INHOUDSOPGAVE

PAGINA

1 Ligging, grenzen en omvang 2 2 Landschappelijke structuur 4 3 Infrastructuur 11 4 De stad 16 5 Bevolking 23 6 Middelen van bestaan 25 7 Sociale en culturele voorzieningen 39 8 Ontwikkeling 1850-1940 44

Bronnen 54 Bijlagen 56

HET OVERSTICHT Zwolle, mei 1990. 1 Ligging, grenzen en omvang

Enschede is een verstedelijkte gemeente in het zuidoosten van en wordt omringd door de gemeenten Weerselo, Oldenzaal en Losser, de Bondsrepubliek Duitsland en de gemeenten Haaksbergen en . De stad Enschede vormt het economische, bestuurlijke, administratieve en culturele centrum van de gemeente, die daarnaast bestaat uit de kerkdorpen , Glanerbrug, en Usselo. De ligging van de gemeente Enschede in Twente is weergegeven op kaart 1.

De huidige gemeente Enschede is in 1934 ontstaan door samensmelting van de in de Franse Tijd (1795- 1813) gevormde zelfstandige gemeenten Enschede en Lonneker. Daarvoor bestond de huidige gemeente uit het stadgericht Enschede en het uit vijf marken bestaande richterambt Enschede. De beide gemeenten ontstonden op 27 november 1811 toen het stadgericht en het richterambt in tweeën werd gesplitst. Het gebied van de eerstgenoemde gemeente omvatte de stad Enschede en de Eschmarke, het gebied van de gemeente Lonneker de marken Lonneker, Driene, en Usselo.

De eerste grenswijziging tussen de gemeenten Enschede en Lonneker vond reeds in 1818 plaats. Op 1 juli van dat jaar werd Enschede de Eschmarke ontnomen en bij de gemeente Lonneker gevoegd, waarmee de grenzen van beide gemeenten weer samenvielen met respectievelijk het grondgebied van het voormalige stadsgericht en het voormalige richterambt. De vooral na 1862 (het jaar van de grote brand van Enschede) optredende explosieve groei van de industriestad Enscnede leidde inwoners en een woningdichtheiu spoedig tot een tekort aan van 393 wooneenheden per km land. uitbreidingsmogelijkheden binnen Ter vergelijking: het de geheel door het grondgebied van bevolkingsdichtheidscijfer voor Lonneker omsloten gemeente Twente als geheel bedroeg op Enschede en daardoor tot een 1 januari 1988 400, het tweede grenswijziging op 1 januari woningdichtheidscijfer 149. 1884. Door die grenswijziging nam het grondgebied van de gemeente Enschede toe van 61 ha tot 682 ha. Reeds toen gingen er stemmen op om beide gemeenten samen te voegen. Deze samenvoeging vond, ingegeven door onder andere rioleringsproblemen en nieuwe uitbreidingswensen van de stad Enschede, uiteindelijk plaats op 1 mei 1934. Bovendien wilde de stad een graantje meepikken van de belastingen die de fabrikanten moesten opbrengen. Deze fabrikanten verdienden hun geld in Enschede, maar woonden op landgoederen in de gemeente Lonneker.

Behalve grenswijzigingen tussen de gemeenten Enschede en Lonneker onderling hebben in de loop van de tijd ook enkele grenswijzigingen met de gemeente Hengelo plaatsgevonden: de eerste in 1881 toen een groot deel van de Lonneker marke Driene bij de gemeente Hengelo gevoegd werd, de laatste in 1937 toen een deel van de marke Twekkelo van de nieuwe gemeente Enschede naar de gemeente Hengelo overging.

Het grondgebied van de huidige gemeente Enschede besloeg op 1 januari 1988 een oppervlakte van 141.46 km2, waarvan 0.92km2 binnenwater breder dan 6 meter. De gemeente telde op die datum 144.695 inwoners en 55.290 woningen, wat neerkomt op een bevolkingsdichtheid van 1.030 2 Landschappelijke structuur

2.1. Geologie Het huidige zichtbare landschap in de gemeente Enschede is een resultaat van processen uit verschillende geologische perioden en de mede daarop gebaseerde vormen van bodemgebruik door de eeuwen heen. Zout- en kleiafzettingen uit respectievelijk het Rotliegendes en het Eoceen vormden in Enschede de basis voor het ontstaan van de chemische industrie en de baksteenindustrie. Processen en afzettingen uit de periode van de ijsbedekkingen, het Pleistoceen, en de huidige relatief warme periode, het Holoceen, bepaalden vooral het agrarische grondgebruik.

Zout werd ongeveer 200 miljoen jaar geleden afgezet op de bodem van een zee die zich over heel West-Europa uitstrekte. Door latere bewegingen in de aardkorst kwam de zoutlaag plaatselijk relatief dicht aan de oppervlakte te liggen, ter hoogte van Boekelo op een economisch exploitabele diepte van ca. 280 meter beneden het maaiveld. De eocene blauw- zwarte klei bevindt zich op een veel geringere diepte in de ondergrond van de gemeente Enschede. Die klei werd ongeveer 70 miljoen jaar geleden afgezet in een subtropische zee.

De tegenwoordig aan de oppervlakte voorkomende afzettingen en reliëf vormen dateren voornamelijk uit het Pleistoceen, dat ongeveer 2,5 miljoen jaar geleden begon. Tijdens de op een na laatste ijstijd in deze periode (de Saaie- ijstijd) werd het aanwezige materiaal door vanuit het noorden oprukkende landijsmassa's verbrokkeld, opgestuwd en bedekt jaar geleden het Holoceen waarin met een laag taaie, nauwelijks het klimaat geleidelijk milder water doorlatende keileem (een werd, de zeespiegel begon te door het landijs meegevoerd en stijgen en de vegetatie weer een gevormd mengsel van keien, grind, kans kreeg zich te ontwikkelen. In grof zand en leem). Een groot deel enkele kleine komvormige van de gemeente Enschede ligt op terreingedeelten waaruit, als de Oosttwentse stuwwal, die de gevolg van keileem in de westrand vormt vac de Dinkelvallei ondergrond, het overtollige water en van zuid naar noord door Oost- niet weg kon vloeien, ontwikkelde Twente loopt. Het naar de Dinkel zich in een zuurstofarm en drassig afstromende smeltwater zorgde voor milieu veen. Dat was bijvoorbeeld het ontstaan van een groot aantal het geval in het zuidoosten van kleine erosiedalen of het grondgebied van de huidige smeltwatergeulen, die door hun gemeente Enschede, waar op de eroderende werking in het grens met Duitsland het (eertijds oostelijke deel van de gemeente uitgestrekte) Aamsveen ontstond, Enschede zorgden voor het ontstaan en in het gebied ten zuidwesten van een geaccidenteerd landschap. van Broekheurne waar onder andere het Usselerveen lag. In de Tijdens de laatste ijstijd van het beekdalen in het laag gelegen, Pleistoceen bereikte het opnieuw vrij vlakke westelijke deel van de als een gigantische bulldozer gemeente zetten de regelmatig vanuit het noorden voortschuivende overstromende beken als de landijs Nederland niet. Wel Boekelerbeek, de Ganzebosbeek, de heersten hier arctische Bruninksbeek, de Schoolbeek en de omstandigheden, waardoor de wind Elsbeek beekklei af. Deze als gevolg van het ontbreken van beekbezinkingsgronden en de andere een vegetatiedek vrij spel had en genoemde geologische formaties, vat kreeg op de losse met de daarop ontstane bodemdeeltjes. Het door de wind bodemsoorten zijn aangegeven op meegevoerde materiaal werd onder kaart 2. meer afgezet in het gebied dat tegenwoordig de gemeente Enschede 2.2. Bodemgesteldheid en landschap uitmaakt. Het gehele gebied werd Op de hogere delen van het bedolven onder een plaatselijk dik natuurlijke landschap legden de pakket dekzand. Het er aanwezige boeren vanaf ongeveer de reliëf werd daardoor enigszins Karolingische Tijd permanente genivelleerd. Door erosie kwam op akkers aan. Waar mogelijk lagen de enkele plaatsen op de stuwwal de bouwlanden van de verschillende keileemlaag opnieuw aan de landbouwers in complexen bij oppervlakte te liggen. De elkaar (=essen). Dit onder meer keileemlaag bevindt zich in het vanwege de betrekkelijk kleine grootste gedeelte van de gemeente arealen die voor intensieve onder jongere afzettingen, op een akkerbouw in aanmerking kwamen. diepte variërend tussen 40 en 120 Grote min of meer aaneengesloten cm. complexen bouwlanden te midden van uitgestrekte woeste gronden waren Op het Pleistoceen volgde ± 10.000 de "Enscheder Esch" van de Eschmarke (of Grote Boermarke) en eenmansessen werden ter de 'Usseler Esch" van de marke bescherming tegen loslopend vee en Usselo. De Enscheder Esch, bestond andere dieren onringd door een wal grofweg uit twee complexen: de van akkermaalshout (maal = grens). Noord- en Zuid-Esmarke. In het In sommige gevallen vormden heggen noordelijke deel onderscheidde men perceelsgrenzen. Eeuwenlange de Laar Es, de Ribbelinkbrink, bemesting van de van nature vrij Weldink Es, Oliemolen Es en onvruchtbare akkerbouwgronden op Heurne. In het zuidelijke deel de dekzandruggen en kleine vormden de Hofstede- en geïsoleerde dekzandopduikingen met Heutinkhoek, de Wooldrikshoek, de een mengsel van bosstrooisel, Schukkink- en Derkinkhoek, de heideplaggen en mest uit de Binnen Esch, de Wilminkhoek, potstal zorgden voor het ontstaan Korteland, Hogeland, Varvik- en van enkeerdgronden met een meer Diekmanhoek, Engcrinkhoek en dan 30 cm dik cultuurdek. Holzikerbrink onderdelen van het grote aaneengesloten De van nature vruchtbare uit lemig bouwlandencomplex. De fijn zand bestaande Geerdinkzijde en de Helmerzijde beekbezinkingsgronden aan vormden de twee samenstellende weerszijden van de beken delen van de Usseler Es. In beide functioneerden als (natuurlijke) genoemde marken kwamen daarnaast wei- en hooilanden. De verkavelde verspreid liggende eenmansessen graslandcomplexen van redelijke (hoger gelegen bouwlandgronden die kwaliteit werden maten of meden slechts aan een erf voldoende genoemd. Veelal ging het hierbij bestaansmogelijkheden boden) en om een zeer onregelmatige concentraties van dergelijke blokverkaveling, soms afgewisseld kleinere essen voor. De Brunink Es met stroken, terwijl ook hier weer in de Esmarke vormde een goed houtwallen of hagen de percelen voorbeeld van een geïsoleerd scheidden. Onverkavelde liggende eenmanses, de bouwlanden natuurlijke weilanden, die onder van de buurschappen Broekheurne, meer in terreindepressies tussen Boekelo en Rutbeek in de marke de bouwlanden en in de heidevelden Usselo bestonden uit concentraties voorkwamen, werden aangeduid met van meerdere kleinere essen. De de naam "broeken". Voorbeelden van marken Twekkelo en Driene, die natuurlijke wei- en hooilanden vroeger geheel tot de gemeente rond 1850 waren de Stadsmaten ten Enschede behoorden, waren westen van de stad Enschede, de opgebouwd uit een aantal bij Slagermaat van Rutbeke, de elkaar liggende, door lager Derkings Maten tussen de stad gelegen gronden gescheiden Enschede en de grens met Pruisen, bouwlandcomplexen. In Twekkelo Het Broek ten zuidwesten van de overheersten aan enkele Usseler Esch en de Berenbroeksche boerderijen plaats biedende essen Landen van Broekheurne. als de Groote Esch, de Twekkeler De vruchtbaarheid van de wei- en Esch en de Lutje (kleine) Esch; in hooilanden werd op natuurlijke Driene eenmansessen. wijze op peil gehouden door de regelmatig terugkerende Zowel de grote escomplexen als de overstromingen en de uitwerpselen

6 van het er loslopende vee. hooilanden) dat in 1850 nog zeer duidelijk herkenbaar was, hebben Daar waar ten gevolge van te sindsdien grote landschappelijke sterke insnijding door of het structuurwijzigingen geheel ontbreken van beken plaatsgevonden. Een groot deel van natuurlijke wei- en hooilanden het oude cultuurlandschap \erdween ontbraken, voorzag men in de als gevolg van de forse behoefte aan grasland door de uitbreiding van de infrastructuur aanleg van met de gebruikelijke en met name van het stedelijke hagen omgeven weidekampen in de gebied van de stad Enschede en in heidevelden op de schrale mindere mate van de uitbreiding zandgronden, meestal in de buurt van de bebouwde kommen van de van de essen. Duidelijke overige dorpen in de gemeente. Met voorbeelden van groenlandkampen uitzondering van een gedeelte van waren te vinden bij de essen van het Usselerveld, van het Lonneker en de Enscheder Esch. Usselerveen, de Derkingsmaten en het Aamsveen werden alle woeste Van groot belang voor de gronden ontgonnen, het grootste uitoefening van het gemengde gedeelte al voor de Tweede boerenbedrijf waren de woeste Wereldoorlog. De heidevelden gronden, de derde categorie werden hoofdzakelijk omgezet in gebruiksgronden. De heidevelden onregelmatig verkavelde en met strekten zich uit over de van houtwallen omringde weilanden en nature onvruchtbare dekzandgronden in bossen. Deze bossen werden uit in het zuidelijke deel van de handelsoverwegingen (onder meer in gemeente die ten gevolge van het verband met de vraag naar stuthout afplaggen ten behoeve van de in de Limburgse mijnbouw) en ter bereiding van potstalmest nog eens verfraaiing van de omgeving van extra verschraalden. Behalve als hun landhuizen op grote schaal wingebied va plaggen dienden ze aangelegd door in Enschede rijk verder onder meer als graasgebied geworden textielfabrikanten. voor de schapen. De grootste Rondom de stad Enschede werd het heidevelden waren het parklandschap een belangrijk Twekkelerveld en het Usselerveld, structuur bepalend element. respectievelijk de bouwlandcomplexen van Twekkelo en Ondanks de grote dynamiek die die van Usselo omringend. Het vanaf ongeveer 1850 in ruimtelijke grootste aaneengesloten structuur van de gemeente Enschede veengebied, dat onder andere aanwezig was, zijn hier en daar diende als leverancier van nog delen van het oude brandstof voor de eerste door cultuurlandschap bewaard gebleven; stoom aangedreven fabrieken in het best nog in het zuidelijke Enschede, vormde het genoemde deel van de buurschap Twekkelo en Aamsveen. rond de dorpen Usselo en Lonneker. Hoewel ook hier, evenals elders in In het tot nu toe beschreven oude de gemeente, de bouwlanden als Middeleeuwse ontginningslandschap gevolg van wijzigingen in het (de oude bouwlandcomplexen en de agrarische produktieplan min of meer cultuurlijke wei: en grotendeels plaats hebben gemaakt voor weilanden, is er het marke-organisaties met de daarbij oorspronkelij ke esdorpenlandschap behorende verdeling van de woeste nog steeds goed herkenbaar. gronden rond 1850 (de Eschmarke en Groot-Driene in 1840, Loaneker in 2.3. Bodembeheer en ontginningen 1845, Usselo in 1849 en Twekkelo Onder invloed van een stijgende in 1867) maakten in principe de bevolkingsdruk en een daarmee weg vrij voor het op grote schaal samenhangende toenemende schaarste ontginnen van de resterende woeste aan landbouwgrond ontstonden rond heide- en veengronden. Het duurde 1250 na Chr. marke-organisaties echter nog tot ongeveer de ter voorkoming van het verdwijnen eeuwwisseling voordat daarmee van de voor het boerenbedrijf daadwerkelijk begonnen werd. Tot onontbeerlijke uitgestrekte die tijd stond een nijpend tekort heidevelden en andere aan betaalbare (organische) mest gemeenschappelijke woeste of het vruchtbaar maken van de markegronden. Ruimtelijk gezien schrale veldpodzolgronden in de was de marke een aaneengesloten weg. Er waren wel technieken om de oppervlakte gemeenschappelijke schrale zandgronden voor grond, die door de eigenaars of agrarische doeleinden geschikt te pachters van de zogenaamde maken, maar die waren doorgaans te gewaarde erven beheerd werd. duur voor de boeren. Tot die Uitgaande van de toestand van voor mogelijkheden behoorden onder de grenswijziging met de gemeente andere de aanleg van Hengelo in 1937 was het "Vloeiweiden", waartoe de grondgebied van de gemeente Enschedese textielfabrikant G.J. Enschede tot omstreeks het midden van Heek in 1880 het initiatief van de negentiende eeuw verdeeld nam. Om de uitgestrekte in een vijftal dergelijke marke- heidevelden rond Enschede organisaties, waarbinnen havezaten produktief te maken, begon hij met en andere adellijke huizen nog het door de aanleg van lange tijd een belangrijke rol bevloeiingsinrichtingen in cultuur bleven spelen. Zo bedroeg in 1601 brengen van de heidevelden langs het percentage adellijke goederen de Twekkelerbeek. Hierbij werd het in de marken Driene en Twekkelo 40 door de beek vanuit de stad - 50%, terwijl ook kerkelijke aangevoerde afvalwater 5 a 6 keer bezittingen een belangrijk aandeel over de kunstmatig aangelegde in het grootgrondbezit vormden. weilanden geleid, aldus gebruik Het aantal eigen bedrijven in de makend van de in het water marken Driene en Twekkelo maakte aanwezige meststoffen. slechts 0 - 5% van het totaal uit. De havezaten kwamen in veel Met de introduktie van de gevallen voort uit de hoofdhoven "goedkope" kunstmest aan het einde van de marken, waar de pachtboeren van de negentiende eeuw werd het de pachtsommen in natura moesten gebruik van vloeiweiden overbodig. voldoen. Op grote schaal werden daarna woeste gronden overeenkomstig het Het verdwijnen van de invloed van heersende produktieplan omgezet in de landadel tijdens en na de bouw- en of weilanden. Vooral rond Franse Tijd en de opheffing van de Enschede kochten verschillende

