaart en de voorschriften zijn juridisch bindend. De plankaart en voorschriften geven aan waarvoor de gronden gebruikt mogen worden en wat er op de gronden gebouwd mag worden. Informatie over de te slopen en te handhaven woningen horen niet thuis op de plankaart.

5.2 Met betrekking tot de geluidsbelasting is in het plan duidelijkere en meer uitgebreide informatie nodig dan nu het geval is. Onduidelijk is waarom op de plankaart alleen Lamel I een dove gevel staat aangegeven.

Reactie Wanneer op de plankaart een ‘dove gevel’ staat aangegeven betekent dit dat daar alleen gebouwd kan worden mits een dove gevel toegepast wordt. Dit is noodzakelijk omdat de geluidbelasting van de A16 dermate hoog is, dat het niet mogelijk is om ontheffing van de voorkeursgrenswaarde aan te vragen. Een dergelijke ontheffing wordt ook wel hogere waarde genoemd. De maximale hogere waarde die in dit geval aangevraagd kan worden bedraagt 65 dB(A). Uit een actualisatie van het akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting van de A16 op de locatie Lamel 1 minder bedraagt dan 65 dB(A). Aangezien de geluidsbelasting op locatie M 65,9 dB(A) bedraagt, is hier een 5 meter brede zone aangegeven in de bestemmingsvlek W 1, gelegen langs de A16, al waar een dove gevel noodzakelijk is.

5.3 Langs de rijksweg A16 en langs de sloten in het plangebied is een keurstrook gepland, doch is niet na te gaan wat de functie van deze strook is. Graag wordt gezien dit in de toelichting op te nemen.

Reactie Thans wordt gesproken over een speciale beschermingszone. Zie hiervoor het gestelde onder punt 4.7 onder a. In het hoofdstuk Water is een stuk tekst opgenomen waarin beschreven staat wat wordt bedoeld met een dergelijke speciale beschermingszone.

5.4 In het kader van de reconstructie is te weinig rekening gehouden met de benodigde wateroppervlakte. Hoewel sprake is van uitbreiding van het wateroppervlak is de hoeveelheid van 3% nog ver verwijderd van de richtlijn om 10% van het oppervlak in het plangebied voor water te bestemmen. Graag wordt gezien dat meer ruimte voor water in het plangebied wordt opgenomen.

Reactie Het waterschap Hollandse Delta geeft aan dat het niet noodzakelijk is om 10% van het oppervlak in het plangebied te bestemmen voor water. Dit blijkt uit het onderstaande citaat uit het Waterstructuurplan IJsselmonde.

“De provinciale Nota Planbeoordeling gaat voor stedelijke ontwikkelingen in beginsel uit van een benodigd percentage van 10%. Dit percentage is een eigen leven gaan leiden, waarbij het halen van een percentage een doel op zich werd. Doel is echter niet het percentage, maar het realiseren van voldoende waterberging. Bij gebrek aan gebiedsspecifieke informatie werd voor het gemak uitgegaan van een standaard normpercentage. Naast het wateroppervlak is echter ook de maximale peilstijging van belang (het gaat immers om m3 en niet om oppervlak). In de meeste gevallen blijkt dat ook in stedelijk gebied met minder dan 10% kan worden volstaan, hetgeen ruimtebesparing kan opleveren. Zoals eerder gezegd streven de waterbeheerders wel ten behoeve van een voldoende robuust watersysteem naar een minimaal wateroppervlak van 5%.”

78 Om aan een voldoende robuust watersysteem te voldoen, geldt voor peilgebied 23D (waarvan Groenenhagen Tuinenhoven een onderdeel is) dat er 1,2% (komt overeen met 1,3 ha) oppervlakte water gerealiseerd moet worden. In het hoofdstuk Water van de toelichting is aangegeven dat er in het plangebied 2 ha extra oppervlaktewater gerealiseerd gaat worden. Er wordt dan ook ruimschoots voldaan aan de norm zoals deze gesteld wordt in het Waterstructuurplan IJsselmonde.

De mogelijkheid om de waterhuishouding nog verder te verbeteren is wel ruimtelijk-juridisch mogelijk gemaakt. Dit is in het plan mogelijk gemaakt doordat in de voorschriften binnen de bestemmingen “Groen” en “Verblijfsgebied” de gronden mede bestemd zijn voor water. Meer specifiek is in de bestemming “groen” geregeld dat in de groenstrook ten noorden van de Noorderhagen en in de groenstrook direct ten westen van de A 16 extra water mag worden aangelegd ten behoeve van vergroting van de waterbergende capaciteit van het plangebied. Het bestemmingsplan staat de verdere verbetering van de waterhuishouding dan ook niet in de weg.

6. BOOR 6.1 Verzocht wordt bij wijzigingen in voorschriften eerst te overleggen met BOOR. Onzinnig is de nieuw geformuleerde voorschriften-tekst in de zinsnede over de mogelijkheden van herstel van de (archeologische) waarden (art. 23 lid 2). Archeologische waarden zijn er nu eenmaal zoals ze er zijn. De conditie ervan kan verslechteren, ze kunnen vernietigd worden, maar ze kunnen nimmer hersteld worden.

Reactie Er is reeds overleg geweest met BOOR. Dit heeft er in geresulteerd dat artikel 23 lid 2 van de voorschriften (‘’archeologisch waardevol gebied’) is aangepast, voor wat betreft derde alinea. De volgende tekst is opgenomen in artikel 23 lid 4.1:

‘Een aanlegvergunning wordt verleend indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens de aanlegvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van de archeologisch deskundige te overleggen’.

7. Tennet Zuid-Holland 7.1. In het plangebied bevindt zich een gedeelte van Tennet’s ondergrondse hoogspannings- en telecommunicatieverbindingen (KV-243, KT-249 en KT-250), te weten het gedeelte gelegen langs de Groeninx van Zoelenlaan, tussen de Groene Tuin en Rijksweg A16. In het plan is met deze verbindingen nog geen rekening gehouden. Verzocht wordt het betrokken verbindingsgedeelte met een strook grond met een breedte van 5 meter op de plankaart aan te geven en te bestemmen voor ‘Ondergrondse hoogspanningsverbinding’. Tevens wordt verzocht artikel 21 ‘leiding’ van de voorschriften hierop aan te passen.

Reactie De ondergrondse hoogspanningsverbinding is thans op de plankaart opgenomen. De verbinding is bestemd als ‘leiding’. De voorschriften zijn hierop aangepast.

7.2. Verzocht wordt in de toelichting van het bestemmingsplan (paragraaf 6.5.4. ‘Leidingen’) melding te maken van de aanwezigheid van de ondergrondse elektriciteitswerken en Tennet tijdig bij het overleg te betrekken indien voortvloeiend uit het bestemmingsplan werkzaamheden zich zullen uitstrekken in de richting van de eigendommen van Tennet.

Reactie De toelichting is hierop aangepast.

