DE BEVOLKING DER ZAANSTREEK.

DOOR

J. P. KRUIJT.

I.

1. De locale historiographie en de locale geographie, welke in elke streek wel één of meer beoefenaren hebben, geven over het kleine gebied, dat zij beschrijven, soms zooveel bijzonderheden, dat zij alleen van belang schijnen te zijn voor plaatsgenooten. Dit met pië­ teit bijeenverzamelde materiaal is echter van onschatbare waarde voor den sociograaf, die, het aanvullend met de resultaten van eigen waarneming, het vergelijkend met de helaas nog zoo schaarsche sociogrammen van andere streken en het toetsend aan de tot dusver gevonden sociale wetmatigheid, het aldus kan omwerken tot een voor de algemeene sociale wetenschap min of meer waardevol geheel. De historisch-geografische eenheid, die Zaanstreek heet, had en heeft vele van deze locale beschrijvers. Trouwens, de eigenaardigheden van het economische, sociale en cultureele leven der bewoners van deze streek in verleden en heden wettigen dezen vloed van literatuur , volkomen. Schrijver dezes stelt zich voor deze bijzonderheden in . hoofdlijnen te behandelen, voor zoover het kort bestek van een tijd­ schriftartikel dit toelaat.1) Tot de Zaanstreek in den wijdsten zin behooren de aan de Zaan gelegen gemeenten Zaandam, Koog, Zaandijk, Wormerveer en Wor- mer en de op eenigen afstand van dit water gelegen gemeenten West- zaan, , Assendelft, en Jisp. Reeds lang heeft dit gebied overwegend secondaire productie, al is de peripherie ook weer

l) Om veelvuldige bronaanwijzingen te voorkomen, zij er hier op ge­ wezen, dat de meeste locale historische gegevens zijn ontleend aan het uitnemende werk van den Zaanschen letterkundige Jacob Honig Jzn. Jr., Geschiedenis der Zaanlanden, 1849, 2 dln., verder aan de Historische, oudheid- en letterkundige studiën, 1866/7, 2 dln., van denzelfden auteur, aan de onder zijn redactie uitgegeven Zaanlandsche Jaarboekjes, 1841/54, en tenslotte aan nog vele andere geschriften, waarvan we hier noemen: Adriaan en Petrus Loosjes, Beschrijving van de Zaan­ landsche dorpen, 1794; J. Vredenduin Pz., Geschiedenis van de Banne Westzaanen, 1903; P. G. Kuijk, De Zaanstreek, uit haar verleden en heden, 1923; Schotel, Zeden en gebruiken aan de Zaanstreek, 1874. 222 J. P. KRUIJT.

