Teksten Bij De Tegels Van De Walk of History, Langestraat Alkmaar 2016
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Teksten bij de tegels van de Walk of History, Langestraat Alkmaar 2016 --CONCEPT3-- Copyright: Leen Spaans/Historische Vereniging Alkmaar Tekst: Leen Spaans Research: Bert Muis en Leen Spaans 1. De geboorte van Alkmaar De zandrug, waarop Alkmaar is gebouwd, is een vroege duinrug van ongeveer 4000 jaar oud. Niet dat er in 3000 voor Christus al mensen woonden in deze streek. De vroegste vondsten in onze stad van menselijke bewoning stammen uit de Bronstijd (2100-800 v.Chr). Aan de oostkant van de Grote kerk ontstond rond 900 de eerste nederzetting, Allecmere genoemd, die uiteindelijk zou uitgroeien tot de middeleeuwse stad Alkmaar. De grote archeologische opgraving van 2010 op de Paardenmarkt bracht tal van laatmiddeleeuwse graven aan het licht, vooral van de strijd tegen de Spanjaarden in 1573. Men vermoedt, dat er enkele tientallen gesneuvelde geuzen werden begraven. Op de Paardenmarkt zijn de vondsten aangegeven met een speciale steensoort. Borden met uitleg en foto’s vertellen het verhaal van dit bijzondere historierijke plein. Ook een graf uit de IJzertijd werd er ontdekt, van kort voor of na het begin van de jaartelling. In het stuifzand was het silhouet te zien van een op zijn zij gelegen persoon, met opgetrokken knieën. Bekend is, dat mensen in de IJzertijd zo begraven werden. De nederzetting ontwikkelde zich aan de oostkant van een landinwaarts gelegen duinrug, achter de kerkterp, waarop de voorlopers van de Grote Kerk werden gebouwd. Wellicht in dubbel opzicht het meest veilige plekje van de nabije omgeving: net wat hoger en dan ook nog naast een vroom bedehuis. Van hieruit liepen oude zandwegen over de zandwallen naar de volgende nederzettingen: Heiloo in het zuiden, St. Pancras en Oudorp naar het noordoosten. Naar het westen waren jongere duinen , het strand en uiteindelijk de zee, die regelmatig voor gevaar zorgde met vloedgolven tot diep in het land. Naar het oosten was een moerassig gebied met veel water, dat uiteindelijk uitkwam op de Zuiderzee. De mooiste archeologische vondsten zijn te zien in het Stadskantoor in een grote vitrinekast. De archeologen van de stad hebben hun kantoor en werkplaats op de Bergerweg 1. 2. Alkmaar is een stad! Dat betekende wat in de middeleeuwen! Als je je stad mocht noemen. Dan kon je een beetje je eigen baas zijn, geld verdienen aan de handelaars die de stad in wilden, een eigen rechtbank inrichten. En nog veel meer. Het staat allemaal te lezen in de Stadsrechten, die Alkmaar in 1254 kreeg van Graaf Willem II van Holland. Er bestaat nog een kopie uit 1325 met 71 artikelen maar liefst waarin precies is beschreven wat de stad zelf mocht doen en wanneer de graaf nog de baas was. Dat grote voorrecht kreeg de stad niet zo maar. Een zware delegatie moest er voor naar Leiden, waarvandaan de graaf Holland bestuurde. En het kostte de Alkmaarders ook veel geld. Maar de bloei van onze stad begon er mee. Graaf Willem had er ook belang bij. Alkmaar was nog maar klein, maar lag op een strategische plek, waar je de veenrivier De Rekere kon oversteken. De burgers van de stad moesten goed bewapend de noordgrens van zijn graafschap Holland kunnen verdedigen. Want aan de andere kant van de grens had je die lui van Hoorn en omgeving, de woeste Westfriezen, die Alkmaar en de omringende dorpen menigmaal kwamen plunderen. Dat moest maar ’s afgelopen zijn. Willem bouwde ter bescherming drie kastelen bij de stad, De Torenburg, de Middelburg en de Nieuwburg. Zijn soldaten moesten samen met de weerbare dappere Alkmaarders voortaan voor veiligheid en vrede zorgen. 3. Floris V, voorspoed en moord en doodslag Ook de zoon van graaf Willem II, Floris V, had veel te stellen met de Westfriezen. Floris was evenals zijn vader Willem zeer gezien in onze stad en streek. Niet alleen maakten zij echt werk van de verdediging tegen de plunderende Westfriezen. Willem II begon met de bouw van de dwangburchten rond de stad en Floris V versterkte die en bouwde er nog een aantal bij. Maar ook maakten zij werk van de strijd tegen het water. Dijken werden aangelegd, sluizen gebouwd. Het ging de boeren daardoor voor de wind met steeds betere oogsten. Alkmaar kon zich profileren als marktstad voor de boerenhandel. En verdiende goed. Als we de Westfriezen maar onder de duim hielden. Maar toen Floris V laf werd vermoord in 1296 bij Muiden door concurrerende edelen, wegens een internationale kwestie met Engeland en Frankrijk, zagen de plunderaars weer hun kans schoon. Op 27 maart 1297 trekken zij op tegen Alkmaar en legeren zich bij de Vronermeer. Jan van Renesse leidt het leger van de graaf en de Alkmaarders. Bij de slag bij het dorp Vrone vinden 3000 Westfriezen de dood of worden voor hun leven verminkt. Althans, dat zeggen sommige bronnen. Archeologische vondsten wijzen op veel minder soldaten, enkele tientallen. Hoe dan ook, na deze bloedige slag is het verzet van de Westfriezen definitief gebroken. De dwangburchten met de soldaten van de graaf houden de Westfriezen voortaan in bedwang. In de Grote Kerk wordt nog de grafsteen bewaard (van kort na het leven van Floris V, geplaatst op een latere tombe uit de 16e eeuw) waaronder de potten met de ingewanden van Floris V lange tijd waren begraven. Als eerbetoon aan een zeer geliefde vorst. De hazewindhonden van Floris V weken zelfs niet van zijn Alkmaarse graf, vertelt de legende. 