8. KPN Verzocht wordt rekening te houden met de volgende zaken: - het creëren van tracés aan beide zijden van straten in openbare grond, in bermen en open - verhardingen; - het handhaven van de bestaande tracés;

79 - het vrijhouden van de toegewezen tracés van bomen en beplanting - het in overleg beschikbaar stellen van ruimten voor het plaatsen van mogelijke kabelverdeelkasten van KPN; - het vrijhouden van straalverbindingspaden van KPN van hoge objecten.

Reactie Hiervan is kennis genomen.

80

II VOORSCHRIFTEN

Voorschriften behorende bij het bestemmingsplan “Groenenhagen-Tuinenhoven”, gemeente Rotterdam

Algemene en technische bepalingen

Artikel 1 - Begripsbepalingen Artikel 2 - Algemene bepalingen Artikel 2A - Gebruiksbepaling woningen bestemmingsbepalingen

Artikel 3 - Woningen Artikel 4 - Woningen I Artikel 5 - Bijzonder woongebouw Artikel 6 - Gemengde bebouwing I / II / III Artikel 7 - Maatschappelijke voorzieningen I / II Artikel 8 - Bedrijven Artikel 9 - Kantoren Artikel 10 - Recreatieve voorzieningen Artikel 11 - Schoolwerktuinen Artikel 12 - Garages Artikel 13 - Voorzieningen van openbaar nut Artikel 14 - Tuin Artikel 15 - Erf Artikel 16 - Bergingen Artikel 17 - Verblijfsgebied Artikel 18 - Verkooppunt voor motorbrandstoffen Artikel 19 - Water Artikel 20 - Groen Artikel 21 - Leiding Artikel 22 - Waterkering Artikel 23 - Archeologisch waardevol gebied

Aanvullende bepalingen

Artikel 24 - Algemene vrijstelling Artikel 25 - Vervallen Artikel 26 - Gebruik Artikel 27 - Overgangsbepaling Artikel 28 - Strafbepaling Artikel 29 - Naamgeving

Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij de “Voorschriften bestemmingsplan Groenenhagen - Tuinenhoven”.

Algemene en technische bepalingen

Artikel 1 - Begripsbepalingen

Aan huis gebonden beroep/bedrijf Een beroep of bedrijf dat aan of bij de woning wordt uitgeoefend door de bewoner.

Archeologisch deskundige Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) of een andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie.

Bebouwing Een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

Bebouwingsgrens Op de plankaart aangegeven lijn welke niet door gebouwen mag worden overschreden.

Bebouwingsnormen De normen aangegeven in de voorschriften en/of plankaart waaraan bebouwing dient te voldoen (zoals bebouwingsgrens, grens bouwhoogten, maximum hoogte in meters, maximum aantal bouwlagen, maximum bebouwingspercentage, plat afgedekt, e.d.)

Bebouwingspercentage Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak (bovengronds) van een bouwperceel door gebouwen mag worden ingenomen.

Belhuis Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen.

Beperkt kwetsbaar object: a. woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; b. sporthallen, zwembaden, speeltuinen; c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; d. andere objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren; e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

Bestemmingengrens Een als zodanig verklaarde lijn op de plankaart die de grens vormt van een bepaalde bestemming.

Bouwlaag of laag Het tussen twee opeenvolgende vloeren of tussen een vloer en een plat dak gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw, met inbegrip van een kap met een dakkapel die breder is dan 2/3 van de breedte van het pand.

Bouwwerk Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

Bruto vloeroppervlakte (b.v.o.) Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.

Detailhandel Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen direct ten behoeve van particulier c.q. eindconsument.

Dove gevel a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidswering die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede, b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits deze niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. In dit verband wordt onder een geluidsgevoelige ruimte verstaan een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van tenminste 11 m2.

Erf Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie (carports, slagbomen, fietsenstallingen e.d.).

Gebouw Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Geluidsgevoelige functies / bebouwing (in de zin van de Wet geluidhinder) Hieronder worden verstaan : woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen.

Horeca Een ruimte bestemd voor het bedrijfsmatig ten behoeve van gebruik ter plaatse verstrekken van etenswaren en dranken.

Kantoren Gebouwen (of delen van gebouwen) welke blijkens hun indeling en inrichting zijn bestemd voor administratieve werkruimte.

Kap De afdekking van een gebouw met schuine vlakken waarvan de hellingshoek tenminste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt.

Kwetsbaar object a. woningen, met uitzondering van: - verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare; - dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: - ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; - scholen; - gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals: - kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object; - complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

NAP Normaal Amsterdams Peil.

Maatschappelijke voorzieningen Voorzieningen van sociale, culturele, medische, educatieve, recreatieve, levensbeschouwelijke aard dan wel ten behoeve van de openbare dienst.

Milieudeskundige De Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond (DCMR) of een andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van milieu.

Oorspronkelijke achtergevel De achtergevel bij de eerste oplevering van het gebouw.

Parkeerplaatsen Ongebouwde parkeervoorzieningen.

Peil - Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; - voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang na voltooiing van de aanleg van dat terrein. Indien een bouwwerk aan meer dan een weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.

Vrije vloeroppervlakte Vloeroppervlakte waarboven zich een vrije hoogte bevindt van ten minste 2,1 meter.

Winkel Detailhandelsvestiging en/of daarmee vergelijkbare vestiging voor de verrichting van diensten aan of ten behoeve van particulier c.q. eindconsument. Een belhuis wordt hier niet onder begrepen.

Artikel 2 - Algemene bepalingen

1. Wijze van meten Bij de toepassing van deze voorschriften geldt de volgende wijze van meten: a. het grondoppervlak van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten tussen de verticale projecties van de buitenzijde van de gevels dan wel het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en 1 meter boven peil. Dakoverstekken, luifels, niet aaneengesloten balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter; b. de inhoud van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten buitenwerks dan wel uit het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en boven peil; c. - de hoogte van een gebouw of ander bouwwerk (bouwhoogte) wordt gemeten vanaf het hoogste punt van dat gebouw of ander bouwwerk tot het peil, waarbij dakopbouwen benodigd voor het functioneren van het gebouw of bouwwerk, zoals liftschachten, lichtkoepels, schoorstenen, (schotel)antennes en liftopbouwen, met een hoogte van maximaal 3 meter, niet meegerekend worden; - de goot- of boeiboordhoogte van een gebouw wordt gemeten vanaf de horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak tot aan het peil; d. de breedte van een gebouw wordt gemeten van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte; e. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van de gevel van het gebouw, haaks op de perceelsgrens.

2. Bebouwingsnormen Op de voor bebouwing bestemde gronden dienen - onverminderd hetgeen daartoe in de desbetreffende voorschriften is bepaald - de op de plankaart aangegeven bebouwingsnormen in acht genomen te worden (t.w. : bebouwingsgrens, grens bouwhoogten, maximum hoogte in meters, maximum aantal bouwlagen, maximum bebouwingspercentage, plat afgedekt, dove gevel). Voor zover voor de desbetreffende gronden op de plankaart respectievelijk in de voorschriften geen maximum bebouwingspercentage is bepaald, mogen deze gronden volledig worden bebouwd.

