Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Naar een nieuwe invulling van HET SURINAAMS NATIONALISME

Over de impact van de diasporawet op het transnationale Surinaamse volk

1

Jerzy Soetekouw 5964733 Almere, 27/06/2014

Masterscriptie Postkolonialisme & Ontwikkeling Scriptiebegeleider: Dr. S. Rezaeiejan Tweede lezer: Dr. L.M. Mügge

1 Twee Nederlandse voetballers, Ryan Donk en Boy Waterman, vieren hun overwinning in de EK-finale met de Surinaamse vlag. Voorwoord

Toen ik nog een kleine jongen was en een onbezorgd bestaan leefde, stond ik nog niet zo stil bij wat de consequenties van mijn acties zijn. Ik was vooral aan het dromen. Ik had altijd mijn ouders nog waar ik op terug kon vallen. Zij verzorgden mij zoals het goede ouders betaamt: met heel veel liefde, geduld en toewijding. Zij zorgden ervoor dat ik uit de wind bleef wanneer het soms lastig werd en zij losten al mijn problemen op. Het was een eenvoudig en mooi bestaan. Ook nu nog toon ik mij in veel opzichten nog die onbezorgde, kleine jongen. Eerst doen, dan pas nadenken. Zo heb ik vrijwel mijn hele studieloopbaan doorgebracht. Bij het schrijven van essays was ik gewend om pas als allerlaatst een onderzoeksvraag op te stellen. Bij essays is dat nog redelijk te doen. Vaak wordt er op voorhand al een richting aangegeven en de omvang van die opdrachten was vaak overzichtelijk genoeg om niet in de tekst te verdwalen. Bij het schrijven van mijn scriptie was ik echter voor het eerst genoodzaakt om een duidelijk plan op te stellen en van te voren een specifieke vraag te formuleren. Logisch, want alleen zo kun je toewerken naar een doel, een meetbaar eindpunt. Een masterthesis is te omvangrijk om ongestructureerd te werk te gaan, laat staan mijn leven als man of zelfs de toekomst van een land als . Suriname en ik lijken in die zin eigenlijk wel op elkaar. Allebei staan wij aan de vooravond van ons nieuwe volwassen bestaan, waar wij zelf invulling moeten geven aan onze toekomst. Nu is het moment om te bepalen wie we zullen worden, met een duidelijk doel voor ogen. Mijn zoon, Joshua, heeft mij dat doel gegeven: de wereld beter achterlaten voor de volgende generatie. Liefde is de basis van mijn scriptie. Mijn liefde voor Suriname was mijn drijfveer om over dit prachtige land te schrijven; de liefde van mijn gezin was de voedingsbron voor mijn scriptie. Zonder de onvoorwaardelijke steun van mijn lieve ouders Joop & Sandra was ik nooit zo ver gekomen en zonder mijn broer Guillermo zou ik nooit de mentale weerbaarheid hebben gehad om ondanks tegenslagen door te zetten. Ik wil Said hartelijk bedanken voor zijn visie en ondersteuning tijdens het schrijven van mijn scriptie. Mijn speciale dank gaat verder uit naar mijn vader die mijn hele scriptie grondig geredigeerd heeft en verschillende controles op leesbaarheid heeft uitgevoerd. Daarnaast een

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 1 SURINAAMS NATIONALISME groot dank voor mijn oom Paul die vanuit Suriname als een tweede onderzoeker voor mij te werk is gegaan, contact heeft gelegd met Surinaamse parlementariërs en veel bruikbare informatie heeft geleverd. Voorts een woord van dank voor alle respondenten die mijn scriptie mede mogelijk hebben gemaakt. Aan de hand van mijn scriptie hoop ik u nieuwsgierig te maken naar het land dat ik zo een warm hart toedraag. Ook hoop ik u te kunnen prikkelen voor het idee dat inzichten uit de sociale wetenschap in het algemeen, en politicologie in het bijzonder, kunnen bijdragen aan een betere wereld. Tot slot wil ik mijn scriptie graag opdragen aan Joshua. Hoe kan ik ooit stoppen met dromen, als ik iedere dag in jouw ogen kijk? Veel leesplezier!

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 2 SURINAAMS NATIONALISME

“What you get by achieving your goals is not as important as what you become by achieving your goals.” – Henry David Thoreau

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 3 SURINAAMS NATIONALISME

Samenvatting

In dit onderzoek is gekeken naar de nieuwe Wet PSA die in juni 2014 door DNA geïmplementeerd is. Deze wet biedt personen van Surinaamse afkomst die niet in Suriname wonen verschillende mogelijkheden om eenvoudiger deel te nemen aan het maatschappelijke verkeer in het land van herkomst. De implementatie van deze wet heeft een lange voorgeschiedenis en is opzienbarend, aangezien het beleid van Suriname ten aanzien van mensen van Surinaamse afkomst altijd door afzijdigheid werd gekenmerkt. Er is onderzocht welke factoren hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de Surinaamse diasporawet en welke implicaties de invoering van deze wet mogelijk met zich mee zal brengen. Uit onderzoek blijkt dat de diaspora een steeds meer toenemende rol heeft voor wat betreft politieke aangelegenheden in het herkomstland, terwijl de diaspora voor de politici in de thuislanden een belangrijk deel van het electoraat zijn geworden. Er is verder gebleken dat Suriname sinds de onafhankelijkheid een grillig bestaan heeft gehad, maar dat Suriname sinds het begin van de 21e eeuw van derdewereldland tot rijk middenklasse land is uitgegroeid: Suriname is bezig aan een significante economische opmars. Naast de theoretische verdieping heeft er een discoursanalyse plaatsgevonden en zijn er verschillende interviews met betrokken politici en diasporaorganisaties gehouden om een concreet antwoord op de onderzoeksvraag te kunnen formuleren. De combinatie van de uitkomsten van het literatuuronderzoek, de discoursanalyse en de verschillende interviews heeft tot twee verschillende conclusies geleid. De rol van de Surinaamse diaspora is om diverse redenen niet groot geweest bij de totstandkoming van de Wet PSA. De totstandkoming van deze wet is vooral door politiek Suriname geïnitieerd vanuit de noodzaak economisch verder te ontwikkelen en om een antwoord te bieden aan de veranderende omstandigheden. Voorts is gebleken dat de verstandhouding tussen Suriname en haar diaspora ernstig vertroebeld is, waardoor de kans van slagen van de op zichzelf staande Wet PSA vrij klein lijkt te zijn. Suriname zal in de nabije toekomst invulling moeten geven aan een breder diasporabeleid om de gewenste effecten van de diasporawet daadwerkelijk te bewerkstelligen.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 4 SURINAAMS NATIONALISME

Afkortingen- en Begrippenlijst

ABOP Algemene Bevrijdings en Ontwikkelings Partij AKMOS Associatie van Kleine & Middelgrote Ondernemingen in Suriname AVRO Algemene Vereniging Radio Omroep BEP Broederschap & Eenheid in de Politiek BBP Bruto Binnenlands Product CARICOM Caribbean Community and Common Market CBS Centraal Bureau voor de Statistiek CSO Centrum voor Surinaamse Ontwikkelingsvraagstukken CV Curriculum Vitae DNA De Nationale Assemblee DOE Democratie & Ontwikkeling in Eenheid EU Europese Unie FIFA Fédération Internationale de Football Association IMF Internationaal Monetair Fonds KK Kenniskring Nederland Suriname LOSON Landelijke Organisatie van Surinamers in Nederland LSP Liga van Surinaamse Patriotten MC Mega Combinatie NDP Nationale Democratische Partij NGO Nongovernmentele Organisatie NPS Nationale Partij Suriname PL Pertjajah Luhur PSA Perso(o)n(en) van Surinaamse Afkomst PSA-status De status die aan Personen van Surinaamse Afkomst wordt toegekend wanneer zij aanspraak willen maken op hun rechten die voortvloeien uit de Wet PSA. PSD Platform Surinaamse Diaspora

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 5 SURINAAMS NATIONALISME

SCOS Stichting Collectief Overzees Suriname SFE Stichting Federatie Eekta

SIO Surinaams Inspraakorgaan SP Suriname Platform Surdin Suriname Diaspora Instituut Nederland TO Toescheidingsovereenkomst VHP Vooruitstrevende Hervormings Partij VN Verenigde Naties VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten VOS(1) Vereniging Ons Suriname VOS2 Vereniging Oudere Surinamers VS Verenigde Staten van Amerika VSN Vereniging Surinaamse Nederlanders VVR Vereniging van Reizigers VVSO Vereniging Van Surinaamse Ondernemers WES Wie Eegie Sani Wet PSA Wet van houdende vaststelling van de status van Personen van Surinaamse Afkomst en de Rechten en Plichten die uit die status voortvloeien WK Wereldkampioenschap voetbal

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 6 SURINAAMS NATIONALISME

Inhoud

Voorwoord ...... 1

Samenvatting ...... 4

Afkortingen- en Begrippenlijst ...... 5

1 Inleiding...... 9 1.1 Introductie ...... 9 1.2 Relevantie ...... 12 1.3 De Wet PSA ...... 13 1.4 Theoretisch kader ...... 17 1.4.1 Migratie ...... 17 1.4.2 Diaspora ...... 20 1.4.3 Transnationalisme ...... 22 1.4.4 Rol van diaspora ...... 25 1.4.5 Rol van landen van herkomst ...... 31

2 Suriname ...... 39 2.1 Een profielschets ...... 39 2.2 Het Surinaams nationalisme ...... 44 2.3 Groeitijger ...... 46 2.4 Rol Surinaamse diaspora ...... 47 2.5 Rol Surinaamse overheid ...... 50

3 Methodologie ...... 53 3.1 Onderzoeksmethode ...... 53 3.2 Procedure ...... 54 3.3 Analyse ...... 57 3.4 Onderzoeksinstrument ...... 58

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 7 SURINAAMS NATIONALISME

4 Resultaten ...... 59 4.1 Algemene bevindingen ...... 59 4.2 Oorzaken en implicaties bij totstandkoming ...... 61 4.2.1 Aanleiding totstandkoming ...... 61 4.2.2 Rolverdeling bij totstandkoming Wet PSA ...... 67 4.2.3 Samenwerking en relaties tussen verschillende organisaties ...... 71 4.2.4 Transnationaal burgerschap ...... 74 4.3 Uitdagingen en uitvoerbaarheid Wet PSA ...... 76 4.3.1 Bijdrage PSA aan ontwikkeling Suriname ...... 76 4.3.2 Consequenties en suggesties ten aanzien van de wet ...... 77

5 Conclusie ...... 83 5.1 Conclusie ...... 83 5.2 Ethische verantwoording & reflectie ...... 88 5.3 Discussie & Vervolgonderzoek ...... 88

6 bibliografie ...... 89

7 bijlagen ...... 98

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 8 SURINAAMS NATIONALISME

1 Inleiding

1.1 Introductie ‘Bounty’, of ‘Blaka bakra’ krijgen veel Nederlandse Surinamers naar hun hoofd geslingerd als zij in Suriname op bezoek zijn: je bent zwart van buiten, maar wit van binnen. Je hoort er, met andere woorden, niet helemaal bij, want je bent anders dan de plaatselijke bevolking. En dat terwijl veel Nederlandse Surinamers zich wel Surinaams voelen. Dusdanig zelfs dat er in het verleden vanuit de Surinaamse diaspora in Nederland verschillende pogingen zijn ondernomen om Suriname formeel te ondersteunen bij de opbouw en ontwikkeling van het land. Deze handreiking werd door de Surinaamse overheid weliswaar geaccepteerd, maar onder voorbehoud, zo blijkt uit de woorden van toenmalig minister Van Russel in 2005: De Nederlanders2 mogen ons wel helpen, maar ze moeten hun arrogantie wel thuis houden (Mügge, 2012: 98-99). En: “de Nederlanders hoeven geen speciale behandeling te verwachten. Suriname zou namelijk voldoende eigen expertise hebben en zit niet te wachten op de Nederlanders die daar de dienst willen uitmaken en baantjes van geschoolde Surinamers overnemen.” Bovendien zou Suriname het niet aankunnen wanneer er grote aantallen mensen zouden remigreren. En een duale nationaliteit zou alleen maar leiden tot een grotere ongelijkheid tussen de Nederlanders en de Surinamers. Deze ambivalente houding is in het recente verleden van Suriname eigenlijk altijd typerend geweest. Surinaamse Nederlanders hoorden formeel -en in het dagelijkse taalgebruik van het volk- niet bij het ingebeelde Surinaamse volk. Deze mensen laten Suriname immers in de steek op de momenten dat het moeilijk gaat; het zijn ‘landverraders’. Des te opvallender is het bericht dat op 20 december 2013 de wereld in werd gebracht. Op die dag nam DNA3 in Suriname unaniem de diasporawet aan, die zorgt voor meer rechten in Suriname voor de Surinaamse Nederlanders (Waterkant4, 2013i). De wet Personen van Surinaamse Afkomst (hierna: Wet PSA), biedt personen van Surinaamse afkomst namelijk de

2 Naar Surinaamse Nederlanders wordt in Suriname met Nederlanders verwezen 3 Zie afkortingen- en begrippenlijst 4 Waterkant.net is een veelgebruikt forum binnen de Surinaamse gemeenschap (Mügge, 2013: 51). Waterkant.net wordt beschouwd als de belangrijkste bron van informatie aangaande Surinaamse aangelegenheden

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 9 SURINAAMS NATIONALISME mogelijkheid om zonder visum of werkvergunning te kunnen reizen, werken en wonen in Suriname. Dit geldt voor mensen die in Suriname zijn geboren, mensen van wie een van de ouders in Suriname is geboren of personen wiens beide grootouders in Suriname zijn geboren. Suriname wil door middel van deze status haar diaspora koesteren en behouden en afrekenen met namen als “Euro-Surinamers” (Waterkant, 2013i). Deze bijzondere status dient echter niet gezien te worden als een tweede nationaliteit. Het is immers niet mogelijk om de status als ingezetene te krijgen wanneer je een tweede adres in Suriname hebt. Daarnaast hebben de personen die in aanmerking komen voor de Wet PSA geen actief of passief stemrecht in Suriname. De Wet PSA geldt voor alle personen van Surinaamse afkomst die zich in andere landen hebben gevestigd. Veruit de grootste groep wordt echter gevormd door Nederlanders van Surinaamse afkomst. Naar schatting zijn er momenteel ongeveer 350.000 Nederlanders die aan de criteria van de Wet PSA voldoen. Aangezien Suriname zelf bevolkt wordt door naar schatting slechts 500.000 mensen kan dit mogelijk verregaande sociale, politieke en economische consequenties hebben voor het land. Een belangrijk doel van de implementatie van deze wet is om sneller en eenvoudiger mensen van Surinaamse afkomst te verleiden tot een emigratie naar het land. Deze mensen zouden dan op verschillende manieren kunnen helpen bij de opbouw van het land. Er was overigens altijd al sprake van vooral financiële en projectmatige hulp, zoals dat kenmerkend is voor transnationale gemeenschappen. Door middel van de diasporawet kan deze hulp echter verder geïntensiveerd en vereenvoudigd worden. Suriname is niet het eerste land dat een dergelijke diasporawet invoert. In Kaapverdië geldt bijvoorbeeld een diasporawet waarbij personen van Kaapverdische afkomst ook stemrecht hebben. In Turkije wordt het beleid gevoerd dat alle personen van Turkse afkomst, ongeacht hun woon- of verblijfplaats, automatisch beschikking hebben over de Turkse nationaliteit. De Surinaamse diasporawet kent dus een minder inclusief karakter dan de twee voorbeelden hierboven. Desalniettemin is de invoering van de Wet PSA opzienbarend te noemen. Suriname werd immers altijd gekenmerkt door een sterk antikoloniaal beleid (Meel, 1998). Dit antikoloniale beleid heeft na de onafhankelijkheid in 1975 plaatsgemaakt voor territoriaal nationalisme

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 10 SURINAAMS NATIONALISME ingegeven door de voortdurende strijd tegen neokolonialisme. Nederlandse Surinamers werden systematisch uitgesloten om de territoriale soevereiniteit van de onafhankelijke republiek te waarborgen (Mügge, 2013: 352). Er heerst een angst bij de Surinaamse overheid dat de Nederlandse Surinamers zullen zorgen voor negatieve ontwikkelingen: ongelijkheid op de arbeids- en woningmarkt en een situatie waarin de Nederlandse Surinamers de macht zullen krijgen vanwege hun betere opleiding en de back-up van hun sociale zekerheidsstelsel (Ibid..). Tegelijkertijd kan de Wet PSA Suriname nieuwe perspectieven bieden. Deze perspectieven kunnen belangrijk zijn om Suriname vooruit te helpen en een politieke of economische ontwikkeling te bewerkstelligen. Deze wet kan bijvoorbeeld zorgen voor een vergroting van het menselijk kapitaal binnen Suriname. Daarnaast zouden Nederlandse Surinamers eenvoudiger financiële ondersteuning kunnen bieden bij verschillende projecten, die zonder hun ondersteuning niet mogelijk waren geweest. De nieuwe diasporawet kan, kortom, mogelijk grote politieke en maatschappelijke implicaties hebben voor zowel Suriname als Nederland en voor alle personen van Surinaamse afkomst. Daarnaast getuigt de invoering van de diasporawet van een compleet vernieuwd Surinaams politiek klimaat. Uit bovenstaande volgt de vraag die in dit onderzoek centraal staat:

Welke factoren hebben bijgedragen aan de invoering van de Surinaamse diasporawet en welke implicaties brengt de invoering van deze wet met zich mee?

Om de doelstellingen van dit onderzoek te kunnen volbrengen zal er gebruik worden gemaakt van de theorieën, publicaties en onderzoeken van verschillende wetenschappers. In dit onderzoek zal er gebruik worden gemaakt van vrijwel alle bekende wetenschappelijke literatuur aangaande politiek Suriname. Verder zal er gebruik worden gemaakt van een aantal centrale theorieën waaraan dit onderzoek kan worden opgehangen. Dit theoretisch raamwerk zal enerzijds helpen bij de fundering van dit onderzoek en anderzijds bij de duiding van dit onderzoek. Er wordt gebruik gemaakt van enkele theoretische invalshoeken, waarbij ontwikkelingstheorieën en postkoloniale theorieën de overhand zullen voeren. Er wordt verder gebruik gemaakt van theorieën met betrekking tot de invloed die transnationale gemeenschappen hebben op de ontwikkeling van een land. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van de theorieën

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 11 SURINAAMS NATIONALISME met betrekking tot welke rol niet-statelijke actoren (zoals non-gouvernementele diasporaorganisaties) hebben op de politieke en maatschappelijke situatie in het thuisland en zal de rol die de thuislanden op de diaspora hebben besproken worden.

1.2 Relevantie Dit onderzoek is zowel wetenschappelijk als maatschappelijk relevant. Deze onderzoeksvraag is wetenschappelijk relevant omdat er in de eerste plaats nog nauwelijks wetenschappelijke bronnen zijn over (transnationaal) Suriname, de Surinaamse politieke structuur en de Surinaamse diaspora. Ik zal proberen om de lijst met relevante literatuur te verzamelen en zo een bijdrage te kunnen leveren aan de kennisopbouw ten aanzien van Suriname. Zo kan er inzicht worden geboden in de manier waarop nationalisme zich ontwikkelt in jonge, postkoloniale staten en welke rol de diaspora daarin speelt. Er is überhaupt nog maar weinig bekend over de relatie die de diaspora heeft met het thuisland. In de beschikbare wetenschappelijke literatuur wordt met name besproken wat voor beleidsmaatregelen de landen van herkomst nemen om hun invloed op de diaspora te behouden. De diaspora wordt daarin vaak, door de verschillende wetenschappers, als passief geduid (Shain & Barth: 454). Veel minder is er echter nog bekend over de rol van actieve diaspora ten aanzien van het voormalige thuisland (Shain & Barth: 454). Het is interessant om na te gaan in hoeverre de Surinaamse diasporagroeperingen politieke druk op hun land van herkomst hebben kunnen uitoefenen. Wellicht kunnen er vanuit deze casus lessen worden getrokken die voor het gehele wetenschappelijke veld der internationale betrekkingen relevant zijn. Met dit onderzoek zal dan ook getracht worden een wetenschappelijk hiaat te vullen. Om de transnationale politieke banden van migranten en hun organisaties in kaart te brengen is er echter een uitgebreide kennis nodig van hun specifieke geschiedenis (Mügge, 2013). Dat komt, zo stelt zij, door de politieke natuur van hun handelingen en banden. De leden van de diaspora kunnen vaak erg terughoudend zijn ten aanzien van het geven van informatie aan journalisten en gouvernementele organisaties. Ook heeft Mügge (2013) geconstateerd dat veel migrantenorganisaties zich voordoen als apolitieke culturele associaties om hun banden met radicale bewegingen in het land van herkomst te verbergen. Er vindt, kortom, mogelijk meer

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 12 SURINAAMS NATIONALISME plaats op de achtergrond van transnationale organisaties dan in eerste instantie inzichtelijk is (Mügge, 2013). Er is volgens haar dan ook meer robuust, kwalitatief en vergelijkend onderzoek nodig. Dit toont eens te meer de wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek aan. Deze onderzoeksvraag is daarnaast maatschappelijk relevant omdat deze te maken heeft met een nieuwe, actuele situatie in ontwikkelingsland Suriname. Suriname is een jonge staat met een koloniaal verleden. Het is belangrijk om na te gaan welke maatschappelijke gevolgen de politieke keuzes van de Surinaamse overheid met zich meebrengen. Het land en haar (transnationale) gemeenschap heeft mogelijk hoge verwachtingen bij de implementatie van de diasporawet. Het is relevant om na te gaan hoe deze verwachtingen zijn ontstaan en in hoeverre deze verwachtingen realistisch zijn. Is er hier sprake van een toenaderingspolitiek, van een ontwikkelingsagenda of wordt er puur vanuit demografisch perspectief gehandeld? Aan de hand van dit onderzoek kan er wellicht een aanbeveling voor de Surinaamse overheid plaatsvinden, om deze diasporawet succesvol te laten worden.

1.3 De Wet PSA Allereerst zal ik de belangrijkste gegevens uit de Wet PSA noemen om een volledig beeld te geven van de formele doelstellingen van deze wet. Artikelsgewijs wordt er tevens een uitleg bij de totstandkoming gegeven. Bij de operationalisering van deze wet worden drie ministeries belast: het ministerie van Binnenlandse Zaken, van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Justitie (Obsession, 2013d). Het ministerie van Binnenlandse Zaken wordt belast met de verstrekking van de PSA-kaart, het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt belast met de aanvraag van de PSA-kaart en het ministerie van Justitie wordt belast met de toelating en uitzetting van PSA-kaarthouders (Idem). In de introductie werd al kort benoemd wanneer een persoon voldoet aan de voorwaarden om als PSA gezien te worden. Er zitten (trans)nationalistische ideologieën5 achter de implementatie van de Wet PSA. Deze wet heeft ten doel het Surinaamse gemeenschapsgevoel te vergroten, door te investeren in de denkbeeldige gemeenschap.

5 Hiermee wordt bedoeld dat de Surinaamse regering de interconnectiviteit tussen Surinamers in Suriname en Surinamers in het buitenland probeert te vergroten.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 13 SURINAAMS NATIONALISME

Er wordt, blijkens artikel 1 uit de Wet PSA, gekozen voor de groep mensen van Surinaamse afkomst. die minstens een ouder of een grootouder uit Suriname hebben, omdat het ‘in de algemene Surinaamse praktijk bekend [is] dat de familieband en het aanverwantschap binnen de eerste drie niveaus bijzonder sterk is.’ Dit is geheel conform de bevindingen van enkele wetenschappers (Itzigsohn, 2000; Levitt, 2009), dat de hechting die de eerste generatie met het thuisland heeft, vanwege hun permanente onderlinge contact, hoogstwaarschijnlijk wordt geabsorbeerd door hun kinderen en kleinkinderen. Dit betekent dat er relatief veel mensen zijn die aan deze voorwaarden voldoen. Uitgaande van ongeveer 350.000 mensen die aan deze voorwaarden voldoen kunnen de demografische consequenties groot zijn, met alle mogelijke economische en sociale implicaties van dien. Uit artikel 4 en 5 van de diasporawet blijkt verder dat de PSA-status aan niemand kan worden opgedrongen; iedereen dient deze status zelf te activeren bij de Surinaamse overheidskantoren in binnen- en buitenland. Er staat echter wel een –niet in de wet genoemde en nog nader te bepalen- bijdrage tegenover de aanvraag van de status (Obsession, 2013c). De enige uitzondering op deze regel geldt voor de gezinsleden van een PSA, die op grond van de Wet PSA ook gebruik mogen maken van deze status. In artikel 5.2 wordt vervolgens aangegeven dat deze PSA-status voor vijf jaar verstrekt kan worden. De regels voor eventuele verlenging worden bij staatsbesluit vastgelegd. In artikel 6 worden de rechten van de niet-ingezetenen met een PSA-status beschreven. In artikel 6.1a komt naar voren dat iedere PSA te allen tijde naar Suriname kan vertrekken vanuit de gehele wereld. Er is geen visum nodig, alleen een bewijs van de PSA-status. Wel zijn er nog steeds aanvullende reisdocumenten (zoals een paspoort) vereist. In 6.1b wordt tevens duidelijk gemaakt dat iedereen met een PSA-status over de gehele wereld een beroep mag doen of hulp mag vragen van de Surinaamse buitenlandse vertegenwoordigingen. Dit gebeurt echter alleen wanneer het land waarvan de betreffende PSA ingezetene is in een bepaald land niet vertegenwoordigd is of hulp kan bieden. Artikel 6.1c stelt verder dat PSA twee keer zes maanden in Suriname mogen verblijven zonder ingezetene te hoeven worden, onder de minimale garantie dat de PSA in ieder geval aan eigen levensonderhoud kan voldoen. Het is, aldus artikel 6.1d en 6.1e, echter ook mogelijk om wel ingezeten te worden binnen de periode van twee keer zes

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 14 SURINAAMS NATIONALISME maanden. In artikel 6.1f wordt het duidelijk dat mensen met een PSA-status geen vergunning hoeven te hebben om in Suriname aan het werk te gaan. In artikel 7 wordt duidelijk gemaakt dat voor zowel het actief als het passief stemrecht en voor de bekleding van overheidsfuncties de Surinaamse nationaliteit vereist blijft en de PSA- status dus niet afdoende is. In artikel 8 is een aantal plichten voor PSA opgesteld. Zo wordt in artikel 8a aangegeven dat men verplicht is bij staatsbesluit vastgestelde informatie te verstrekken aan de Surinaamse staat. Dit zou in de vorm van een CV zijn. Bovendien wordt in artikel 8b gesteld dat alle informatie, en zeker de contactinformatie, actueel dient te zijn. In de toelichting wordt aangegeven dat dit vooral ten doel heeft om in kaart te brengen in hoeverre de PSA kan voorzien in specifieke behoeften aan deskundigen en werkers waar in Suriname een tekort aan is. In artikel 9 komt naar voren wanneer een PSA zijn status kan verliezen. Dit is het geval wanneer het betreffende persoon in Suriname veroordeeld is voor bepaalde strafbare feiten of wanneer die persoon misdaden tegen de menselijkheid, slavernij, mensenhandel of terrorisme heeft bedreven. Voorts verliest iemand de status wanneer die persoon in actieve militaire dienst is van een land waarmee Suriname in oorlog is. Daarnaast verliest een PSA zijn status wanneer zij in dienst is van een geheime dienst of veiligheidsdienst van enig ander land. In artikel 10 wordt een aantal scenario’s geschetst waarin de PSA-status kan worden opgeschort. Dit is ten eerste het geval wanneer de betreffende persoon verdacht wordt van een strafbaar feit. Ten tweede is dit het geval wanneer een PSA in krijgsdienst is van een land waar Suriname een gewapend conflict of oorlog mee heeft. De president van Suriname zou de PSA- status tevens kunnen opschorten voor alle inwoners van een land waarmee het in staat van oorlog is. Ten derde wordt er voorzichtig omgegaan met het verlenen van een PSA-status aan personen die in het land van residentie strafrechtelijk veroordeeld zijn of volgens het internationale recht strafbare feiten hebben gepleegd. Uit artikel 11 valt op te maken dat iedereen tevens het recht heeft om af te zien van zijn of haar PSA-status. Dit dient schriftelijk te gebeuren via de minister van Buitenlandse Zaken. In de memorie van toelichting wordt een deel van de doelstellingen van de implementatie van de wet expliciet gegeven:

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 15 SURINAAMS NATIONALISME

“Deze wet heeft tot doel de relatie vast te leggen, die er bestaat tussen Suriname en alle mensen die van Suriname afkomstig zijn zonder onderscheid en deze Personen van Surinaamse Afkomst de mogelijkheid te bieden door activeren van deze relatie in aanmerking te komen voor voorzieningen die de Staat Suriname beschikbaar maakt voor PSA. De status schept een band tussen de PSA en de Republiek Suriname en er zijn naast rechten ook enkele plichten aan verbonden, die in het algemeen niet in strijd zijn met de plichten en de trouw van burgers aan enige natie waarvan zij de staatsburgers of ingezetenen zijn. Deze PSA status geeft een aantal speciale rechten aan alle personen van Surinaamse afkomst, ongeacht de groep waartoe zij behoren. Ter voorkoming van gezinsontwrichting is ervoor gekozen om ook aan die gezinsleden die zelf geen recht hebben op de PSA status of die minderjarig zijn, het PSA document voor gezinsleden te verschaffen dat toegang geeft tot de voorzieningen voor PSA. Er is in de wet verder rekening gehouden met uitzonderingssituaties, met de veiligheid van de Staat Suriname en de internationale wetgeving. Het is de bedoeling dat de PSA status wordt gebruikt in overeenstemming met wet en recht, ook van het land van verblijf of waarvan men de nationaliteit bezit.”

In aanvulling op bovenstaande citaat kan uit artikel 8 van de Wet PSA een andere doelstelling worden gehaald. Die doelstelling is namelijk om door middel van de PSA een completere en gevarieerdere beroepsbevolking te verkrijgen. Bepaalde deskundigen of mensen werkzaam in specifieke arbeidscategorieën kunnen dan inspringen op de arbeidsbehoefte die op dat moment in Suriname geldt. Dit kan Suriname mogelijk een economische injectie geven en in staat stellen op wereldniveau concurrerend te kunnen zijn. Samengevat is de Wet PSA officieel omwille van de volgende doelstellingen geïmplementeerd: ten eerste is het de bedoeling om de relatie tussen de Surinaamse bevolking in binnen- en buitenland te formaliseren en daarmee aanvullende rechten voor de Surinaamse diaspora te genereren; ten tweede is het de bedoeling om vanuit de Surinaamse diaspora het menselijk kapitaal van Suriname een injectie te geven.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 16 SURINAAMS NATIONALISME

1.4 Theoretisch kader In het theoretisch kader zal de beschikbare relevante literatuur over dit onderwerp behandeld worden. Allereerst wordt er een definitie van migratie gegeven en worden de implicaties die migratie met zich mee brengt in kaart gebracht. Daarna vindt er een uiteenzetting plaats van de diaspora, waarin de definitie en de verschillende verschijningsvormen worden besproken. Dit wordt vervolgens gekoppeld aan transnationalisme en er wordt weergegeven welke verschillende rollen en vormen van politieke invloed verschillende diasporaorganisaties kunnen hebben. Tot slot zal de rol van de thuislanden van de diaspora worden besproken, om nader te kunnen duiden in welke richting de politieke invloed wordt uitgeoefend.

