VNK Bibliografie 2004
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Bibliografie 2004 Beeldende kunst 1850-heden Inleiding bij Sophie van Steenderen, Beeldende kunst 1850-heden. Publicaties van Nederlandse kunsthistorici van 1998-2003 , VNK-bibliografie 2004 Jan van Adrichem 1 De bibliografie die de VNK jaarlijks uitbrengt over een specifiek deelgebied van de tekstproductie van Nederlandse kunsthistorici heeft in 2005 betrekking op het tijdvak 1850 - 2000. De VNK-editie 2005 bundelt de kunsthistorische oogst uit een periode van zes jaar - van 1998 tot en met 2003. Resultaat: de omvangrijkste bibliografie die de VNK tot nog toe maakte. Er zijn 3353 titels in vervat van zo´n 2000 auteurs. Wat zegt dat over de stand van het onderzoek en de tekstproductie in kunsthistorisch Nederland? Bewijst de omvang dat het goed gaat? En –nu we deze biografie toch ten doop houden in het SMCS- wat is bijvoorbeeld het aandeel van de musea van moderne kunst bij deze productie? De vragen zijn concreet genoeg, maar toch moet worden vastgesteld dat het niet eenvoudig is uit de besproken onderwerpen -gerubriceerd over niet minder dan 24 categorieën- iets algemeens te concluderen, dat niet tegelijk een enorme platitude is. Want het beschouwen van besprekingen van Jongkinds proto-impressionisme, of Alma Tadema´s historieschilderkunst, in relatie tot teksten over het video- en filmwerk van bijvoorbeeld Julika Rudelius of Jeroen de Rijke/Willem de Rooij maakt het probleem direct inzichtelijk: dat is een hachelijke onderneming omdat de pluriformiteit van de kunst binnen de afgelopen 150 jaar zo groot is dat het onbegonnen werk lijkt. En zo´n taak heb ik nu op mij genomen. Laat ik om te beginnen iets zeggen over de vermoedelijke oorzaken van de indrukwekkende omvang van deze bibliografie. Die liggen in eerste instantie bij samensteller Sophie van Steenderen, die een mastodontische hoeveelheid hoeveelheid materiaal door haar handen heeft laten gaan, bekeken en gerubriceerd. Maar de rijkdom is waarschijnlijk ook het gevolg van twee andere factoren: de jaarlijks groeiende omvang van de totale Nederlandse tekstproductie op het gebied van de beeldende kunst, en de specifieke periode die hier bewerkt is en die –als gezegd, en niet zonder gevolgen voor het totale corpus aan tekst dat hier gepresenteerd wordt- ook het heden en de actualiteit omvat. Wat die actualiteit betreft: presentaties van eigentijdse kunst en actuele tentoonstellingen over kunst trekken –juist door de ´nieuwheidswaarde´ de aandacht, zodat er met een zekere graagte, en daardoor relatief veel, en in verschillende kwaliteitsniveau´s en richting, over wordt gedacht en geschreven. Waarna soms reacties en repliek volgen vanuit opnieuw uiteenlopende invalshoeken. Wie die veelvoudige reflectie op de actuele kunst- en tentoonstellingspraktijk bekijkt, ziet dat het vakgebied van de kunsthistoricus is ingebed in een veel breder veld van publicerende disciplines: van kunstenaars en kunsttheoretici, journalisten en critici, tot kunstsociologen en politici, waarbij de interdisciplinaire betrekkingen tussen deze verschillende partijen zelf weer allerlei gevolgen voor aard en omvang van de gepubliceerde teksten hebben – die vervolgens reacties opleveren die niet zelden weer hun neerslag hebben gekregen in deze bibliografie. En toch ook weer niet. Zo heeft Van Steenderen recensies uit dag- en weekbladen alleen opgenomen als ze niet zozeer signalerend en beschrijvend, maar vooral beschouwend van aard zijn. Voorzover krantenartikelen in de bibliografie opduiken, zijn ze verwerkt omdat ze van een gedegen, reflectieve kwaliteit zijn. Dat betekent dus dat allerlei dagbladkritiek zelfs nog buiten het bestek van dit omvangrijke corpus is gebleven. Maar ook met het door Van Steenderen gevoerde ´restrictieve toelatingsbeleid´ tegenover de dag- en weekbladen en haar selectie, gericht op een zekere reflectie en bezonkenheid, wordt in de bibliografie duidelijk dat kennelijk vooral ´de schok van het nieuwe´ in de kunst stimuleert tot reactie en stellingname – meer dan de kunst die al wat Door Sophie van Steenderen 1 van 212 Bibliografie 2004 Beeldende kunst 1850-heden ouder en meer ingebed is. De effecten van die behoefte tot signaleren en becommentariëren in woord en geschrift van dat wat actueel is, zijn vooral terug te vinden bij de zeer omvangrijke categorie ´Monografieën´, waar veel berichtgeving over jong, aanstormend talent gerubriceerd is. En die blijkt bij nader inzien de kwaliteit van de wat vluchtige dagbladjournalistiek toch ook weer niet zo heel erg te ontlopen. Naast de veelheid aan teksten is nog iets anders vast te stellen. De VNK-bibliografie over de jaren 1850-2000 omvat nogal wat artikelen die de bedoeling hebben een algemeen publiek op tegemoetkomende wijze te informeren. Hoe sympathiek ook, in kunsthistorisch opzicht