3. Maximum goothoogte resp. bouwhoogte a. Ingeval op de plankaart of in deze voorschriften een maximum aantal bouwlagen is vermeld, mag - voor het berekenen van de maximum toegestane goothoogte – de maximum hoogte van een bouwlaag voor een woonfunctie niet meer dan 3,5 meter bedragen, terwijl een bouwlaag voor een niet-woonfunctie niet meer dan 4,5 meter mag bedragen. Niet als een bouwlaag worden aangemerkt een souterrain, een zolder, een vliering, een kap resp. een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap. b. Hierbij mag de totale hoogte van gebouwen niet meer bedragen dan 7 meter boven de onder sub a. bedoelde goothoogte.

4. Afdekking van gebouwen Voor zover in deze voorschriften noch op de plankaart regels zijn opgenomen t.a.v. de afdekking van gebouwen, mogen deze gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt.

5. Dakterras Ten behoeve van het realiseren van een dakterras is voor de daktoegang op het dak een gebouwde voorziening toegestaan, met een oppervlak van maximaal 4 m² en een hoogte van maximaal 2,5 meter. Deze voorziening dient minimaal 2,5 meter uit de dakrand te liggen. Het hekwerk dient minimaal 1,5 meter uit de dakrand te staan, met een hoogte van maximaal 1,2 meter.

6. Geluidhinder 6.1 Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van geluidsgevoelige functies alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden, dan wel aan het besluit hogere grenswaarden dat aan dit bestemmingsplan is toegevoegd. 6.2 Wegen mogen niet meer dan 2 rijstroken tellen (voorsorteerstroken en parkeerstroken worden hierbij niet meegeteld).

7. 10-6 plaatsgebonden risicocontouren a. Binnen de op de plankaart aangegeven 10-6 plaatsgebonden risicocontouren mogen geen ‘beperkt kwetsbare objecten’ en ‘kwetsbare objecten’ gerealiseerd worden; b. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde onder a ten behoeve van de realisatie van ‘beperkt kwetsbare objecten’, met dien verstande dat de veiligheid van personen niet onevenredig wordt of kan worden aangetast. Alvorens de vrijstelling te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de vrijstelling aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van een milieudeskundige te overleggen.

Artikel 2A – gebruiksbepaling woningen

1. Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits : a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten; b. de buitenzijde van de woning niet wordt gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.

Bestemmingsbepalingen

Artikel 3 - Woningen

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor "woningen", zijn bestemd voor: a. Woningen, met de daarbij behorende voorzieningen; b. waterkering en archeologisch waardevol gebied, (zoals bedoeld in artikelen 22 resp. 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen; c. maatschappelijke voorzieningen aan de Oldenhagen 58 en 70, uitsluitend op de begane grond, ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 2.1 Op de gronden die op de plankaart nader zijn aangeduid als ‘overbouwde doorgang’, mag slechts worden gebouwd met inachtneming van een vrije doorgang, waarvan de hoogte minimaal 2,5 meter moet bedragen. 2.2 Waar zulks op de plankaart is aangegeven, dienen woningen plat te worden afgedekt.

Gebruiksregeling 3. Voor zover de gronden als bedoeld in het eerste lid mede bestemd zijn voor maatschappelijke voorzieningen, zijn geen geluidsgevoelige functies in de zin van de Wet geluidhinder toegestaan.

NB Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als speciale beschermingszone, is de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing.

Artikel 4 - Woningen I

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor “Woningen I”, zijn bestemd voor: a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals berg- en stallingsruimten en tuinen; b. groenvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen; c. ontsluitingswegen ,-paden en parkeerplaatsen; d. archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in artikel 23) , voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen; e. nutsvoorzieningen (trafo); f. een halfverdiepte (maximaal 1,5 meter boven maaiveld) parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “gebouwde parkeervoorzieningen.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 2.1 Het maximum bebouwingspercentage bedraagt 40. 2.2 Binnen het op de plankaart als ‘dove gevel’ aangegeven gebied zijn woningen slechts toegestaan, mits voorzien van een ‘dove gevel’, voor wat betreft het gevelgedeelte hoger dan 12 meter. 2.3 Voor het bouwen in een bij de woning behorende tuin, gelden de bebouwingsvoorschriften zoals opgenomen in artikel 14 ”tuin” van deze voorschriften.

2.4 Voor wat betreft de bestemmingsvlek aan de Noorderhagen geldt dat deze vlek zodanig ingericht dient te worden dat op tenminste 2 plaatsen een doorgang voor langzaam verkeer naar de groenstrook ten noorden van de Noorderhagen gerealiseerd kan worden.

2.5 Voor wat betreft de bestemmingsvlek gelegen tussen de Oosterhagen / Leeuwenhagen en rijksweg A-16 geldt dat deze vlek zodanig ingericht dient te worden dat op tenminste 2 plaatsen een doorgang voor langzaam verkeer vanuit de Oosterhagen / Leeuwenhagen naar de geluidswal nabij rijksweg A-16 kan worden gerealiseerd, met dien verstande dat tenminste één doorgang aansluiting geeft op de buurttuin van de Groenenhagen.

2.6 In de bestemmingsvlek aan de Kruisherenstraat zijn maximaal 2 laagbouw woningen (vrijstaand) toegestaan, niet hoger dan 2 bouwlagen met kap (maximum bouwhoogte 12 meter).

2.7 In de bestemmingsvlekken aan de Noorderhagen resp. Oosterhagen is per vlek maximaal 60 m3 aan nutsvoorzieningen toegestaan.

Vrijstelling 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2.2 ten behoeve van het toelaten van woningen zonder dove gevel ter plaatse van de aanduiding ‘dove gevel’, indien uit nader akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting op de gevels van deze woningen niet hoger is dan 65 dB(A).

Artikel 5 - Bijzonder woongebouw

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor “bijzonder woongebouw”, zijn bestemd voor: a. gebouwen ten dienste van bewoning en zorgverlening, met gemeenschappelijke voorzieningen voor de bewoners zoals keuken- en horecafaciliteiten, recreatie- en verpleegruimten, dagverblijven, een kleine winkelruimte en inpandige bergingen, alsmede een dienstencentrum ten behoeve van sociale en/of medische doeleinden; met de daarbij behorende ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen; b. gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet (geheel of ten dele) ondergronds; c. archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in artikel 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 2.1 Gebouwde parkeervoorzieningen mogen niet meer dan 2 bouwlagen tellen. 2.2 Een winkelruimte mag niet groter zijn dan 75 m² (verkoop vloeroppervlak) per gebouw.

Artikel 6 - Gemengde bebouwing I / II / III

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor “gemengde bebouwing I”, zijn bestemd voor: a. winkels, op de begane grond; b. maatschappelijke voorzieningen II, op de begane grond; c. woningen, op de verdiepingen; d. horeca, op de begane grond, uitsluitend aan het Prinsenplein 1 en Spitsenhagen 1, 15 en 23, ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart; met de bij bovengenoemde functies behorende berg- en stallingruimten, tuinen, ontsluitingswegen en -paden; e. archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in artikel 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.

