PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Biekorf. Jaargang 72 bron Biekorf. Jaargang 72. E. Vercruysse en Zoon, St.-Andries 1971 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_bie001197101_01/colofon.php © 2014 dbnl i.s.m. 5 [Nummer 1-2] Veelnamig Vlaanderen Een overzicht van de oude samenstellingen De talrijke samenstellingen met de naam Vlaanderen weerspiegelen de bewogen geschiedenis van het oude graafschap. Toponymie en lexikografie hebben de ‘flandronymie’ van de composita totnogtoe niet overzichtelijk behandeld. Het Woordenboek der Ned. Taal (1964) heeft niet meer dan zes samenstellingen opgenomen, met name: Frans-, Kroon-, Oost-, Staats-, West- en Zeeuws-Vlaanderen. De Flou beperkt zich uiteraard tot composita die hij in zijn bronnen uit en over Westelijk Vlaanderen heeft ontmoet. Het volgende overzicht is beperkt tot het historische Vlaanderen, alias Oud-Vlaanderen, d.i. het graafschap dat, als politieke entiteit, heeft standgehouden tot aan de aanhechting en transformatie in departementen bij de Franse Republiek in 1795. De hoop op ‘restauratie’ van de provincie Vlaanderen in 1814 was kortstondig. De twee ‘Vlaanderse’ departementen (Leie en Schelde) werden de provincies West- en Oost-Vlaanderen in het Koninkrijk der Nederlanden eerst, en weldra in het Koninkrijk België. De grote Oxford Dictionary van Murray bepaalt de term Flanders eenvoudig (en historisch juist) als: ‘The name of an ancient countship now divided between Belgium, France and Holland’. Deze territoriale splitsing, bron van nieuwe naamgeving, wordt in Ter Laans Woordenboek van de Vaderlandse Geschiedenis (1939) drastisch uitgedrukt in de formule: ‘Vlaanderen verloor in de Tachtigjarige Oorlog Zeeuws-Vlaanderen aan Holland en (in de volgende Europese oorlogen) Frans-Vlaanderen met Duinkerke aan Frankrijk’. De tweetaligheid (diets-romaans) van het graafschap en de (dubbele) feodale afhankelijkheid (Frankrijk en het Rijk) leveren vanzelfsprekend de oudste middeleeuwse samenstellingen. De geografie inspireert enkele kanselarijtermen. Een Biekorf. Jaargang 72 6 moderne serie benamingen valt ons ten deel door de verovering en splitsing onder de kronen van Europa. Om praktische redenen wordt de alfabetische schikking verkozen. Alfabetische lijst van samenstellingen Basse-Flandres Streeknaam alleen bekend uit officiële briefwisseling in 1567-1568. Betekenis: een gebied - deel van het oude West-quartier - gelegen tussen Kassel en Grevelinge. Van de landvoogdes Margareta krijgt Egmont, gouverneur van Vlaanderen, bij brief van 12 jan. 1567 bevel de preken te doen ophouden in de vallei van Kassel ‘et autres lieux de la Basse-Flandres’. De benden moeten worden ontwapend en de wapens samengebracht ‘celles [armes] de la Basse-Flandres ou West-quartier en celui [chateau] de Gravelinges’. In een brief aan Alva (januari 1568) spreken de baljuw en wethouders van Hondschoote eveneens van de troebelen ‘au quartier de Basse-Flandres’, terwijl ze hun eigen stad situeren ‘en Westflandres’(1). Boschachtich Vlaenderen Literair-historische benaming. Door Guicciardini overgenomen uit het latijn nemorosa en verdietst door Kiliaan. De passus in de Beschryvinghe van alle de Nederlanden (Amsterdam 