11 3 Juni 2015

WM tijd zijn en Mengelberg Willem

De Symfonie van César Franck

Paul van Kempen W Dimitri Mitropoulos M

Inhoud Van het bestuur en van de redactie 1 Kees de Leeuw 2 Programmatoelichting bij de Symfonie van Franck 13 Johan Maarsingh Mengelbergs herontdekking van een symfonie 18 Simon van Milligen De Symphonie van César Franck (1902) 21 Concertrecensies van de Symfonie van Franck 23 Francisco Joffily D. Mitropoulos – Two Concerts Not to Be Forgotten 33 Concertrecensies Tsjaikovski 39 Het Concertgebouworkest in Luik 47 Concertstatistiek Symfonie van Franck 49

Afbeelding v oorzijde Paul van Kempen getekend door Emil Stumpp, 1931 Colofon WM is een kwartaaluitgave van de Stichting Society (WMS). Net als zijn voorganger, de Willem Mengelberg Vereniging, wil de WMS wereldwijd zoveel mogelijk men- sen in aanraking brengen met de muzikale nalatenschap van de dirigent Willem Mengelberg. . Redactie Johan Maarsingh, Ronald de Vet

Bestuur Voorzitter Frederik Heemskerk Vice -voorzitter Eveline Nikkels Secretaris Olga de Kort Penningmeester Jan Reinoud Lid Frits Zwart

Website www.willemmengelberg.nl

Erevoorzitter Riccardo Chailly

Don aties: minimaal € 30 indien u woont binnen Europa, € 35 daarbuiten. Voor dat bedrag ontvangt u viermaal per jaar WM en krijgt u reductie op de entreeprijs van onze bijeenkom- sten. Gaarne overmaking naar NL36 INGB 0006 1486 87 t.n.v. stichting Willem Mengel- berg Society o.v.v. ‘donatie WMS’.

Overname van de redactionele inhoud is alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie. Aanleveren kopij voor WM 114 uiterlijk 15 augustus 2015. 28e jaargang, nummer 113. © 2015. ISSN 2213-9036. Van het bestuur Mengelberg en Van Kempen

Op 9 mei jongstleden wijdde de Willem die van Mengelberg. Frits Zwart fungeerde Mengelberg Society in een stijlvolle (en daarbij als moderator. prettig gevulde) Louis Quinze-zaal in het Wij denken met dit soort luisterbijeen- Haagse Pulchri zijn voorjaarsbijeenkomst komsten op de goede weg te zijn. Ten aan Paul van Kempen. Van Kempen was eerste blijken historische opnamen als de een dirigent die in Mengelbergs leven – hier beluisterde, ondanks hun technische vooral na de oorlog – een belangrijke rol onvolkomenheden, nog steeds verrassend speelde. Zo was al afgesproken dat hij met veel zeggingskracht te hebben. Ten tweede Mengelberg in Italië de nodige voorberei- vormen uitvoerende kunstenaars die op de dingen zou treffen voor diens afscheids- een of andere manier Mengelberg nog concert (eind 1951) in . Men- hebben meegemaakt een mer à boire bij de gelberg kon immers na al die jaren van ge- keuze van interessante gespreksonderwer- dwongen ledigheid wel weer een beetje pen in de nabije toekomst. ‘coaching’ van zijn leerling gebruiken. Het Wij hopen van harte dat u het met dat is daar, zoals wij allemaal weten, niet van laatste eens bent. Wilt u meer over Mengel- gekomen maar de eeuwig onbeantwoorde berg en/of de Society weten? Bezoek dan vraag is natuurlijk of dat afscheidsconcert onze website www.willemmengelberg.nl. niet onmogelijk zou zijn gemaakt door Tenslotte doe ik een klemmende op- dezelfde relletjes als waardoor Van Kem- roep aan alle Vrienden van de Willem pens optreden, een half jaar eerder, werd Mengelberg Society bij wie het dit jaar nog verstoord. niet tot overmaking van de jaarlijkse bij- Kees de Leeuw (auteur van de biografie drage kwam. Wij verzoeken u vriendelijk Dirigeren is geen beroep maar een roeping) alsnog een donatie van € 30 (of meer), over zoomde in op Van Kempens veelbewogen te maken op NL36INGB0006148687 t.n.v. levensloop en een deskundig mini-panel, stichting WMS onder vermelding van ‘do- bestaande uit violist Jaring Walta en pianist natie 2015’. Uw hulp helpt ons bij de ver- Geoffrey Madge vergeleek opnamen van wezenlijking van onze plannen. Bij voor- Van Kempen (Tsjaikofski’s Zesde symfo- baat veel dank! nie, Beethovens Vijfde pianoconcert) met Namens het bestuur, Frederik Heemskerk

Van de redactie

Na de tekst van de lezing over Paul van Vrienden. Omdat het behalve Franck- ook Kempen aandacht voor César Franck, die Tsjaikovski-jaar is, bieden we concertrecen- 125 jaar geleden overleed. We zijn ook blij sies van enkele van zijn orkestwerken. met een originele bijdrage voor ons blad Ter ere van Franck maken we voor het over Dimitri Mitropoulos, van de hand van provincie-optreden van het CGO een uit- Francisco Joffily uit Rio de Janeiro, nog stapje naar zijn geboorteplaats Luik. altijd de enige niet-Europeaan onder onze Wij wensen u veel leesplezier. Lezing voor de Willem Mengelberg Society op 9 mei 2015 in Den Haag Paul van Kempen

Kees de Leeuw

Paul van Kempen werd geboren op 16 mei 1893 in Zoeterwoude op een adres dat nu bekend is als Herenstraat 61 in . Het gezin verhuisde later naar nummer 53. Zijn vader was goudsmid, later winkelier en agent in levensverzekeringen. Zijn vrouw stond te boek als winkelierster, maar was bovenal moeder want het rooms-katholieke gezin telde dertien kinderen. Paul van Kempen kreeg onderwijs tot zijn veertien- de jaar. Pas veel later zou hij vreemde talen leren en sprak toen – naar eigen zeggen – redelijk Duits, Engels, Frans en Italiaans. Vanaf zijn zevende jaar leerde hij viool spelen. Hij was leerling van de Muziek- school van de Maatschappij tot Bevorde- ring der Toonkunst in Leiden. Zijn docent was Jan Gerbrand Striening (1860–1932). Striening was een lokale beroemdheid met een indrukwekkend cv. Hij had gestudeerd bij Joseph Joachim in Berlijn, was eerste violist in Rotterdam en werkte later bij het Residentie-Orkest en trad vele malen als solist op. Hij was onder meer de compo- nist van het muziekdrama Doornroosje, dat in 1901 in Leiden werd opgevoerd. Volgens Striening behoorde Van Kempen al in diens jonge jaren tot zijn meest begaafde officiële afdeling van de Maatschappij tot leerlingen. Bevordering der Toonkunst. Er bestond een bloeiend muziekleven Sempre Crescendo was feitelijk een studen- in Leiden tijdens Van Kempens jeugd. Er tengezelschap, maar er traden beroemde waren orkesten zoals Musis Sacrum (opge- musici op zoals Pablo Casals, Carl Flesch, richt 1828), het studentenmuziekgezel- Dirk Schäfer, Pauline de Haan-Manifarges schap Sempre Crescendo (1831) en Ver- en Heinrich Fiedler. Het orkest stond maak door Toonkunst (1839) en er waren onder leiding van Frits Koeberg (1876– diverse zalen, met als bekendste de Stads- 1961). Mengelberg dirigeerde meer dan gehoorzaal. Er bestonden een officieuze en eens composities van Koeberg of gaf hem de gelegenheid om zelf zijn werk te dirige-

