Groenenhagen Tuinenhoven
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
BESTEMMINGSPLAN Groenenhagen Tuinenhoven augustus 2008 BESTEMMINGSPLAN Groenenhagen Tuinenhoven Opgesteld door: dS+V Ruimtelijke Ordening, Bureau Bestemmingsplannen Vastgesteld d.d. 29 januari 2009 Galvanistraat 15 Postbus 6699 3002 AR Rotterdam Goedgekeurd d.d. 08 mei 2009 augustus 2008 Onherroepelijk d.d. 17 juli 2009 INHOUD I Toelichting II Voorschriften III Bijlagen IV Kaarten (apart bijgevoegd) I TOELICHTING INHOUDSOPGAVE TOELICHTING 1. Inleiding 11 1.1 Aanleiding 11 1.2 Gekozen planopzet 11 1.3 Ligging en begrenzing 11 2. Beleid 13 2.1 Vigerende bestemmingsplannen 13 2.2 Overheidsbeleid 14 2.2.1 Nota Ruimte 14 2.2.2 Nota Belvedere 14 2.2.3 Nota Regels voor ruimte 15 2.2.4 Ruimtelijke Plan Regio Rotterdam 2020 15 2.2.5 Structuurplan Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (RPR 2010) 13 2.2.6 Beleidsnota Verkeer en Vervoer en Regionaal Verkeer- en Vervoersplan 15 2.2.7 Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030 16 2.2.8 Monumentenverordening Rotterdam 2003 16 2.3 Deelgemeentebeleid 16 2.3.1 Horecanota Rotterdam 2007-2011 16 2.3.2 Ontwikkelingsvisie IJsselmonde 16 2.3.3 Economische Visie IJsselmonde 17 2.3.4 Toekomstvisie Groenenhagen en Tuinenhoven 2010 17 2.3.5 Woonvisie IJsselmonde 17 3. Beschrijving van het plangebied 19 3.1 Archeologie 19 3.1.1 Beleidskader 19 3.1.2 Bewoningsgeschiedenis 19 3.1.3 Archeologische potentie 19 3.1.4 Aanbevelingen 20 3.2 Cultuurhistorie 21 3.3 Huidig gebruik 21 3.3.1 Bebouwing 21 3.3.2 Wegen en groen 22 3.3.3 Voorzieningen 23 4. Planbeschrijving 25 4.1 Ontwikkelingen 25 4.1.1 Ruimtelijke hoofdstructuur 25 4.1.2 Nieuwe ontwikkelingen 25 4.2 Wonen 27 4.3 Verkeer en vervoer 29 4.4 Voorzieningen 29 4.5 Buitenruimte 30 5. Water 33 5.1 Beleidskader Water 33 5.2 Samenwerking met de waterbeheerder 34 5.3 Huidige watersysteem 34 5.3.1 Oppervlaktewater 34 5.3.2 Grondwater 35 5.3.3 Waterkering 35 5.3.4 Riolering 35 5.4 De wateropgave 35 5.4.1 Wateropgave in relatie tot de plankaart en voorschriften 35 5.4.2 Watersysteem kwantitatief 36 5.4.3 Watersysteem kwalitatief 36 5.4.4 Riolering 36 6. Milieu 37 6.1 Beleid 37 6.2 Milieuzonering 37 6.3 Geluid 38 6.3.1 Wegverkeerslawaai 39 6.3.2 Railverkeer 44 6.3.3 Luchtvaart 44 6.3.4 Industrielawaai 44 6.3.5 Cumulatie geluidsbronnen 44 6.3.6 Conclusies 44 6.4 Luchtkwaliteit 47 6.5 Bodem 51 6.6 Externe veiligheid 54 6.6.1 Transport gevaarlijke stoffen over weg 55 6.6.2 Transport gevaarlijke stoffen over rail 55 6.6.3 Transport gevaarlijke stoffen over water 55 6.6.4 Leidingen 55 6.6.5 LPG-tankstations 56 6.6.6 Inrichtingen 56 6.6.7 Vuurwerkopslaglocaties 56 6.6.8 Conclusies externe veiligheid 57 6.7 Flora en Fauna 58 6.7.1 Vleermuizen 59 6.7.2 Vogels 59 6.7.3 Amfibieën 61 6.7.4 Kleine landzoogdieren 61 6.7.5 Flora 61 6.7.6 Conclusie 62 6.8 Duurzaamheid en energie 63 6.8.1 Duurzaam bouwen 63 6.8.2 Energie 63 7. Sociale veiligheid en leefbaarheid 65 8. Handhaving 67 9. Financiële uitvoerbaarheid 69 10. Maatschappelijke uitvoerbaarheid 71 10.1 Vooroverleg 71 1. Inleiding 1.1 Aanleiding De wijken Groenenhagen en Tuinenhoven (GHTH) liggen in deelgemeente IJsselmonde en zijn begin jaren ‘60 aangelegd. Deze wijken vallen onder de categorie tuinsteden die een zeer open en groen karakter hebben. In deze