8 textielfabrikanten grote percelen van de bevolking mogelijk zou voormalige markegronden op van maken en daardoor zou leiden tot boeren die hun na de verdeling van een groter aanbod van de gemeenschappelijke markegronden textielarbeiders. verworven eigendommen niet direkt voor agrarische doeleinden Bestond in 1834 nog 9.752 ha (ruim geschikt konden maken. Met behulp 66 procent van het totale Lonneker van beroemde landschapsarchitekten grondgebied van 14.757 ha) uit werden de aangekochte woeste onverdeelde woeste gronden, in gronden omgetoverd in Engels 1945 bedroeg de oppervlakte woeste aandoende landgoederen. Zo grond (exclusief bos) nog 1.700 ontstonden bijvoorbeeld landgoed ha, oftewel ± 12% van het totale 't Stroot in Twekkelo, landgoed de gemeentelijke grondgebied van Tol aan de Hengelosestraat, de Enschede. Kaart 3 geeft de grenzen landgoederen 't Pot, 't Bouwhuis aan van de voormalige marken. 't Amelink, landgoed 't Welna en de Welle aan de Oldenzaalsestraat, 2.4. Waterbeheersing landgoed de Lonnekerberg ten De ligging van de gemeente noorden van Lonneker richting Enschede op de scheiding van het Oldenzaal, landgoed 't Hoge Boekei stroomgebied van de Dinkel en dat en landgoed 't Hölterhof bij het van de Regge is in belangrijke Aamsveen, kortom: voornamelijk aan mate bepalend geweest voor de de uitvalswegen naar Hengelo, afwatering. Het gebied ten oosten Oldenzaal en Gronau. van de bebouwde kom watert af op Laatstgenoemde weg was de Dinkel, het gebied ten westen uiteindelijk vanaf de Eschpoort ervan op de Regge. De vele beken grotendeels bewoond door die vanaf de Oosttwentse stuwwal fabrikanten. Met de uitbreidingen naar het Reggedal stromen hebben van de stad in die richting werden altijd voor een dusdanig voldoende de meeste van deze snelle afvoer van het eventuele fabrikanten villa's getransformeerd overtollige water geleid, dat de tot winkels annex woniningen. Voor gemeente in tegenstelling tot het onderhoud en beheer van de bijvoorbeeld gemeenten als Hengelo landgoederen werd in veel gevallen en Almelo nooit ernstige een bedrijfsboerderij opgezet. wateroverlast heeft gekend. Waterbeheersing in de gemeente Bij de opheffing van de marken en Enschede had veel meer te maken de ontginning van de woeste met vervuiling. Als gevolg van het gronden hebben in het bijzonder de ontbreken van een riolering Enschedese textielfabrikanten een leidden hevige regenbuien in de belangrijke rol gespeeld, in stad regelmatig tot uit oogpunt geïnstitutionaliseerde vorm via de van de volksgezondheid ongewenste mede door hen in 1888 opgerichte omstandigheden. Het vervuilde Nederlandse Heide Maatschappij. De huishoud- en fabriekswater baande stedelijke ondernemers hadden de zich een weg door de drukke ontbinding van de marken reeds straten, alle afvallen met zich lang voorgestaan, onder meer uit mee sleurend. de overtuiging dat een intensievere landbouw een toename Behoorde de overlast in de stad na de aanleg van een rioleringsstelsel, waarmee in 1914 begonnen werd, spoedig tot een einde, buiten de stad klonken de klachten over de vervuiling van de Twentse beken steeds luider. Het rioolwater van de stad werd namelijk gedeeltelijk door gesloten leidingen, gedeeltelijk door open sloten afgevoerd naar de Twekkelerbeek, de Brakersbeek en de Roombeek. De eerste pogingen om oplossingen te vinden voor de afvoer van vervuild (industrie)water, was de instelling op 19 oktober 1911 (bij Besluit van de Burgemeester en Wethouder) van een commissie die belast werd met het opstellen van een pakket maatregelen ten einde het door de eigenaar van Twickel bedongen verbod op de afvoer van vuil water door de Twekkelerbeek te kunnen nakomen. De eerste waterzuiveringsinstallatie kwam gereed bij het erve Bruggert. In 1939 werd begonnen met de bouw van een grote, nieuwe zuiveringsinrichting ten noorden van de Lonnekerbrug over het Twentekanaal.

Alle verbeteringen in de waterhuishouding van de gemeente Enschede werden uitgevoerd in het kader van een algehele verbetering in het stroomgebied van de Regge. Daartoe werd in 1883 het waterschap "De Regge" opgericht, sinds de uitbreiding in 1957 met het waterschap "De Benedendinkel' (1942) en het toen nog niet in waterschapsverband opgenomen gebied de Bovendinkel waterschap "Regge en Dinkel" geheten.

10 3 Infrastructuur

(kaart 4)

3.1. Waterwegen In vergelijking met bijvoorbeeld de IJsselsteden Deventer, Zwolle en Kampen waren in Enschede de handel en nijverheid als bestaansbronnen in 1795 nog van geringe betekenis. Debet hieraan was de geïsoleerde ligging van Enschede, die veroorzaakt werd door het gebrek aan goed bevaarbare waterwegen. De vele Twentse beken waren in beperkte mate wel bevaarbaar, doch zowel de stad Enschede als de overige nederzettingen in het gelijknamige richterambt lagen aan geen daarvan. Nog in 1860 was het dichtstbij gelegen, alleen bij hoogwater redelijk bevaarbare, water de Twickelervaart, die in 1771 op initiatief van de eigenaar van Kasteel Twickel (gemeente Ambt-Delden) Carel Georg Graaf van Wassenaar Obdam was gegraven tussen de Regge en de Carelshaven tussen Delden en Hengelo. Hoewel om de Twickelervaart vanuit Enschede te bereiken altijd nog een gedeelte per as moest worden afgelegd, heeft deze indirekte waterverbinding met de handelscentra in het westen van ons land toch een rol van betekenis gespeeld bij de opkomst van de Enschedese textielindustrie. Een tweede indirekte mogelijkheid voor de aan- en afvoer van grond- en hulpstoffen en eindprodukten via water was het met het oog op de stimulering van de opkomende Twentse industrie tussen 1851 en 1855 aangelegde Overijsselsche Kanaal (secties 1 en 2) van Zwolle naar Almelo.

Pas in 1936 kreeg Enschede de beschikking over een direkte waterweg met andere industriële en

11 handelscentra, toen op 6 mei van verbindingen met buiten de dat jaar het laatste pand van het gemeenten Enschede en Lonneker Twentekanaal (Zutphen-Enschede) gelegen plaatsen sterk verbeterd. tussen het sluizencomplex bij Hengelo en de stad Enschede gereed Voor het bekostigen van de aanleg kwam. De officiële opening van de en het onderhoud van de "grote" eerste haven van Enschede vond handelsroutes bevonden zich ook in plaats op 26 augustus 1936. Met de Enschede enige tollen, onder meer aanleg van de tweede, parallel aan één in Lonneker aan de macadamweg de eerste lopende, haven werd kort van de stad Enschede naar na de Tweede Wereldoorlog een Oldenzaal en één in Usselo aan de aanvang gemaakt. De brug over het macadamweg naar Haaksbergen. In Twentekanaal, aan de noordzijde 1910 werden de tolhuizen verkocht. van de eerste haven dateert ook De meeste werden spoedig daarna uit 1936. Nadat in 1953 de afgebroken. aftakking van het Twentekanaal naar Almelo was opengesteld, kon De verbetering van de lokale wegen ook het Overijsselsch Kanaal op het grondgebied van de gemeente vanuit Enschede direkt via water Lonneker kwam pas na de bereikt worden. eeuwwisseling goed van de grond, vooral in de periode 1911-1916 3.2. Wegen toen de belangrijkste wegen tussen De belangrijkste factor bij de de buurschappen onderling en opkomst van de textielindustrie in tussen de buurschappen en de stad Enschede was de ligging van de Enschede verhard werden. De meeste stad aan de oude handelsweg van wegen in en rondom de stad Amsterdam naar Duitsland, waarvan Enschede hadden al eerder een de huidige Gronausestraat een verhard wegdek gekregen. Nog in onderdeel vormde. Hoewel dit een 1880 waren verschillende zandweg was en de aan- en afvoer buurschappen 's winters van produkten zeer beperkt bleef, onbereikbaar en gaven laddertjes gaf de genoemde weg toch een de voetganger gelegenheid in geval doorbreking van het isolement van nood op de berm te vluchten. waarin de meeste andere Twentse steden en dorpen verkeerden. Een De belangrijke man achter het tot andere belangrijke weg was die van stand komen van een goed net van Zwolle naar Munster, die onder verharde wegen in en rond de meer het traject van de huidige bebouwde kom van Enschede was Hengelosestraat volgde. Door de burgemeester Edo Bergsma. Hij gaf verharding van de belangrijkste rond 1910 de stoot tot de doorgaande wegen vanaf 1831 (de realisatie van een totaal nieuw bestrating van de weg van Enschede verkeersplan voor de stad. naar Hengelo kwam in dat jaar Uitgangspunt was de gereed, de bestrating van de weg singelgedachte, waarbij een ring naar Glanerbrug in 1849 en de van door bomen geflankeerde verharding met een macadamdek van straten om de bestaande bebouwde de wegen naar Oldenzaal en kom aangelegd zou worden. Haaksbergen respectievelijk in Achtereenvolgens kwamen tot stand: 1843 en 1856) werden de de Boddenkampsingel (1916-1917),

12 de Volksparksingel (1919-1920), de spoorlijn van Ruurlo (Gelderland) Tubantiasingel (1919-1920), de via Boekelo naar Hengelo (1884), Pathmossingel (1919-1921), de die in 1885 in Boekelo een Lasondersingel (1920-1921), de aftakking kreeg naar Enschede Laaressingel (1921-1922), de (beide lijnen aangelegd door de Oliemolensingel (1923-1924), de Geldersen-Overijsselsche Hogelandsingel (1924-1925), de Locaalspoorweg- Maatschappij Getfertsingel (1928), de (G.O.L.S.)), de spoorlijn van Hogelandsingel (2e deel 1928-1929) Enschede naar Oldenzaal van de en de Varvikssingel in 1929. Locaalspoorwegmaatschappij Enschede-Oldenzaal (E.O.) in 1890, Na de Tweede Wereldoorlog is de en in 1903 de spoorlijn van bereikbaarheid van de stad Enschede naar Ahaus (Duitsland) Enschede verder vergroot door de van de Ahaus-Enscheder aanleg van de autosnelweg A-35 Eisenbahngesellschaft (A.E.). In ("Bandweg"), die de drie Twentse 1949 kwam tussen Glanerbrug en steden met elkaar verbindt. In het 1 Dsser een stoomtramlijn gereed buitengebied werd het net van van de Nederlandsch-Westfaalsche verharde lokale wegen sterk Stoom tram weg- Maatschappij uitgebreid. (N.W.S.M.).

3.3. Spoorwegen Niet alles wat op de rails reed Hoewel na 1771 in principe vervoer werd door stoom aangedreven. over water tot de mogelijkheden Enschede was de eerste plaats in behoorde en het landverkeer sinds die met het fenomeen 1830 wat verbeterd was door de elektrische tram kennismaakte. Op aanleg van de "kunstwegen", bleef 2 februari 1904 werd opgericht de de slechte bereikbaarheid de N.V. Twentse Elektrische industrie danig parten spelen. Al Tramwegmaatschappij (T.E.T.), die vroeg zetten onder andere enkele toestemming kreeg om een tramlijn Enschedese industriëlen zich op de rijksweg van Enschede naar daarom in voor het verkrijgen van Glanerbrug aan te leggen. Op 4 een spoorwegconcessie, welke juli 1908 volgde de officiële Twente in 1845 kreeg. De eerste opening van de enige tramlijn van spoorlijn die Enschede op het de T.E.T. De tramremise bevond bestaande Nederlandse zich aan de Tubantiasingel, bij spoorwegennet aansloot, was de in spinnerij Tubantia". de jaren 1864-1866 door de Staatsspoorwegen aangelegde lijn Door de aanleg van de spoorlijnen van Zutphen via Hengelo en werd de aanvoer van brandstof voor Enschede naar Glanerbrug. In 1875 de stoommachines van de werd deze verbinding door de textielfabrieken en van Munster-Enscheder Eisenbahn- grondstoffen aanmerkelijk versneld Gesellschaft (M.E.E.) en ook aanmerkelijk goedkoper. doorgetrokken naar Gronau en door Volgens de Twentsche Courant de Dortmund-Gronau-Enscheder voerde de Staatsspoorweg in Eisenbahngesellschaft (D.G.E.E.) Enschede al in 1867 niet minder naar Munster en Dortmund. dan 16.000.000 kilo steenkool, Vervolgens kwamen gereed de 2.500.000 kilo garen en 1.060.000

13 kilo ruwe katoen aan. Tot de komst tussen Glanerbrug en Losser en de van de spoorlijnen was het niet (lokaal)spoorlijnen tussen ongewoon dat de transportkosten Enschede en Oldenzaal en van vai. de uit Duitsland afkomstige Enschede naar Ahaus (voorzover steenkool twee tot drie maal zo binnen de gemeente Enschede hoog waren als de kosten van de gelegen) werden geheel opgebroken. steenkool. Bij de aanleg van de Van de genoemde, opgeheven spoordijk tussen Hengelo en spoorlijn van de Oeldersch- Enschede is gebruik gemaakt van Overijsselsche Locaalspoorweg- zand afkomstig uit een Maatschappij zijn nog enkele delen zandwingebied op de grens met de over. Het traject grenzend aan de gemeente Weerselo. Het havens van Enschede is nog in Lonnekermeer was er het gevolg gebruik als goederenlijn, het van. traject tussen Boekelo en Haaksbergen vormt een onderdeel Onder meer ten gevolge van de van het Museum Buurtspoorweg te opkomst van de auto en autobus was Haaksbergen, dat gedurende de het personenvervoer op de meeste zomermaanden tussen Haaksbergen en spoorlijnen geen lang leven Boekelo toeristische stoomtreinen beschoren. Zo dwong een laat rijden. particuliere busonderneming op het traject Enschede-GIanerbrug de Het station aan de Staatsspoorweg T.E.T. de tramverbinding Enschede- in Enschede kwam in 1868 gereed, GIanerbrug in 1933 op te heffen en een eind buiten de bebouwde koru. het vervoer van passagiers zelf Tot die tijd was een goederenloods met bussen voort te zetten. De als hulpstation ingericht. Na de trammaatschappij (in de jaren opening van het nieuwe twintig ook met busdiensten stationsgebouw in 1950 werd het begonnen) werd een oude afgebroken. Ook aan de a'itobusmaatschappij, die overige in de gemeente Enschede uitgroeide tot een van de grootste aangelegde spoor- en tramlijnen van Overijssel, onder meer door verrezen (meerdere) stations. Zo overname van de lijnen van andere had de G.O.L.S. in Enschede een busmaatschappijen, waaronder die eigen eindstation, "Station Noord" van de op 17 maart 1923 te genaamd, dat tevens het Lonneker opgerichte Twentse vertrekpunt was voor de treinen Autobusdienst (T.A.D.) in 1929. van Enschede naar Oldenzaal. Het hoofdstation aan de lijn van Met uitzondering van de spoorlijn Enschede naar Ahaus, "Station van Zutphen via Hengelo naar Zuid" verrees aan de Enschede werd ook op de overige Zuiderspoorstraat, iets ten spoor- en tramwegen het vervoer noorden van de Varviksingel. Een van personen in de loop van de ander station aan deze lijn was tijd opgeheven en overgenomen door die bij de turfstrooiselfabriek busmaatschappijen, terwijl het bij de grensovergang naar goederenvervoer, in sommige Duitsland. De dorpen Boekelo, gevallen tot op de dag van Lonneker en Glanerbrug kregen ook vandaag, nog een tijd lang een eigen station. In gehandhaafd bleef. De tramlijn tegenstelling tot de stations van

14 de verschillende Enschede, Henge'o Oldenzaal een lokaalspoorwegmaatschappijen in de terrein van 900 bij 760 meter werd bebouwde kom van Enschede (station aangekocht en ingericht als Noord is in 1989 afgebroken) zijn luchthaven. De officiële opening de meeste overige nog aanwezig, van het vliegveld Twente volgde op hoewel ze als zodanig niet meer in 29 augustus 1931, enkele maanden gebruik zijn. Het station van na instelling van een vliegdienst Boekelo is tegenwoordig een Amsterdam-Twente. De eerste woonhuis, dat van Broekheurne aan geregelde lijndienst op Amsterdam de Duitse grens een startte in 1932. kunstenaarskolonie. Laatstgenoemde station werd gebouwd naast het in Tijdens de Tweede Wereldoorlog 1849 gebouwde en in gebruik werd het oorspronkelijk voor de genomen grenskantoor de Knalhütte, burgerluchtvaart aangelegde welke in 1956 werd vervangen door vliegveld een militaire basis. Er een geheel nieuw kantoor. vond tevens een sterke uitbreiding plaats. In 1966 is de militaire 3.4. Luchtvaart basis weer beperkt opengesteld Na de Eerste Wereldoorlog, waarin voor de burgerluchtvaart en werden het vliegtuig vooral door de lijndiensten hervat. militaire toepassingen een grote ontwikkeling doormaakte, kwam de burgerluchtvaart op gang. Enkele zakenlieden uit Oldenzaal en het aangrenzende Bentheim vatten het plan op om ergens in Twente een terrein als vliegveld in te richten. De keuze viel op een stuk heide in de buurtschap Deurningen (gemeente Weerselo). Er kwam een "luchthaven" gereed met een lengte van 400 en een breedte van 250 meter, maar omdat het veldje op de Deurningerheide al spoedig niet meer aan de gestelde eisen voldeed, heeft het maar kort dienst gedaan. Mede ingegeven door de geslaagde retourvlucht met een K.L.M.-vliegtuig naar Nederiands- Oostindië werden de plannen voor een luchthaven in Twente nieuw leven ingeblazen door de gemeenten Enschede, Hengelo, Lonneker, Oldenzaal, de Twentse Kamer van Koophandel en enkele particulieren. Zij richtten op 2 maart 1928 te Enschede de "N.V. Luchtvaartterrein Twenthe" op, waarna in de driehoek

15 4 De stad Enschede

(kaarten 5, 6 en 7)

De hoofdhof van de Eschmarke stond eeuwenlang bekend onder de naam "de Doomshof" (domus ministri: het huis van de heer). In de nabijheid van deze in de loop van de tijd versterkte huisplaats werd de eerste kerk van Enschede gesticht. Regelmatig werden rondom het geestelijke en bestuurlijke centrum tegen betaling van een kleine vergoeding (Worttins) door de hofheer gronden uitgegeven aan plattelandsarbeiders ten behoeve van woningbouw. Langzaam maar zeker tekenden zich rondom de versterkte en omgrachte borg of burcht (aanvankelijk in bezit van het adellijke geslacht Van Enschede) de contouren van Enschede af. De borg lag waarschijnlijk ter hoogte van de huidige Klokkenplas.