1.4.1 Migratie Migratie is van alle tijden en van alle windstreken. Toch blijft migratie altijd een veelbesproken onderwerp. Op dit moment is naar schatting 3% van de gehele wereldbevolking migrant (Kennislink, 2014). Dit betekent dat er ongeveer tussen de 175 miljoen en 200 miljoen migranten buiten hun land van herkomst wonen. Tel daarbij de vorige en de volgende generaties migranten op en het is duidelijk dat migranten een substantieel deel van de wereldbevolking uitmaken. Migranten vormen een dermate grote groep dat zij de verhoudingen binnen de ontvangende samenlevingen drastisch kunnen veranderen. Volgens Young (2003: 51-54) hebben Westerse staten grote argwaan ten opzichte van mensen die in een voortdurende staat van migratie (kunnen) verkeren. Het liefst zouden de Westerse staten deze mensen zoveel mogelijk controleren door het plegen van interventies en stabilisering van migratiestromen (Ibid..). Een goed voorbeeld hiervan is de recente noodoproep van staatssecretaris Teeven ten aanzien van de grote stroom Eritreese migranten. Deze mensen zouden gecontroleerd moeten worden door interventies en stabilisering. Migranten worden vaak gezien als bedreiging van de ingebeelde nationale gemeenschap (Young, 2003: p. 60). Klassieke ideeën over de inrichting van de staat en nationalisme kunnen hierdoor volledig getransformeerd worden. De laatste decennia van de twintigste eeuw werden bijvoorbeeld gekenmerkt door een toenemende afname van de historische significantie van nationalisme (Hobshawn, 1990: 70). Nationalisme wordt gedefinieerd als de culturele specificiteit van een natie: het geloof anders te zijn dan andere naties (Castles, 2000: 188-189). Alle leden van een natie zijn onderdeel van een culturele gemeenschap

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 17 SURINAAMS NATIONALISME van mensen die geloven dat zij een gedeelde achtergrond en een gedeelde toekomst hebben (Ibid..). Deze culturele gemeenschap wordt voor een belangrijk deel vormgegeven door een gedeelde taal, educatie, festivals, gemeenschappelijke ervaringen, gedeelde instituties en sociale interactie (Ibid..). Migratie is voor een land dat graag van zekerheid uitgaat een ongewenste onzekerheid die risico’s met zich meebrengt. Migranten staan ruimtelijk niet ver, maar relationeel mijlenver verwijderd van de mensen van de ontvangende samenleving (Simmel, 1971: 148). Zo treden er grote cultuurverschillen binnen een land op, waardoor er een toenemende onzekerheid binnen de samenleving ontstaat. De VS lost dit op door vooral uit te gaan van een homogeniserende cultuur, waardoor alle mensen ondanks al hun verschillen kunnen terugvallen op een gemeenschappelijke basis. Daarnaast zorgen migranten ervoor dat de samenlevingen waar zij vertrokken zijn veranderen. Veel migranten zijn immers van plan om ooit nog eens terug te keren, al blijft de vraag altijd of en wanneer dat uiteindelijk zal gebeuren (Castles, 2000). De thuislanden bevinden zich om die reden in een dilemma en zullen moeten nadenken over hoe zij invulling willen geven aan hun nationalistische ideeën. Horen deze migranten nog wel of niet bij de natie? De natie in de klassieke zin heeft namelijk de volgende afgebakende analytische betekenis: er is ten eerste sprake van een gedeelde taal, geschiedenis, regio of cultuur en ten tweede is er een politieke gemeenschap van burgers van een staat (Fitzgerald, 2009: 170–4). Relatief nieuwe landen, zoals Suriname, krijgen de afgelopen decennia juist voor het eerst te maken met aanwakkerende nationalistische gevoelens. Dergelijke landen ontleenden hun nationalisme in het verleden immers aan de koloniale machthebber en hebben nu pas de kans om een eigen nationalisme te ontwikkelen. Voor dit soort landen is het de vraag hoe zij uiting willen geven aan hun nationalisme en welke status de diaspora daarbinnen heeft. In voormalige kolonies worden nationalistische gevoelens voornamelijk aangewakkerd door de emigranten die vertrokken zijn uit het betreffende land van herkomst (Young, 2003: 63). Vanuit hun geromantiseerde en geïdealiseerde beeld uit het verleden creëren zij een gevoel dat niet per se past bij hoe het land er nu uitziet. De migranten hebben, met andere woorden, een belangrijke rol voor wat betreft de nationalistische gevoelens van een bepaald volk.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 18 SURINAAMS NATIONALISME

Er is tevens een aantal verschillende manieren waarop er vanuit economisch perspectief naar het migratievraagstuk gekeken kan worden. Het is goed om deze kort uiteen te zetten, omdat in dit onderzoek tevens gekeken zal worden naar de aannemelijkheid van de remigratie van Nederlandse Surinamers naar Suriname. Er kan een onderscheid worden gemaakt op basis van een micro- en macroniveau (Massey et al., 1993). Bij deze analyses staan vooral de werkomstandigheden in verschillende landen centraal. Op microniveau is migratie voor wat betreft werkomstandigheden, een individueel proces waarbij iedere migrant een persoonlijke kosten-batenanalyse maakt (Sjaastad, 1962). Wanneer er een microniveau-analyse wordt opgesteld is het noodzakelijk om te kijken naar de economische positie die een individuele potentiële migrant in het nieuwe land, in dit geval Suriname, zou verkrijgen. Als die economische positie daar beter zou worden dan in Nederland – bijvoorbeeld als het uurloon daar hoger is of als men hier werkloos is – dan is het mogelijk om op microniveau een voorzichtige voorspelling te doen. Landes (2007: p. 170) noemt dit de migratiewet van open markt-samenlevingen en wijst tevens op de grotere marktwaarde die deze migranten voor de rest van hun familie verkrijgen. Op macroniveau is migratie voor wat betreft werkomstandigheden, aldus Massey et al. (1993), juist een logisch gevolg van geografische verschillen in vraag en aanbod van arbeid op (inter)nationaal niveau. Migratie wordt echter bepaald door een variatie aan omstandigheden. Zo is er een duale arbeidsmarkttheorie ontwikkeld waarin migratie, volgens Massey et al. (1993), wordt toegeschreven aan ‘de structurele behoeften van moderne industriële economieën’. Verder wordt migratie in de wereldsysteemtheorie, volgens Massey et al. (1993), gezien als ‘de natuurlijke consequentie van economische mondialisering en marktpenetratie over verschillende nationale grenzen.’ Op de lange termijn zorgt migratie op zowel micro- als macroniveau echter voor de instandhouding van grote welvaartsverschillen (Hochschild, 2012; Scheffer, 2008). De migratiewet van open markt-samenlevingen zal leiden tot grotere ongelijkheid op (inter)nationaal niveau (Reich, 1991). Het zullen namelijk de mensen met de hoogste positie op de arbeidsmarkt zijn die het meeste baat zullen hebben bij de migratieprocessen. Wanneer deze mensen de (financiële) mogelijkheid hebben om zich in een ander land van een betere baan te kunnen voorzien, zal dit ten koste gaan van mensen die een lagere positie op de arbeidsmarkt bekleden.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 19 SURINAAMS NATIONALISME

Daarnaast bestaat er het gevaar dat migratie zal zorgen voor een nieuwe wereldelite, die over de gehele wereld dezelfde soort kenmerken vertoont (Castles, 2000). Er zal een wereld ontstaan die niet langer wordt onderverdeeld in Eerste en Derdewereldlanden, maar in steden met een duidelijke bovenklasse en een duidelijke onderklasse. Deze onderklasse noemt Held (2000) de Vierde Wereld. Verder nemen de remigranten voor een deel de gebruiken en tradities van hun gastland mee naar hun thuisland: PSA die teruggaan naar Suriname kunnen hun Nederlandse gebruiken en gewoontes meenemen. Dit kan ook grote politieke gevolgen hebben. In het Westen wordt er bijvoorbeeld vaak vanuit gegaan dat de democratie overal in de wereld het beste politieke systeem is. Maar Young (2003: 62-63) stelt daar tegenover dat in een land als Suriname, met veel duidelijk afgebakende etnische groeperingen, een democratie zou kunnen vervallen in een tirannie van de meerderheid. Dit zou kunnen gebeuren wanneer een bepaalde bevolkingsgroep substantieel groter wordt dan de andere etnische groeperingen van het land. In nieuwe landen dient er dus voorzichtig worden omgegaan met de democratie en het democratiseringsproces.

1.4.2 Diaspora De migranten die vertrokken zijn uit hun land en elders op de wereld woonachtig zijn, maken onderdeel uit van wat de diaspora wordt genoemd (Castles, 2000). Dit kunnen naast vluchtelingen ook expats, gastarbeiders en leden van een etnische bevolkingsgroep zijn. Brubaker (2005) stelt zich op als academische bewaker van het begrip diaspora. Dit dreigt door de enorme interesse in het fenomeen namelijk tot een containerbegrip te verworden. Er zijn drie verschillende criteria waaraan diaspora moet voldoen (Brubaker, 2005: 5-7). Ten eerste moet er sprake zijn van verspreiding. Het gaat om alle verspreiding in de ruimte, zolang deze grensoverschrijdend is. Ten tweede moet er sprake zijn van een oriëntatie richting het thuisland. Dit thuisland kan zowel echt als denkbeeldig zijn en moet een bron zijn voor waarde, identiteit en loyaliteit. Ten derde moet er sprake zijn van een grensafbakening voor wat betreft hun identiteit ten opzichte van de identiteit van de rest van de bevolking in het gastland. Mügge (2010: 23) geeft echter een duidelijk politieke lading aan de term diaspora en stelt dat het een groep mensen betreft die ‘hun thuisland als bezet beschouwt en wil terugkeren om een

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 20 SURINAAMS NATIONALISME staat te vestigen’. Zij maakt verder een duidelijk onderscheid tussen diaspora en langeafstandsnationalisme. Langeafstandsnationalisme is volgens haar namelijk het concept waarbij mensen affiniteit met een bepaalde staat hebben, zonder formele mogelijkheden tot politieke participatie. Over het algemeen wordt de diaspora getypeerd als de paradigmatische andere van de natiestaat, als uitdager van de oorspronkelijke grenzen van natiestaten, als transnationale cultuurverplaatser en als manifestatie van gedeterritorialiseerde gemeenschappen (Shain & Barth, 2003: 450). Diaspora hoort bij de belangrijkste actoren die een link leggen tussen internationale en binnenlandse aangelegenheden. Diaspora wordt beïnvloed door vier verschillende elementen (Shain & Barth: 452). Deze vier elementen zijn de mate van doorlatendheid van het thuisland, de perceptie van de diaspora van het thuisland (en vice versa), de machtsbalans tussen de diaspora en het thuisland en de cohesie binnen de diaspora ten aanzien van aangelegenheden in het thuisland. In dit onderzoek hanteer ik de onderstaande definitie van diaspora (Shain & Barth: 452). Deze definitie voldoet aan de eerder genoemde voorwaarden die Brubaker stelt.

“We define diaspora as a people with a common origin who reside, more or less on a permanent basis, outside the borders of their ethnic or religious homeland, whether that homeland is real or symbolic, independent or under foreign control. Diaspora members identify themselves, or are identified by others—inside and outside their homeland—as part of the homeland's national community, and as such are often called upon to participate, or are entangled, in homeland-related affairs.”

Verder zijn er drie verschillende soorten leden van diasporagroepen te onderscheiden (Shain & Barth, 2003: 452-454). Er zijn actieve, passieve en stille leden die gekenmerkt worden door hun mate van betrokkenheid ten aanzien van aangelegenheden die direct te maken hebben met het thuisland. Actieve leden zijn de drijvende kracht van de diasporagroepen. Zij agenderen, bekleden posities binnen de organisatie en zorgen voor het behoud van de organisatie. Passieve leden zijn de leden die wel betrokken zijn bij diasporagroepen, maar zich wat meer op de achtergrond

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 21 SURINAAMS NATIONALISME begeven. Zij zullen zich vooral laten horen of zien wanneer de actieve leden iets voor hen hebben georganiseerd. Zelf zullen zij niet of nauwelijks initiatief tonen tot handelen. De stille leden houden zich afzijdig van specifieke organisaties. De reden dat zij toch als lid van de diaspora worden beschouwd, is dat zij op persoonlijk vlak nog wel contacten onderhouden met het thuisland. De diasporagroeperingen zelf kunnen zowel een passieve als actieve rol spelen in de politiek. In dit onderzoek wordt er gefocust op zowel de passieve als actieve rol die de diaspora speelt bij de politieke en maatschappelijke kwesties in het land van herkomst. Er is sprake van een passieve rol wanneer het voormalig thuisland handelt door hen te representeren of wanneer er bijvoorbeeld wordt getracht om de leden van de diaspora weer terug naar land van herkomst te halen. Kortom: wanneer de diasporaorganisatie betrokken is bij een politieke handeling, waar zij zelf geen aanstichter van was. Hier zou in dit onderzoek sprake van zijn wanneer de Wet PSA tot stand is gekomen onder invloed van de Surinaamse overheid. Er is sprake van een actieve rol wanneer de diasporaorganisatie zelf invloed probeert uit te oefenen op de politieke en maatschappelijke kwesties in het thuisland. Hier zou in dit onderzoek sprake van zijn wanneer de Wet PSA tot stand is gekomen onder invloed van diasporaorganisaties van PSA in Nederland.

1.4.3 Transnationalisme Binnen de diaspora wordt, omwille van haar bijzondere status buiten de staat maar binnen het volk, de nadruk gelegd op verwantschap (Shain & Barth, 2003: 451). De nationale identiteit wordt dan ook niet ontleend aan locatie, maar puur aan verwantschap. Juist vanwege hun internationale locatie buiten het thuisland om, zijn deze mensen goed in staat om bepaalde beelden over het land te vervormen en te vestigen. De gecreëerde beeldvorming kan dan vervolgens worden toegepast om van buitenaf politieke invloed uit te oefenen op aangelegenheden in het land van herkomst. Bijvoorbeeld door te lobbyen voor een diasporawet. Deze mogelijkheid hebben de leden van de diaspora aangezien zij ondanks hun woonlocatie nog wel steeds als onderdeel van het volk worden beschouwd. Aguilar (1996: 129) stelt in zijn studie over de Filipijnen dat de nationalistische gevoelens vooral tot stand zijn gekomen toen er veel migratie naar de voormalige kolonisator VS

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 22 SURINAAMS NATIONALISME plaatsvond en er zo een nieuwe Filipijnse elite ontstond. Shain & Barth (2003: 459) stellen dat er binnen de diaspora over het algemeen meer de behoefte is aan een sterke nationale identiteit. Dit vooral om hun eigen zelfbeeld te voeden, aangezien er in hun dagelijkse omgeving nauwelijks bronnen zijn. Mügge (2010: 23) spreekt over langeafstandsnationalisme. Hiervan is sprake wanneer er mensen zijn die nog steeds een binding hebben met hun land van herkomst, waar zij omwille van economische, humanitaire of politieke redenen niet meer woonachtig zijn. Er is echter, in deze tijd van verregaande mondialisering, nauwelijks nog sprake van langeafstand aangezien alles steeds meer binnen handbereik ligt. Het is immers heel eenvoudig om vanuit Almere binnen luttele seconden naar Suriname te (video)bellen. Het langeafstandsnationalisme heeft ervoor gezorgd dat de praktijk van burgerschap voorbij zijn formele definitie is gegaan. Burgerschap staat in deze tijd namelijk voor de politieke betrokkenheid van individuen en wordt toegepast op verschillende domeinen, uitgedragen in de taal van participatie die past bij de publieke ruimtes van specifieke culturele, etnische of religieuze gemeenschappen, maar ook bij nationale gemeenschappen. (Kastoryano, 2010: 87). Burgerschap is, kortom, contextafhankelijk en aan tijd en verandering onderhevig. De moderne burger begint op politiek niveau dan ook steeds meer op een consument te lijken (Judt, 2010: 135-135). Politiek bedrijven wordt, met andere woorden, steeds meer een persoonlijke keuze. Bij ieder onderwerp wordt een persoonlijke afweging gemaakt en zo bepaald of er wel of geen energie in gestoken wordt. Dit leidt tot een volledig nieuwe manier van politiek bedrijven. De onderwerpen waar men zich voor inzet worden dan ook zorgvuldig uitgekozen. Dit betekent ook dat burgerschap binnen de diaspora niet een vaststaand gegeven is. De PSA die onderdeel zijn van de diaspora kiezen dus zorgvuldig uit hoe en voor wat zij zich voor Suriname willen inzetten. Politieke handelingen dienen begrepen te worden als afhankelijk van de politieke en sociale context van de belevingswereld van de betreffende persoon. Voor een migrant kan die belevingswereld letterlijk mijlenver uit elkaar liggen. Al die verschillende vormen van burgerschap kunnen conflicterend zijn, waardoor er van verschillende kanten een beroep op de loyaliteit van de verschillende individuen zal worden gedaan.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 23 SURINAAMS NATIONALISME

De thuislanden van de leden van de diaspora proberen in toenemende mate een beroep te doen op deze loyaliteit. Zij proberen hen door middel van een emotioneel appel te mobiliseren om hun burgerschap actief in te zetten, om zo de banden te onderhouden en te verstevigen (Kastoryano, 2010: 93). De thuislanden reactiveren de loyaliteit van de leden van hun diaspora door middel van bijvoorbeeld religie, gemeenschap en nationaliteit en dragen zo bij aan de creatie van een transnationale gemeenschap. In de toelichting van de Wet PSA staat dat het doel van deze wet is om het gemeenschapsgevoel van de transnationale Surinaamse bevolking te vergroten. Wanneer migranten (of nageslacht van de migranten) zowel in het land van aankomst als in het land van herkomst politieke betrokkenheid tonen is er sprake van transnationalisme; wetenschappers binnen de internationale betrekkingen gebruiken de term transnationaal om het grensoverschrijdende contact van niet-statelijke actoren te conceptualiseren (Mügge, 2010: 23- 24; Nye & Keohane, 1971). Transnationalisme wordt gedefinieerd (Basch et al., 1994: 7) als het proces waarbij immigranten verschillende sociale relaties smeden en aanhouden die de link verzorgen tussen hun samenleving van oorsprong en vestiging. Østergaard-Nielsen (2003b: 762) definieert transnationale politieke activiteiten van diasporaleden als de directe grensoverschrijdende participatie in de politiek van hun herkomstland en de indirecte participatie via de politieke instituties van het gastland. Dit betekent in het geval van Suriname respectievelijk direct deelnemen aan politieke debatten in DNA of indirect deelnemen aan politieke discussies door middel van diasporaorganisaties in Nederland. Transnationale sociale netwerken spelen een belangrijke rol binnen de migratieprocessen (Castles, 2000). Newland (2004: 28) erkent bijvoorbeeld de macht die transnationale netwerken hebben en beschrijft hoe deze netwerken zorgen voor belangrijke nieuwe bronnen van inkomsten voor ontwikkelingslanden. Zo worden er vanuit die transnationale netwerken veel directe investeringen gedaan in het land van herkomst, hetgeen blijkt uit het feit dat er vanuit Nederland bijvoorbeeld geïnvesteerd wordt in Surinaamse woningcorporaties. Verder worden er veel lokale producten uit het land van herkomst geïmporteerd: in Almere kun je op veel plekken okers, antroewa en broodjes bakkeljauw halen, typische Surinaamse producten. Daarnaast worden er veel inkomsten gegenereerd uit het toerisme van leden van de transnationale gemeenschap: ieder jaar wordt Suriname overspoeld door PSA die de vakanties met hun familie willen doorbrengen.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 24 SURINAAMS NATIONALISME

Het is echter wel lastig om de precieze invloed van de transnationale netwerken op de economie van het land van herkomst aan te tonen. Er wordt voorts veel transnationale migratiepolitiek bedreven (Mügge, 2010: 21). Het is niet langer nodig om in een staat te leven, om toch onderdeel uit te maken van die staat. Door de indirecte politieke invloed die vanuit het land van aankomst uitgeoefend kan worden, is men immers toch op een unieke manier onderdeel van de natiestaat. Door de voortdurende grensoverschrijdende handelingen van de leden van de diaspora zijn de natiestaten gedeterritorialiseerd. Het volk van een natie kan verspreid over de gehele wereld wonen, maar nog steeds onderdeel van de staat zijn (Basch et al., 1994: 269). Dit transnationalisme heeft ertoe geleid dat er een institutionele uitdrukking van verschillende gevoelens van verbondenheid is ontstaan (Kastoryano, 2010: 95). Het land van herkomst biedt hierin een bron van identiteit, terwijl het land van aankomst een bron van recht wordt. De transnationale ruimte, of het transnationale sociale veld (Basch et al., 1994: 269), tussen het land van aan- en herkomst wordt dan een gebied van politieke actie (Kastoryano, 2010: 95). Concreet betekent dit dat PSA voortdurende schakelen tussen hun Nederlandse rechtsbasis en hun Surinaamse identiteit: in hun Surinaamse identiteit willen zij de Nederlandse rechtsbasis doorvoeren; in hun Nederlandse rechtsbasis moet ruimte zijn voor hun Surinaamse identiteit. De grote betrokkenheid die transnationale gemeenschappen hebben met het land van herkomst leidt vaak tot grote scepsis of zelfs vijandigheid binnen de politieke gelederen van het ontvangende land (Mügge, 2010: 21). Er is angst voor een dubbele of valse loyaliteit en de eventuele bijkomende gevaren. Zeker nu ook de tweede en derde generatie van de voormalige migranten veel interesse blijven houden in de maatschappelijke en politieke verwikkelingen in het land van herkomst.

1.4.4 Rol van diaspora Verschillende studies over de netwerkstructuren van diasporaorganisaties kunnen helpen inzicht te krijgen in de rol van de diaspora ten aanzien van de politiek van het thuisland. Voorts is het noodzakelijk om de burgermaatschappij en de politieke instituties in het land van oorsprong te onderzoeken. Zo kan er worden nagegaan welke invloed de transnationale actoren hebben en kunnen hebben.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 25 SURINAAMS NATIONALISME

Migranten die hun land zijn ontvlucht omwille van intra-etnische conflicten, buitenlandse bezetting, een burgeroorlog en dictatorschappen hebben een belangrijke motivatie om activiteiten richting het thuisland te ontplooien (Koopmans et al, 2005: 111-113). Maar over het algemeen is de politieke betrokkenheid de laatste jaren alleen maar afgenomen (Beck, 1997; Judt, 2011). Eerder al is geconstateerd dat de klassieke politieke bewegingen niet meer bestaan. Mensen zijn op politiek vlak steeds meer een consument en kiezen hun onderwerpen zorgvuldig uit. Historische omstandigheden, politieke ontwikkelingen of natuurrampen in het thuisland zijn dan ook een betere voorspeller van de mate van transnationale handelingen dan de omstandigheden met betrekking tot verwantschap (Mügge, 2012: 81-82). Transnationale actoren handelen vanuit drie verschillende niveaus (Mügge, 2013: 34). Er wordt vanuit individueel, collectief en staatsniveau gehandeld. Daarnaast moet er niet vergeten worden dat niet iedere diasporagroepering transnationale activiteiten onderneemt (Mügge, 2013: 34). Er zijn drie type actoren te onderscheiden op individueel niveau, namelijk de migrant, de remigrant en de niet-migrant (Mügge, 2013: 34). Migranten ondersteunen hun thuisland vaak door middel van financiën en sociaal kapitaal vanuit hun gastland. Zo stuurt mijn moeder ieder kwartaal een doos met goederen en geld naar Suriname en onderhoudt zij dagelijks contact met onze familieleden in Suriname. Remigranten zijn de mensen die een bijdrage hopen te leveren aan de (weder)opbouw van hun land van herkomst. Zo hebben verschillende van mijn familieleden besloten om terug te keren, om daar bijvoorbeeld een bedrijf op te starten. Niet-migranten zijn daarentegen verantwoordelijk voor het tot stand brengen of in stand houden van transnationale verbindingen. Zo is mijn oom intensief betrokken geweest bij Woningstichting Sekrepatu, die door middel van overheidssteun van de gemeente Amsterdam en in samenwerking met verschillende Nederlandse woningcorporaties, betaalbare sociale huurwoningen in Suriname hebben gebouwd. Op collectief niveau zijn de diasporaorganisaties vaak een belangrijke actor, maar ook de volkselite in zowel het gast- als het thuisland speelt een belangrijke rol (Mügge, 2013). Op staatsniveau zijn de statelijke instituties en overheden de belangrijkste actoren. Sturende staten zijn zich immers steeds meer bewust van het (financiële) belang van hun

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 26 SURINAAMS NATIONALISME emigranten. Daarnaast zorgt de houding van bepaalde staten er voor dat de handelingen van diasporaorganisaties gestuurd kunnen worden. Transnationale handelingen worden verder onderscheiden in socioculturele, economische en politieke handelingen (Mügge, 2013: 36). Daarnaast kunnen transnationale handelingen uiteen worden gezet in handelingen van onder- of bovenaf. De duurzaamheid van transnationale acties kan worden bepaald aan de hand van de mate van de institutionalisatie van deze acties (Mügge, 2013: 36). Hier is bijvoorbeeld sprake van als er jaarlijks terugkerende evenementen zijn, of er een duidelijke organisatie is opgericht. Voorts speelt geografische afstand een belangrijke rol bij de duurzaamheid van transnationale handelingen (Idem). Hoe dichterbij het land van herkomst, hoe groter de bereidwilligheid om daarin te investeren. Andere indicatoren die van belang zijn bij de duurzaamheid van transnationale handelingen zijn de beheersing van de oorspronkelijke taal en, zoals eerder genoemd, verschillen in verblijfsduur (Idem). Thuisland-georiënteerde transnationale politiek is het proces waarbij er vanuit het gastland invloed getracht wordt uit te oefenen op de politiek in het thuisland (Mügge, 2013: 38- 39). Veelal wordt dit gedaan ter verbetering van de wetgeving, de economische en de politieke situatie in het land. Over het algemeen zijn er sterke en concrete transnationale verbindingen nodig om daadwerkelijke politieke veranderingen te kunnen doorvoeren. Deze verbindingen kunnen zowel horizontaal als verticaal zijn (Mügge, 2010). Er is sprake van een horizontale verbinding als de basis uit reciprociteit en samenwerking bestaat. Er is sprake van een verticale verbinding als de basis autoriteit en afhankelijkheid is. De kracht van deze verbindingen hangt af van de combinatie van de mate van tijd, de emotionele intensiteit, de intimiteit en de wederkerigheid van diensten (Granovetter, 1973: 1361). Al deze factoren hebben enige interdependentie, maar correleren onderling sterk. Transnationale horizontale verbindingen gebaseerd op verwantschap zijn echter het sterkst (Mügge, 2010). Over het algemeen zijn relaties tussen diasporagroeperingen en gouvernementele instituties verticaal. Dit geldt overigens in mindere mate voor Suriname, waar de verschillende leden van verschillende organisaties elkaar vaak al kennen.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 27 SURINAAMS NATIONALISME

Daarnaast kan er onderscheid worden gemaakt tussen geïnstitutionaliseerde en niet- geïnstitutionaliseerde verbindingen (Mügge, 2010). Er is sprake van een geïnstitutionaliseerde verbinding wanneer bijvoorbeeld een Surinaamse politieke partij een officiële Nederlandse tak heeft. Niet-geïnstitutionaliseerd is het wanneer er slechts informele of onuitgesproken afspraken tussen de zusterorganisaties zijn gemaakt (Mügge, 2010). Tot slot wordt gesteld (Mügge, 2010) dat verbindingen de bouwstenen zijn van dichte netwerken. Binnen dichte netwerken komen de verschillende politieke uitingen namelijk beter tot uitwerking. Sterke, dichte netwerken zorgen voor meer sociaal vertrouwen en sociaal kapitaal, terwijl sociaal vertrouwen en een bereidheid tot samenwerking de politieke participatie vergroten (Mügge, 2012: 84). De mate van sociaal kapitaal binnen diasporagroeperingen kan gemeten worden aan de hand van het aantal organisaties, de dichtheid van organisaties en het percentage van geïsoleerde organisaties binnen het netwerk. Tevens kan er onderscheid worden gemaakt tussen smalle en brede diasporaorganisaties (Itzigsohn et. al, 1999: 323-324). Smalle diasporaorganisaties zijn de meest actieve organisaties die worden gekenmerkt door een hoge institutionalisatie, constante participatie en reguliere bewegingen richting het thuisland. Voorbeelden van smalle diasporaorganisaties van PSA zijn: SCOS, VOS(1), KK, VSN, Surdin, SIO, CSO, SP. Brede diasporaorganisaties zijn de meer passieve organisaties die worden gekenmerkt door een lage institutionalisatie, weinig participatie en sporadische bewegingen richting het thuisland. Voorbeelden van brede diasporaorganisaties van PSA zijn: VOS(2), Welsuria, LOSON, VVR, Stichting Brasa en VVSO. Voorts zijn er vier verschillende handelingsmotieven van de diaspora om de politiek in het thuisland te beïnvloeden (Shain & Barth, 2003: 455). Theoretisch zijn deze verschillen wel te benoemen, maar in de praktijk hebben deze handelingsmotieven veel overlap. De vier motieven kunnen, kortom, worden onderscheiden door belangen die invloed hebben op de situatie van het volk in het thuisland (de eerste twee motieven) en door belangen die invloed hebben op de situatie van de diaspora in het land van aankomst (de laatste twee motieven). Vanuit het eerste motief wordt er gehandeld in het algemeen belang van het volk. De identiteit is hierbij de basis en het doel van handelen door diasporaorganisaties.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 28 SURINAAMS NATIONALISME

Ten tweede wordt er vanuit het motief gehandeld dat de manier waarop het thuisland zich binnen de internationale politiek presenteert, effect heeft op de toekomst van dat land. Ten derde is er het motief waarbij gehandeld wordt met het oog op de status van de gemeenschap in het land van aankomst. Een voorbeeld hiervan is de felle kritiek die vanuit de Surinaamse diaspora is geleverd ten aanzien van de inauguratie van de Surinaamse president Bouterse. Ten slotte is er het motief waarbij gehandeld wordt uit eigenbelang: het behoud van de bureaucratische belangen van hun organisaties. Zonder deze bureaucratische belangen zouden de diasporagroeperingen hun bestaansrecht verliezen. De leden van de diaspora putten, net als veel andere belangengroepen, uit hun financiële middelen die over het algemeen groter zijn dan hun volksgenoten in het land van herkomst (Shain & Barth: 2003: 461). Deze financiële middelen komen indirect ten goede van de politieke situatie door donaties binnen de burgersamenleving en direct ten goede van de politieke situatie in het land van herkomst door donaties aan specifieke politieke personen en partijen. Daarnaast kan de diaspora ook zorgen voor belangrijke informatievoorziening ten aanzien van het buitenlands beleid (Shain & Barth, 2003: 462). De betrokkenen zijn door hun internationale situatie namelijk in staat om als signalering op te treden. Zij kunnen zo dus ingrijpen wanneer een bepaald buitenlands beleid veel weerstand oproept in bijvoorbeeld het vestigingsland van de diaspora. De diaspora kan zo een accomoderende functie voor het buitenlands beleid van het herkomstland verzorgen. Om als diasporaorganisatie effectief te zijn, zijn er motieven, mogelijkheden en middelen nodig (Shain & Barth, 2003: 462). De mate van effectiviteit van dergelijke organisaties is sterk afhankelijk van de mate van de motivatie van de leden van de diaspora, de sociaalpolitieke (democratische) natuur van zowel het land van herkomst als het land van aankomst en de machtsbalans tussen het land van aankomst en het land van herkomst. Verder wordt gesteld dat er bij een multi-etnische diaspora meer problemen zijn bij het ontplooien van transnationale activiteiten dan bij mono-etnische diasporagroeperingen (Mügge, 2011: 68). Suriname, en de leden van haar diaspora, bestaat uit een multi-etnische bevolking. De mate van motivatie van de leden van de diaspora komt vooral voort uit identiteit en de mate waarin het land van herkomst zich ontvankelijk toont voor invloeden vanuit de diaspora.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 29 SURINAAMS NATIONALISME

Hoe zwakker de politieke instituties, de financiële middelen en de ideologische grondslagen, hoe doorlatender de samenleving in het geheel is voor sociaalmaatschappelijke veranderingen (Shain & Barth, 2003). Een zwakke staat zal zich, met andere woorden, ontvankelijker tonen voor invloeden vanuit de diaspora dan een sterke staat. De mate van ontvankelijkheid wordt ook bepaald door de betrekkingen tussen de overheden van de betrokken thuis- en gastlanden (Shain & Barth, 2003). Hoe vriendelijker de betrekkingen tussen dat land, hoe groter de kans dat de diaspora uit dat land gewicht in de schaal kan leggen. Een diasporaorganisatie die vanuit Nederland opereert, zal meer invloed hebben op de Surinaamse politiek dan een zelfde soort organisatie vanuit pakweg Eritrea. De (financiële) bijdragen vanuit de diaspora dienen in een brede context geplaatst te worden (Gowricharn, 2004a: 619). Deze bijdragen veronderstellen immers een netwerk van banden en verbindingen tussen mensen die een geschiedenis met elkaar delen. Deze verbindingen zijn aan verandering onderhevig. Het opleidingsniveau van de verschillende leden van deze denkbeeldige groep, de verblijfsduur in het land van aankomst, generatieverschillen, communicatiemiddelen en het inkomensniveau zijn van invloed op de mate waarin er genegenheid is een bijdrage aan de ontwikkeling van het land van herkomst te verlenen (Ibid..). Wanneer het netwerk niet warm wordt gehouden zal de bereidwilligheid tot het doen van investeringen kunnen afnemen (Gowricharn, 2004b). Aan de andere kant is de bereidheid om te investeren in het thuisland sterk afhankelijk van de omvang van de diaspora in het land van aankomst (Idem). Dus in dit geval: hoe meer PSA in Nederland, hoe meer zij elkaar kunnen opzoeken en versterken, dus hoe meer investeringen er in Suriname zullen worden gedaan. Tot slot wordt de machtsbalans beschreven als de mate waarin het land van herkomst afhankelijk is van de inbreng van de diaspora (Shain & Barth, 2003: 465). Deze inbreng kan enerzijds worden gemeten aan de hand van financiële investeringen en anderzijds door de politieke steun die zij kunnen verwerven in het land van aankomst. Hierin is het tevens belangrijk dat er in de diaspora van het gastland een eenduidige visie is op de politieke situatie in hun thuisland. Hoe meer eensgezindheid en consensus, hoe groter de kans dat hun invloed op de politiek in het thuisland serieuze proporties zal aannemen.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 30 SURINAAMS NATIONALISME

Mügge (2012: 84) stelt echter dat transnationale politieke activiteiten en verbindingen op individueel niveau het meest succesvol zijn als er aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: de leden van de diaspora worden uitgesloten van de politiek in het thuisland; er is een groot percentage migranten met een politieke migratiemotief; de groep is redelijk recent in het gastland gearriveerd; politiek vormt een belangrijk gedeelte van hun dagelijkse culturele en sociale leven; er is een sterk ontwikkelde burgermaatschappij; er wordt een sterke etnische identiteit behouden die de basis vormt van het nationalisme; de gemeenschap voelt zich politiek buitengesloten of onvoldoende vertegenwoordigd in het land van aankomst.