2 ren. Toen Van Kempen violist was in het Louis Zimmermann is vooral bekend Concertgebouworkest werd het ‘Grieksch geworden als concertmeester van het Con- tussenspel’ uit Plato uitgevoerd. certgebouworkest. Ook componeerde hij Pauls vader was lid was van de afdeling en leidde veel violisten op. In een interview Leiden van de Maatschappij tot Bevorde- ter ere van zijn zestigste verjaardag sprak ring der Toonkunst, en hierdoor kon Paul hoogstwaarschijnlijk gratis concerten be- zoeken. Ook Mengelberg en het Concert- gebouworkest traden tijdens Pauls jeugd enkele malen op in de Stadsgehoorzaal te Leiden en zo heeft Van Kempen al op jonge leeftijd kennis kunnen maken met Mengelbergs directie. Op negenjarige leeftijd maakte Paul van Kempen wellicht zijn debuut, in Leiden (in de Stadsgehoorzaal, zo blijkt uit krantenbe- richten uit 1941). Volgens andere berichten was dit pas in 1906, waarschijnlijk tijdens de Rembrandtfeesten, ter gelegenheid waarvan Willem Mengelberg zijn muziek bij etsen van Rembrandt had gecompo- neerd. Van Kempen ging viool studeren aan het conservatorium van Amsterdam, maar had daarvóór al besloten dat hij geen violist maar dirigent wilde worden. Louis Zimmermann Conservatorium (1910–1913) Op 18 oktober 1910 werd hij uitgeschreven Zimmermann zijn bijzondere waardering uit Leiden, vanwege zijn vertrek naar uit voor diverse leerlingen, onder wie Paul Amsterdam. Toevallig trad die dag het van Kempen. Op zijn beurt heeft Paul van Concertgebouworkest onder Mengelberg in Kempen zijn leermeester ook zeer gewaar- Leiden op, met de tweede symfonie van deerd, zoals duidelijk wordt uit correspon- Brahms en werken van Franck, Wagner en dentie. Hij spreekt zijn leraar aan met “lie- Beethoven. Een mooi en symbolisch ve vriend” en “onvergetelijke leeraar”. Ter afscheid van zijn geboortestad. ere van de zeventigste verjaardag van Zim- De jonge Van Kempen kreeg een mermann in 1943, trad deze op met het zelden toegekende studiebeurs, vanwege vioolconcert van Brahms en werd hij uiter- zijn uitzonderlijke talent. Zijn belangrijkste aard gehuldigd. Van Kempen stuurde hem en bekendste docenten waren Julius Rönt- vanuit Aken een felicitatiebrief, waarin hij gen, en bovenal vioolleraar Zimmermann onder meer bedankte dat hij Louis Zimmerman. In zijn eerste studiejaar “de grondsteen legde voor mijne muzikale was niet Zimmermann maar Heinrich Fied- opvatting en mijn violistisch kunnen, voor ler, die ook concertmeester geweest is bij al uw moeite met de ‘kleine Paul’.” het Concertgebouworkest, de docent viool. In juni 1913 deed Van Kempen de examens voor het Eindgetuigschrift. Hij

3 soleerde in het eerste deel van het Eerste badplaats, een situatie zoals Van Kempen vioolconcert van Vieuxtemps. Tevens trad die later ook zou aantreffen in Dresden. hij op als primarius in een strijkkwartet van Naast met name Italiaanse opera’s diri- de Nederlandse Anna Lambrechts-Vos geerde Harmans minder bekende werken, (1876–1932). waaronder Die Schneider von Schönau van de Nederlandse componist Jan Brandts Buys. Concertgebouworkest – Bad Nauheim Brandts Buys (1868–1933) haalde met deze (1913–1920) opera één van zijn grootste successen. Na zijn eindexamen werd hij in het seizoen Harmans, Van Kempen, cellist Hugo Ous- 1913-1914 aangenomen als tweede violist hoorn en zanger Hans van de Winkel bij het Concertgebouworkest. In het vol- stuurden Brandts Buys een felicitatiebrief gende seizoen kreeg hij een plek bij de eer- naar aanleiding van de opera, waarin zij ste violen. In deze twee seizoenen kreeg hij aangaven trots te zijn op hun landgenoot. veel bewondering voor dirigent Mengel- Er bestaat ook een Nederlandse versie van berg en nam de ambitie toe om zelf diri- dit werk, De kleermakers van Marken, die in gent of tenminste concertmeester te wor- 1952 werd uitgevoerd door het Radio Phil- den. Gezien de zeer beperkte mogelijkhe- harmonisch Orkest onder leiding van Paul den hiervoor in Nederland en mede op van Kempen. advies van Louis Zimmermann en Mengel- berg week Van Kempen in de loop van 1916 uit naar Duitsland. In januari 1916 blijkt Van Kempen nog in Nederland zijn. Uit deze periode stamt wellicht de eerst re- censie naar aanleiding van een concert waar hij optrad in Haarlem en “met veel tempe- rament en goede techniek” een deel uit een vioolconcert van Saint-Saëns uitvoerde. In Posen (nu Poznan in Polen) was de Nederlander Willem Harmans (1882–1942) dirigent. Van Kempen zou hier zijn eerste baan als concertmeester krijgen. Een groot Bad Nauheim, Kuranlage. Konzertgarten verschil met Nederland is dat de meeste Afb. Hessisches Staatsarchiv Darmstadt orkesten in Duitsland verbonden waren Van Kempen was ook actief in een trio aan een theater. Zij verleenden vooral samen met Hugo Oushoorn en Johannes medewerking aan opera’s en operettes, en Heidenreich. De verscheidene trioavonden gaven relatief weinig symfonische concer- worden “geslaagd” genoemd. Paul van ten. Opera’s werden in Posen dermate Kempen was net als Oushoorn docent aan goed bezocht dat bijna elke opera herhaald het Geisler conservatorium in Posen. Door kon worden. Van orkestwerken die in deze de politieke veranderingen na de Eerste periode werden uitgevoerd zijn onder meer Wereldoorlog moest hij uit Posen vertrek- de Zesde symfonie van Tsjaikovski, de ken.Na een zeer korte tijd in het Kurorkest Vierde symfonie van Schumann en werken van Bad Nauheim werd hij in 1920 con- van Mozart, Brahms en Gade te noemen. certmeester bij het stedelijk orkest van Sommige orkesten traden in de zomerse Dortmund. periode bovendien op als Kurorkest in een