In 1325 verleende de toenmalige bisschop van Utrecht Enschede verschillende rechten en bevestigde daarmee het stadsrecht, dat vermoedelijk van oudere datum is. De borg en een deel van de Enschedese huizen werd later afgebroken om plaats te maken voor een bolwerk, bestaande uit een door een aarden wal gescheiden buiten- en binnengracht. Binnen dit ei-vormige grachtenstelsel werd in de eerste helft van de zestiende eeuw een nieuwe burcht (de Nye Borch) gebouwd en vond de uitbreiding van de bebouwing plaats. Buiten de grachten bevonden zich tot ± 1750 slechts twee gebouwen: de Noordmolen en de Zuidmolen. Twee poorten gaven toegang tot de stad: de Veldpoort aan de noordwestzijde en de Eschpoort aan de oostzijde. Onmiddellijk buiten de Veldpoort, die aansloot op de wegen naar het zuiden en het westen, lagen de

16 woeste gronden en de stadsmaten. opgevangen door uitbreidingen van In verband met de overheersende de stad buiten de voormalige zuidwester winden bevond zich hier grachten. De ei-vormige uitleg van (om de kans op brand zo klein de oude binnenstad bleef echter mogelijk te maken) ook de gehandhaafd. Omdat de eerste stromarkt. De Eschpoort gaf fabrieken zich telkens aan de rand toegang tot de bouwlanden van de van de bestaande bebouwde kom Eschmarke en vormde de verbinding hadden gevestigd, kwamen deze bij met de wegen naar het noorden en verdere uitbreidingen van de het oosten. bebouwde kom als eilanden tussen de verschillende woonbuurten te Na 1597 werd de buitengracht liggen. Dit gold ook voor de gedempt, terwijl de binnengracht fabrieken die zich na 1862 aan de steeds smaller werd en tenslotte verschillende Enschedese onder andere door opvulling met spoorlijnen vestigden. Na het puin van de tijdens de stadsbrand graven van het Twentekanaal en de van 1862 verwoeste gebouwen ook aanleg van de havens ontstond geheel verdween. Op de gedempte gelegenheid voor vestiging van buitenste gracht werden door hagen bedrijven op een speciaal omgeven tuinen aangelegd. Namen industrieterrein. als Walstraat, Stadsgravenstraat en Langestraat houden de Totdat de massale trek van herinnering aan het middeleeuwse voornamelijk textielarbeiders naar Enschede levendig, terwijl ook het de stad Enschede rond de jaren huidige in 1933 voltooide, door negentig van de vorige eeuw, als architekt G. Friedhoff ontworpen gevolg van de na de brand van 1862 gemeentehuis nog steeds op de en de komst van de eerste plaats van zijn voorganger uit de spoorlijnen optredende Middeleeuwen staat. concentratie en uitbreiding van de textielindustrie in grote De genoemde stadsbrand van 1862, fabrieken, tot een chronisch die bijna alle gebouwen binnen de tekort aan (arbeiders)woningen oorspronkelijke stadsgrenzen en leidde, was de bouw van woningen een groot gedeelte van de hoofdzakelijk een particuliere bebouwing direkt daarbuiten in de aangelegenheid. Zo maakte in 1883 as legde (in totaal werden 633 de Kamer van Koophandel bekend dat woningen, 25 stallen, 44 er in Enschede wel veel werd pakhuizen, alle publieke gebouwen, gebouwd, doch voornamelijk door waaronder het raadhuis, scholen en kleine kapitaalbezitters, kerken, en 7 fabrieken verwoest), neringdoenden en arbeiders. betekende in verschillende opzichten een keerpunt in de Hoewel de Enschedese fabrikanten ruimtelijke ontwikkeling van de zich in tegenstelling tot andere stad. De alom tegenwoordige industriesteden slechts in zeer textielindustrie heroriënteerde beperkte mate met woningbouw zich en legde zich toe op bezighielden, hebben ze zich in grootschaligheid, terwijl de dat opzicht niet geheel onbetuigd daarmee gepaard gaande massale gelaten. Zo liet een lid van de toestroom van arbeiders werd familie van Heek al in 1837, twee

17 jaar na de ingebruikname van de zoveel mogelijk beperkt diende te eerste stoomspinnerij, aan de blijven tot het gebied binnen de straatweg naar Hengelo net buiten op enige afstand om de oude de omwalde binnenstad een bebouwde kom aangelegde rondweg of dertigtal arbeiderswoningen ceintuurbaan. bouwen, in de volksmond de "Langehuizen" geheten. Verder De eerste conform de richtten Enschedese fabrikanten in doelstellingen van de Woningwet 1861 de "Vereeniging ten doel van 1901 opgerichte hebbende het verstrekken van woningbouwvereniging van Enschede, woningen aan den arbeidersstand "De Volkswoning", werd op 4 op". Nog in hetzelfde jaar werden januari 1907 op initiatief van de eerste 33 woningen van "De burgemeester Edo Bergsma Krim" gebouwd, een arbeiderswijk opgericht. Nadien volgde de die tijdens de brand niet verloren oprichting van een groot aantal ging en nadien werd uitgebreid tot andere woningbouwverenigingen, van 145 woningen. Direkt na de brand uiteenlopende godsdienstige en kwamen tevens de arbeiderswijken politieke signatuur, bijvoorbeeld "Sebastopol" (40 woningen), "Hoog "De Enschedese Bouwvereniging", en Droog" (12 woningen) en "Het "Ons Huis", "Eigen Haard", Overschot" tot stand. In 1866 "Vooruit", "Licht en Lucht" en zetten de fabrikanten een speciaal "Goede Woning". Eind 1927 hadden fonds op, waaruit premies betaald de verschillende werden aan hen die voor zichzelf woningbouwverenigingen samen ruim een arbeiderswoning bouwden, mits 3.000 arbeiderswoningen laten de woning aan bepaalde eisen bouwen (ruim 30% van het totale voldeed. 162 arbeiderswoningen aantal woningen in de stad). zijn op deze manier tot stand gekomen. In 1920 bedroeg het De meest opvallende voorbeelden aantal arbeiderswoningen in het van na 1901 gebouwde bezit van fabrikanten in de arbeidersbuurten vormen wel de gemeenten Enschede en Lonneker vij f op de Engelse samen 214. tuinstadgedachte gebaseerde tuindorpen, te weten: Bruggenmors Belangrijke verbeteringen in de aan de Hengelosestraat tussen de woonsituatie kwamen tot stand na havens en de campus van de de eeuwwisseling, toen in 1901 de Technische Universiteit Twente, eerste Woningwet in werking trad Broekheurne op de hoek van de en de bouw van woningen in het Burgemeester van Veenlaan en de vervolg aan regels gebonden was. Vlierstraat, Dolphia (genoemd naar Uitbreidingen van de bebouwing in het ten zuidoosten ervan gelegen gemeenten met meer dan 10.000 voormalige klooster Dolphia) aan inwoners moesten voortaan in de Gronausestraat en de grootste "Uitbreidingsplannen" geregeld en bekendste Pathmos aan worden. De leidraad bij de eerste Pathmossingel. Tijdens de laatste planmatige uitleg van de stad oorlog kwamen bij het vliegveld de Enschede was de genoemde jongste "tuindorpen" Zuidkamp, "singelgedachte", waarbij de Overmaat en Prins Bernardpark uitbreiding van de bebouwing onder Duitse leiding tot stand ten

18 behoeve van de legering van aanwezigheid van de Pathmossingel militairen. De gebouwen hebben eigenlijk sprake is van twee tegenwoordig nog steeds een gebieden, namelijk het Pathmos en militaire functie. de Janninksbleek. In de jaren 1927-1928 bereikte de nieuwe, door De eerste drie tuindorpen lagen W.K. de Wijs in samenwerking met oorspronkelijk een eind buiten de de toenmalige direkteur van bebouwde kom, maar door verdere gemeentewerken ontworpen woonwijk uitbreidingen van de bebouwde kom zijn voltooiing, nadat in die van Enschede vormen ze jaren de zogenaamde Drentse buurt, tegenwoordig, met uitzondering van woningen die voornamelijk werden Dolphia, geen afzonderlijke betrokken door gezinnen uit de woongebieden meer. Als voorbeeld veenkoloniën, was gebouwd. In van hoe in Enschede aan de totaal verrezen in de wijk Pathmos tuinstadgedachte vorm is gegeven, 1.386 woningen, waarvan het volgt hierna een korte uitweiding merendeel (1.209) van de over de tuinwijk Pathmos. woningbouwvereniging De Volkswoning. Er werd in negen De doelstelling van de in 1907 basistypen met in totaal 89 opgerichte woningbouwvereniging varianten gebouwd. "De Volkswoning" was "het bouwen van arbeiderswoningen in grotere De invloed van de tuinstadgedachte complexen tegen een billijke op de stedebouwkundige opzet van huur". Nadrukkelijk werd er bij de wijk komt onder meer tot gezegd dat het niet de bedoeling uitdrukking in de wijze waarop het was de particuliere woningbouw de openbaar groen in de wijk werd pas af te snijden, maar toen gesitueerd en de opname in het duidelijk werd dat de plan van "selfsupporting" sociale, particulieren niel alleen aan de economische en culturele stijgende vraag konden voldoen, voorzieningen in de wijk. kwam De Volkswoning met eigen Bestaande groenstructuren werden bouwplannen. Achtereenvolgens bij de bouw zoveel mogelijk werden gerealiseerd 129 woningen ontzien en uitgebreid met nieuwe aan de Roomweg (1908), 92 woningen aanplant, terwijl her en der aan de Kuipersdijk (1909), 61 grotere groene ruimten werden woningen aan de Goolkatenweg gerealiseerd, waarvan het Thomas (1910) en in datzelfde jaar 43 Ainsworthpark de belangrijkste woningen aan de Pluimstraat. In vormt. Van het oorspronkelijk in 1914 werd begonnen met de de wijk aanwezige groen is als uitvoering van het projekt gevolg van aanpassingen aan het "Pathmos", waartoe de vereniging toenemende autogebruik in de loop de beschikking had gekregen over van de tijd veel verdwenen. Tot de ten zuidwesten van de stad gelegen basisvoorzieningen in Pathmos gronden, die tot dan toe behoorden behoorden basisscholen, winkels, tot de toenmalige buitenplaats horecabedrijven, een wijkcentrum "Het Pathmos" van textielfabrikant (De Boei) en een badhuis. Hoewel H.A. van Heek. Het complex groeide de gebouwen voor de verschillende in een aantal fasen uit tot de voorzieningen één geheel moesten huidige omvang, waarbinnen door de vormen met omringende

19 woonbebouwing, waren ze door hun Lawntennisclub. De overige drie afwijkende uiterlijk van meet af door fabrikanten aan de bevolking aan karakteristieke beeldbepalende geschonken parken zijn het 9 ha elementen in de wijk. Bij de in grote G.J. van Heekpark (1918) aan 1979 gestarte renovatie van de de Boddenkampsingel, dat, in wijk is getracht zoveel mogelijk tegenstelling tot het van het oorspronkelijke karakter landschappelijke karakter van het van Pathmos te bewaren en Volkspark, monumentaler en eventueel te herstellen. regelmatiger van aanleg was, het Het genoemde Thomas Ainsworthpark aan het G.J. van Heekpark was één van de vele parken die in grenzende, 5 ha grote de fabrieksstad Enschede zijn Van Lochemsbleekpark (1929) en het aangelegd. De meest bekende eveneens 5 ha grote Wooldrikspark daarvan zijn de vier door van de familie Ter Kuile (1950) fabrikanten aan de bevolking aan de oostzijde van de geschonken parken. Fabrikant üliemolensingel. Op kaart 8 zijn Hendrik Jan van Heek liet in 1874 de volksparken en de het 15 ha grote volkspark woningbouwcomplexen van "De aanleggen op gronden van erve Volkswoning" ingetekend. Goolkate, enkele honderden meters ten westen van de oude binnenstad De wederopbouw van de in de Tweede van Enschede. Het doel was een Wereldoorlog door bommen getroffen geschikte gelegenheid tot stadsdelen en de uitbreidingen van ontspanning te scheppen, teneinde de bebouwde kom na de oorlog het bezoek aan kroegen en het werden geregeld in het gebruik van sterke drank tegen te "Uitbreidingsplan 1949". Op de gaan. Daarom werden in het plaats waar de meeste huizen en bijbehorende volksparkgebouw fabrieken tijdens de oorlog waren (thans restaurant) alleen weggevaagd, werd de "Boulevard "goedkope en gezonde dranken" 1945" aangelegd, de markt werd verkocht. Op 2 mei van dat jaar vergroot en omgedoopt in het Van droeg hij het "Volkspark" over aan Heekplein en rondom de bestaande, de gemeenten Enschede en Lonneker door de singels omgeven, bebouwde over. Als dankbetuiging schonken kom ontstonden de grote de gemeenten Enschede en Lonneker stadsuitbreidingen. Ondanks de stichter van het Volkspark een belangrijke wijzigingen in de gedenknaald, die nog steeds inrichting van de stad, is de aanwezig is. In het park ruimtelijke hoofdstructuur van de verschenen verschillende bebouwde kom van voor 1940 nog voorzieningen, als vijvers, steeds duidelijk herkenbaar. De waaraan in 1875 een ijskelder singels met daarbinnen "het ei van gebouwd werd (de ijskelder deed Enschede" zijn nog steeds dienst tot 1895, toen de in dat duidelijk te herkennen. Ter jaar opgerichte Enschedesche indikatie van de groei van de Bierbrouwerij de levering van ijs bebouwde kom van de stad tussen overnam), een muziekkoepel, een 1850 en 1940: in 1850 besloeg de kegelbaan, broeikassen en de oppervlakte van de stad binnen de tennisbanen van de in 1897 grachten ongeveer 12 ha, in 1949 opgerichte Enschedesche had de stad Enschede een

20 oppervlakte van ongeveer 1000 ha. eerder gereed gekomen spoorlijn Het aantal woningen in de stad van Enschede naar Haaksbergen de bedroeg rond het midden van de "Boekelose Stoomblekerij" vorige eeuw ongeveer 800, in 1949 gevestigd werd. Ook deze blekerij 17.432. oefende een belangrijke aantrekkingskracht uit op 4.2. Kerkdorpen arbeiders, café's, winkeltjes en Hoewel veel minder uitgesproken toeleveringsbedrijfjes. De dan in het geval van de stad kernvorming van Boekelo werd Enschede is ook enige kernvorming vervolgens versterkt door de komst opgetreden in de oorspronkelijk van de zoutindustrie in 1918, de losse esnederzetting zonder opkomende recreatie in en om het dorpskern Lonneker, de in 1934 op de heide aangelegde essenzwermnederzetting zonder "Bad Boekelo" en de bouw van een dorpskern, maar met enkele eigen kerk in 1936. Omdat de kerk gehuchten Boekelo, en de aan de op enige afstand van de bestaande grens met Duitsland ontstane kern werd gebouwd, kreeg Boekelo nederzetting Glanerbrug. Ook in aanvankelijk een enigszins deze gevallen was de opkomst van fragmentarische structuur. de fabrieksmatige, gemechaniseerde textielnijverheid een van de De grensnederzetting Glanerbrug is belangrijkste oorzaken. Zo kreeg, niet ontstaan als gevolg van een nadat de bouw van een kerkje in fabrieksvestiging ter plaatse maar 1820 door het aantrekken van van een grote vraag naar arbeiders neringdoenden en ambachtslieden in net over de Duitse grens daartoe de eerste aanzet had gelegen textielfabrieken. In 1889 gegeven, kernvorming in Lonneker richtten namelijk enkele duidelijk gestalte na 1829. In dat Enschedese textielfabrikanten vlak jaar werd de blekerij van over de grens de spinnerij Blijdenstein, het zogenaamde "Eilermark", om zodoende de "Looghues", vergroot en van de stringente toepassir.g van de eerste stoomketel in Twente maatregelen ter bescherming van de voorzien De met deze en latere Duitse industrie te omzeilen. De uitbreidingen van de industrie in werknemers die deze fabriek Lonneker (onder meer gestimuleerd aantrok, aangevuld met het leger door de komst van de spoorlijn van van arbeiders dat dagelijks van Enschede naar Oldenzaal) Enschede naar de Gronause samenhangende toestroom van textielfabrieken trok (in 1901 arbeiders uit het omliggende zo'n 500 man) prefereerden vanwege platteland had een belangrijke de lagere kosten voor uitbreiding van de bebouwde kom levensonderhoud de voorkeur aan tot gevolg, voornamelijk langs de een woonplaats aan de Nederlandse Dorpsstraat, de Oldenzaalsestraat zijde van de grens. Zo ontstond en de Lonnekermolenweg. aan de westzijde van de brug over de Glanerbeek een Het begin van de kern Boekelo arbeidersnederzetting, die de naam dateert uit 1888 toen, uit oogpunt Glanerbrug kreeg. Laatstgenoemde van de behoefte aan goed, schoon kerkdorp had al voor 1940 een bleekwater, aan de enkele jaren compacte, min of meer blokvormige

21 structuur, met a.s middelpunt een tweetal kerken. In Boekelo en Lonneker werd de ruimte tussen de oorspronkelijke lineaire uitbreidingen pas na de Tweede Wereldoorlog opgevuld.

4.3. Buurschappen Van de in 1850 bestaande nederzettingen hebben de kransesnederzetting Usselo, de esnederzetting met rudimentaire omkransing Rutbeke en het binnen de huidige gemeentegrenzen van Enschede gelegen gedeelte van de esnederzetting met losse structuur Twekkelo het minst van hun oude karakter verloren. Hoewel ook in Usselo enige concentratie van bebouwing heeft plaatsgevonden, de Autosnelweg van Almelo naar Enschede net ten westen van Usselo naar het noorden afbuigt en de uitbreidingen van de stad Enschede tot aan de oostgrens van de nederzetting zijn opgerukt, is de krans van boerderijen om de es nog steeds goed herkenbaar. Ook in Rutbeke en Twekkelo is de relatie tussen de situering van de bebouwing en de ligging van de essen nog steeds zeer duidelijk te herkennen.

22 5 Bevolking

5.1. Loop van de bevolking De tabellen 1 en 2 geven voor de gemeenten Enschede en Lonneker de loop van de bevolking tussen 1850 en 1940. Uit vergelijking van de tabellen blijkt onder meer de grote toename van de bevolking van de stad Enschede en de uitstralingseffecten van deze groei op de gemeente Lonneker.

Zolang de textielindustrie nog voornamelijk handwerk was, bleef de toename van de bevolking van de stad Enschede vergeleken met het omringende platteland verhoudingsgewijs klein. De opleving van de textielnijverheid rond de jaren dertig van de vorige eeuw, onder meer als gevolg van de introdukfie van nieuwe wee f technieken, leidde vooral tot een toename van het aantal huiswevers ten platteiande. Ook de invoering van meer stoomkracht na de brand in 1862 had niet direkt een merkbaar snellere toename van de bevolking in de stad tot gevolg, omdat de aangetrokken werknemers zich hoofdzakelijk in de gemeente Lonneker vestigden. Voor Enschede had een en ander belastingtechnisch belangrijke consequenties. Evenals de meeste fabrikanten verdienden de meeste arbeiders hun geld in de gemeente Enschede, terwijl in Lonneker belastingen werden betaald. Totdat de gemeente Enschede opnieuw uit haar voegen groeide, betekende de in 1884 uitgevoerde grenswijziging een eerste oplossing voor dat probleem. Daarna groeide het inwoneraantal van de gemeente Enschede aanmerkelijk sneller dan dat van de gemeente Lonneker. Onder andere een enorme toestroom van voornamelijk jonge immigranten en een daarmee samenhangend hoog

23 geboortecijfer droegen daartoe bij.