buurten bevinden zich veel goedkope, gestapelde huurwoningen, terwijl er een afnemende vraag naar is. Toevoegen van grondgebonden of andersoortige woningtypen biedt een mogelijkheid voor een breder woningaanbod. Een uitgangspunt is om via nieuwbouw het woningaanbod te differentiëren, tekorten aan bepaalde woningtypes te verminderen en het draagvlak voor voorzieningen te vergroten. Tevens biedt het onderscheiden van de karakters van de wijken grote kansen. Een uitgangpunt is dat de karakters van de woonmilieus versterkt worden en de verschillen benadrukt worden om daarmee gelijkvormigheid te verminderen. Een aantal buurtstrips kan worden omgevormd ten behoeve van de vraag naar ruimte voor verzorging, dienstverlening, praktijkruimten of kleine kantoren. Er is voor Groenenhagen en Tuinenhoven een toekomstvisie door de deelgemeente vastgesteld (1997). Het motto in de toekomstvisie luidt: “wonen in een recreatieve omgeving met een grote verscheidenheid aan voorzieningen en ontmoetingsplekken.” Groenenhagen en Tuinenhoven moeten twee buurten worden met elk een eigen gezicht. De hoofdlijnen van deze zijn: • Recreatieve wijk: mogelijkheden maken voor sport en spel, ontmoetingsplekken, fietsen, wandelen, vissport, e.d. • Servicewijk: er is een aantal plaatsen aangewezen waar voorzieningen geconcentreerd kunnen worden. Het buurtcentrum Tuinenhoven zal vervangen worden en wordt onderdeel van het voorzieningenblok. • Adaptieve wijk: het huisvesten van een grote verscheidenheid aan doelgroepen, d.m.v. samenstellingen woningvoorraad, flexibiliteit woningen, eigendomsvorm woningen, combinatie wonen en werken en gemengde bebouwing. Om deze ontwikkelingen mogelijk te kunnen maken worden de, in dit gebied, vigerende bestemmingsplannen vervangen voor 1 bestemmingsplan. Hiermee worden tegelijkertijd de verouderde vigerende bestemmingsplannen geactualiseerd. Zodoende worden zowel de ontwikkelingen als de huidige situatie vastgelegd. Op deze manier kan het bestemmingsplan weer goed dienen als basis voor beleidsontwikkelingen en voor de handhaving van het beoogd gebruik. 1.2 Gekozen planopzet De voor het bestemmingsplan gekozen planvorm is tweeledig. Daar waar geen veranderingen worden voorgesteld of waar veranderingen zullen plaatsvinden op kleine schaal, is zij conserverend (gedetailleerd) van aard. Op de gronden waar de komende jaren ruimtelijke ingrepen zullen plaatsvinden en waar dientengevolge een nadere invulling noodzakelijk is, is juist gekozen voor een globale opzet. 1.3 Ligging en begrenzing Het plangebied Groenenhagen en Tuinenhoven ligt in deelgemeente IJsselmonde. De wijk Groot- IJsselmonde maakt samen met Pendrecht, Zuidwijk en Lombardijen deel uit van de gordel van de naoorlogse tuinsteden in Rotterdam-Zuid. Dit zijn de laatste grote uitbreidingswijken die in de jaren ’50 en ’60 binnen de ‘Rotterdamse ruit’ zijn aangelegd. Groot-IJsselmonde ligt ingeklemd tussen de snelwegen A15 en A16, de spoorlijn naar Dordrecht en de Nieuwe Maas. Het plangebied Groenenhagen en Tuinenhoven wordt in het noordoosten begrensd door de A16, in het zuiden door de Groeninx van Zoelenlaan, in het westen door de Groene Tuin en de Adriaan Volkerlaan. 