1612; p. 285) luidt: het deel van Vlaanderen ‘diep binnens landts ligghende’ was in Caesars tijd bewoond door de Morinen, uit de oude schrijvers weten wij ‘dat dit gheweste... meestendeels vol bosschagien is geweest, ende deshalven eenen langhen tijdt Flandria nemorosa, dat is boschachtich Vlaenderen geheeten’. Aldus Guicciardini. De bepaling nemorosa (met woud overdekt) gaat terug op de Annales Bertiniani (‘Flandriam nemorosam et incultam quasi forestum’). Dit vervaarlijke woud van Vlaanderen is traditioneel (en legendarisch) bekend gebleven als ‘Woud (1) E. De Coussemaker, Troubles religieux dans la Flandre Maritime II 238; IV 231 (Brugge 1876). - Het Pays de l'Alleu, in dezelfde brief van 1567 vermeld, wordt niet bij het West-quartier gerekend, wel bij Artezië, en de wapens uit het Alleu (Lavente en ommeland) moeten dan ook in het kasteel van Bethune worden afgeleverd. Biekorf. Jaargang 72 7 zonder genade’(2). Meyerus schreef in zijn Compendium (f. 18v; Neurenberg 1538) dat de graaf van Harelbeke was ‘forestier’ van het woud dat, naar men zegt, van oudsher genoemd werd ‘onmetelijk en zonder medelijden noch genade’ (immanem et absque misericordia veniaque). Drynamich Vlaenderen In het geografisch werkje ‘Spieghel der Werelt’ in 1577 bij Christoffel Plantijn uitgegeven door de Antwerpse schoolmeester Peeter Heyns, een vulgarisator van Ortelius, wordt een bondige beschrijving van Vlaanderen ingelast. ‘Vlaenderen is drynamich heden’, zo rijmt Heyns, en hij geeft de klassieke drieledige indeling van de Vlaamse geschiedschrijvers: Duytsch Vlaenderen met Gent als hoofdstad, Walsch Vlaenderen met Rijsel als hoofdstad, en Rycx Vlaenderen met Aalst als voornaamste stad. (Biekorf 1968, 193). Met drynamich vertaalde Heyns letterlijk de humanistisch-latijnse term trifaria van Meyerus (1531), die de klassieke indeling uit Wielant (1492) voor ogen had. De aanhef van Wielants beroemde Leen-rechten van Vlaenderen luidt als volgt: ‘Vlaenderen heeft dry deelen: daer af deen licht onder de Croone, dander onder 't Keyserijck, ende 't derde is eygendom...’. De drieledigheid is echter bij Meyerus (en Heyns) niet zo uitgesproken feodaal: Meyerus noemt als drie delen van Vlaanderen de ‘Flandriam Flamingantem Gallicantem et Imperialem’(3). Duytsch-Vlaenderen Als vertaling van Flandria Teutonica: dietssprekend Vlaanderen. In tegenstelling met Waals-Vlaanderen (de romaans-sprekende kasselrijen). In Vlaanderen zelf was de benaming Duytsch Vlaenderen niet in gebruik. ‘Ons dietssprekend Vlaanderen noemen we eenvoudig Vlaanderen, zonder iets meer: zo schrijft de Veurnenaar Jacob Marchantius in 1596, maar we spreken wel van ‘Waals-Vlaanderen’ (Gallo-Flandria) om de zuidelijke kasselrijen aan te duiden’. (2) Goblet d'Alviella, Histoire des bois et forêts de Belgique I 86-87 (Brussel 1927). (3) Jac. Meyerus, Res Flandricae 66 (Brugge 1843; uitg. Soc. d'Emulation) Biekorf. Jaargang 72 8 Voor de aanduiding van de taalgrens binnen het graafschap was een term als Flandria Teutonica voor de auteurs soms onmisbaar. In dietse versie wordt het dan Duytsch Vlaenderen of Vlaemsch Vlaenderen, zoals in de Kiliaan-editie van de Beschryvinghe van alle de Nederlanden (Amsterdam 1612; p. 27, 334). Een belangrijke