1.4.5 Rol van landen van herkomst De mate waarin diasporaorganisaties zich actief tonen, met betrekking tot ontwikkelingsvraagstukken in hun land van herkomst, biedt echter niet voldoende mogelijkheden om te verklaren hoe de politieke relatie tussen hen is (Lafleur, 2011: 498). Er is immers altijd sprake van een wisselwerking tussen de diasporaorganisaties enerzijds en de regering van het land van herkomst anderzijds. In deze paragraaf wordt de rol van de overheid van de thuislanden verder toegelicht. Levitt en Glick Schiller (2004: 1023-1024) onderscheiden drie categorieën zendende staten als het gaat om de politieke mogelijkheden die zij de leden van de diaspora geven. De eerste categorie wordt gevormd door de transnationale natiestaten die hun emigranten op de lange termijn zien als onderdeel van hun volk. Dit zijn over het algemeen de landen die de financiële middelen van de leden van hun diaspora goed kunnen gebruiken. Volgens Mügge (2010) zijn landen als El Salvador en de Dominicaanse Republiek zeer afhankelijk van hun transnationale volk, vanwege hun economische bijdrage. De tweede categorie, waar het gros van de landen onder valt, bestaat uit strategisch selectieve landen die bepaalde vormen van transnationale participatie aanmoedigen. Zij proberen politieke en maatschappelijke betrokkenheid onder de emigranten die waarschijnlijk niet terug zullen keren levendig te houden en zij trachten enigszins de controle te behouden over de banden die de betrokkenen met hun thuisland hebben. Zulke staten bieden gedeeltelijke en veranderende pakketten van privileges aan migranten. Deze pakketten proberen het langeafstandsnationalisme

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 31 SURINAAMS NATIONALISME aan te moedigen, maar bieden nooit het volledige recht van staatsburgerschap of nationaliteit. Mügge (2010) geeft als voorbeeld van dit soort landen India en Turkije. De derde categorie wordt gevormd door landen die een vorm van onverschilligheid tonen ten aanzien van hun emigranten. Eenmaal vertrokken maken zij geen onderdeel meer uit van dat land. Een voorbeeld van zo’n land is Cuba. Een belangrijk onderliggend vraagstuk om te bepalen wat voor type zendende staat de regering wil zijn, is in hoeverre deze staten bereid zijn om hun grenzen te herdefiniëren ten gevolge van het transnationalisme (Mügge, 2012: 338). Levitt & De La Dehesa (2003: 606) verwachten van deze staten dat zij hun rol buiten de territoriale grenzen herdefiniëren en zo zorgen voor een nieuwe configuratie van traditionele invullingen van soevereiniteit, natie en burgerschap. Redenerend vanuit een kosten-batenanalyse zijn ontwikkelingslanden, die erg afhankelijk zijn van financiële zendingen, er meer bij gebaat om meer politieke en sociale rechten voor de leden van hun diaspora te faciliteren, dan landen die financieel geheel onafhankelijk zijn (Mügge, 2012: 338). Desalniettemin blijkt uit haar eigen onderzoek het tegendeel (Ibid..). Suriname toonde zich (tot voor kort) namelijk veel minder toeschietelijk richting haar diaspora dan Turkije. En dat terwijl Turkije financieel geheel onafhankelijk is en Suriname als ontwikkelingsland wordt beschouwd. Zendende staten zijn actoren die reageren op de wetgeving en maatregelen van andere relevante actoren, zoals diasporagroeperingen en de politieke realiteit van dat moment (Mügge, 2012: 339). Er zijn door verschillende zendende landen verschillende officiële wetgevingen en maatregelen genomen om een handreiking naar de leden van de diaspora te doen. Er hebben onder andere ministeriële en consulaire hervormingen plaatsgevonden; er zijn investeringswetgevingen aangenomen die ervoor moeten zorgen dat financiële zendingen van migranten aantrekkelijker worden en beter besteed worden; er zijn extensies verleend voor wat betreft de politieke rechten van leden van de diaspora, in de vorm van een duaal burgerschap of nationaliteit, het recht op stemmen of het recht om voor de overheid te werken; er heeft een extensie van staatsbescherming en staatsdiensten ten aanzien van de leden van de diaspora plaatsgevonden; en tot slot is er in sommige gevallen sprake van de implementatie van

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 32 SURINAAMS NATIONALISME symbolische wetgeving die ten doel heeft om de verbondenheidsgevoelens onder de leden van de diaspora te vergroten (Levitt & De La Dehesa, 2003: 589-590). De mate waarin thuislanden uitreiken naar hun diaspora is overigens sterk afhankelijk van de economische mogelijkheden of de politieke beperkingen die de staten hebben (Portes et al., 2007). Landen die een gebrek aan economische en politieke middelen hebben, vervallen over het algemeen in symboliek en kunnen geen concrete politieke doelen ten aanzien van hun diaspora verwezenlijken. Het is voor dergelijke landen immers onmogelijk om uitgebreide programma’s te bekostigen of een nieuwe richting aan transnationale initiatieven te geven (Portes et al., 2007: 277). De verschillende geïnstitutionaliseerde pogingen van thuislanden om de economische, sociale en politieke betrokkenheid van de leden van hun diaspora positief of negatief te sturen zijn echter lang niet altijd succesvol (Aguilar, 1996; Mahler, 2000). De wensen voor een duaal burgerschap en stemrecht in het buitenland blijken universeel zwak te zijn (Østergaard-Nielsen 2003a). Desalniettemin wordt er, over het algemeen, door de overheid van het land van herkomst gedacht dat het verlenen van duaal burgerschap of stemrecht bijdraagt aan identiteitsgevoelens en loyaliteit (Lafleur, 2011: 496). Lafleur (2011: 496) stelt verder dat landen er verstandig aan doen om een zo liberaal mogelijk beleid ten aanzien van stemrecht en nationaliteit door te voeren jegens de leden van de diaspora. Door het vasthouden aan een duaal burgerschap, of het introduceren daarvan in de civiele wetgeving, vanwege het toenemende aantal van hun burgers dat in het buitenland woont, kunnen veel staten hun soevereiniteit blijven uitoefenen of soms hun politieke macht zelfs uitbreiden tot buiten hun territoriale grenzen (Kastoryano, 2010: 95). Er wordt in toenemende mate buiten de voormalige wetten van soevereiniteit gedacht en staten proberen door middel van hervormingen van hun sociale en politieke infrastructuur deze ontwikkeling het hoofd te bieden (Ragazzi, 2009: 391). Dit impliceert dat de betrokken staten moeten nadenken over de middelen en de richting die in hun eigen nationale politieke agenda’s worden gebruikt ten aanzien van transnationale strategieën om de connectie met hun diaspora te blijven behouden. Er moet bijvoorbeeld worden geïnvesteerd in de identiteit van de leden van de diaspora. In Suriname is duaal burgerschap overigens formeel niet toegestaan. Dit verandert met de implementatie van de Wet PSA niet.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 33 SURINAAMS NATIONALISME

Aguilar (1996) stelt daarnaast dat emigratielanden, zoals Suriname, het als nationale schaamte ervaren dat zulke grote groepen mensen er wegtrekken. Dit impliceert immers dat het betreffende land niet voldoende in staat is om het volk een betekenisvol leven en perspectief te geven. Om dit gevoel van nationale schaamte tot een minimum te reduceren werd er in de Filippijnen een speciale status toegekend aan voormalige migranten. Er zijn programma’s opgezet die hun terugkeer faciliteren, waaronder speciale reizigersdocumenten, belastingvoordelen en importconcessies. Het doel van dit concept lijkt te zijn om een gevoel van nationale saamhorigheid bij de leden van de diaspora te ontketenen, wat verschillende economische en politieke voordelen met zich mee zou brengen. In Mexico en Eritrea wordt reeds getracht de financiële bijdrage van de leden van de diaspora te institutionaliseren (Newland, 2004: 8-11). In Eritrea wordt geprobeerd om de individuele geldovermakingen naar de regering over te brengen, terwijl in Mexico wordt getracht om de geldovermakingen centraal te regelen waardoor de totale som van deze geldbedragen groter wordt dan de afzonderlijke delen (Ibid..). Vele Centraal-Amerikaanse en Caribische landen hebben het Mexicaanse voorbeeld inmiddels opgevolgd. Deze manier van het formaliseren van geldovermakingen zorgt er weliswaar voor dat het geld rechtstreeks bij degene die het nodig heeft terecht komt; tegelijkertijd is men bij deze manier echter sterk afhankelijk van macro- economische ontwikkelingen: de kwaliteit van de infrastructuur van het betrokken land, het investeringsklimaat aldaar en de lokale marktwerking (Newland, 2004: 12-14). Verschillende Aziatische landen leggen minder nadruk op de geldovermakingen die de leden van de diaspora kunnen doen, maar gaan vooral uit van de brede waarde die in deze groep schuilt. Taiwan probeert specifiek hoogopgeleide mensen naar het land terug te halen (Newland, 2004: 12). China probeert directe investeringen in het land door middel van een vrije handel te stimuleren (Newland, 2004: 3-5), terwijl India op vele manieren toenadering zoekt tot de leden van de diaspora: zij worden verleid tot het doen van directe investeringen, het overdragen van kennis en technologie en het volledig openstellen van de markt (Newland, 2004: 5-7). In Jamaica wordt er een specifiek beroep gedaan op de leden van de diaspora om een bijdrage te verlenen aan de Jamaicaanse wetgeving (Sives, 2012: 123). Baubӧck (2003: 720) onderscheidt drie verschillende instrumentele redenen voor zendende staten om actieve transnationale actoren te worden. Ten eerste de reden om het

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 34 SURINAAMS NATIONALISME menselijk kapitaal te vergroten, ten tweede om de politieke lobby binnen de overheid in het ontvangende land te verbeteren en ten derde ter vergroting van het aantal financiële zendingen en ter verbetering van de eigen economische situatie. De eerste reden is voornamelijk interessant voor landen, zoals Suriname, waarvan de voormalige emigranten een relatief hoog opleidingsniveau hebben (Mügge, 2012: 340). De remigratie van Surinaamse Nederlanders naar Suriname kan immers leiden tot een braingain, als positief equivalent van de braindrain. Meer dan 70% van de hoogopgeleide Caribische (en dus ook Surinaamse) mensen werkt namelijk in het Westen (Newland, 2004). Als een aantal van de hoogopgeleide mensen met Surinaamse afkomst besluit om te remigreren naar Suriname, zal het gemiddelde opleidingsniveau dan ook flink verhoogd worden. Dit heeft mogelijk grote economische en innovatieve gevolgen. De tweede instrumentele reden kan voor Suriname ook interessant zijn, wil het investeren in een hernieuwde en verbeterde relatie met Nederland. Daarnaast voorziet een verbeterde politieke lobby vermoedelijk in een beter leefklimaat voor de leden van de diaspora. De laatste instrumentele reden is voor vrijwel alle ontwikkelingslanden relevant. Volgens Adams & Page (2005) heeft migratie (en het sturen van giften vanuit het immigratieland) een sterk, robuust en significant effect op het terugdringen van armoede in de ontwikkelingslanden. Suriname is zo’n ontwikkelingsland. Ieder jaar wordt er bijvoorbeeld naar schatting, volgens Ratha (2004), voor ongeveer $100 miljard aan buitenlandse particuliere giften naar ontwikkelingslanden gestuurd. In een ander rapport (Wereldbank, 2008: 17) wordt gesteld dat de financiële giften van migranten naar ontwikkelingslanden zijn gestegen van ongeveer 100 miljard naar ruim 300 miljard. En dat terwijl de rijke Westerse landen gezamenlijk nog geen $50 miljard aan ontwikkelingshulp geven (Ratha, 2004). Aan de hand van deze cijfers wordt het duidelijk dat de laatste instrumentele reden voor zendende staten om het gedrag van de leden van de diaspora te sturen grote economische gevolgen kan hebben. Wel moet er gesteld worden dat het grootste gedeelte van deze giften ten goede komt van gezinnen en niet daadwerkelijk wordt gebruikt als investering voor de samenleving. Op de korte termijn zorgen deze giften dan ook wel voor een impuls van de economie, maar het is onduidelijk in hoeverre de economie hierdoor op lange termijn wordt versterkt.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 35 SURINAAMS NATIONALISME

Wanneer de transnationale verbindingen van migranten zwakker worden, ligt het in de verwachting dat de thuislanden speciale actie zullen ondernemen om de economische voordelen in stand te houden: de regeringen zullen de loyaliteit van hun diaspora minstens willen behouden en gaan op zoek naar manieren om hun zendingen, giften en investeringen te verhogen en kanaliseren (Mügge, 2012). Het belang en de significantie van dergelijke officiële initiatieven blijkt uit het feit dat bijna iedere zendende staat ze heeft ondernomen (Portes et al., 2007: 253). Het gat tussen derdewereldlanden en Westerse landen kan gedicht worden door een combinatie van technologische ontwikkelingen en het leren van de instituties van de meest geavanceerde landen (Gereffi & Frederick, 2011: 79-80). Succesvolle derdewereldlanden worden bovendien gekenmerkt door het feit dat zowel hun nationale als internationale belangen bijdragen aan hun eigen voordeel en nationale doelstellingen (Leftwich, 1994: 420). Ontwikkeling heeft daarom niet minder, maar beter optreden van de staat nodig (Ibid..). Het ontwikkelingsland moet dan ook in staat zijn om verschillende economische omstandigheden het hoofd te bieden (Leftwich, 1994: 421-422). Om ervoor te zorgen dat de leden van de diaspora daadwerkelijk bijdragen aan de economische ontwikkeling van hun thuisland is het echter allereerst noodzakelijk dat zij op de hoogte zijn van de mogelijkheden die er zijn om het land te helpen ontwikkelen (Wescott & Brinkerhoff, 2006: 145). Er is dus een strategie nodig om de leden van de diaspora op de hoogte te brengen en houden van de handreikingen die er vanuit het herkomstland worden gedaan. De Surinaamse overheid moet in dit geval nadenken over de manier waarop zij de Wet PSA aan de PSA communiceert, waardoor een zo groot mogelijke groep hier gebruik van zal maken. Verder zou Suriname er verstandig aan doen om zo snel mogelijk in contact te komen met jonge PSA. Onder andere China, Korea, Israël en Mexico hebben veel succes met allerlei faciliteiten die speciaal ingericht zijn voor jonge diasporaleden (Wescott & Brinkerhoff, 2006: 146). Zo worden er taalcursussen gegeven, ontmoetingen met politici geregeld en wordt er geïnvesteerd in cultureel bewustzijn. Tot slot een overzicht van de verschillende manieren waarop zendende landen invloed proberen uit te oefenen op de bijdrage en betrokkenheid van hun diaspora (Brinkerhoff, 2009: 82- 88).

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 36 SURINAAMS NATIONALISME

De thuislanden kunnen ten eerste een mandaterende rol aan de leden van hun diaspora verstrekken. Dit houdt in alle legale en wettelijke mogelijkheden die aan de leden van de diaspora worden toegekend met betrekking tot bijvoorbeeld burgerschap. De Wet PSA biedt een mandaterende rol aan de PSA. Ten tweede kan het thuisland een faciliterende rol aan de diaspora bieden. Er wordt dan voorzien in incentives, geïnvesteerd in netwerkstructuren en in de contacten in het buitenland om de status van hun diaspora in het land van aankomst te verbeteren. Ten derde kan het thuisland een directe rol spelen in het voorzien en vergroten van hulpmiddelen, door alle bijdragen vanuit de diaspora samen te brengen en zo de som van het geheel te vergroten. Het eerder genoemde Mexicaanse beleid is hier een goed voorbeeld van. Ten vierde kan het thuisland verschillende samenwerkingsverbanden aangaan met diasporaorganisaties in het buitenland. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking tussen de Ghanese overheid en Ghanese diasporaorganisaties in Nederland, waardoor er medische kennis over en weer uitgewisseld kan worden (Brinkerhoff, 2009: 87). Tot slot kan het land van herkomst een ondersteunende rol op zich nemen. Dit gebeurt wanneer het land de afzonderlijke leden van de diaspora aanmoedigt om deel uit te blijven maken van de transnationale gemeenschap en een moreel appel doet op hun gevoelens van identiteit. Voor ieder land is het voorts noodzakelijk om van te voren een juiste brede strategie ten aanzien van de leden van hun diaspora op te stellen. Het herkomstland doet er allereerst verstandig om de relatie tussen de migranten en de niet-migranten in kaart te brengen (Carling, 2008: 1473-1474). Deze groepen moeten als aparte sociaal geconstrueerde entiteiten gezien worden (Ibid..). De asymmetrische verhouding tussen deze twee aparte identiteiten, bijvoorbeeld het verschil in liquide middelen of de toegang tot informatie, is een belangrijke graadmeter voor de onderlinge verhoudingen tussen de beide groepen. Hoe kleiner de ongelijkheid, hoe beter de onderlinge verhoudingen zijn. Voorts is het in de strategie belangrijk om reeds na te denken over hoe wordt voorkomen dat de leden van de diaspora uit eigen belang zullen investeren (Newland, 2004: 22). Verder is het noodzakelijk dat de betrokken landen investeren in allerlei randvoorwaarden met betrekking tot de mogelijkheden voor het doen van financiële bijdragen door de leden van de diaspora. Zo moeten de transactiekosten zo laag mogelijk worden gehouden, moet de informatie

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 37 SURINAAMS NATIONALISME over de groep verbeterd worden, moet de mogelijkheid tot het verlenen van financiële hulp worden uitgebreid, moeten collectieve inzamelingen worden georganiseerd en moet er onderzoek worden gedaan naar de bestedingen en de patronen van deze financiële bijdragen (Newland, 2004: 23-25). Daarnaast moet er worden geïnvesteerd in human capital programma’s, om zoveel mogelijk hoogopgeleide leden van de diaspora te verleiden tot een terugkomst (Newland, 2004: 29-33). Voorts blijkt dat leden van diaspora vooral bereidwillig zijn om te investeren in een stabiel, conflictvrij land (Ibid..). Wanneer hier (nog) geen sprake van is, zal er allereerst zo snel mogelijk geïnvesteerd moeten worden in de lokale sociale en politieke instituties. Verder is het belangrijk dat de leden van de diaspora nauw worden betrokken bij het beleid dat hen aangaat (Ibid..). Bottom-up politiek is hier het devies. Tot slot zullen de betrokken landen zich moeten realiseren dat de diaspora slechts een beperkte invloed op de economische situatie in het land van herkomst kan hebben.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 38 SURINAAMS NATIONALISME

2 Suriname

Voordat er een vervolg kan worden gemaakt met de rest van dit onderzoek is het allereerst noodzakelijk om Suriname, het land dat in dit onderzoek centraal staat, nader te belichten. Er zal hiertoe ten eerste een historische schets van Suriname worden gegeven. Vervolgens wordt het Surinaams nationalisme beschouwd en daarna zal de recente economische ontwikkeling van het land centraal staan. Tot slot wordt achtereenvolgens de (historische) politieke positie van de Surinaamse diaspora en de Surinaamse overheid uiteen gezet.

2.1 Een profielschets Suriname is het kleinste land van Zuid-Amerika, maar wordt vanwege haar geschiedenis, bevolkingsgroepen en identiteit, vaak als Caribisch land aangeduid. Naar schatting leeft ongeveer 70% van de Surinamers momenteel beneden de armoedegrens (Wereldbank, 2013). 40% van de Surinamers geeft, volgens onderzoek, aan moeilijk tot zeer moeilijk rond te komen iedere maand. (Unger & Siegel, 2006: 120). De belangrijkste bron van inkomsten is sinds de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 ontwikkelingshulp geweest (Wereldbank, 2013). Deze hulp is voornamelijk afkomstig uit Nederland en bedraagt in totaal ongeveer 1,5 miljard euro. Nederlandse Surinamers zijn in tijden van crisis overigens wel meer genegen om hun familie in Suriname te ondersteunen, maar in het algemeen heeft de ontwikkelingshulp aan Suriname gefaald omdat dit niet heeft bijgedragen aan een directe economische groei en een versterkte onafhankelijke positie (Van Niekerk, 2005). Naar schatting ontvangt meer dan de helft van de Surinamers financiële ondersteuning van familieleden die in het buitenland woonachtig zijn (Unger & Siegel, 2006: 120). Deze financiële ondersteuning is een van de meest stabiele bronnen van inkomen ter voorkoming van armoede op huishoudniveau in Suriname (Kruijt & Maks, 2003). Creolen en Hindoestanen, de grootste bevolkingsgroepen in Suriname, ontvangen absoluut en relatief de meeste financiële ondersteuning van hun overzeese familie (Unger & Siegel: 121). Het ontvangen geld wordt grotendeels besteed aan consumpties en niet gebruikt voor langetermijninvesteringen. Het zou dan ook goed zijn wanneer de Surinaamse overheid de financiële bijdragen op nationaal niveau probeert te reguleren (Unger & Siegel: 121-122).

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 39 SURINAAMS NATIONALISME

Desalniettemin is de economie van Suriname sinds de onafhankelijkheid in 1975 sterk achteruitgegaan. Volgens de Nederlandse overheid ligt dat voornamelijk aan een gebrek aan lokale expertise, corruptie en een etnisch gescheiden politiek systeem in Suriname; de Surinaamse overheid stelt daar tegenover dat Nederland paternalistisch en onbetrouwbaar is gebleken (Kruijt & Maks, 2003). Het gebrek aan lokale expertise zou gezorgd hebben voor slechte wetgeving die een gezond economisch klimaat onmogelijk maakte. De corruptie heeft geleid tot een afname van het vertrouwen in de Surinaamse economie, terwijl de etnische diversiteit ervoor zorgt dat het lastig is om überhaupt meerderheden voor politieke agenda’s te verkrijgen. Dit maakt Suriname voor Nederland geen ideaal samenwerkingsland en dit heeft er uiteindelijk in 2004 toe geleid dat de Nederlandse regering een meer zakelijke relatie met Suriname is gaan onderhouden, waaronder ook een nadrukkelijke afstand van onvoorwaardelijke ontwikkelingshulp (BIZA, 2004). Suriname en Nederland kennen verder al een lange gezamenlijke historie, waarin de relatie vooral werd gekenmerkt door Nederland als koloniaal imperialist. Het koloniale imperialisme gaat zo ver dat de koloniale taal cultureel krachtiger wordt en de oorspronkelijke of lokale taal in waarde devalueert (Young, 2003: 140). De ontwikkeling van een eigen Surinaamse identiteit of nationaliteit is derhalve onder lastige omstandigheden tot stand gekomen. Burgerschap werd immers voorgeschreven door de verspreiding van de Nederlandse taal en het Nederlandse schoolsysteem (Mügge, 2012: 350-351). In Suriname is Nederlands naast het Sranan’ Tongo nog altijd de officiële taal, en wordt Nederlands als belangrijkste taal beschouwd. Alle overheidsberichten en bijvoorbeeld scholing worden in het Nederlands gegeven. Ter illustratie: mijn moeder kreeg in de jaren ’60 – als zij Surinaams wilde spreken – te horen dat zij niet zo vernegerd moest doen. Verder is het opvallend dat de kinderen op school vaak nog les in de Duitse taal krijgen; een taal die voor Surinamers niet voor de hand liggend is. De Nederlandse invloeden zijn tot op de dag van vandaag echter nog duidelijk en alom aanwezig. Er is op de televisie en in de kranten altijd bovengemiddeld veel aandacht voor Nederland, ieder jaar gaat een grote groep PSA vanuit Nederland bij hun familie op bezoek in Suriname, er zijn altijd veel Nederlandse studenten die er stage lopen en er zijn veel samenwerkingsverbanden tussen verschillende non-profitorganisaties zoals scholengemeenschappen en ziekenhuizen.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 40 SURINAAMS NATIONALISME

De koloniale erfenis is ook duidelijk zichtbaar binnen de Surinaamse etnische en religieuze compositie. De huidige Surinaamse bevolking bestaat namelijk uit de afstammelingen van Afrikaanse slaven (Creolen, 17,7% van de huidige bevolking), de opstandige slaven (Marrons, 14,7% van de huidige bevolking), Nederlandse boeren, slaven uit China en recentelijker Chinese en Libanese handelaren (samen 6,5% van de huidige bevolking) en Portugese joden6 (samen 6,5% van de huidige bevolking), slaven uit India (Hindoestanen, de grootste bevolkingsgroep met 27,4%) en Indonesië (Javanen, 14,6% van de huidige bevolking van Suriname). In Nederland zijn alle verschillende etnische en religieuze groeperingen vertegenwoordigd en net als in Suriname zijn de Hindoestanen en de Afro-Surinamers het meest prominent vertegenwoordigd. In 2008 was in Nederland 44,5% van de PSA Hindoestaans, 38,9% Creools, 6,4% Javaans, 3,3% Chinees, 3,2% Marrons en 3,6% van onbekende etniciteit (Choenni, 2011). In Suriname is het inmiddels overigens een historisch patroon dat over het algemeen de Afro-Surinaamse NPS en de Hindoestaanse VHP een coalitie vormen, die bekend staat als verbroederingspolitiek (Mügge, 2010: 132). De Surinaamse koloniale erfenis heeft geleid tot een type nationalisme dat duidelijk tegen enige vorm van assimilatie is. Suriname presenteert zichzelf dan ook als exotische smeltkroes. Desalniettemin speelt etniciteit vaak nog wel een belangrijke rol in Suriname. Door de lange historie zijn er in de loop der jaren steeds meer Surinamers ook in Nederland gaan wonen. Op dit moment woont een percentage van 66% van de Surinaamse bevolking in het buitenland. Verreweg het grootste deel van deze groep is woonachtig in Nederland. Verder is het bekend dat Surinaamse migranten zich hebben verspreid over de VS, België, Australië, Duitsland, India en het Caribisch gebied (Mügge, 2012). De meeste Surinamers kozen ervoor om te emigreren met het oog op educatie en ter verbetering van de persoonlijke economische situatie (Mügge, 2012). Suriname is het land dat relatief gezien het meest te kampen heeft gehad met de braindrain (Unger & Siegel, 2006: 117). De meest significante groep van Surinaamse koloniale migranten arriveerde in Nederland in de jaren ’50 en ’60 en bestond vooral uit universitaire studenten (Gowricharn & Schuster, 2001). In die tijd werd er ook een klein aantal geschoolde arbeiders voor Nederland gerekruteerd.

6 Waaronder de beroemde familie Fernandes, bekend van het drankje en de ijsjes.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 41 SURINAAMS NATIONALISME

Deze generatie Surinaamse migranten was politiek zeer betrokken, toen zij er in Nederland achter kwam dat Nederland hen niet met open armen ontving. Steeds luider was de roep om onafhankelijkheid en dit resulteerde in veel transnationale activiteiten. De georganiseerde transnationale activiteiten namen echter af na de onafhankelijkheid in 1975 (Mügge, 2010: 136). Hun status en positie binnen de Nederlandse samenleving veranderde langzaam maar zeker, waardoor hun focus steeds meer verplaatste naar het leven in Nederland. Hun doelen en activiteiten als transnationale actoren veranderde wanneer Suriname de postkoloniale periode inging (Mügge, 2010: 139). In 1973, het jaar waarin mijn moeder om medische redenen naar Nederland ‘emigreerde’7, kwam er een bredere stroom van Surinaamse migranten op gang. Dit kwam waarschijnlijk door de Afro-Surinaams gedomineerde regering die zichzelf ten doel had gesteld om binnen twee jaar onafhankelijk te zijn. Uit angst voor rassenrellen, die in een vergelijkbare situatie plaatsvonden in buurland Brits-Guyana, vond er een paniekemigratie plaats van maar liefst 200,000 Surinamers naar Nederland (Gowricharn & Schuster, 2001: 159) In 1975 werd Suriname na drie eeuwen gekoloniseerd te zijn volledig onafhankelijk en kreeg het een eigen regering. Uit ontevredenheid over deze politieke situatie ontstond er een tweede migratiepiek tussen 1979 en 1980 (Gowricharn & Schuster, 2001). Daarnaast bood dit de laatste mogelijkheid voor onvoorwaardelijke emigratie naar Nederland zonder dat daar een visum voor nodig was. Sinds de jaren ’80 begonnen de partijen zich steeds meer in te zetten voor een Suriname met een gedeelde identiteit: eenheid in diversiteit (Mügge, 2010: 132). Suriname bleek in die tijd echter nog niet klaar om op eigen benen te staan. In 1980 greep toenmalig legerleider Desiré Bouterse (de huidige president van de republiek Suriname), door middel van een door grote ontevredenheid ingegeven staatsgreep, de macht. Bouterse bracht echter geen politieke stabiliteit en er ontstond, ondanks dat Chin A Sen formeel de president was, een dictatoriaal regime waarin geen ruimte was voor andersdenkenden. Een tragisch dieptepunt van dit zwarte hoofdstuk in het korte boek van de geschiedenis van zelfstandig Suriname wordt bereikt in december 1982

7 Tussen aanhalingstekens geplaatst aangezien Suriname op dat moment onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden was; formeel was er dus geen sprake van emigratie.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 42 SURINAAMS NATIONALISME wanneer een tiental kritische intellectuelen wordt vermoord. Dit zou later bekend worden als de Decembermoorden. Het Surinaamse nationalisme werd in die tijd sterk beïnvloed door de personen die in Nederland hadden gestudeerd, terwijl zij door de politieke partijen als verraders weren beschouwd. De Surinaamse regering stimuleerde remigratie dan ook niet en de mensen die terugkwamen werden niet hartelijk ontvangen (Mügge, 2010: 133). De Nederlanders waren beter geschoold dan de Surinaamse politieke elite en werden als bedreiging gezien: zij waren immers jong, ambitieus en wilden snel verandering (Ibid.). Toen bleek dat dit niet volbracht kon worden door middel van de geijkte politieke partijen richtten veel van deze voormalige studentenleiders hun eigen politieke partijen op (Ibid.). In het vervolg van de jaren ’80 bleef het onrustig in Suriname en leidde Suriname een geïsoleerd bestaan. Er werden vooral banden aangehaald met andere links-activistische politieke naties, zoals Cuba en Libië. Als reactie op deze politieke bewegingen verbrak Nederland de economische banden en dreigden Frankrijk en buurland Brazilië met een militaire interventie. Tevens voerde de Surinaamse overheid van 1986 tot 1992 een binnenlandse oorlog met de Marrons uit het binnenland die onder aanvoering stonden van Ronnie Brunswijk8. Ondanks dat deze oorlog waarschijnlijk vanwege ruzie om (drugs)geld werd gevoerd, werd de Binnenlandse Oorlog uiteindelijk bijna een symbolische strijd tussen de stadscreolen uit Suriname en de boslandcreolen uit het binnenland. In 1987 werd de Surinaamse politiek gekenmerkt door etnische afscheiding en was er geen enkele sprake van het toewerken naar een gedeelde nationale identiteit (Ibid.). Gedurende de jaren ’80 en begin jaren ’90 vond er, door het verscheurde politieke klimaat, veel migratie plaats omwille van politieke, economische en herenigingsredenen. In de resterende jaren heeft Suriname onder leiding van respectievelijk Ronald Venetiaan, , Ronald Venetiaan en nu Desiré Bouterse een democratiseringsproces in gang gezet. De belangrijkste politieke partijen zijn traditioneel de NPS en de VHP (Mügge, 2013: 65, 75). Deze vertegenwoordigen van oudsher respectievelijk de belangen van Afro-Surinaamse en Hindoestaanse Surinamers. De multi-etnische NDP van Bouterse is momenteel echter de

8 Ronnie Brunswijk is inmiddels een politiek samenwerkingspartner van zijn toenmalige rivaal Bouterse. Brunswijk is namens de ABOP parlementariër bij DNA en heeft aangekondigd in 2015 president van Suriname te willen worden.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 43 SURINAAMS NATIONALISME belangrijkste partij en wordt onder andere gesteund door de ‘Marron-partij’ ABOP, die wordt aangevoerd door Brunswijk. In de laatste jaren is er veel politieke, sociale en economische vooruitgang geboekt. Vanwege de relatief stabiele situatie waarin het land zich de laatste decennia bevindt, is het aantal emigranten gereduceerd. De meeste emigranten vertrekken in deze tijd omwille van educatieve redenen (Unger & Siegel, 2006: 119). Steeds meer Surinaams emigranten kiezen er echter voor om binnen het Caribisch gebied te verhuizen (Ibid..). Desalniettemin valt de politieke situatie van Suriname nog altijd niet geheel stabiel te noemen. De huidige president Bouterse is verschillende keren persoonlijk in opspraak geraakt vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij onder andere de Decembermoorden en drugshandel. Dit heeft directe, negatieve invloed gehad op de betrekkingen tussen Suriname en Nederland. Tevens is de economische groei de laatste jaren weer gedaald. Ook intern zijn er strubbelingen blijkens het grote aantal ministers dat onder het bewind van Bouterse het veld heeft moeten ruimen. Verder zou de president van Suriname tijdens dit ambtstermijn censuur hebben gepleegd, verschillende integriteitsschendingen hebben begaan en was hij verantwoordelijk voor een landelijke onderwijsstaking omdat hij het niet eens was met de schorsing van zijn dochter en vervolgens haar schoolhoofd uit haar functie liet zetten. Momenteel zit de zoon van de president, Dino Bouterse, een straf uit vanwege drugshandel. De recente politieke situatie in Suriname is dus enigszins turbulent. Resumerend stelt Mügge (2012: 347) dat de gecombineerde eigenschappen van Suriname ten aanzien van de economische [en politieke, red.] malaise, de grote afhankelijkheid van financiële steun van PSA in het buitenland en het grote aantal emigranten, er op wijzen dat Suriname er bij gebaat zou zijn wanneer de betrokkenheid van de Surinaamse diaspora (en dus de financiële ondersteuning) gewaarborgd blijft door middel van wetgeving en instituties.

2.2 Het Surinaams nationalisme Direct na de onafhankelijkheid in 1975 veranderde het, eerder benoemde, antikoloniale nationalisme van Suriname naar een territoriaal nationalisme (Meel, 1998: 257-269). Dit territoriaal nationalisme ging gepaard met een angst voor neokolonialisme (Idem). Hoewel het officiële nationalisme van Suriname territoriaal is, is het nationalisme ook duidelijk vormgegeven

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 44 SURINAAMS NATIONALISME door de antikoloniale geschiedenis. Het Surinaams nationalisme is geïnspireerd door de Verlichting en het Romanticisme (Meel, 1998: 262). Er is de angst dat een ander het overneemt, waardoor buitenlandse invloeden slechts beperkt getolereerd worden. Dat was een belangrijke reden waarom PSA die niet in Suriname wonen, tot voor kort, niet gezien werden als onderdeel van de natie (Mügge, 2012: 353). Het succes van het nationalisme hangt heel erg af van de manier waarop de volksvertegenwoordigers er mee om zullen gaan (Meel, 1998: 275). Het Surinaams nationalisme heeft zich op vier verschillende deelgebieden duidelijk gemanifesteerd (Marshall, 2003: 241-256). Op cultureel gebied profileerden met name de Creolen zich met idealen die betrekking hadden op verheffing en veredeling van hun eigenwaarde (Marshall, 2003: 246-248). De belangrijkste manifestatie hiervan was de officiële erkenning van de taal Sranan Tongo. Verder werd er op cultureel gebied gestreefd naar een vorm van eenheid in diversiteit. Op politiek-staatkundig vlak heeft het Surinaams nationalisme zich met name geuit in het tijdperk voor de onafhankelijkheid. Er werd gestreefd naar matige afscheidingen -meer vrijheid binnen het koninkrijk der Nederlanden- en extreme afscheidingen -onafhankelijkheid voor de republiek Suriname- (Marshall, 2003: 248-252). In 1975 bereikte deze vorm van nationalisme zijn hoogte- en eindpunt toen Suriname definitief onafhankelijk werd verklaard. Op sociaaleconomisch niveau kenmerkt het Surinaams nationalisme zich door onduidelijkheid. Er was en er is geen eenduidige visie over de sociaaleconomische ordening van de Surinaamse samenleving (Marshall, 2003: 252). De enige richting waarvan uit wordt gegaan is dat de samenleving zelfvoorzienend is. Hier komt een deel van de angst voor alles van buiten weer in terug. Op het gebied van natievorming ontbrak een helder toekomstperspectief. Er werd gedacht dat het vormen van een natie vanzelf zou gaan nadat de onafhankelijkheid was aangebroken (Marshall, 2003: 253-254). Door het gebrek aan een duidelijke visie kwamen allerlei maatschappelijke, sociale en economische barrières zwaar aan. De verschillende uitingen beschouwend kan gesteld worden dat het Surinaams nationalisme op cultureel en politiek-staatkundig vlak succesvol is gebleken. Op sociaaleconomisch niveau en op het gebied van natievorming is succes tot voor kort uitgebleven.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 45 SURINAAMS NATIONALISME

Dit valt toe te schrijven aan een combinatie van eigen onvermogen en een onderschatting van de maatschappelijke moeilijkheden (Marshall, 2003: 256). Dit gebrek aan succes op het gebied van natievorming blijkt ook wel uit het feit dat het sinds de onafhankelijkheid van Suriname erg lastig is gebleken om de transnationale Surinaamse bevolking te betrekken bij interne aangelegenheden, of überhaupt een plek te kunnen geven.

