Het Binntal Door W.J
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Afb. 2a. Toekomstige stroomonthoofding. (Naar W.M. Afb. 2b. De stroomonthoofding heeft plaats gevonden. Davis). (Naar W.M. Davis). stadje op een hoogte ligt van 1070 meter. De naar het stromende riviertjes, die dus vrijwel recht naar het noor• noorden stromende Inn komt echter na dezelfde afstand den lopen, maken onderweg plotseling rechtsomkeert en aan in het Meer van Silvaplana, dat op een hoogte ligt van vallen over watervallen en stroomversnellingen in het diep 1794 meter. uitgeslepen dal van de Bregaglia. Deze riviertjes behoorden tot voor kort nog tot het bovenstroomse deel van de Hieruit blijkt wel dat de Bregaglia, door het zeer grote Inn. Naar verwachting zal de Bregaglia nog een belangrijk hoogteverschil, over een enorm veel grotere erosiekracht gedeelte van het stroomgebied van de Inn in het Boven- beschikt dan de Inn. Deze rivieronthoofding komt tot Engadindal kapen. Dan zal dit gebied toebehoren tot het uiting in de merkwaardige loop van vele riviertjes in het stroomgebied van de Po en van dat van de Donau worden Maloja-gebied. Een aantal evenwijdig naar de Forno afgenomen. Het Binntal door W.J. Lustenhouwer Het Binntal, het "Mekka" voor liefhebbers van Alpen• vrij begrijpelijk. Toch hoop ik dat dit artikel en de kleuren• mineralen, ligt aan de oude Romeinse weg van Italië naar foto's van de gevonden mineralen het tegendeel kunnen het boven-Rhönedal, ongeveer halverwege Simplonpas en aantonen. In dit artikel zullen de verertsingen in de Nufenenpas. Hier en daar is het 2000 jaar oude plaveisel dolomiet van Lengenbach en soortgelijke vindplaatsen nog waarneembaar en uit de vele archeologische vondsten buiten beschouwing worden gelaten. Omdat de kansen om mag worden afgeleid, dat niet de huidige Simplonpas doch iets te vinden én iets gaaf thuis te krijgen best wel groot de voor zwaar beladen legionairs en hun paarden of zijn, mits men behoorlijk voorbereid is, wordt hieraan in muildieren veel beter begaanbare Albrunpas destijds de dit Gea-nummer een afzonderlijk artikel gewijd. Wanneer belangrijkste verbinding was tussen het Ossola-gebied en overigens "Binn" of "Binntal" wordt gebruikt als vind• het Rhönedal. plaatsaanduiding, dan worden alle grotere en kleinere Tevens blijkt uit diverse vondsten van bewoningssporen zijdalen inbegrepen, die op de Binna afwateren. (De naam dat het Binntal al ver vóór onze jaartelling bewoond was, "Binnatal" wordt ter plaatse niet gebruikt, in oudere terwijl een afgebroken bronzen dolk in een kwartsader en beschrijvingen vindt men ook wel "Binnenthal"). een leren emmertje met bergkristalpunten, dat onder een De plaatselijke "Strahler" en mineralenhandelaars hebben fundament van ca. 500 voor Christus begraven lag, een een nog wat ruimer begrip voor "Region Binntal": ook indruk kunnen geven hoelang in deze streek al naar het aangrenzende gebied in Valle Dévero in Italië, waar mineralen wordt gezocht! gelijksoortige gesteenten voorkomen en de mineralen soms Het mag dus geen wonder heten dat enthousiaste doch nog minder zeldzaam zijn dan in het Binntal, wordt erbij slecht voorbereide vakantiegangers, die ook wel even een gerekend. graantje van de legendarische mineraalrijkdom willen meepikken, vaak wat ontgoocheld thuiskomen en desge• vraagd als commentaar geven dat ook in Binn alles is afgestroopt en dat er dus niets meer te vinden is. Geologie Alleen de storthoop van de Lengenbach-groeve leek veelbelovend, maar daar is de concurrentie groot en dus de Alvorens te beginnen met het beschrijven van een aantal spoeling meestal vrij dun. mineraal-vindplaatsen is het van groot belang om even stil Als je over de lagere hellingen loopt met beroemde namen te staan bij de geologische opbouw van het Binntal, omdat als Binneltini en Larcheltini en je ziet dat letterlijk elk deze direkt verband houdt met de zo verschillende mine- stukje kwarts aan scherven is geslagen, dan is deze indruk raal-parageneses die in de verschillende zones zijn gevon- 36 Gea, vol. 17, nr. 1 den (zie kaart). III. de gesteenten van het Monte Leone-dekblad. De grens Het dal kan van noord naar zuid in de volgende zones tussen 11 en 111 wordt ruwweg door het Saflischtal-Binntal- worden onderverdeeld: Turbwasser gevormd en vanaf deze grens naar het zuiden kunnen in het Monte Leone-dekblad de volgende gesteen• I. de smalle, meest westelijke uitloper van het autochtone ten worden onderscheiden: Gotthardmassief, bestaande uit paragneizen met bijbeho• rende sedimentbedekking ("Urseren Mulde" uit Permo- A. zone van compacte tot suikerkorrelige dolomiet in carboon en Jura); diktes tot enige honderden meters; II. een brede zone Penninische Bündnerschiefer: meest B. soms grofkorrelige, donkere hoornblendegneizen (Ofen- kalkrijke sedimenten afgewisseld met kwarts- of leemrijke- horn, Binn-Giessen), hoofdzakelijk