DE BEVOLKING DER ZAANSTREEK. DOOR J. P. KRUIJT. I. 1. De locale historiographie en de locale geographie, welke in elke streek wel één of meer beoefenaren hebben, geven over het kleine gebied, dat zij beschrijven, soms zooveel bijzonderheden, dat zij alleen van belang schijnen te zijn voor plaatsgenooten. Dit met pië­ teit bijeenverzamelde materiaal is echter van onschatbare waarde voor den sociograaf, die, het aanvullend met de resultaten van eigen waarneming, het vergelijkend met de helaas nog zoo schaarsche sociogrammen van andere streken en het toetsend aan de tot dusver gevonden sociale wetmatigheid, het aldus kan omwerken tot een voor de algemeene sociale wetenschap min of meer waardevol geheel. De historisch-geografische eenheid, die Zaanstreek heet, had en heeft vele van deze locale beschrijvers. Trouwens, de eigenaardigheden van het economische, sociale en cultureele leven der bewoners van deze streek in verleden en heden wettigen dezen vloed van literatuur , volkomen. Schrijver dezes stelt zich voor deze bijzonderheden in . hoofdlijnen te behandelen, voor zoover het kort bestek van een tijd­ schriftartikel dit toelaat.1) Tot de Zaanstreek in den wijdsten zin behooren de aan de Zaan gelegen gemeenten Zaandam, Koog, Zaandijk, Wormerveer en Wor- mer en de op eenigen afstand van dit water gelegen gemeenten West- zaan, Krommenie, Assendelft, Oostzaan en Jisp. Reeds lang heeft dit gebied overwegend secondaire productie, al is de peripherie ook weer l) Om veelvuldige bronaanwijzingen te voorkomen, zij er hier op ge­ wezen, dat de meeste locale historische gegevens zijn ontleend aan het uitnemende werk van den Zaanschen letterkundige Jacob Honig Jzn. Jr., Geschiedenis der Zaanlanden, 1849, 2 dln., verder aan de Historische, oudheid- en letterkundige studiën, 1866/7, 2 dln., van denzelfden auteur, aan de onder zijn redactie uitgegeven Zaanlandsche Jaarboekjes, 1841/54, en tenslotte aan nog vele andere geschriften, waarvan we hier noemen: Adriaan en Petrus Loosjes, Beschrijving van de Zaan­ landsche dorpen, 1794; J. Vredenduin Pz., Geschiedenis van de Banne Westzaanen, 1903; P. G. Kuijk, De Zaanstreek, uit haar verleden en heden, 1923; Schotel, Zeden en gebruiken aan de Zaanstreek, 1874. 222 J. P. KRUIJT. gedeeltelijk tot den voormaligen agrarischen toestand teruggevallen. In dit artikel wordt voornamelijk de bevolking besproken van de meer industriëele gemeenten, in mindere mate die van de meer agrarische als Assendelft, Oostzaan en Jisp, hoewel ook hier een grooter of kleiner aantal arbeiders woont, werkend op de fabrieken der naburige ge­ meenten. In de Middeleeuwen oefenden de bewoners visscherij, veeteelt en landbouw uit. De visscherij werd, als in vele streken, een oefen­ school voor de zeevaart, deze leidde tot handel, en de verwerking van de opgeslagen handelsproducten tot nijverheid, die op haar beurt den handel weer verlevendigde. Alles volgens het gewone verloop: „Die Regel ist___dasz der Handel die Industrie weckt. Anderseits regt___die Industrie den Handel an” 1). Met den grooten economi- schen bloei der geheele Republiek, einde 17de eeuw, viel die der Zaan­ streek samen: 600 a 700 molens, 150 beschuitbakkerijen, 50 scheeps­ timmerwerven, een 50-tal schepen die gemiddeld jaarlijks op de walvischvaart gingen, dat zijn getallen die spreken. Ver buiten de grenzen van Holland was de Zaanstreek in dezen eersten bloeitijd bekend. De bewonderenswaardige molentechniek verwierf terecht de lofspraak van den vreemdeling2). Het beroemde oud-Hollandsche geschepte papier was voor een belangrijk deel een product van de Zaansche geslachten Honigh en van der Ley. De Wormerbeschuit ging heinde en ver, „tot daer de son sijn loop endt”. Met eere noemt Baasch 3) onze streek dan ook op verschillende plaatsen in zijn boek. Met het verval van den Hollandschen handel kwam ook die van den Zaanschen handel en de molennijverheid, einde 18de eeuw, door dezelfde oorzaken. Aan één daarvan, wellicht de voornaamste, had­ den de Zaanlanders ongewild meegewerkt: tallooze hunner bedrijven hadden na Peters komst, Russen in de leer, wat den bazen goed geld opbracht. Maar toen in Rusland en Zweden vele houtzaagmolens wer­ den gebouwd, kon men aan de Zaan in korten tijd een honderdtal daarvan afbreken! Hoewel nooit geheel verdwenen, waren Zaansche handel en nijverheid in de eerste helft der 19e eeuw nog maar een schim van hun vroegere grootheid. De drukke Qroenlandvaart, en de zee- scheepsbouw, met de vele nevenbedrijven, hadden den Franschen tijd bijna geen van alle overleefd. Maar nog wiekten er honderden molens, nog waren houtzaag-, stijfsel-, zeildoek-, olie-, pel- en pa­ pierindustrie van belang. Tot de moderne machinale industrie nieu­ wen bloei bracht. Dat deze moderniseering, op enkele loffelijke uit- *) Supan, Leitlinien der allg. politischen Geographie, 1922, p. 151. 