Afb. 2a. Toekomstige stroomonthoofding. (Naar W.M. Afb. 2b. De stroomonthoofding heeft plaats gevonden. Davis). (Naar W.M. Davis).

stadje op een hoogte ligt van 1070 meter. De naar het stromende riviertjes, die dus vrijwel recht naar het noor• noorden stromende Inn komt echter na dezelfde afstand den lopen, maken onderweg plotseling rechtsomkeert en aan in het Meer van Silvaplana, dat op een hoogte ligt van vallen over watervallen en stroomversnellingen in het diep 1794 meter. uitgeslepen dal van de Bregaglia. Deze riviertjes behoorden tot voor kort nog tot het bovenstroomse deel van de Hieruit blijkt wel dat de Bregaglia, door het zeer grote Inn. Naar verwachting zal de Bregaglia nog een belangrijk hoogteverschil, over een enorm veel grotere erosiekracht gedeelte van het stroomgebied van de Inn in het Boven- beschikt dan de Inn. Deze rivieronthoofding komt tot Engadindal kapen. Dan zal dit gebied toebehoren tot het uiting in de merkwaardige loop van vele riviertjes in het stroomgebied van de Po en van dat van de Donau worden Maloja-gebied. Een aantal evenwijdig naar de Forno afgenomen.

Het Binntal door W.J. Lustenhouwer

Het Binntal, het "Mekka" voor liefhebbers van Alpen• vrij begrijpelijk. Toch hoop ik dat dit artikel en de kleuren• mineralen, ligt aan de oude Romeinse weg van Italië naar foto's van de gevonden mineralen het tegendeel kunnen het boven-Rhönedal, ongeveer halverwege Simplonpas en aantonen. In dit artikel zullen de verertsingen in de Nufenenpas. Hier en daar is het 2000 jaar oude plaveisel dolomiet van Lengenbach en soortgelijke vindplaatsen nog waarneembaar en uit de vele archeologische vondsten buiten beschouwing worden gelaten. Omdat de kansen om mag worden afgeleid, dat niet de huidige Simplonpas doch iets te vinden én iets gaaf thuis te krijgen best wel groot de voor zwaar beladen legionairs en hun paarden of zijn, mits men behoorlijk voorbereid is, wordt hieraan in muildieren veel beter begaanbare Albrunpas destijds de dit Gea-nummer een afzonderlijk artikel gewijd. Wanneer belangrijkste verbinding was tussen het Ossola-gebied en overigens "" of "Binntal" wordt gebruikt als vind• het Rhönedal. plaatsaanduiding, dan worden alle grotere en kleinere Tevens blijkt uit diverse vondsten van bewoningssporen zijdalen inbegrepen, die op de Binna afwateren. (De naam dat het Binntal al ver vóór onze jaartelling bewoond was, "Binnatal" wordt ter plaatse niet gebruikt, in oudere terwijl een afgebroken bronzen dolk in een kwartsader en beschrijvingen vindt men ook wel "Binnenthal"). een leren emmertje met bergkristalpunten, dat onder een De plaatselijke "Strahler" en mineralenhandelaars hebben fundament van ca. 500 voor Christus begraven lag, een een nog wat ruimer begrip voor "Region Binntal": ook indruk kunnen geven hoelang in deze streek al naar het aangrenzende gebied in Valle Dévero in Italië, waar mineralen wordt gezocht! gelijksoortige gesteenten voorkomen en de mineralen soms Het mag dus geen wonder heten dat enthousiaste doch nog minder zeldzaam zijn dan in het Binntal, wordt erbij slecht voorbereide vakantiegangers, die ook wel even een gerekend. graantje van de legendarische mineraalrijkdom willen meepikken, vaak wat ontgoocheld thuiskomen en desge• vraagd als commentaar geven dat ook in Binn alles is afgestroopt en dat er dus niets meer te vinden is. Geologie Alleen de storthoop van de Lengenbach-groeve leek veelbelovend, maar daar is de concurrentie groot en dus de Alvorens te beginnen met het beschrijven van een aantal spoeling meestal vrij dun. mineraal-vindplaatsen is het van groot belang om even stil Als je over de lagere hellingen loopt met beroemde namen te staan bij de geologische opbouw van het Binntal, omdat als Binneltini en Larcheltini en je ziet dat letterlijk elk deze direkt verband houdt met de zo verschillende mine- stukje kwarts aan scherven is geslagen, dan is deze indruk raal-parageneses die in de verschillende zones zijn gevon-