11 12 2. Beleid 2.1 Vigerende bestemmingsplannen De volgende geldende plannen zijn geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied van het bestemmingsplan gelegen. Bij elk plan is aangegeven wanneer het is vastgesteld door de gemeenteraad en wanneer het is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid- Holland: IJsselmonde, bebouwde kom van - verordening (153) vastgesteld d.d. 26-05-1941 goedgekeurd d.d. 05-05-1942 Zomerland, ubp in onderdelen (266) vastgesteld d.d. 16-08-1956 goedgekeurd d.d. 19-11-1956 IJsselmonde, Groot, ubp in hoofdzaak (278) vastgesteld d.d. 01-11-1956 goedgekeurd d.d. 04-11-1957 Reijeroord, ubp in onderdelen (309) vastgesteld d.d. 15-06-1961 goedgekeurd d.d. 13-11-1961 Tuinenhoven, ubp in onderdelen (332) vastgesteld d.d. 06-12-1962 goedgekeurd d.d. 04-09-1963 Brienenoordcorridor LMO (Linker Maasoever) (444) vastgesteld d.d. 18-09-1986 goedgekeurd d.d. 21-04-1987 (GS) 13 2.2 Overheidsbeleid 2.2.1 Nota Ruimte De Nota Ruimte omvat de visie van het Kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de komende decennia. Hiermee is het ruimtelijke beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De Nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt ‘decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet’. Het accent ligt daarbij op ‘ontwikkeling’ in plaats van op ’ordening’. De Nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Daarbij hoort een aangepaste verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en decentrale overheden. Samenspel tussen overheden, maatschappelijke organisaties en burgers wordt nodig geacht om problemen effectief aan te pakken en kansen beter te benutten. Aan decentrale overheden en andere betrokkenen wordt - anders dan tot nu toe het geval was - meer ruimte gelaten om tot maatwerkoplossingen te komen. Verantwoordelijkheden worden daarbij zo dicht mogelijk bij burgers en betrokken partijen gelegd. In de Nota zijn door het kabinet nadere eisen gesteld welke een rol spelen bij de afwegingen die de decentrale overheden moeten maken. Deze eisen hebben betrekking op gezondheid, veiligheid, verontreiniging, natuur en milieu (de zogenaamde basiskwaliteiten) en zijn bindend voor alle bij de planontwikkeling en -uitvoering betrokken partijen. Voorbeelden van deze eisen zijn het locatiebeleid en de watertoets. Het kabinet waarborgt de basiskwaliteit door actief het belang van een aantal meer financiële principes op te nemen in het nationale ruimtelijke beleid. Zo zal bijvoorbeeld gelden dat er géén afwenteling van negatieve effecten van nieuwe activiteiten mag plaatsvinden op het bestaande ruimtegebruik en op functies zoals water, natuur en infrastructuur. Uitgangspunt is dat de initiatiefnemer van nieuwe activiteiten zorgt voor opheffing van de ontstane knelpunten (”de veroorzaker betaalt”). Tevens geldt als uitgangspunt dat decentrale overheden samen met marktpartijen verantwoordelijk zijn voor de kosten van de benodigde groenvoorzieningen, verkeers- en vervoerontsluiting en andere investeringen die samenhangen met nieuwe bouwactiviteiten. Decentrale overheden zijn vrij om een eigen aanvullend beleid te formuleren, mits dat niet strijdig is met (ruimtelijke) beleidsdoelen. De decentrale overheden kunnen daarmee maatwerk leveren en inspelen op specifieke problemen. Zowel de vier grote steden als de middelgrote steden hebben te maken met sociaal-economische en sociaal-culturele problemen, waardoor de leefbaarheid is teruggelopen.