2) Murris, La Hollande et les Hollandais au XVIIe et au XVIIIe siècles, vus par les Français, 1925, p. 52. 3) E. Baasch, Holländische W irtschaftsgeschichte, 1927, p. 71, 106, 111, 164. DE BEVOLKING DER ZAANSTREEK. 223 zonderingen na, laat kwam, is te begrijpen: verouderde techniek en bedrijfsvormen werken remmend, waarbij nog kwam de groote be- teekenis, die de molens als traditioneel familiebezit hadden. Dat ze echter móest komen, is evenzeer te begrijpen; alle voorwaarden waren vervuld, executieve arbeiders: de molenknechts; leiders: de eigenaren der nog bestaande molens, die kapitaal, afzetgebied, be­ drijfskennis hadden en als bijzonderen prikkel: de traditie en het schitterend beeld van den eersten bloeitijd. Eenmaal heen over den schroom voor het nieuwe, was het wachten nog slechts op een aan het 'moderne verkeer aangepaste waterverbinding. Al ontwikkelde zich reeds vanaf de 50er jaren stoomolieslagerijen, de volle ontplooiing der moderne industrie kwam pas na het uitdiepen van Zijkanaal G., de verbinding van Voor- zaan en Noordzeekanaal en na het graven van de Zaandammer zeehaven van 1883 tot 1885. In 1891 hadden Zaandam, Koog, Zaandijk en Wormerveer reeds minstens 74 fabrieken, waaronder 53 door stoom gedreven, naast de 160 molens die er toen nog draaiden.1) Geleidelijk ontstond de moderne industrie op de basis van de oude molennijverheid: men begon met een stoommachine of motor in den molen voor windstille dagen en verving later alles door een fabriek, zoodat menig vroeger moleneigenaar modern industrieel werd. Anderen, zeer vaak opgestegen uit den arbeidersstand, vestigden nieuwe takken van industrie: cacao-, beschuit-, koek-, machine-, lino­ leum-, blikindustrie enz. Hoe overwegend industrie en handel deel uitmaken van het huidige Zaansche economische leven, moge blijken uit het volgende staatje volgens de beroepsstatistiek van 1920, waarbij onder Zaan­ streek wordt verstaan de gemeenten Zaandam, Koog, Zaandijk, Wor­ merveer, Krommenie, Oostzaan en Westzaan: Bedrijfsindeeling (in percenten v. d. totale werkzame bevolking.) Landbouw, Handel. Huiselijke 1920 Industrie Visscherij, Overige Jacht Verkeer diensten Zaanstreek . 56,8 5,1 20,6 7,4 10,1 Nederland . ; 37,8 23,6 19,6 8,1 ! 10,9 Zeer duidelijk blijkt ook de groote beteekenis van de 7 genoemde gemeenten, met samen nog geen 0,8% van de totale bevolking van het Rijk, voor het economische leven van het geheele land uit het volgende staatje volgens de Bedrijfsstatistiek van 1920: Aantal arbeiders- *) Gedenkboek Wilhelminasluis te Zaandam, p. 29. 224 J. P. KRUIJT. (sters), wonend in de Zaanstreek, per bedrijfsgroep, uitgedrukt in percenten van het totaal aantal arbeiders (sters) in elke bedrijfsgroep over het geheele Rijk. F abrieken % Fabrieken. 0//o L in o le u m ....................................... 42,7 Banket, koek, beschuit .... 6,2 5,2 W a p e n s ........................................... 32,9 Linnenweverijen .......................... 5,0 V erfstoffen....................................... 20,7 Zeep, zeeppoeder.......................... 4,5 B lik w a ren ....................................... 18,7 Superphosphaat.............................. 4,0 Techn. plant, o li ë n ...................... 16,5 Kisten ................................................ 2,9 Papiervvaren................................... 13,2 Steendrukkerijen ..... 2,8 Houtzagerijen .............................. 11,3 Chemigraphie.................................. 2,6 Cacao, ch ocolad e.......................... 10,8 K a a rsen ........................................... -’,4 Verfmalerijen, vernis, lak . 10,5 P a p ier............................................... 1,6 Waar de Bedrijfsstatistiek tot de Zaanstreek behoorende plaatsen als bijv. Wormer met aldaar wonende arbeiders (o.a. in de papierfabriek) niet meerekent, evenmin Assendelft, waar ook fabrieks­ arbeiders wonen (o.a. van de linoleumfabriek) en daarnaast nog vele forensen in de Z'aansche fabrieken werken, is het duidelijk, dat ge­ noemde cijfers veelal aan den lagen kant zijn. Hooren we tenslotte, dat Zaandam voor gezaagd hout en bal­ ken één der grootste invoerhavens van Europa is, hoe deze stad een 200-tal zeeschepen per jaar ontvangt en haar nieuwe zeehaven, geopend in 1911 en kostende ± één millioen gulden, zonder subsidie van staat of provincie heeft bekostigd, dat de Zaansche houthandel filialen heeft in Rusland en Duitschland, dan mogen we na het voor­ afgaande concludeeren: de Zaanstreek beleeft nu een tweeden bloeitijd van handel en industrie, anders, maar niet minder intensief dan haar eerste. 2. Waaraan is deze eeuwenlange industriëele activiteit te dan­ ken? Gedeeltelijk kan een anthropogeografisch onderzoek ons hierop een antwoord geven. Noord-Hollands Noorderkwartier
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages12 Page
-
File Size-