4 Het Dortmunder Trio: Carl Roser, Gerard Bunk en Paul van Kempen. Ca. 1920. Afb. Bunk-Freundeskreis im Dortmunder Bachchor an St. Reinoldi e.V., Dortmund (www.gerardbunk.de)

Dortmund (1920–1932) (1888–1958). Ook was er veel aandacht Het orkest waar Paul van Kempen concert- voor Bruckner. Volgens het Neue Zeitschrift meester werd stond onder leiding van Wil- für Musik behoorde het orkest tot de beste helm Sieben, die in 1925 eenmalig voor het orkesten van het Ruhrgebied. Begin jaren Concertgebouworkest stond. Het Dort- dertig werd de economische crisis voelbaar. munder orkest behoorde met 87 musici tot Het orkest werd verkleind en er was weinig de grotere orkesten en diende vooral als ruimte meer voor vernieuwing. Er werd operaorkest. Het voerde echter ook symfo- teruggegrepen op lichter repertoire. De nische en vocale composities als Ein hoeveelheid bezoekers was flink gedaald en Deutsches Requiem en de Matthäus-Passion uit, slechts wanneer er sterren als Furtwängler waar in beide gevallen Van Kempen als langskwamen trok dat meer luisteraars. solist optrad en geprezen werd. Er werd Gerard Bunk was een Nederlandse mu- veel aandacht geschonken aan hedendaagse sicus die onder meer als organist in Dort- componisten zoals Kurt Atterberg, Her- mund werkte. Hij trad samen met Van mann Bischoff, Joseph Haas, Heinz Thies- Kempen op in een pianotrio met Carl sen, Cornelis Dopper en Gerard Bunk Roser (de solo-cellist van het Dortmunder

5 orkest) en als duo-partner. Op dergelijke Dirigent in Dortmund kamermuziekavonden speelde Van Kem- In de jaren ’20 ging de radio een steeds pen echter ook vaak solo in composities belangrijker rol spelen, ook als medium van onder meer Kreisler, Sarasate en Sin- voor klassieke muziek. Vanaf 1929 leidde ding. Het trio had een zeer breed repertoire Van Kempen als dirigent het Dortmunder en oogstte veel succes. Bij bezoek aan klei- Kammerorchester, soms ook aangeduid als nere plaatsen werden vooral lichtere com- Westdeutsches Kammerorchester. Dit or- posities geprogrammeerd. kest speelde live voor de radio voorna- Soms trad Bunk als dirigent en Van melijk repertoire uit de barok en van de Kempen als solist op bij orkestuitvoerin- Weense klassieken maar ook bij voorbeeld gen, zoals in het vioolconcert van Ludwig de Serenade voor strijkers van Tsjaikovski. van Beethoven. Paul van Kempen “over- Opvallend is dat Paul van Kempen koos trof het (zeer goed beoordeelde) orkest. voor een andere opstelling van het orkest Deze techniek, de ziel van zijn spel!” Een voor de microfoon ten behoeve van de concert in Herne met een populairder pro- akoestiek. Het orkest was onder zijn leiding gramma leverde een opgetogen recensie op succesvol maar speelde een bescheiden rol. over het Trio “deren Lob nicht hoch genug Toen de economische recessie steeds gesungen werden kann. Die Violinstimme grotere vormen aannam viel de decentrale fand in Herrn van Kempen ihren ausgereif- zender van Dortmund en daarmee het ten Meister; er kennt sein Instrument und orkest al snel ten offer aan de bezuini- beherrscht es ohnegleichen.” Het trio gaf gingen op de omroep. Nederland werd niet geheel vergeten. een succesvolle reeks optredens voor de In 1926 trad Van Kempen op als solist met radio. Ook verleende het vaak medewer- het vioolconcert van Mendelssohn bij het king aan liefdadigheidsconcerten. Residentie-Orkest onder leiding van Ignaz Van Kempen speelde als eerste violist Neumark. Eind 1931 wendde Van Kempen ook nog enkele jaren in een naar hem zich tot Rudolf Mengelberg want hij wilde genoemd strijkkwartet. Mede door veel dirigeren bij het Utrechtsch Stedelijk Or- wisselingen in de bezetting was dit minder kest. Dit orkest zocht een opvolger voor de succesvol. jong gestorven Evert Cornelis. Klaarblijke- Hij was tevens docent aan het Conser- lijk leidde Mengelbergs invloed wel tot een vatorium van Dortmund. Aanvankelijk gastdirectie maar Van Kempen werd niet alleen als leraar viool, maar later leidde Van de opvolger van Cornelis. Zijn optreden Kempen ook een tijd lang de zogenaamde kreeg een gemengde recensie, te stroef, te Ausbildungsklasse. Hij werd gezien als een snel, te fragmentarisch maar ook vurig en succesvol dirigent en pedagoog. Met zijn gedisciplineerd orkestspel. Ironisch genoeg orkestklas maakte Paul van Kempen in was het onder meer Willem Mengelberg die 1929 zijn eerste plaatopname met enkele het USO adviseerde om Henri van Goud- composities van Mozart (KV 67 en KV oever als dirigent te kiezen. 336) met Gerard Bunk aan het orgel. Over de orkestklas werd geschreven dat zij onder Paul van Kempen “immense stappen voor- Oberhausen en Deutsche Musikbühne uit gedaan had.” Zo zelfs “dat er nauwelijks (1932–1934) In de herfst van 1932 werd Van Kempen onderscheid tussen hen en een goed ge- muzikaal leider in Oberhausen, nadat hij de schoold orkest merkbaar was.” voorwaarde had geaccepteerd dat hij de