2.3 Groeitijger Recentelijk toont Suriname echter aan zich in een opwaartse spiraal te bevinden op het gebied van sociaaleconomische natievorming. Suriname is in de laatste 13 jaar van een lage- inkomensland uitgegroeid tot een zogeheten upper middle income land (IMF, 2013). Suriname staat met deze status in het rijtje van landen als Brazilië, China, Mexico en Turkije (Idem). In de laatste tien jaar zijn de macro-economische prestaties van het land significant verbeterd dankzij nieuwe wetgevingen en politieke stabiliteit (IMF, 2013: 4). In deze periode is Suriname er tevens in geslaagd om de schuld van 52% van het BBP terug te brengen tot 20% van het BBP (Ibid.). Er wordt wel gewezen op mogelijke uitdagingen in de toekomst wanneer de instituties niet versterkt worden. Verder blijft de economische groei van het land robuust, het BBP steeg met ruim 4%, en is de inflatie aanzienlijk gedaald (Ibid.). Er was een toename in de export van goud en een afname in de export van aluminium en olie; enkele van de vele natuurlijke hulpbronnen waar Suriname beschikking over heeft. Daarnaast blijkt dat de Surinaamse banken een sterke groei doormaken voor wat betreft hun kredietwaardigheid en zodoende de markt in beweging houden (IMF, 2013: 5). Ook op de middellange termijn zijn de economische vooruitzichten, mits het huidige politieke beleid wordt voortgezet, gunstig te noemen: er wordt een gestage groei van het BBP verwacht (IMF, 2013: 7). Suriname blijkt een concurrerend land in de regio te zijn geworden. Met een expansie van gemiddeld ongeveer 16% per jaar sinds 2001, is de nominale exportgroei van Suriname ten opzichte van de rest van het Caribisch gebied (met 7,5%) aanzienlijk groter (IMF, 2013: 6). Dit komt voornamelijk door de toename van export van goud (Ibid.) Tien jaar geleden was de export van goud nog goed voor ongeveer 7% van de totale export, terwijl het nu voor 67% van de totale export deel uitmaakt.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 46 SURINAAMS NATIONALISME

In het rapport van 2012 wordt echter ook een aantal kritische kanttekeningen geplaatst (IMF, 2013). Zo is de fiscale positie van Suriname minder geworden en is de externe balans aanzienlijk verminderd: de som van de import is groter dan de som van de export (IMF, 2013: 4- 5). Daarnaast wordt er op gewezen dat de informele inkomsten vanuit Nederland, door de economisch verslechterde situatie in Nederland, verminderd zouden kunnen worden (IMF, 2013: 8). Verder ligt er een risico in de afhankelijkheid van de export van natuurlijke hulpbronnen (Ibid.). Wanneer de prijs van deze goederen daalt, worden de opbrengsten voor Suriname immers substantieel kleiner. Voorts wordt er op gewezen dat het bankensysteem onvoldoende deel uitmaakt van internationale netwerken, waardoor grote financiële tegenslagen slecht opgevangen kunnen worden (Ibid.). Tot slot wordt de aanbeveling gedaan om Suriname een aantrekkelijker vestigingsland voor Surinamers te maken, om zo meer financiële zekerheid in te bouwen (Ibid.). De nieuwe Wet PSA biedt daar mogelijk een belangrijke helpende hand bij.

2.4 Rol Surinaamse diaspora In navolging van de beschrijving van de rol van diasporaorganisaties, is het noodzakelijk om na te gaan wat er bekend is over het gedrag en de handelingen van de leden van de Surinaamse diaspora. De Surinaamse diaspora heeft zich in het verleden op verschillende manieren onderdeel van transnationale netwerken getoond. Mügge (2010: 194) beschrijft hoe de Surinaamse transnationale actoren in eerste instantie werden gevormd door Surinaamse studenten. Dit was in de jaren zestig en deze werden ingegeven door aspiraties om te strijden voor een onafhankelijk Suriname. Hun strijd werd vooral in Nederland gevoerd, omdat de banden met Surinaamse instituties niet sterk waren. Hier waren destijds de middelen natuurlijk ook wat beperkter voor. Later werden deze studenten leiders van politieke partijen in Suriname. In Suriname zat men echter niet bepaald te wachten op deze teruggekomen Surinamers, waardoor deze studenten vanwege hun politieke isolatie toch weer vooral teruggrepen op hun Nederlandse contacten. In tweede instantie, toen Suriname onafhankelijk werd, namen de transnationale invloeden steeds verder af (Mügge, 2010: 195). Toen de politieke spanningen in Suriname echter toenamen, nam de transnationale politieke urgentie ook weer toe en werden de Surinamers ook in Nederland min of meer gedwongen om partij te kiezen in de Binnenlandse Oorlog. De transnationale Surinaamse gemeenschap toonde zich destijds zeer politiek betrokken en ook in

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 47 SURINAAMS NATIONALISME

Nederland ontstonden er twee kampen. Een kamp voor het regime en een kamp tegen het regime. Een berucht publiek optreden van Paul Somohardjo9 bij het AVRO televisieprogramma ‘Karel voor…’ toont aan hoe de politieke situatie zich ook naar Nederland had verplaatst. In derde instantie, in de huidige tijdsgeest, zijn de transnationale actoren met name gefocust op het versterken van de internationale positie van Suriname op politiek en economisch niveau. Verder vindt er, volgens Mügge (2010: 196), veel transnationale actie plaats op etnisch niveau waarbij de etnische groeperingen elkaars positie in zowel Nederland als Suriname proberen te verbeteren. De transnationale netwerken zijn nu vooral gebaseerd op vriendschap en verwantschap (Mügge, 2010: 196). De vriendschap, het verwantschap en de onderlinge betrokkenheid zijn dusdanig sterk dat momenteel meer dan de helft van alle PSA financiële overboekingen naar Suriname doet (Schans, 2009). Het overgrote deel van deze overboekingen wordt gedaan naar familieleden (Carabain, 2008). Carabain (2008: 45) stelt verder dat de frequentie en intensiteit van deze overboekingen afnemen naarmate de woonduur buiten het land van herkomst is toegenomen: de tweedegeneratie migranten draagt meer bij aan lokale goede doelen, terwijl de eerste generatie migranten primair gericht is op hulp aan het land van herkomst. Surinaamse Nederlanders zijn over het algemeen niet in staat om een regelmatig bezoek aan hun thuisland af te brengen. Dit heeft voor een belangrijk gedeelte te maken met het monopolie dat KLM en SLM op de vluchten naar Suriname hebben (Mügge, 2010: 52). Hierdoor moet er vaak lange tijd gespaard om daar naar toe te kunnen gaan. Op dit moment bedragen de kosten voor een retour, enkele stuntaanbiedingen daargelaten, in het hoogseizoen ruim €1500. Uit een onderzoek van Mügge (2010: 58) naar de betrokkenheid van de Surinaamse diaspora in Nederland blijkt verder dat ongeveer de helft van de Surinaamse respondenten Surinaamse politieke kwesties bespreken. De aanleiding voor het bespreken van dergelijke kwesties en de participatie aan thuisland-georiënteerde activiteiten, ligt voornamelijk bij belangrijke gebeurtenissen in het thuisland. Denk aan de inauguratie van president Bouterse.

9 Dit optreden, waarin op beeld in gevecht gaat met de chauffeur van Bouterse en er uiteindelijk pistoolschoten te horen zijn, werd over de hele wereld verspreid. Inmiddels zetelt Somohardjo, net als toenmalig rivaal, als parlementariër in DNA. Paul Somohardjo is tevens een van de initiatiefnemers van de Wet PSA die in dit onderzoek centraal staat.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 48 SURINAAMS NATIONALISME

Verder blijkt dat ongeveer een kwart van de Surinamers lid is van Surinaamse organisaties, waarvan het gros activiteiten in de richting van Suriname ontplooide (Mügge, 2010: 58). Deze activiteiten bestaan vooral uit fundraisen en het verzamelen van goederen voor scholen en weeshuizen in Suriname. Verder werden er lidmaatschappen benoemd bij sportclubs en religieuze, socioculturele en belangenorganisaties. Socioculturele organisaties blijken onder Nederlandse Surinamers het meest populair te zijn (Mügge, 2010: 59). De meeste van deze organisaties richten zich overigens op een specifieke etnische of religieuze Surinaamse groepering (Mügge, 2010: 59). Organisaties die opgezet zijn voor alle Surinaamse Nederlanders ongeacht etniciteit, houden het netwerk aan diasporagroeperingen bij elkaar. Dit zijn organisaties als SIO, naast afdelingen van Surinaamse politieke partijen in Nederland (Mügge, 2010: 97). Over het algemeen bestaan Nederlandse takken van Surinaamse politieke partijen vooral om hen financieel te ondersteunen (Mügge, 2010: 141). Daarnaast vindt er politieke steun plaats in de vorm van de totstandkoming van ontmoetingen tussen de Nederlandse leden van de politieke partijen en de Surinaamse partijleiders (Ibid.). Veel Surinaamse partijleiders hebben naasten of goede vrienden in Nederland die de partij ondersteunen en regelmatig geconsulteerd worden (Mügge, 2010: 142). Dergelijke transnationale verbindingen zijn, zoals eerder vastgesteld, het sterkst en hebben de grootste kans van slagen. De vrienden en familie van de Surinaamse partijleiders zijn zelfs de drijvende kracht achter verschillende conferenties aangaande duaal burgerschap en het verbreden van politieke mogelijkheden van leden van de diaspora in Suriname (Ibid.). Zij concludeert dan ook dat transnationale politieke activiteiten alleen succesvol zijn wanneer actoren in Nederland de gevestigde politieke actoren in Suriname ondersteunen (Ibid.). Op de vraag of Surinaamse Nederlanders graag stemrecht in Suriname zouden willen hebben wordt door de meeste respondenten bevestigend geantwoord (Mügge, 2010: 73). Dit ondanks het feit dat het merendeel aangeeft geen idee op welke partij te moeten stemmen. De kennis van het politieke veld in het thuisland is ontoereikend. In 1985 heeft de Nederlandse overheid een nationaal adviesbureau, het SIO, ingesteld om de algemene belangen ten aanzien van sociale ontwikkeling, gezondheidszorg en pensioenregelingen van Surinaamse Nederlanders te waarborgen. Er was hier sprake van een top- down beweging, die in eerste instantie niet transnationaal van aard was (Mügge, 2010: 79). Een

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 49 SURINAAMS NATIONALISME derde van de Surinaamse respondenten van Mügge (2010: 79) wist echter niet of de Surinaamse belangen voldoende gerepresenteerd werden. Velen vonden dat Nederlandse Surinamers onvoldoende werden geconsulteerd, maar gaven toe dat zij zelf ook schuld hadden: zij zijn namelijk niet actief genoeg in organisaties en dus onzichtbaar binnen de Nederlandse instituties (Ibid.). Degenen die vonden dat de Surinaamse groepering wel voldoende werd vertegenwoordigd, wezen vooral naar Nederlandse politici van Surinaamse afkomst of verwezen naar het, eerder genoemde, door de Nederlandse staat opgezette SIO (Ibid..). Verder komt uit onderzoek naar voren dat transnationale handelingen van PSA vanuit Nederland alleen succesvol zijn gebleken wanneer ze gedaan werden vanuit organisaties die aan Surinaamse politieke partijen gelieerd waren (Nell, 2006a). Daarnaast doet een diasporaorganisatie er verstandig aan überhaupt niet tegen de gevestigde politieke elite in te gaan, wil het enkele politieke doelstellingen binnenhalen. De mate waarin transnationale politieke handelingen succesvol zullen zijn hangt, anders gezegd, af van de mate waarin het thuisland zich responsief toont ten aanzien van de actoren (Nell, 2006a; Nell, 2006b).

2.5 Rol Surinaamse overheid Ondanks de sterke verbondenheid en het financiële verkeer tussen de PSA in (voornamelijk) Nederland en hun naasten in Suriname, heeft de Surinaamse staat tot voor kort nooit de behoefte getoond om de expertise onder de PSA in te zetten voor ontwikkelingsprojecten of gebruik te maken van hun financiële mogelijkheden. In de vorige paragraaf is reeds vastgesteld dat de PSA voortdurend hebben aangetoond bereidwillig te zijn om verschillende vormen van ontwikkeling in Suriname te ondersteunen. Desalniettemin heeft Suriname, direct na de onafhankelijkheid, wel een formele relatie met de diaspora benoemd. Er werd een TO opgesteld waarin werd vastgelegd dat alle Nederlanders die in Suriname zijn geboren altijd aanspraak konden maken op de Surinaamse nationaliteit, met alle rechten en plichten van dien (Novum, 2014). Dit is met name relevant voor de Nederlanders die in Suriname zijn geboren ten tijde van het kolonialisme. Zij zouden zich zonder enige belemmering, samen met hun gezin, mogen vestigen in Suriname en zij zouden in alle opzichten gelijk moeten worden behandeld als de andere Surinamers (Idem). In de praktijk werd deze overeenkomst echter niet nageleefd: Nederlanders die in Suriname zijn geboren

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 50 SURINAAMS NATIONALISME moesten alsnog een verblijfsvergunning aanvragen en er werd geen stemrecht verleend (Idem). Parlementslid Panka stelt in april 2014 dan ook dat de TO nooit heeft gewerkt en ook nooit zal werken (Idem). Een ambivalent gevoel jegens de PSA vanuit de Surinaamse overheid ligt ten grondslag aan het feit dat er nooit gepoogd is deze overeenkomst te handhaven (Kruijt & Maks, 2003: 64). Zoals gezegd wordt er vaak gedacht dat PSA arrogant zijn en zich superieur opstellen tegenover Surinamers en Suriname. Deze gevoelens vanuit de Surinaamse overheid tegenover de bereidwilligheid van de PSA om te helpen, zorgen regelmatig voor confrontaties die niet bijdragen aan een constructieve opbouw en ontwikkeling van het land. De systematische buitensluiting van PSA in het buitenland kan worden gezien als een manier om de territoriale soevereiniteit van Suriname als zelfstandige republiek te waarborgen (Mügge, 2012: 352). Veel staatsofficials hebben in het verleden al gewezen op de mogelijk negatieve consequenties van de komst van vele PSA naar Suriname: dit zou leiden tot ongelijkheid op onder andere de arbeids- en woningmarkt. De Surinaamse overheid vreest dat PSA uit Nederland hun land zullen overnemen aangezien zij beter opgeleid zijn, meer financiële middelen tot hun beschikking hebben en terug kunnen vallen op een ruimer sociaal vangnet vanwege hun Nederlandse nationaliteit (Ibid.). Ondanks deze duidelijk economische tegenwerpingen is deze houding van de Surinaamse overheid, volgens Mügge (2012: 352), te wijten aan het territoriale nationalisme waarin met alle macht neokoloniale Nederlandse invloeden voorkomen moeten worden. Desalniettemin werd in 2008 door de staatssecretaris van ontwikkelingssamenwerking voor het eerst aangegeven dat Suriname er belang bij heeft wanneer de financiële ondersteuning vanuit de diaspora van bovenaf gereguleerd zou worden (Iris, 2009). Deze financiële bijdragen zouden moeten leiden tot productiviteit en niet direct besteed worden aan consumpties (Idem). Mügge (2012: 347) typeert dit als een opmerkelijke, uitzonderlijke poging van de Surinaamse overheid om de financiële rol van emigranten bij de ontwikkeling van het land te formaliseren. Begin jaren ’90 probeerde Bouterse de communicatie tussen Surinamers in Nederland en Surinamers in Suriname echter al te verbeteren door verschillende lokale Surinaamse politici te benaderen om ervoor te zorgen dat de Nederlandse politieke partijen van binnenuit tot een ander standpunt ten aanzien van Suriname kwamen (Weekkrant Suriname, 1991).

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 51 SURINAAMS NATIONALISME

Aan het begin van deze eeuw hield het CSO verder een conferentie om de mogelijkheden voor een duaal burgerschap te onderzoeken. Het doel was om de mogelijkheden van Surinamers met een Nederlands paspoort te vergroten, om bij te dragen aan de ontwikkeling van Suriname (Mügge, 2010: 100). Een van de aanbevelingen die het CSO deed aan de Surinaamse overheid was het implementeren van speciale regelingen om sociale, economische en culturele participatie van Surinaamse Nederlanders te faciliteren en de mogelijkheid te bieden om zonder Surinaamse nationaliteit overheidsfuncties te kunnen bekleden (Ibid.). Daarnaast werd in 2005 het Nationale Comité opgericht, dat ten doel had om input van de Nederlandse Surinamers te verkrijgen, het nationale imago van Suriname te verbeteren en bij te dragen aan de economische ontwikkeling van het land (Mügge, 2010: 98). Zoals reeds aangegeven is de mate waarin een staat bereidwillig is om de politieke mogelijkheden van haar diaspora te vergroten, bepalend voor het succes van transnationale thuisland-georiënteerde politieke activiteiten. De twijfel en de ambivalente houding van de Surinaamse staat dragen dan ook bij aan de beperkte mate van transnationale verbindingen op lange termijn, ondanks de bereidheid onder de Surinaamse Nederlandse diasporaorganisaties (Mügge, 2010: 101). De transnationale politieke betrokkenheid wordt immers, aldus Mügge (2010: 122), geremd en met scepsis ontvangen door de Surinaamse staat en actoren vanuit de Surinaamse burgermaatschappij. Dit gedrag wordt enerzijds verklaard door de kleine bevolking van Suriname en anderzijds door het koloniale verleden (Marshall, 2003; Mügge, 2010: 122). Suriname is vaak huiverig ten aanzien van invloed van de voormalige kolonisator en ook de Surinaamse Nederlanders worden daar onder geschaard (Oostindie & Klinkers, 2001). De Surinaamse Nederlanders hebben Suriname immers de rug toegekeerd toen het niet goed ging met het land. Ook dat is een van de redenen waarom remigratieprojecten tot dusver niet vlekkeloos gelopen zijn. Bovendien reiken veel Surinaamse actoren niet uit naar diasporagroeperingen in Nederland, waardoor veel verbindingen niet-geïnstitutionaliseerd en top-down tot stand zijn gekomen. Dit zijn, zoals eerder aangegeven, niet de ideale verbindingen voor het slagen van transnationale acties.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 52 SURINAAMS NATIONALISME

3 Methodologie

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is er een kwalitatief onderzoek uitgevoerd. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet welke onderzoeksmethoden zijn gebruikt en hoe de verschillende componenten van de onderzoeksvraag geoperationaliseerd zijn. Iedere sociale wetenschapper moet zich tijdens een onderzoek niet alleen bezig houden met de belangrijkste theorieën binnen zijn wetenschappelijke domein, maar ook met de consequenties van zijn onderzoeksmethoden (Repko, 2008).

3.1 Onderzoeksmethode Het doel van dit onderzoek is primair om te begrijpen welke factoren hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de Wet PSA ten grondslag liggen aan de wetsimplementatie en welke implicaties deze wetsimplementatie met zich mee kan brengen. Vanuit verschillende theorieën zal getracht worden de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in Suriname te duiden. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden wordt er gebruik gemaakt van een combinatie van verschillende kwalitatieve onderzoeksmethoden. Deze combinatie kan het beste worden beschreven door allereerst de onderzoeksvraag in twee stukken te delen. Het eerste deel van de onderzoeksvraag is namelijk wat de oorzaken en implicaties zijn van de invoering van de diasporawet. Het eerste deel van de onderzoeksvraag wordt onderzocht door middel van een casestudy, waarin wordt achterhaald hoe deze wet tot stand is gekomen en welke actoren daar een rol in hebben gespeeld. Uitgaande van het feit dat de handelingen door de actieve diaspora zijn ingegeven is de diaspora de onafhankelijke variabele en het thuisland de afhankelijke variabele (Shain & Barth, 2003: 454). Voor deze benadering wordt gekozen omdat dit de theoretisch minst belichte kant is. Er is veel ruimte voor wetenschappelijke ontwikkeling van theorieën ten aanzien van de diaspora als onafhankelijke variabele in het bedrijven van interne politieke aangelegenheden (Shain & Barth, 2003: 454). Een casestudie wordt gedefinieerd als de studie van een specifiek voorbeeld van een reeks gebeurtenissen die van belang zijn voor de onderzoeker (George, 1979). Door het doen van een dergelijke studie kan een grote constructvaliditeit gewaarborgd worden (Idem).

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 53 SURINAAMS NATIONALISME

Constructvaliditeit is de mate waarin de onafhankelijke en de afhankelijke variabelen op een accurate manier de onderzoek constructen reflecteren of meten. Daarnaast hebben casestudies een heuristische waarde: zij kunnen helpen bij het ontwikkelen van nieuwe theorieën (George, 1979). De data voor deze casestudy worden gehaald uit zowel primaire als secundaire bronnen. De primaire bronnen zijn onder andere de tekst van de Wet PSA zelf, de parlementaire debatten en er zullen semigestructureerde interviews plaatsvinden met de verschillende betrokken politici en belangrijke diasporaorganisaties om de rol van de diaspora en de Surinaamse overheid in deze implementatie te bespreken. Voorts wordt er gebruik gemaakt van cijfers van het IMF en de Wereldbank met betrekking tot onder andere de economische groei, inflatie en het GDP, om de motieven en implicaties ook economisch verder uit te diepen. Daarnaast zal er, vanuit de secundaire bronnen, een verzameling van verschillende kranten- en internetartikelen worden gemaakt voor een weergave van de publieke opinie en een overzicht van bijdragen van de intellectuele elite van de Surinaamse samenleving. Er wordt een discoursanalyse toegepast op de gevonden artikelen. Een discoursanalyse wordt gedefinieerd als een manier om verschillende taaluitingen op hun politieke lading te onderzoeken (Hoyle et. al, 2002). Aan de hand van deze data kan het tweede deel van de onderzoeksvraag ook beantwoord worden. Het tweede deel van de onderzoeksvraag is welke uitdagingen er zijn bij de invoering van deze wet en in hoeverre deze wet uitvoerbaar is. Deze vraag kan afgeleid worden uit de dataverzameling van het eerste deel van de onderzoeksvraag en zal als dusdanig ook duidelijk geformuleerd worden. Bovendien wordt het theoretisch kader benut om de situatie omtrent de Wet PSA nader te kunnen duiden.

3.2 Procedure De semigestructureerde interviews zijn afgenomen onder de vertegenwoordigers van alle bekende betrokken diasporaorganisaties, de indieners van de initiatiefwet en een vertegenwoordiger van de republiek Suriname. Er is gekozen om alleen de, eerder benoemde, smalle diasporaorganisaties te benaderen voor de interviews. Smalle diasporaorganisaties zijn de meest actieve organisaties die worden gekenmerkt door een hoge institutionalisatie, constante participatie en reguliere bewegingen richting het thuisland. Er is gekozen voor deze organisaties

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 54 SURINAAMS NATIONALISME omdat voorondersteld wordt dat de kans het grootste is dat zij daadwerkelijk betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de Wet PSA. Er is gekozen voor semigestructureerde interviews omdat deze helpen bij het duiden van waarom de Wet PSA tot stand is gekomen en wie, welke rol daarin heeft gespeeld. Deze interviews geven waarschijnlijk aanvullende informatie, ten opzichte van de informatie die uit de andere data is gehaald. Ter illustratie: als twee mensen verliefd op elkaar zijn kun je dat door middel van verschillende onderzoeksmethoden vrij eenvoudig vaststellen; je kunt er door middel van een interview echter pas achter komen wat de doorslaggevende redenen zijn waarom zij verliefd op elkaar zijn geworden. Interviews zijn dus de geschikte manier om betekenissen van mensen te achterhalen (Hoyle, et. al, 2002: 144-145). Bovendien is er in een interview de gelegenheid om door te vragen en zo aan aanvullende informatie te komen. Dit is een voordeel ten opzichte van het afnemen van bijvoorbeeld enquêtes. Vanwege de semigestructureerde aard van de interviews komen de gesprekken in grote lijnen met elkaar overeen. De uitkomsten van de verschillende interviews kunnen dan ook eenvoudig met elkaar worden vergeleken. Alle interviews zijn door de onderzoeker zelf, waar mogelijk zonder aanwezigheid van anderen, gehouden. Hierdoor werd de mogelijkheid tot het geven van sociaalwenselijke antwoorden zoveel mogelijk vermeden. Verder zijn alle gesprekken zonder storende factoren gevoerd, waardoor de aandacht voor het gesprek zelf was. De telefoonruis en de niet altijd even goede telefoonverbinding waren de enige stoorzenders. Alle interviews zijn opgenomen door middel van een geluidsrecorder op een andere telefoon. Hier waren alle respondenten van op de hoogte. Tijdens de interviews zijn er relevante aantekeningen gemaakt, met betrekking tot de manier van praten. Tot slot zijn alle interviews getranscribeerd. De transcripties geven een zo letterlijk mogelijke weergave van het gesprek, maar bij onduidelijkheid in het antwoord (vanwege ruis of het wegvallen van de verbinding) is er hier en daar een eigen interpretatie gegeven. Er zijn in totaal 15 personen benaderd voor een interview, waarvan er uiteindelijk acht daadwerkelijk zijn geïnterviewd. Acht personen is voldoende om aan waardevolle en bruikbare informatie te komen (Hoyle, 2002), zeker omdat dit vertegenwoordigers van diasporaorganisaties of de Surinaamse overheid betreft. Deze acht personen worden gevormd door twee van de vier indieners van de Wet PSA (allen in Suriname), twee vertegenwoordigers van de Surinaamse staat

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 55 SURINAAMS NATIONALISME en vier vertegenwoordigers van betrokken diasporaorganisaties (allen in Nederland). De groep geïnterviewde mensen valt te onderscheiden in twee afzonderlijke groepen: een groep vertegenwoordigers van de Republiek Suriname en een groep vertegenwoordigers van diasporaorganisaties van PSA in Nederland. Voor elke groep is een apart semigestructureerd interview opgesteld. Bij de transcripties zijn alleen de door de onderzoek zelf afgenomen interviews verwerkt, om eventuele onduidelijkheden of onwaarheden te voorkomen. De respondenten zijn specifiek gekozen omwille van hun betrokkenheid en invloed bij de kwestie. Sortering op basis van etniciteit, leeftijd, religie etc., was derhalve niet van toepassing. In de interviews is getracht alle relevante informatie en onderwerpen, zoals naar voren gekomen in de literatuur en gecommuniceerd door middel van de Wet PSA, aan bod te laten komen. Alle respondenten hebben deelgenomen op basis van vrijwilligheid. De respondenten zijn in eerste instantie via de mail en in tweede instantie telefonisch benaderd. De meeste interviews zijn telefonisch gedaan. Er is gekozen voor telefonische interviews omdat de meeste respondenten zich op grote fysieke afstand van de onderzoeker bevonden. Dit heeft nauwelijks invloed op de kwaliteit en de validiteit van semigestructureerde interviews (Hoyle et. al, 2002: 102-104). Ten onrechte wordt overigens gedacht dat telefonische interviews altijd kort moeten zijn (Ibid.). Het kortste interview dat is gehouden duurde ongeveer 15 minuten, terwijl het langste interview bijna 60 minuten duurde. Gemiddeld duurden de interviews ongeveer 30 minuten. Telefonische interviews hebben ten opzichte van face-to-face interviews als voordeel dat er in mindere mate een kans op een bias10 van de interviewer is (Hoyle, et. al, 2002: 103). Daarnaast wordt er een grotere waarde aan interviewsupervisie gegeven bij telefonische interviews dan rechtstreekse interviews (Ibid.). Dit betekent, met andere woorden, dat het eenvoudiger is om vraaggericht te werken en in te grijpen wanneer er van een bepaald onderwerp wordt afgeweken. Het overgaan op een ander onderwerp wanneer de respondent nog met een eigen onderwerp bezig was, gebeurde door aan te geven dat ik een volgende vraag moest stellen. Zo is getracht zo min mogelijk sturend te werk te gaan.

10 Een interviewersbias is dat de mening of de vooringenomenheid van de interviewer naar voren komt tijdens het interview, waardoor de uitkomsten van het onderzoek beïnvloed worden (Hoyle et. al, 2002: 112).

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 56 SURINAAMS NATIONALISME

Verder is het bij ieder interview belangrijk dat het gesprek zo natuurlijk mogelijk verloopt en dat er een goede sfeer heerst (Hoyle et. al, 2002: 144-151). Dit werd bewerkstelligd door eerst aan te geven om welke reden er contact met hen werd gezocht en vervolgens wat neutrale, inleidende vragen te stellen. Verder ben ik het gesprek in gegaan als een verslaggever. Het was niet mijn bedoeling om in discussie te gaan, dan wel bevestigend of verbaasd te reageren op de gedane uitspraken. De respondent moet immers het gevoel hebben alles te kunnen zeggen en volledig gerespecteerd te worden (Ibid.). Voorts is het belangrijk om geen eigen mening naar voren te laten komen (Ibid.). Er is zoveel mogelijk getracht dit te voorkomen.

3.3 Analyse Om de data te analyseren heeft er allereerst een revisie van de relevante literatuur plaatsgevonden. Deze is terug te vinden in het theoretisch kader. Ten tweede zijn de transcripties geraadpleegd. Om deze transcripties zo adequaat mogelijk te duiden zijn de constructen11 geoperationaliseerd. Door de operationalisatie van de constructen wordt duidelijk hoe deze gemeten kunnen worden. De constructen die in dit onderzoek centraal staan kunnen uit de hoofdvraag worden afgeleid. De hoofdvraag –wat zijn de redenen voor de invoering van de Surinaamse diasporawet en welke implicaties brengt de invoering van deze wet met zich mee- is eerder al in tweeën gedeeld. Het eerste deel van deze vraag gaat over de oorzaken en de implicaties van de invoering van de diasporawet. Het tweede deel van deze vraag gaat over de uitdagingen en de uitvoerbaarheid die er bij de invoering van de diasporawet zijn.

11 Een construct is een abstract concept, bijvoorbeeld liefde of geluk, dat je in een onderzoek wilt meten (Hoyle et. al., 2002: 11).

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 57 SURINAAMS NATIONALISME

3.4 Onderzoeksinstrument Om de twee delen van de onderzoeksvraag operationeel te maken zijn de volgende interviewvragen in willekeurige volgorde opgesteld:

1. Wat is de aanleiding voor de totstandkoming van de Wet PSA? (aan alle respondenten) 2. Welke rol heeft u of uw organisatie gespeeld bij de totstandkoming van de Wet PSA? (aan alle respondenten) 3. Hebt u contact met (andere) (diaspora)organisaties in Nederland en Suriname gehad over de Wet PSA? (aan diasporaorganisaties) 4a. Welke formele relatie heeft u of uw organisatie met de Surinaamse overheid? (aan diasporaorganisaties) 4b. Welke formele relatie heeft u met de Nederlandse diasporaorganisaties? (aan Surinaamse bewindslieden) 5a. Voelt u of uw organisatie zich onderdeel van de Surinaamse natie? (aan diasporaorganisaties) 5b. Ziet u de leden van de diaspora in Nederland als onderdeel van de Surinaamse natie? (aan Surinaamse bewindslieden) 6. Hoe verwacht u dat de PSA kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van Suriname? (aan alle respondenten) 7. Welke voor- en nadelen ziet u bij deze wet? (aan alle respondenten) 8. Welke consequenties verwacht u bij de implementatie van deze wet? (aan alle respondenten) 9. In hoeverre bent u tevreden met de uiteindelijke Wet PSA? (aan alle respondenten) 10. Welk advies zou u de Surinaamse overheid willen meegeven ten aanzien van de uitvoering van de Wet PSA? (aan diasporaorganisaties) 11. Wat is uiteindelijk van doorslaggevend belang geweest om de Wet PSA te initiëren? (aan alle respondenten)

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 58 SURINAAMS NATIONALISME

4 Resultaten

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten van het literatuuronderzoek, de semigestructureerde interviews en alle bevindingen vanuit de verschillende primaire en secundaire data uiteen gezet.

4.1 Algemene bevindingen Naar aanleiding van het onderzoek is er een aantal algemene bevindingen dat het benoemen waard is. Deze bevindingen kwamen allemaal aan het licht bij de benadering van respondenten en bij de gesprekken voorafgaand aan de semigestructureerde interviews. In het discours12 van de respondenten valt allereerst op dat er geen sprake is van een hele Surinaamse natie. In het totaalgebruik wordt veel gebruik gemaakt van twee tegen over elkaar geplaatste groepen. Wij tegen zij. De Surinamers ten opzichte van de Nederlanders. De buitenlanders of de verraders tegenover de achterblijvers. Hoewel de betrokken personen wellicht het gevoel hebben onderdeel te zijn van dezelfde groep, suggereert het taalgebruik het tegendeel. Wat vooral opviel bij de benadering was dat alle partijen, met uitzondering van de vertegenwoordigers van de Surinaamse staat, de vertegenwoordiger van de Nederlandse NPS en de vertegenwoordiger van SFE, zeer lastig te bereiken waren. Websites waren niet bijgewerkt en hadden geen, onjuiste of verlopen informatie. Meerdere mails werden niet of heel laat beantwoord, telefoonnummers bestonden niet meer, veel telefoons stonden uit of werden niet beantwoord. Er werd niet gereageerd op ingesproken voicemails en gemiste oproepen. Zelfs berichten via Facebook werden vrijwel nooit beantwoord, waardoor de contactleggingen moeilijk tot stand kwamen. De Surinaamse volksvertegenwoordigers konden enkel na interventie van een contact in Suriname bereid worden gevonden om een bijdrage te leveren aan dit onderzoek. Dit betreft twee van de vier benaderde volksvertegenwoordigers. De twee anderen hebben uiteindelijk nooit gereageerd.

12 Vertoog, manier van praten qua woordgebruik, manieren, accent.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 59 SURINAAMS NATIONALISME

Deze bevindingen zijn om meerdere redenen opmerkelijk. Ten eerste is het gebrek aan reactie en bereikbaarheid van de diasporaorganisaties in Nederland opmerkelijk, aangezien er een voorselectie is gemaakt op basis van smalheid van organisaties. Een smalle diasporaorganisatie wordt verondersteld zeer actief te zijn en het ligt dan ook in de verwachting dat deze snel, eenvoudig en adequaat te bereiken zou zijn. Ook al betreft het voor veel van de betrokken mensen een vrijwillige activiteit naast hun reguliere, werkende leven toont dit wel het gebrek aan institutionalisatie en professionalisme van enkele van deze organisaties aan. Dit duidt, zoals op te maken uit het theoretisch kader, op een gebrek aan duurzaamheid van deze transnationale acties (Mügge, 2013: 36). Ten tweede is het gebrek aan reactie en bereikbaarheid van diverse betrokkenen opmerkelijk omdat het een geheel nieuwe situatie betreft, die urgent en maatschappelijk relevant is. Zij zijn onderdeel van dit proces geweest en het lag in de lijn der verwachting dat iedereen graag bereid zou zijn deel te nemen aan dit onderzoek, om aan te tonen wat zij zelf bewerkstelligd willen hebben. Voorts viel de voorzichtigheid op waarmee veel betrokken partijen het woord voerden. De vertegenwoordigers van de Surinaamse staat waren kortaf en voorzichtig in het beantwoorden van de vragen. De medewerkers van het consulaat verwezen verschillende keren naar de ambassade en andersom. Bij het consulaat, het informatieverstrekkende orgaan, werd twee keer de verbinding gebroken. Bij een derde poging vond er een interview plaats dat abrupt werd onderbroken omdat de betrokken persoon “even iets anders moest gaan doen”. In het interview zelf liet de persoon in kwestie meerdere keren weten dat het consulaat niet veel afweet van de Wet PSA. Daarnaast wilden vrijwel alle betrokken personen zeker weten niet met een journalist te maken te hebben. Tot slot viel het enthousiasme op waarmee met name de vertegenwoordigers van de diasporaorganisaties hun verhaal deden. Er was opvallend veel kennis over de geschiedenis van het diasporabeleid, iedereen had een duidelijke visie en er werd diverse keren expliciet en impliciet verwezen naar artikel 5 lid 2 van de TO.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 60 SURINAAMS NATIONALISME

4.2 Oorzaken en implicaties bij totstandkoming Wet PSA In deze paragraaf worden de oorzaken van de totstandkoming van de Wet PSA behandeld en vervolgens worden de implicaties bij de implementatie van deze wet besproken. Hiertoe wordt gekeken naar indicatoren die te maken hebben met de rol van de diasporaorganisaties en de rol van de Surinaamse overheid. Voor een helder overzicht wordt er gebruik gemaakt van de verschillende interviewvragen die zijn gesteld.