2. De gronden, aangewezen voor “gemengde bebouwing II”, zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen I en bijzonder woongebouwen (als bedoeld in artikel 5), op de begane grond; b. woningen zowel op de begane grond als op de verdiepingen; c. ter plaatse van de daartoe op de plankaart gegeven aanduiding een geheel of gedeeltelijk ondergrondse gebouwde parkeervoorziening; met de bij bovengenoemde functies behorende berg- en stallingsruimten, tuinen, groenaanleg, water, ontsluitingswegen en –paden en parkeerplaatsen; d. archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in artikel 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.

3. De gronden, aangewezen voor “gemengde bebouwing III”, zijn bestemd voor: a. winkels en horeca op de begane grond en de eerste drie verdiepingen; b. maatschappelijke voorzieningen II op de begane grond en de eerste drie verdiepingen; c. woningen zowel op de begane grond als op de verdiepingen; d. gebouwde parkeervoorzieningen, geheel of ten dele ondergronds ; met de bij bovengenoemde functies behorende berg- en stallingsruimten, tuinen, ontsluitingswegen en –paden en parkeerplaatsen; e. archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in artikel 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.

Bouwregeling 4. Op de in het eerste, tweede en derde lid bedoelde gronden, mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 4.1 Op de gronden die op de plankaart nader zijn aangeduid als ‘overbouwde doorgang’, mag slechts worden gebouwd met inachtneming van een vrije doorgang, waarvan de hoogte niet minder dan 5,5 meter mag bedragen. 4.2 De functie “maatschappelijke voorzieningen I en bijzonder woongebouw” als bedoeld in het tweede lid onder a. mag in totaal niet meer dan 1000 m2 b.v.o. omvatten. 4.3 De functie horeca als bedoeld in het derde lid onder a. mag niet meer dan 300 m2 b.v.o. omvatten. 4.4 De functies maatschappelijke voorzieningen II en winkels, als bedoeld in het derde lid, mogen niet meer dan 4000 m2 b.v.o. omvatten. 4.5 Vervallen. 4.6 De functie gebouwde parkeervoorzieningen, als bedoeld in het tweede en derde lid, mag niet meer dan 1 bouwlaag omvatten. 4.7 Op de gronden met de bestemming “gemengde bebouwing II” ten zuiden van de Backershagen zijn niet meer dan 230 woningen toegestaan. 4.8 Binnen het op de plankaart als ‘dove gevel’ aangegeven gebied op gronden met de bestemming “gemengde bebouwing II” zijn woningen slechts toegestaan, mits voorzien van een ‘dove gevel’, voor wat betreft het gevelgedeelte hoger dan 16 meter in het gebied nader aangeduid als “a”, resp. hoger dan 40 meter in het gebied nader aangeduid als “b”. 4.9 Binnen het op de plankaart als ‘dove gevel’ aangegeven gebied op gronden met de bestemming “gemengde bebouwing III” zijn woningen slechts toegestaan, mits voorzien van een ‘dove gevel’, voor wat betreft het gevelgedeelte hoger dan 12 meter.

Gebruiksregeling 5. Voor zover de gronden als bedoeld in het eerste en derde lid aangewezen zijn voor “maatschappelijke voorzieningen II”, mogen zij niet worden gebruikt ten behoeve van geluidsgevoelige functies in de zin van de wet geluidhinder. 5.1 De gronden met de bestemming “gemengde bebouwing II “ gelegen ten zuiden van de Backershagen mogen voor wat betreft het gedeelte van de vlek ten oosten van de lijn getrokken in het verlengde van de westelijke bestemmingsgrens van de vlek met de bestemming “woningen I” aan de Leeuwenhagen niet voor maatschappelijke voorzieningen I en bijzondere woongebouwen worden gebruikt.

Vrijstelling 6. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 4.8 en 4.9 ten behoeve van het toelaten van woningen zonder dove gevel ter plaatse van de aanduiding ‘dove gevel’, indien uit nader akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting op de gevels van deze woningen niet hoger is dan 65 dB(A).

Artikel 7 - Maatschappelijke voorzieningen I / II

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor "maatschappelijke voorzieningen I / II", zijn bestemd voor: a. bouwwerken ten dienste van sociale, culturele, medische, educatieve, recreatieve of levensbeschouwelijke voorzieningen, dan wel ten behoeve van de openbare dienst, met de daarbij behorende ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen; b. archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in artikel 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 2.1 Binnen het op de plankaart als ‘dove gevel’ aangegeven gebied op gronden met de bestemming “maatschappelijke voorzieningen I” aan de Kruisherenstraat is geluidsgevoelige bebouwing slechts toegestaan, mits voorzien van een ‘dove gevel’, voor wat betreft het gevelgedeelte hoger dan 9 meter.

Gebruiksregeling 3. Voor zover de gronden als bedoeld in het eerste lid aangewezen zijn voor “maatschappelijke voorzieningen II”, mogen zij niet worden gebruikt ten behoeve van geluidsgevoelige functies in de zin van de Wet geluidhinder.

Vrijstelling 4. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2.1 ten behoeve van het toelaten van geluidsgevoelige functies zonder dove gevel, indien uit nader akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting op de gevel minder bedraagt dan 55 dB(A).

Artikel 8 - Bedrijven

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor "bedrijven", zijn bestemd voor: a. bedrijven, met de daarbij behorende opslag- en werkterreinen, ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen e.d.; b. archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in artikel 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.

1.1 Onder bedrijven als bedoeld in het eerste lid worden verstaan bedrijven, welke zijn vermeld in de categorieën 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten, behorende bij deze voorschriften.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.

Vrijstelling 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1.1 ten behoeve van het toelaten van andere dan de aldaar genoemde bedrijven, die daarmee naar aard en invloed op de omgeving zijn gelijk te stellen. Alvorens de vrijstelling te verlenen, dient de aanvrager van de vrijstelling aan burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van de milieudeskundige te overleggen.

Artikel 9 - Kantoren

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor “kantoren”, zijn bestemd voor: a. kantoren, met de daarbij behorende ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen e.d.; b. archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in artikel 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie.

Artikel 10 - Recreatieve voorzieningen

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor "recreatieve voorzieningen", zijn bestemd voor: a. sport- en speelvelden en sporthallen, met de daarbij behorende ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; b. archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in artikel 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, zoals overdekte sportvoorzieningen, clubgebouwen, kleedgelegenheden, parkeervoorzieningen, lichtmasten, zomede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals een brug, een duiker, een steiger, een vlonder. 2.1 Lichtmasten als bedoeld in het tweede lid mogen niet hoger zijn dan 15 meter.

Artikel 11 - Schoolwerktuinen

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor “schoolwerktuinen”, zijn bestemd voor: a schoolwerktuinen, met bijbehorende voorzieningen, zomede voor ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; b. archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in artikel 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, zoals een leslokaal, gereedschapsberging, een schuilloods, zomede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals een brug, een duiker, een steiger, een vlonder. NB Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als speciale beschermingszone, is de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing.