36 Gea, vol. 17, nr. 1 den (zie kaart). III. de gesteenten van het Monte Leone-dekblad. De grens Het dal kan van noord naar zuid in de volgende zones tussen 11 en 111 wordt ruwweg door het Saflischtal-Binntal- worden onderverdeeld: Turbwasser gevormd en vanaf deze grens naar het zuiden kunnen in het Monte Leone-dekblad de volgende gesteen• I. de smalle, meest westelijke uitloper van het autochtone ten worden onderscheiden: Gotthardmassief, bestaande uit paragneizen met bijbeho• rende sedimentbedekking ("Urseren Mulde" uit Permo- A. zone van compacte tot suikerkorrelige dolomiet in carboon en Jura); diktes tot enige honderden meters; II. een brede zone Penninische Bündnerschiefer: meest B. soms grofkorrelige, donkere hoornblendegneizen (Ofen- kalkrijke sedimenten afgewisseld met kwarts- of leemrijke- horn, Binn-Giessen), hoofdzakelijk echter bruine, fijnkor• re zones; relige, biotietrijke paragneizen (Gorb-Kohler Graben- Bochtenhorn); C. lichtgekleurde orthogneizen (Schinhörner, Stockhom, Geologische kaart van het Binntal met vele van de in de Wannenhorn-Kriegalptal); tekst genoemde topografische punten. Onder het op de D. ofioliet-complex van Geisspfad. kaart aangegeven prof iel tussen Fiesch en Goglio. De top Verder zuidelijk (Kriegalptal, Alpe Dévero) worden de van de berg is de Cherbadung. gesteenten van het Monte Leone-dekblad ongeveer in

37 omgekeerde volgorde ontsloten (zie profiel Fiesch-Giessen het vaak voor dat duidelijk twee afzonderlijke, al of niet Cherbadung-Goglio). over elkaar heengegroeide kwartsfases aanwezig zijn. Bij Overigens zijn in het westen, als toppen van enige bergen overgroeiing van Tessiner kwarts ontstaat dan scepter- en (o.a. Hillenhorn), nog resten aanwezig van een hoger vensterkwarts terwijl de ribben van niet-overgroeide dekblad: het Berisal-dekblad, terwijl aan de zuid- en eerste-fasekristallen meestal duidelijk geetst zijn. De oostrand van het gebied hier en daar gesteenten van de flui'de-fase-insluitsels in de oorspronkelijke kwarts bevat- Lebendun-serie (Permo-carboon) zijn ontsloten. ten meestal naast water, vloeibare en gasvormige kooldiox- ide; in de laatste kwartsfase is alleen water en waterdamp aanwezig. Dit duidt op een relatief snelle drukverlaging, die de snelle groei van een tweede kwartsfase kan hebben I. Gotthardmassief en sedimentbedekking veroorzaakt. Toermalijn, afkomstig van de Holzerspitz, is afgebeeld op In deze zone komen o.a. voor: kleurenfoto K. kwarts, albiet, calciet, muscoviet, chloriet, hematiet en Als gesteentevormende mineralen zijn hier en daar stenge- brookiet bij Binnackern/Wasen; lige, groenige, soms bruin verweerde aggregaten van zoi'siet Tessiner kwarts en sideriet op de zuidelijke oever van de te vinden (Saflischpas/Bettlihorn, Binner Galen). Wat Binna; zeldzamer zijn stengelige kyaniet-aggregaten, meestal in Binnastollen (1953) ("stollen" = smalle tunnel voor kwarts ingesloten(Turbhorn, Egger Ofen). Het meest transport van water van stuwen naar lager gelegen verza- opvallende gesteentevormende mineraal in deze schisten is melbekkens of centrales): onverweerde kristalgroepen van granaat. Vooral in aluminiumrijke zones kan het gesteente calciet, sideriet, dolomiet, kwarts met veel chloriet, albiet tot voor ongeveer de helft uit idiomorfe, echter meestal met periklien-habitus, donkerbruine toermalijn die moei- nogal gebarsten, bruine granaat-rhombendodekaeders lijk van de samen ermee voorkomende rutiel te onder• bestaan (calcium-houdende almandien). Veelal zijn naast scheiden is (beide met goed ontwikkelde eindvlakken), granaat ook donkergrijze, kortprismatische, wat afgeplatte rutiel soms ook als sageniet, groene muskoviet. Vaak chloritoid-kristallen waarneembaar met een opvallende, pyriet als kubussen en kleine, ronde aggregaten; zeldzamer parelmoerachtige glans op de splijtvlakken. In het uiterste kleine, donkere sfaleriet, korrelige galeniet en rozetvormi- zuidoosten van het Binntal, bij Ochsenfeld, zijn door ge pyrrhotien-groepjes. hogere druk en temperatuur tijdens de metamorfose in In de Muhlebach-insnijding ten oosten van is tot plaats van chloritoid stauroliet en kyaniet gevormd. 20 cm lange scepterkwarts gevonden, waarvan de tweede Bij het boren van een toegangstunnel naar het nieuwe, veel generatie uit relatief sterk gekleurde amethyst bestaat! lagere vloerniveau van de groeve Lengenbach zijn in de Bij Ausserbinn is enige jaren geleden in de buurt van de schisten direkt ten noorden daarvan diverse kleine kluften Bundnerschiefer een kluft gevonden, waarin lichtblauwe gevonden waarin in calciet en muscoviet ingesloten soms tot 8 mm lange berylnaaldjes voorkwamen. Tevens heeft zeer dunne, messingkleurige, zeshoekige smythiet- men in deze omgeving in dolomietgesteente kristallen (FegSi -|-)plaatjes zijn ontdekt. gevonden van borniet, tetraedriet en draadvormig gede- In de Figgerschen-schlucht vond strahler Toni Imhof gen zilver. behalve rutielnaalden (tot ca. 5 cm) ook sterk omgezette pyriet met elementaire zwavel!