4.2.1 Aanleiding totstandkoming Allereerst wordt nagegaan wat de aanleiding is voor de totstandkoming van de Wet PSA. Dit is noodzakelijk om te kunnen duiden vanuit welke maatschappelijke ontwikkelingen het initiatief tot deze wet geboren is. Voor de operationalisering hiervan is gebruik gemaakt van interviewvragen 1 en 11. De lobby voor meer rechten voor PSA is allereerst voortgekomen uit het niet naleven van de TO. De TO was juist ontworpen om het saamhorigheidsgevoel van Surinamers over de gehele wereld te behouden en de geëmigreerde PSA de mogelijkheid te bieden altijd terug te komen naar Suriname. Vanwege het niet naleven van deze overeenkomst bleef er behoefte aan uitbreiding van de rechten van Nederlandse PSA in Suriname en een geformaliseerde relatie tussen Suriname en haar diaspora. Dit gevoel wordt verwoord door de respondent van de VSN:

“Die PSA-wet, waarom ze het hebben ingesteld, ja. […] Net voor de onafhankelijkheid was er een koninkrijkscommissie met ongeveer 30 leden vanuit Nederland, 30 leden vanuit Suriname en 30 leden vanuit de voormalige Nederlandse Antillen. Ze bogen zich over de banden binnen het koninkrijk. […] Een nieuwe taak was om te bekijken welke nationaliteiten die mensen zouden krijgen. Want het waren eigenlijk allemaal Nederlanders. En toen heeft men gedacht aan een optie van een dubbele nationaliteit, dus een Nederlandse en een Surinaamse, of je laat iedereen Surinamer worden of iedereen blijft Nederlander. […] Toen heeft men gedacht, van kijk, de mensen van buitenaf van Surinaamse origine kun je ook niet van de een op de andere dag de Surinaamse nationaliteit geven en de Nederlandse van ze afpakken, want dan worden ze in het land waar zij de nationaliteit van hadden plotseling vreemdelingen. Dus die blijven Nederlanders, maar ze hadden het recht gedurende tien jaar na onafhankelijkheid op een optie

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 61 SURINAAMS NATIONALISME om direct Surinamer te worden. Dus die regeling is toen bedacht, maar er is ook bedacht: die mensen zijn eigenlijk Surinamer met een Nederlands paspoort. Het zijn geen vreemdelingen in Suriname, ze hebben banden met Suriname. Ook familiaire banden. Economische banden, of ze willen misschien tijdelijk voor studie of werk naar het buitenland. En ze willen op een gegeven moment ook terug kunnen keren. Dat zou betekenen dat als zij, als die rechten goed verankerd zouden zijn, zij in eigen land niet opeens vreemdeling zouden zijn omdat je de Nederlandse nationaliteit hebt behouden en de Surinamer inmiddels een andere nationaliteit heeft gekregen. En daarop is er ook een TO gemaakt op advies van de koninkrijkscommissie en die hield in dat je de rechten van deze mensen ook in regelgeving zou verankeren. In artikel 5 lid 2 van de TO staat bijvoorbeeld dat mensen die in Suriname zijn geboren, maar ten tijde van de onafhankelijkheid om wat voor reden dan ook in het buitenland verbleven het recht hadden en hielden om – met behoud van Nederlandse nationaliteit- onvoorwaardelijk tot Suriname te worden toegelaten. En daar alleszins als Surinaams staatsburger te worden behandeld. Dus met andere woorden: zonder dubbele nationaliteit had je reeds die dubbele rechten. Dus ja, je had in je Nederlands paspoort via dat verdrag dezelfde rechten zonder dat je in Suriname bent, als de mensen die in Suriname waren achtergebleven met een Surinaams paspoort. En dat hebben ze direct gegeven en niet alleen om de band die mensen met Suriname hadden te bevestigen, maar ook voor de ontwikkeling van Suriname, ook voor de economie. […] Voor zo een kleine bevolking om onafhankelijk te worden is het van essentieel belang om die mensen te faciliteren, om mogelijkheden te bieden. En op makkelijke wijze te kunnen deelnemen aan het verkeer, aan het maatschappelijke verkeer. […] Je hebt een relatie en die mensen voelen zich ook prettig daar en Suriname heeft er baat bij voor haar economie, om die kennis ook te hebben. Maar na de onafhankelijkheid heeft men langzamerhand die groep buiten Suriname als ongewenste en soms onprettige vreemdelingen beschouwd. Ze hadden te veel kritiek op Surinaams beleid en dan had je die staatsgreep van 1980, toen werd er ook meer tegen die mensen van buitenaf geageerd. […] Dus er is eigenlijk meer een afstand gecreëerd door de politici. […] Maar die zaak ligt bij het OAS nu. Bij de Inter-Amerikaanse commissie voor de rechten van de mens, een soort van Europese Hof voor mensenrechten in Strasbourg, is dit een regionale voor Amerikaanse staten gevestigd in Washington. En daar is er geklaagd door mij en die zaak is in behandeling sinds 2005. En gaandeweg zijn de politici aan het draaien geraakt en kwam eindelijk het besef van je

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 62 SURINAAMS NATIONALISME hebt de diaspora nodig voor je ontwikkeling van je Staatsolie bijvoorbeeld en je mijnbouw en je aluminium, maar ook andere sectoren komen allerlei technici tekort. En die moeten ze dan uit het buitenland halen en dat zijn vaak vreemdelingen ook. […] Maar gaandeweg heb ik begrepen dat het besef is gegroeid van, waarom halen wij onze eigen mensen niet? Want ze zien dat ze eigenlijk ook niet verder kunnen. Dus eigenlijk uit nood geboren ook. En vandaar dat de mensen van de diaspora nu een beetje belangrijker zijn geworden voor hen. En daarom ook die PSA-wet. Want Lakin, de minister van BuZa, de huidige van Suriname heeft kort na zijn aantreden een jaar of tien geleden, gezegd dat hij een diasporabeleid gaat ontwikkelen. […] Maar door die druk en die procedures ook bij het OAS heeft men, bepaalde Surinaamse politici, de diaspora ook belangrijk gaan vinden. Dat heeft er toe geleid dat een paar parlementariërs een initiatiefwetsvoorstel heeft ingediend. De PSA-wet om bepaalde rechten… om mensen een beetje erkenning te geven van dat zij in feite onze mensen zijn, want daar komt het eigenlijk op neer. En dat zij op een makkelijkere manier naar Suriname zouden kunnen gaan en daar zonder al te veel barrières zouden kunnen deelnemen aan het maatschappelijke verkeer. […] Dat had men direct bij de onafhankelijkheid moeten doen. Dus het is eigenlijk de natuurwet, of de ontwikkeling in de wereld, je kunt er bijna niet meer omheen [...] Je hebt elkaar nodig. […] Als je kijkt naar India, die hebben ook een diasporabeleid. Die hebben zelfs een diasporaministerie. En China heeft dat ook, Zwitserland heeft het, Israël en Ierland. Kaapverdië heeft een heel vergaand diasporamodel. Want een derde van hun parlementszetels is voor diaspora gereserveerd. Dus met de huidige ontwikkeling in de wereld kon Suriname niet achterblijven en zijn ze, eigenlijk schoorvoetend, een beleid aan het ontwikkelen […]”

De woordvoerder van SIO onderstreept dit door het volgende aan te geven:

“[…] De wet voorziet daarin, maar Suriname heeft altijd geweigerd tot implementatie van de TO te gaan. Ze zien ons liever hier blijven dan daar komen […]”

De behoefte om onderdeel te zijn van de Surinaamse natie, met de daarbij horende rechten en plichten, is verschillende keren door de verschillende diasporaorganisaties in Nederland

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 63 SURINAAMS NATIONALISME kenbaar gemaakt. Dat er een lange historie aan vooraf is gegaan blijkt ook uit het gesprek met een Nederlandse vertegenwoordiger van NPS:

“Ik ben al een aantal jaar bezig om de Surinaamse politieke leiders over te halen diasporabeleid te gaan ontwikkelen. De Surinamers buiten Suriname beleidsmatig betrekken bij Suriname. Dat betekent dus dat je beleid moet ontwikkelen. Dan moet je ten eerste nadenken over, ok, wat heb je ons te bieden? Je diploma’s, je ervaring, eventueel kapitaal. Dan is de tweede vraag wat hebben jullie in Suriname aan hen te bieden? En dan is het antwoord ons beleid dit, vul maar in. Maar dat is er niet. En als dat er niet is, dan ben je overgeleverd aan de grillen en grollen van de dan aan de macht zittende politici. […] Bij hem [Arron in 1975, red.] ben ik begonnen met, jij moet diasporabeleid ontwikkelen. Maar dan reageerde hij een beetje onwennig. Want de TO zegt in artikel 5 lid 2, dat wij Surinamers in Nl, onbeperkt toegang tot Suriname mogen hebben en dat als wij daar zijn een gelijke behandeling krijgen. Maar dat moet je vervolgens uitwerken als Surinaamse overheid van, wat versta je onder gelijke behandeling. Het is een beleidskwestie. Dat hebben geen van de Surinaamse regeringen sinds de onafhankelijkheid uitgewerkt, die TO. Want materieel vraagt die TO om diasporabeleid te ontwikkelen. Dat is ook hoe het destijds tussen Den Uyl en Arron was bedoeld. Je laat kansen liggen om deskundigen in je eigen bevolking, in je diaspora, te betrekken. Alle politieke leiders in Suriname hebben een soort koudwatervrees om diasporabeleid met zoveel woorden te noemen.”

Deze oproep werd voor het eerst door de vorige Surinaamse regering, onder leiding van NPS- voorman Venetiaan, voor het eerst werkelijk serieus genomen. Dit komt overeen met de constatering dat er sterke horizontale en verticale verbindingen nodig zijn om werkelijke politieke veranderingen te kunnen doorvoeren (Mügge, 2010; Nell, 2006a). In dit geval bleek de horizontale geïnstitutionaliseerde verbinding, een band op basis van reciprociteit en samenwerking, doorslaggevend te zijn. Onder leiding van Venetiaan werden er eerste stappen gezet ten aanzien van het opstellen van de Wet PSA. De concrete stappen werden echter pas genomen toen de huidige regering, onder leiding van Desiré Bouterse, aan de macht kwam. De respondent van het SIO zegt hierover in een interview:

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 64 SURINAAMS NATIONALISME

“Als je goed kijkt ook naar die wet dan zie je dat de vorige regering al een soortgelijke [wet heeft aangenomen] –die was opgesteld door professor Groenendijk en de heer Ameerali- en dan zie je dat bepaalde artikelen letterlijk zijn overgenomen. De vorige regering, de regering Venetiaan, heeft er geld ingestopt om er onderzoek naar te doen, maar ze hebben er niets mee gedaan. Het is ergens in een lade verdwenen. Deze regering –toen de heer Bouterse aan de macht kwam heeft hij ook gezegd- heeft beloofd dat hij de diaspora ook zou betrekken en dat heeft hij ook gedaan en dit is ook een vorm van het inlossen van zijn belofte.”

Santhoki stelt in een interview echter het volgende:

“…Sinds de president de Surinaamse diaspora in juli 2011 heeft aangeduid als landgenoten door “banden van bloed en bodem” heeft de Surinaamse regering verder vrijwel niets met de diaspora gedaan, behoudens de schijnbeweging met het initiatief wetsvoorstel Personen van Surinaamse Afkomst (PSA). […] Ongeveer de helft van de ca. een miljoen Surinamers in diaspora vertegenwoordigt een enorm economisch potentieel voor de Surinaamse economie. […] De huidige regering heeft nog veel meer laten liggen of verkeerd gedaan. Deze regering is gestart met een stabiele economie, vrijheid van meningsuiting, een goed veiligheidsbeleid, een positieve betalingsbalans en een goed functionerende rechtsstaat. De economie is nu instabiel, verhit en niet onder controle. De geldontwaarding is enorm en er is een liquiditeitsprobleem. Dit allemaal is gebeurd in drie jaar tijd, ondanks dat het regeringsbeleid met veertig procent meerinkomsten is uitgevoerd. De corruptie is doorgedrongen in alle structuren en hiermee dus geïnstitutionaliseerd. Er is geen transparantie. Suriname staat momenteel op acht internationale lijsten negatief genoteerd. Men komt zo aan de waardigheid van de Surinamer…” (NoSpang, 2013b).

De parlementariër Chandrikapersad Santokhi, de voormalige minister van Justitie en rivaal van Desiré Bouterse, stelt dan ook dat de Wet PSA gebruikt wordt om “op een zeer gemene wijze in te spelen op sentimenten” (Waterkant, 2013h). Hij stelt dat er politiek wordt bedreven met deze wet: er wordt niet oprecht gehandeld ter tegemoetkoming van de doelgroep (Idem). Er worden zaken geregeld door middel van de wet, die al lang in vorige afspraken zijn

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 65 SURINAAMS NATIONALISME vastgelegd: een PSA mocht al zes maanden onbelemmerd in Suriname verblijven en er was al geen werkvergunning meer nodig (Idem). In 2012 gaf de oud-president en de huidige raadsadviseur van de president van Suriname, Jules Wijdenbosch, in het bijzijn van ambassadrice Chantal Doekhie en Consul-Generaal Roy Lieuw A Sie, op een bijeenkomst in Amsterdam een toelichting op het eerste wetsvoorstel ten aanzien van PSA (Waterkant, 2012a). Hij gaf aan dat de TO wellicht niet meer van deze tijd was, maar benadrukte wel dat iedere PSA onderdeel van de Surinaamse bevolking is. Opvallend is dat Wijdenbosch het had over de duurzame economische groei van 4-5% per jaar en het uitbreiden en verbeteren van sociale voorzieningen (Idem). Verder heeft SIO een aantal conferenties gehouden met de werktitel ‘PSA van Initiatiefwetsvoorstel tot Wet’ (Waterkant, 2013c). SIO vindt het belangrijk dat PSA in Nederland goed geïnformeerd worden over het beleid en de daarbij horende rechten en plichten die zullen ontstaan (Idem). Uit de verschillende consultatieronden is naar voren gekomen dat er voldoende draagvlak was voor de Wet PSA (Idem). De Surinaamse overheid gaf echter al in een vroeg stadium aan dat aan de hand van de Wet PSA geen stemrecht verleend zal worden aan PSA die niet in Suriname wonen (Waterkant, 2013d). Suriname zou immers nog niet klaar zijn voor het toestaan van dubbele nationaliteiten (Waterkant, 2013j). Parlementariër Patrick Kensenhuis stelt: “Er mag geen situatie ontstaan, waarbij als het ware ook buitenlanders kunnen stemmen. Die situatie moeten we niet hebben, tenzij je Surinamer bent en alleen de Surinaamse nationaliteit hebt.” (Waterkant, 2013j).

De enige uitzondering die de Surinaamse overheid overweegt te willen maken betreft een nationaliteitsartikel voor onder andere topsporters, om Suriname een internationaal concurrerend sportland te maken (Waterkant, 2013k).

“Het wetsartikel stelt dat de Surinaamse nationaliteit van rechtswege kan worden verkregen door een persoon die wordt aangesteld in een bepaalde functie. Een dergelijke aanstelling moet dan voldoen aan drie voorwaarden. Ten eerste moet de betreffende persoon tot de Surinaamse diaspora behoren in de zin van de Wet PSA. Ten tweede moet de functie die de

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 66 SURINAAMS NATIONALISME persoon wil uitoefenen een nationaliteitsvereiste kennen. Ten derde moet de uitoefening van de functie een nationaal belang dienen. Per Staatsbesluit wordt bepaald welke functies als dusdanig worden aangemerkt. De functie van topsporter wordt dan in dit besluit opgenomen.” (Waterkant, 2013k).

Als het aan president Desiré Bouterse ligt zullen de twee voetballers die op het voorblad van dit onderzoek zijn afgebeeld, Ryan Donk en Boy Waterman (die allebei nooit het grote Nederlands elftal hebben gehaald), in de toekomst speelgerechtigd zijn voor Suriname. Het is hem namelijk een doorn in het oog om tijdens het WK altijd Brazilië te moeten supporten en niet zijn eigen land (2013k). De mogelijkheden zijn reeds onderzocht en bij implementatie van het bovengenoemde nationaliteitsartikel hoeven de betrokken PSA hun eerste nationaliteit ook niet op te geven.

4.2.2 Rolverdeling bij totstandkoming Wet PSA Ten tweede wordt ingegaan op de vraag welke rol de betrokken partijen hadden bij de totstandkoming van de Wet PSA. Interviewvraag 2 is gebruikt om dit te operationaliseren. Dit punt is van belang om na te gaan in hoeverre de diasporaorganisaties als onafhankelijke variabele hebben gefungeerd. Tijdens het opstellen van het eerste conceptwetsvoorstel was er nog geen contact geweest met de diasporagroeperingen in Nederland (Waterkant, 2012c). De eerste versie van de conceptwet bood dan ook nog maar weinig voldoening. De voorzitter van VOS(1), Delano Veira, stelt zelfs dat het betrekken van de diaspora een loze kreet is (Waterkant, 2013g). Allereerst, zo stelt hij, moet er geïnvesteerd worden in de rechtstreekse communicatie tussen de Surinaamse overheid en de diaspora (Idem). Daarnaast heeft hij het gevoel dat “deze regering politiek bedrijft tegen Nederland over de hoofden heen van de Surinamers in Nederland. In plaats dat men aan de slag gaat met de TO – die al op tafel ligt – gooit men nu een PSA over de schutting”. De vertegenwoordiger van de Nederlandse NPS geeft ook aan dat er pas achteraf geconsulteerd is bij de PSA in Nederland:

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 67 SURINAAMS NATIONALISME

“[…]Maar toen kwam dus die PSA-wet. En daarvan moesten we hier de inspraak organiseren. En toen heeft het SIO mij gevraagd te helpen om dit te organiseren. En er is mij gevraagd hierover een advies in te dienen en dat is ook naar het Surinaamse parlement gegaan […]”

De vertegenwoordiger van SIO geeft aan wat hun rol is geweest bij de totstandkoming van de wet:

“[…] Veel onderzoek gedaan, puur vanuit de Surinaamse Nederlanders. We hebben ons niet bezig gehouden met de mensen in Suriname, want die behoren niet tot onze doelgroep. We hebben de mensen geraadpleegd, we hebben een drietal grote bijeenkomsten georganiseerd. Mensen zijn uitgenodigd, een paar honderd man per bijeenkomst. En daar konden ze dan hun gal spuwen en ook hun kritiek, ook positief, of hun voornemen voor de Surinaamse overheid geven. Daar hebben we de meningen van de mensen verzameld. En dan hebben wij een advies geschreven richting Suriname [...]”

De SFE bleek echter op een andere manier betrokken te zijn geweest bij de totstandkoming van de Wet PSA:

“[…] Wel, ja, ik zit wel in een buurthuis hier waar ik de leiding heb en daar heb ik de gelegenheid aan Wijdenbosch en zijn club gegeven om zichzelf en hun ideeën te presenteren, dus in zoverre heb ik wel ruimte biedend een rol gespeeld […]”

Bovengenoemde organisaties hadden dan vooral een ogenschijnlijk passieve rol bij de totstandkoming van de Wet PSA. Dit staat haaks op het initiatief om diasporaorganisaties als onafhankelijke variabele te beschouwen (Shain & Barth, 2003: 454). De VSN toont echter aan wel degelijk een zeer actieve rol bij de totstandkoming van de wet te hebben gespeeld. Tevens wordt hiermee bewezen dat de effectiviteit van diasporaorganisaties sterk afhankelijk is van de middelen die zij in het land van aankomst tot hun beschikking hebben (Shain & Barth, 2003: 462:

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 68 SURINAAMS NATIONALISME

“We hebben ook procedures gevoerd tegen de Nederlandse staat en er zijn – steeds via Harry van Bommel- schriftelijke Kamervragen gesteld en er zijn gesprekken met de verschillende ministers van BuZa gevoerd, en zo is Nederland ook steeds onder druk gezet. Want Nederland is hierin een verdragspartij en die moet er op toezien dat wanneer haar burgers er de dupe van worden dat bepaalde overeenkomsten niet worden nageleefd, de andere partij daarop te wijzen. En Nederland heeft te weinig druk op Suriname uitgeoefend. Er is destijds wel een commissie in het leven geroepen, die overleg pleegde. Maar na de verkiezingen waarbij Bouterse aan de macht is gekomen is die ambtelijke commissie niet meer bij elkaar gekomen. Dus ook vanuit het parlement is geprobeerd voldoende druk uit te oefenen op het ministerie van BuZa in Nederland. Er zijn ook procedures gevoerd, die hebben we wel verloren. We moesten eigenlijk ook een bodemprocedure voeren, maar door allerlei omstandigheden hebben we dat niet gedaan. We hebben ook een klacht ingediend tegen Nederland bij de VN omdat het bestuursrechtelijke vonnis afgewezen was. Dat hebben we daar aan de orde gesteld, maar die hebben gezegd dat je in feite tegen Suriname een procedure moet beginnen. Maar die procedure loopt al, bij de OAS en de Inter-Amerikaanse commissie voor de rechten van de mens, dus ik hoef het niet nog eens bij de Surinaamse staat te doen. Er is steeds bij de media aandacht hiervoor gevraagd. Dus er is op diverse manieren wel druk uitgeoefend en we hebben ook voorlichtingsbijeenkomsten gehouden met de vereniging, met PowerPointpresentaties. We hebben handtekeningenacties georganiseerd, we hebben meerdere petities bij het ministerie van BuZa ingediend, dus binnen onze mogelijkheden hebben we alles gedaan. We hebben ook brieven gestuurd naar de Surinaamse minister van justitie.”

In eerste instantie zou de PSA-status alleen verkregen kunnen worden indien je Surinaams ingezetene zou worden (Idem). Deze PSA-status zou wel voorzien in actief stemrecht bij de Surinaamse verkiezingen (Idem). Aangezien dit eerste voorstel tot controverse leidde –PSA wilden hun Nederlands ingezetenschap niet laten varen wegens het verlies van sociale zekerheid; de Surinaamse overheid verweet de PSA niet voldoende liefde voor het land te hebben- werd er vanuit politiek Suriname actie ondernomen om de initiatiefwet te amenderen. De Wet PSA zou de nationaliteitswet immers bijten en er moest dan ook het een en ander aangepast worden om de

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 69 SURINAAMS NATIONALISME wet doorgang te laten vinden (Waterkant, 2012b). De definitie met betrekking tot ingezetenschap zou aanvankelijk te ruim genomen zijn. Naast de acties vanuit de Surinaamse overheid werd ook door verschillende diasporaorganisaties gestart met het organiseren van consultatieronden onder Nederlandse Surinamers (Idem). Zo probeerden zij de stem van de diaspora te verwoorden en politieke steun voor hun inbreng te vergaren. Uit de consultaties kwam onder andere naar voren dat slechts een kleine minderheid van de PSA in Nederland is die actief of passief stemrecht in Suriname wil hebben (Obsession, 2013e). Daarnaast kwam naar voren dat verreweg de meeste PSA veel belang hechten aan het doorvoeren van de Wet PSA. SCOS heeft onder haar leden bijvoorbeeld verschillende consultatieronden gehouden en hier een verslag van opgesteld (Waterkant, 2013b). Dit verslag is via de zaakgelastigde in Nederland overhandigd aan de voorzitter van DNA en de Surinaamse minister van Buitenlandse Zaken. Het doel van dit verslag was om een zienswijze kenbaar te maken –in de hoop dat deze zou worden overgenomen- en in ieder geval bij te dragen aan de discussie met betrekking tot de Wet PSA (Waterkant, 2013b). Ondanks dat de PSA in Nederland geen onderdeel zijn van het Surinaamse electoraat wordt op deze manier getracht toch invloed uit te oefenen op de Surinaamse regering. In het volgende citaat wordt de visie van SCOS duidelijk verwoord:

“Wij zijn ons ervan bewust dat wanneer wij vanuit Nederland praten over besluiten en keuzes genomen door de Surinaamse regering, wij deze met respect, nederigheid en enige mate van terughoudendheid dienen te benaderen, aangezien wij vanuit de diaspora geen zeggenschap of bemoeienis mogen hebben met interne Surinaamse aangelegenheden. Echter zullen wij niet schromen om, daar waar mogelijk, een positieve bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van Suriname.” (Waterkant, 2013b).

De verschillende leden van de Surinaamse regering geven aan sowieso open te staan voor discussies en aanvullingen vanuit PSA in Nederland (Waterkant, 2013f). Zij zijn “maar al te bereid om de kritische diaspora van dienst te zijn” (Idem). Dit blijkt ook uit het feit dat er daadwerkelijk aanbevelingen zijn overgenomen, zo vertelt ook de vertegenwoordiger van de Nederlandse NPS:

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 70 SURINAAMS NATIONALISME

“[...] In het ontwerp stond overigens dat mensen met twee grootouders van Surinaamse afkomst tot de diaspora gerekend zouden moeten worden, maar wij hebben aangedrongen op een grootouder waardoor die groep groter wordt. Dus dat is een verandering, daar waren we ook blij mee. Vervolgens moest ik gaan lobbyen bij NF, maar dat gaat nu een stuk makkelijker, want in 2011 is Santhoki voorzitter van de VHP geworden. Hij is direct begonnen met het wijzen op nut en noodzaak van een totaal diasporabeleid. Dus ik was zo blij dat ik een medestander had in een van de politieke leiders van Suriname, voor het eerst [...]”

Uit bovenstaande blijkt andermaal het door Mügge onderstreepte belang van (horizontale) verbindingen tussen diasporaorganisaties in Nederland en politieke leiders in Suriname. Verder blijkt dat de diasporaorganisaties een overwegen passieve rol hebben ingenomen ten aanzien van de totstandkoming van de wet. De Surinaamse overheid lijkt grotendeels determinerend voor wat betreft de koers van het maatschappelijke debat, terwijl de diasporaorganisaties verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de agendering van bepaalde maatschappelijke vraagstukken.

4.2.3 Samenwerking en relaties tussen verschillende organisaties Vervolgens is nagegaan welke onderlinge contacten er zijn geweest ten aanzien van de totstandkoming van de Wet PSA. Interviewvragen 3, 4a en 4b zijn gebruikt om dit te operationaliseren. Deze vragen zijn nodig om te achterhalen in hoeverre er een geïnstitutionaliseerde, georganiseerde eenheid is onder de diasporaorganisaties. De mate van eenheid bepaalt immers de mate van succes van diasporaorganisaties ten aanzien van het politieke beleid in het land van herkomst. Zo is het PSD bijvoorbeeld opgericht, een samenwerkingsverband van verschillende diasporaorganisaties. Zij hebben gezamenlijk ook verschillende consultatieronden gehouden. PSD heeft ook een officieel advies naar de Surinaamse overheid geschreven, naar aanleiding van de eerste concept Wet PSA. In dat advies werd het belang van een breed diasporabeleid benadrukt; er werd verzocht om de doelgroep die aanmerking komt voor de PSA-status zo groot mogelijk te maken; er werd verzocht om de kosten van de PSA-kaart niet winstgevend te laten

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 71 SURINAAMS NATIONALISME zijn; en werd aangeraden een databank op te stellen om de vraag-en-aanbodscurve op de arbeidsmarkt in kaart te brengen en daarop te anticiperen. De woordvoerder van SIO geeft ook aan contact te hebben gehad met andere organisaties:

“[…]We hebben ook contact met andere diasporaorganisaties in Nederland. We zitten met KK, VSN, SCOS maar die zijn uitgetreden. Ze vormen eigenlijk een verlengstuk van de NDP hier in Nederland. En je moet echt geen politieke kleur hebben als je hier mee bezig bent. En je hebt Surdin, dat is een nieuwe organisatie[…]”

Ook de woordvoerder van SFE toont zich positief over de onderlinge samenwerking tussen de verschillende diasporaorganisaties:

“[…] Het SCOS, daar ik heb trouwens veel contact mee gehad. Ik begreep dat zij daar nu heel actief mee bezig zijn en straks komen er meer activiteiten heb ik mij laten vertellen. En ze weten het, heb ze altijd gezegd. Mijn deur staat open. Komen ze met een voorstel dan ben ik altijd bereid om mee te denken. Bereidwillig om mensen op te vangen en bereidwillig om mensen in te lichten[…]”

Marinus Bee van de ABOP, een van de initiatiefnemers van de wet, stelt ook dat er gehandeld is in overleg met de doelgroep: “er zijn verschillende actoren betrokken bij de besluitvorming, met name vanuit Nederland”. De kritiek die wordt geuit op de wet ziet hij als gezonde eigenschap van een democratische samenleving. Het feit dat de Wet PSA met algemene stemmen is aanvaard toont voor hem aan dat er voldoende rekening is gehouden met de wensen van alle voor- en tegenstanders van de wet. Voorts verwacht Bee dat de Surinaamse economie een opleving zal beleven dankzij de diasporawet.

De woordvoerder van VSN toont zich echter opvallend kritisch ten aanzien van een samenwerkingspartner:

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 72 SURINAAMS NATIONALISME

“[…] Het SIO, dat in Utrecht zit, wordt door de Nederlandse overheid gesubsidieerd om voor de Surinaamse belangen op te komen. Maar die deden vaak wat de regering ook vond. Die volgen hun beleid. Dus die hebben eigenlijk een rapport gestuurd waarin de rechten van die mensen een beetje werden verkwanseld. Dus we hebben eigenlijk ook tegen hen in verzet moeten komen en hen de weg moeten wijzen, van, namens wie praat je. Jullie zijn een stichting, niet gekozen, en niemand kent jullie bijna in het veld en dan gaan jullie een advies uitbrengen terwijl je de materie niet eens kent. Jullie hebben ons niet eens gehoord. En nu proberen wij juist, om die diasporaontwikkelingen, hebben wij zelf het initiatief genomen om met hen en met KK, het PSD op te richten[...]”

Momenteel is PSD actief om de belangen van de PSA in Nederland te behartigen (Waterkant, 2013). Dit platform bestond initieel uit KK, SIO, VSN en SCOS: de belangrijkste smalle diasporaorganisaties. Zij hebben gezamenlijk veel tijd en aandacht besteed aan de initiatieven met betrekking tot de Wet PSA. Gaandeweg het proces is SCOS echter uit het PSD gestapt. Volgens SCOS zou in het PSD teveel aandacht zijn geweest voor de TO en de dubbele nationaliteit; volgens de andere leden van het PSD heeft SCOS een duidelijke politieke kleur: SCOS zou een Nederlandse tak van de NDP zijn (Waterkant, 2013). SCOS blijft zich echter wel inzetten voor de PSA in Nederland en kondigt een maandelijkse diasporanieuwsbrief aan; zij stellen zich voor als de officiële belangenbehartiger van de Surinaamse Nederlander (Waterkant, 2014). De verhoudingen tussen de verschillende leden van het PSD toont aan dat er geen absolute eenheid is onder de vertegenwoordigers van de Surinaamse diaspora in Nederland. Zoals Shain & Barth (2003: 462) reeds aangaven leidt een gebrek aan eensgezindheid onder de diasporaorganisaties tot een gebrek aan daadkracht voor wat betreft politieke handelingen in het land van herkomst. De diasporaorganisaties onderhouden ook formele relaties met de Surinaamse overheid, zo blijkt ook uit de woorden van de woordvoerder van de VSN:

“We proberen de ambtenaren van BuZa van daar, maar ook van Nl, want dat hoort er ook bij, zoveel mogelijk uit te nodigen als spreker of op een diasporadag te komen vertellen hoe

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 73 SURINAAMS NATIONALISME zij dat zien. En kijken wat voor mogelijkheden zij zien in het belang van de diaspora, maar ook van Suriname, om zo op bepaalde gebieden ook samen te kunnen werken.”

Verder toonde de Surinaamse regering zich ook niet altijd van de meest coöperatieve kant. Toen het initiatiefwetsvoorstel in mei 2013 in het parlement geagendeerd werd, werd de behandeling verdaagd wegens een quorumgebrek (Waterkant, 2013e).13

4.2.4 Transnationaal burgerschap Vervolgens kan er gekeken worden naar de verschillende percepties ten aanzien van de status van de diaspora. Interviewvragen 5a en 5b zijn gebruikt om dit onderdeel te operationaliseren. Dit is noodzakelijk om de theoretische aannames van Kastoryano (2010: 95) en Basch et al. (1994: 269) ten aanzien van transnationaal burgerschap te toetsen. Typerend voor de onderlinge verstandhouding vanuit Surinaams perspectief bezien is de volgende uitspraak van een Surinaamse parlementariër op Waterkant:

“Ik haat geen Surneds [Surinaamse Nederlanders]. Ik was zelf Surned en heb zelf Surned familie en vrienden. Maar ik hekel wel een heleboel in het gedrag van sommigen, het neerkijkend gedrag omdat je iets beter gewend bent. De bakra’s napraten en mijn geliefd land een bananenrepubliek noemen terwijl de mensen hier hard hun best doen met de weinige middelen het land toch draaiende te houden. Het zogenaamd intellectueel gedoe, het van twee wallen willen eten.”

DNA-lid namens BEP, Ronny Asabina, doet uitspraken van een soortgelijke strekking: “het bedrijfsleven in Suriname is Noordzeegeil” (Obsession, 2013b). Suriname doet er, volgens hem, namelijk überhaupt niet verstandig aan om PSA een bijzondere status te verlenen. Surinaamse werkgevers zouden over het algemeen meer geneigd zijn om buitenlanders in dienst te nemen, waardoor de implementatie van de wet discriminatie met zich mee zal brengen (Idem). Daarnaast

13 Een quorumgebrek betekent dat er onvoldoende parlementariërs aanwezig zijn om tot stemming over te gaan en dus aan de behandeling te beginnen. In Suriname is de helft van de parlementariërs plus een, nodig om een quorum te hebben.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 74 SURINAAMS NATIONALISME zouden veel van deze “vreemdelingen” geen of nauwelijks binding hebben met Suriname: “sommigen hebben zelfs wit bloed door hun lichaam stromen” (Idem).