Uitgaande van de huidige gemeentegrenzen is de bevolking van de gemeente Enschede in de beschouwde periode toegenomen van 11.750 personen in 1850 tot 92.895 personen in 1940, oftewel een toename van 790 procent. In 1946 passeerde het aantal inwoners van de grootste stad van Overijssel de 100.000.

5.2. Ruimtelijke spreiding De veranderingen in de spreiding van de bevolking over de verschillende onderdelen van de gemeente (Enschede en Lonneker samen) sinds 1850 blijkt uit de vergelijking van de tabellen 3, 4, en 5. Daaruit volgt dat van alle nederzettingen in Enschede en Lonneker samen de stad Enschede al in 1849 zowel absoluut als relatief aan het grootste aantal mensen onderdak verschafte. In dat jaar was volgens tabel 1 35.9% van de totale bevolking van de huidige gemeente Enschede in die stad woonachtig. Daarna is dat percentage, ondanks de opkomst van andere kernen, verder toegenomen, namelijk tot 78.1% op 31 mei 1947 en 93.7% op 1 januari 1988.

24 6 Middelen van bestaan

Met betrekking tot de bestaansmiddelen laten de gemeente Lonneker en Enschede vanaf ongeveer 1850 duidelijk verschillende ontwikkelingen zien. De stad Enschede en de naaste omgeving maakte een uitgesproken industriële ontwikkeling door, terwijl de gemeente Lonneker hoofdzakelijk een landelijk karakter behield. Ook na de samenvoeging van de beide gemeenten is de hier geschetste tweedeling in grote lijnen blijven bestaan. Hierbij dient te worden opgemerkt dat aanvankelijk ook de stad Enschede een beperkte agrarische functie had en dat in het geval van Lonneker een landelijk karakter al aan het einde van de negentiende eeuw niet meer volledig samenviel met de oorspronkelijk bijna uitsluitend agrarische functie van het gebied. Lange tijd voorzagen namelijk veel stedelingen door het houden van enkele stuks vee en het kweken van groenten (getuige onder meer de aanwezigheid vroeger van de Stadsmaten en de tuinen rond de stad) zelf in de noodzakelijke voedingsmiddelen. Het percentage van de beroepsbevolking van de gemeente Lonneker in de landbouw daalde van 62.2% in 1795 tot 39.8% in 1899. Het percentage van de beroepsbevolking werkzaam in de nijverheid nam er in dezelfde periode toe van 33.7% tot 55.6%. In 1930 bedroegen de percentages van de totale beroepsbevolking werkzaam in de agrarische en de industriële sector respectievelijk 6.3 en 69.7%. De gemeente Lonneker verloor wat betreft het percentage van de beroepsbevolking werkzaam in de landbouw haar agrarische karakter, onder meer ten gevolge van de uitstralingseffecten van de

25 industrialisatie in en rond de belangrijker en legden de stad Enschede. zandboeren zich meer en meer toe op de bereiding van boter en de 6.1. Landbouw verkoop van vlees (vooral van Tot omstreeks het midden van de varkens en schapen) en eieren. Met negentiende eeuw was in de de boterbereiding voor de markt gemeente Lonneker de akkerbouw, kon ook het mesten van varkens met name de verbouw van rogge en toenemen, omdat de ondermelk en de aardappelen, de spil waarom het karnemelk, vermengd met boerenbedrijf draaide. Alle hoger aardappelen en roggemeel gelegen gronden, waartoe in de uitstekend varkensvoer vormden. regel ook de es behoorde, werden De schapenhouderij nam onder ingezaaid met rogge. Soms werd er andere door ontginning van de een jaar boekweit tussen door woeste gronden na de verdeling van geteeld. De lager gelegen zuurdere de markegronden en het in sommige gronden dienden voor de verbouw gevallen ter verhoging van de van andere graangewassen als gerst voedselvoorraad van het rundvee en haver en knolgewassen als bewust beperken van de omvang van aardappelen. De vlasteelt (voor de de schapenpopulatie sterk in huisweverij) vond veelal plaats op betekenis af. Werden er in 1869 op omgeploegd klaverland. de najaarsmarkt te Enschede tussen de 300 en 400 schapen aangevoerd, Vruchtwisseling werd niet in 1904 bedroeg het totale aantal toegepast, in plaats daarvan werd schapen in de gemeente Lonneker de bodem ieder jaar "vernieuwd" nog maar 104. Toen in 1909 de door middel van het opbrengen van laatste scheper van Lonneker, die een laagje potstalmest. De van Rutbeke, zijn beroep opgaf, hoeveelheid beschikbare mest en was het met de schapenhouderij daardoor de grootte van het areaal geheel afgelopen. bouwland waarop de rogge verbouwd kon worden, hing in de eerste Rond de jaren tachtig van de plaats af van de grootte van de negentiende eeuw raakten de rond veestapel, die op zijn beurt weer 1850 op gang gekomen veranderingen afhankelijk was van de omvang en in de landbouw in een de kwaliteit van de natuurlijke stroomversnelling. Het verdwijnen wei- en hooilanden en de woeste van de huisindustrie en het gronden. De laaggelegen wei- en daardoor wegvallen van een voor hooilanden dienden voor het weiden veel boeren belangrijke aanvulling van de runderen, de hoger gelegen op de inkomsten uit de landbouw heidevelden als graasgebied voor noopte hen tot intensivering van de schapen. Voor zover er niet de produktie. Daartoe boden de over voldoende gras en hooi verbetering van de infrastructuur, beschikt kon worden, vond de toepassing van kunstmest, de bij voedering met stoppelknollen en groeiende afzetmarkt in de spurrie (beide tussenvruchten) industriestad Enschede en de in plaats. het bedrijf ingebrachte, in de fabrieken verdiende lonen de Vanaf ongeveer 1850 werd de mogelijkheden. De produktie voor de markt steeds accentverschuiving van akkerbouw

26 naar veeteelt (in het bijzonder de Begonnen werd met de oprichting rundveehouderij ten behoeve van de van een vereniging voor de zuivelbereiding) kreeg extra gemeenschappelijke inkoop van impulsen door het opleggen van kunstmest en veevoeders, de hoge tarieven op gemest vee door "Lonneker Coöperatieve Pruisen en het uitbreken van de Landbouwersbank en landbouwcrisis. Daardoor werden de Handelsvereniging" in 1892, later verbouw van graangewassen en het gevolgd door de oprichting van mesten van vee steeds minder zustercoöperatie de "Lonneker rendabel. Het houden van melkvee, Melkinrichting" aan de varkens en pluimvee daarentegen Hengelosedwarsstraat. In 1901 nam werd steeds winstgevender, omdat de textielfabrikant/boer B.W. ter de prijzen van zuivel- en Kuile het initiatief tot de pluimveeprodukten tijdens de oprichting van een coöperatieve landbouwcrisis redelijk stabiel fokvereniging. De rationeel waren gebleven. Om de kwaliteit opgezette boerderijen van de van de voor de markt bestemde fabrikanten zelf vormden zuivelprodukten te verhogen, modelbedrij ven. werden speciale zuivelfabrieken opgericht, vaak op coöperatieve Enkele voorbeelden van de grondslag. Zo richtten al 1884 pioniersfunctie van de in 1892 enkele burgers uit de stad opgerichte landbouwbank en Enschede de "Enschedesche handelsvereniging waren de aanleg Melkinrichting" op om aan de in 1895 van een proefveldje waarop knoeierijen met melk (niet zelden het belang van de kunstmest werd de te verkopen melk met water gedemonstreerd werd, en de aanleg aangelengd) en boter een halt toe in 1912 van een proeftuin in het te roepen. gebied dat tegenwoordig het Stads veld heet. Deze proeftuin was Bij de genoemde ontwikkelingen bedoeld ter stimulering van de na hebben vooral weer de Enschedese 1900 gesignaleerde mogelijkheden textielfabrikanten een belangrijke voor de gespecialiseerde tuinbouw rol gespeeld. Het Enschedese rond de stad Enschede. De textielkapitaal, voorzover niet aanwezigheid van een groot belegbaar in de toen nog relatief afzetgebied maakten di: vorm van weinig kapitaalintensieve landbouw aantrekkelijk terwijl de textielindustrie en in in de nabijheid van stad hoog landgoederen, werd dienstbaar opgedreven daglonen en gemaakt aan de agrarische grondprijzen andere vormen van ontwikkeling van Lonneker. Daarbij landbouw economisch niet rendabel speelden ongetwijfeld de parallel maakten. De als gevolg van de lopende belangen van de landbouw oorlog van 1914 tot 1918 en de industrie ook een rol. De optredende prijsverhogingen gaven samenwerking tussen beide partijen de tuinbouw een extra prikkel en bleek onder meer uit de oprichting leidden in 1917 tot de oprichting van verschillende landbouw van de "Coöperatieve Land-, ondersteunende en een tuinbouw en Veilingsvereniging". pioniersfunctie uitoefenende coöperatieve instellingen. De genoemde verschuivingen in het

27 produktieplan van het agrarische alle problemen van dien. bedrijf in de huidige gemeente Enschede heeft onder meer 6.2.1. De periode tot 1850: belangrijke wijzigingen in de De opkomst van de verdeling van het agrarische textielindustrie. grondgebruik en de vorm van de De Enschedese textielindustrie is bedrijfsgebouwen tot gevolg gehad. voortgekomen uit de vroeger in Zo nam, uitgaande van het geheel Twente ter aanvulling van grondgebied van de gemeenten het inkomen uit de landbouw, op de Enschede en Lonneker samen, in de boerderij uitgeoefende periode 1885-1945 het oppervlakte vervaardiging van linnen-stoffen. bouwland af van ruim 21% van het De daarvoor benodigde grondstof totale grondgebied tot ongeveer (vlas) werd veelal door de boeren 18% (van 3.112 ha tot 2.619 ha), zelf verbouwd. De geweven stoffen het percentage (blijvend) wei- en werden verkocht aan de fabriqueurs hooiland toe van ruim 13% tot of linnenreders ongeveer 40% (van 1.842 ha tot (=linnenhandelaars), die om de 5.520 ha) en het percentage woeste kwaliteit en de gelijkvormigheid grond (heide, veen en stuifzand) van de produkten ook de af van ruim 57% tot ongeveer 5% grondstoffen aan de thuiswevers (van 8.059 ha tot ± 700 ha. Het verstrekten en aan hen percentage tuinbouwgrond en grond weefgetouwen verhuurden. Een van voor bloem- en boomkwekerijen de belangrijkste Enschedese bleef ongeveer gelijk, zo'n 1% van fabrikantenfamilies was de het totale grondoppervlak. doopsgezinde familie Ten Cate (oorspronkelijk afkomstig uit 6.2. Ambacht en industrie Borne). Smederijen en De ruimtelijke ontwikkeling van de timmerbedrijven vormden de huidige gemeente Enschede, met belangrijkste ondersteunende name van de stad Enschede, is in ambachten. belangrijke mate bepaald door de geschiedenis van de Aanvankelijk waren de Enschedese textielindustrie, waarin ruwweg ondernemers kooplieden in een drietal perioden te lijnzaad, lakens en vooral linnen onderscheiden is: 1) de periode kettinggaren, dat zij in Westfalen tot + 1850, 2) de periode 1850 - kochten en in Amersfoort 1940 en 3) de na-oorlogse periode. verkochten aan de wevers van De textielindustrie van Enschede bombazijn of boomzijde (een stof ontwikkelde zich van een bestaande uit een linnen ketting ambachtelijke huisnijverheid tot met een katoenen ins' ig). een eenzijdig, hoofdzakelijk op de Voortdurende ruzies met de produktie van katoenen stoffen, afnemers brachten de Enschedese georiënteerde grootindustrie, fabriqueurs ertoe de waarvan de meeste overige bombazijnindustrie op te zetten in industrieën direkt of indirekt en rond hun eigen woonplaats, waar afhankelijk waren. De rode draad het vervaardigen van textiel geen door de geschiedenis van de onbekend verschijnsel was. Zo werd textielindustrie is de groei van in 1728 door de ridderschap en de een industriële monostructuur, met steden van Overijssel octrooi

28 verleend tot oprichting van een bijvoorbeeld de Wagelaarsbeek bij "fabryck van bombazijden de Bolhaar (1736), de diemetten, streepjes marseiltjes Wieningsbleek achter het Pott en kalaminken in het quartier van (Stokhorstweg, 1742), de Van Twenthe", waarmee in feite de Lochemsbeek (de latere geschiedenis van de later Roessinghsbleek, allesoverheersende katoenindustrie Hengelosestraatweg, 1755), de begon. Het weven van linnen raakte Cromhoffsbleek aan de steeds meer op de achtergrond, met Getfertsingel (1759), de Costbleek als resultaat dat in 1795 van de op het Witbreuk (1771), de Van 39 ondernemers in Enschede er nog Heeksbleek achter 't Wageler slechts 7 uitsluitend linnen (1780), de Breukersbleek bij de produceerden. In totaal werkten in Ypkemeule (1780), de dat jaar ongeveer 6.000 Twentse Lasondersbleek (1784), de wevers aan de vervaardiging van Blijdensteinsbleek te Lonneker "Enscheder Bomzij". De drie (1792), de Stroinksbleek aan de grootste Enschedese Roombeek (1792), de Ten Catesbleek bombazijn fabrieken waren in 1809 (1792) en de Janninksbteek bij het die van J.B. Lasonder, H.J. van Pathmos (1782). Alle genoemde Heek en De Erven H. v. Lochem. De bleken lagen aan de "voet" van de grote initiatiefnemers tot het es, bij een naar het westen opzetten van de bombazijnindustrie afstromend beekje. in en rond Enschede waren leden van de families Van Lochem, De overschakeling van de produktie Blijdenstein, en Lasonder. Later van linnen- en halflinnen stoffen kwamen alle fabrieken van de drie naar de op den duur genoemde families in het bezit van allesoverheersende katoenindustrie de familie Van Heek. in Enschede werd in belangrijke mate gestimuleerd door het voor de Bij het geleidelijk groeien van de Nederlandsche Handel-Maatschappij textielproduktie nam ook de in 1831 wegvallen van de behoefte aan bleekgelegenheid en Zuidelijke Nederlanden (België) zuiver water toe, zodat de in 1730 als leverancier van katoenen al aanwezige stadsbleek te klein stoffen bestemd voor Nederlands werd. Om onafhankelijk te zijn Indiê. Op zoek naar nieuwe gingen de "reiders" over tot het produktiegebieden viel de keus al aanleggen van eigen bleken. Een spoedig op onder andere de Twentse bleek bestond uit een weiland, steden. Eén van de pioniers op het waaromheen en waarbinnen sloten gebied van de katoenindustrie in waren gegraven van circa 2 meter Twente was de Belgische ondernemer breedte. Vereist was schoon, Jhr. Charles de Maere, die direct stromend water, dus toevoer uit na de afscheiding van België zijn een of ander beekje. Rondom de weverij van onder andere fijne stad Enschede verscheen in de loop linnen stoffen ("bontjes") naar van de tijd een groot aantal Hengelo overbracht. In 1832 dergelijke bleken, inclusief verplaatste De Maere zijn bleekhuisjes, waarin de bewaker activiteiten naar Enschede, waar woonde en het niet in behandeling hij op de oude Stroinksbleek, zijnde doek was opgeslagen), later Nieuwlust geheten (bij de

29 huidige Grolsch Bierbrouwerij) (E.K.S.). Behalve door zijn weverij en garen-ververij textielfabrikanten werd oprichtte. Nadat dit eerste deelgenomen door koning Willem I bedrijfje was afgebrand werd er op en de doopsgezinde gemeente te het Schuttersveld een nieuwe Enschede. In 1835 kon de weverij met 30 getouwen en een spinnerij, die 12.000 spillen had, nieuwe garen-ververij gevestigd. in bedrijf worden gesteld. Deze in Nabij de fabriek op het 1890 afgebrande en niet weer Schuttersveld verrees een grote opgebouwde fabriek stond aan de villa, die vanwege de ligging Hengelosestraat 42, oosthoek buiten de stad bij de brand van Hengelose Dwarsstraat. Als 1862 gespaard is gebleven. Het commissarissen traden bij de inmiddels vergrootte huis staat er openstelling van de "Grooten tegenwoordig nog steeds. Stoom" onder andere op Charles de Maere, Abraham Jannink Om de arbeiders met de nieuwste en de firmanten van "Blijdenstein uit Engeland afkomstige & Co.: Jan B. Blijdenstein en weeftechniek van de mechanische B.W. Blijdenstein. Aandeelhouders snelspoel (in de plaats gekomen waren onder meer Gerrit Jan van voor de met de hand doorgeworpen Heek, Abraham Ledeboer en Joan "smietspoel") vertrouwd te maken, Stroink Herb.zn. richtte De Maere in samenwerking met het plaatselijke bestuur te Ongeveer drie jaar na de opening Enschede het eerste speciale van de eerste stoomspinnerij werd weefschooltje op. Voor het door de bedrijfsleider ervan, de spinnen, bleken, verven en Engelsman John Dixon, een tweede bedrukken van de katoenen stoffen spinnerij opgezet, de zogenaamde verschenen in de binnenstad van "Kleinen Stoom", schuin tegenover Enschede en net buiten de de eerste. In 1845 werd de omwalling veel kleine fabrieken. "Kleinen Stoom" overgenomen door de "Grooten Stoom" en kwam de Bleef het weven van calicot leiding in handen van Jan Jordaan. (calicot is de met de snelspoel In totaal werkten in 1854 bij de vervaardigde katoenenstof) E.K.S. 79 mannen, 5 vrouwen, 77 vooralsnog handwerk, in de jongens en 73 meisjes. Toen in spinnerijsector deed de 1861 de Amerikaanse burgeroorlog stoommachine al spoedig zijn uitbrak, werd door gebrek aan intrede. Nadat, om aan de steeds katoen het bedrijf stop gezet. groter wordende vraag naar garens Door de sterke vooruitgang in de voor de calicotweverij te kunnen techniek werden de genoemde, voldoen, in 1830 door Hofkes & Co. verouderde spinnerijen niet weer te Almelo de eerste door stoom opgestart. In 1863 werd de E.K.S. aangedreven katoenspinnerij met geliquideerd. 10.000 spillen was opgericht, verrees in de gemeente Lonneker de Om de katoenindustrie te tweede stoomspinnerij. Deze was stimuleren werd bij koninklijk van de op 4 november 1834 besluit van 26 mei 1842 in de stad opgerichte vennootschap Enschede een Kamer van Koophandel "Enschedesche Katoenspinnerij" en Fabrieken opgericht als