gedeeltelijk tot den voormaligen agrarischen toestand teruggevallen. In dit artikel wordt voornamelijk de bevolking besproken van de meer industriëele gemeenten, in mindere mate die van de meer agrarische als Assendelft, Oostzaan en Jisp, hoewel ook hier een grooter of kleiner aantal arbeiders woont, werkend op de fabrieken der naburige ge­ meenten. In de Middeleeuwen oefenden de bewoners visscherij, veeteelt en landbouw uit. De visscherij werd, als in vele streken, een oefen­ school voor de zeevaart, deze leidde tot handel, en de verwerking van de opgeslagen handelsproducten tot nijverheid, die op haar beurt den handel weer verlevendigde. Alles volgens het gewone verloop: „Die Regel ist___dasz der Handel die Industrie weckt. Anderseits regt___die Industrie den Handel an” 1). Met den grooten economi- schen bloei der geheele Republiek, einde 17de eeuw, viel die der Zaan­ streek samen: 600 a 700 molens, 150 beschuitbakkerijen, 50 scheeps­ timmerwerven, een 50-tal schepen die gemiddeld jaarlijks op de walvischvaart gingen, dat zijn getallen die spreken. Ver buiten de grenzen van Holland was de Zaanstreek in dezen eersten bloeitijd bekend. De bewonderenswaardige molentechniek verwierf terecht de lofspraak van den vreemdeling2). Het beroemde oud-Hollandsche geschepte papier was voor een belangrijk deel een product van de Zaansche geslachten Honigh en van der Ley. De Wormerbeschuit ging heinde en ver, „tot daer de son sijn loop endt”. Met eere noemt Baasch 3) onze streek dan ook op verschillende plaatsen in zijn boek. Met het verval van den Hollandschen handel kwam ook die van den Zaanschen handel en de molennijverheid, einde 18de eeuw, door dezelfde oorzaken. Aan één daarvan, wellicht de voornaamste, had­ den de Zaanlanders ongewild meegewerkt: tallooze hunner bedrijven hadden na Peters komst, Russen in de leer, wat den bazen goed geld opbracht. Maar toen in Rusland en Zweden vele houtzaagmolens wer­ den gebouwd, kon men aan de Zaan in korten tijd een honderdtal daarvan afbreken! Hoewel nooit geheel verdwenen, waren Zaansche handel en nijverheid in de eerste helft der 19e eeuw nog maar een schim van hun vroegere grootheid. De drukke Qroenlandvaart, en de zee- scheepsbouw, met de vele nevenbedrijven, hadden den Franschen tijd bijna geen van alle overleefd. Maar nog wiekten er honderden molens, nog waren houtzaag-, stijfsel-, zeildoek-, olie-, pel- en pa­ pierindustrie van belang. Tot de moderne machinale industrie nieu­ wen bloei bracht. Dat deze moderniseering, op enkele loffelijke uit-

*) Supan, Leitlinien der allg. politischen Geographie, 1922, p. 151. 2) Murris, La Hollande et les Hollandais au XVIIe et au XVIIIe siècles, vus par les Français, 1925, p. 52. 3) E. Baasch, Holländische W irtschaftsgeschichte, 1927, p. 71, 106, 111, 164. DE BEVOLKING DER ZAANSTREEK. 223 zonderingen na, laat kwam, is te begrijpen: verouderde techniek en bedrijfsvormen werken remmend, waarbij nog kwam de groote be- teekenis, die de molens als traditioneel familiebezit hadden. Dat ze echter móest komen, is evenzeer te begrijpen; alle voorwaarden waren vervuld, executieve arbeiders: de molenknechts; leiders: de eigenaren der nog bestaande molens, die kapitaal, afzetgebied, be­ drijfskennis hadden en als bijzonderen prikkel: de traditie en het schitterend beeld van den eersten bloeitijd. Eenmaal heen over den schroom voor het nieuwe, was het wachten nog slechts op een aan het 'moderne verkeer aangepaste waterverbinding. Al ontwikkelde zich reeds vanaf de 50er jaren stoomolieslagerijen, de volle ontplooiing der moderne industrie kwam pas na het uitdiepen van Zijkanaal G., de verbinding van Voor- zaan en Noordzeekanaal en na het graven van de Zaandammer zeehaven van 1883 tot 1885. In 1891 hadden Zaandam, Koog, Zaandijk en Wormerveer reeds minstens 74 fabrieken, waaronder 53 door stoom gedreven, naast de 160 molens die er toen nog draaiden.1) Geleidelijk ontstond de moderne industrie op de basis van de oude molennijverheid: men begon met een stoommachine of motor in den molen voor windstille dagen en verving later alles door een fabriek, zoodat menig vroeger moleneigenaar modern industrieel werd. Anderen, zeer vaak opgestegen uit den arbeidersstand, vestigden nieuwe takken van industrie: cacao-, beschuit-, koek-, machine-, lino­ leum-, blikindustrie enz. Hoe overwegend industrie en handel deel uitmaken van het huidige Zaansche economische leven, moge blijken uit het volgende staatje volgens de beroepsstatistiek van 1920, waarbij onder Zaan­ streek wordt verstaan de gemeenten Zaandam, Koog, Zaandijk, Wor­ merveer, Krommenie, Oostzaan en : Bedrijfsindeeling (in percenten v. d. totale werkzame bevolking.)

