Download PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Cassandra tegen wil en dank Frits Bolkestein bron Frits Bolkestein, Cassandra tegen wil en dank. Prometheus / Bert Bakker, Amsterdam 2013 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/bolk008cass01_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 5 Woord vooraf Dit boek bevat mijn memoires zoals die in Elsevier tussen 19 februari en 22 juni 2013 zijn afgedrukt. Nu is het aardige van apart gepubliceerde memoires dat lezers in staat zijn te wijzen op onvolkomenheden, te vragen om aanvullingen of anderszins commentaar op het gelezene te geven. Ik heb daar terdege nota van genomen en heb mijn reacties telkens in een naschrift vermeld. Frits Bolkestein, augustus 2013 Frits Bolkestein, Cassandra tegen wil en dank 9 1 Afkomst Mijn overgrootvader Klaas Bolkestein, geboren in 1840, was melkslijter aan het Frederiksplein nummer 15 te Amsterdam. Daar is mijn grootvader Gerrit in 1871 geboren. Het gezin woonde in een ‘onderhuis’ - wat wij nu souterrain zouden noemen. Als het hard regende, kwam het grondwater door de naden naar boven en moest er op planken op klossen worden gelopen. Vanaf zijn tiende jaar had Gerrit zijn eigen buurt om melk rond te brengen. Het was hard werken en betekende een spaarzaam leven, maar Gerrit keek later terug op ‘een mooie jeugd’. Mijn overgrootvader Klaas, een streng calvinist, vond het niet nodig dat Gerrit doorleerde - ‘want zonder boeken kon je ook in de hemel komen’ - maar hij had twee broers die predikant waren en die hebben hem ervan overtuigd Gerrit naar de kweekschool te sturen, ‘want hij had een helder verstand’. In 1884 ging hij naar de Christelijke Normaalschool De Klokkenberg in Nijmegen - die wijd en zijd in christelijke kring befaamd was -, waar hij een strikt gereglementeerd, sober en vlijtig leven leidde. In 1890 slaagde hij voor het onderwijzersexamen. In datzelfde jaar werd hij ook onderwijzer. Mijn grootvader Gerrit heeft in zijn schooltijd zijn geloof verlaten, wat hem veel vrienden heeft gekost: ‘Dit was [...] een oorzaak van innerlijke eenzaamheid van mijzelf die de vrienden van mijn jeugd ging verlaten en geen nieuwe terugkreeg.’ Zijn zes jaar jongere broer Hendrik, die hoogleraar klassieke geschiedenis in Utrecht is geworden, heeft een mooi boek geschreven: Wohltätigkeit und Armenpflege im vorchristlichen Alter- Frits Bolkestein, Cassandra tegen wil en dank 10 tum. De stelling van dat boek is dat liefdadigheid en armenzorg ook vóór het christendom bestonden en wel bij de joden, de Grieken en de Egyptenaren. Ik lees hierin een afstand tot het christendom, waarschijnlijk ook als reactie op het calvinisme van zijn vader. Overigens heeft deze oudoom een vlammend protest laten horen tegen het eredoctoraat dat de Universiteit van Leiden in januari 1930 aan prinses Juliana heeft verleend. De enige reden immers dat de twintigjarige dit eredoctoraat werd toegekend, was dat de Leidse Universiteit door een van haar voorvaders was gesticht. Oudoom Hendrik verweet de universiteit dat zij ‘dankbaarheid voor zijn begunstiger’ zwaarder had laten wegen dan de ‘eerbied verschuldigd aan den Wetenschap’. De Leidse Universiteit, concludeerde hij, had het eredoctoraat ‘gedegradeerd tot minder dan een ridderorde, aangezien dat ereteken de begunstigde tenminste nog wordt toegekend op grond van eigen prestatie en niet die van een voorvader’. Mijn grootvader Gerrit heeft zijn hele leven in het onderwijs gezeten. Tot 1917 werkte hij in het middelbaar onderwijs in Amsterdam, onder meer als directeur van de eerste vijfjarige hbs. Van 1917 tot 1937 was hij inspecteur voor het middelbaar en gymnasiaal onderwijs. In 1939 - hij was toen al met pensioen - is hem gevraagd om minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in het kabinet-De Geer te worden. In die hoedanigheid heeft hij op 26 november 1939 een toespraak gehouden over de vernieuwing van het onderwijs op de algemene vergadering van de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB), waarvan hij lid was. De VDB was een van de voorlopers van de VVD. Een van de punten die hij bij die gelegenheid naar voren bracht, was zijn opvatting dat het onderwijs minder de nadruk op parate kennis zou moeten leggen en meer op de ontwikkeling van het inzicht. Het onderwijs behoorde leerlingen ‘slechts de grondslagen en hoofdzaken bij te brengen zodat hun inzicht gevormd werd’. Ik vraag mij af of dit juist is. Zonder een grond- Frits Bolkestein, Cassandra tegen wil en dank 11 slag van parate kennis komt inzicht mijns inziens in de lucht te hangen. Mijn grootvader was een tegenstander van staatsprijzen voor kunst en literatuur. Daar komt alleen maar ellende van, zei hij in de Tweede Kamer kort voor het begin van de Tweede Wereldoorlog. In het geval van Hugo Brandt Corstius heeft hij daarin gelijk gekregen. In 1943 eiste de Duitse bezetter van Nederlandse studenten en hoogleraren dat zij een loyaliteitsverklaring zouden ondertekenen die erop neerkwam dat zij zich zouden onthouden van elke tegen de bezetter gerichte handeling. Op 7 april van dat jaar sprak mijn grootvader hierover in een uitzending van Radio Oranje. Hij liet geen twijfel bestaan over het standpunt van de regering: ‘Weigert, teekent niet.’ Ik hoor hierin de Matthäus Passion: ‘Haltet, bindet nicht.’ Op 28 februari 1944 deed mijn grootvader, eveneens op Radio Oranje, een beroep op alle Nederlanders om een dagboek bij te houden van wat er in Nederland gebeurde. Loe de Jong (de latere RIOD-directeur) had hem daartoe in Londen aangespoord. De veertienjarige Anne Frank schreef op 29 maart 1944 in haar dagboek: ‘Gisteravond sprak minister Bolkesteyn aan de Oranje-zender erover dat er na de oorlog een inzameling van dagboeken en brieven van deze oorlog zou worden gehouden. Natuurlijk stormden ze allemaal direct op mijn dagboek af.’ In april en mei 1944 maakte mijn grootvader een studiereis naar de Verenigde Staten, waar hij 25 onderwijsinstellingen bezocht en een eredoctoraat aan de Rutgers University (New Jersey) kreeg. Hij toonde zich onder de indruk van het Angelsaksische onderwijs. Dit zal er mede toe hebben geleid dat hij na terugkeer in Nederland samen met Paul Rijkens van Unilever (de universiteit van) Nyenrode heeft opgericht. In september 1951 ontving hij tezamen met Maria Montessori het eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam. Ik heb mijn grootvader slecht gekend. Ik was zeven toen in Frits Bolkestein, Cassandra tegen wil en dank 12 1940 voor Nederland de oorlog uitbrak en hij met koningin en kabinet naar Engeland vertrok. Na zijn terugkeer in 1945 - hij was toen 74 - is hij vrij snel naar Den Haag verhuisd, waar hij nog enige tijd adviseur van de regering is geweest. Als middelbare scholier en als student in de jaren vijftig had ik daar weinig te zoeken. Ik herinner mij hem slechts als een vriendelijke, wat vormelijke oude heer. Mijn grootvader is op 25 mei 1956 overleden. Vijf jaar daarvoor, op 13 mei 1951, had hij mijn vader schriftelijk laten weten geen toespraken bij zijn graf te wensen: ‘Ik heb de leegheid hiervan dikwijls ervaren; ik begeer dit zelf niet.’ Ik ben vernoemd naar mijn grootvader van moeders zijde, Frits Meyjes. Diens grootvader was lid van de bloeiende onderneming Jeremias Meyjes en Zonen, scheepsbouwers en reders te Amsterdam. Zijn zoon Jan - mijn overgrootvader - trouwde met een meisje uit een chique familie (Van Everdingen), dat een aardig kapitaaltje ten huwelijk meebracht. Overgrootvader Jan heeft dat door lichtzinnige investeringen verspeeld. Mijn grootvader Frits, geboren in 1867, en zijn vier jaar jongere broer Carel zijn in armoede grootgebracht. Toen grootvader Frits vijftien was, is hij bij het Instructiebataljon van het leger in Kampen terechtgekomen. In zijn militair paspoort staat: ‘6 augustus 1882 vrijwillig geëngageerd als soldaat voor acht jaar’. Hij heeft zes jaar gediend als soldaat en sergeant. Op 21-jarige leeftijd is hij overgestapt naar het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL), deels uit lust tot avontuur, deels in de hoop daar een goede toekomst te vinden. Op 20 april 1892 heeft hij de militaire dienst verlaten. Onderwijs had hij bijna niet gehad, noch een behoorlijke opvoeding. Maar algauw vond hij in Semarang een baan bij de Escompto Maatschappij (nu Bank Dagang Negara) als jongste bediende, voor 75 gulden per maand. Aan het einde van dat jaar werd dit 200 gulden. Daar is hij getrouwd met mijn grootmoeder, die ten dele Javaans bloed had en ‘de roos van Semarang’ werd genoemd. Hij heeft dertig jaar voor die bank ge- Frits Bolkestein, Cassandra tegen wil en dank 13 werkt - van 1908 tot 1923 als directeur. In 1920 en 1921 was hij ook lid van de gemeenteraad van Batavia. In 1923 keerde hij terug naar Nederland en ging in Bussum wonen. Ik heb hem enigszins gekend. In mijn gymnasiumtijd heb ik hem een aantal keren opgezocht. Gezeten in een grote stoel tegenover hem las ik Merijntje Gijzen van A.M. de Jong. Toen hij daartegen bezwaar maakte, ben ik verder weggebleven. Zijn broer, mijn oudoom Carel, is in het verzekeringsbedrijf terechtgekomen: eerst bij de Münchener Rückversicherung, daarna in Zürich en vervolgens in Stockholm, waar hij het reassurantiebedrijf Atlas heeft opgezet. Hij is daarvan ook directeur geworden. In de zomer van 1955, na mijn kandidaatsexamen, heb ik daar een maand of drie wat administratief werk gedaan. Het was een prachtige zomer. Het kantoor aan het Stureplan sloot om 16.15 uur. Elke dag nam ik de bus naar het strand om in zee te zwemmen. Elke week at ik bij mijn oudoom. Hij was heel aardig voor mij. In de lange avonden las ik veel, onder meer Der Zauberberg van Thomas Mann, dat later nog een rol in mijn studentenleven zou spelen. Mijn grootvader Frits en zijn broer Carel hebben het niet makkelijk gehad. Beiden hebben hun moeilijkheden overwonnen en de top bereikt van de ondernemingen waarvoor zij werkten. Het huidige overheidsbeleid strekt ertoe alle hobbels in het leven zoveel mogelijk te vereffenen.