30 vervanger van de eerder opgerichte fabrikanten, terwijl de helft van Enschedese Maatschappij tot de benodigde garens toen nog uit Bevordering van Nijverheid en Engeland werd aangevoerd. Voorts Koophandel. Er volgden echter waren in Enschede onder andere enkele moeilijke jaren voor de gevestigd een textielindustrie, onder meer als stoomkettingsterkerij, van gevolg van overproduktie en M. Udink ten Cate, zes stagnatie van de afzet naar Java. rietmakerijen, één machinale Dat de Enschedese stalen rieten-makerij, zes textielfabrikanten en-arbeiders in blekerijen, waarvan die van de crisisperiode 1842-1848 minder Blijdenstein (het zogenaamde in welvaart achteruitgingen dan "Looghuus" te Lonneker, dat in elders vond zijn oorzaak onder 1829 het eerste stoomketeltje in meer in de reeds genoemde symbiose Twente kreeg), één verfhoutmolen, tussen de landbouw en de 14 ververijen, waaronder één textielindustrie. stoom ververij van Lambertus ten Cate, vijf blauwdrukkerijen en 18 Door het geleidelijk aan wegvallen kalander- en cilinder-molens. Een van de stiun van de Nederlandsche kalander is een soort mangel, Handel Maatschappij moesten de bestaande uit twee of meer rollen, Enschedese textielfabrikanten zich waartussen door verwarming en met heroriënteren. Ze deden dit door sterke druk weefsels glad en vanaf ± 1850 zelf de Indische glanzend gemaakt werden. markt te verkennen. Om aan de daardoor opgewekte grotere vraag 6.2.2. De periode 1850 - 1940: naar textiel te voldoen, werd ook Opkomst en uitbouw van de in de Enschedese weverijen de grootschalige, gemechaniseerde stoommachine geïntroduceerd, en industrie. brak er in de geschiedenis van de Enschedese textielindustrie een 6.2.2.1. De textielindustrie nieuwe periode aan, te weten die Als direkt uitvloeisel van de van de opkomst en de uitbouw van vergrote afzetmogelijkheden in de grootschalige, volledig onder meer Nederlands Indië gemechaniseerde textielindustrie. verschenen er tussen 1854 ej 1862 zeven stoomweverijen in Enschede. Aan het einde van de eerste Desondanks zou het nog tot de periode in geschiedenis van de jaren tachtig van de negentiende Enschedese textielindustrie telde eeuw duren voor de (handmatige) de gemeenten Enschede en Lonneker huisweverij, gecombineerd met naart een groot aantal landbouw, snel achteruitging en de snelweverijen, twee grote trek van het platteland naar stoomspinnerijen (de "Grooten"- en de fabrieken en dus naar de stad de "Kleinen Stoom") en 160 Enschede op gang kwam. Vlak voor handspinnerijen, welke ieder de "saneringsbrand" van 1862 gemiddeld aan tien arbeiders werk stonden in en rond de stad verschaften. De omliggende Enschede in totaal 16 fabrieken plaatsen Oldenzaal, Haaksbergen, die gebruik maakten van een of Eibergen en Borne sponnen meerdere stoommachines, variërend voornamelijk voor Enschedese van 4 tot 35 pk. Het enige niet

31 direkt met de textielindustrie produktiemethoden sterk in samenhangende bedrijf met een betekenis af. stoommachine was de korenmaalderij van L. Lasonder. Van de in 1850 De stad Enschede werd een nog bestaande 20 handspinnerijen industriestad die veel nieuwe waren er aan de vooravond van de fabrieken (voornamelijk brand nog zes over. Samen met de textielfabrieken en sterk daarmee stoomspinnerijen hadden ze 24.000 samenhangende bedrijven) aantrok. spillen, die hun garens verdeelden Dit blijkt duidelijk uit tabel 6, over ongeveer 6.000 handwevers, waarin een chronologisch overzicht verspreid over het platteland en is opgenomen van de tussen 1850 en 60 handweverijen met huiswevers in 1940 afzonderlijk opgerichte en de stad. Omdat het gemeentebestuur bij de Kamer van Koophandel al voor de brand de vestiging van ingeschreven fabrieken en nieuwe, grote fabrieken binnen de bedrijven. Uit de tabel volgt gracht verboden had, stonden de duidelijk het sneeuwbaleffect van meeste stoomfabrieken in 1862 de in de stad Enschede en in de langs de Noorder- en Zuiderhagen. omliggende nederzettingen gevestigde textielindustrie: de Het ontstaan en de krachtige spinnerijen en de weverijen uitbouw van de grootschalige trokken toeleverings-, reparatie- textielindustrie werd ingeluid en textielverwerkende bedrijven door de Amerikaanse burgeroorlog, aan. Meer en meer gingen grote de stadsbrand van 1862, de komst fabrieksgebouwen met de van de spoorwegen en de opheffing karakteristieke schoorstenen, van accijns op brandstof. Gebruik kolenbunkers, watertorens voor de makend van de schaarste aan sprinklerinstallaties, textielprodukten door de waterkommen, koeltorens , etcetera Amerikaanse burgeroorlog, konden de structuur en het silouet van de de weverijen hun opgebouwde stad en naaste omgeving bepalen. voorraden katoenen stoffen tegen Voor de voorziening van koelwater hoge prijzen verkopen, terwijl de maakten de fabrieken veelal gedwongen stilstand van de gebruik van eigen produktie als gevolg van een pompinstallaties. optredend tekort aan grondstoffen (Amerika was de belang-ij kste Het belang van de textielindustrie leverancier van katoen) in veel voor de werkgelegenheid in de gevallen werd aangegrepen om gemeente Enschede moge blijken uit reorganisaties door te voeren. Met de volgende cijfers. Van de 21.376 name de concurrentiepositie van de in 1940 in primaire industriële door de grote brand van Enschede bedrijven (bedrijven producerend in 1862 getroffen ondernemingen voor markten buiten de verbeterde aanzienlijk, doordat in vestigingsplaats) van de gemeente geval van herbouw van de Enschede werkzame personen waren fabrieken, deze naar de nieuwste 15.217 (ruim 11%) direkt bij de stand van techniek geoutilleerd produktie van textiel betrokken. werden. De handweverij en - Worden de kleding- en spinnerij nam door de opkomst van reinigingsindustrie meegerekend, de moderne gemechaniseerde dan vond in 1940 ruim 85% (18.258

32 personen) van de in de primaire nieuwe fabriek, die het begin bedrijven van Enschede werkzamen vormde een bedrijf dat zou in de textielindustrie een uitgroeien tot een van de grootste bestaan. In de industrie als van Enschede. Na de dood van geheel was in 1930 69.7% van de Engbert Jannink zetten zijn zonen totale beroepsbevolking werkzaam. het bedrijf voort onder de naam E. Jannink & Zonen. Toen in 1844 Gezien de algemene aard van deze, Abraham Jannink een zelfstandig in het kader van het Monumenten bedrijf wenste, werd de oude Inventarisatie Projekt gemaakte, firmanaam beëindigd en ontstonden historisch-geografische schets van er twee aparte vennootschappen, de gemeente Enschede is het niet namelijk die van Abraham Jannink & mogelijk nader in de ga^n op de Co. en die van Gerhard & Benjamin geschiedenis van alle in tabel 6 Jannink. Beide firma's bouwden een genoemde fabrieksvestigingen. eigen fabriek op het terrein aan Daarvoor zij verwezen naar "'L.A. de Zuiderhagen; de eerste op het Stroink, Stad en Land van Twente. zuidelijkste deel tegenover de Enschede, 1962". Hier wordt toenmalige Windbrugsteeg; de volstaan met de geschiedenis van tweede op het noordelijkste deel, het Jannink-concern, waarbij de aan de latere Pij penstraat. nadruk ligt op veranderingen in de gebouwde omgeving. De keuze van De firma A. Jannink & Co richtte het Jannink-concern is onder in 1853 een spinnerij op, die door andere bepaald door het feit dat brand vernield werd, doch ook weer deze onderneming een duidelijke werd opgebouwd. Eén van de zoons afspiegeling vormt van de algemene van A. Jannink vestigde zich in ontwikkelingen in de Enschedese 1860 te Goor, waar hij in de firma textielindustrie en als zodanig Arntzenius Jannink & Co. model kan staan voor soortgelijke oprichtte. Tijdens de brand van concerns als dat van bijvoorbeeld 1862 bleef de spinnerij van van de familie Van Heek. Kaart 8 A. Jannink gespaard. Abraham trok geeft het grondgebruik ten behoeve zich kort daarna uit de zaken van de textielindustrie en de terug en ging wonen op de direct daaraan verbonden Janninksbleek (thans het Thomas bedrijven. Ainsworth-park op het Pathmos). De zaak A. Jannink & Co werd door Van de oorspronkelijk uit zijn zoons Henri en Arnold Duitsland afkomstige doopsgezinde voortgezet. Toen in 1866 de familie Jannink is voor het eerst spinnerij verkocht werd aan sprake in 1701, in de persoon van J.A. Moorman telde de fabriek Hendrik Jannink. Uit één van zijn 5.300 spillen, 24 powerlooms, een huwelijken werd zoon Engbert stoommachine van 25 pk, een ketel geboren, die in 1795 een van de van 30 pk, de nodige zuiverings, fabriqueurs van Enschede blijkt te kras- en voorspinmachines, kortom zijn en in 1808 te Enschede een alles wat behoort tot de katoenspinnerij bezit. In 1819 inventaris van een complete kocht Engbert (1752/1829) een stoomspinnerij. Tot de terrein tussen de Zuiderhagen en belangrijkste (bedrijfs)gebouwen de Beltstraat en bouwde daarop een behoorden behalve de spinnerij een

33 weverij, een drogerij, een Toen in 1863 de Enschedese kalanderij, een ververij, een Katoenspinnerij (de "Grooten smederij, een portierswoning, Stoom") liquideerde en haar vijf etcetera. Nadat de spinnerij in spinnerijen verkocht, kwam deze 1870 was verkocht aan S.J. spinnerij met directeurswoning in Spanjaard (Borne) werd het bedrijf 1864 in het bezit van Gerhard in 1871 gesloten en door L. Jannink & Zonen, in 1874 werden de Lasonder deels in gebruik genomen aangekochte spinnerijen weer als meelfabriek. A. Jannink was in afgestoten en overgedaan aan de 1890 met onder andere Willem nieuw opgerichte "Enschedesche Jordaan (fabrikant te Haaksbergen) Katoenspinnerij". De firma G. oprichter van de Jannink & Zonen breidde de "Baumwollespinnerei Gronau". Hij activiteiten in 1880 verder uit trad daar op 31 december 1901 af door aankoop van de genoemde, in als direkteur en stichtte in 1905 1870 in handen van S.J. Spanjaard met onder andere zijn zoon gekomen voormalige spinnerij van Jan F. Jannink in Epe (Duitsland) A. Jannink & Co. Vanaf toen was de katoenspinnerij "Germania". het gehele complex tussen Voor de bouw van woningen Zuiderhagen, Pij penstraat, arbeiderswoningen door de Beltstraat en gasfabriek in één bouwvereniging "De Volkswoning" en hand. Tegen het einde van de jaren de aanleg van het Thomas tachtig van de negentiende eeuw Ainsworthpark werd de werd, naast de fabricage van zware Janninksbleek in 1914 verkocht. De stoffen, zoals beaverteen, pilow, daar gebouwde villa werd etcetera, ook met de fabricage van afgebroken. manchestercords en velveteen begonnen, terwijl in 1898 de De door de firma G. & B. Jannink eerste drukmachines werden in 1850 aan de Pijpenstraat opgesteld. opgerichte, door stoom aangedreven spinnerij brandde in 1856 af. In de jaren na 1862 was het Nadat de fabriek was herbouwd en terrein Van Loenshof/hoek in 1862 nogmaals aan vlammen ten Langestraat aangekocht. In prooi viel, werd de vrijgekomen verschillende perioden werden ruimte (de spinnerij werd niet hierop het kantoor en het magazijn meer herbouwd) benut voor gebouwd. In 1906 werd het huis van uitbreiding van de weverij. bewaring aan de Zuiderhagen aan de bezittingen van de firma Gerhard Inmiddels was Benjamin Jannink uit Jannink & Zonen toegevoegd. Het de onderneming gestapt en voor werd pas later ingericht als zichzelf begonnen. Hij startte in bedrijfsruimte. 1857 onder de naam B. Jannink & Co. met een eigen 100 getouwen Toen de aanleg van de spoorlijn tellende weverij. Nog in hetzelfde naar Ahaus vastere vorm had jaar werd door het toetreden van aangenomen, werd aar de Nicolaas ter Kuile tot deze zaak Haaksbergerstraat het terrein de naam in 1857 veranderd in "den Ploy" aangekocht, waarop in Jannink & ter Kuile. In 1865 werd 1900 een door een stoommachine van de weverij opgeheven. 1.400 pk aangedreven spinnerij en

34 een weverij (respectievelijk met Kuile plaats. De eerstgenoemde 30.000 spillen en 567 getouwen) familie behield de firmanaam gebouwd werd. Tevens werd er een Gerhard Jannick & Zonen en de apparatenververij ingericht. Het weverij en blekerij aan de bedrijf aan de Zuiderhagen bleef Haaksbergerstraat alsmede het in gebruik voor de finishing. finishingbedrijf, het magazijn en het kantoor in de stad. De Toen de uit het in 1836 opgerichte Nicolaas Gijsbert Jannink- bankierskantoor B.W. Blijdenstein Ter Kuile-tak kreeg de spinnerij Jr. voortgekomen Twentsche Bank en een deel van de terreinen die (opgericht in 1861) haar kantoor van de familie Cromhoff waren van het oorspronkelijke gekocht. De naam van de nieuwe Roessinghshuis aan de Langestraat firma werd Gebroeders Jannink. (de familie Roessingh was een van de Enschedese fabrikantenfamilies) Bij een bombardement op 10 oktober overbracht naar de nieuwbouw aan 1943 werd het kantoor aan de het Hoedemakersplein, vestigde de Langestraat getroffen en brandde firma Gerhard Jannink & Zonen haar geheel uit, terwijl op 22 februari kantoor in het Roessinghhuis. In 1944 de bovenste etage van de 1916 werd van de familie Cromhoff spinnerij van de Gebroeders de Cromhoffsbleek en een terrein Jannink en het grootste deel van van ca 18 ha aangekocht. Op de de weverij door bommen vernield daarna in de jaren 1921/1922 werden. Na de oorlog werden de aangekochte terreinen aan de getroffen gebouwen herbouw/ Getfertsingel verrees een blekerij gerestaureerd. en stukververij. Ook de finishing van de manchestercords en 6.2.2.2. Overige industrieën velveteen werd toen van de Hoewel de textielindustrie in de Zuiderhagen naar het nieuwe periode 1850 - 1940 de leidende bedrijvencomlex overgebracht. industriële sektor bleef, ontwikkelden zich in verband Door tijdsomstandigheden hiermee ook andere industrieën van gedwongen, speciaal de devaluatie betekenis. Hier wordt weer van het pond sterling, werd in volstaan met het geven van een 1932 in Engeland een voorbeeld per industriële sektor, dochteronderneming opgericht onder in (chronologische) volgorde van de naam G. Jannink & Sons (Darwin) opkomst. Zie voor de overige Ltd. De leiding van deze zaak kwam bedrijven tabel 6. in handen van één van de zoons van Gerhard Jannink, namelijk Gerrit De machinefabrieken kwamen voort Jan Arnold. uit de vele smederijen in en rond de stad Enschede. Omdat tijdens de Nadat in 1932 de firma was omgezet ontginning van de heidevelden in een Naamloze Vennootschap vond bleek dat zich in de sterk er, zoals dat in het verleden al uitgeloogde zandgronden onder de zo vaak was gebeurd, in 1938 een heidevelden veel ijzeroer bevond, nieuwe splitsing tussen de werd rond 1850 het plan gesmeed en families Gerhard Jannink-Van Heek deels uitgevoerd om het erts ter en Nicolaas Gijsbert Jannink-Ter plaatse te smelten. Er zou behalve

35 een ijzersmelterij, Tubantia turksroodolie, hulpmiddelen voor genaamd, een machinefabriek voor de textielindustrie en de eigen gebruik en eventueel voor leerindustrie en synthetische export naar de Duitse wasmiddelen. In 1919 betrok de industriegebieden opgericht firma een nieuw gebouw aan de worden. De smelterij en de daarbij Veldkampstraat, dat in 193"7 werd geplande fabriek kwamen evenwel uitgebreid. In 1938 werd het niet tot stand. De reeds bedrijf door brand getroffen. In opgetrokken gebouwen bleven hetzelfde jaar werd grond onvoltooid achter. aangekocht voor de bouw van een laboratorium, dat in 1940 in De metaalindustrie kwam in gebruik werd genomen. Een algemene Enschede pas echt van de grond vernieuwing vond plaats in 1950. toen in 1874 op een terrein van een in het begin van dat jaar aan De nauw met de textielindustrie de Parallelweg opgerichte verbonden chemische nijverheid stoomsmederij en reparatiefabriek vond een vervolg in 1918 toen de een ijzergieterij en modelmakerij Koninklijke Nederlandse van de firma Meerburg & Sepp Zoutindustrie te Boekelo begon met gevestigd werd. Deze fabriek kwam de produktie van zout. De plaats in Enschede om een einde te maken Boekelo werd gekozen in verband aan de problemen die verband met het daar "dicht" aan de hielden met het gebruik in de oppervlakte voorkomen van textielindustrie van machines uit steenzout en de ligging aan de Engeland. Het kon soms weken duren spoorlijn Enschede-Haaksbergen. voordat noodzakelijke reparaties Via deze spoorlijn kon het aan de machines uitgevoerd werden. gewonnen zout worden afgevoerd en Voor 1880 trok Meerburg zich terug de steenkolen, die nodig waren en zette Sepp de zaak voort onder voor de verhitting van de pekel, de naam Sep; & Co., waaruit na aangevoerd. Het gereedkomen van zijn dood (1916) de Enschedesche het Twentekanaal en de haven in Machinefabriek en Ijzergieterij Hengelo vormde de directe (E.M.IJ.) ontstond. Deze werd na aanleiding voor de verplaatsing een liquidatie in 1941 definitief van de zoutindustrie naar Hengelo, opgeheven. De terreinen van de waar "Akzo Zout Chemie" de fabriek gingen over naar Van Heek activiteiten van de Koninklijke & Co. Nederlandse Zoutindustrie (KNZ) overnam. Hoewel de afstand De chemische industrie was de Boekelo-Hengelo nog geen 10 km tweede vorm van nijverheid die bedraagt, bleken er voldoende zich in Enschede ontwikkelde als economische motieven te zijn om gevolg van de groei van de een nieuw bedrijf op het textielindustrie. Zo richtte in industrieterrein aan de haven van 1909 C.J. Clahsen aan de Hengelo te vestigen. Proefboringen Haaksbergerstraat "C.J. Clahsen, in de omgeving van Hengelo hadden Chemisch-Technische Produkten" op. aangetoond dat ook daar de Oorspronkelijk werden sterk- en zoutvoorkoiLens dicht aan de appreteermiddelen gefabriceerd, oppervlakte lagen. De lokatie aan later ook industriezepen, een groot vaarwater was gunstig in