De volgende uitspraak is typerend voor de reacties daarop vanuit PSA in Nederland:

“Kijkend naar de wijze waarop enkele politici omgaan met het PSA vraagstuk dan is er een zekere mate van superioriteit en macht die verkeerd wordt gebruikt waar te nemen. Het gebruik is totaal niet in het voordeel van het land Suriname, maar is soms gebaseerd op vooroordelen die individuen kunnen hebben ten opzichte van de niet-ingezeten Surinamers. Het lijkt erop alsof men zich door angst laat lijden [sic]. Angst voor al die Surinamers in de diaspora die eventueel rechten kunnen krijgen, waardoor de ‘echte’ Surinamers eventueel benadeeld kunnen worden. Dit maakt dat de besluitvorming op ongezonde basis tot stand kan komen. Een ander gevaar dat insluipt, is dat het onderste niet uit de kan gehaald kan worden als er wetgeving gemaakt zal worden voor de niet -ingezeten Surinamer.” (NoSpang, 2013c).

Alle vertegenwoordigers van de diasporaorganisaties geven echter aan zich wel degelijk onderdeel te voelen van de Surinaamse natie. Zo geeft de voorzitter van SFE het volgende aan:

“Ik voel me zeker onderdeel van de Surinaamse natie. Ja, we zijn voortdurend ermee bezig. […] Op een of andere manier praat je altijd ook over Suriname. Of je het nou wil of niet.”

De voorzitter van de VSN plaatst echter een opvallende voorbehoud die aansluiting vindt bij de, in het theoretisch kader benoemde (Shain & Barth, 2003: 455), handelingsmotieven:

“Daar moet ik over denken. Want er is meer een initiatief genomen door de Surinaamse Nederlanders, voor de belangen van de Surinaamse Nederlanders. Die worden primair nagestreefd en niet zozeer vanuit de Surinaamse perceptie. Maar wat is een natie, als je doordenkt is het de totale bevolking van Suriname, dan kun je het wel eigenlijk stellen. Want je probeert de belangen van alle Surinamers en het land van Suriname bij te dragen. Dus je kunt ons wel zien als onderdeel van de Surinaamse natie. Maar niet zo naar binnen gekeerd, maar

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 75 SURINAAMS NATIONALISME meer naar de wereld toe. Met handreikingen en samenwerkingen met Nederland en de Europese staten, maar waarbij de belangen van Suriname niet uit het oog worden verloren.”

De theoretische aannames van de hierboven genoemde wetenschappers worden aan de hand van de onderzoeksresultaten bevestigd: ondanks dat de leden van de diaspora zich op grote afstand van het land van herkomst bevinden, voelen zij zich nog steeds onderdeel van de denkbeeldige natie. Wel is de ernstig verstoorde verhouding tussen de leden van de diaspora en de Surinamers in het oog springend.

4.3 Uitdagingen en uitvoerbaarheid Wet PSA In deze paragraaf worden de uitdagingen en de mogelijkheden met betrekking tot uitvoerbaarheid van de Wet PSA behandeld en vervolgens worden de implicaties bij de implementatie van deze wet besproken. Voor een helder overzicht wordt er gebruik gemaakt van de verschillende interviewvragen die zijn gesteld.

4.3.1 Bijdrage PSA aan ontwikkeling Suriname Als eerst wordt er gekeken naar de verwachte bijdrage van PSA aan de ontwikkeling van Suriname. Dit om de, in het theoretisch kader genoemde, migratiewet van open markt- samenlevingen te toetsen (Massey et al., 1993). Dit draagt bij aan een realistische verwachting van de toekomstige implicaties van de Wet PSA. Voor de operationalisering hiervan wordt gebruik gemaakt van interviewvraag 6. De woordvoerder van het consulaat is hier kort maar krachtig over:

“Het is eigenlijk bedoeld om meer Surinamers naar Suriname te trekken, voor die economische bijdrage.”

De woordvoerder van de NPS Nederland toont zich creatief voor wat betreft de mogelijke bijdrage vanuit de PSA voor Suriname:

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 76 SURINAAMS NATIONALISME

“En de laatste dagen ben ik erg blij met het WK in Brazilië. Want ik heb een paar keer gezegd en geschreven, heel veel Surinaamse voetbaltalenten in de diaspora brengen andere landen tot grote hoogten in de voetballerij. Kijk naar Clarence Seedorf. Maar in Suriname zelf, het herkomstland van die voetballers, is er geen enkele profijt van want Suriname heeft geen beleid. […]Ander voorbeeld. Hoe kan het dat je in jouw diaspora een topadvocaat hebt als Gerard Spong. Je wetgeving rammelt aan alle kanten, ik bedoel come on man. Dus ik maak grappen bij lezingen die ik hou en dan stel ik: Suriname heeft heel veel verborgen talenten en doet er alles aan deze talenten verborgen te houden.”

Verder wordt er naast de economische voordelen vooral gewezen op het intellectueel kapitaal dat Suriname dankzij de PSA geïnjecteerd krijgt. Dit sluit aan bij de, door Baubӧck (2003) beschreven, instrumentele reden om als land uit te reiken naar de diaspora om aan kenniswinst en financiële winst te voldoen. Daarnaast blijkt Suriname een strategisch selectief land te zijn, volgens de voorwaarden van Levitt & Glick Schiller (2004: 1023-1024). Zij probeert namelijk bepaalde vormen van transnationale participatie aan te moedigen, door enigszins de controle over de banden met de diaspora te houden. Het is immers zo dat wanneer het netwerk niet wordt warm gehouden de bereidwilligheid tot het doen van investeringen in Suriname zal afnemen (Gowricharn, 2004b).

4.3.2 Consequenties en suggesties ten aanzien van de wet Ten tweede is het noodzakelijk om in kaart te brengen wat de mogelijke implicaties zijn van de Wet PSA. Zo kunnen de maatschappelijke gevolgen ingeschat worden en kan worden nagegaan in hoeverre het beleid het beoogde resultaat zal kunnen bereiken. Voor de operationalisering van dit onderdeel wordt gebruik gemaakt van interviewvragen 7 tot en met 10. Nu de Wet PSA op 1 juli 2014 geïmplementeerd gaat worden, is de Surinaamse overheid al aan het anticiperen op nieuwe te nemen stappen. Wegens de implementatie van deze wet wenst de regering bijvoorbeeld af te stappen van de TO, die in 1975 met Nederland overeengekomen is. Nederland waarschuwt echter dat deze overeenkomst niet eenzijdig af te wikkelen is (Waterkant, 2014b). Suriname toont hiermee echter wel aan voor een andere benadering te kiezen ten aanzien van Nederlanders die in Suriname zijn geboren. Zij zouden in de toekomst immers geen

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 77 SURINAAMS NATIONALISME automatische aanspraak meer mogen maken op de Surinaamse nationaliteit en de daarbij geldende rechten en plichten. Dit terwijl Bouterse tijdens zijn presidentiele jaarrede 2014 het volgende zei:

“Aan onze landgenoten in het buitenland, de zogenoemde diaspora, zal mede op grond van de aanname door uw hoog College van de conceptwet “Personen van Surinaamse Afkomst”, ten volle de gelegenheid geboden worden als volwaardige burgers te participeren, in de versnelde ontwikkeling van ons land. Ook hun bijdrage achten wij in deze van het grootste belang.”

Een andere scepticus van de nieuwe Wet PSA, de fractieleider van DOE Carl Breeveld, geeft aan dat hij Suriname nog niet klaar acht voor de implementatie van de Wet PSA (Obsession, 2013a). Eerst zou de positie van de lokale Surinamers verbeterd moeten worden. Er zou immers “een enorme toestroom aan vreemdelingen in ons land kunnen komen” (Idem). Hij is er bang voor dat de PSA zullen overheersen en dat dit ten koste zal gaan van de Surinaamse ondernemers, dat dit zal leiden tot een hogere werkloosheid onder de Surinamers, dat dit zal leiden tot huisvestingsproblematiek en dat er in toenemende mate met de duurdere euro betaald zal moeten worden (Idem). Is de positie van de Suriname, kortom, niet eerst verbeterd, dan zullen de PSA zorgen voor een toenemende ongelijkheid binnen Suriname. Vanuit de Surinaamse bevolking zelf komt er ook kritiek ten aanzien van de Wet PSA. Zo benadrukt AKMOS het belang van gastarbeiders, waaronder PSA, bij het ontwikkelingsproces (Waterkant, 2014c). Er zijn zogeheten gastarbeiders nodig om leemtes te vullen in onder andere de landbouw, de visserij en veeteelt (Idem). Iedereen die Suriname bij de ontwikkeling kan helpen zou dan ook welkom zijn (Idem). Wel is het dan noodzakelijk dat de Surinaamse overheid een integraal migratiebeleid voert, om deze leemtes zo goed en snel mogelijk te vullen. De VSN geeft op haar beurt echter aan absoluut niet tevreden te zijn met de wet zoals die uiteindelijk is opgesteld. Er zouden eerste- en tweederangs Surinamers ontstaan door invoering van de Wet PSA (Obsession, 2013g). De verkiezingsbeloften van Desiré Bouterse zouden niet zijn nagekomen en de nieuwe wet impliceert, aldus VSN, een soberder beleid ten aanzien van de

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 78 SURINAAMS NATIONALISME diaspora dan overeengekomen in de TO (Idem). Deze wet zal dan ook niet de juiste prikkel geven om het volk dichter bij elkaar te brengen:

“eerst zullen de Surinaamse politici moeten werken aan hun afgunstige diaspora hebi14 die zij met zich meedragen, om die kwijt te raken. Pas dan kan een volwaardige Surinaamse diasporabeleid worden ontwikkeld.” (Obsession, 2013g).

Ook Apura, een Surinaamse netwerkorganisatie onderschrijft dat er een volwaardig Surinaams diasporabeleid moet worden ontwikkeld (NoSpang, 2014a). Apura ziet echter vooral veel kracht onder de PSA:

“…de Surinaamse diaspora is significant groot, er is een behoorlijke geldstroom en er zijn immer sterke emotionele banden aanwezig. Het arbeiderspotentieel van Surinamers in Nederland bestaat uit 150.000 werknemers die op jaarbasis US$ 480 miljoen verdienen en gezien de economische groei van ruim 5% in Suriname, zou het land van herkomst voor deze groep ruime investeringsperspectieven moeten bieden. Het is daarom van belang dat op een doeltreffende manier gecommuniceerd en genetwerkt wordt tussen PSA’ers en Surinamers die dezelfde interesses delen…”. (Idem).

De vertegenwoordiger van NPS Nederland sluit zich hier bij aan en vervolgt:

“De vraag of er DNA-beleid moet worden ontwikkeld, is geen politieke vraag. Het is een deel van je bevolking, en dus is het bijna vanzelfsprekend dat je diasporabeleid gaat ontwikkelen. Wat het inhoudt op al die terreinen van overheidszorg, dat is vers twee. Maar wat je niet kan doen is, ik beschouw de Surinamers in het buitenland als willekeurige buitenlanders. Dat zorgt voor… Dat is onzin, volstrekte onzin. Als je kijkt wat ze overmaken per jaar, 130, 140 miljoen euro. Als je kijkt naar het toerisme en het persoonlijk contact. Het toerisme is geloof ik wel 70-80-90% Surinamers die naar het land van herkomst gaan op vakantie. Dat zijn kortom geen gewone buitenlanders. […] Omdat dit een eerste stap is, die PSA-wet, met het definiëren van de groep,

14 Surinaams voor last. Letterlijk: iets zwaars

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 79 SURINAAMS NATIONALISME ben ik er blij mee, maar nu moet je het beleid verder voortzetten gestoeld op de vier w’s. Weten, wonen, werken, welzijn. Ruim uitgelegd in totale samenhang. […] Dus twee weken geleden was ik bij de PSA-introductie van het consulaat bij het Van der Valk hotel in Nieuw-Vennep en toen was daar een mevrouw, Lucretia Redan, uit Suriname gekomen. Zij werkt voor BuZa en toen heb ik haar uitgelegd hoe ik er in sta. En toen heeft zij mij verzekerd dat zij daar speciaal mee belast is voor het ministerie van BuZa. En zij is belast met het samenhangend diasporabeleid. Daarom zit ik op het ministerie zegt ze, ik ga zorgen dat het komt. Ok, zeg ik, ik hou je eraan. […] Diasporabeleid is facetbeleid. Iedere sector van overheidsbeleid moet met het facet diaspora rekening houden. Als ik het voor het zeggen had zou ik zeggen, er gaat geen stuk uit voordat er rekening is gehouden met het diasporabeleid. Net als dat je altijd rekening houdt met de financiën.”

Het PSD sluit zich aan bij deze bevindingen en stelt dat het op dit moment gematigd positief is met de uiteindelijke Wet PSA (NoSpang, 2013a). Deze wet is een eerste belangrijke stap in de richting van een uiteindelijk diasporabeleid, maar op dit moment kent de wet nog teveel tekortkomingen en beperkingen (Idem). Met name wordt het overleggen van een CV, het niet kunnen opgeven van een tweede woonplaats en onvoldoende bezwaarmogelijkheden genoemd als belemmering (Idem). De woordvoerder van VSN heeft overigens in hoofdlijnen dezelfde argumentatie als het PSD:

“Er zijn niet veel voordelen, meer een psychologische. Dat die mensen een status hebben gekregen. De erkenning dat ze ergens bij horen, dus dat is een heel belangrijke stap. Maar de rechten die je krijgt, met de huidige rechten die Surinaamse Nederlanders hadden, die is niet veel veranderd. Je kunt gemakkelijker daar gaan, maar je moet het ook verlengen om de vijf jaar. Je kunt ook een verblijfsvergunning krijgen als je daar bent, voor onbepaalde tijd. En je hebt ook de toeristenkaart voor 20 euro. Dus als iemand niet zo vaak gaat heb je er niet zoveel aan. Een nadeel is, want je hebt wel nadelen. Een nadeel is dat er een CV van je wordt gevraagd en niet iedereen vindt dat zijn privacy aan een of andere staat moet worden prijsgegeven. En dat moet dat eens in de drie jaar. Het is ook een probleem dat er een aantal stappen moet worden gezet, een aantal gegevens moet worden verzameld om die status te krijgen. En het kost je ook

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 80 SURINAAMS NATIONALISME behoorlijk veel geld, 100 euro geloof ik. En om de vijf jaar moet je gaan verlengen. Je bent een Surinamer of je bent het niet, je wordt niet ineens een Arabier van origine. Dus je kunt eenmaal wel vaststellen dat iemand van Surinaamse origine is. Waarom iedere 5 jaar daarvoor betalen? Ondoordacht. Ze hadden de diaspora, om wie het gaat, moeten betrekken bij de ontwikkeling van de wet. Dan had je tot een gedegen, betere wet gekomen. Maar nu is het eenzijdig gedaan. Maar, het is beter dit dan helemaal niks. Het is een goede eerste stap, maar er moet veel meer gebeuren. […] Er is Surinaamse hebi, want je geeft het, maar eigenlijk ook niet, want je geeft ze geen volledige rechten. Dus het is een beetje afgunstig, een halfslachtige maatregel.”

Er komt bij alle respondenten van de diasporaorganisaties een duidelijke oproep aan de overheid naar voren om integraal beleid op te stellen. Zo stelt de woordvoerder van SFE:

“Maak het eerst goed duidelijk. Qua inhoud, qua visie, qua beleid, qua inhoud wat het kan betekenen voor jou. Dan denk ik dat het een impact kan hebben. Er trekken heel veel mensen naar Suriname, maar om verschillende redenen. Niet in het kader van het diasporabeleid of zoiets. We hebben daar een aantal andere redenen voor en misschien moet daarom, wat ik zei, dat stukje nog een beetje duidelijk gemaakt worden. En niet een beetje, heel veel duidelijk gemaakt worden. Want hier ook hoor, bij die bijeenkomsten bijvoorbeeld waar ik zelf bij ben voor het platform ook, dan zie je een soort elitegroep van intellectuelen bij elkaar. En dat is prima hoor, maar die andere mensen hebben ook nog steeds hun bijdrage. Dat is ook wel het advies dat ik aan de Surinaamse overheid zou willen meegeven, maar tegelijkertijd ook dat de ambassade een belangrijke rol mee gaat spelen. Door ook een soort van campagne te voeren, snap je. En samen te werken met veel gevestigde organisaties hierzo die ook daar mee bezig zijn.”

De betrokken diasporaorganisaties delen allemaal de mening dat er een historische, belangrijke eerste stap is gezet ten aanzien van het ontwikkelen van diasporabeleid. Er wordt echter benadrukt dat deze eerste stap betekenisloos is wanneer er geen integraal beleidsmatig vervolg aan wordt gegeven. Gezien de economische voorspoed die Suriname nu ondergaat, is dit een uitgelezen moment om te investeren in transnationale initiatieven (Portes et al., 2007: 277).

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 81 SURINAAMS NATIONALISME

De meest opvallende uitspraak tijdens de interviews is echter voor het laatst bewaard. De woordvoerder van de NPS toont zich een optimistisch man en gelooft in de mogelijkheden en kansen die een diasporabeleid met zich mee zouden brengen, ook al worden deze geïnitieerd door een politieke opponent:

“Ik zeg ook op Facebook, meneer Santokhi for president. Hij heeft zich ook gekandideerd voor de verkiezingen van 2015, heel nadrukkelijk. Ik krijg nu een beetje een probleem binnen mijn eigen partij NPS. Want, je voelt het wel, sommige mensen zeggen dat creolen niet op Santhoki gaan stemmen. Maar ik zeg, luister waarom niet. Ik weet dat het heel moeilijk is, maar ik verwacht van de politieke leiders van NF dat die leiding geven aan hun hele volk. En je moet niet achter de onderbuik gevoelens van de Creolen, of de Hindoestanen of de Javanen of wie dan ook aanlopen. Jij moet aangeven van, voor de toekomst van het land moet je soms afstappen van traditionele, conservatieve opvattingen en dan moet je ze uitleggen waarom je dat gewoon moet doen. En ik hou ze altijd voor van, jongens, kijk naar Singapore. En ik zeg niet dat wij Singapore moeten willen zijn, maar kijk naar de manier, de methode die Singapore gebruikt heeft om binnen 30 tot 35 jaar van ontwikkelingsland tot topland in de wereld uit te groeien. En toen was er een Europese journalist die vroeg aan de vroegere president Lee van Singapore, hoe hebben jullie dat gedaan? Toen zei die president Lee van Singapore tegen die journalist van, moet je horen: als jullie in Europa een probleem hebben dan stellen jullie een commissie in, als wij in Singapore een probleem hebben dan lossen we het op haha. Ik vond het schitterend. En dan zeggen ze in Suriname, ik heb het vaak in Suriname verteld ook op lezingen enzo, ja maar ze hebben een andere mentaliteit. Maar Singapore onderscheidt zich zelfs in de eigen regio van de buurlanden. Die hebben geen van allen dat traject ingezet en dat niveau van ontwikkeling bereikt. Dus kom me niet zeggen dat het door de Aziatische cultuur komt. En dan zijn ze een beetje stil, dus ik ben zo blij met Santhoki. Ik zet op Facebook, Santhoki president van 1 miljoen Surinamers, inclusief diaspora.”

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 82 SURINAAMS NATIONALISME

5 Conclusie

Op basis van het theoretisch kader en de resultaten vanuit de verschillende kwalitatieve onderzoeksmethoden, waaronder de discoursanalyse en de semigestructureerde interviews, wordt in dit hoofdstuk getracht een antwoord te formuleren op onderstaande hoofdvraag:

Welke factoren hebben bijgedragen aan de invoering van de Surinaamse diasporawet en welke implicaties brengt de invoering van deze wet met zich mee?

5.1 Conclusie In dit onderzoek is naar voren gekomen dat er van twee kanten politieke invloed wordt uitgeoefend ten aanzien van leden van de diaspora. Dit gebeurt vanuit diasporaorganisaties in het land van aankomst, Nederland, en dit gebeurt vanuit de overheid in het land van herkomst, Suriname. Er zijn verschillende actieve, smalle diasporaorganisaties in kaart gebracht om hun rol in het proces bij de totstandkoming van de Wet PSA in kaart te brengen. Al deze organisaties kenmerkten zich door een loyaliteitsgevoel ten aanzien van Suriname, dat je langeafstandsnationalisme zou kunnen noemen. Zij voelen zich onderdeel van een transnationale gemeenschap van Surinamers en vinden dat zij, en degenen die zij vertegenwoordigen, onderdeel zijn van het Surinaamse volk. Zij doen dan ook veel investeringen in Suriname, brengen regelmatig een vakantiebezoek af en er worden veel Surinaamse producten geïmporteerd naar Nederland. Er blijkt vanuit de Surinaamse diaspora in Nederland overigens vooral sprake te zijn van individuele en collectieve handelingen die sociocultureel, politiek en economisch van aard zijn. Omdat de leden van de diaspora zich onderdeel van Suriname voelen trachten zij, in het transnationale sociale veld, invloed uit te oefenen op de Surinaamse politieke aangelegenheden. Dit doen zij enerzijds door directe grensoverschrijdende participatie in de politiek in Suriname, bijvoorbeeld door het opstellen van formele adviezen ten aanzien van de implementatie van de Wet PSA. Anderzijds doen zij dit door indirecte participatie via de politieke instituties in

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 83 SURINAAMS NATIONALISME

Nederland, bijvoorbeeld door het oprichten van het PSD waardoor zij –gezien de grootte van hun achterban- trachten politieke druk uit te kunnen oefenen op de Surinaamse overheid. De meeste smalle Surinaamse diasporaorganisaties zeggen en lijken te willen handelen vanuit het algemeen belang van het Surinaamse volk. Hun identiteit is de basis en het doel van hun handelen. Dit is voor hen tevens het motief geweest om te pleiten voor meer rechten voor PSA. Zij geloven dat, door het vergroten van hun invloed, het eenvoudiger wordt om te investeren in Suriname en zo het algemeen belang van het Surinaamse volk te dienen. De mate waarin Surinaamse diasporaorganisaties in Nederland werkelijke politieke invloed op Suriname uit kunnen oefenen is onder andere afhankelijk van de doorlatendheid van het thuisland, de onderlinge verstandhouding tussen de diaspora en het thuisland, de machtsbalans tussen de diaspora en het thuisland en de gemeenschappelijkheid en eensgezindheid onder de diasporaorganisaties. De werkelijke politieke invloed die de Surinaamse diasporaorganisaties hebben op de politieke keuzes in zijn op basis van deze indicatoren echter gering gebleken. Allereerst is de doorlatendheid –dat wil zeggen: het gebrek aan kracht van de politieke instituties, de financiële middelen en ideologische grondslagen- in Suriname groot en dat is positief ten aanzien van politieke beïnvloedingsmogelijkheden vanuit de Surinaamse diaspora in Nederland. De politieke instituties zijn nog jong en met name onder de regering Bouterse niet altijd even stabiel; de financiële middelen zijn de afgelopen jaren aanzienlijk gestegen, maar Suriname kan zeker nog geen rijk land genoemd worden; de ideologische grondslagen zijn zwak blijkens het gebrek aan succes in de ontwikkeling van het nationalisme op het gebied van sociaaleconomische factoren en natievorming. De onderlinge verstandhouding tussen de leden van de diaspora en Suriname is echter niet goed te noemen en dat beperkt de politieke mogelijkheden. Er is veel onderling wantrouwen en in de manier van praten wordt er duidelijk onderscheid gemaakt tussen twee groepen mensen. Er wordt ten aanzien van PSA gesproken over Nederlanders, Surineds, Euro-Surinamers of zelfs vreemdelingen. Een dergelijke distinctie in de taal impliceert dat zij geen onderdeel van dezelfde groep zijn. Het aanduiden van Surinaamse Nederlanders als PSA zal hier geen oplossing voor bieden.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 84 SURINAAMS NATIONALISME

Verder is de machtsbalans tussen PSA en Surinamers scheef te noemen. Suriname is immers sterk afhankelijk van de financiële steun van de leden van de diaspora. Een dergelijke afhankelijkheid zorgt voor ongelijke machtsverhoudingen. Aan de andere kant liggen politiek gezien de machtsverhoudingen in het voordeel van de Surinamers. Zij leggen meer gewicht in de schaal als het gaat om beleidsvoering en politieke keuzes die gemaakt moeten worden. Dit heeft deels te maken met het feit dat de leden van de diaspora in Nederland erg versnipperd zijn. Tot slot is de eensgezindheid tussen de verschillende diasporaorganisaties in Nederland ver te zoeken. Het PSD heeft bijvoorbeeld al snel afscheid moeten nemen van SCOS, terwijl de verschillende betrokken actoren elkaar al snel over en weer verwijten aan het maken waren. Er is überhaupt weinig sociaal kapitaal tussen de verschillende diasporagroeperingen: er zijn weinig smalle diasporaorganisaties, de dichtheid van organisaties is laag en het percentage geïsoleerde organisaties is hoog. Om de politieke invloed van de PSA op Suriname te vergroten moet er dan ook geïnvesteerd worden in de onderlinge verhouding tussen de PSA en de Surinamers, moet de financiële positie van Suriname en de Surinamers verbeterd worden en zullen de diasporaorganisaties in Nederland meer moeite moeten doen om zich met elkaar te verenigen. Er kan echter ook hoop geput worden uit het feit dat de meeste relaties tussen leden van de diaspora en de Surinaamse overheid gebaseerd zijn op reciprociteit en samenwerking. Dergelijke horizontale verbindingen zijn de beste basis voor transnationale samenwerking. Voorts is gebleken dat het meeste succes geboekt kan worden wanneer de diasporaorganisatie in Nederland, nauwe banden heeft met politici in Suriname. Omdat de PSA in Nederland zich onderdeel voelen van Suriname maar tegelijkertijd merken dat zij weinig politieke mogelijkheden hebben in het land van herkomst, wordt er vanuit de diasporagroeperingen veel gelobbyd voor uitbreiding van de rechten van PSA in Suriname. Aan de andere kant toonden verschillende leden van de Surinaamse regering zich ontvankelijk voor uitbreiding van de rechten van PSA. Dit heeft vooral te maken met het feit dat Suriname afhankelijk is van de financiële steun van PSA. Suriname kan het zich niet veroorloven om deze steun kwijt te raken. Suriname heeft daarom zelf ook nagedacht over de middelen en de richting die in nationale politieke agenda’s worden gebruikt ten aanzien van transnationale strategieën om de

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 85 SURINAAMS NATIONALISME aansluiting met hun diaspora te behouden. De Surinaamse economie zou een extra impuls kunnen krijgen wanneer iedereen die Suriname kan en wilt helpen, daar ook alle gelegenheid voor zou krijgen en eventueel extra gestimuleerd wordt. Voor Suriname zijn PSA met name interessant vanwege het menselijk kapitaal dat zich in de groep herbergt en de financiële middelen die deze groep met zich meebrengt. Door de economische groei die Suriname de afgelopen jaren heeft gehad is het zelfvertrouwen gegroeid en heerste het idee dat de machtsverhoudingen tussen de achterblijvers en de emigranten hersteld waren. De Wet PSA is dus enerzijds geïnitieerd omdat PSA in Nederland hun formele (politieke) mogelijkheden in Suriname wilden vergroten en anderzijds omdat PSA Suriname veel te bieden hebben en Suriname deze bijdragen wilt behouden. Door middel van die wet kon de relatie tussen de Surinaamse bevolking in binnen- en buitenland geformaliseerd worden en worden daarmee aanvullende rechten voor de Surinaamse diaspora gegenereerd. Daarnaast zijn er duidelijke economische belangen, die ook door het IMF zijn onderschreven: de Surinaamse diaspora kan het menselijk en financieel kapitaal van Suriname een injectie geven. Hoewel de initiatiefnemers van de Wet PSA –ingegeven door een zelfvertrouwen ontstaan vanuit de economische groei van het land- met goede bedoelingen een conceptwet hadden opgesteld, met verruimde mogelijkheden ten aanzien van bijvoorbeeld een tweede nationaliteit, is het eindresultaat marginaal. De nieuwe wet biedt geen nieuwe mogelijkheden aan PSA, behalve dan dat zij een officiële status hebben. Deze wet kent zelfs minder voordelen voor PSA dan de in 1975 afgesloten TO, die echter nooit nageleefd werd. Dat de uiteindelijke wet een dergelijk resultaat heeft opgeleverd heeft te maken met het politieke klimaat in Suriname en met een zekere angst voor neokolonialisme. De meeste leden van de Surinaamse regering tonen zich angstig ten aanzien van verruimde mogelijkheden voor PSA. Zij zijn bang voor een toestroom van PSA die Suriname komen overnemen. Dit is een manier om de territoriale soevereiniteit van Suriname als zelfstandige republiek te waarborgen. Het lijkt echter niet voor de hand liggend dat er een grote toestroom van PSA naar Suriname zal plaatsvinden. Zoals gezegd zijn de formele mogelijkheden nauwelijks uitgebreid. Daarnaast zijn de sectoren waar Suriname met name personeel voor nodig heeft, de sectoren waar ook in andere landen veel vraag naar is. Bovendien is er –door het ontbreken van de mogelijkheid tot het nemen van een tweede nationaliteit- weinig beloning voor het opgeven van de

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 86 SURINAAMS NATIONALISME

Nederlandse nationaliteit: PSA verliezen hierdoor hun sociale zekerheid in Nederland en verdienen in Suriname minder dan dat zij in Nederland zouden verdienen. Verder ontbreekt er –tot op dit moment- een duidelijke communicatiestrategie vanuit de Surinaamse overheid richting haar diaspora. Alleen wanneer er een communicatiestrategie opgesteld zou zijn is het mogelijk om de leden van de diaspora op de hoogte te houden van de laatste ontwikkelingen en de mogelijkheden die zij in hun land van herkomst hebben. Hoewel de meeste PSA zich gematigd positief tonen ten aanzien van de wet –het is immers een eerste symbolische stap- heeft het proces rondom de implementatie van de wet wederom aangetoond dat de verhoudingen tussen PSA en Suriname verre van optimaal zijn. Er zou zelfs gesteld kunnen worden dat de verhoudingen een nieuwe deuk hebben opgelopen. En dat terwijl het voor Suriname noodzakelijk is om een goed diasporabeleid door te voeren, wil het land het gat met de rijke landen in de wereld kunnen dichten. Ervan uitgaande dat de Wet PSA inderdaad een eerste stap is naar een integraal diasporabeleid doet Suriname er goed aan om de relatie met haar diaspora zo snel mogelijk te verbeteren. Er zal meer mandaterend, faciliterend, resourcing en samenwerkend richting de diasporaorganisatie toegetreden moeten worden. Suriname kan leren van landen als Taiwan en China waar verschillende human capital programma’s zijn opgesteld. Daarnaast kan Suriname leren van een land als Mexico waar ze investeringen op verschillende manieren aantrekkelijk proberen te maken. Wanneer Suriname echter besluit om de TO inderdaad te beëindigen en geen verder diasporabeleid door te voeren kan er een nieuwe bom onder de broze relatie tussen het land en haar diaspora ontstaan. Gezien de grote economische belangen die op het spel staan, doet Suriname er verstandig aan om de betrokkenheid van PSA te vergroten en duurzaam te maken, zodat er ook op lange termijn geprofiteerd kan worden van het langeafstandsnationalisme van deze substantiële groep mensen. Bovendien, wil president Bouterse ooit een keer juichen voor Suriname op het WK, dan maakt hij een grotere kans wanneer PSA ook speelgerechtigd zijn. En zingen Surinamers en PSA gezamenlijk de laatste regel van het Surinaamse volkslied: Opo kondreman un’ opo, Sranangron e kari un’, wans’ ope tata komopo, wi mu’ seti kondre bun (Sta op landgenoten, sta op, de Surinaamse grond roept u, waar onze voorouders ook vandaan kwamen, wij moeten het land opbouwen)

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 87 SURINAAMS NATIONALISME

5.2 Ethische verantwoording & reflectie Er is getracht een zo volledig en objectief mogelijk beeld van de betrokken actoren bij de totstandkoming van de Wet PSA te geven. Dit om de beschikbare relevante wetenschappelijke literatuur te ‘toetsen’ en om de ontwikkelingen in Suriname te kunnen duiden en waar mogelijk aanbevelingen te doen. Dit onderzoek is niet bedoeld om partij te kiezen tussen Surinamers in Nederland of Surinamers in Suriname. Er is geprobeerd een zo evenwichtig mogelijk beeld van het verhaal van beide kanten te formuleren. Alle informatie is met grote zorgvuldigheid tot stand gekomen en verwerkt. Bij vragen of onduidelijkheden kunt u zich wenden tot de onderzoeker.

5.3 Discussie & Vervolgonderzoek Ondanks het feit dat er geprobeerd is een complete beschouwing van het proces rondom de implementatie van de Wet PSA te doen, is het niet mogelijk geweest om op alle aspecten diep in te gaan. Er zijn bij dit onderzoek nieuwe vragen naar voren gekomen, waar een antwoord op geformuleerd moet worden om de Surinaamse situatie beter te kunnen begrijpen. Zo is uit dit onderzoek sterk naar voren gekomen dat de relatie tussen de PSA en de Surinamers sterk vertroebeld is. Voor een volledige duiding van de onderzoeksvraag is het noodzakelijk om in een sociologisch onderzoek in kaart te brengen waarom deze relatie zo vertroebeld is. Daarnaast is het raadzaam om een uitgebreid kwantitatief onderzoek te doen naar de bekendheid van de Wet PSA en de sociaalpsychologische aspecten die de Wet PSA met zich meebrengt. Voorts is het noodzakelijk om op korte termijn een wetenschappelijke beleidsanalyse te doen om de effecten en consequenties van de implementatie van de Wet PSA in kaart te brengen. Tot slot is het interessant om na te gaan hoe andere landen met soortgelijke problemen zijn omgegaan. Hier kan mogelijk lering uit worden getrokken en op hun ervaringen kan worden voortgebouwd om een betere relatie tussen PSA en Suriname tot stand te laten komen.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 88 SURINAAMS NATIONALISME

6 bibliografie

Wetenschappelijk Adams Jr., R.H., Page, J. (2005). ‘Do International Migration and Remittances Reduce Poverty in Developing Countries?’, World Development, Vol. 33, No. 10, 1645-1669.

Aguilar Jr., F.V. (1996). ‘The Dialectics of Transnational Shame and National Identity’, Philippine Sociological Review, Vol. 44, No. 1-4, 101-136.

Basch, L., Glick Schiller, N., Szanton Blanc, C. (1994). Nations Unbound: Transnational Projects, Postcolonial Predicaments and Deterritorialized Nation-States. Langhorne: Gordon and Breach Science Publishers.

Baubӧck, R. (2003). ‘Towards a Political Theory of Migrant Transnationalism’, International Migration Review, Vol. 37, No. 3, 700-723.

Beck, U. (1997). Power in the Global Age, a new global political economy. Cambridge: Polity Press.

Becker, H. (1991). Outsiders, Studies in the Sociology of Deviance. New York: The Free Press.