6 Duitse nationaliteit zou aannemen. Hij Kempen. De optredens en de plaatopna- werd uit 67 sollicitanten gekozen. De mes met het orkest werden meestal beju- periode Oberhausen was in muzikaal op- beld. Wel was er vaak weinig belangstelling zicht geslaagd, in economisch opzicht min- voor hedendaagse composities. Van Kem- der. Oberhausen kreeg een orkest voor pen programmeerde relatief veel heden- werkloze musici dat onder meer door Paul daags werk, ook al was daar relatief weinig van Kempen belangeloos gedirigeerd werd. interesse voor. Oberhausen onder Van Kempen werd als voorbeeld in het Rijnland gesteld. Immers hij was een “jonge onervaren maar zeer energieke en hoopgevende dirigent, met wie verbazingwekkende ondervindingen gedaan zijn. Hier werd vanaf de grond gebouwd en dit goede moest behouden worden.” Een plaatselijke krant stelde dat het seizoen onder deze dirigent tot een glansrijk einde gebracht was. In hetzelfde seizoen greep Adolf Hitler de macht. De eerste verjaardag van zijn machtsgreep op 20 april 1933 werd uitge- breid gevierd. Vele concerten kwamen tot klinken ter ere van de Führer. Van Kem- pen werkte hier in Oberhausen ook aan mee. De dirigent liet zich verder kennen als Na één seizoen Oberhausen werd Van liefhebber van het ijzeren repertoire door Kempen dirigent van de Deutsche Musik- veelvuldige uitvoeringen van symfonisch bühne, een reizend operagezelschap. Artis- werk van Brahms, Beethoven, Schubert en tiek leider van het gezelschap was prins Tsjaikovski. Zowel als Heinrich XLV Reuss, die kort hierna door Hans Pfitzner waren zeer over hem te de nazi’s opzij werd gezet. Het gezelschap spreken. In de woorden van de laatste (in maakte onder Van Kempen zeer succesvol- 1944) “Es sind nur zwei Namen, die ein le reizen door Duitsland en naar Scandina- Verdienst um mich haben: van Kempen vië en de Baltische landen. Die lustigen Wei- und Meyer-Giesow!” (Deze laatste was ber von Windsor van Nicolai, Zar und Zim- directeur van het conservatorium in Dres- van Lortzing en van mermann Der Freischütz den, maar ook actief als dirigent.) Von Weber vormden het repertoire voor In het najaar van 1940 maakte de het gehele seizoen. Dresdner Philharmonie onder Van Kem- pens leiding een tournee door verschillende Dresden (1934–1942) bezette landen, die onder andere naar Ne- Na dit seizoen kwam Paul van Kempen in derland voerde. Hij trad hierbij ook voor 1934 in Dresden. Hier beleefde hij als de Wehrmacht op, onder meer in Leiden in dirigent van de Dresdner Philharmonie zijn aanwezigheid van zijn moeder en een groot grootste successen. Het orkest werd spoe- deel van zijn broers en zusters. Volgens dig tot de beste van Duitsland gerekend en maakte veel plaatopnames onder Van zijn zeggen moest hij wel optreden voor de

7 Wehrmacht, daar hij anders geliquideerd Na de oorlog; de laatste tien jaar zou zijn. Opvallend was dat hij zich al snel Na de oorlog keerde Van Kempen terug ziek meldde tijdens deze tournee. naar Leiden, later naar Noordwijk en Blari- Later in de oorlog trad Van Kempen cum. Hij was, zonder ophef over zijn oor- enkele malen met het Concertgebouwor- logsverleden, meer dan eens gastdirigent bij kest en het Residentie-Orkest op. Hij had het Rotterdams Philharmonisch Orkest. al in 1938 geprobeerd om dirigent te wor- Volgens enkele recensenten wist hij meer den in Den Haag, waar Peter van Anrooy uit het orkest te halen dan vaste dirigent in 1935 om gezondheidsredenen was ver- Eduard Flipse ooit lukte. Bij een optreden trokken. Dit mislukte, ondanks de warme met het orkest schreef een recensent onder aanbevelingen van Mengelberg die vond andere: “Het Rotterdams orkest (is) nog dat de Dresdner Philharmoniker een van geen Mengelbergs dito, de beste orkesten was van Duitsland, en maar de vertolker doet niet voor zijn grote dat alleen dankzij Paul van Kempen. voorbeeld onder.” In het begin van de oorlog leidde Van Hij dirigeerde in dit decennium ook Kempen met veel succes diverse concerten veel in Italië, Frankrijk en Spanje en was bij de Berliner Staatsoper. Ook trad hij hier erg geliefd. Ook elders over de grens onregelmatig met de Berliner Philharmoni- was hij gevierd. Naast een dirigentschap in ker op. In Berlijn was Van Kempen enkele (1953-1955) maakte hij plaatop- malen te gast bij feesten die georganiseerd names met de Berliner Philhamoniker, werden ter ere van Willem Mengelberg, onder meer met . De zoals bij een banket van de Deutsch-Nie- opname van de Eroica kreeg een Grand derländische Gesellschaft in februari 1938. Prix du Disque. Hij werd zelfs enkele ma- Mengelberg trad ook enkele keren op in len genoemd als kanshebber om Furtwäng- Dresden en bevestigde zijn reputatie. ler op te volgen. Door grote onenigheid met de sterk nazistische lokale leider in Dresden (de dirigent weigerde lid van de NSDAP te worden en bracht evenmin de Hitlergroet) vertrok Van Kempen in 1942 naar Aken, als opvolger van . Hier werd het werk snel onmogelijk gemaakt door bombardementen en ander oorlogs- leed. Zijn optredens in Aken werden echter zeer gewaardeerd: “Hij doet zijn werk minstens even goed als zijn voorganger.” Vanaf 1943 trad Van Kempen meer dan eens in Nederland op met het Omroep Symphonie Orkest. Dit orkest was tijdens de bezetting opgericht nadat de verzuilde omroepen met hun eigen musici het zwij- gen was opgelegd. In 1949 was hij, zonder inspraak van orkestmusici, benoemd tot dirigent van het Radio Philharmonisch Orkest als opvolger van de met zijn gezondheid tobbende