II. Mesozoi'sche Bundnerschiefer III. Monte Leonedekblad Meestal vrij grote kwartskristallen met overgangsvormen tot uitgesproken Tessiner (vroeger Binntal-)habitus komen A. Dolomiet: zie het artikel over Lengenbach in dit voor. Kwarts wordt doorgaans begeleid door muscoviet en nummer. calciet, soms ook door rutiel, albiet (periklien) en pyriet. Grote kristallen (tot 40 cm lang) zijn bekend van de B. Paragneizen Turbhorn en de oostelijk daarvan gelegen Strahlgrat. Erg Deze biotietrijke gesteenten worden langs kluftranden veel is nog te vinden in het Feldbachtal, zij het met vaak zeer sterk omgezet en uitgeloogd, waarbij vooral meestal wat kleinere kwartskristallen. Hier komen kort• biotiet geheel verdwijnt. Deze wordt dan de leverancier prismatische rutielkristallen voor die meestal sterk ver- voor de elementen titaan en ijzer, die in de Larcheltini/ tweelingd zijn tot z.g. knietweelingen of zelfs cyclische Binneltini-zone en de daarboven gelegen vindplaatsen tweelingen (tweelingen naar (011)). Vgl. kleurenfoto L. (Gorb, Mischibach, Spissen, Rigi, Vordere en Hintere Ook naaldvormige rutiel, soms door herhaalde tweeling- Kohlergraben) weer zijn afgezet in de kluften als anataas, vorming (vlg. (011) en (031)) tot netwerken van sageniet rutiel (kleurenfoto L), hematiet en magnetiet (kleuren• vergroeid, kan hier nog regelmatig worden gevonden, vgl. foto N), soms gedeeltelijk als pseudomorfose naar ilmeniet. kleurenfoto C. Veelal zijn de sageniet-netten geheel Het zijn deze vier mineralen die hier rond de eeuwwisse- ingesloten in ankeriet; daar deze meestal geheel of gedeel• ling als verscheidene centimeters grote kristallen zijn telijk is omgezet in limoniet, kan de sageniet vaak eenvou- gevonden en waaraan het Binntal een groot deel van zijn dig worden uitgeprepareerd. roem heeft te danken. Hoewel zulke grote kristallen al In een donkere band van glimmer-kwarts-granaat-schist lang niet meer gevonden zijn, komen toch nog steeds van 1,5 a 2 m dik in licht gekleurde Bundnerschiefer in de stukken met vooral anataas tot rond 5 mm tevoorschijn. NW-flank van de Gandhorn-Holzerspitz worden in kwarts- (Vergelijk kleurenfoto 6 in Gea jg. 15 nr. 1 (1982)). lenzen kleine, matig tot vrij goed gevormde spessartien- De eerste zone van dit gebied heet Gorb, naar een alphutje kristalletjes gevonden. Meestal zijn ze bedekt met zwarte, direkt oostelijk van de bovenloop van de Lengenbach. Van fijnkorrelige mangaanoxyden; de granaten zelf zijn echter hier komt vooral gele, vlakkenrijke anataas op Tessiner mooi geelbruin doorschijnend tot doorzichtig. kwarts met adulaar, albiet en rozet-achtige chloriet-aggre- In een kluft in de Holzerspitz vond ik enige jaren terug gaatjes (rhipidoliet). De meeste xenotiem-vondsten stam- een handstuk waar naastelkaar uitgesproken Tessiner men uit deze omgeving. kwarts en een samengesteld kristal met prismatische Oostelijk hiervan loopt de Mischibach, die door een gebied habitus voorkomen. Vooral in de Bundnerschiefer komt snijdt waar soms bruingele, dipyramidale anataaskristallen

38 Gea, vol. 17, nr. 1 met achtzjjdige doorsnede zijn gevonden. Ook Tessiner In de omgeving van de Blausee boven in het Saflischtal kwarts, aan een zijde overdekt met uiterst kleine anataas- werd vroeger in steile hellingen ten ZW van het meertje jes, kan hier nog wel worden gevonden. zeer donkere rookkwarts (normale habitus) tot ca. 10 cm Direkt voorbij de Mischibach begint de zone "Spissen", lengte gevonden. Veel recenter zijn van hier de vondsten waarvan de naam overigens op de landkaart ontbreekt. van nioob-anataas: tot 2 mm grote, gitzwarte, parallel met Hier zijn waarschijnlijk de allergrootste anataaskristallen de basis sterk afgeplatte