Landbouw, Handel. Huiselijke 1920 Industrie Visscherij, Overige Jacht Verkeer diensten

Zaanstreek . . 56,8 5,1 20,6 7,4 10,1 Nederland . . ; 37,8 23,6 19,6 8,1 ! 10,9

Zeer duidelijk blijkt ook de groote beteekenis van de 7 genoemde gemeenten, met samen nog geen 0,8% van de totale bevolking van het Rijk, voor het economische leven van het geheele land uit het volgende staatje volgens de Bedrijfsstatistiek van 1920: Aantal arbeiders-

*) Gedenkboek Wilhelminasluis te Zaandam, p. 29. 224 J. P. KRUIJT.

(sters), wonend in de Zaanstreek, per bedrijfsgroep, uitgedrukt in percenten van het totaal aantal arbeiders (sters) in elke bedrijfsgroep over het geheele Rijk.

F abrieken % Fabrieken. 0//o

L in o le u m ...... 42,7 Banket, koek, beschuit .... 6,2 5,2 W a p e n s ...... 32,9 Linnenweverijen ...... 5,0 V erfstoffen...... 20,7 Zeep, zeeppoeder...... 4,5 B lik w a ren ...... 18,7 Superphosphaat...... 4,0 Techn. plant, o li ë n ...... 16,5 Kisten ...... 2,9 Papiervvaren...... 13,2 Steendrukkerijen ...... 2,8 Houtzagerijen ...... 11,3 Chemigraphie...... 2,6 Cacao, ch ocolad e...... 10,8 K a a rsen ...... -’,4 Verfmalerijen, vernis, lak . . . 10,5 P a p ier...... 1,6

Waar de Bedrijfsstatistiek tot de Zaanstreek behoorende plaatsen als bijv. Wormer met aldaar wonende arbeiders (o.a. in de papierfabriek) niet meerekent, evenmin Assendelft, waar ook fabrieks­ arbeiders wonen (o.a. van de linoleumfabriek) en daarnaast nog vele forensen in de Z'aansche fabrieken werken, is het duidelijk, dat ge­ noemde cijfers veelal aan den lagen kant zijn. Hooren we tenslotte, dat Zaandam voor gezaagd hout en bal­ ken één der grootste invoerhavens van Europa is, hoe deze stad een 200-tal zeeschepen per jaar ontvangt en haar nieuwe zeehaven, geopend in 1911 en kostende ± één millioen gulden, zonder subsidie van staat of provincie heeft bekostigd, dat de Zaansche houthandel filialen heeft in Rusland en Duitschland, dan mogen we na het voor­ afgaande concludeeren: de Zaanstreek beleeft nu een tweeden bloeitijd van handel en industrie, anders, maar niet minder intensief dan haar eerste.

2. Waaraan is deze eeuwenlange industriëele activiteit te dan­ ken? Gedeeltelijk kan een anthropogeografisch onderzoek ons hierop een antwoord geven. Noord-Hollands Noorderkwartier was, ten­ gevolge van de vele watervloeden van de 9de tot de 13de eeuw, ver­ brokkeld tot een aantal grootere en kleinere eilanden1) Het „Ye” stond door „Cromme Ye” (vergelijk het huidige Krommenie) en „Zaen” in verbinding met Schermer, Beemster, Purmer en Wormer, welke drie