4. Over de kloosters van Alkmaar Alkmaar telde in de middeleeuwen maar liefst zes kloosters. In de eerste eeuwen van zijn bestaan had het Benedictijner klooster van Egmond veel invloed op het geestelijk leven in de nederzetting Alkmaar. De Alkmaarse boeren bewerkten de landbouwgronden van het klooster. Maar toen Alkmaar stadsrechten kreeg in 1254 kregen de bewoners ook te maken met andere monniken en nonnen. Eerst kwamen er de bedelmonniken van Franciscus en Clara, de Franciscanen en de Clarissen. De bedelmonniken waren niet bijster populair in de stad. Ze deden weinig anders dan prediken en bedelen. Wie minder streng dan een monnik of non wilde leven werd begijn. Dat wilden er velen in de stad, want er ontstonden vier begijnenkloosters. Op een oude kaart van Jacob van Deventer uit 1562 is te zien waar de kloosters lagen: dicht bij de Grote kerk en langs de Nieuwe Sloot. Het Middelhof of Sint-Salvator-begijnenklooster bijvoorbeeld lag ongeveer op de plek van het Canadaplein nu. Het huisvestte tevens het stadsziekenhuis: Sint Elisabethgasthuis of Vrouwengasthuis. Het bekendste ziekenhuis in het middeleeuwse Alkmaar was het Heilige Geestgasthuis. Sinds 1573 kennen we het als De Waag. Het vrome Alkmaarse leven kreeg in de middeleeuwen nog een heus wonder aangereikt, het Heilig Bloedwonder, dat veel bedevaartgangers naar de stad trok. Daar hadden de Alkmaarders minder moeite mee. Het bloedwonder wordt tot op de huidige dag verhaald op de muurschilderingen in de St. Laurentiuskerk aan het Verdronkenoord. Het vertelt het verhaal van een jonge priester in 1429, die eerst soldaat was, maar dat bij zijn priesterwijding liever niet onthulde. Daar kreeg hij spijt van, toen hij later merkte, dat enkele druppels gemorste wijn maar niet uit zijn priestermantel wilden verdwijnen. Zelfs het uitgeknipte stukje stof liet zich niet verbranden: de wijndruppels, bloeddruppels van Christus geloofde men, bleven zichtbaar. Het stukje stof raakte weg. Maar jaren later werd het terug gevonden door toedoen van een Zeeuwse schipper, die in nood verkerend Maria om hulp vroeg. Hij kreeg de opdracht, in ruil, voor zijn redding, om in Alkmaar de bloeddruppels terug te vinden, wat hem lukte. En Alkmaar op gezag van de bisschop van Utrecht een ‘eigen’ wonder opleverde. Het teruggevonden stukje stof was voortaan een heilig relikwie. 5. De Grote Kerk is groots! Wij vinden onze Grote Kerk nog steeds een enorm gebouw in onze stad. We zijn er zuinig op. Ons mooiste monument. Maar hoe onvoorstelbaar groot moet het niet hebben geleken voor onze voorouders, die de bouw aandurfden. Dat duurde 50 jaar, een mensenleven in die tijd, van 1470 tot 1520. Alkmaar was een veel kleinere stad. Er woonden niet meer dan 4000 mensen in meestal kleine, lage huizen. Wat een prestatie. Voor onze vroegere stadgenoten moet het het grootste gebouw zijn geweest dat ze in hun leven zagen. Op die plek stonden al eerder kerken. Al in 1063 vermelden de bronnen een Capella Alcmere, een kapel dus. In 1116 wordt deze kapel naar de heilige Laurentius vernoemd. Als die te klein wordt bouwt men er net zo’n kerk tegenaan. Die dubbelkerk wordt vernoemd naar de heiligen Laurentius en Matthias, de schutspatronen van de stad. Als in 1468 een kerktoren instort besluit men een nieuwe, fors grotere kerk te gaan bouwen. In de stijl van de Brabantse gotiek. De beroemde bouwmeester Keldermans komt er voor uit Mechelen. Van een nieuwe toren is het niet meer gekomen, hoewel men dat wel van plan was, laat een oud schilderij in de kerk nog zien. Was het geld op? Vertrouwde men de zachte bodem niet? Na 1572 gaat de als Rooms-katholiek gebouwde kerk verder als Hervormde Kerk, zoals op veel plaatsen in ons land gebeurde na de Reformatie. De eerste hervormde predikant was Jan Arentsz, naar wie een scholengemeenschap in de stad is vernoemd. Grote restauraties in de twintigste eeuw hebben er voor gezorgd, dat de kerk nu zo’n mooi monument is. Want er is geen kerkelijke gemeente meer aan verbonden. Het gebouw is de ‘huiskamer van de stad’, voor de hele bevolking bij concerten, tentoonstellingen, beurzen en feesten. 6. Opstandig Alkmaar in de 15e eeuw Tot twee keer toe belandt Alkmaar in de roerige 15 eeuw in groot conflict met zijn vorst en beide keren loopt het slecht af. Het is de tijd, dat de strijd wordt uitgevochten tussen de steeds machtiger wordende steden en de edelen.