36 verband met de aanwezigheid van Lonneker. Vanaf 1936 werd ook proceswater, koelwater en voor de Glanerbrug van gas voorzien. In aan- en afvoer van hulpstoffen en 1958 werd de produktie van eindprodukten. steenkoolgas stopgezet en de gehele stokerij voor sloop Opvallende bouwwerken ten behoeve verkocht. van de zoutwinning waren de karakteristieke zwarte boortorens, Een andersoortige, maar niet waarvan er rond Boekelo honderden minder belangrijke, industrie- stonden. Daarvan zijn er ondersteunende bedrijvigheid, tegenwoordig nog een paar over. De deels ontstaan dankzij de meeste zijn vervangen door de textielindustrie, was de kleine groene "schaapskooien". handelsdrukkerij. Een van de eerste ondernemers die zich op Een voorbeeld van een belangrijk deze vorm van bedrijvigheid industrie-ondersteunend bedrijf richtte was Bernard Benjamin was de gasfabriek, die in 1859 Blijdenstein, die samen met zijn werd gebouwd. Aanvankelijk leverde broer in 1855 de produktie van de de fabriek van de firma L. Mesritz Enschedesche Courant ter hand nam. & Co. gas voor de Andere drukkerijen volgden. straatverlichting. In de daarop volgende jaren werden ook de 6.2.3. De na-oorlogse periode: fabrieken en particulieren op het de ondergang van de gasleidingennet aangesloten. Al textielindustrie spoedig was de capaciteit van de De Enschedese industrie vertoonde gasfabriek niet meer toereikend. na de Tweede Wereldoorlog een Na het bouwen van een tweede grillig en onvoorspelbaar verloop. gashouder en de vergroting van de Met name de textielindustrie kreeg capaciteit van de eerste werd in het na een aanvankelijk herstel 1904 op een terrein bij station onder meer door de steeds groter Zuid een nieuwe gasfabriek in wordende concurrentie uit de gebruik genomen. Na afbraak van de "lage-lonen-landen" zwaar te oude fabriek werd de vrijgekomen verduren. Moest tijdens de periode ruimte ingericht tot marktterrein, van opleving (1946 tot 1953), dat de naam Hendrik Jan van evenals dat tijdens de opkomst van Heekplein kreeg. Na 1945 is het de grootindustrie in de tweede plein opgenomen in de aanleg van helft van de vorige eeuw het geval de boulevard. was geweest, voor het aantrekken van voldoende arbeidskrachten weer Ingaande 1 maart 1919 werd de een beroep gedaan worden op het verlichting van straten met gas reservoir van jeugdige werklozen geleidelijk vervangen door uit voornamelijk de noordelijke elektrische verlichting. provincies, daarna ging het met de Desondanks nam de produktie van textielindustrie snel steenkoolgas na 1934 fors toe, bergafwaarts. Ondanks pogingen onder meer door uitbreiding van rond 1960 het tij door het aangaan het gasnet op het grondgebied van en oprichten van allerlei fusies de in dat jaar bij de gemeente en samenwerkingsverbanden te keren Enschede gevoegde gemeente (de Koninklijke Nederlandse

37 Textiel vormde een van die van de eerste nieuwe bedrijven die samenwerkingsverbanden) gingen de na de Tweede Wereldoorlog Enschede meeste textielfabrieken, en als vestigingsplaats koos, was de daardoor ook veel toeleverings- en "N.V. Nederlandsen-Amerikaanse textielverwerkende bedrijven, Autobandenfabriek Vredestein". failliet. Van de vele Deze fabriek, die begon aan de textielfabrieken die Enschede in Burgemeester Stroinkstraat 230, 1940 nog had (waaronder tientallen breidde zich nadien sterk uit. weverijen) werden de meeste afgebroken.

Voorbeelden van nog bestaande, niet meer als zodanig in gebruik zijnde en in sommige gevallen ernstig in verval geraakte fabriekscomplexen zijn het in 1912 aan de Roombeek gestichte complex van de firma J. Menko (spinnerij de "Roombeek"), het Van Heek- complex, de nog vrij complete Richtersbleek en een deel van de bedrijfsgebouwen van de firma G. Jannink & Zonen aan de Haaksbergerstraat. Van laatstgenoemde concern is de spinnerij nog aanwezig, inclusief het karakteristieke trappenblok en de schoorsteen. Het voormalige bedrijfsgebouw, dat tegenwoordig appartementen en in de benedenverdieping het Textielmuseum herbergt, vormt een goed voorbeeld van integratie van nieuwe functies in oude gebouwen, zonder daarbij het oorspronkelijke karakter van het gebouw geweld aan te doen.

Hoewel na de Tweede Wereldoorlog de textielindustrie bijna geheel verdween, is de industrie in het algemeen niet uit Enschede verdwenen. Al voor 1940 waren de gevaren van een industriële monostructuur onderkend en pogingen ondernomen om de industriële structuur van de gemeente Enschede diverser, en daardoor stabieler te maken. Eén

38 7 Sociale en culturele voorzieningen

7.1. Kerken en begraafplaatsen Op kerkelijk gebied traden er vooral in de tweede helft van de negentiende eeuw ook grote veranderingen op, niet in de laatste plaats als gevolg van de sterke industrialisatie van vooral de stad Enschede. Onder meer afsplitsingen binnen de Nederlandse hervormde kerk, de massale toestroom van arbeiders van elders met hun eigen religieuze achtergronden, etcetera misten hun invloed op de gebouwde omgeving niet. Er verscheen tussen 1850 en 1940 een groot aantal nieuwe kerkgebouwen, in veel gevallen ter vervanging van te klein geworden voorgangers. Als gevolg van de stadsbrand van 1862 dateren alle kerken in de stad Enschede van na dat jaar. Dit geldt ook voor het grootste deel van de Nederlands hervormde kerk in het centrum, die in eerste aanleg van veel oudere datum is.

In 1850 telden de gemeenten Enschede en Lonneker samen vier geloofsgroeperingen, die binnen de gemeentegrenzen de beschikking hadden over vijf kerkgebouwen. De grootste kerkelijke groepering was de ruim 7.000 lidmaten tellende Nederlands hervormde gemeente (ongeveer 2.200 in de gemeente Enschede en ongeveer 5.000 in de gemeente Lonneker). Op de tweede plaats kwam de rooms-katholieke kerk met in totaal bijna 4.000 leden (± 1.400 in de stad Enschede en ± 2.300 in de gemeente Lonneker), gevolgd door de Doopsgezinde gemeente (120 lidmaten in de stad) en de Israëlietische gemeente met 110 lidmaten in de stad en zeven in de gemeente Lonneker. Van de genoemde kerkelijke groeperingen beschikte

39 de rooms-katholieke binnen de geïnstitueerd werden, waren het grenzen van de burgerlijke Leger des Heils (aanvankelijk gemeenten over twee kerken, bijeenkomsten in de van de namelijk één in de stad Enschede christelijk gereformeerde kerk en één in Lonneker, de overige overgenomen kerk in Achter 't geloofsgroepen hadden ieder de Hofje), evangelisatie verenigingen beschikking over één kerk, alle (1906), de "Vereniging gevestigd binnen de grachten van Christendom" (1916) en vrijzinnig de stad Enschede. hervormde wijken (1928).

Het aantal kerkgebouwen nam tussen Eén van de meest opvallende 1850 en 1940 vooral toe als gevolg kerkgebouwen uit de periode 1850- van de grote activiteit die de 1940 in de stad Enschede is de vele verschillende gereformeerde synagoge van de Israëlitische kerkgenootschappen op het gebied gemeente, die in 1814 zelfstandig van de kerkenbouw aan de dag werd en in 1834 haar eerste eigen legden. Het begon in 1869 toen de synagoge in gebruik kon nemen. In kort daarvoor ontstane 1928 kwam de hvidige synagoge van "Gereformeerde Gemeente onder 't de hand van architekt De Bazel en Kruis" en de Christelijk diens leerlingen aan de Afgescheiden Gemeente" zich Prinsestraat gereed, ter verenigden tot de "Christelijk vervanging van de na de brand van Gereformeerde Gemeente" en zich 1862 aan de Stadsgravenstraat aansloten bij de door de regering herbouwde kerk en school. Een erkende christelijk gereformeerde ander opvallend kerkgebouw in het kerk. In 1872 werd het kerkgebouw centrum van de stad Enschede is de Achter 't Hofje, dat de naam in 1932 gebouwde rooms-katholieke Ebenhaëzer kreeg, in gebruik kerk van de H. Jacobus de genomen. Verdere afscheidingen van Meerdere. De architekten van deze de Nederlands hervormde kerk en kerk zijn Valk en Joh. Sluijmer splitsingen binnen de uit Enschede. gereformeerde kerken volgden, en daardoor een groot aantal nieuwe In 1947 telde de Nederlands kerken, vooral ten gevolge van de hervormde gemeente nog steeds het Doleantie in 1892, toen de grootste aantal lidmaten: 34.581 christelijk gereformeerde kerk van personen, oftewel 34.2% van de 1869 zich met de in 1888 ontstane totale gemeentelijke bevolking. De Nederduits gereformeerde kerk rooms-katholieke kerk telde 26.267 verenigde tot "Gereformeerde parochianen (26%), 271 minder dan Kerken in Nederland". Direkt na de de groep mensen die zich tot geen vereniging werden in de stad kerkgenootschap rekende (26.3%). Enschede vier nieuwe gereformeerde kerken in gebruik genomen. In Met het toenemen van het aantal Glanerbrug verrees in 1907 een inwoners nam ook de behoefte aan kerkgebouw van de Gereformeerde meer en grotere begraafplaatsen Kerken in Nederland. toe. Het aantal in 1850 aanwezige begraafplaatsen, waaronder twee Andere kerkgenootschappen die algemene in de gemeente Enschede tussen 18"0 en 1940 in Enschede (één uit 1828 aan de Espoortstraat

40 en één uit 1846 aan de paters Capucijnen is, na verkoop Hengelosestraat), een algemene in van het klooster, geruimd. Die van de gemeente Lonneker aan de het in 1885 te Glanerbrug Deurningerstraat (1828), een gestichte Redemptoristen - klooster Israëlitische aan de Kneedweg op is in 1969 gesloten. Aan dat Lonnekers grondgebied (1841) en klooster was een kapelletje een rooms-katholieke aan de verbonden: het St. Jozefkerkje. De Dorpsstraat in de plaats Lonneker, in 1903 aan de Kerkstraat gebouwde is nadien met elf nieuwe rooms-katholieke kerk van uitgebreid. Achtereenvolgens Glanerbrug was de opvolger van het werden aangelegd: een al spoedig te klein geworden roomskatholieke begraafplaats aan St. Jozefkerkje. Vanaf 1940 heeft de Espoortstraat (1861), een het klooster verschillende Nederlands hervormde begraafplaats functies gehad, onder andere die aan de Haaksbergerstraat in Usselo van doorgangshuis voor (1879), de Kloosterbegraafplaats terugkerende Nederlanders. Collegium Josephinum in het Redemptoristenpark te Glanerbrug 7.2. Scholen (1885), de algemene In 1852 beschikte de gemeente Oosterbegraafplaats aan de Noord Lonneker over acht scholen, die Esmarkerrondweg (1899), de rooms- voortgekomen waren uit de oude katholieke begraafplaats aan de markescholen of wijkscholen, Kerkstraat in Glanerbrug (1903), hetzij op dezelfde plaats gebouwd, de begraafplaats van de of elders. De nederzettingen dorp "Vereniging Dodenzorg" aan de Lonneker, Usselo, Groot Driene, Veldstraat in Glanerbrug (1905), Boekelo, Twekkelo en Broekheurne de algemene Westerbegraafplaats hadden elk één school, terwijl in aan de Hengelosestraat in 1921 de Esmarke twee scholen stonden. (oorspronkelijk begraafplaats van In de stad Enschede bevonden zich Lonneker), een rooms-katholieke twee scholen, één bij het kerkhof begraafplaats aan de op de Markt en één in Achter het Gronausestraat (1927), een nieuwe Hofje. Israëlitische begraafplaats aan de Noord Esmakerrondweg (1928), de Na de Tweede Wereldoorlog maakte rooms-katholieke begraafplaats in het onderwijs in de gemeente Boekelo aan de Beckummerstraat Enschede een geweldige (1930) en de Kloosterbegraafplaats ontwikkeling door. Het aantal paters Capucijnen (1938). verschillende soorten onderwijs nam fors toe, evenals het daarmee Van de genoemde begraafplaatsen samenhangende aantal zijn er inmiddels acht gesloten. schoolgebouwen. Vooral in de Geruimd zijn onder andere de nieuwbouwwijken van de stad algemene begraafplaats te Enschede Enschede werden talrijke nieuwe aan de Hengelosestraat (1911) en scholen gebouwd, terwijl de rooms-katholieke begraafplaats vooroorlogse scholen werden aan de Espoortstraat (1961), die gesloopt of verbouwd. Zo telde de beide ingericht zijn als gemeente medio 1987 92 plantsoen. Ook de basisscholen, waaronder 42 kloosterbegraafplaats van de openbare, 19 rooms-katholieke, 11

41 protestantse, 3 "Scholen met de wetenschappelijke basis te geven. Bijbel", 1 bijzonder neutrale en De oorspronkelijk particuliere 16 scholen voor buitengewoon lager Twentsche Industrie- en onderwijs. Verder beschikte de Handelsschool, die in 1886 door de gemeente Enschede over 4 gemeente Enschede werd overgenomen scholengemeenschappen voor vwo- en omgedoopt werd in have-mavo, 3 scholengemeenschappen "Nederlandsche School voor voor mavo-lbo, 4 scholen voor Nijverheid en Handel", vormde de mavo, 2 scholengemeenschappen voor voorloper van een groot aantal huishoud-en nijverheidsonderwijs instellingen voor en een streekcentrum voor vervolgonderwijs. tuinbouwonderwijs, hoofdzakelijk gericht op het lager 7.3. Overige beroepsonderwijs. Behalve op het gebied van religie en het onderwijs heeft de Hadden de genoemde industrialisatie grote invloed onderwijsinstellingen voornamelijk g had op het gebied van de een lokaalverzorgend karakter, met volksgezondheid. Voorbeelden zijn betrekking tot de instellingen de genoemde fabrieksscholen, voor middelbaar, hoger, waarin de arbeiders geschoold wetenschappelijk en avondonderwijs werden in de nieuwste werd de stad Enschede in de loop weeftechnieken, en de van de tijd een belangrijk verschillende complexen regionaal centrum, in het geval arbeiderswoningen. Voorbeelden van van de Universiteit Twente en het door fabrikanten gerealiseerde Internationale Instituut voor sociale en culturele voorzieningen Luchtcartering en Aardkunde zijn: de genoemde (volks)parken, (I.T.C.) respectievelijk een de in 1892 aan de Zuiderhagen landelijk en internationaal gebouwde "Zwem- en Badinrichting centrum. Van Heek & Co.", waar het personeel kon baden, en het Van groot belang voor de Rijksmuseum Twente in 1929 aan de ontwikkeling van de industrie en Lasondersingel, door de familie handel was de oprichting in 1864 van Heek aan het rijk geschonken. van de Twentsche Industrie- en De werkende massa verenigde zich Handelschool. Hoewel er meer in verschillende bonden, waarvan plaatsen in Twente waren die deze de op 24 november 1889 op school wilden bouwen, werd de de initiatief van de bekende en school in Enschede gebouwd. De sociaal zeer bewogen Enschedese geschiedenis ervan gaat terug tot kapelaan Dr. Alphons Ariëns 1859, toen op initiatief van de opgerichte Rooms Katholieke burgemeester van Oldenzaal de Arbeidersvereniging St. Joseph een "Twentsche Vereniging tot voorbeeld vormt. Verschillende Bevordering van Nijverheid en arbeidersverenigingen hadden een Handel" werd opgericht. Een van de eigen verenigingsgebouw. doelstellingen was het oprichten van een industrie- en Indirekt met de opkomst van de handelsschool om de industrie in Enschede verbonden, textielindustrie in Twente een waren de ontwikkelingen op het

42 gebied van de gezondheidszorg en het gebied van de gezondheidszorg de hygiëne in het algemeen. De toebedeeld. Op het landgoed invoering van gaslicht rond 1860, Bruggerbos aan de straatweg van de l.omst van een Enschede naar Glanerbrug werd in drinkwaterleidingnet (met 1921 een dagsanatorium voor watertoren) in 1892, de instelling t.b.c.-patiënten gebouwd. van een stadsvuilophaaldienst in Tegenwoordig doet het sanatorium 1898 de invoering van elektrisch dienst als verpleegtehuis voor licht rond 1900 en de aanleg van geestelijk gestoorde bejaarden. stadsriolering na 1908 betekenden grote verbeteringen voor de volksgezondheid. De oprichting in 1895 van een "Kruisverbond voor geheelonthouders", waaruit later de landelijke geheelonthoudersvereniging "Sobritas" ontstond, was bedoeld om aan het overmatige alcoholgebruik (het wemelde rond de eeuwwisseling in de stad Enschede van de café's en hotels) een halt toe te roepen.

Een belangrijke stap tot een betere gezondheidszorg was de oprichting van ziekenhuizen. Zo richtten in 1889 zusters Fransciscanessen uit Noord- Deurningen in de oude pastorie van de St. Jacobusparochie te Enschede een ziekenhuisje op, dat de basis vormde voor het rooms-katholieke ziekenhuis dat in 1914 aan het De Ruyterplein in Enschede werd gebouwd. In 1897 nam de vijf jaar daarvoor opgerichte "Vereniging Ziekenzorg", thans het "Medisch Spectrum Twente", haar eerste ziekenhuisje aan de Veenstraat in gebruik. Uit de beide ziekenhuisjes zijn de huidige ziekenhuizen "Stadsmaten" en "Ziekenzorg" voortgekomen. Laatstgenoemde is gebouwd aan de Haaksbergerstraat, op de plaats van een voormalige textielfabriek.

Ook enkele landgoederen kregen in de loop van de tijd een functie op

43 8 Ontwikkeling 1850 - 1940

Typering: Industriestad.

Functie: Verzorgingskern met industriële en dienstverlenende functies.