bipyramides die moeilijk als gevonden: bruingeel, onregelmatig gegroeid met kromme, anataas zijn te herkennen. ruwe prismavlakken en zeer veel insluitsels van hoofdzake- Achter in het Mattital in de ZO-wand van de Rothorn tot lijk chloriet. In deze zone is niet zoveel meer te vinden; de Gibelhorn zijn hier en daar nog wel lichte rookkwarts destijds is vrijwel alles opengemaakt met springstof (overgang naar Tessiner habitus), kleine hematiet-plaatjes waardoor de aktiviteiten hier meer met mijnbouw dan met (geen roosjes) en vooral witte albiet met periklien-habitus mineralen zoeken van doen hadden. te vinden. Opvallend is de meestal gesteentevormende Ongeveer boven de Weisse Fluh, een grote dolomietont- zwarte toermalijn, vaak in aders met kwarts vol langpris- sluiting die wel op de kaart (1:25000) is aangegeven, ligt matische holtes die eens met waarschijnlijk anhydriet "Rigi", een gebied waar nog steeds mooie rutiel, kleine gevuld waren, met muscoviet en suikerkorrelige veldspaat- anataas en licht rookkleurige kwartskristallen kunnen ogen. Deze aders lijken het meest op tektonisch vervorm- worden gevonden in de vele, meestal verweerde, kleine de en gedeeltelijk gerekristalliseerde pegmatietlenzen. kluften. Deze zijn overigens moeilijk te herkennen en In de buurt van kluftzones kunnen in holtes die door lijken vaak meer op verzakte en verweerde barsten (dia- uitloging van vooral kwarts zijn ontstaan op de vaak sterk klazen) in het gesteente. gebogen en brokkelige schorl zeer fijne naaldjes van De oostelijke afsluiting van de vroeger met "Larcheltini" donkerblauwgroen tot bruinachtig doorschijnende toerma• aangeduide zone is de Kohlergraben, een vrij steile beekin- lijn, compleet met eindvlakken, worden gevonden. snijding aan de NW-zijde van de Kohlerhorn, waar overi• In de omgeving van het kleine meertje kan in kleine gens in het bovenste deel het gevaar van steenslag niet spleten van gesteenteblokken in deze enorme puinhellin- denkbeeldig is. Dit is de vindplaats van de mooiste magne- gen naar kleine hematietroosjes, kwarts en afgeplatte tietkristallen en ook de meeste monaziet is afkomstig uit titanietkristalletjes worden gezocht. de direkte omgeving. Hier, en vooral ook in de Hinter Kohlergraben, die nog iets oostelijker in de noordwand In de Blattjengrat, de afgeronde rug tussen Mattital en van de Kohlerhorn ligt, kunnen nog steeds monaziet, Kummen, zijn bij stollenbouw voor omleiding van de beek magnetiet (kleurenfoto N), rutiel, hematiet en ook wel (Ramibach) uit het Mattital naar het stuwmeertje bij anataas naast kwarts, adulaar en zwarte toermalijn worden Kummenbord (eindpunt kabelbaan vanaf Heiligkreuz; gevonden. Rutiel komt hier overigens zowel kortprisma- niet voor toeristen toegankelijk) vrij grote, licht amethyst- tisch en vergroeid met hematiet of magnetiet als in lange kleurige kwartskristallen gevonden, meestal van normale naalden, soms vertweelingd tot vrij grove sageniet-roosters, habitus, soms als scepter- of vensterkwarts. Overigens in en op kwartskristallen voor. Vaak zijn deze parageneses wordt op verscheidene plaatsen in het Binntal waar een te vinden in kleine parallelscheurtjes in de buurt van latere kwartsfase is gegroeid en waar veel ijzer (meest van kwartsaders en -knollen in de vaak sterk geplooide, verertsingen) aanwezig is, licht amethystkleurige kwarts uitgeloogde gneiszones, zodat ze nogal makkelijk over het gevonden. hoofd worden gezien. Op de steile, zuidelijke afsluiting van Kummen ligt de De Seewischhorn wordt zelden als vindplaats genoemd, Ritterpas, waar de grootste hematietroos uit de Alpen waarschijnlijk mede door zijn steile, moeilijk begaanbare vandaan komt. Eigenlijk is deze roos van 9 cm doorsnede