1) Vergelijk Mr. G. de Vries, De kaart v. Noordholl. Noorderkwartier in 1288, Letterk. Verh. v. d. Kon. Acad. 1863. Zie ook Dr. A. A. Beekman, Geschiedkundige Atlas v. Nederland, Hollands Noorderkwartier, met verbeteringen en aanvullingen van de kaart v. Mr. de Vries. DE BEVOLKING DER ZAANSTREEK. 225 eerste meren ook rechtstreeks met de Zuiderzee in verbinding stonden, zoodat voortdurend landafslag plaats vond. Door het leggen van den grooten Noordelijken IJdijk en van dam­ men, in de Voorzaan bij het tegenwoordige Zaandam, in de Achter- zaan bij Knollendam en in het „Cromme Ye” bij Krommeniedijk, en tenslotte (in de 14de eeuw) door het afsluiten van de verbindingen met de Zuiderzee, werd aan verdere veroveringen door het water paal en perk gesteld. Dit verbrokkeld eilandengebied was een uit­ muntend terrein voor visscherij en scheepvaart, waarvan vóór de 17e eeuw heel het Noorderkwartier profiteerde: niet alleen en de Zaandorpen, ook Broek in Waterland, Purmerend, Qraft, de Rijp, Schermer oefenden zeevaart uit. De goede waterverbinding maakte goedkoopen aanvoer van grondstoffen en daarmee nijver­ heid mogelijk, terwijl het vlakke, winderige polderland zich bij uitstek leende tot het gebruik van windmolens. Toen kwamen de vele inpol­ deringen gedurende de 17de eeuw. In korten tijd veranderde het kaartbeeld kolossaal. Vele waterwegen slibden door deze inpolderin­ gen dicht, daarmee verloren vele plaatsen hun waterverbinding en degradeerden tot „villes mortes”, terugvallend tot den vroegeren agrarischen toestand.*) (Zie de schetskaartjes hiernaast.) Wormer en Jisp, Westzaan, Oostzaan verloren handel en scheep­ vaart, die zich verplaatsten naar de aan de Zaan gelegen dorpen. De secondaire productie, eertijds verspreid over heel het’ Noorder­ kwartier, localiseerde zich meer en meer aan de oevers van IJ, later Noordzeekanaal, en Zaan. De huidige Zaansche industrie is dan ook geheel op het goedkoope vervoer te water gebaseerd2). Mag de gunstige ligging der Zaandorpen dus een belangrijke fac­ tor genoemd worden ter verklaring van het bloeiend economisch leven — meer dan één voorwaarde is ze niet. Een krachtige bevolking toch is noodig, zal de mogelijkheid, die een gunstige ligging biedt, actueel vervuld worden. We zullen dus hebben na te gaan, of in de Zaanstreek zulk een menschenslag aanwezig was en is.

3. De bewoners zijn er overwegend van Friesche afkomst, gelijk die van het geheele Noorderkwartier buiten de duinstreek. Hiervoor pleit het volgende: a) Het Zaansch is een Friso-Frankisch dialect, onder sterken invloed van het Hollandsch ontstaan uit het Friesche dialect, dat er in de 17de eeuw nog werd gesproken3), b) De Oud- Zaansche kleederdracht, nu geheel verdwenen, en het woningtype van de boeren in en rondom de Zaanstreek verraden eveneens Frie-

*) Verg. Blink, Gesch. v. d. Landbouw en Boerenstand in Nederland, 1902, II, p. 15. 2) E. Veen, De Zaansche nijverheid in vogelvlucht, 1924. 3) G. J. Boekenoogen, De Zaansche volkstaal, 1897.