Artikel 12 - Garages

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor "garages", zijn bestemd voor: a. gebouwtjes, dienend voor de stalling van personenauto's, motorrijwielen en (brom-)fietsen en voor berging voor huishoudelijke doeleinden; b. leiding, waterkering en archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in resp. de artikelen 21, 22 en 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. 2.1 De hoogte van de in het eerste lid bedoelde gebouwtjes mag niet meer bedragen dan 3 meter en de breedte van elke garage afzonderlijk niet meer dan 3,5 meter. Laatstgenoemde maximum breedtemaat geldt niet voor de garage gelegen op de gronden tussen de Noorder Kerkedijk en Adriaan Volkerlaan.

NB Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als speciale beschermingszone, is de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing.

Artikel 13 - Voorzieningen van openbaar nut

Bestemmingsregeling 1 De gronden, aangewezen voor “voorzieningen van openbaar nut”, zijn bestemd voor: a. voorzieningen ten behoeve van de gas-, water-, elektriciteitsdistributie, alsmede gemalen, met de daarbij behorende ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en erven. b. archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in artikel 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 2.1 Bouwwerken mogen niet hoger zijn dan 5 meter.

Artikel 14 - Tuin

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor "tuin", zijn bestemd voor: a. tuin, met de daarbij behorende paden en waterpartijen; b. leiding, waterkering en archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in resp. de artikelen 21, 22 en 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. c. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden, mag niet worden gebouwd, behoudens: a. aanbouwen aan de oorspronkelijke zij- en /of achtergevel van een gebouw, met dien verstande dat: - de hoogte niet meer bedraagt dan 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping, met een maximum van 4 meter gemeten vanaf het aansluitend terrein; - een aanbouw aan de zijgevel niet breder mag zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke zijgevel; - een aanbouw aan de achtergevel niet dieper mag zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel; - de achtertuin door dat bouwen voor niet meer dan 50% bebouwd is; b. bijgebouwen ten behoeve van huishoudelijke doeleinden en/of het stallen van (motor)voertuigen in een zij- of achtertuin, met dien verstande dat: - de oppervlakte van bijgebouwen in totaal niet meer dan 26 m² bedraagt, terwijl één bijgebouw niet groter dan 18 m2 mag zijn; - de hoogte maximaal 3 meter bedraagt, gemeten vanaf het aansluitend terrein; - de achtertuin door dat bouwen voor niet meer dan 50% bebouwd is; c. aanbouwen/bijgebouwen een afstand van tenminste 1 meter tot de erfgrens moeten aanhouden aan de zijde waar de kavel grenst aan openbaar gebied; d. aanbouwen/bijgebouwen een afstand van tenminste 1 meter tot de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw dienen aan te houden; e. erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat de hoogte niet meer bedraagt dan 2 meter, gemeten vanaf het aansluitend terrein; f. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het eerste lid onder c., niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld; g. bouwwerken welke toegestaan zijn krachtens de bestemmingen leiding en waterkering.

NB Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als speciale beschermingszone, is de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing.

Artikel 15 - Erf

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor "erf", zijn bestemd voor: a. erf, met de daarbij behorende ontsluitingswegen en –paden, parkeerplaatsen en waterlopen; b. archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in artikel 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen; c. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens : a. in de bestemming passende bouwwerken, zoals carports, keermuren, slagboom, erfafscheiding (niet hoger dan 2 meter), fietsenstalling (niet groter dan 20 m2 en niet hoger dan 2,7meter) e.d. b. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld.

Artikel 16 - Bergingen

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor "bergingen", zijn bestemd voor: a. gebouwtjes, dienend als berging voor huishoudelijke doeleinden; b. archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in artikel 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 2.1 De in het eerste lid bedoelde gebouwtjes mogen niet hoger zijn dan 3 meter.

Artikel 17 - Verblijfsgebied

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor "verblijfsgebied", zijn bestemd voor: a. verkeers- en verblijfsruimte, te weten: - voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen; - voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen; b. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; c. openbare nutsvoorzieningen; d. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; e. een liftschacht ten behoeve van de flats aan de C.D. Tuinenburgstraat, Indische Tuin en Chinese Tuin; f. leiding, waterkering en archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in resp. de artikelen 21, 22 en 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen; g. een halfverdiepte parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “gebouwde parkeervoorzieningen”;

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens : a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri’s, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3; b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het eerste lid onder d., niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld; c. een liftschacht, als bedoeld in het eerste lid onder e., niet groter dan 40 m2; d. bouwwerken welke toegestaan zijn krachtens de bestemmingen leiding en waterkering; e. een half verdiepte (maximaal 1,5 meter boven maaiveld) parkeergarage ten behoeve van de ontsluiting van het gebouw met de bestemming “gemengde bebouwing III” aan de Hollandse Tuin, met een maximum diepte van 8 meter, gemeten uit de grens van genoemde bestemming; f. een overbouwing van maximaal 6,5 meter diep en tenminste 7,5 meter boven maaiveld aan de westzijde van het gebouw met de bestemming “gemengde bebouwing III” aan de Hollandse Tuin, ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart. NB Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als speciale beschermingszone, is de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing.

Artikel 18 - Verkooppunt voor motorbrandstoffen

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor “verkooppunt voor motorbrandstoffen”, zijn bestemd voor: a. een inrichting voor de verkoop van motorbrandstoffen - met LPG - met de daarbij behorende boven- en ondergrondse voorzieningen, erven en in- en uitritten, alsmede, uitsluitend in combinatie hiermee, overige detailhandel met een bruto vloeroppervlakte van ten hoogste 100 m²; b. ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding ‘LPG afleverzuil’, is een LPG afleverzuil toegestaan; c. de bestemming “archeologisch waardevol gebied” (zoals bedoeld in artikel 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken en installaties ten dienste van de in dat lid gegeven bestemming worden gebouwd, waarvoor geldt dat: a. van de gebouwen het maximum grondoppervlak totaal 250 m² en de maximum hoogte 4 meter mag bedragen; b. van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, de maximum hoogte 8 meter mag bedragen, met uitzondering van ontluchtingsschachten.

Artikel 19 - Water

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor "water", zijn bestemd voor: a. waterlopen, ten behoeve van de waterhuishouding van het omliggende gebied, met de daarbij behorende voorzieningen zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; b. leiding, waterkering en archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in resp. de artikelen 21, 22 en 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn bestemd. c. groen, uitsluitend voor wat betreft de waterlopen langs rijksweg A 16 resp. voor wat betreft de waterlopen direct ten noorden van de Noorderhagen.

Bouwregeling 2 Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige en/of recreatieve aard worden gebouwd, zoals een brug, een duiker, een steiger, een vlonder.