Bernstein, M. (2005). ‘Identity Politics’, Annual Sociological Review, Vol. 31, No. 1, 47-74.

Brinkerhoff, J.M. (2009). ‘Creating an Enabling Environment for Diasporas’ Participation in Homeland Development’, International Migration, Vol. 50, No. 1, 75-95.

Brubaker, R. (2005). ‘The ‘Diaspora’ Diaspora’, Ethnic and Racial Studies, Vol. 28, No. 1, 1-19.

Carling, J. (2008). ‘The Human Dynamics of Migrant Transnationalism’, Ethnic and Racial Studies, Vol. 31, No. 8, 1452-1477.

Castles, S. (2000). Ethnicity and globalization. London: SAGE Publications Ltd.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 89 SURINAAMS NATIONALISME

Flap, H.D., Kumcu, A. & Bulder, A. (2000). The Social Capital of Ethnic Entrepeneurs and their Business Success. In J. Rath (Ed.), Immigrant Business on the Urban Economic Fringes, 142- 161. Londen: Macmillan.

Choenni, C. (2011). Demografisch Profiel Surinamers in Nederland. Utrecht: SIO.

George, A. L. (1979). Case Studies and Theory Development: The Method of Structured, Focused Comparison. In Diplomacy: New Approaches in History, Theory, and Policy, Lauren, P.G. (ed.) New York: Free Press.

Gereffi, G., Frederick, S. (2011). ‘Upgrading and Restructuring in the Global Apparel Value Chain: Why China and Asia Are Outperforming Mexico and Central America’, Special issue of International Journal of Technological Learning, Innovation and Development, Vol. 4, No. 1-2- 3, 67-95.

Gowricharn, R. (2003). ‘De spagaat van transnationaal burgerschap’, OSO Tijdschrift voor Surinamistiek, Vol. 22, No. 2, 288-307.

Gowricharn, R. (2004a). ‘Moral Capital in Surinamese transnationalism’, Ethnic and Racial Studies, Vol. 27, No. 4, 607-621.

Gowricharn, R. (2004b). ‘De Duurzaamheid van het Transnationalisme’, Migrantenstudies, Vol. 20, No. 4, 252-268.

Gowricharn, R., Schüster, J. (2001). ‘Diaspora and transnationalism: The case of the Surinamese in the ’, in R. Hoefte & P. Meel (eds.), 20th Century Suriname, 155-174. Leiden: KITLV Press.

Granovetter, M. (1973), ‘The strength of weak ties’, American Journal of Sociology, Vol. 78, No. 6, 1360-1380.

Haas, H. de, (2006). Engaging diasporas. How governments and development agencies can support diaspora involvement in the development of origin countries. The Hague: Oxfam/Novib.

Held, D. (Ed.). (2004). A globalizing world? Culture, economics, politics. London: Routledge.

Held, D. (2006). Models of Democracy. Cambridge: Polity Press.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 90 SURINAAMS NATIONALISME

Hochschild, A. (2012). ‘The Back Stage of a Global Free Market: Nannies and Surrogates’, Ursula Apitzsch and Marianne Schmitbauer (eds.), Care and Migration, 21-37.

Hoyle, R.H., Harris, M.J., Judd, C.M. (2002). Research Methods in Social Relations. Belmont: Wadsworth.

Itzigsohn, J. (2000). ‘Immigration and the boundaries of citizenship: The institutions of immigrants’ political transnationalism’, International Migration Review, Vol. 34, No. 4, 1126- 1154.

Itzigsohn, J., Cabral, C.D., Medina, E.H., Vazquez, O. (1999). ‘Mapping Dominican Transnationalism: Narrow and Broad Transnational Practices’, Ethnic and Racial Studies, Vol. 22, No. 2, 316-339.

Judt, T. (2010). Ill fares the land. London: Penguin.

Kastoryano, R. (2010). ‘Negotiations Beyond Borders: States and Immigrants in Postcolonial Europe’, Journal of Interdisciplinary History, Vol. 41, No.1, 79-95.

Koopmans, R., Statham, P., Giugni, M., Passy, F. (2005). Contested Citizenship: Immigration and Cultural Diversity in Europe. Minneapolis: University of Minnesota Press.

Lafleur, J.M. (2011). ‘Why do States Enfranchise Citizens Abroad?’ Global Networks, Vol. 11, No. 4, 481-501.

Levitt, P. (2009). ‘Roots and routes: Understanding the lives of the second generation transnationally’, Journal of Ethnic and Migration Studies, Vol. 35, No. 10, 1707-1716.

Levitt, P., De la Dehesa, R. (2003). ‘Transnational migration and the redefinition of the state: Variations and explanations’, Ethnic and Racial Studies, Vol. 26, No. 4, 587-611.

Levitt, P., Glick Schiller, N. (2004). ‘Conceptualizing simultaneity: A transnational social field perspective on society’, International Migration Review, Vol. 38, No. 3, 1002-1039.

Mahler, S. (2000). ‘Constructing international relations: The role of transnational migrants and other non-state actors’, Identities, Vol. 7, No. 2, 197-232.

Marsh, D., Stoker, G. (2002). Theory and Methods in Political Science. New York: Palgrave MacMillan.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 91 SURINAAMS NATIONALISME

Marshall, E.K., (2003). Ontstaan en Ontwikkeling van het Surinaams Nationalisme: Natievorming als Opgave. Amsterdam: University Press.

Massey, D.S., Arango J., Hugo, G., Kouaouici, A., Pellegrino, A. & J. E. Taylor (1993). ‘Theories of International Migration: A Review and Appraisal’, Population and development review, Vol. 19, No. 3, 431-466.

Meel, P. (1990). ‘A reluctant embrace: Suriname’s Idle quest for independence,’ In: Resistance and Rebellion in Suriname: Old and New. Williamsburg: The College of William and Mary, 259–289.

Meel, P. (1998). ‘Towards a typology of Surinamese nationalism,’ New West Indian Guide, Vol. 72, No. 3 & 4, 257–281.

Mügge, L.M. (2010). Beyond Dutch Borders. Amsterdam: University Press.

Mügge, L.M. (2011). ‘Diversity in Transnationalism’, International Migration, Vol. 49, No. 3, 52-75.

Mügge, L.M. (2012). ‘Ideologies of nationhood in sending-state transnationalism: Comparing Surinam and Turkey,’ Ethnicities, Vol. 13, No. 3, 338-358.

Nell, L.M. (2008a). ‘(Post) Colonial Transnational Actors and Homeland Political Development: The Case of Suriname’, in Van Naerssen, T., Spaan, E., Zoomers, A. (eds.), Global Migration and Development. New York: Routledge, pp. 231-250.

Nell, L.M. (2008b). ‘Surinaamse transnationale partijpolitiek’, OSO Tijdschrift voor Surinamistiek, Vol. 27, No. 2, 362-376.

Newland, K. (2004). Beyond Remittances: The Role of Diaspora in Poverty Reduction in their Countries of Origin. Washington D.C.: Migration Policy Institute.

Niekerk, van M. (2005). Surinam Country Study: A Part of the Report on Informal Remittances Systems in Africa, Caribbean and Pacific (ACP) countries. Oxford: COMPAS.

Niekerk, van M. (2007). ‘Second-Generation Caribbeans in the Netherlands: Different Migration Histories, Diverging Trajectories’, Journal of Ethnic and Migration Studies, Vol. 33, No. 7, 1063-1081.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 92 SURINAAMS NATIONALISME

O’Callaghan, E. (2005). ‘Views and Visions: Layered Landscapes in West Indian Migrant Narratives’, Third World Quarterly, Vol. 26, No. 3, 487-495.

Østergaard-Nielsen, E. (ed.) (2003a), International Migration and Sending Countries: Perceptions, Policies and Transnational Relations, New York: Palgrave Macmillan.

Østergaard-Nielsen, E. (2003b), ‘The politics of migrants’ transnational political practices’, International Migration Review, Vol. 37, No. 3, 760-786.

Portes, A., Escobar, C., Radford, A. (2007). ‘Immigrant transnational organizations and development: A comparative study’, International Migration Review, Vol. 41, No. 1, 242-281.

Pritchett, L. (2006). Let Their People Come. Washington D.C.: Centre for Global Development.

Ragazzi, F. (2009). ‘Governing Diasporas’, International Political Sociology, No. 3, 378-397.

Ratha, D. (2004). ‘Enhancing the Developmental Effect of Workers’ Remittances to Developing Countries’, In Global Development Finance. Washington D.C.: World Bank.

Repko, A.F. (2008). Interdisciplinary Research: Process and Theory. Thousand Oaks, CA: Sage Publications.

Scheffer, P. (2008). Het land van aankomst. Amsterdam: De Bezige Bij.

Shain, Y., Barth, A. (2003). Diasporas and International Relations Theory, International Organization, Vol. 57, No. 3, 449-479.

Shani, G. (2008). ‘Toward a Post-Western IR: The Umma, Khalsa Panth, and Critical IR Theory’, International Studies Review, Vol. 1 No.4, 722-34.

Singh, C. (2008). ‘Re-democratization in Guyana and Suriname: Critical Comparisons’, European Review of Latin American and Caribbean Studies. Vol. 84, 71-85.

Sives, A. (2012). ‘Formalizing Diaspora-State Relations: Processes and Tensions in the Jamaican Case’, International Migration, Vol. 50, No. 1, 113-128.

Sjaastad, L.A. (1962). ‘The costs and returns of human migration’, Journal of Political Economy 70, Vol. 5, No. 2, 80-93.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 93 SURINAAMS NATIONALISME

Unger, B., Siegel, M. (2006). The Netherlands-Suriname Corridor for Workers’ Remittances. Utrecht: School of Economics.

Wescott, C., Brinkerhoff, J.M. (Ed.) (2006). Converting Migration Drains into Gains. Manila: Asian Development Bank.

Wolf, E.R. (1997). Europe and the People Without History. Berkeley: University of California Press.

World Bank. (2008). Migration and Remittances Factbook 2008. Washington, DC: The International Bank for Reconstruction and Development / The World Bank.

World Bank. (2013). Geraadpleegd via: data.worldbank.org/country/suriname op 23 april 2014.

Young, R.J.C. (2003). Postcolonialism, a Very Short Introduction. New York: Oxford University Press.

Niet-wetenschappelijke bronnen

NoSpang. (2013a). ‘‘Gematigd positief over Wet PSA’’, 30/12/2013. Op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.nospang.com/index.php?option=com_content&view=article&id=37761:gematigd- positief-over-wet-psa&catid=73:binnenland&Itemid=65.

NoSpang. (2013b). ‘Santhoki wil diaspora inzetten voor Suriname’, 20/08/2013. Op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.nospang.com/index.php?option=com_content&view=article&id=35422:santokhi-wil- diaspora-inzetten-voor-suriname&catid=73:binnenland&Itemid=65.

NoSpang. (2013c). ‘De emotionele waarde van de Wet PSA’, 18/05/2013. Op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.nospang.com/index.php?option=com_content&view=article&id=33413:de- emotionele-waarde-van-de-wet-psa&catid=89:overzicht-columns-peggy-anijs&Itemid=37.

NoSpang. (2014a). ‘Enorme perspectieven voor Surinamers in diaspora’, 16/01/2014. Op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.nospang.com/index.php?option=com_content&view=article&id=38009:enorme- perspectieven-voor-surinamers-in-diaspora&catid=73:binnenland&Itemid=65.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 94 SURINAAMS NATIONALISME

NOS. (2013). ‘Diasporawet Suriname gaat door’, 21/12/2013. Op 11/02/2014 geraadpleegd via http://nos.nl/artikel/589434-diasporawet-suriname-gaat-door.html.

Novum. (2014). ‘Suriname wil einde aan rechten ‘Suri-Nederlanders’, 23/04/2012. Op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.nieuws.nl/algemeen/20140423/Suriname-wil-einde-aan- rechten-Suri-Nederlanders.

Obsession. (2013a). ‘Carl Breeveld vreest na aanname PSA-wet problemen’, 10/05/2013. Op 27/05/2014 geraadpleegd via http://obsession-magazine.nl/?p=30967.

Obsession. (2013b). ‘Ronny Asabina vreest na aanname PSA-wet discriminatie van arbeidspersoneel’, 10/05/2013. Op 27/05/2014 geraadpleegd via http://obsession- magazine.nl/?p=30950.

Obsession. (2013c). ‘Parmessar (NDP): ‘PSA-regeling niet alleen voor Nederland, maar voor hele wereld’’, 30/04/2013. Op 27/05/2014 geraadpleegd via http://obsession- magazine.nl/?p=30235.

Obsession. (2013d). ‘PSA-kaart valt onder drie ministeries’, 26/04/2013. Op 27/05/2014 geraadpleegd via http://obsession-magazine.nl/?p=29972.

Obsession. (2013e). ‘‘Kleine minderheid’ Surinaamse Nederlandse zou voor actief en passief kiesrecht pleiten’, 04/04/2013. Op 27/05/2014 geraadpleegd via http://obsession- magazine.nl/?p=28282.

Obsession. (2013f). ‘Jules Wijdenbosch stapt af van de diasporadiscussie’, 14/12/2013. Op 27/05/2014 geraadpleegd via http://obsession-magazine.nl/?p=48981.

Obsession. (2013g). ‘Voorzitter VSN: ‘Met Wet PSA ontstaan eerste- en tweederangs Surinamers’, 22/12/2013. Op 27/05/2014 geraadpleegd via http://obsession- magazine.nl/?p=49410.

Waterkant. (2012a). ‘Diaspora wil Nederlands ingezetenschap niet laten voor PSA’, 11/12/2012, op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.waterkant.net/suriname/2012/12/11/diaspora-wil- nederlands-ingezetenschap-niet-laten-voor-psa/.

Waterkant. (2012b). ‘Ingezetenschap: diasporawet bijt nationaliteitswet’, 13/12/2012, op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.waterkant.net/suriname/2012/12/13/ingezetenschap- diasporawet-bijt-nationaliteitswet/.

Waterkant. (2012c). ‘Wetsvoorstel Surinamers in diaspora ‘rommelig’’, 6/11/2012, op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.waterkant.net/suriname/2012/11/06/wetsvoorstel- surinamers-in-diaspora-rommelig/.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 95 SURINAAMS NATIONALISME

Waterkant. (2013a). ‘Stichting COS uit Platform Surinaamse Diaspora i.o. getreden’, 19/10/2013, op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.waterkant.net/suriname/2013/10/19/stichting-cos- uit-platform-surinaamse-diaspora-i-o-getreden/.

Waterkant. (2013b). ‘Eindverslag consultatieronden PSA-wetsvoorstel naar zaakgelastigde’, 04/03/2013, op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.waterkant.net/suriname/2013/03/04/eindverslag-consultatieronden-psa-wetsvoorstel- naar-zaakgelastigde/.

Waterkant. (2013c). ‘Tweede conferentie van het SIO over Wet PSA’, 08/02/2013, op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.waterkant.net/suriname/2013/02/08/tweede-conferentie- van-het-sio-over-wet-psa/.

Waterkant. (2013d). ‘Surinaams stemrecht voorlopig niet voor diaspora’, 08/05/2013, op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.waterkant.net/suriname/2013/05/08/surinaams- stemrecht-voorlopig-niet-voor-diaspora/.

Waterkant. (2013e). ‘Behandeling diasporawet stuit op quorumgebrek’, 01/05/2013, op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.waterkant.net/suriname/2013/05/01/behandeling- diasporawet-stuit-op-quorumgebrek/.

Waterkant. (2013f). ‘Parlementariërs schuwen debat met diaspora niet’, 31/01/2013, op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.waterkant.net/suriname/2013/01/31/parlementariers- schuwen-debat-met-diaspora-niet/.

Waterkant. (2013g). ‘Betrekken Surinaamse diaspora ‘loze kreet’’, 05/01/2013, op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.waterkant.net/suriname/2013/01/05/betrekken-surinaamse-diaspora- loze-kreet/.

Waterkant. (2013h). ‘Misbruik ‘Personen van Surinaamse Afkomst’, 02/12/2013, op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.waterkant.net/suriname/2013/12/02/personen-van-surinaamse- afkomst-politiek-misbruikt/.

Waterkant. (2013i). ‘Surinamers buiten hebben nu een status: PSA’, 21/12/2013, op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.waterkant.net/suriname/2013/12/21/surinamers-buiten-hebben-nu- een-status-psa/.

Waterkant. (2013j). ‘Suriname niet klaar voor dubbele nationaliteit’, 08/10/2013, op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.waterkant.net/suriname/2013/10/08/suriname-niet-klaar-voor- dubbele-nationaliteit/.

Waterkant. (2013k). ‘Suriprofs in nationale voetbalselectie stapje dichterbij’, 23/10/2013, op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.waterkant.net/suriname/2013/10/23/suriprofs-in- nationale-voetbalselectie-stapje-dichterbij%e2%80%8f/.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 96 SURINAAMS NATIONALISME

Waterkant. (2014a). ‘Stichting Collectief Overzee Suriname komt met Diaspora Nieuwsbrief’, 22/01/2014, op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.waterkant.net/suriname/2014/01/22/stichting-collectief-overzee-suriname-komt-met- diaspora-nieuwsbrief/.

Waterkant. (2014b). ‘Kamervragen Van Bommel over opzeggen Toescheidingsovereenkomst’, 05/05/2014, op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.waterkant.net/suriname/2014/05/05/kamervragen-van-bommel-over-opzegging- toescheidingsovereenkomst/.

Waterkant. (2014c). ‘Ontwikkeling Suriname moeilijk zonder gastarbeid’, 06/01/2014, op 27/05/2014 geraadpleegd via http://www.waterkant.net/suriname/2014/01/06/ontwikkeling- suriname-moeilijk-zonder-gastarbeid/.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 97 SURINAAMS NATIONALISME

7 bijlagen

Transcripties

SIO, dhr. Ashruf De wet voorziet daarin, maar Suriname heeft altijd geweigerd tot implementatie van de TO te gaan. Ze zien ons liever hier blijven dan daar komen. Veel onderzoek gedaan, puur vanuit de Surinaamse Nederlanders. We hebben ons niet bezig gehouden met de mensen in Suriname, want die behoren niet tot onze doelgroep. We hebben de mensen geraadpleegd, we hebben een drietal grote bijeenkomsten georganiseerd. Mensen zijn uitgenodigd, een paar honderd man per bijeenkomst. En daar konden ze dan hun gal spuwen en ook hun kritiek, ook positief, of hun voornemen voor de Surinaamse overheid geven. Daar hebben we de meningen van de mensen verzameld. En dan hebben wij een advies geschreven richting Suriname. We hebben bepaalde punten… Als je nu kijkt, iedereen die nu naar Suriname wilt gaan om een bedrijf te beginnen, noem maar op, dat kan, dat gebeurt nu. Er zijn heel veel Surinaamse Nederlanders nu in Suriname die geen drempels ervaren om over die faciliteiten te beschikken. Zoals die wet nu voorziet, dus in wezen is er weinig verschil. Het voegt weinig toe aan wat er al was. Het enige nu is dat het wordt geformaliseerd. Je krijgt een PSA-status. Althans, het is nog niet operationeel. Het is zo, de Surinaamse overheid moet nog gaan beslissen hoe je die status verkrijgt. Of je dan geld moet gaan betalen. Je hebt bijvoorbeeld ook de PIO, net zoiets als PSA maar dan voor India, maar dan moet je toch aardig wat geld neertellen om die status te verkrijgen. Dus dat is een van de vragen die is gesteld: hoeveel gaan wij voor die status moeten betalen? Vroeger als je naar Suriname wilde moest je een visum aanvragen, dat kostte 37 euro, nu hoef je maar 20 euro te betalen voor een toeristenkaart. Dat is ook een verandering, ook een verbetering. Het makkelijk daarvan is dat je niet meer naar Amsterdam bij het consulaat hoeft te gaan –want je moet persoonlijk naar Amsterdam toe om dat te regelen-, maar op Schiphol je toeristenkaart kunt regelen. Dat hoeft niet meer. En mocht je niet in de gelegenheid zijn om het op Schiphol te kopen, kan je het altijd nog in Zanderij kopen. Dus dat is wel heel makkelijk voor de mensen. Maar die PSA, de initiatiefwet is aangenomen, het is nu een wet maar het is nog niet geïmplementeerd.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 98 SURINAAMS NATIONALISME

Waarschijnlijk zitten ze hun hoofd nu te breken van hoeveel gaan we die mensen vragen. Want ze willen over onze ruggen heen verdienen. Wij hebben de Surinaamse overheid aanbevelingen gedaan en ik weet niet in hoeverre die zijn overgenomen, want er waren heel veel vragen. Wij hebben formele banden met de Surinaamse overheid, wij worden wel serieus genomen, laat me dat zo stellen, we worden wel serieus genomen. En ik persoonlijk heb wel nauwe contacten met regeringsleiders in Suriname. Dus dat vergemakkelijkt ook het een en ander. Maar bijvoorbeeld een belangrijke vraag is, hoe zit het met die Surinamers –er staat bijvoorbeeld in die wet dat je binnen drie jaar als je daar woont, moet kunnen aantonen dat je contact hebt gehad met een overheidsfunctionaris of met iemand van de regering in Suriname, en anders vervalt die status- de vraag is, hoe wordt dat gecontroleerd? Wat bedoelen ze met contact hebben met? Is een telefoontje genoeg? Die dingen worden niet omschreven, maar wel genoemd. Als je goed kijkt ook naar die wet dan zie je dat de vorige regering al een soortgelijke –die was opgesteld door professor Groenendijk en de heer Amathali- en dan zie je dat bepaalde artikelen letterlijk zijn overgenomen. De vorige regering, de regering Venetiaan, heeft er geld ingestopt om er onderzoek naar te doen, maar ze hebben er niets mee gedaan. Het is ergens in een lade verdwenen. Deze regering –toen de heer Bouterse aan de macht kwam heeft hij ook gezegd, heeft hij beloofd dat hij de diaspora ook zou betrekken en dat heeft hij ook gedaan- en dit is ook een vorm van het inlossen van zijn belofte. Een hele boel Surinamers van hier zijn niet echt tevreden over die PSA-wet. Wat het te bieden heeft, wat de toegevoegde waarde daarvan is. Dat zien wij nog niet. Een heleboel Surinamers zeggen wel: liever iets dan niets. Het hing al zolang in de lucht en eindelijk is er iets gekomen. Iedereen was blij, er was verschrikkelijk veel belangstelling. Iedereen was benieuwd: we kunnen nu makkelijker grond kopen in Suriname, we kunnen een huis bouwen, we kunnen werken. Als je die wet goed leest dan zie je dat je niet echt onbeperkt kunt werken in Suriname. Als je kijkt naar die TO –het punt waar Suriname het niet over eens was, over passief en actief stemrecht krijgen, dat willen ze niet- en dat staat ook in die PSA-wet nu. De eerste 5 jaar krijg je in elk geval geen actief of passief kiesrecht. Dus wat dat betreft verschilt het wel van die TO, artikel 5 lid 2. Ik persoonlijk zeg dat de PSA-wet geen toegevoegde waarde heeft, er zijn toch heel veel drempels. Als ik kijk wat een Caricom bewoner allemaal kan en mag en wij Surinamers, die geboren en getogen zijn in Suriname, die zijn dan vreemdelingen ten opzichte van Caricombewoners. Dus

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 99 SURINAAMS NATIONALISME dat steekt wel. Het is lastig. Kijk, je bent daar geboren en je komt daar vandaan en dan zie je dat een Haïtiaan daar dingen mag doen die jij niet mag. Dus dat zijn al die contradicties. De PSA-wet kan zeker bijdragen aan de ontwikkeling van Suriname. Wij hebben intussen ook een platform Surinaamse diaspora opgericht. Het heeft allemaal te maken met die PSA ontwikkeling. Je ziet het ook: er zijn heel veel Surinamers die richting Suriname gaan nu om daar te ondernemen. Vanwege het klimaat ook in Nederland, Suriname is vrij aantrekkelijk nu. Als je kijkt hier, de banen liggen niet voor het oprapen hier. En Suriname heeft een economische groei gehad en nu nog. Dus heel veel Surinamers en zelfs autochtone Hollanders die gaan richting Suriname. Er is een eerste stap gezet en dat is belangrijk. En we kunnen dan verdergaan tot verfijning van die wet. Want het kan altijd nog aangepast worden, maar dit is de eerste stap. En ik vind dat dit een heel goed initiatief is vanuit Suriname voor de diaspora. Dus dat is die positieve kant ervan, maar wat die toegevoegde waarde is… Bouterse heeft beloofd dat hij de diaspora zou betrekken bij de ontwikkeling van Suriname. Ik heb tijdens het proces ook contact gehad met de initiatiefnemers van deze wet. Ze zijn vaak naar Nederland geweest en wij in Suriname. Ze geven lezingen en beantwoorden vragen. Er is nog veel onduidelijkheid, de wet is nog niet operationeel. Ze zijn denk ik nog aan het sleutelen. Hoewel ze niet meer echt kunnen sleutelen. Ik heb geen bedrag erin gezien. De wet is nu aangenomen. We hebben ook contact met andere diasporaorganisaties in Nederland. We zitten met KK, VSN, SCOS maar die zijn uitgetreden. Ze vormen eigenlijk een verlengstuk van de NDP hier in Nederland. En je moet echt geen politieke kleur hebben als je hier mee bezig bent. En je hebt Surdin, dat is een nieuwe organisatie.

SFE, dhr. Goerdin Al de mensen die Suriname ooit verlaten hebben, om die weer bij Suriname te binden. Ik dacht eigenlijk dat dat het doel was. En tegelijkertijd ook economisch… Er is veel samenspraak tussen Suriname en Nederland. En er wonen natuurlijk ook veel mensen in bijvoorbeeld Amerika en Guyana, dus je moet het ruimer zien dan alleen Nederland. Dus ik dacht dat het iets was wat

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 100 SURINAAMS NATIONALISME mensen gaat binden natuurlijk. En binding betekent ook dat er gekeken gaat worden naar welvaart natuurlijk. Ik heb geen rol gespeeld bij de totstandkoming van deze wet. Wel, ja, ik zit wel in een buurthuis hier waar ik de leiding heb en daar heb ik de gelegenheid aan Wijdenbosch en zijn club gegeven om zichzelf en hun ideeën te presenteren, dus in zoverre heb ik wel ruimte biedend een rol gespeeld. Daar was ook een andere organisatie bij betrokken. Deze organisatie is momenteel ook bezig om een diasporaplatform op te richten, het PSD heet dat geloof ik. Ze zijn bezig dat statutair nu helemaal vast te leggen eigenlijk. Dat is het SCOS, daar ik heb trouwens veel contact mee gehad. Ik begreep dat zij daar nu heel actief mee bezig zijn en straks komen er meer activiteiten heb ik mij laten vertellen. En ze weten het, heb ze altijd gezegd. Mijn deur staat open. Komen ze met een voorstel dan ben ik altijd bereid om mee te denken. Bereidwillig om mensen op te vangen en bereidwillig om mensen in te lichten. Ik heb geen formele relatie met de Surinaamse overheid. De enige relatie, valt de ambassade daar ook onder? In die zin proberen wij wel met gevolmachtigde, mevrouw Doekhie, in het kader van uitnodigingen voor activiteiten die met Suriname te maken hebben bij bijvoorbeeld de immigratievieringen of Keti Koti, dan probeer je de gevolmachtigde uit te nodigen en te vragen een toespraakje te houden en dergelijke. Dat is die formele band dan. Ik voel me zeker onderdeel van de Surinaamse natie. Ja, we zijn voortdurend ermee bezig. We hebben alleen maar Surinaamse groepen hierbinnen zitten. De Javaanse doelgroep zit hier, de Hindoestaanse doelgroep, de Afro-Surinaamse doelgroep… Alles zit hier. Dus die binding is er en op een of andere manier praat je altijd ook over Suriname. Of je het nou wil of niet. Ik denk dat de wet eerst duidelijk gemaakt moet worden. En wat de diaspora voor hen betekent. De betekenis ervan en de lading ervan, en dat zou dan… Kijk, men praat over de diaspora… wij organiseren activiteiten, maar dan is er maar een kleine elitegemeenschap, laat me dat zo even zeggen, een groep intellectuelen die daarop af komen. Maar de gewone man… Ik wil de gewone man betrekken. Maar misschien kom ik uit het [welzijn?] vandaan… Die mensen moeten ook kunnen meedenken en meedoen en moeten weten van wat betekent de diaspora voor mij en wat zou ik kunnen betekenen voor anderen naar Suriname toe gezien? Wat voor rol zou ik daar kunnen spelen? Snap je? Dus ik zou het liefst beginnen met een soort voorlichtingscampagne. En

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 101 SURINAAMS NATIONALISME praten erover, vertellen erover. En dan pas kijken van, ok, nu weet ik wat het precies inhoudt en wat voor rol kan ik hierin spelen. Ik heb niet nagedacht over nadelen hoor, ik heb veel nagedacht over voordelen. Dat je elkaar kan beïnvloeden, dat het een economische reden kan hebben, dat je elkaar vooruitgang kan brengen, dat er kennisoverdracht kan plaatsvinden. Maar allemaal wederzijds ook he, je kan niet eenzijdig te werk gaan. Dus er zijn een paar voordelen, zeker. Nadelen, daar heb ik niet zo over nagedacht maar er zullen zeker wel nadelen zijn. Ik wil vooral het positieve benadrukken. Als je iets doet, begin dan met de positiviteit. En na verloop van tijd zal je dan misschien wat negatieve situaties gaan ontdekken en moeten corrigeren en herstellen, aanpassen, snap je. U bedoelt consequenties, in de zin van? Zoals ik al zei. Maak het eerst goed duidelijk. Qua inhoud, qua visie, qua beleid, qua inhoud wat het kan betekenen voor jou. Dan denk ik dat het een impact kan hebben. Er trekken heel veel mensen naar Suriname, maar om verschillende redenen. Niet in het kader van het diasporabeleid of zoiets. We hebben daar een aantal andere redenen voor en misschien moet daarom, wat ik zei, dat stukje nog een beetje duidelijk gemaakt worden. En niet een beetje, heel veel duidelijk gemaakt worden. Want hier ook hoor, bij die bijeenkomsten bijvoorbeeld waar ik zelf bij ben voor het platform ook, dan zie je een soort elitegroep van intellectuelen bij elkaar. En dat is prima hoor, maar die andere mensen hebben ook nog steeds hun bijdrage. Dat is ook wel het advies dat ik aan de Surinaamse overheid zou willen meegeven, maar tegelijkertijd ook dat de ambassade een belangrijke rol mee gaat spelen. Door ook een soort van campagne te voeren, snap je. En samen te werken met veel gevestigde organisaties hierzo die ook daar mee bezig zijn. Als je kijkt naar hoeveel mensen er toch wel op vakantie gaan naar Suriname, op familiebezoek en dergelijke. Ik denk dat het er mee te maken heeft dat mensen elkaar ontmoeten ook en tegelijkertijd daarnaar toe gaan en wederzijds, dat mensen van daar hier naar toe gaan, dat onderlinge contact, ik denk dat dat een doorslaggevende rol heeft gespeeld. Deze informele relaties waren doorslaggevend denk ik hoor. Maar er kunnen ook andere redenen zijn. Economisch heb ik al genoemd, kennis heb ik ook al genoemd.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 102 SURINAAMS NATIONALISME

Consulaat Ai, er is een mooi woord voor. Dus, de Surinamers die niet in Suriname wonen, die hier wonen, overal in de wereld, die krijgen een PSA-kaart en dan mag je een jaar blijven en dan mag je werken en je kan, als je iets wilt, het gaat in elk geval iets makkelijker als je wat wilt. Maar als je daar wilt wonen, moet je die kaart inleveren. Je kaart is voor 5 jaar en dan hoef je geen visum meer te betalen. Dus zoiets. Het heeft zijn voordelen. Het enige nadeel is dat als je daar wilt wonen, je je hier moet uitschrijven toch. Wij zien zelf niets van die aanvragen, Suriname ziet het. Dat is niet een onderdeel van het consulaat hoor. Dat is iets van de Surinaamse overheid, dat is niet van ons. Hoor noh, wanneer het ingevuld is enzo dan komt het bij BuZa en niet hoor. Het is een taak van de overheid hoor. Daarom staat alles erop. Als je het gaat sturen dan staan alle nummers er ook op. Dan kun je geld overmaken naar het consulaat. De wachttijd is een maand en je krijgt het helemaal aan huis bezorgd. In Suriname aangemaakt hoor, niet bij ons. Dit gebeurt allemaal in Suriname. Daarom zeg ik toch, het is echt een Surinaams ding. Maar in elk geval, het heeft zijn voordelen hoor. Het heeft te maken met de diaspora, zo moet je het noemen. Want Suriname is in opmars, dus Surinamers moeten hier komen werken. Het is eigenlijk bedoeld om meer Surinamers naar Suriname te trekken, voor die economische bijdrage. Maar het heeft niet direct daarmee te maken hoor, maar het is er onderdeel van. Maar in elk geval, dat was het. Ik moet even weg. Ok, ja doei.