vernieuwende of grensverleggende kost is dat meestal niet. Nieuwe inzichten verschaffende studies of artikelen -met helder omschreven onderzoekvragen, methodisch- kritisch goed doordacht en met een duidelijke verantwoording van de gevolgde aanpak om de betreffende vragen tot oplossing te brengen- zijn, zeker wat betreft de actuele kunst, verhoudingsgewijs nogal zeldzaam. Ze zijn aan te treffen in de proefschriften, sommige catalogusbijdragen en in de misschien wat taaiere kunsthistorische periodieken die van deze VNK-bibliografie de harde kern uitmaken, maar die vaak ook wat meer afstand van de actualiteit en de daar gevoerde debatten hebben. En natuurlijk bevat de VNK-lijst van 2005, wat dat soort gedegenheid betreft, de standaardwerken die -als tegenwicht tot de wat lichtere kost- tot in lengte van dagen hun nut zullen bewijzen – denk aan Joop Joostens en Robert Welsh´s tweedelige Piet Mondrian Catalogue Raissonné uit 1998. Er zijn dus, ondanks de selectie, teksten en publicaties van allerlei niveau en intentie opgenomen. Er zijn dissertaties, oeuvre- en bestandscatalogi, monografische studies en bronnenpublicaties, publicaties over theorievorming (Lieske Tibbe´s Vier kunstdebatten omstreeks 1900: meningen over kunst en samenleving van Herman Gorter, Henriëtte en Richard Roland Holst, Herman Heijermans, Jan Toorop, Theo van Doesburg, Piet Mondriaan en anderen uit 2000), teksten over de Nederlandse kunstproductie, de Nederlandse kunstliteratuur en het Nederlands museumwezen, maar ook lichtere kost als de informatie in voorlichtende bladen als Vitrine , Items , Tableau en Kunstbeeld . En dan heb ik de productie in vakbladen als Kunstschrift , Jong Holland en De Witte Raaf , museumbulletins als die van het Van Gogh, het Rijksmuseum en het Stedelijk, of de periodieken van de Boekmanstichting, het Ministerie van VROM (over het Rijksopdrachtenbeleid en de resultaten daarvan voor de kunst in de openbare ruimte) en het RKD evenmin genoemd als de auteurs die met artikelen figureren in tentoonstellingscatalogi van kunstcentra, musea en kunsthallen en die hun namen ook zullen terugvinden in de VNK- bibliografie 2005. Het totaal is, zo is duidelijk, van een verbluffende veelvoud en zeer gevarieerd naar zowel inhoud, vorm als kwaliteit. De variatie van de in de bibliografie vervatte publicaties, en de diversiteit aan besproken onderwerpen, is op zich niet verwonderlijk, zeker voor wie bedenkt dat zich in de laatste veertig jaar allerlei nieuwe vormen van kunst hebben aangediend, waarop natuurlijk de nodige reflectie is ontstaan. Voeg daarbij de toegenomen aandacht voor de relaties en verbanden tussen de beeldende kunsten onderling, en tussen de kunsten en allerlei culturele, maatschappelijke en politieke velden –waar kunstenaars zich enerzijds meer op zijn gaan richten, of waar anderzijds de kunst vanuit andere disciplines mee geconfronteerd wordt- en het is duidelijk waarom de categorisering naar de aard van de zaak uitgebreider en ingewikkelder is dan bij die van de beeldende kunst uit vroegere tijdvakken. Om de teksten over de beeldende kunst uit de jaren 1850-2000 thematisch te ordenen, is in deze VNK- bibliografie dan ook gebruik gemaakt van categorieën die nadrukkelijk verschillen van die van bibliografische lijsten over andere kunsthistorische perioden. Het tekstmateriaal is ingedeeld op zulke categorieën als ´conceptuele kunst´, ´film- en videokunst´, ´kunst en nieuwe media´, ´performances en installaties´ en ´woord en beeld´ - die om voor zich sprekende redenen niet voorkomen bij VNK-bibliogrfieën over eerdere perioden. Door Sophie van Steenderen 2 van 212 Bibliografie 2004 Beeldende kunst 1850-heden 2. Waartoe dient zo´n omvangrijke, gevarieerde lijst, die tegelijk maar beperkt praktisch bruikbaar is? De lijst geeft uitdrukkelijk niet de totale kunsthistorische tekstproductie van Nederland in de jaren 1998-2003, en is dus niet op te vatten als een op nationaal niveau evalueerbare stand van zaken op kunsthistorisch gebied. De bibliografie biedt evenmin de mogelijkheid om binnen de periode 1850-2000 overzicht te verkrijgen over alles wat er internationaal verschenen is over één bepaald onderwerp. Daarvoor is de lijst enerzijds thematisch te veelzijdig, en anderzijds geografisch te beperkt tot (de reflectie in) Nederland. Zelfs Vlaanderen –deel van de Nederlandse taalunie- valt buiten de boot. Zodat een blad als De Witte Raaf –dat de afgelopen jaren binnen het Nederlands taalgebied veel heeft bijgedragen aan een verbetering van het niveau van reflectie en theorievorming over eigentijdse kunst in brede zin- is bewerkt voorzover er Nederlandse auteurs (Jeroen Boomgaard, Sven Lütticken en Camiel van Winkel) of in Nederland werkzame kunsthistorici in hebben geschreven. Wie dus over een specifiek onderwerp binnen de moderne en eigentijdse kunst ´the state