echter bruine, fijnkor• re zones; relige, biotietrijke paragneizen (Gorb-Kohler Graben- Bochtenhorn); C. lichtgekleurde orthogneizen (Schinhörner, Stockhom, Geologische kaart van het Binntal met vele van de in de Wannenhorn-Kriegalptal); tekst genoemde topografische punten. Onder het op de D. ofioliet-complex van Geisspfad. kaart aangegeven prof iel tussen Fiesch en Goglio. De top Verder zuidelijk (Kriegalptal, Alpe Dévero) worden de van de berg is de Cherbadung. gesteenten van het Monte Leone-dekblad ongeveer in 37 omgekeerde volgorde ontsloten (zie profiel Fiesch-Giessen het vaak voor dat duidelijk twee afzonderlijke, al of niet Cherbadung-Goglio). over elkaar heengegroeide kwartsfases aanwezig zijn. Bij Overigens zijn in het westen, als toppen van enige bergen overgroeiing van Tessiner kwarts ontstaat dan scepter- en (o.a. Hillenhorn), nog resten aanwezig van een hoger vensterkwarts terwijl de ribben van niet-overgroeide dekblad: het Berisal-dekblad, terwijl aan de zuid- en eerste-fasekristallen meestal duidelijk geetst zijn. De oostrand van het gebied hier en daar gesteenten van de flui'de-fase-insluitsels in de oorspronkelijke kwarts bevat- Lebendun-serie (Permo-carboon) zijn ontsloten. ten meestal naast water, vloeibare en gasvormige kooldiox- ide; in de laatste kwartsfase is alleen water en waterdamp aanwezig. Dit duidt op een relatief snelle drukverlaging, die de snelle groei van een tweede kwartsfase kan hebben I. Gotthardmassief en sedimentbedekking veroorzaakt. Toermalijn, afkomstig van de Holzerspitz, is afgebeeld op In deze zone komen o.a. voor: kleurenfoto K. kwarts, albiet, calciet, muscoviet, chloriet, hematiet en Als gesteentevormende mineralen zijn hier en daar stenge- brookiet bij Binnackern/Wasen; lige, groenige, soms bruin verweerde aggregaten van zoi'siet Tessiner kwarts en sideriet op de zuidelijke oever van de te vinden (Saflischpas/Bettlihorn, Binner Galen). Wat Binna; zeldzamer zijn stengelige kyaniet-aggregaten, meestal in Binnastollen (1953) ("stollen" = smalle tunnel voor kwarts ingesloten(Turbhorn, Egger Ofen). Het meest transport van water van stuwen naar lager gelegen verza- opvallende gesteentevormende mineraal in deze schisten is melbekkens of centrales): onverweerde kristalgroepen van granaat. Vooral in aluminiumrijke zones kan het gesteente calciet, sideriet, dolomiet, kwarts met veel chloriet, albiet tot voor ongeveer de helft uit idiomorfe, echter meestal met periklien-habitus, donkerbruine toermalijn die moei- nogal gebarsten, bruine granaat-rhombendodekaeders lijk van de samen ermee voorkomende rutiel te onder• bestaan (calcium-houdende almandien). Veelal zijn naast scheiden is (beide met goed ontwikkelde eindvlakken), granaat ook donkergrijze, kortprismatische, wat afgeplatte rutiel soms ook als sageniet, groene muskoviet. Vaak chloritoid-kristallen waarneembaar met een opvallende, pyriet als kubussen en kleine, ronde aggregaten; zeldzamer parelmoerachtige glans op de splijtvlakken. In het uiterste kleine, donkere sfaleriet, korrelige galeniet en rozetvormi- zuidoosten van het Binntal, bij Ochsenfeld, zijn door ge pyrrhotien-groepjes. hogere druk en temperatuur tijdens de metamorfose in In de Muhlebach-insnijding ten oosten van Grengiols is tot plaats van chloritoid stauroliet en kyaniet gevormd. 20 cm lange scepterkwarts gevonden, waarvan de tweede Bij het boren van een toegangstunnel naar het nieuwe, veel generatie uit relatief sterk gekleurde amethyst bestaat! lagere vloerniveau van de groeve Lengenbach zijn in de Bij Ausserbinn is enige jaren geleden in de buurt van de schisten direkt ten noorden daarvan diverse kleine kluften Bundnerschiefer een kluft gevonden, waarin lichtblauwe gevonden waarin in calciet en muscoviet ingesloten soms tot 8 mm lange berylnaaldjes voorkwamen. Tevens heeft zeer dunne, messingkleurige, zeshoekige smythiet- men in deze omgeving in dolomietgesteente kristallen (FegSi -|-)plaatjes zijn ontdekt. gevonden van borniet, tetraedriet en draadvormig gede- In de Figgerschen-schlucht vond strahler Toni Imhof gen zilver. behalve rutielnaalden (tot ca. 5 cm) ook sterk omgezette pyriet met elementaire zwavel! II. Mesozoi'sche Bundnerschiefer III. Monte Leonedekblad Meestal vrij grote kwartskristallen met overgangsvormen tot uitgesproken Tessiner (vroeger Binntal-)habitus komen A. Dolomiet: zie het artikel over Lengenbach in dit voor. Kwarts wordt doorgaans begeleid door muscoviet en nummer. calciet, soms ook door rutiel, albiet (periklien) en pyriet. Grote kristallen (tot 40 cm lang) zijn bekend van de B. Paragneizen Turbhorn en de oostelijk daarvan gelegen Strahlgrat. Erg Deze biotietrijke gesteenten worden langs kluftranden veel is nog te vinden in het Feldbachtal, zij het met vaak zeer sterk omgezet en uitgeloogd, waarbij vooral meestal wat kleinere kwartskristallen.