Ruimtelijke ontwikkeling: De ei-vormige structuur van de stad vormt tegen het midden van de 19de eeuw nog vrijwel de gehele nederzetting Enschede. De topografische kaart uit deze periode toont binnen de strakke omgrenzing van de voormalige gracht een intensief bebouwd stedelijk gebied, met direct daarbuiten het agrarische landschap. Vindt tot ver in de eerste helft van de 19de eeuw de uitbreiding van de bebouwing voor de opkomende nijverheid en voor huisvesting uitsluitend plaats binnen de zich sterk verdichtende stad, vanaf ca. 1850 komt in de randzone van de toenmalige stad in toenemende mate woon- en fabrieksbebouwing tot stand langs het bestaande patroon van doorgaande wegen. De grote stadsbrand van 1862, waarbij vrijwel alle bebouwing binnen de voormalige gracht verloren gaat, leidt tot een aanmerkelijke versnelling van dit proces. Binnen de oorspronkelijke kern vindt herbouw op grond van het oude verkavelings- en stratenpatroon plaats, doch voor de zich snel mechaniserende textielindustrie zijn er buiten de oude stad betere bouwmogelijkheden. Voor de bouw van nieuwe fabrieken wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande infrastructuur: reeds vóór 1860 worden fabrieken gesticht aan de Hengelosestraat; de aanleg van de spoorlijn langs de noordzijde van de stad in

44 1866 leidt ertoe dat in de spoorlijn zijn gebouwd tussen de onmiddellijke omgeving daarvan stadskern en het in 1874 geopende industriecomplexen tot Volkspark. ontwikkeling komen (Noorderhagen, In de ruimere omgeving komen langs Bothof). Een zelfde ontwikkeling de bestaande wegen langgerekte doet zich later voor langs dt bebouwingsstructuren en spoorlijnen naar Ahaus en fabrieksgebouwen voor met daar Oldenzaal, die in 1890 tot stand tussenin agrarische opstallen van komen. de vroegere escomplexen. Door de snelle expansie van de Zoals gebruikelijk is de textielindustrie ondergaat ook de bemoeienis van de gemeentelijke woningbouw vanaf ca. 1860 een overheid met de sterke toename. Voor de uitbreidingsactiviteiten gedurende huisvesting van fabrieksarbeiders de 19de eeuw beperkt. In Enschede worden al snel enige woongebieden is tijdens het laatste kwart van direct ten zuiden en ten oosten de 19de eeuw een verordening op van de oude stadskern gebouwd, het bouwen van kracht, waarmee onder meer de "Krim" door de onder meer sloop van gebouwen en Enschedese Woningbouwvereniging, het handhaven van bepaalde waarvoor een aantal nieuwe straten rooilijnafstanden is geregeld. c.q. paden is aangelegd. Het Vanaf het begin van de 20ste eeuw merendeel van de 19de eeuwse komt er in deze situatie woningbouw komt echter door verandering: de Woningwet biedt particulier initiatief tot stand. dan mogelijkheden voor een meer Men richtte zich daarbij op actieve planning van de bestaande wegen en paden waardoor uitbreiding en voor het oprichten tot op relatief grote afstand van van woningbouwcorporaties. de oude stadkern het agrarisch In 1907 komt een gemeentelijk gebied van karakter verandert. uitbreidingsplan tot stand dat van Tegen het einde van de 19de eeuw grote invloed is geweest op de is de ruimtelijke structuur van structurele ontwikkelingen van Enschede in belangrijke mate door Enschede in de daaropvolgende deze spinneweb-achtige decennia. Ten behoeve van een meer ontwikkeling bepaald. Het systematische indeling en kaartbeeld toont rondom de ontsluiting van de stad wordt in oorspronkelijke kern een schil van dit plan een singelaanleg op ruime min of meer aaneengesloten afstand rondom de oude stadskern bebouwing; vooral aan de geprojecteerd. Binnen deze zuidwestzijde is het gebied met singels, die op een woningbouw verdicht, terwijl aan standaardprofielbreedte van 28m. de noordoostzijde, langs de zijn ontworpen, blijft het ouder spoorlijn naar Glanerbrug, wegenpatroon met zijn verbindingen omvangrijke fabriekscomplexen grotendeels gehandhaafd, en liggen. Het gebied direct ten ontstaan mogelijkheden voor het westen van de stad, de laaggelegen bouwen in nieuwe woongebieden. Stadsmaten, is nog nagenoeg Daarvan zijn de gebieden Lasonder onbebouwd met uitzondering van de en Laares, op basis van het reeks villa's die tegenover het uitbreidingsplan van 1907, bebouwd station aan de zuidkant van de met arbeiderswoningen; het

45 villagebied van de Stadsmaten werd aanleg van een nieuw er vervolgens aan toegevoegd. industrieterrein en -haven aan de Hoewel het exacte beloop van de westzijde buiten de stad. singels uit het oorspronkelijke Van de nieuwe ringweg komen plan bij de uitvoering niet overal slechts enkele gedeelten tot is gevolgd, is de hoofdopzet ervan uitvoering aan de oost- en gedurende de periode 1916-1929 wel zuidzijde van de stad gerealiseerd. Op basis van het (Esmarkerrondweg, Van Deinselaan, Uitbreidingsplan 1907 komen Ter Kuilestraat), terwijl de aanvankelijk diverse kleine invulling van het industriegebied arbeiderswijken op de nog open bij de haven pas na de Tweede tussengebieden rondom de stadskern Wereldoorlog van de grond komt. tot stand, meestal in directe Met de ontwikkeling van nieuwe nabijheid van één van de woongebieden uit het fabrieksconcentraties die langs de Uitbreidingsplan 1927 wordt echter spoorlijnen tot ontwikkeling zijn al snel een begin gemaakt. Aan het gekomen. Een projekt van grotere eind van de jaren '30 worden in omvang vormt de wijk "het Pathmos' aansluiting op de dan bestaande aan de zuidwestzijde van de stad, woongebieden middenstandswijken die in verschillende fasen van eenvormige dubbele woningen gedurende de jaren 1914-1927 is gerealiseerd, onder meer in het gerealiseerd. Door zijn gebied ten westen van Pathmos en samenhangende ruimtelijke en ten oosten van de Padangstraat. architectonische ontwerp op basis Voor de huisvesting van de van de tuinwijkprincipes arbeidersbevolking wordt in deze onderscheidt deze wijk zich van de periode een aantal nieuwe meeste vóórdien gerealiseerde tuindorpen ontwikkeld die geheel woongebieden. Op kleinere schaal los van het dan bestaande worden daarna nog enige van deze stadslichaan worden gesitueerd: tuinwijken in Enschede gebouwd (in Dolphia, Bruggenmors en de omgeving van het Paasweiplein Broekheurne. In afwijking van de en van de Geraniumstraat ten eerder aangelegde traditionele noordoosten van de Laaressingel en tuinwijken kenmerken deze bij de Varviksingel/Brinkstraat). tuindorpen zich door een strakkere De voortgaande groei van Enschede stedebouwkundige aanleg met een maakt de herziening van het oude rechtlijnig, formeel uitbreidingsplan noodzakelijk, stratenpatroon en relatief forse hetgeen leidt tot een nieuw plan bouwblokken. Door de naoorlogse dat in 1927 wordt vastgesteld. De uitbreidingen hebben deze stad is dan inmiddels aan bijna tuindorpen uit het begin van de alle zijden tot buiten de dan jaren '30, met uitzondering van vrijwel gereedgekomen singels het tussen Enschede en Glanerbrug uitgedijd. In dit plan wordt naast gelegen Dolphia, hun vrije verdere uitleg van de woongebieden situering verloren. een nieuwe ringweg rondom de stad De ontwikkelingen na 1945 zijn van geprojecteerd, terwijl voor de grote invloed geweest op de verdere ontwikkeling van de stedebouwkundige structuur van het industrie wordt gestreefd naar een voordien bebouwde gebied. Mede als zekere functiescheiding door de gevolg van oorlogsschade is in een

46 brede strook ten zuiden van de Gebieden met bijzondere oude kern tot reconstructie stedebouwkundige waarden: overgegaan waarbij een nieuwe De stedebouwkundige typologie oost-westverbinding is aangelegd. vormt de achtergrond voor het In een later stadium heeft het aanduiden van gebieden met verdwijnen van de textielindustrie bijzondere waarden uit de periode op een groot aantal plaatsen 1850-1940. Binnen de beschouwde geleid tot de afbraak van uitbreidingen van Enschede zijn fabrieksgebouwen, terwijl ook zeven gebieden met bijzondere sanering van slechte woongebieden waarden onderscheiden. structurele wijzigingen heeft veroorzaakt. 1. Pathmos. Zowel door de ontstaanswijze als Dit gebied omvat het gehele gebied door de latere reconstructies van de tuinwijk Pathmos, die in toont de typologie van de verschillende fasen tot stand is uitbreidingen van Enschede uit de gekomen gedurende de periode 1914- periode 1850-1940 een uiterst 1927 naar een ontwerp van de divers - en daardoor moeilijk te architect W.K. de Wijs en de interpreteren - beeld. De algemene directeur van Gemeentewerken, A.H. opbouw is die van lineaire Op ten Noort. De wijk bevat uitgroei vanuit de oorspronkelijke diverse typen arbeiderswoningen kern langs de radiaal lopende langs een bochtig stratenpatroon, doorgaande wegen. De tussengelegen waarin enkele pleinen en gebieden zijn met diverse kleine groenvoorzieningen zijn opgenomen. woongebieden ingevuld, die naar Een aantal bijzondere buiten gaande groter van omvang voorzieningen, zoals scholen, een en minder stedelijk van inrichting badhuis en enige winkels, maken worden. De diverse deel uit van de eerste fase van de industrieterreinen liggen hier in wijk, waarin ook architectonische een drietal reeksen gekoppeld aan verbijzonderingen in de vorm van de (voormalige) spoorlijnen poortgebouwen zijn opgenomen. tussendoor, evenals de groene De ruimtelijk kwaliteit van deze gebieden, die voor een groot deel tuinwijk in combinatie met de via de singelaanleg met elkaar relatief grote omvang maken dit verbonden zijn. gebied tot een bijzondere Door de omvangrijke vertegenwoordiger van de vroeg- reconstructiegebieden rondom de 20ste-eeuwse sociale woningbouw oorspronkelijke kern is de ten behoeve van de industriële ruimtelijke aansluiting van de ontwikkeling van Twente. stadskern op de structuur van de omliggende vooroorlogse 2. Volkspark. uitbreidingen vrijwel geheel Het op 2 mei 1874 in gebruik verloren gegaan. Binnen deze genomen Volkspark, naar een uitbreidingen vormen de oudere ontwerp van de tuinarchitect D. lineaire ontwikkelingen nog steeds Wattez, vormt een schenking van de een belangrijk structurerend fabrikant G.J. van Heek aan de gegeven. bevolking van de stad Enschede en Lonneker, '.... ter bevordering ecner nuttige en aangename ontspanning speciaal voor de

47 arbeidersklasse....' de fraaiste gerekend moet worden. Behalve een parkaanleg in landschapsstijl en enige vijvers 4. West-indische buurt. omvat het gebied onder meer een Dit gebied omvat een kleine restauratiegebouw, een monument, woonwijk in tuin wij kachiige opzet een fontein en enige aan de zuidzijde van de sport voorzieningen. Hengelosestraat. Het ontwerp van Het Volkspark vormt daarmee een architect H.E. Zeggelink werd in bijzondere representant van deze 1913 gerealiseerd door de kenmerkende maatschappelijke woningbouwvereniging "De ontwikkeling binnen het kader van Volkswoning". De stedebouwkundige de Twentse industrialisatie, opzet is nagenoeg symmetrisch rond gebaseerd op een uit Engeland het Plein West-Indië, waaraan ook overgenomen idee tot verheffing de bij de wijk behorende school is van de arbeidersklasse door middel gebouwd. De bebouwing bestaat uit van sport en ontspanning. De diverse typen lage woningen die, ligging van het park in de directe mede gekenmerkt door onderlinge omgeving van arbeiderswijken en verspringing, de straatruimtes industriecomplexen draagt aan deze vormen. Aan de oostzijde is de bijzondere waarde bij. Hoewel het wijk gericht op een klein aangrenzende villagebied van de groengebied, dat in verband Stadsmaten wel ruimtelijk bij het daarmee bij het aangegeven gebied Volkspark is betrokken, hebben de is getrokken. structurele wijzigingen in en aan Binnen de ontwikkeling van de de rand van dit villapark ertoe woningbouw in Enschede vormt dit geleid dat dit niet bij het gebied een vroeg voorbeeld van een aangewezen gebied met bijzondere tuinwijkachtige inrichting. De waarden is gerekend. bijzondere waarde is niet alleen lokaal maar ook regionaal van 3. Rigtersbleek. belang. Dit gebied beslaat het complex ten westen van de Goolkatenweg, waarin 5. Industriegebied Roombeek. diverse representatieve üelegen aan de noordrand van de textielfabrieksgebouwen uit eind stad, langs de voormalige van de 19de en begin van de 20ste spoorlijn naar Oldenzaal, vormde eeuw zijn opgenomen. De invloeden dit industriegebied tussen de vanuit de Engelse Room weg en de Voortseweg een van fabrieksarchitectuur, die in de latere ontwikkelingen. Hier sterke mate beeldbepalend zijn vestigde zich in 1906 vanuit de geweest voor de Twentse Zuiderhagen de textielindustrie textielindustrie, zijn in de van de firma N.J.Menko, waarbij diverse gebouwen afleesbaar het terrein grotendeels van zijn evenals de functionele omgeving werd afgeschermd door ontwikkeling die de bedrijfstak hoge muren langs de aangrenzende doodmaakte. Diverse wegen. Op de vestiging van de infrastructurele en technische weverij in 1906 -olgde de bouw van voorzieningen maken deel uit van een ververij en spinnerij in 1912. dit industriegebied, dat binnen de Binnen dit complex bevinden zich Twentse verhoudingen tot een van diverse fabrieksgebouwen en

48 technische voorzieningen die een opbouw. De bewaard gebleven goed beeld geven van de ligging van de wijk in het open ontwikkeling en inrichting van een landschap ten oosten van de stad textielindustrieterrein. De draagt in belangrijke mate bij aan architectuur van de de bijzondere stedebouwkundige fabrieksbebouwing is hier minder waarde. representatief dan bij andere industrieterreinen. De bijzondere waarden zijn overwegend van lokaal niveau.

6. Het Varvik. Dit gebied omvat een klein woonwijkje aan de zuidoostzijde van de stad, grenzend aan de Varviksingel, dat rond 1928 werd gebouwd door "De Volkswoning" naar een ontwerp van de architect A.Th.Blom. Het bestaat uit een aantal korte, gebogen straten met een besloten, steenachtige karakteristiek die qua ruimteopbouw aan de tuinwijken is ontleend. De beslotenheid wordt in het zuidelijk deel nog extra benadrukt door overbouwing van de straat; hier zijn ook enige bij de wijk behorende winkelpanden gelegen, uitgevoerd in de overeenkomstige baksteenarchitectuur. Door de bijzondere ruimtelijke opbouw in samenhang met de architectonische opzet is dit verhoudingsgewijs kleine maar gave gebied toch ook van regionaal belang te achten.

7. Dolphia. Dit gebied betreft een van de in het begin van de jaren '30 buiten de toenmalige stad gebouwde tuindorpen. Het gebied is symmetrisch van opzet rondom een centraal gelegen groengebied en opgebouwd uit woonblokken van diverse omvang. Groenaanleg en tuingebieden spelen een belangrijke rol in de ruimtelijke

49 Stedebouwkundige ontwikkeling Enschede

Schaal : ca. 1:15000 Bron : Topografische kaarten van Nederland Kaart ca. 1850, verkend 1846 Kaart ca. 1900, verkend 1881, herzien 1903-1908 Kaart ca. 1940, verkend 1933/1935

50 Kaart ca. 1850

51 Kaart ca. 1900

52

Glanerbrug

Stedebouwkundige ontwikkeling: Glanerbrug behoort tot de nieuw gevormde nederzettingen die aan het einde van de 19de eeuw in het grensgebied ontstaan, als gevolg van het forensisme op de Duitse textielindustrie. Daarnaast dankt Glanerbrug zijn ontstaan aan de activiteiten rond de afhandeling van het grensverkeer op de route Enschede- Gronau. Aanvankelijk ontstaat de nederzetting als een lineaire ontwikkeling langs de Gronausestraat en enige aansluitende, bestaande wegen, waarna ook het gebied tussen de Gronausestraat en de spoorlijn gedeeltelijk met individuele woningen wordt bebouwd. Vanaf de jaren '20 komt in het gebied ten zuiden van de doorgaande weg een planmatig opgezette woonwijk tot stand. De stedebouwkundige typologie weerspiegelt de ruimtelijke ontwikkeling tot 1940; naast de gebieden met een overwegende woonfunctie is het tegen de grens gelegen Redemptoristenpark als een groen gebied aangeduid. Gebieden met bijzondere stedebouwkundige waarden zijn in Glanerbrug niet aangewezen.

53 ".-» ."''• (;.•//•

ïa1^. •••— r:

:-/^

'^.^: /k^~' v >l\t >V&ï%/:i?

••• i-

" - li I :i «i.:.«.!'^*i^'''VJi.*V*"i'l'>-\/;*

'•• W;. 7

w^.^.1 • V/- .ƒ

»« o .1

; "!;••'•' .1 T^:;ti;;:.. L Legenda typologie

i =--»- =w V/i r:-v schaal 1:15.000

^r- algemeen niet === stedelijk ingericht 1940

tuinwijk ontwikkelingen 1940

groen gebied 1940 ''f ' I \ / - i lineaire ontwikkeling tiunuuu^• 1S50 - 1940 i .•') • • na 1940 gereconstrueerd H bijzondere gebieden ji

'IÏ ' • '

Typologie 1940, kaan ca. i9ss • •;.,^-- ;' -'^T-, i|.-f • • T ijji - -/jfr/ï*"»! o :-;;;- r--i-J••••*]!- §••••••:••• j ;!•}')-. ,- 'f*-:..-:L. i -> j:: • •>••

1 ••-•,:'/. I;.- ...!•-. 1^: ( -±*lv - • • • • .. m i '•• ••

; i ••••• •-•-••*-'•*- •»....• SI/ .:-j • '— —-.,-.,_.. ::... •!; •. ^f •!: '!-:^§4é~-~..IJZÏ$ •••-• i-

Kaart ca. 1988 >•»•."•

/;»

>^:

• \*-

^^v3ÜS -.cSr •"\i-' *)-!-•• j 71'ft••

-—t-in»1-»'**';' ^(.v

•3

-->. / - # •. .

•••*.*.»"