uitstraling heeft deze term niet gekend. Wel drong hij door in een paar grote topografische uitgaven, bezorgd door Hollandse uitgevers: het Toneel der Steden van Blaeu (1649) leert ons dat de stad Kortrijk ligt ‘in het suyderlijcke deel van Duytsch-Vlaenderen, en streckt sich naar Walsch-Vlaenderen’. Dezelfde tekst werd voor de editie van Verheerlykt Vlaandre (1735) van Sanderus herzien en luidt dan: ‘de stad [Kortrijk] is aan de Zuid-zyde van Duitsch-Vlaandre gelegen, en heeft haar uitzicht op Fransch-Vlaandre’. Ook weer om op het taalverschil te wijzen schrijft Jacob Aertsz Colom in zijn kaartenatlas (Vyerige Colom, p. 54; Amsterdam 1635): ‘(het bisdom Terwaan werd heringericht) 't eene te Ypere voor de Duytsche Vlamingen, en 't ander tot St. Omer voor de Walen’(4). De humanist Belleforest, die in 1582 de franse Plantijnse editie van Guicciardini bezorgde, stelt teuton tegenover walon: ‘le quartier de Flandre, où l'on parle Teuton...’ is de ‘Flandre Flamande ou Flamingante’, terwijl de ‘Flandre Gallicane (sic)’ aldus wordt genoemd ‘à cause que l'on y use du langage Walon ou Francois’. (Antwerpen 1582; p. 362). De humanistische benaming Teutonica zal nog nawerken bij de Voltairien Pierre Lamoot van Rijsel, die in zijn ‘Discours sur l'utilité d'une histoire générale de Flandre’ (Luik 1760; p. 82) gewaagt van la Flandre Teutonique, met betekenis dietssprekend Vlaanderen. Een naklank ervan hoort men nog bij sommige stichters van het Comité Flamand de France: in 1853 schrijft R. de Bertrand: ‘Notre bonne population de Flandre tudesque, qui s'étend du rivage de la mer aux bords de la Lys...’. Eygendomlyk Vlaenderen Literaire term, gevormd op de feodale beschrijving van Vlaanderen die het ‘eygendom van Vlaenderen’ als derde feodale verhouding van het graafschap aanhaalt. Alias: Allodiaal Vlaanderen; lat. Flandria proprietaria. Het Eygendom omvatte stricto sensu: de stad en het ge- (4) Over de identiteit Duytsch Vlaenderen - Vlaemsch Vlaenderen zie verder s.v. Vlaemsch Vlaenderen. Biekorf. Jaargang 72 9 bied (16 dorpen) van Dendermonde; Geraardsbergen; het Kasteel van Bornem (met 8 dorpen). De graaf hield in één leen van het Heilig Roomse Rijk het graafschap Aalst, de Vier Ambachten, het Land van Waas en gebied van Overschelde. Dit leen vormde, samen met het Eygendom, de Heerelijckhede van Vlaenderen. Zie verder s.v. De auteurs maken niet altijd het onderscheid. Aldus Vaernewyck die, in Die Historie van Belgis (Gent 1574), zeer oppervlakkig schrijft: ‘In het Eygendomlyk Vlaenderen vind men de Hoven van Dendermonde en Waes’. In zijn ‘Commentarien op de Leen-Rechten by Mr. Philip Wielant’ (Gent 1699; p. 171) geeft advokaat J.B. De Clerck de globale bepaling: ‘Het derde deel is het Eyghendom van Vlaenderen, ende comprehendeert de Steden ende Landt van Dendermonde; de Vier Ambachten; het Landt van Waes ende Bornhem’. De franse versie van Wielant (Beau Traicté... des fiefs en Flandres, ed. J. Ketele; Gent 1839) gebruikt de termen ‘le propre; le 3me quartier est primosne et bien propre’. In de kartografie wordt dit deel van Vlaanderen ook afzonderlijk behandeld, doch in de ruime zin. Een kaart van G. en J. Blaeu, gegraveerd in 1650, draagt de titel: Flandriae partes duae,