DE BEVOLKING DER ZAANSTREEK. 227

sclie verw antschap1), c) De anthropologische kenmerken wijzen in dezelfde richting.2) Toch bestaat er verschil tusschen de West-Friezen eenerzijds, en de Zaankanters, Waterlanders en bewoners der droog­ makerijen anderzijds. Het percentage aan bruinoogigen bedraagt, volgens Bolk, bij de eerstgenoemden 10 tot 15 pCt., bij de laatsten 20— 25 pCt. en bij de meer Keltische (= Alpine) Kennemers 30—35 pCt. Hoe komt het Zuidelijk deel van het Noorderkwartier aan dit hooger percentage brunetten? Niet door menging met de Kennemers, die zelden plaats had. Voor de hand ligt, dit verschijnsel te vergelijken met iets dergelijks, dat bij vele steden is waargenomen. Ripley wijst er op: de stadsbevolking wijst ,,a distinct tendency towards brunet- ness” aan 3): de stedelingen zijn wel is waar langhoofdiger, maar eigenaardig genoeg ook brunetter! Bolk toont aan, dat dit voor vele Nederlandsche steden ook opgaat en noemt als oorzaak o.a. vestiging van uit Zuidelijke streken afkomstige vreemdelingen4). Hetzelfde moet wel voor de Zaanstreek en voor Waterland gelden, waar zich veel meer vreemdelingen hebben gevestigd dan in West-Friesland. Toen, na 1576, heel het Noorderkwartier bevrijd was van de Span­ jaarden, bloeiden handel en scheepvaart spoedig weer op en trok de Zaanstreek veel handelaren uit de Zuidelijke gewesten tot zich. Doopsgezinde vluchtelingen vonden hier geloofsgenooten. In den bloeitijd van den scheepsbouw vestigden zich er buitenlandsche kunstenaars om de spiegels der schepen met ornamentwerk te ver­ sieren 5). „Tal van deze vreemdelingen”, zegt Honig, „vermaagschap- ten zich alras op den gastvrijen grond, die hun arbeid en brood gaf” 6). Dat deze immigranten de bevolking somatisch verrijkten is dui­ delijk: religieuze en politieke vluchtelingen zijn kloeke personen en allerminst slappelingen7), dus ook cultureel van groote beteekenis. En vooral: nieuwe techniek brachten ze mee. Was het de Uitgeester Corn. Cornelisz, die in 1592 den eersten houtzaagmolen bouwde, een Vlaming, Lief van Moerbeek, voerde den eersten oliemolen in (te Alkmaar, later in de Zaanstreek). Den eersten pelmolen bouwde een religieuze emigrant uit Duitschland in Koog a. d. Zaan, daarmee den naam „Pel” verkrijgende, nu nog geen onbekenden naam aan de Zaan. De Zaansche papierindustrie werd in 1672 verbeterd en uitgebreid door de komst van Qeldersche papiermakers, die vluchtten voor de

‘) Gallee, Het Boerenhuis in Ned. en zijn bewoners, 1908, p. 22. ') Bolk, Verspreiding blondine- en brunette-type in Ned. — Versl. Kon. Acad. v. Wetensch., Afd. Natuurk., 1903/4, p. 922 en vlgd. 3) Ripley, The Races of Europe, p. 555. 4) Bolk, in Gallee’s Het Boerenhuis in Ned., p. 145 en vlgd. 5) G. J. Blees Kzn., Oud-Zaansche Volkskunst, in Het Huis, Oud en Nieuw. 1914. 6) Honig, H'ist., oudheid- en letterk. stud., II, p. 50. 7) Galton, Inquiries into Human Faculty and its development, sec. ed., 1907, p. 200. 228 J. P. KRUIJT. legers van Lodewijk XIV, gelijk hun vaders, in het begin 17de eeuw als Hugenoten uit Frankrijk gevlucht,de eerste papiernijverheid in Gel­ derland hadden gebracht. In het algemeen spelen vreemdelingen, en dan vooral refugié’s, een belangrijke rol in de industriëele ontwikkeling: wie Shadwells studie over de industrie van Engeland, Duitschland en de Vereenigde Staten leest, vindt daarin tal van dergelijke gevallen 1). Sombart zegt zelfs: „Der Fremde spielt bei der Entstehung der moder­ nen Industrie die entscheidende Rolle” 2). Kan de beteekenis der vele refugié’s in Nederland in de 16de en 17de eeuw hoog genoeg aange­ slagen worden? Ook in den huidigen tijd trekt de Zaanstreek geregeld veel werk­ krachten en hebben de gemeenten er meest een vestigingsoverschot, slechts zoo nu en dan, in slechtere jaren, afwisselend met vestigings- tekort. De bevolkingstoename gedurende de laatste eeuw is dan ook aanzienlijk, vooral in de beide grootste gemeenten. Men vergelijke:

Zaandam Wormerveer Alle 10 Zaansche gemeenten

1741 + 12556 inw. 1592 inw. — 1786 ± 10100 „ ± 1700 „ — 1839 11139 ., 2831 „ 28896 inw. 1889 15282 „ 4973 ., 39064 „ 1925 30532 „ 8655 „ 66680 „

De Zaansche arbeider emigreert niet graag — wie vertrekken zijn in den regel de laatstgekomenen. Slechts de groep der indus- trieelen is en wordt sterk verkleind door vertrek: vele patroons, die zich opgewerkt hebben, vestigen zich metterwoon in ’t Gooi, in Bloemendaal of Heemstede, om als forens hun fabrieken te blijven bezoeken en zich voor goed uit de Zaanstreek terug te trekken, als ze hun zaak overdragen. Dit stempelt het gebied tot een zuiver werk- district: wie den economischen strijd heeft gewonnen, verdwijnt, de strevenden blijven over. Gevolg is ook een geringere sociale differen- tiëering dan we in een industrieel gebied met vele middel- en groot­ bedrijven verwachten: zonderen we de agrarische elementen uit, en de weinige grootindustrieelen, die er zijn blijven wonen, dan vin­ den we de arbeidersklasse, ’t grootste deel der bevolking omvattende en de middenklasse: winkeliers, kantoorbedienden, kleine patroons, geen „leisured class”, weinig gezeten burgerij. En dagelijks brengen trein en boot nog een zwerm werkers van elders: Amsterdamsche arbeiders voor de Artillerieinrichtingen, honderden Amsterdamsche fabrieksmeisjes voor de chocolade-, koek-, beschuit- en blikfabrie-

1) Shadwell, Industrial Efficiency, 1913, o.a. p. 56, 164. 2) Sombart, Luxus und Kapitalismus, 1913, p. 205. id., Der Moderne Kapitalismus, I, p. 887 vlgd. DE BEVOLKING DER ZAANSTREEK. 229 ken, Katholieke arbeiders uit Uitgeest, Limmen, Heemskerk, meest seizoenarbeiders, die ’s zomers in den tuinbouw van hun woonplaats werken. — Volgens de beroepstelling van 1920 is 66,6 pCt. van de mannelijke bevolking in de Zaanstreek werkzaam in een of ander beroep, dat is het hoogste percentage van al de 40 economisch-geo- grafische districten, waarin deze statistiek ons land verdeelt (Neder­ land 61,3 pCt.), alweer een sprekend bewijs, hoe weinig de Zaan­ streek een rustoord is. Daarnaast is echter ook het aandeel, dat de verschillende leeftijdsklassen in de bevolking leveren, van invloed op dit hooge cijfer. Terwijl in Nederland meer dan 42 pCt., in een agrarisch district als de Haarlemmermeer1) zelfs meer dan 48 pCt. der bevolking in 1920 jonger dan 20 jaar was, bedroeg dit percent voor Zaandam, Koog, Zaandijk en Wormerveer nog geen 38. (Ver­ gelijk de grafische voorstelling hiernaast.) De oorzaak hiervan is, naast immigratie van mannelijke volwassenen, de geringe nataliteit. Men vergelijke: Gemiddelden der jaarlijksche geboorten per 1000 inwoners:

1881— 1890 1891— 1900 1901—1910 1911— 1920

Zaandam . . . 32,3 31 25,4 22,7 Wormerveer . . 36,4 29,9 23,5 21,9 Nederland . . . 34,2 32,5 30,5 27,0

Voor dit zoo algemeene verschijnsel der geboorteafname zijn al heel wat verklaringen gegeven. Die door afname van het aantal huwe­ lijken gaat hier evenmin op als elders2), ten minste in Zaandam. Gemiddeld aantal huwelijken per 1000 inwoners per jaar.