VSN, dhr. Jankie Je bent van de universiteit toch? Ik wil zeker weten in welk kader u mij dit vraagt. Ok. Dan weet ik in wat voor hoedanigheid dat gedaan moet worden. Misschien was u journalist en dan moet ik het iets anders vertellen dan als u het vraagt. Niet dat ik bijvoorbeeld iets… niet open wil zijn. Maar een journalist heeft niet zo veel tijd meestal, dus dan moet ik wat meer steekwoorden gebruiken. Die PSA-wet, waarom ze het hebben ingesteld, ja. Je hebt toentertijd bij de onafhankelijkheid van Suriname, je had een kleine bevolking in 1975, en net voor de onafhankelijkheid zijn er heel veel toen massaal naar Nederland gegaan. En net voor de onafhankelijkheid was er een koninkrijkscommissie met ongeveer 30 leden vanuit Nederland, 30 leden vanuit Suriname en 30 leden vanuit de voormalige Nederlandse Antillen. Ze bogen zich over de banden binnen het koninkrijk. Hoe gaan we daarmee om, misschien moeten we het in een

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 103 SURINAAMS NATIONALISME andere vorm gieten? Maar toen meneer Arron tijdens de verkiezingen van 1974 aan de macht kwam, met een zetel meerderheid, heeft hij gezegd dat de koninkrijkscommissie er een missie bij had gekregen. Een nieuwe taak was om te bekijken welke nationaliteiten die mensen zouden krijgen. Want het waren eigenlijk allemaal Nederlanders. En toen heeft men gedacht aan een optie van een dubbele nationaliteit, dus een Nederlandse en een Surinaamse, of je laat iedereen Surinamer worden of iedereen blijft Nederlander. Maarja, een land dat onafhankelijk is brengt een beetje een rare situatie. En toen is er niet gekozen voor de dubbele nationaliteit, want je had in die tijd vanuit Nederland maar ook internationaal veel weerstand tegenover de dubbele nationaliteit. Toen heeft men gedacht, van kijk, de mensen van buitenaf van Surinaamse origine kun je ook niet van de een op de andere dag de Surinaamse nationaliteit geven en de Nederlandse van ze afpakken, want dan worden ze in het land waar zij de nationaliteit van hadden plotseling vreemdelingen. Dus die blijven Nederlanders, maar ze hadden het recht gedurende tien jaar na onafhankelijkheid op een optie om direct Surinamer te worden. Dus die regeling is toen bedacht, maar er is ook bedacht: die mensen zijn eigenlijk Surinamer met een Nederlands paspoort. Het zijn geen vreemdelingen in Suriname, ze hebben banden met Suriname. Ook familiaire banden. Economische banden, of ze willen misschien tijdelijk voor studie of werk naar het buitenland. En ze willen op een gegeven moment ook terug kunnen keren. Dat zou betekenen dat als zij, als die rechten goed verankerd zouden zijn, zij in eigen land opeens vreemdeling zouden zijn omdat je de Nederlandse nationaliteit hebt behouden en de Surinamer inmiddels een andere nationaliteit heeft gekregen. En daarop is er ook een TO gemaakt op advies van de koninkrijkscommissie en die hield in dat je de rechten van deze mensen ook in regelgeving zou verankeren. In artikel 5 lid 2 van de TO staat bijvoorbeeld dat mensen die in Suriname zijn geboren, maar ten tijde van de onafhankelijkheid om wat voor reden dan ook in het buitenland verbleven het recht hadden en hielden om – met behoud van Nederlandse nationaliteit- onvoorwaardelijk tot Suriname te worden toegelaten. En daar alleszins als Surinaams staatsburger te worden behandeld. Dus met andere woorden: zonder dubbele nationaliteit had je reeds die dubbele rechten. Dus ja, je had in je Nederlands paspoort via dat verdrag dezelfde rechten zonder dat je in Suriname bent, als de mensen die in Suriname waren achtergebleven met een Surinaams paspoort. En dat hebben ze direct gegeven en niet alleen om de band die mensen met Suriname hadden te bevestigen, maar ook voor de ontwikkeling van Suriname, ook voor de economie. Want er zijn heel veel kaders

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 104 SURINAAMS NATIONALISME waar die commissie, die zij hebben vastgesteld, studie naar heeft gedaan en kennis over heeft opgedaan. Voor zo een kleine bevolking om onafhankelijk te worden is het van essentieel belang om die mensen te faciliteren, om mogelijkheden te bieden. En op makkelijke wijze te kunnen deelnemen aan het verkeer, aan het maatschappelijke verkeer. Niet dat we als vreemdelingen worden beschouwd. Je hebt een relatie en die mensen voelen zich ook prettig daar en Suriname heeft er baat bij voor haar economie, om die kennis ook te hebben. Maar na de onafhankelijkheid heeft men langzamerhand die groep buiten Suriname als ongewenste en soms onprettige vreemdelingen beschouwd. Ze hadden te veel kritiek op Surinaams beleid en dan had je die staatsgreep van 1980, toen werd er ook meer tegen die mensen van buitenaf geageerd. Vanuit die Bouterse-coup omdat er heel veel kritiek kwam vanuit de Surinaamse Nederlanders. Dus er is eigenlijk meer een afstand gecreëerd door de politici, maar wij – dus ik als voorvechter van dit… sinds 1999 heb ook procedures tegen de Surinaamse staat gevoerd en ook gewonnen- in hoger beroep is dit vonnis herroepen maar die rechten zijn bevestigd en die dwangsommen zijn geseponeerd, maar die zaak ligt bij het OAS nu. Bij de Inter-Amerikaanse commissie voor de rechten van de mens, een soort van Europese Hof voor mensenrechten in Strasbourg, is dit een regionale voor Amerikaanse staten gevestigd in Washington. En daar is er geklaagd door mij en die zaak is in behandeling sinds 2005. En gaandeweg zijn de politici aan het draaien geraakt en kwam eindelijk het besef van je hebt de diaspora nodig voor je ontwikkeling van je Staatsolie bijvoorbeeld en je mijnbouw en je aluminium, maar ook andere sectoren die komen allerlei technici tekort. En die moeten ze dan uit het buitenland halen en dat zijn vaak vreemdelingen ook. Vooral uit, ik noem maar, China en overal uit de wereld. Maar gaandeweg heb ik begrepen dat het besef is gegroeid van, waarom halen wij onze eigen mensen niet? Want ze zien dat ze eigenlijk ook niet verder kunnen. Dus eigenlijk uit nood geboren ook. En vandaar dat de mensen van de diaspora nu een beetje belangrijker zijn geworden voor hen. En daarom ook die PSA-wet. Want Lakin, de minister van BuZa, de huidige van Suriname heeft kort na zijn aantreden een jaar of tien geleden, gezegd dat hij een diasporabeleid gaat ontwikkelen en dat is niet iets van de NDP of een bepaalde politieke partij, maar dat is gewoon voor iedereen. Je kunt het niet alleen en dat moet je samendoen. Maar door die druk en die procedures ook bij het OAS heeft men, bepaalde Surinaamse politici, de diaspora ook belangrijk gaan vinden. Dat heeft er toe geleid dat een paar parlementariërs een initiatiefwetsvoorstel heeft ingediend. De PSA-wet om bepaalde rechten…

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 105 SURINAAMS NATIONALISME om mensen een beetje erkenning te geven van dat zij in feite onze mensen zijn, want daar komt het eigenlijk op neer. En dat zij op een makkelijkere manier naar Suriname zouden kunnen gaan en daar zonder al te veel barrières zouden kunnen deelnemen aan het maatschappelijke verkeer. Maar die wet gaat niet zo ver als de TO, dus er is aan de ene kant een ontwikkeling gaande dat je niet meer zonder de diaspora kan, maar men is nog niet zo ver om die rechten – die ze dan eigenlijk zouden moeten geven- parallel aan die TO artikel 5 lid 2. Deze wet gaat niet zo ver. Er is dus een beweging gaande en het gaat in de goede richting, maar het is nog niet wat het wezen moet. Want als je de mensen van de diaspora naar Suriname laat komen en je gaat ze anders behandelen, met minder rechten, je mag je politiek ook niet bemoeien want je hebt geen passief en actief kiesrecht, dan wil je wel dat ze hun schouders eronder zetten en je voor het land inzet. Maar dan moet je ook politiek wat kunnen betekenen, je moet kunnen stemmen, je moet politiek kunnen participeren. Maar zo ver willen ze nog niet gaan. Dus dan is het wel een stap in de goede richting, maar het is er nog niet. Er moet dus nog heel veel gebeuren. Er moeten ook allerlei wetten gemaakt worden. Er is een PSA-wet, maar hoe daaraan invulling moet worden gegeven, welke problemen je gaat ondervinden, daar is men eigenlijk 40 jaar te laat mee begonnen. Dat had men direct bij de onafhankelijkheid moeten doen. Dus het is eigenlijk de natuurwet, of de ontwikkeling in de wereld, je kunt er bijna niet meer omheen, om eigenlijk, want die hele globalisering, kun je niet alleen als land. Je hebt elkaar nodig. Je hebt bijvoorbeeld Caricom van de Caribische landen die een soort economisch model hebben als de EU. Maar niet zo vergaand hoor. Ze zijn wel bezig het te ontwikkelen. Je hebt Unasur met al die Zuid- Amerikaanse staten die dan een economisch blok aan het vormen zijn. En als je kijkt naar India, die hebben ook een diasporabeleid. Die hebben zelfs een diasporaministerie. En China heeft dat ook, Zwitserland heeft het, Israël en Ierland. Kaapverdië heeft een heel vergaand diasporamodel. Want een derde van hun parlementszetels is voor diaspora gereserveerd. Dus met de huidige ontwikkeling in de wereld kon Suriname niet achterblijven en zijn ze, eigenlijk schoorvoetend, een beleid aan het ontwikkelen maar er moet nog heel veel gebeuren. Dus daar heb ik in het kort, of een beetje lang gemaakt eigenlijk, verteld wat de aanleiding is. De huidige regering wilt natuurlijk ook een beweging maken richting die mensen, van kijk, we hebben een beweging gemaakt. Want de verkiezingen beginnen eraan te komen en dan kunnen ze ook zeggen van: dit hebben we gedaan. Maar het is nog niet zo ver als ze beloofd hebben voor de verkiezingen. Want

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 106 SURINAAMS NATIONALISME voor de verkiezingen had de NDP ook beloofd dat de dubbele nationaliteit mogelijk zou worden en de TO nageleefd zou worden. Maar geen van beide is rondgekomen. En daar praten ze nou niet over. Maar verleden week was een van de ambtenaren, mevrouw Redan, onderdirecteur van het ministerie van BuZa uit Suriname gekomen om een toelichting te geven over die PSA-wet. Men is bezig het een en ander te doen. En zij heeft – we hebben een gesprek gevoerd- aangegeven dat ze bezig waren een diasporabeleid te ontwikkelen, maar toen de parlementariërs met een PSA-initiatief bezig waren hebben ze enigszins pas op de plaats gemaakt. Maar dan gaan ze nu weer verder met het ontwikkelen van het diasporabeleid. Dus er is heel veel te doen, er is een bepaalde stap in de goede richting. Maar je bent er met de PSA-wet nog lang niet. We hebben ook procedures gevoerd tegen de Nederlandse staat en er zijn – steeds via Harry van Bommel- schriftelijke Kamervragen gesteld en er zijn gesprekken met de verschillende ministers van BuZa gevoerd, en zo is Nederland ook steeds onder druk gezet. Want Nederland is hierin een verdragspartij en die moet er op toezien dat wanneer haar burgers er de dupe van worden dat bepaalde overeenkomsten niet worden nageleefd, de andere partij daarop te wijzen. En Nederland heeft te weinig druk op Suriname uitgeoefend. Er is destijds wel een commissie in het leven geroepen, die overleg pleegde. Maar na de verkiezingen waarbij Bouterse aan de macht is gekomen is die ambtelijke commissie niet meer bij elkaar gekomen. Dus ook vanuit het parlement is geprobeerd voldoende druk uit te oefenen op het ministerie van BuZa in Nederland. Er zijn ook procedures gevoerd, die hebben we wel verloren. We moesten eigenlijk ook een bodemprocedure voeren, maar door allerlei omstandigheden hebben we dat niet gedaan. We hebben ook een klacht ingediend tegen Nederland bij de VN omdat het bestuursrechtelijke vonnis afgewezen was. Dat hebben we daar aan de orde gesteld, maar die hebben gezegd dat je in feite tegen Suriname een procedure moet beginnen. Maar die procedure loopt al, bij de OAS en de Inter-Amerikaanse commissie voor de rechten van de mens, dus ik hoef het niet nog eens bij de Surinaamse staat te doen. Er is steeds bij de media aandacht hiervoor gevraagd. Dus er is op diverse manieren wel druk uitgeoefend en we hebben ook voorlichtingsbijeenkomsten gehouden met de vereniging, met PowerPointpresentaties. We hebben handtekeningenacties georganiseerd, we hebben meerdere petities bij het ministerie van BuZa ingediend, dus binnen onze mogelijkheden hebben we alles gedaan. We hebben ook brieven gestuurd naar de Surinaamse minister van justitie. Er is overigens zelfs een boek geschreven over al deze procedures die wij hebben gevoerd, dat bestaat.

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 107 SURINAAMS NATIONALISME

Die is ook in Nederland te koop bij bepaalde boekhandels. Ik ken de titel nou alleen niet zo uit het hoofd. Dat boek is twee jaar geleden geloof ik uitgekomen. Het SIO, dat in Utrecht zit, wordt door de Nederlandse overheid gesubsidieerd om voor de Surinaamse belangen op te komen. Maar die deden vaak wat de regering ook vond. Die volgen hun beleid. Dus die hebben eigenlijk een rapport gestuurd waarin de rechten van die mensen een beetje werden verkwanseld. Dus we hebben eigenlijk ook tegen hen in verzet moeten komen en hen de weg moeten wijzen, van, namens wie praat je. Jullie zijn een stichting, niet gekozen, en niemand kent jullie bijna in het veld en dan gaan jullie een advies uitbrengen terwijl je de materie niet eens kent. Jullie hebben ons niet eens gehoord. En nu proberen wij juist, om die diasporaontwikkelingen, hebben wij zelf het initiatief genomen om met hen en met KK, het PSD op te richten. Toevallig is daarvan maandag bij de notaris de akte gepasseerd. 22 november hebben we een congres in Den Haag over dat diasporavraagstuk en proberen we netwerken op te richten met mensen in het buitenland van Surinaamse afkomst, maar ook in Suriname. Zes dagen later zijn we van plan ook zoiets in Suriname op te richten. Dus we willen wel iets met de diaspora. Dus niet vanuit de politiek, maar dat de mensen zelf nadenken over de belangen van de diaspora en zo een netwerk te laten ontstaan, waardoor je ook veel voor elkaar krijgt. In plaats van wanneer je alleen bezig bent. En ik denk dat het tijd is ook om dat te gaan organiseren. Wij hebben geen formele relatie met de Surinaamse overheid. Maar wij proberen wel in contact te treden met bijvoorbeeld ambtsbekleders. Maar ook met het consulaat van Amsterdam proberen we een zakelijke relatie te onderhouden. Niet dat wij aan een politieke partij die daar nou aan de macht is gelieerd willen zijn, maar wie dan ook, als je daarvan afstand neemt en op een gegeven moment niet meer in gesprek gaat dan hou je het hele belang van de diaspora en daarmee van Suriname achter. We proberen toch, met die partij, op een bepaalde hoogte het contact te laten ontstaan en behouden. En we proberen de ambtenaren van BuZa van daar, maar ook van Nl, want dat hoort er ook bij, zoveel mogelijk uit te nodigen als spreker of op een diasporadag te komen vertellen hoe zij dat zien. En kijken wat voor mogelijkheden zij zien in het belang van de diaspora, maar ook van Suriname, om zo op bepaalde gebieden ook samen te kunnen werken. Natie, ja. Daar moet ik over denken. Want er is meer een initiatief genomen door de Surinaamse Nederlanders, voor de belangen van de Surinaamse Nederlanders. Die worden primair nagestreefd en niet zozeer vanuit de Surinaamse perceptie. Maar wat is een natie, als je

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 108 SURINAAMS NATIONALISME doordenkt is het de totale bevolking van Suriname, dan kun je het wel eigenlijk stellen. Want je probeert de belangen van alle Surinamers en het land van Suriname bij te dragen. Dus je kunt ons wel zien als onderdeel van de Surinaamse natie. Maar niet zo naar binnen gekeerd, maar meer naar de wereld toe. Met handreikingen en samenwerkingen met Nederland en de Europese staten, maar waarbij de belangen van Suriname niet uit het oog worden verloren. Dit is een eerste stap, maar er moet veel meer gebeuren. De PSA is maar een onderdeeltje. Ik denk zelf –dit is in gedachten een ontwikkeling van de Surinaamse mensen die zo tegen waren- niet iedereen, maar bepaalde politici die bang zijn voor hun eigen hachje. Die zijn bang dat wanneer er mensen van buiten komen het ten koste gaat van hun eigen positie. Dat ze pas op de plaats moeten maken of dat hun banen worden ingepikt. Dus kijk, die mensen, voor hen is het een grote stap dat ze er niet meer negatief in staan. Maar met de PSA alleen kom je er niet. Dat is een eerste stap. Er moet een totaal diasporabeleid worden ontwikkeld. En dat kan de Surinaamse regering niet alleen, dat kunnen wij niet alleen. Dat kunnen bepaalde organisaties niet alleen, dat moeten we samen doen. Want we komen handen en voeten tekort. En wij proberen om een bijdrage te leveren, met het PSD, om iedere Surinamer ongeacht politieke kleur daar thuis te laten voelen. En vandaar uit kijken hoe je een bijdrage kunt leveren voor de totale belangen van Suriname. Er moet veels te veel gebeuren, want zeg maar een land als India hebben een apart ministerie daarvoor en dan nog zie je dat ze tekort komen. Dus er is een lange weg te gaan. De eerste stap met de PSA-wet is gezet. Maar dat is nog geen diasporabeleid, het is slechts een onderdeel van. Er zijn niet veel voordelen, meer een psychologische. Dat die mensen een status hebben gekregen. De erkenning dat ze ergens bij horen, dus dat is een heel belangrijke stap. Maar de rechten die je krijgt, met de huidige rechten die Surinaamse Nederlanders hadden, die is niet veel veranderd. Je kunt gemakkelijker daar gaan, maar je moet het ook verlengen om de vijf jaar. Je kunt ook een verblijfsvergunning krijgen als je daar bent, voor onbepaalde tijd. En je hebt ook de toeristenkaart voor 20 euro. Dus als iemand niet zo vaak gaat heb je er niet zoveel aan. Een nadeel is, want je hebt wel nadelen. Een nadeel is dat er een CV van je wordt gevraagd en niet iedereen vindt dat zijn privacy aan een of andere staat moet worden prijsgegeven. En dat moet dat eens in de drie jaar. Het is ook een probleem dat er een aantal stappen moet worden gezet, een aantal gegevens moet worden verzameld om die status te krijgen. En het kost je ook

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 109 SURINAAMS NATIONALISME behoorlijk veel geld, 100 euro geloof ik. En om de vijf jaar moet je gaan verlengen. Je bent een Surinamer of je bent het niet, je wordt niet ineens een Arabier van origine. Dus je kunt eenmaal wel vaststellen dat iemand van Surinaamse origine is. Waarom iedere 5 jaar daarvoor betalen? Ondoordacht. Ze hadden de diaspora, om wie het gaat, moeten betrekken bij de ontwikkeling van de wet. Dan had je tot een gedegen, betere wet gekomen. Maar nu is het eenzijdig gedaan. Maar, het is beter dit dan helemaal niks. Het is een goede eerste stap, maar er moet veel meer gebeuren. Het kan zijn dat er nu wat toeloop is omdat het nieuw is, maar zodra er duidelijkheid is over wat het toevoegt dan zal het enorm tegenvallen. Als je de mensen geen volwaardige rechten geeft en allerlei barrières nog hebt en dingen niet goed geregeld hebt, dan gaan mensen daar geen 100 euro voor betalen, uitgezonderd een kleine groep die er wel voordelen in ziet. Het gaat niet het succes hebben wat zij hopen te hebben of verwachten. Daar moeten ze veel meer voor doen, meer rechten toekennen. Eigenlijk was dat heel makkelijk geweest. Ze hadden de TO moeten naleven en de groep die daar niet aan voldoet, analoog allerlei rechten moeten toekennen. Nu is het half. Er is Surinaamse hebi, want je geeft het, maar eigenlijk ook niet, want je geeft ze geen volledige rechten. Dus het is een beetje afgunstig, een halfslachtige maatregel. Ze kunnen de TO naleven en we hebben een advies ook naar het parlement gestuurd, neem Kaapverdië als voorbeeld van hoe het kan met je diaspora. Nu is er het WK en Suriname zou graag willen meedoen. Maar als ze de diaspora hadden betrokken en laten meedoen waren ze ook behoorlijk ver gekomen. Dat is ook een visitekaartje. Dus aan de ene kant willen ze het, maar ze gunnen het niet. Het is een dubbel gevoel. De politici in Suriname zouden de mensen hier als gelijkwaardig moeten zien, als broeders en zusters, als volwaardig en pas dan kom je tot een goede ontwikkeling.

NPS, dhr. Venloo Ik ben al een aantal jaar bezig om de Surinaamse politieke leiders over te halen diasporabeleid te gaan ontwikkelen. De Surinamers buiten Suriname beleidsmatig betrekken bij Suriname. Dat betekent dus dat je beleid moet ontwikkelen. Dan moet je ten eerste nadenken over, ok, wat heb je ons te bieden? Je diploma’s, je ervaring, eventueel kapitaal. Dan is de tweede vraag wat hebben jullie in Suriname aan hen te bieden? En dan is het antwoord ons beleid dit, vul maar in. Maar dat is er niet… En als dat er niet is, dan ben je overgeleverd aan de grillen en grollen van de dan

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 110 SURINAAMS NATIONALISME aan de macht zittende politici. En dat moet je niet willen zeg ik tegen de Surinaamse politici. En dan geef ik ze ook als voorbeeld Israël. Hun diasporabeleid is legendarisch natuurlijk. Als je moeder joods is dan ben jij joods en dan heb je rechten en plichten in Israël. Dat is het diasporabeleid van Israël he. Sommigen zijn nooit in Israël geweest, geboren in Polen, Nederland of waar dan ook. Maar als je een Joodse moeder hebt ben je Joods en heb je rechten en plichten in Israël en behoor je tot de diaspora van Israël. Turkije heeft diasporabeleid, net als India. Kaapverdië gaat hierin het verst. Kaapverdiër in het buitenland, in hun diaspora, mogen een deel van het kabinet kiezen. Een aantal zetels van het Kaapverdische parlement is gereserveerd en die worden gekozen door Kaapverdiër in de diaspora. Ieder land mag zijn eigen diasporabeleid invullen, dus ik zeg niet, doe wat Kaapverdië doet, maar doe het, maak diasporabeleid. Je moet weten dat ik de afgelopen 30-35 jaar een bijzondere link had met Suriname en met de NPS van Venetiaan. Ik ben adviseur van de NPS. Ik was actief in de PvdA hier in Nl, dus heb hier allerlei functies ook bekleed. Tegelijkertijd had ik een geweldige relatie met de toenmalige premier Henk Arron van Suriname. Als hij hier kwam was het gelijk van, ik ben er en wanneer kom je en ik kom naar je toe. En dan hoorde ik alles eigenlijk. Bij hem ben ik begonnen met, jij moet diasporabeleid ontwikkelen. Maar dan reageerde hij een beetje onwennig. Want de TO zegt in artikel 5 lid 2, dat wij Surinamers in Nl, onbeperkt toegang tot Suriname mogen hebben en dat als wij daar zijn een gelijke behandeling krijgen. Maar dat moet je vervolgens uitwerken als Surinaamse overheid van, wat versta je onder gelijke behandeling. Het is een beleidskwestie. Dat hebben geen van de Surinaamse regeringen sinds de onafhankelijkheid uitgewerkt, die TO. Want materieel vraagt die TO om diasporabeleid te ontwikkelen. Dat is ook hoe het destijds tussen Den Uyl en Arron was bedoeld. Je laat kansen liggen om deskundigen in je eigen bevolking, in je diaspora, te betrekken. Alle politieke leiders in Suriname hebben een soort koudwatervrees om diasporabeleid met zoveel woorden te noemen. Nu is de regering Bouterse gekomen en ik bleef mijn riedeltje herhalen van de noodzaak van het ontwikkelen van diasporabeleid. Dat deed ik van ministers tot parlementariërs tot verschillende partijleden van de verschillende partijen. In de krant, ik heb veel interviews met de Ware Tijd. Wij hebben, met NF NL, in 2007 twee symposia georganiseerd, waarvan een in NL en een in Suriname, over dat diasporabeleid. En toen was de conclusie, opgesteld in het rapport duaal burgerschap, aangeboden aan toenmalig president

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 111 SURINAAMS NATIONALISME

Venetiaan en daar is tot op de dag van vandaag niets mee gedaan. Maar toen kwam dus die PSA- wet. En daarvan moesten we hier de inspraak organiseren. En toen heeft het SIO mij gevraagd te helpen om dit te organiseren. En er is mij gevraagd hierover een advies in te dienen en dat is ook naar het Surinaamse parlement gegaan. Toen kwam tijdens het bespreken van die ontwerpwet weer die oude discussie van dit is geen diasporabeleid. Toen heb ik als Brugmann moeten praten, want onze relatie met Suriname is… Als wij willen toetsen of het beleid van Suriname ons bevalt, moeten we niet integraal gaan toetsen. We moeten niet nagaan van hoe wij het zouden hebben gedaan als wij het voor het zeggen hadden. Nee, de vraag is. Kan het zo ook? En als je die vraag stelt en kijkt naar het ontwerp van die PSA-wet dan zeg ik, het is niet de Koninklijke weg, het is de omgekeerde weg eigenlijk, maar het kan zo ook. Als er maar een samenhangend diasporabeleid volgt. Want feitelijk is het enige nieuwe van deze wet dat de diaspora gedefinieerd is. Voor het eerst is de groep formeel omschreven. In het ontwerp stond overigens dat mensen met twee grootouders van Surinaamse afkomst tot de diaspora gerekend zouden moeten worden, maar wij hebben aangedrongen op een grootouder waardoor die groep groter wordt. Dus dat is een verandering, daar waren we ook blij mee. Vervolgens moest ik gaan lobbyen bij NF, maar dat gaat nu een stuk makkelijker, want in 2011 is Santhoki voorzitter van de VHP geworden. Hij is direct begonnen met het wijzen op nut en noodzaak van een totaal diasporabeleid. Dus ik was zo blij dat ik een medestander had in een van de politieke leiders van Suriname, voor het eerst. En dat is cruciaal geweest bij de totstandkoming van deze wet. Althans, intussen weet je dat de wet bijna DNA-breed is aangenomen. Als Santhoki er niet voor was, was het niet DNA-breed aangenomen. Dan was het wel aangenomen, maar alleen door de coalitiepartijen zelf. Terwijl mijn stelling altijd is dat de vraag of er DNA-beleid moet worden ontwikkeld, geen politieke vraag is. Het is een deel van je bevolking, en dus is het bijna vanzelfsprekend dat je diasporabeleid gaat ontwikkelen. Wat het inhoudt op al die terreinen van overheidszorg, dat is vers 2. Maar wat je niet kan doen is, ik beschouw de Surinamers in het buitenland als willekeurige buitenlanders. Dat zorgt voor… Dat is onzin, volstrekte onzin. Als je kijkt wat ze overmaken per jaar, 130, 140 miljoen euro. Als je kijkt naar het toerisme en het persoonlijk contact. Het toerisme is geloof ik wel 70-80-90% Surinamers die naar het land van herkomst gaan op vakantie. Dar zijn kortom geen gewone buitenlanders. En daarom was ik blij met Santhoki. Ik heb hem gesteund ook in 2011. We hebben een initiatiefgroep gevormd om de

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 112 SURINAAMS NATIONALISME diaspora op de agenda te krijgen en we hebben al een lezing gehouden in de Bijlmer en we zijn nou bezig om daar een vorm aan te geven zodat het concreet wordt ingevuld. En dan in september wordt het allemaal officieel. De stichting moet nog geaccordeerd worden. Dus ik ben zo blij, dus ik ben echt campagneadviseur van Santhoki en ik zeg ook op Facebook, meneer Santhoki for president. Hij heeft zich ook gekandideerd voor de verkiezingen van 2015, heel nadrukkelijk. Ik krijg nu een beetje een probleem binnen mijn eigen partij NPS. Want, je voelt het wel, sommige mensen zeggen dat creolen niet op Santhoki gaan stemmen. Maar ik zeg, luister waarom niet. Ik weet dat het heel moeilijk is, maar ik verwacht van de politieke leiders van NF dat die leiding geven aan hun hele volk. En je moet niet achter de onderbuik gevoelens van de Creolen, of de Hindoestanen of de Javanen of wie dan ook aanlopen. Jij moet aangeven van, voor de toekomst van het land moet je soms afstappen van traditionele, conservatieve opvattingen en dan moet je ze uitleggen waarom je dat gewoon moet doen. En ik hou ze altijd voor van, jongens, kijk naar Singapore. En ik zeg niet dat wij Singapore moeten willen zijn, maar kijk naar de manier, de methode die Singapore gebruikt heeft om binnen 30 tot 35 jaar van ontwikkelingsland tot topland in de wereld uit te groeien. En toen was er een Europese journalist die vroeg aan de vroegere president Lee van Singapore, hoe hebben jullie dat gedaan? Toen zei die president Lee van Singapore tegen die journalist van, moet je horen: als jullie in Europa een probleem hebben dan stellen jullie een commissie in, als wij in Singapore een probleem hebben dan lossen we het op haha. Ik vond het schitterend. En dan zeggen ze in Suriname, ik heb het vaak in Suriname verteld ook op lezingen enzo, ja maar ze hebben een andere mentaliteit. Maar Singapore onderscheidt zich zelfs in de eigen regio van de buurlanden. Die hebben geen van allen dat traject ingezet en dat niveau van ontwikkeling bereikt. Dus kom me niet zeggen dat het door Aziatische cultuur komt. En dan zijn ze een beetje stil, dus ik ben zo blij met Santhoki. Ik zet op Facebook, Santhoki president van 1 miljoen Surinamers, inclusief diaspora. Dus we hebben een leuke relatie met elkaar gehad. Elke keer ook als hij hier komt dan is het van… ja, het klikt gewoon tussen ons. Als formele relatie geldt natuurlijk dat ik adviseur ben bij de NPS, dus ik heb een goede relatie ook met de voorzitter van de NPS. Maar, dat heb ik ook tegen hem gezegd, je blijft in oude concepten steken. En dan ga je er niet uitkomen, dan ga je niet versneld dat land in ontwikkeling kunnen brengen zoals Singapore dat gedaan heeft. Het Surinaams onderwijssysteem is ook

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 113 SURINAAMS NATIONALISME oubollig, op Nederlandse leest gestoeld. Je moet onderwijs en opvoeding aan elkaar koppelen, je moet die kinderen niet naar huis sturen halverwege de dag, je moet die kinderen op school houden. Taken uitvoeren, omgaan met opdrachten. Dan gaan ze elke dag naar huis met voeding, opvoeding en kennis. Ja maar, maar ik zeg maak een pilot. Kinderen kunnen alleen wat je ze leert, meer niet. Zo probeer ik via mijn officiële contacten dit soort ideeën ingang te laten krijgen. Omdat dit een eerste stap is, die PSA-wet, met het definiëren van de groep, ben ik er blij mee, maar nu moet je het beleid verder voortzetten gestoeld op de vier w’s. Weten, wonen, werken, welzijn. Ruim uitgelegd in totale samenhang. En de laatste dagen ben ik erg blij met het WK in Brazilië. Want ik heb een paar keer gezegd en geschreven, heel veel Surinaamse voetbaltalenten in de diaspora brengen andere landen tot grote hoogten in de voetballerij. Kijk naar Clarence Seedorf. Maar in Suriname zelf, het herkomstland van die voetballers, is er geen enkele profijt van want Suriname heeft geen beleid. Dus twee weken geleden was ik bij de PSA-introductie van het consulaat bij het Van der Valk hotel in Nieuw-Vennep en toen was daar een mevrouw, Lucretia Redan, uit Suriname gekomen. Zij werkt voor BuZa en toen heb ik haar uitgelegd hoe ik er in sta. En toen heeft zij mij verzekerd dat zij daar speciaal mee belast is voor het ministerie van BuZa. En zij is belast met het samenhangend diasporabeleid. Daarom zit ik op het ministerie zegt ze, ik ga zorgen dat het komt. Ok, zeg ik, ik hou je eraan. Ik vind dat er sprake is van een soort domme trots. Ik weet niet hoe ik het aan hun verstand moet brengen. Als we het over voetbal hebben bijvoorbeeld, kijk naar Kaapverdië. Kaapverdië was bijna doorgedrongen tot Brazilië, net niet gehaald. Maar in het Kaapverdische nationale elftal spelen vier of vijf Kaapverdiër met een Nederlandse nationaliteit. Maar wat zegt mevrouw Redan dan tegen me? De grondwet laat een dubbel paspoort niet toe, dus ik had zoiets van sodemieter op haha. Kom nou man. Ander voorbeeld. Hoe kan het dat je in jouw diaspora een topadvocaat hebt als Gerard Spong. Je wetgeving rammelt aan alle kanten, ik bedoel come on man. Dus ik maak grappen bij lezingen die ik hou en dan stel ik: Suriname heeft heel veel verborgen talenten en doet er alles aan deze talenten verborgen te houden. En dat is een beetje de situatie. Gisteravond was ik in Delft en daar hadden we een bijeenkomst met Ruth Wijdenbosch, de ondervoorzitter van de DNA en toen zei ik tegen Ruth, lieve schat, wanneer beginnen we met diasporabeleid en als partij kun je natuurlijk beginnen met diasporapartijbeleid. Santhoki heeft dat bijvoorbeeld al helemaal rond. De VHP’ers in de diaspora worden betrokken bij de interne

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 114 SURINAAMS NATIONALISME besluitvorming van de VHP in Suriname. Zo heb je ook diaspora instellingsbeleid en diaspora bedrijvenbeleid. Suriname kan een diasporabeleid voeren door te stellen, wij nemen het liefst mensen van onze diaspora in dienst. Maar daarin moet de regering voorgaan. Ons bedrijvenbeleid en ons investeringsbeleid is gekoppeld aan voorkeur. Suriname is voor Surinamers uiteraard. Maar heb je de mensen niet beschikbaar dan is de tweede ronde, we gaan mensen zoeken in de diaspora. Pas als we ze niet kunnen vinden in de diaspora wordt die vacature vrijgegeven voor de rest van de wereld. Dat is diaspora personeelsbeleid. Dus ik zeg, ik ga Louis van Gaal napraten: ben ik nou zo slim, of zijn jullie nou zo dom? En veel mensen zijn het met me eens, maar durven het dan niet te zeggen. En we moeten af van dat taboe. Google even naar Singapore en dan ga je zien dat als het niet kan zoals het moet, het moet zoals het kan. SCOS, met meneer Grep, heeft hier in Nederland eigenlijk een beetje die intermediaire rol vervuld. Dan moet je wel weten dat ik dus in 2008 of 2009 heb meegedaan aan een discussie in de Bijlmer over diasporabeleid, en toen heb ik gezegd omdat er door Venetiaan niets was gebeurd met die duaal burgerschapsnota, dat ik teleurgesteld was. Dat heb ik aan de Wereldomroep verteld ook. Ik ben een teleurgesteld mens en toen waren ze in Suriname boos op mij, maar dat is de omgekeerde wereld. Want ik moet boos zijn op jullie. En toen zei Grep, een soort vertegenwoordiger van de NDP, als wij aan de macht komen, maken wij diasporabeleid. Als ik jullie was, zei ik toen tegen NPS, als de wiedeweerga zelf ook de intentie uitspreken of iets ontwikkelen om het zelf ook te claimen. Intussen is er een nieuwe regering gekomen en begint Santhoki er ook over. En dan worden ze boos omdat ik Santhoki steun. Het is begonnen, wat de NDP betreft, begonnen bij meneer Grep. Diasporabeleid is facetbeleid. Iedere sector van overheidsbeleid moet met het facet diaspora rekening houden. Als ik het voor het zeggen had zou ik zeggen, er gaat geen stuk uit voordat er rekening is gehouden met het diasporabeleid. Net als dat je altijd rekening houdt met de financiën. SCOS, dhr. Grep DNA, dhr. Bee DNA, mw. Geerlings-Simons

JERZY SOETEKOUW: NAAR EEN NIEUWE INVULLING VAN HET 115 SURINAAMS NATIONALISME