hellingen. Aan de noordzijde, boven de Halsensee, heb ik ten zuiden van de Ritterpas op Italiaans grondgebied echter in open, verweerde kluften albiet, muscoviet, gevonden. Aangezien de tocht hierheen lang is en de steile sageniet en prachtige lichtgele adulaar gevonden, het rotshellingen moeilijk begaanbaar zijn, komen hier niet geheel hier en daar besprenkeld met sterk glanzende, veel mensen. Misschien is er daarom sinds deze vondst ook kleine anataaskristalletjes (kleurenfoto C). maar weinig bekend over andere vondsten uit deze omge• Gelijksoortige mineralenvindplaatsen, die echter nooit ving. zulke museumstukken geleverd hebben als de Larcheltini- Tussen Kummen en het Kriegalptal ligt de : zone, zijn de Bochtenhorn ten zuiden van Balmen, Mittlen- inderdaad een helse berg met levensgevaarlijke wanden berg en een gedeelte van de Ofenhorn (W-graat boven de waaruit de hele dag puinregens omlaag komen! Oppassen grote dolomietontsluiting). De anataas van Bochtenhorn geblazen dus, hoewel vers puin, vooral in grote blokken, heeft meestal de normale, spitspyramidale habitus en is voor mineralenzoekers altijd wel iets oplevert. Op de doorgaans zwart tot metaalglanzend blauwachtig van landkaart is op de noordhelling van deze berg een plaats kleur. aangeduid als "Ehemalige Erzgruben". Van deze groeve, waar in de 18-de eeuw een magnetietader C. Orthogneizen werd geexploiteerd, vindt men nu nog de verspreid liggen• Dit zijn hoofdzakelijk lichtgekleurde, muscovietrijke de ertsbrokken, soms met wat verweerde chalcopyriet. gneizen van meestal granitische samenstelling, ook wel Het erts bevond zich in een opvallend groen gesteente dat "granitische Gneise" genoemd, ontstaan uit intrusiva van grotendeels uit epidoot bestaat. Van de direkte omgeving Hercynische ouderdom. Deze gesteenten zijn over het worden wel vondsten van hematietroosjes, amethyst en algemeen minder schisteus en lijken vaak ook minder sterk titaniet beschreven. Tevens heeft men hier enige jaren geplooid dan de eerder beschreven paragneizen. De hier geleden donkerblauwe beryl kristal letjes in een kluft gevonden kluften zijn meestal beduidend groter; ze gevonden. zijn echter ook veel zeldzamer dan in Bundnerschiefer en Boven in het Kriegalptal is een voor de Alpen heel bijzon- paragneizen, waardoor het nauwelijks de moeite loont om dere mineraalparagenese ontdekt die zijn ontstaan even- in dit terrein maar lukraak te gaan zoeken. eens aan een Prealpiene verertsing te danken heeft. In een Er zijn echter een aantal gebieden die wel het afzoeken kleine kluft in de Helsenhorn vond men wat rookkwarts, waard zijn, soms door het lokaal optreden van verertsin- calciet, muscoviet en een aantal pseudo-oktaedrische, gen. In de omgeving van de nu volgende vindplaatsen bruinachtig gele, doorzichtige scheelietkristallen, waarvan liggen de mooie mineralen niet voor het oprapen; het blijft de grootste ca. 5 x 3,5 cm meet en ca. 165 gram weegt. echter goed mogelijk om hier iets aparts te vinden! In de ZO-hoek van dit dal rijzen de steile wanden en

39 puinhelIingen van de Gischihorn op. Hiervandaan komen bij de kleurenfoto's: ook weer bijzondere mineralen waarvan de meeste pas de L laatste 15 jaar zijn ontdekt. Zo vindt men hier naast K lichtbruine rookkwarts, kleurloze, prismatische apatiet, M albiet, adulaar, muscoviet, bleekgroene of soms roze-rode fluoriet en schorl; ook zeldzame mineralen als kleine N 0 doorzichtige aeschyniet-prismaatjes, kleine matgroene meta-torbernietplaatjes en nog zeldzamer: onregelmatige, dwarsgestreepte zuiltjes van chernoviet. K. Toermalijn met dolomiet De toermalijn is draviet; de Direkt ten noorden van de Gischihorn ligt het gebied van kleur is typisch voor de