Gebruiksregeling 3. Voor de gronden als bedoeld in het eerste lid onder c. geldt dat bij vervanging van water door groen, tenminste evenveel wateroppervlak gecompenseerd moet worden als verloren is gegaan ten behoeve van groenaanleg.

NB Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als speciale beschermingszone, is de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing.

Artikel 20 - Groen

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor "groen", zijn bestemd voor: a. park, plantsoen, openbare nutsvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen, speelgelegenheden, ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen met dien verstande dat geen speelvoorzieningen zijn toegestaan in de groenstroken langs rijksweg A 16, voor zover gelegen binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour (weg); b. openbare nutsvoorzieningen; c. ter plaatse van de daartoe op de plankaart gegeven aanduiding een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen gebouwde parkeervoorziening; d. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; e. een liftschacht ten behoeve van de flats aan de C.D. Tuinenburgstraat, Indische Tuin en Chinese Tuin; f. water, ten behoeve van extra waterbergende capaciteit in het kader van de waterhuishouding, voor zover het de groenstroken betreft welke gelegen zijn direct ten noorden van de Noorderhagen resp. direct ten westen van rijksweg A 16; g. leiding, waterkering en archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in resp. de artikelen 21,22 en 23), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens : a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri’s, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3; b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in het eerste lid onder d, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld; c. een liftschacht, als bedoeld in het eerste lid onder e., niet groter dan 40 m2; d. bouwwerken welke toegestaan zijn krachtens de bestemmingen leiding en waterkering; e. een half verdiepte (maximaal 1,5 meter boven maaiveld) parkeergarage ten behoeve van de ontsluiting van het gebouw met de bestemming “gemengde bebouwing III” aan de Hollandse Tuin, met een maximum diepte van 3 meter, gemeten uit de grens van genoemde bestemming; f. een noodtrappenhuis van maximaal 6 m2 ten behoeve van de bebouwing op gronden met de bestemming GB III aan de Hollandse tuin.

Gebruiksregeling 3. De gronden zoals nader omschreven in het eerste lid onder f., mogen gebruikt worden ten behoeve van de aanleg van extra oppervlaktewater in het kader van de waterhuishouding, op zodanige wijze dat niet meer dan 2 ha extra wateroppervlak aanwezig zal zijn ten opzichte van de situatie ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

NB Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als speciale beschermingszone, is de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing.

Artikel 21 - Leiding

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor “leiding”, zijn bestemd voor: a. een ondergrondse rioolwaterpersleiding, voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met ‘1’, met de daarbij behorende voorzieningen; b. 3 stuks 150 kV ondergrondse hoogspanningsverbindingen, voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met ‘2’, met de daarbij behorende voorzieningen; c. garages, tuin, verblijfsgebied, water, groen, waterkering en archeologisch waardevol gebied (zoals bedoeld in resp. de artikel 12, 14, 17, 19, 20, 22 en 23), voor zover de gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.

Bouwregeling 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, ten dienste van de in het eerste lid onder a en b. bedoelde functies worden gebouwd.

Vrijstelling 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het tweede lid voor het bouwen van krachtens het eerste lid onder c. toegestane bebouwing, mits de belangen van de betreffende leiding / hoogspanningsverbinding niet worden geschaad. Alvorens de vrijstelling te verlenen, dient de aanvrager van de vrijstelling aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van de leidingbeheerder / beheerder van de hoogspanningsverbinding te overleggen. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vrijstelling voorschriften verbinden ter bescherming van de belangen van de betreffende functies.

Aanlegvergunning 4. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren: a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen; c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen en afgraven alsmede door ophogen; d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; e. het verrichten van graafwerkzaamheden.

Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren.

4.1 Een aanlegvergunning wordt verleend, indien daardoor het doelmatig functioneren van de leiding / hoogspanningsverbinding niet onevenredig wordt of kan worden aangetast. Alvorens de aanlegvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van de leidingbeheerder resp. de beheerder van de hoogspanningsverbinding te overleggen.

NB Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid als speciale beschermingszone, is de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing.

Artikel 22 - Waterkering

Bestemmingsregeling 1. De gronden, aangewezen voor "waterkering", zijn bestemd voor: a. waterstaatsdoeleinden, met de daarbij behorende waterstaatswerken, zoals taluds, glooiingen en onderhoudswegen, zomede bouwwerken - geen gebouwen zijnde - van waterbouwkundige aard, zoals duikers, keerwanden en beschoeiingen; b. woningen, groen, garages, tuin, verblijfsgebied, water, archeologisch waardevol gebied en leiding (zoals bedoeld in resp. de artikelen 3, 12, 20, 14, 17, 19, 23 en 21), voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen.

Bouwregeling 2. In afwijking van de bouwregeling voor de bestemmingen genoemd in het eerste lid onder b., mag op de betreffende gronden voor zover zij mede voor waterkering zijn bestemd niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de functie waterstaatsdoeleinden. 2.1 Ten behoeve van de functie waterstaatsdoeleinden als genoemd in het eerste lid onder a. mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals kademuren, duikers, keerwanden, beschoeiingen e.d.

Vrijstelling 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de in het eerste lid onder b. genoemde bestemmingen, mits het waterstaatsbelang hierdoor niet wordt geschaad. Alvorens vrijstelling te verlenen winnen zij het schriftelijk advies in van de dijkbeheerder, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan het vrijstellingsbesluit, ter bescherming van genoemd belang.

NB Voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met een speciale beschermingszone, is de Keur van het waterschap Hollandse Delta mede van toepassing.

Artikel 23 - Archeologisch waardevol gebied

Bestemmingsregeling 1. De gronden aangewezen voor “archeologisch waardevol gebied”, zijn bestemd voor: a. behoud van de aan grond eigen zijnde archeologische waarden; b. de bestemming welke op de plankaart is aangegeven.

Bouwregeling 2. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager om een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige (Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam) waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om bouwvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in lid 3.

2.1 Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet de volgende voorschriften verbinden : a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Aanlegvergunning 3. In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de hierna onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 2,25 meter beneden NAP en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m² beslaan. Het betreft: a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook); b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. Het indrijven van voorwerpen in de bodem; d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.

Het aanlegvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

3.1 Aanlegvergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens de aanlegvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen.

3.2 Aan een aanlegvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden: - de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; - de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; - de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Aanvullende bepalingen

Artikel 24 - Algemene vrijstelling

1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan:

Bouwhoogte, kap ten behoeve van een overschrijding van de toegestane maximum bouwhoogte, als bedoeld in artikel 2, lid 3, onder b, in die zin dat voor niet-woongebouwen het verschil tussen de maximum goothoogte en bouwhoogte meer mag bedragen dan 7 meter, met die beperking dat de dakhellingen van een kap niet meer dan 60 graden mogen bedragen.

Artikel 25 - Vervallen

Artikel 26 - Gebruik

1. Het is verboden de in dit bestemmingsplan gelegen onbebouwde gronden en de in het plan gelegen bouwwerken geheel of gedeeltelijk te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven, op een wijze of tot een doel, strijdig met de daaraan in het plan gegeven bestemming(en) en/of het volgens de voorschriften uitsluitend toegestane gebruik, dan wel met de uit deze voorschriften voortvloeiende aard van de bebouwing.