8 Albert van Raalte. Paul van Kempen kwali- Van Kempen heeft ruim 350 concerten ficeerde het orkest als “een prachtig appa- gedirigeerd, meestal in de studio. Wel tra- raat dat door de grammofoonplaten een den de musici enkele keren tijdens het wereldreputatie zal kunnen verwerven.” Holland Festival in het openbaar op. Door- Dit naar aanleiding van het verzoek om gaans werd het Radio Philharmonisch plaatopnames van Bruckner 4, Mahler 4 en Orkest onder Van Kempen zeer gewaar- Sibelius 7 te maken. Pierre Monteux was deerd. Sommige recensenten stelden het zeer te spreken over het “uitmuntend or- zelfs boven het Concertgebouworkest. kest.” Tegelijkertijd waren sommige critici niet Paul van Kempen leidde later met an- tevreden over de romantische benadering dere dirigenten masterclasses voor jonge van de dirigent en ook was de navolging dirigenten in Hilversum en in Siena. Aan van Mengelberg enkelen een doorn in het één van deze cursussen, niet geleid door oor. Van Kempen, nam deel. Mahler was één van de favoriete com- Haitink was wel enige tijd violist in het ponisten van Van Kempen. Hij dirigeerde orkest toen Paul van Kempen de leiding met het Radio Philharmonisch Orkest de had. eerste vijf symfonieën en Das Lied von der Van vlijt komt Erde. Een van zijn genialiteit vond laatste concerten, Van Kempen en de uitvoering van hij eiste erg veel de derde symfonie van zijn musici. van Mahler tijdens Hij was meer het Holland Festi- gerespecteerd dan val van 1955 leid- geliefd. Hij gaf de overwegend tot weinig blijk van bijzonder veel humor en repe- enthousiasme. “Zij teerde eindeloos, hield nochtans een vooral voor plaat- grootheid in, een opnames. Opmer- bijna onge- kelijk is dat hij zijn naakbare hoogte musici wel gere- welke zich alleen geld op zaterdag- met die van Men- middag vrij gaf zodat ze konden sporten en gelberg laat vergelijken.” Een andere criti- hun conditie konden verbeteren, hetgeen cus vond dat zowel bij orkest als dirigent weer van nut was voor het orkest. Er is een de geest van Mengelberg aanwezig scheen foto uit 1953 van de Jacob van Cam- te zijn. Het succes kon niet worden uitge- penlaan in Hilversum met de musici van bouwd, omdat Van Kempen ernstig ziek het RFO. Volgens het tijdschrift Panorama werd en tamelijk onverwacht op 8 decem- destijds de muzikaalste laan ter wereld, ber 1955 in een Amsterdams ziekenhuis omdat er zoveel omroepmusici woonden. overleed. Door RFO-musici werd de laan ook wel, met een ludieke verwijzing naar hun chef- Oorlogsverleden dirigent, de Van Kempenlaan genoemd. Daar Van Kempen geen Nederlander (meer) was ontkwam hij na de oorlog aan

9 de oordelen van de zuiveringscommissies. cert met het RFO in Den Haag enkele Nadat hij al in 1949 zonder problemen met dagen later was kinderspel. Van Kempen het Rotterdams Philharmonisch Orkest en maakte nog wel opnames voor de grammo- met het Radio Philharmonisch Orkest in foonplaat met het Concertgebouworkest. het Concertgebouw had kunnen optreden, Enkele jaren later waren er weer proble- kwamen er in 1951 grote problemen toen men bij zijn optredens in het Holland Van Kempen gastdirecties aangeboden Festival, in bijzonder bij zijn keus voor kreeg bij het Concertgebouworkest. Een muziek van Mahler. comité tegen de dirigent kreeg steun van Een van de redenen voor het heftige enkele duizenden vaste bezoekers van het protest in Amsterdam in 1951 kan geweest Concertgebouw, met hierbij een aantal zijn dat gevreesd werd dat Van Kempen als vooraanstaande Nederlanders. Het zorgde dirigent naast Van Beinum zou worden er mede voor dat de zaak politieke aan- aangesteld en dit wellicht tevens de terug- dacht kreeg. Matthijs Vermeulen fulmi- keer van Mengelberg mogelijk zou maken. neerde op de hem bekende wijze in De Een van de gevolgen was dat Gebouw en Groene Amsterdammer tegen Van Kempen. Orkest werden gescheiden. Ook De Waarheid viel Van Kempen fel aan. Achteraf gezien blijkt de zaak erg Het College van B&W van Amsterdam zwart-wit te zijn gesteld. Hieronder zijn zag echter geen reden om de optredens te enkele punten op een rij gezet. verbieden, hierin gesteund door het rap- port van de directeur van het Nederlands Negatief: Volksherstel afdeling Leiden, een oud- – Blijven doorwerken in Duitsland tijdens verzetsman, die zeer mild oordeelde over de naziperiode, zelfs in de oorlog Van Kempen. De burgemeester van Am- – Optredens voor de Wehrmacht in 1940 sterdam voegde hieraan toe dat de Bond in bezette landen, onder meer in Leiden van Nederlandse Verzetsorganisaties “zich – Propaganda voor de Cultuurgemeen- niet geschaard heeft achter het protest schap n.a.v. uitspraak in een interview tegen het optreden van de Heer Van Kem- in 1943 Nederlandsch-Duitsche Kul- pen.” Ook anderen uit het verzet consta- tuurgemeenschap – “is er iemand, die teerden dat Van Kempen niet slechter was beter weet dan ik, wat dat zeggen wil?” geweest dan “talloze andere musici.” Dubbel: Het waarheidsgehalte leed in elk geval – Er zijn berichten dat hij wel voor wel onder de acties. Zo werd Van Kempen optrad voor NSB-ers, maar ook dat hij volkomen ten onrechte verweten dat hij lid andere NSB-concerten weigerde. zou zijn geweest van de NSB. – Hij zou tijdens de optredens voor de Het eerste concert verliep onrustig Wehrmacht, in bijzijn van Seyss- maar bij het tweede concert (het Requiem Inquart, de Hitlergroet hebben ge- van Verdi) liep de zaak al vanaf het begin bracht. Hij zou in Dresden echter ge- uit de hand (geschreeuw, rookbommen) en weigerd hebben de Hitlergroet te bren- verlieten de musici grotendeels het podium. gen waarop hij zelfs door de Gestapo De overige concerten in Amsterdam wer- bedreigd werd. den hierna geannuleerd. Kort na de affaire werd er alsnog een pro-van Kempen comi- Positief: té opgericht, met hierin ook prominente – Hij zou hebben geaccepteerd om voor Nederlanders. De onrust tijdens een con- veel minder geld bij het Residentie-

10 Orkest te gaan werken in 1938 omdat afdwingen. Zijn diminuendi en crescendi hij toen wilde terugkeren naar Neder- van een weloverwogenheid zooals alleen land. eerste klas orkest-virtuozen dit vermogen. – Hij was zeker geen nazi; de plaatselijke Men mag spreken van ’n technisch mees- fanatieke nazistische leider in Dresden terschap.” dwong hem te vertrekken, onder meer omdat Van Kempen geen partijlid wilde worden. – Het plaatselijk verzet in Dresden was positief over hem. Van Kempen zou zelfs enige tijd lid zijn geweest van een anti-nazipartij. – Een positief rapport van H. Stoffels, de directeur van Nederlands Volksherstel afdeling Leiden, een oud-verzetsman.