toermalijn in dolomiet van het de Cherbadung waar ook weer uit Prealpiene verertsingen Binntal gebied. Enkele kristallen hebben eindbegrenzingen. (koper-arseenertsen) een aantal zeer zeldzame mineralen is Beeldveld: 15 mm. Herkomst: dolomietlens in Bundner• ontstaan en waarvan er enkele hier zijn ontdekt en nog schiefer, Holzerspitz, Binntal. steeds nergens anders op de wereld zijn gevonden. De L. Rutiel op kwarts, knietweeling. Het exemplaar bestaat belangrijkste zijn cafarsiet in kristallen (combinatie van eigeniijk uit vele prismatische kristallen, die parallel kubus en oktaeder) tot enkele cm en kleine, gele asbeca- vergroeid zijn maar een gemeenschappelijk eindvlak sietkristallen, die overigens maar zelden samen voorkomen. hebben. Enkele prisma's van het achterste "kristal" nemen Van de verertsing zelf kan hier en daar wat tennantiet geen deel aan de vertwee/inging en lopen door, voorbij de worden gevonden, meestal sterk omgezet in mengsels van "knie". Afm.: 2 x 2,5 mm. Herkomst: paragneis, Gorb, nauwelijks van elkaar te onderscheiden mineralen als Binntal. tiroliet, tilasiet en strashimiriet. M. Ilmeniet op dolomiet. Ilmeniet komt zelden in goedge- Deze ertsafzetting moet overigens volgens prof. S. Graeser vormde kristallen voor. Ook op deze afbeelding zal men het arseen en eventueel ook andere elementen geleverd de trigonale kristalklasse moeilijk kunnen herkennen. Het hebben voor de vorming van de sulfozoutverertsing in lijkt op hematiet, maar de streep is zwart. Het voorste Lengenbach, hoewel ook op andere plaatsen en zelfs in kristal meet 2 mm. Herkomst: holten in dolomietlenzen verafgelegen dolomietontsluitingen ten oosten van het in ofiolietzone, Egginerjoch, Saas Fee. Binntal op Italiaans grondgebied naast tennantiet ook N. Magnetietoktaeders met groeifiguren en blauwachtig gelijksoortige sulfozouten gevonden zijn. oxydatiehuidje. Beeldveld: 18 mm. Herkomst: paragneis, Andere bijzondere mineralen, buiten de verertste zone, Hintere Kohlergraben, Binntal. zijn synchisiet en nioob-rutiel: zwarte, nauwelijks als O. Milariet, met chloriet zowel op als in de kristallen. Dit rutiel herkenbare kristallen met tot ca. 2% niobium. Van calciumberylliumsilicaat is verwant aan beryl en in goede hier, maar vooral van de omgeving van de Wannenhorn kristallen zeldzaam. Lengte grootste kristal: 9 mm. komen, naast hematietroosjes, schitterende titanietkristal- Herkomst: uitgeloogd, granitisch gesteente (Aargraniet), len met zeer verschillende habitus: haast pseudo-bipyra- Val Giuv, Sedrun, Graubunden. midaal onder aan de W-flank tot uiterst dunplatig aan de NO-zijde van deze berg. Van deze lokaliteit (Fleschalp) is de titaniet van kleurenfoto B afkomstig. Tevens komen hier in sommige kluften weer kleine, blauwe berylnaaldjes voor terwijl ingesloten in een groot kwartsblok gesteente- amfibolietlens is een primatisch, vlg. (0001) parallel vormende, diepblauwe berylstengels tot ca. 1,5 x 15 cm vergroeid, olijfgroen apatietkristal-aggregaat gevonden van zijn gevonden. 19,5 cm lang en ca. 1650 gram. Adulaar van de Albrunpas is afgebeeld op kleurenfoto A, een Tessiner kwarts uit Ten noorden van de Schwarzhorn, vlak bij het contact dezelfde omgeving staat op de voorplaat. met de ofiolieten, zijn kluften gevonden met kleine, ca Kluftparagenese: albiet, (periklien-habitus), titaniet tot 1 mm grote ilvai'etkristalletjes. 