1881—1890 1891— 1900 1901—1910 1911—1920

Zaandam . . . 8,1 9,4 8,9 11,0

Gestegen genotzucht, emancipatie van de kerk en van traditie in het algemeen, toegenomen „Bildung”, meer zorg voor de vrouw en voor de opvoeding der kinderen, dit alles vormt naast nog andere een complex van factoren die het verschijnsel verklaren. Of om alles, gelijk Wolf deed, in één formule uit te drukken: het toegenomen ratio­ nalisme van de massa leidde ook tot „Rationalisierung des Sexual­ lebens”. Ditzelfde_rationalisme uit zich ook: in de toeneming van het‘ongeloof, in het voortschrijden van het socialisme, ja, volgens Sombart is het één der voorwaarden geweest voor het ontstaan van

‘) Ter Veen, De Haarlemmermeer als kolonisatiegebied, 1925, p. 164. ') Vergelijk Wolf, Der Geburtenrückgang, 1912, p. 16. o < o ca KRUIJT. 0 n hooger en 80 LEEFTIJD pow e bvlig a Zadm og anik omrer ar efid n elct n rcne dr bevolkingr der procenten in geslacht en leeftijd naar Wormerveer + Zaandijk + Koog + Zaandam van bevolking der Opbouw 20—24 25—29 75—79 30—34 35—39 55—59 70—74 50—54 60—64 65—69 15—19 40—44 45—49 10—14 — 4 0— — 9 5—

14 14

12 12 10 10 PERCENTAGE. PERCENTAGE.

1 MANNEN 8 8

\ 1 6 m ' / Vvl - On ' H ' p 1 eebr 1920, December 31 op ' " " 1 1 r ~ p rci o u1 c f Onproüucti..‘v n rn ot-Iii f, r o t J i i c i i e pradiictifrv 1 1 ' f 1 . . 1; v e 1 ’ ' 1 ' 1 ' r övtn m Vt n ' en ' j l l l l l ' /' VROUWEN 6 P ERC EN TA G E. E. G TA EN ERC P

i ' 8 8 m m

10 10

12 12 14 14 0 n hooger en 80 LEEFTIJD 75—79 55—59 70—74 60—64 65—69 20—24 25—29 30—34 35—39 45—49 50—54 10—14 15—19 40—44 —4 0— 9 5—

DE BEVOLKING DER ZAANSTREEK. 231 de kapitalistische productiewijze1). In dien zin nu is de Zaansche bevolking zeer rationalistisch: het blijkt uit het bloeiende bedrijfs­ leven — uit de lage geboorte- en sterftecijfers, veel lager dan die van het Rijk, voor éen deel lager zelfs dan die van Amsterdam — het blijkt ook uit het hoog percentage onkerkelijken en uit den massa- len aanhang van de socialistische beginselen, waarover straks nader. De volgende tabel diene om inzicht te krijgen in den samenhang van deze verschillende verschijnselen: of Idem 1911—1920 1911—1920 verk. 1925 Percentage volkst. volkst. 1920 volkst. volkst. 1920 boortecijfers agrarisch agrarisch (a) sterftecijfers per 1000 per 1000 inw. Soc. Soc. Democr. Industrieel (0 Roomsch'Kath. stemmen stemmen in % van geldige st. jaarlijksche jaarlijksche ge* Percentage Percentage van ! Tweede Tweede Kamer Gemiddelde Gemiddelde der personen personen zonder kerkgenootschap

Wormer . . . 32,8 i i , i 27,6 12,1 28,2 i + a Oostzaan. . . 26,3 10,5 35,4 8,2 2,7 overwegend a Krommenie . 25,1 12,0 26,4 *) 25,8 25,4 i Zaandam. . ■ 22,7 10,0 45,0 37,2 14,3 i Koog .... 22,6 10,0 47,0 38,2 8,8 i Westzaan . . 22,4 11,0 41,0 31,9 4,3 i + a Wormerveer . 21,9 9,3 38,7 •) 34,6 13,8 i Zaandijk . . . 20,8 9,7 49,2 36,9 4,2 i

Amsterdam. . 22,3 12,0 37,1 21,7 22,6 R ijk...... 27,0 13,4 22,9 7,7 35,6 *) Belangrijke percentages communistische stemmen hadden Krommenie: 15*7%; Wormerveer 7,7%.