Naar mijn mening is het sterk negatieve oordeel dat Paul van Kempen sinds de gebeurtenissen bij het Concertgebouwor- kest in 1951 aankleeft onterecht. Tegelij- kertijd was Van Kempen, mijns inziens, minder ‘naïef’ dan Mengelberg en nogal opportunistisch. Deze omschrijving werd ook gebruikt door enkele nabije familie- In beschouwingen over de Dresdner leden die ik sprak na de publicatie van mijn Philharmoniker onder Van Kempen wordt boek. het orkest soms genoemd als een Mengel- berg-orkest. Opvallend is dat de mijns in- ziens zeer bekwame Albert de Wal van Het Willem Mengelberg en Paul van Vaderland in 1937 over Van Kempen Kempen “Van Kempen delivers hyper-Romantic, schreef: “Hij is geen romantisch expressi- viscerally exciting Tchaikovsky in the vist, zooals bv. Mengelberg en Furtwängler, manner of his Dutch mentor, Willem doch een syntheticus en vormgever, zooals Mengelberg”, aldus een bespreking in BBC Toscanini; deze namen zijn niet als verge- Music Magazine van juli 2014 naar aanleiding lijksobjecten gebruikt, doch als typen van van opnieuw uitgebrachte cd’s met onder tegengestelde dirigeerrichtingen.” meer de symfonieën 5 en 6 van de Russi- Van de uitgevoerde werken in zijn sche componist. Concertgebouworkestperiode nam Van In diverse recensies wordt gewezen op Kempen een groot deel over in zijn eigen Mengelbergs invloed op Van Kempen. repertoire. Het ging hierbij onder meer om “Niet alleen zijn wijze van directie, het is werken van Beethoven, Berlioz, Brahms, ook zijn instelling. Van Kempen heeft Mahler, Tsjaikovski en Von Weber. Een voorliefde voor een volkomen uitgebalan- groot deel van de programmering van deze ceerden klank, hij zet de muziek neer in twee seizoenen zou onder Paul van Kem- groote vlakken van prachtige kleuren. Zijn pen zeker niet hebben misstaan. In dit ppp’s zijn van een fijnheid, welke respect opzicht is het zeker een belangrijke leerpe-

11 riode voor hem geweest, naast dat hij de helm Kempff en Wolfgang Schneiderhan. kunst van het dirigeren van zijn idool Wil- Ook nam hij met Schneiderhan en de lem Mengelberg heeft kunnen af kijken. Berliner Philharmoniker het vioolconcert Een verschil met Mengelberg is dat Van van Brahms op. Met hetzelfde orkest nam Kempen zich heel erg sterk maakte voor hij met Adrian Aeschbacher het tweede Bruckner. Van Kempen was terughouden- pianoconcert van Brahms op. Van dit con- der dan Mengelberg maar veroorloofde cert is ook een live-opname met Wilhelm zich ook vrijheden ten aanzien van de par- Kempff en het Orchestre National de tituur die tegenwoordig als absoluut onge- France. oorloofd worden beschouwd. Er verschenen slechts enkele live- Tot slot nog iets over de persoonlijke ver- opnames, vooral dankzij het inmiddels ter houding van beide heren na de oorlog. Het ziele gegane Franse label Tahra. Zo danken blijkt dat Van Kempen geregeld contact we de opname van de eerste symfonie van had met Mengelberg, in elk geval per post. Mahler met het RAI orkest uit Turijn aan De “leerling” beloofde de “hooggeachte Tahra. Mijn pogingen om Nederlandse in- mijnheer” te komen bezoeken in 1947 en stellingen te bewegen iets te ondernemen hij deed verslag van het grote enthousiasme leden schipbreuk. Veel van met name de waarmee in Italië over Mengelberg gespro- korte composities zijn lange tijd niet op cd ken werd. Ruim twee jaar later stuurde Van verschenen, maar inmiddels is het grootste Kempen een vakantiefoto uit het Rijnge- deel van juist deze niet eerder uitgebrachte bied naar de “sehr verehrten Maestro”. Hij opnames wel beschikbaar dankzij Britse bezocht Mengelberg daadwerkelijk in Zwit- enthousiastelingen. Website: www.historic- serland en was erg verdrietig over diens recordings.co.uk. toestand. Tegelijkertijd geloofde Van Filmopnames van Paul van Kempen Kempen dat Mengelberg helemaal zou (b)lijken bijzonder schaars. Hij verleende kunnen herstellen en toonde hij zich bereid met zijn orkest uit Dresden medewerking om hem te helpen bij een rentree, die er aan de film Symphonie eines Lebens. In deze door het overlijden van Mengelberg niet door Hans Bertram geregisseerde film uit meer van gekomen is. 1942 komt Van Kempen en zijn orkest enkele keren in beeld. Het begin van de Discografie en filmopnames film, met Paul van Kempen, staat op You- In tegenstelling tot Willem Mengelberg zijn Tube https://www.youtube.com/ de hoeveelheid opnames nogal beperkt. watch?v=7rOaIh4rfgA. Van Kempen nam in zijn periode in Dresden veel klein werk op zoals Nachtlager im Granada van Conradin Kreutzer en Banditenstreiche van Suppé. Helaas werden weinig symfonieën vastgelegd: Beethoven 2, 3, 5, 7, 8 (twee opnames); Bruckner 4; Haydn 104; Mahler 1, 4; Schubert 8, 9; Schumann 4; Sibelius 5, 7; Tsjaikovski 5, 6. Uit de jaren vijftig stammen opnames met onder meer de pianoconcerten en het vioolconcert van Beethoven met de Berli- ner Philharmoniker met respectievelijk Wil-