^

J' ''f J '/^^ ^^••i

Kaart ca. 1988 ^: i» : l % ^•|#fe."""" - ;'T< J?&.v ' '^m l^r> \\v"

Legenda typologie

schaal 1:15.000 O bestaande kern 1850 algemeen stedelijk ingericht 1940

l||||iSiJj|j| algemeen niet lilliüiÜlil ««^Jk ingericht«Ier* . 1940

tuinwijk ontwikkelingen 1940

niet stedeiijke villabebouwing 1940

stedelijke villabebouwing 1940

industriegebied 1940

'.*•:•'.' groen gebied 1940

lineaire ontwikkeling I1UI1IIUU> 1850 • 1940

na 1940 gereconstrueerd

1 ) bijzondere gebieden

Typologie 1940, kaart ca. 1988 Bronnen

Literatuur Enschede en regio: •Bamshoeve 75 jaar. Uitgave van de N.V. Katoenspinnerij Banshoeve, Enschede, 1971. •Benthem, A., Geschiedenis van Enschede en zijn naaste omgeving. Enschede, 1920. •Benthem, A., Geschiedenis van Enschede en zijn naaste omgeving van de vroegste tijd tot den wederopbouw van de stad na de brand van 7 mei 1962. Enschede, 1895. •Berg, J.H., van de, J. Van Ooyik en T. Wiegman, Enschede, een veranderende stad, een beeld van vijftig jaren Enschede. Enschede, 1986. •Beukers, J., De brand van Enschede op 7 mei 1862. het grote keerpunt in de ontwikkeling van Enschede. Enschede, 1896. •Bilderbeek, B., Pathmos in z'n derde jeugd. Enschede, 1985. •Blonk, A., Fabrieken en menschen. een sociografie van Enschede. Enschede, z.j.[1929]. •Buursink, J. Historisch stads- album van Enschede. Enschede, 1975. •Coppes, A.H.J., Maatregelen en instellingen op het gebied der volksgezondheid in een stad van 100.000 inwoners. Enschede, z.j.[1948]. •Dam, D., van, De brand van Enschede in 1750 en de toenmalige bewoners. Enschede, 1931. •Engbers, H., Lonneker in het verleden. Enschede, 1986. •Enschede. Uit: Tussen de Rails, maandblad voor de Nederlandse spoorwegen. Utrecht, 1955. •Bruijn, CA., e.a., Enschede in luchtfoto's, verandering en groei. Enschede, 1978. •Fotoboek Oud Enschede, verzameling foto's, tekeningen, reprodukties enz, uit het verleden

54 der stad, geplaatst in het •Schierbeek, B. en C. Oorthuys, Twentsch Dagblad Tubantia in de Dit is Enschede. Amsterdam, 1962. jaren 1953-1954, Enscheae, 1954. •Schoonen, J., St. Jacobuskerk •Gedenkboek, aangeboden door het Enschede. 1933-1983. Enschede, bestuur der Oudheidkamer Twente en 1983. eenige vrienden aan Jan Herman van Taat, Enschede in oude ansichten Heek ter gelegenheid van zijn deel 1. Zaltbommel, 1969. zestigsten verjaardag op 20 Taat, Enschede in oude ansichten october 1933. Enschede, 1933. deel 2. Zaltbommel, 1975. *Gemeente Enschede, toelichting •Taat, Enschede in oude ansichten bij het "Uitbreidingsplan 1949". deel 3. Zaltbommel, 1985. Enschede, 1949. •Welle, G.J., ter, Een droom werd •Hesselink, B., Gerhard Jannink & werkelijkheid, de geschiedenis van Zonen te Enschede. 1853-1938. één van de Enschedese Jaren van rationalisatie en buitenplaatsten Huize Hölterhof. verzet. Hengelo, 1983. Enschede, 1985. •Hulshoff, A.L., Vijftig jaren •Wiegman, T., De openbare lagere Rijksmuseum Twenthe. 1930-1980. en kleuterscholen in Enschede en Enschede, 1980. Lonneker. 1645-1985. Enschede, *Het stadhuis van Enschede. 1986. Uitgave van Bureau Voorlichting •Wiegman, T., Kleine historie van Gemeente Enschede, Enschede, 1985. Enschede. Hengelo, 1989. *150 jaar Parochie St. Jacobus de •Wiegman, T., Oud Enschede. Meerdere te Lonneker. Lonneker, Enschede, 1988. 1987. •Zuylen, L.F., van, De joodse •50 jaar Twentekanaal. onder gemeenschap te Enschede. 1930- redactie van de Stichting Oald 1945. Hengelo, 1983. Hengel, Hengelo, 1986. •Kokhuis, G.J.I., Historie van Kaarten: Enschede. Hengelo, 1984. •Bodemkaart van Nederland. *Nijhof, P. (samensteller), Stiboka, Wageningen, 1985. Monumenten van bedrijf en •Kadastrale minuutkaart 1832, techniek, industriële archeologie Rijksarchief Overijssel, Zwolle. in Nederland. Zutphen, 1978. •Topografische kaart vaii *Op ten Noort, A.H., Enschede in Nederland, ca. 1850, 1900, 1935, 1913. z.p.[Enschede], z.j.[1913]. 1950, 1960, 1976 en 1985. *Rapport van de commissie van Topografische Dienst Delft/Emmen. deskundigen voor het onderzoek naar de reiniging van rioolwater Archieven: der gemeente Enschede, z.p., 1912. •Databank Universiteit van •Rapport betreffende de Amsterdam, Vakgroep Sociale industriële ontwikkeling van de geografie, 1988. gemeente Enschede. E.T.I.O., •Gemeenteverslagen 1850-1940, Zwolle, 1948. Rijksarchief Overijssel, Zwolle •Schelven, A.L. van, Onderneming •Verslagen van Gedeputeerde Staten en familisme; opkomst, bloei en 1850-1940, Rijksarchief neergang van de textielonderneming Overijssel, Zwolle. Van Heek & Co in Enschede. Leiden, 1984.

55 Tabellen

Tabel 1 Loop van de bevolking in de gemeente Enschede1) tussen 1850 en 1940.

Jaar2) Aantal inwoners Index(1850=100)

1850 3.742 100 1860 4.436 119 1870 5.268 141 1880 5.540 148 1890 15.615 417 1900 25.703 " 687 1910 34.992 935 1920 41.488 1.109 1930 51.805 1.384 1940 92.895 2.482

1) Gemeente Enschede exclusief de in 1934 opgeheven gemeente Lonneker 2) Cijfers per 31 december

Bron: Databank Universiteit van Amsterdam, Vakgroep Sociale Geografie, 1988.

Tabel 2 Loop van de bevolking in de gemeente Lonneker tussen 1850 en 1940.

Jaar1) Aantal inwoners Index(1850=100)

1850 8.016 100 1860 8.696 108 1870 10.712 134 1880 13.102 163 1890 7.631 95 1900 12.236 153 1910 17.971 224 1920 21.524 269 1930 31.129 388 1940

1) Cijfers per 31 december

Bron: Databank Universiteit van Amsterdam, Vakgroep Sociale Geografie, 1988.

56 Tabel 3 Aantal inwoners en woningvoorraad per onderdeel van de gemeente Enschede1) in 1849.

Onderdeel Aantal inwoners2) Woningvoorraad2)

Stad Enschede 3.778 840 Esmarke 3.267 565 Lonneker 1.715 295 Broekheurne 282 50 Rutbeek 118 20 Usselo 836 145 Boekelo 499 86 Gemeente Enschede 10.495 2.001

1) Inclusief gemeente Lonneker 2) Cijfers bij benadering

Bron: Steden en dorpen in Overijssel, 1980.

Tabel 4 Aantal inwoners en woningvoorraad per onderdeel van de gemeente Enschede op 1 mei 1947.

Onderdeel Aantal inwoners Woningvoorraad

Binnenstad Enschede 5.496 1.050(4) Hengelosewijk 8.338 1.922(12) Deurningerwijk 8.823 1.967(15) Oldenzaalsewijk 13.042 2.886(8) Lipperkerkerwijk 11.008 2.375(14) Wijk Hoogeland 12.906 2.938(9) Emmawijk 2.124 451(0) Haaksbergerwij k 17.148 3.843(11) Glanerbrug 7.883 1.500(43) Kern Lonneker 1.478 Kern Boekelo 932 Tuindorp Broekheurne 659 Tuindorp Brugmors 802 Tuindorp Dolphia 1.325 Stedelijk gebied 91.964 Verspreide huizen 9.008 Woonschepen- en woonwagens 43

Gemeente Enschede 101.015 21.73K890)1)

1) (...) = aantal boerderijen en/of tuinderswoningen.

Bron: Uitkomsten van de volks- en beroepstelling van 31 mei 1947.

57 Tabel 5 Aantal inwoners en woningvoorraad per onderdeel van de gemeente Enschede op 1 januari 1988.

Onderdeel Aantal inwoners') Woningvoorraad1*

Kern Enschede en Glanerbrug 135.655 52.492 Buitengebied Enschede en Glanerbrug 3.545 989 Kern Boekelo 2.015 765 Buitengebied Boekelo 886 256 Kern Lonneker 1.631 568 Buitengebied Lonneker - Kern Usselo 479 110 Buitengebied Usselo 479 110

Gemeente Enschede 144.690 55.290

1) De genoemde aantallen zijn gemeentelijke opgaven; ze kunnen daardoor afwijken van de C.B.S.-cijfers.

Bron: Statistieken R.O.I., Aantal inwoners en woningvoorraad per onderdeel van de gemeenten van Overijssel, 1988.

58 Tabel 6 Tussen 1850 en 1940 opgerichte fabrieken en bedrijven in de gemeente Enschede1^

Jaar Naam van bedrij f/instelling Soort fabriek2)

1853 Firma Gerhard Jannink & Zonen W + S 1855 Handelsonderneming Firma I.I. Rozendaal 1856 Firma N.J. Menko W 1856 Firma Getkate en Ter Weele S 1857 Firma Jannink & Ter Kuile W 1857 Uzergieterij "Tubantia" M 1858 Firma Van Heek & Co. W 1859 Firma Gebroeders Van Heek, Schuttersveld W 1859 Firma J. & H. Elderink W 1859 Firma D. Elderink & Zn. W 1859 Gasfabriek 1862 Vervoersdienst Van Gend & Loos 1862 Firma Stroink & Blijdenstein W 1862 Nieuwe fabriek van Van Heek & Co. (Kremersmaten) S 1863 Firma Everwijn Meister W 1864 Firma J.F. Scholten W 1864 Enschedese Katoenspinnerij S 1865 Firma Schut & De Wael W 1866 Firma H.J. Stroink in de firma Ter Kuile & Stroink S 1867 Firma Chr. Janssen & Co. M 1869 Drukkerij N.V. v/h Fa. M.J. v.d. Loeff "Tubantia" 1872 Firma G.B. Sanders & Zn. N.V., Transportwerktuigen- en Machinefabriek M 1874 Firma Sepp & Co. M 1876 Firma Menko & Cohen W 1876 Tattershall & Holdsworth M 1877 Firma B.W. & H. Ter Kuile S 1878 Firma Ter Kuile Cromhoff W 1878 Firma J.Th. Hölscher V 1879 Firma Dalenoord Kunstboter-Fabriek 1879 Firma J. Beukers V + D 1880 Firma Ter Kuile & Morsman S 1884 Enschedesche Melkinrichting N.V. 1885 Firma Weyl & Co. W 1885 Firma Wed. H.W. de Bruyn M 1885 N.V. Katoenmaatschappij 1888 Boekelosche Stoombleekerij 1889 N.V. Stoomwverij Nijverheid 1890 S.J. Menko & Zonen W 1892 Breikatoenfabriek van P.J. Blom 1892 Firma Serphos & Zonen W 1893 Bandfabriek J.A. Scholten 1893 Firma M. van Dam & Zonen W + T 1894 Firma Nico ter Kuile & Zonen W

59 Vervolg tabel 6 Tussen 1850 en 1940 opgerichte fabrieken/instellingen in de gemeente Enschede1)

Jaar Naam van bedrij f/ instelling Soort fabriek2)

1918 Confectiefabriek Hulshof & Nijland 1918 Confectiefabriek Bootsma & Dijks N.V. 1918 Confectiefabriek A.J. Pley 1919 Machinefabriek C.F. Rondhuis 1919 N.V. Lonneker Confectiefabriek G.H. Kayser 1920 Scholten & Van Heek B 1922 N.V. Grolsche Bierbrouwerij 1929 Confectiebedrijf H.J. Boll 1929 F.H. Markerink v/h Overhemdenfabriek R. Bakker 1930 N.V. Confectie-Ateliers "Tubantia" 1930 Confectiebedrijf "De Textielbeurs" N.V. 1932 Confectiebedrijf "Walhof" 1932 Dijks Confectiebedrijf 1933 Confectiefabriek De Kroon van Twente N.V. 1933 Confectiebedrijf G.E. Oosterveld 1935 Bandfabriek Gebr. Hardick N.V. 1935 De Twentsche Elastiekfabriek (Ten Cate) 1936 A.C. ter Kuile, Paardehaarweverij 1936 Textielfabriek Setex W 1936 H. Wissink Textielfabrieken W 1937 Java Textiel-Maatschappij W + S 1937 Robers' Confectiebedrijf 1937 Confectiebedrijf Peco 1937 Confectiebedrijf Endo 1938 Gebroeders Jannink N.V. 1939 Tweede rioolwaterzuiveringsinstallatie 1939 Confectiebedrijf H.J. Hartgers 1939 Confectiefabriek Stema

Legenda bij tabel 6 1) Gemeente Enschede inclusief de in 1934 opgeheven gemeente Lonneker 2) vv= Weverij s = Spinnerij M = Metaal- en machinefabriek C = Chemiefabriek V = Ververij D = Drukkerij T = Tricotage fabriek B = Bandfabriek

Bron: L.A. Stroink, Enschede, 1962.

61 Vervolg tabel 6 Tussen 1850 en 1940 opgerichte fabrieken/instellingen in de gemeente Enschede1^

Jaar Naam van bedrij f/instelling Soort fabriek2)

1894 Firma Stroink & Co. W + S 1895 Enschedesche Bierbrouwerij N.V. 1896 Lonneker Landbouw-Coöperaties 1896 Lonneker Coöperatieve Melkinrichting en Zuiverfabriek 1896 Lonneker Coöp. Landbouwersbank en Handclsver. G.A. 1896 N.V. Katoenspinnerij "Bamshoeve" 1897 "Richtersbleek" van G.J. van Heek 1897 G.J. van Heek & Zonen W + S 1900 Handelmaatschappij Jac. Vromen N.V. 1900 Gemeentelijke electriciteitscentrale 1900 Nieuwe Lonneker Coöp. Melkinr. en Zuivelfabriek 1903 Bouw nieuwe fabriek van Firma S.J. Menko & Zonen 1903 Ramie Union (fabriek van gloeikousjes) 1904 Nieuwe gasfabriek 1904 Enschedesche Handelsvereniging 1906 Confectiefabriek v/h Gebr. Brasz 1908 Confectiefabriek Gebr. Reysoo 1908 Machinefabriek Rörink & Van den Broek 1909 N.V. v/h Van Tijn's Confectiebedrijf 1909 C.J. Clahsen, Chemisch-Technische Produkten 1909 Chemische Fabriek Dr. K.A. Ockinga 1910 Confectiefabriek Gez. Borst N.V. 1910 Beurs voor de handel in bouwmaterialen 191.1 N.V. Spinnerij Oosterveld 1911 Machinefabriek H. Hankamp, Fabriek van Textiel- technische Artikelen 1912 Spinnerij Roombeek van firma N.J. Menko 1913 W.J.M. Baurichter Weverij en Blekerij 1914 Textielfabriek •Holland" W 1914 Confectiebedrijf Van Dijk, Bootsma & Co. 1914 Heijmans & Co., Dekenfabriek 1915 Eerste Waterzuiveringsinstallatie 1915 Handelsonderneming Twentsche Textiel-Maatschappij "Tetem" 1915 Firma Hardick & Seckel (Haardoekvoering) 1916 Confectiefabriek Twente N.V. 1916 Textielfabriek "Bato" W 1916 Firma E.J. ter Riet (weverij van haardoek) 1916 Confectiefabriek ter Balkt & Schutte 1917 Chr. P. Hintzbergen & Co M 1918 Koninklijke Nederlandsche Zoutindustrie-Boekelo C 1918 Wisselink's Textielfabrieken N.V. W 1918 K.H. Robers N.V. W 1918 Enschedesche Confectiefabriek v/h Voortman

60 Kaart 1

DE LIGGING VAN DE GEMEENTE IN TWENTE

i \ f >.

N

'v...

X3km

Grenzen van Twente Gemeentegrenzen

Bron: Atlas van Nederland, deel 1, 1984.

62 Kaart 2

BODEMGESTELDHEID EN GEOLOGIE

4km

Enkeerdgronden met een 30 tot 50 cm dik cultuurdek Kleine, geïsoleerde dekzandkop met een tenminste 30 cm dik cultuurdek Schrale zandgronden (veldpodzolgronden) Verschillende soorten beekdalafzettingen, voornamelijk beekeerdgronden Keileem en andere pleistocene kleigronden Keileemlaag onder jongere afzettingen, beginnend tussen 40 en 120 cm Veengronden ii Stuwwal rrn Smeltwatergeul Bebouwde kom

Bron: Bodemkaart van Nederland, 1985.

63 Kaart 3

MARKEN

MARKE LONNEKER

MARKE GROOT DRIE.NE Lonneker

ESCHMARKE

0 1 4km

Gemeentegrens op 1 januari 1989 Markegrens Beek Kerkdorp Stad

Bron: Geschiedkundige Atlas van Nederland, 1924; en Jaarboek Twente 1965.

64 Kaart 4

INFRASTRUCTUUR

Twentekanaal (Zutphen-Enschede) met de oorspronkelijke haven Straatweg in 1850 Grind-, macadam-, puin- en/of schulpweg in 1850 Belangrijkste tussen 1850 en 1935 verharde/aangelegde wegen Spoorlijn aangelegd door de staat Spoorlijn aangelegd door de Geldersen-Overijsselsche Locaalspoor weg-Maatschappij Spoorlijn aangelegd door de Locaalspoorwegmaatschappij Enschede-Oldenzaal Grotendeels verdwenen spoorlijn van de Ahaus-Enscheder Eisenbahn-Gesellschaft Vliegveld Twente Bebouwde kom in 1984

Bron: Topografische kaarten van omstreeks 1850, 1935 en 1972.

65 Kaart 5

GEMEENTE ENSCHEDE OMSTREEKS 1865

.18(56.

Bron: Gemeente-atlas van Nederland, 1971.

66 Kaart 6

GEMEENTE LONNEKER OMSTREEKS 1865

1R6G USJ9 BirnJrrs S!OO Jun-oners.

Bron: Gemeente-atlas van Nederland, 1971.

67 Kaart 7

GEMEENTE ENSCHEDE OMSTREEKS 1972

Bron: Topografische kaart van Nederland, 1974

68 Kaart 8

TEXTIELINDUSTRIETERREINEN, VOLKSPARKEN EN WONINGWETCOMPLEXEN VAN "DE VOLKSWONING" IN 1933

5 \ i •*&

m^| Terreinen van de textielindustrie en de direct daarmee verbonden bedrijven. A t/m F Volksparken: A) het Volkspark, B) B.G.J. van Heekpark, C) Van Lochemspark, D) Ledeboerpark, E) Blijdensteinpark, F) Wooldrikspark. 1 t/m 7 Woningwetcomplexen van "De Volkswoning": 1) Roomweg, 2) Kuipersdijk, 3) Goolkatenweg, 4) Pluimstraat, 5) Hengelosestraat, 6) Wooldriksweg, 7) Pathmos.

Bron: Nijhof, P, 1978, p. 112

69