2,5 cm, apatiet, adulaar, epidoot, rookkwarts en chloriet. Verder noordelijk rond de Stockhorn en noordoostelijk Ook verschillende zeolietmineralen zijn uit deze omgeving bij St. Marienbiel worden nog regelmatig hematietroosjes bekend. In de jaren vijftig zijn in de NW-helling van de tot meer dan 1 cm doorsnede gevonden. De hematiet van Ofenhorn kluften gevonden waarin de drie titaanoxyden kleurenfoto D komt uit deze streek. Uit de hoogste, rutiel, anataas en brookiet naast elkaar voorkomen. moeilijk begaanbare hellingen van de Stockhorn komt nu en dan rookkwarts tot 20 cm lang met een habitus tussen D. Ofiolieten ("Geisspfadserpentin") prismatisch en Tessiner in. In het Langtal, ter hoogte van Deze overigens zeer heterogene gesteenteformatie vormt de centrale bij Heiligkreuz, zijn stilbiet- en chabasietkris- een deel van de grensgraat en strekt zich uit van de Gram- tallen gevonden naast adulaar, titaniet, apatiet, epidoot, pielhorn tot en met de Fleschhorn. Oorspronkelijk is het kwarts en chloriet. Het hele gebied van de Schinhorner een olivijn-pyroxeen-gesteente geweest (z.g. Iherzoliet) is weer moeilijk begaanbaar; van hier zijn behalve grote met veel gangen van een Ca-rijk gesteente, die tegenwoor- bergkristallen tot rond 30 cm lang geen bijzondere vond- dig als rodingiet-aders vooral aan de randen van het sten bekend. complex zijn ingesloten. De uiterst oostelijke ontsluiting van de orthogneizen is aan De serpentinieten bestaan hoofdzakelijk uit antigoriet, de zuidwand van de Ofenhorn boven Egger Ofen en ook tremoliet en diverse hoornblendes; de rodingieten bestaan aan de ZO-helling op Italiaans grondgebied, evenals aan de meestal uit grossulaar, vesuvianiet, epidoot, prehniet en zuidzijde van de zuidelijkste graat, Walscher Ofen ge- hoornblende. noemd. De gesteenten van Egger Ofen, Walscher Ofen en omgeving zijn moeilijk uit elkaar te houden. Op een vrij Geisspfad-Rothorn-Zusee klein oppervlak bevinden zich vaak zonder duidelijke Dit gebied bestaat hoofdzakelijk uit serpentinieten, waar begrenzingen ortho- en paragneizen, Bundnerschiefer, de volgende gesteentevormende mineralen kunnen worden amfibolieten, dolomietlenzen en ook nog para-gesteenten verzameld: tremoliet (asbest), klinohumiet, pentlandiet, van de Lebendunserie. Van hier stammen handstukken gedegen koper in microscopisch kleine blaadjes, borniet, met grote titanieten, Tessiner kwarts, albiet in periklien- cubaniet en chalcosien (eigenlijk djurleiet). In kluften en habitus, adulaar, grote apatiet en vuilwitte amiant (tremo- voor de zeer grote, met asbest gevulde spleten bij de Zusee liet-asbest). In een kluft, dicht bij het contact met een en tegen het gneiscontact ten zuiden van het pad naar de

40 Gea, vol. 17, nr. 1

Geisspfadsee worden gevonden: andradiet (var. deman- het niet dagelijks geopend is en de omvang van de verza• toi'd): doorzichtige kristallen,soms knolvormige aggrega• meling beperkt, is het beslist de moeite waard om bekeken ten in asbest; hydro-ugrandiet (een granaatgroep): matte, te worden. Ik heb echt al het een en ander gezien op het ondoorzichtige kristalaggregaten met doorzichtige deman- gebied van Alpenmineralen, maar wat hier in de vitrines toid-kernen en vergroeid met fijnkorrelige talk (kleuren• staat is werkelijk topkwaliteit. Men heeft een verzameling foto H), chrysotiel- en amfibool-asbest; groen doorschij• van de "Region Binntal" aangelegd met in de vitrines een nende, fijnkorrelige lizardiet; talk als glimmerachtige, indeling naar de gesteentetypen, ongeveer zoals in dit lichtgroene kristallen; donkergroene tot zeegroene verhaal is gedaan. In de toekomst wil men speciaal voor (Ni-houdende!) kristalaggregaten van pennien (kleuren• Lengenbach en aanverwante vindplaatsen in de dolomiet• foto I); pseudo-oktaëdrische tot massieve ilmeniet. Rond de ontsluitingen een afzonderlijke ruimte inrichten. eeuwwisseling zijn deze asbestvoorkomens geëxploiteerd; Er is ook een afdeling archeologie waar u zich kunt de meeste grote spleten zijn dan ook leeg. verbazen over de hoeveelheid