12 Uit het programma van het Concertgebouw van 14 november 1907 Toelichting bij de Symphonie van Franck

13 14 15 16 17 Mengelbergs herontdekking van een symfonie

Johan Maarsingh

César Franck (1822–1890) is dit jaar 125 men overgeleverd. Twee opnamen met het jaar geleden overleden. Hij is geboren in Concertgebouworkest en één met het Luik en in 1822 was dat nog geen België, Grand Orchestre de Radio-Paris. Ze ont- maar Nederland. Al vroeg vertrekken zijn stonden tijdens de oorlogsjaren. De oudste ouders met het gezin naar Parijs, alwaar opname is gemaakt door de AVRO op 3 César studeerde aan het Conservatoire. oktober 1940. Op het programma van dat Van 1859 tot aan zijn dood was Franck abonnementsconcert stonden voor de als organist verbonden aan de Ste Clotilde. pauze Beethovens Egmont-ouverture, Een paar jaar voor zijn dood componeerde Exsultate jubilate van Mozart en de wereld- deze organist een driedelige symfonie, in de première van het Tweede concert voor Franse muziekwereld een ongehoorde cello en orkest van Henk Badings. Na de daad. De symfonie was een element uit de pauze klonk de Symfonie van Franck. Duitse cultuur. Franck begint zijn symfonie Alleen van dat werk is de opname bewaard ook in Duitse sferen: met drie tonen, die gebleven. In 1960 verscheen deze op lp, in uit Wagners Walküre lijken te zijn weggelo- de reeks ‘Documenta musicae’ van Philips. pen. Franck laat in verkorte vorm het Bovendien vond deze opname een plek in noodlotsmotief klinken. Bij Wagner klinkt de eerste aflevering van de ‘Anthology of dit motief in de violoncello’s en de contra- the Royal Concertgebouw . The bassen in de derde akte, tijdens de confron- Radio Recordings’, 1935–1950. tatie tussen Wotan en zijn dochter Brünn- hilde, kort na Wotans woorden: “Und das ich ihm in Stücke schlug!” Wat bij Wagner een motiefje is, vormt bij Franck de inzet van het hoofdthema van het eerste deel. Dit klinkt in het afsluitende derde deel opnieuw. Opvallend in deze symfonie is ook de solo voor de althobo in het lang- zame tweede deel. Wie denkt hierbij niet aan de solo in de derde akte van Wagners Tristan und Isolde? De symfonie kende een moeilijke start. Tijdens Francks leven vond de wereldpre- mière plaats in 1889. Het werd een flop: publieke waardering was ver te zoeken. Pas in 1896 verscheen de symfonie in druk en kon hij elders worden uitgevoerd. De best klinkende verdoeking is te ho- Willem Mengelberg heeft deze symfo- ren op de website van de Willem Mengel- nie vaak gedirigeerd. Ons zijn drie opna- berg Society. Daar kan eveneens worden geluisterd naar de plaatopname die Men-

18 gelberg met het Concertgebouworkest Dat is helaas af en toe wel het geval in maakte voor Telefunken. Deze is diverse de live-opname uit het Théâtre des keren op lp en cd uitgebracht. De uitgave Champs-Élysées in Parijs, gemaakt tijdens door Teldec in de serie ‘Legacy’ laat een een concert op 16 januari 1944. Het com- volle, heldere klank horen met donkerdere plete concert (de ouverture Anacreon van bastonen dan de AVRO-opname. Cherubini en het celloconcert van Dvořák klonken voor de pauze) is op cd versche- nen. De klank laat te wensen over. Via de eerder genoemde website is het mogelijk ook deze opname te beluisteren en dan is het verrassend te constateren dat de uitvoe- ring als geheel niet veel afwijkt van die in Amsterdam. Aangezien er bij het Tweede Pianoconcert van Chopin en de Zesde symfonie van Tsjaikovski opvallend grote verschillen zijn te horen in een vergelijking met de uitvoeringen door het Concertge- bouworkest, zou het niet vreemd zijn ge- weest dat Mengelberg in Parijs, de stad van Franck, ook van deze partituur een geheel De beide Amsterdamse uitvoeringen andere opvatting had laten spelen. Aan- doen eigenlijk niet voor elkaar onder. Wat dacht voor de frasering en verfijnd samen- opvalt is de gedrevenheid waarmee Men- spel klinken ook door in deze opname. gelberg deze muziek uitvoert. Er ontstaat Het Concertgebouworkest heeft de nooit een moment van verflauwing. Zoals symfonie van Franck voor het eerst gege- hij het laat spelen verveelt dit werk nooit. ven op 22 januari 1896, onder leiding van Die gedrevenheid in de uitvoeringen Richard Hol (1825–1904), in het Gebouw biedt de luisteraar de mogelijkheid te genie- voor Kunsten en Wetenschappen in Den ten van zeer vele details in de frasering van Haag. De eerste uitvoering in het Concert- de melodieën waar deze symfonie zo rijk gebouw vond pas plaats op donderdag 25 aan is. Het betreft solistische bijdragen van september 1902 en dat was onder Mengel- blazers: bijvoorbeeld de althobo en de berg. Het werk werd voor de pauze ge- hoorn in het tweede deel. Heel bijzonder is speeld, voorafgegaan door… de ouverture ook de klank van de violen. Een rijke war- Anacreon van Cherubini. Na de pauze klon- me klank, pure bezieling. Dan zijn er die ken de Strijkersserenade van Tsjaikovski en talloze momenten waarop kleine details Wagners Tannhäuser-ouverture. doorklinken in de akkoorden die blazers en Naast Mengelberg heeft een groot aan- strijkers samen ten gehore brengen. De tal gastdirigenten uitvoeringen van deze kortste toontjes in de trompetten komen symfonie geleid bij het Concertgebouwor- zonder opdringerigheid onder de aandacht kest. van de toehoorder. De ouderdom van de Dat concert op 3 oktober 1940 bracht opnamen staat het genot van dit verbluf- een uitvoering die heel bijzonder moet zijn fend musiceren geen moment in de weg. geweest. Mengelberg had het werk zowat opnieuw ontdekt. Daags na de uitvoering schreef L.M.G. Arntzenius in De Telegraaf:

19 Willem Mengelberg heeft het officieele Amster- 1940 een voorbeschouwing publiceerde bij damsche concertseizoen geopend met een avond van het volksconcert dat Mengelberg dirigeerde prachtige vertolkingen en boeiende werken: Er was op 20 oktober. Over de symfonie van de Ouverture ”Egmont”; Mozarts “Exsultate Franck schreef deze krant: jubilate” met Jo Vincent als soliste: de allereerste Bij de symphonie van César Franck kan aan- uitvoering van Badings’ Celloconcert, gespeeld door getekend worden, dat het juist dit werk is geweest, Carel van Leeuwen Boomkamp, en – na de pauze waarin dirigent Mengelberg nog pas onlangs weer – de Symphonie van César Franck. Een rijk en een nieuw bewijs van zijn grote vitaliteit heeft gevarieerd programma dus dat, naar inhoud bij gegeven. Velen op het abonnementsconcert, waarop voortduring sterk, naar de interpretatie een enor- Franck’s prachtige symphonie gespeeld werd, is het men climax vertoonde welke opvoerde naar de opgevallen, dat Mengelberg toen als het ware een Symphonie die een triomf werd. […] De Sympho- nieuw inzicht in het werk scheen te hebben gekre- nie, ten slotte, werd een “Mengelbergiade” van de gen en het deed voordragen met een gloed en een allerbeste, allerschoonste kwaliteit. Zij behoort tot spanning, die de uitvoering bijna tot een nieuwe de werken van het repertoire, doch sinds gister- sensatie maakten. avond is zij voor den vasten Concertgebouw- hoorder méér: zij is thans opgenomen in de groep welke de meester opnieuw heeft „ont- dekt”. Haar leven is thans grooter, rijker dan men het kende: het spreekt thans meer. wijl Mengelberg’s unieke vertolkingsmanier elk détail, elke phraseering tot spreken dwingt, tot ademen, tot zingen. De academi- sche plaatsen, vaal als ze vroeger schenen, zijn thans verdwenen: een hartstochtelijk wezen openbaart zich dat stormen van geest- drift kent naast allerzuiverste teederheden, en dat u vasthoudt in één geboeidheid. De “brave père Franck” is verjongd, vernieuwd tot een kunstenaar-in-roes, in schep- pingsroes, en een romanticus van het eerste plan. En de Symphonie is gegroeid van repertoirestuk tot een der grandioze creaties van Willem Mengelberg. Zij werd gelijk gezegd, een triomf, en de ovatie die men na afloop leider en spelenden bracht, stelde de voorgaande successen in de schaduw. Doch dat neemt niet weg, dat de zaal ook éérder reeds geestdriftig was geweest: met name na het Cello-concert had zij èn den auteur èn den solist en de begeleiders reeds warm ge- huldigd. Deze uitvoering was zo bijzonder dat dagblad Het Volk op 16 oktober