Vrijstelling 2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in het eerste lid, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 27 - Overgangsbepaling

Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken 1. Bouwwerken, welke bestaan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan dan wel daarna gebouwd worden of kunnen worden met inachtneming van het bepaalde in de Woningwet, en die afwijken of zouden afwijken van dit plan, mogen op voorwaarde dat de bestaande afwijkingen van dit plan niet worden vergroot en behoudens onteigening overeenkomstig de wet: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na verwoesting door een calamiteit worden herbouwd, mits de desbetreffende bouwaanvraag wordt aangevraagd binnen twee jaar nadat deze calamiteit heeft plaatsgevonden.

Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik 2. Het ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan bestaande gebruik van onbebouwde gronden en van bouwwerken, dat in strijd is met dit bestemmingsplan, mag worden voortgezet en zodanig worden gewijzigd, dat het in dezelfde als wel in mindere mate strijdigheid met dit bestemmingsplan oplevert.

Uitzonderingen op het overgangsrecht 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.

3.1 Het tweede lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.

Artikel 28 - Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in artikel 21 vierde lid, artikel 23 vierde lid of artikel 26 eerste lid, wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2°, van de Wet op de economische delicten.

Artikel 29 - Naamgeving

Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de naam “Voorschriften bestemmingsplan Groenenhagen - Tuinenhoven”.

Lijst van bedrijfsactiviteiten

Toelichting De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI’93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering - 2007”. Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn.

Indicatie milieuhinder Om inzicht te krijgen in de toekomstige invloed die elk bedrijfstype op de woonomgeving heeft, is per type bedrijf de potentiële milieubelasting bepaald. Deze potentiële milieubelasting is een indicatie voor de hinder afkomstig van een bedrijf, wat wil zeggen dat de afstanden niet de feitelijke milieuhinder geven, maar gebaseerd zijn op indicatieve gegevens uitgaande van een gemiddeld modern bedrijf, representatief voor die specifieke bedrijfsvoering. De afstanden hebben derhalve een indicatief karakter. De potentiële milieubelasting wordt bepaald door de activiteiten van een bedrijf. De afstanden zijn onder andere vastgesteld aan de hand van ervaringen in de praktijk. Hierbij is rekening gehouden met het karakter van het plangebied en de omgeving.

Continu en zonering In de tabel is achter de afstand voor geluid - waar van toepassing - de letter C voor continu opgenomen. Hiermee is dan aangegeven dat de meeste bedrijven binnen het betreffende type continu in bedrijf zijn met die activiteiten die bepalend zijn voor het geluidniveau. Voorts is achter de afstand voor geluid - waar van toepassing - de letter Z van zonering opgenomen. Het gaat hier om bedrijven die zeer veel geluid produceren en als zodanig in het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit bij de Wet milieubeheer zijn aangewezen. Als deze bedrijven in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, dan moet door de Provincie rondom het betreffende bedrijventerrein een toetsingszone worden vastgesteld.

Indices In de tabel zijn indices opgenomen voor verkeer en visuele hinder. De verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn kwalitatief beoordeeld en weergegeven met een index. De index loopt van 1 tot 3, waarbij 1 staat voor geen of een geringe emissie of hinder, 2 voor aanzienlijke en 3 voor zeer ernstige emissie of hinder. De verkeersaantrekkende werking heeft betrekking op al het autovervoer van en naar de inrichting. De index voor visuele hinder is een zeer grove indicator voor de visuele inpasbaarheid van bedrijven.

Opmerkingen In de laatste kolommen van de tabel zijn B, D of L geplaatst voor opmerkingen over Bodem, Divers en Lucht. De letter B is gegeven indien een gemiddeld bedrijf binnen dat type een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft. Daarmee is de index een hulpmiddel bij de selectie van toelaatbare bedrijven op gevoelige gronden. De letter D geeft aan dat het betreffende bedrijfstype zeer divers is en tot een grotere diversiteit in afstanden kan leiden. Dit geldt vaak voor chemische bedrijven. De uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht is vaak niet te vertalen in een standaardafstand tot mensen of gevoelige bestemmingen. Als de letter L in de tabel is vermeld, kunnen er overwegingen zijn om de genoemde grootste afstand te verhogen.

De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen: categorie 1: afstand tot woningen 0 of 10 meter categorie 2: afstand tot woningen 30 meter categorie 3.1: afstand tot woningen 50 meter categorie 3.2: afstand tot woningen 100 meter

categorie 4.1: afstand tot woningen 200 meter categorie 4.2: afstand tot woningen 300 meter categorie 5.1: afstand tot woningen 500 meter categorie 5.2: afstand tot woningen 700 meter categorie 5.3: afstand tot woningen 1000 meter categorie 6: afstand tot woningen 1500 meter

Plangebied Voor dit plangebied zijn geen bedrijven toegelaten uit een categorie hoger dan categorie 2; deze bedrijven zijn dan ook niet in deze lijst opgenomen.

Strategische milieubeoordeling Wanneer de bedrijvenlijst behorend bij het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om MER- (beoordelings)plichtige bedrijven te vestigen geeft het bestemmingsplan daarmee het kader, zoals bedoeld in de Europese richtlijn (2001/42EG) en zal in dat geval voor het bestemmingsplan een planm.e.r. gevoerd moeten worden. De richtlijn voor de planm.e.r. is bedoeld om milieu-effecten van plannen en programma’s tijdens de voorbereiding daarvan in beeld te brengen in een milieurapport (een PlanMER). Voor de zwaardere milieucategorieën is in de meeste gevallen een planm.e.r. nodig.

Door het toestaan van bedrijven tot en met categorie 2 uit de oorspronkelijke VNG-lijst is voor dit bestemmingsplan geen planm.e.r. nodig.

Lijst bedrijfsactiviteiten 2008 categorie 1 t/m 2 1 / 4 Bedrijvenlijst Groenenhagen Tuinenhoven

SBI-CODE OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES CA T E GO R IE G R OO T S E VE RK EER A F S T AND G EV AAR V I S U EEL nu mmer G E L U ID B O D EM L UCHT G E UR S T OF