en kwaliteit van het ten• toongestelde materiaal. Grampielhorn Samenvattend: eindelijk eens iets verfrissend anders na In talk/chloriet-schisten komen gesteentevormend mooie alle supertoeristische "Heimatmuseen". kristallen van de volgende mineralen voor: klinochloor/ pennien, zwarte pargasitische hoornblende, actinoliet, Het was al jarenlang de gewoonte in Binn om voor de magnetiet/chromiet, naast vormloze aders van ilmeniet. "liebe Feriengaste" eens in de week een dia-avond te houden, afwisselend over mineralen en over de hier nog Grampielhorn-Fleschhorn noordhelling Schwarzhorn en rijke flora en fauna (het grootste deel van het Binntal is verspreide rodingietaders beschermd natuurgebied!); sinds vorig jaar zijn daar In kluften en op smalle spleten, vaak gesteentevormend als lezingen over de archeologie aan toegevoegd. Ook nieuw is de spleten of de kluften geheel volgegroeid zijn met de mogelijkheid om deel te nemen aan rondleidingen in de mineralen: natroliet en thomsoniet in stengels tot ca. 8 cm Lengenbach-groeve. lang; skoleciet in witte rozetten tot 5 cm doorsnee; donker roodbruine tot rode grossulaar (var. hessoniet); Ik ben ervan overtuigd dat dit verhaal niet compleet is. Er rode, stengelige vesuvianiet; oranjeachtige titaniet, soms zijn mensen die boeken hebben volgeschreven over het in slecht gevormde, oud-roze kristallen in kleine holtes; Binntal en zijn mineralen. De meest nuttige en recente apatiet in gelige, met actinoliet vergroeide stengels en als informatie heb ik geprobeerd te selecteren en bij elkaar te kleurloze, doorzichtige, kort prismatische kristallen schrijven. Voor wie er op af gaat: veel succes en vooral (OH-CI-apatiet). Op de NO-helling van de Cherbadung veel plezier, wees voorzichtig in het hooggebergte en (Italië) zijn in de randzone poreuze blokken gevonden, houd het alstublieft mooi voor wie na u komt! vrijwel geheel bestaande uit donkergroen-grijze diopsied en spierwitte albiet, die in holtes tevens als mooie kristal• len voorkomen met grasgroene epidoot. Verder kleinere kristallen en holteopvulling van prehniet, albiet en calciet. Ten noorden van de Schwarzhorn tegen het contact met Literatuur de gneizen zijn in de rodingiet soms chalcopyrietknollen ingesloten met tot 5 mm lange cubaniet-lamellen en R.L. Parker: Die Mineralfunde der Schweiz; wat violariet-korreltjes. CM. Gramaccioli: Die Mineralien der Alpen, 2 dl.; H.A, Stalder et al.: Die Mineralien des Binntales; Die Mineralfundstelle Lengenbach im Binnatal; separaat Voor wie naar het Binntal gaat uit Jahrbuch N.H. Museum Bern 1966/1968; S. Graeser: Das Binntal; Lapis 6 nr. 12, 9-27 (1981); Tot slot nog wat algemene informatie: sinds 1983 is er in Landeskarte der Schweiz 1/50.000: bladen 264, 265, 274 Binn, achter Hotel Ofenhorn, een heus museum. Hoewel en 275; 1:25.000: bladen 1270 en 1290.

De mineralen van Lengenbach (Binntal, Wallis)

door H. Dillen en P. Tambuyser

Inleiding en musea (Stalder et al. 1968). Sinds 1976 heeft men de zool van de groeve enkele meters dieper gelegd en vermoe• Vermoedelijk was de vindplaats "Lengenbach", thans delijk zal de ontsluiting nog een paar jaar specimens beroemd om haar interessante paragenese van zeldzame kunnen opleveren. Afb. 1. sulfozouten, reeds bekend in het begin van de vorige eeuw. Vooral rond de eeuwwisseling werd de groeve intensief geëxploiteerd en werden tal van nieuwe mineraal• species ontdekt. Situering Tot een meer systematische aanpak kwam het bij de stichting in 1958 van de "Arbeitsgemeinschaft Lengen• De Lengenbach-groeve ligt in het Binntal (Wallis, Zwitser• bach", met de medewerking van verschillende instituten land) bij de samenvloeiing van de Messerbach en de

42 Gea, vol. 17, nr. 1