Hieruit blijkt, dat Wormer, Oostzaan en Krommenie afwijken van de andere gemeenten. Wormer met een geboortecijfer als Polen of Britsch Indië, Zaandijk maar even boven het Fransche cijfer!2) Bij Wormer en Krommenie is blijkbaar het hoogere percentage Katho­ lieken van invloed, bij Oostzaan is dit juist heel laag, maar hier is het percentage onkerkelijken het laagst; in deze overwegend agrarische gemeente blijkt de rationalistische geest nog niet zoo diep doorgedron­ gen, hoewel het percentage socialistische stemmen er weer belangrijk is.,Wormerveer, het meest zuivere type van een industrieplaats, heeft het laagste sterftecijfer en één der laagste geboortecijfers. In hoofd­ zaak wijzen de cijfers op een parallélisme der verschillende ver­ schijnselen: industrialiseering gaat gepaard met lage geboorten en sterften, en met steeds veld winnend socialisme en ongeloof — als tegenwerkende factor treedt de aanwezigheid van een grooter per­

*) Sombart, Der moderne Kapitalismus, 1919, I p. 320, II p. 1080. 2) Verg. Methorst, Enkele belangrijke demografische feiten, Mensch en Maat­ schappij 1926, p. 424 vlgd. 232 J. P. KRUIJT.

centage Katholieken op, waardoor bijv. een industrieplaats als Krom­ menie afwijkt van de andere fabrieksplaatsen. Ook de sterftecijfers zijn laag, lager dan in de omliggende agra­ rische gemeenten; v. Leeuwen1) noemt als oorzaak: le zieken­ fondsen; 2e meerdere verstandelijke ontwikkeling der. bevolking; 3e dus eerder raadplegen van deskundigen; 4e grootere welvaart; 5e beter drinkwater; 6e minder vervuiling van openbare wateren, waar­ aan men nog kan toevoegen: 7e betere woningtoestanden; 8e badin­ richtingen. Allerlei sociaal-hygiënische maatregelen met als gevolg: betere zuigeling verzorging zijn oorzaak, dat de sterfte beneden het jaar zeer gering is. Van Leeuwen vergelijkt de zuigelingensterfte van de Zaanstreek met die van andere industrieplaatsen in Nederland met meest Katholieke of orthodoxe bevolking — de cijfers der Zaanstreek staan hier verre beneden alle andere plaatsen. Behalve bovenge­ noemde zijn er m.i. nog een tweetal oorzaken te noemen voor die zeer geringe zuigelingensterfte: le het is een bekend feit, dat beper­ king van geboorten zonder meer al in het algemeen een goeden invloed heeft op de kinderverzorging en dus op de kindersterfte. 2e. Bekend is ook, hoe ongunstig arbeid van gehuwde vrouwen in de fabrieken op de zuigelingensterfte werkt2). Nu is het aantal gehuwde vrouwen, dat op de Zaansche fabrieken werkt, uiterst gering. Shad- well concludeert in zijn „Industrial Efficiency”, hoewel voorzichtig, dat naast den fabrieksarbeid van gehuwde vrouwen nog ter verklaring van hoogere zuigelingensterfte als bijv. van Sheffield moet worden genoemd: de woningtoestanden. Steden met een hoog percentage huurkazernen hebben een hooger zuigelingensterfte dan die met meer „ cottage-housing”3). De Zaanstreek heeft dit voor op de groote steden, dat huurkazernen met vele verdiepingen er geheel ontbreken, al zijn de woningtoestanden, vooral in Krommenie, nog niet overal ideaal te noemen.

‘) v. Leeuwen, Proeve van demografie in het gebied der gezondheidscom­ missie te Purmerend, 1920, p. 32 vgld. 2) Verg. Herkner, Die Arbeiterfrage, 1916, I, p. 39. ■’) Shadwell, p. 104/5. Slot volgt.