- 15 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN 1552 2 - consumptie-ijsfabrieken, productieoppervlak <= 200 m² 10 0 30 0 30 2 1G 1 1581 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: 1581 1 - verwerkingscapaciteit < 2.500 kg meel/week 30 10 30C 10 30 2 1G 1 1584 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: 1584 3 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken, productieoppervlak <= 200 m² 30 10 30 10 30 2 1G 1 1584 6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, productieoppervlak <= 200 m² 30 10 30 10 30 2 1G 1 1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30C 0 30 2 1G 1 18 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT 182 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 30 2 2G 2 20 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. 205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 30 2 1G 1 22 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA 2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2 1P 1 B 2223 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1 1G 1 2223 B Binderijen 30 0 30 0 30 2 2G 1 2224 Grafische reproductie en zetten 30 0 10 10 30 2 2G 1 B 2225 Overige grafische activiteiten 30 0 30 10 30D 2 2G 1 B 223 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 10 1 1G 1 24 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN 2442 0 Farmaceutische productenfabrieken: 2442 2 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 30 2 2G 1 26 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN 262, 263 0 Aardewerkfabrieken: 262, 263 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2 1G 1 L 30 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS 30 A Kantoormachines- en computerfabrieken 30 10 30 10 30 2 1G 1 31 - VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN 316 Elektrotechnische industrie niet elders genoemd 30 10 30 10 30 2 1G 1 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 30 0 30 0 30 2 1G 1 36 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN NIET ELDERS GENOEMD 361 2 Meubelstoffeerderijen bedrijfsoppervlak < 200 m² 0 10 10 0 10 1 1P 1 362 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2 1G 1 B Lijst bedrijfsactiviteiten 2008 categorie 1 t/m 2 2 / 4 SBI-CODE OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES CA T E GO R IE G R OO T S E VE RK EER A F S T AND G EV AAR V I S U EEL nu mmer G E L U ID B O D EM L UCHT G E UR S T OF

- 363 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2 2G 2 3661.1 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2 1P 1 40 - PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER 40 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: 40 C1 - < 10 MVA 0 0 30C 10 30 2 1P 1 B 40 D0 Gasdistributiebedrijven: 40 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties cat. A 0 0 10C 10 10 1 1P 1 40 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 0 30C 10 30 2 1P 1 40 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: 40 E2 - blokverwarming 10 0 30C 10 30 2 1P 1 41 - 41 - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER 41 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: 41 B1 - < 1 MW 0 0 30C 10 30 2 1P 1 45 - BOUWNIJVERHEID 45 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: bedrijfsoppervlak < 1.000 m² 0 10 30 10 30 2 1G 1 B 50 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS 501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 30 2 2P 1 B 5020.4 B Autobeklederijen 0 0 10 10 10 1 1G 1 5020.5 Autowasserijen 10 0 30 0 30 2 3P 1 503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 0 0 30 10 30 2 1P 1 505 0 Benzineservisestations: 505 3 - zonder LPG 30 0 30 10 30 2 3P 1 B 51 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING 5122 Groothandel in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2 2G 1 5134 Groothandel in dranken 0 0 30 0 30 2 2G 1 5135 Groothandel in tabaksproducten 10 0 30 0 30 2 2G 1 5136 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2 2G 1 5137 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2 2G 1 5138, 5139 Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2 2G 1 514 Groothandel in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2 2G 1 5153 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen: 5153 2 - algemeen, bedrijfsoppervlak <= 2.000 m² 0 10 30 10 30 2 1G 1 5153.4 4 zand en grind: 5153.4 6 - algemeen, bedrijfsoppervlak <= 200 m² 0 10 30 0 30 2 1G 1 5154 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: 5154 2 - algemeen: bedrijfsoppervlak < = 2.000 m² 0 0 30 0 30 2 1G 1 Lijst bedrijfsactiviteiten 2008 categorie 1 t/m 2 3 / 4 SBI-CODE OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES CA T E GO R IE G R OO T S E VE RK EER A F S T AND G EV AAR V I S U EEL nu mmer G E L U ID B O D EM L UCHT G E UR S T OF

- 5155.2 Groothandel in kunstmeststoffen 30 30 30 30R 30 2 1G 1 5156 Groothandel in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2 2G 2 517 Overige Groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0 0 30 0 30 2 2G 1 52 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN 527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 10 1 1P 1 55 - LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING 5551 Kantines 10 0 10C 10 10D 1 1P 1 5552 Cateringbedrijven 10 0 30C 10 30 2 1 G/P 1 60 - VERVOER OVER LAND 6022 Taxibedrijven 0 0 30C 0 30 2 2P 1 603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30C 10 30D 2 1P 1 B 63 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER 6321 1 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 10 0 30C 0 30 2 3P 1 L 64 - POST EN TELECOMMUNICATIE 641 Post- en koeriersdiensten 0 0 30C 0 30 2 2P 1 642 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10C 0 10 1 1P 1 642 B0 zendinstallaties: 642 B2 - FM en TV 0 0 0C 10 10 1 1P 2 642 B3 - GSM- en UMTS-steunzenders 0 0 0C 10 10 1 1P 2 70 - VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED 70 A Verhuur van en handel in onroerend goed 0 0 10 0 10 1 1P 1 71 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN 711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2 2P 1 714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen niet elders genoemd 10 10 30 10 30D 2 2G 2 72 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE 72 A Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. 0 0 10 0 10 1 1P 1 72 B Switchhouses 0 0 30C 0 30 2 1P 1 73 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK 731 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30R 30 2 1P 1 74 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING 7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30C 10 30 2 2G 1 B 7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 10 1 2P 1 90 - MILIEUDIENSTVERLENING 9001 A0 RWZI's en gierverwerkingsinrichtingen, met afdekking voorbezinktanks: 9001 B rioolgemalen 30 0 10C 0 30 2 1P 1 9002.2 A0 Afvalverwerkingsbedrijven: 9002.2 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30R 30 2 1G 1 B L Lijst bedrijfsactiviteiten 2008 categorie 1 t/m 2 4 / 4 SBI-CODE OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS INDICES CA T E GO R IE G R OO T S E VE RK EER A F S T AND G EV AAR V I S U EEL nu mmer G E L U ID B O D EM L UCHT G E UR S T OF

- 93 - OVERIGE DIENSTVERLENING 9301.2 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30R 30 2 2G 1 B L 9301.3 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2 1G 1 9301.3 B Wasserettes, wassalons 0 0 10 0 10 1 1P 1 9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 0 0 10 0 10 1 1P 1 9303 0 Begrafenisondernemingen: 9303 1 - uitvaartcentra 0 0 10 0 10 1 2P 1 9304 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden 10 0 30C 0 30 2 1P 1 9305 B Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 0 0 10C 0 10D 1 1P 1

III BIJLAGEN

Inhoudsopgave Bijlagen

- Besluiten Hogere Waarde inzake bouwplan ten noorden van Noorderhagen d.d. 24 februari 2006 (kenmerk DGWM/2006/2508A). - Besluiten Hogere Waarde inzake bouwplan ten oosten van Oostenhagen d.d. 24 februari 2006 (kenmerk DGWM/2006/2510A). - Besluiten Hogere Waarde inzake bouwplan De Lamel d.d. 24 februari 2006 (kenmerk DGWM/2006/2493A). - Besluiten Hogere Waarde inzake bouwplan de Brandweerlocatie, de Meester Baarsschool, Terraskamers en De Lamel d.d. 1 augustus 2007 (kenmerk DGWM/2007/7916A).

IV KAARTEN

Inhoudsopgave Kaarten

Bestemmingsplankaart d.d. 18-03-2008 Plankaart - Archeologie d.d. 01-11-2007 Huisnummerkaart d.d. 01-11-2007