20 Uit het Algemeen Handelsblad van 26 september 1902 De Symphonie van César Franck

Simon van Milligen

Omlijst door drie bekende werken : Ouver- ture Anacreon van Cherubini, Serenade van Tschaikowsky en Ouverture Tann- häuser van Wagner werd gisteravond de Symphonie van Cesar Franck onder leiding van den heer Mengelberg ten ge- hoore gebracht. Aan de instudeering er van was bui- tengewone zorg besteed en daaraan is het te danken dat het magistrale werk van den grooten Franschen meester zoo zeer tot zijn recht kwam. Veel raadselachtigs zal er voor velen in deze compositie zijn geweest. Het is toch een van die werken die, hoe meer men ze hoort, meer tot ons doordringen en waar- van de lijn en de bouw niet zoo dadelijk te volgen en te vatten zijn. Toch bewezen de warme toejuichingen die aan het slot weer- klonken, dat velen van de uitvoering geno- ten hadden en dat Franck's machtige taak niet voor allen onbegrepen en onverstaan- baar bleef. Het was merkwaardig de houding van Ik herinner mij nog, dat in het jaar 1889 sommige tegenstanders te bespeuren. Am- deze Symphonie na langen tegenstand broise Thomas bepaalde er zich toe een eindelijk een plaatsje op het programma enkel maal de schouders op te halen en van de Conservatoire-concerten te Parijs Gounod verklaarde in de couloirs op zijn kreeg. Men had dit den oudste der leeraars bekenden zalvenden en tegelijk apostoli- van het Conservatoire niet kunnen weige- schen toon, dat deze Symphonie was : „de ren, hoe zeer Ambroise Thomas zich daar impotentie tot dogma verheven". De bruta- ook tegen verzet had. liteit van dit gezegde van een man die, hoe De vrienden van Franck waren op het begaafd ook als opera-componist, in den appèl, maar de vijanden ook. Geen won- strengeren stijl toch zoo ver beneden Fran- der, dat applaus en gefluit weerklonken. En ck stond, heeft niet weinig verontwaardi- het conservatieve publiek dezer concerten ging gewekt […]. sprak zijn veto uit door een koele, onver- Het heeft lang geduurd alvorens La- schillige houding. moureux dit werk ten gehoore bracht. In 1893, dus drie jaar na 's meesters dood, kwam het voor het eerst aldaar tot uitvoe-

21 ring en een jaar later werd het onder leiding – Deze recensie deed een lezer naar de pen van Viotta (in November) op een Caecilia- grijpen en in het Handelsblad van 27 sep- concert in ons land geïntroduceerd. […] tember verscheen de volgende ingezonden De vele chromatische wendingen, die brief. (KB) in deze Symphonie voorkomen, zullen de toehoorders vaak op een dwaalspoor heb- ben gebracht, even als de vrije vorm waarin de componist zich beweegt, doch de schoone bewerking, de rijke phantasie, die er uit spreekt en de machtige bouw op zoo eenvoudige gegevens stempelen m.i. Franck's Symphonie tot een der beste werken op sympho- nisch gebied van den lateren tijd. In de pauze bespeurde ik dat de opinies over de waarde dezer Symphonie zeer verdeeld waren. Ik heb er daarom, uitvoeriger dan ik voornemens was, over geschreven in de hoop dat bij herhalingen, die ik hoop dat dikwijls zullen plaats hebben, zij zich steeds meer vrienden zal verwerven. Franck is een mees- ter, op wien Schumann's gezeg- de: „Meister wollen studirt sein", volkomen van toepassing is. Zijn gecompliceerde wijze van zich te uiten staat een spoedige waar- deering vaak in den weg, doch wie zich de moeite wil geven dieper in zijn werk door te drin- gen, zal zich, dunkt mij, die moeite niet beklagen. De uitvoering was voortref- felijk van karakter en stijl, en – zooals wij gewoon zijn – over het geheel „af". Het was trou- wens gisteravond weer een genot ons orkest te hooren. Dit zegt alles en ontslaat mij van de ver- plichting ook van de andere – zoo bekende – uitgevoerde wer- ken nog iets te zeggen.

22 Concertrecensies van de Symfonie van César Franck

Uit het Mengelbergarchief van het NMI/HGA en uit de KB

Amsterdam, Concertgebouw, 12 januari pen heeft, dat alles aankomt op schaarsche, 1908. Concertgebouworkest o.l.v. Wil- maar ràke gestes. In breede vlakken wordt lem Mengelberg. ’n werk aangegeven, scherp ’t onderscheid Algemeen Handelsblad, 14 januari 1908 getroffen tusschen de handelende, de (NMI) Evenals onlangs, weer een prachtige, im- mers voortreffelijk gestijlde en geacheveer- de voordracht van Franck’s rijke sympho- nie. Met welk ’n bezieling is zij door Men- gelberg geleid! Zoo moet de machtige bouw wel helder verrijzen voor den geest der hoorders, die aan den vrijen vorm, de eigenaardige chromatiek zich steeds meer gewennend, allengs het expressieve in de thema-bewerking en hierin de ideale ge- zindheid van den toondichter leeren zien. Wij zijn het orkest – het gaat niet, den uitmuntenden groep der koperinstrumen- tisten onvermeld te laten – voor deze her- haling der grootsche symphonie dankbaar. Sibmacher Zijnen

Amsterdam, Concertgebouw, 17 de- cember 1908. Concertgebouworkest o.l.v Édouard Colonne. De Telegraaf, 18 december 1908 (KB) Tegenover den geest van kwijnende affec- tatie, die daar waast om ’t moderne diri- Edouard Colonne (1838–1910) geergestoelte, ... ’n boom, ’n kerngezonde reus, ’n zuil. – Zeventig jaren? Ik ben eer- voortschrijdende gedeelten, en de patheti- biedig verbaasd!...... Zijn handdruk?...... sche. Tegenover de eerste is hij “homme Thornberg zag er karmijn van, en ’t dirigee- de broussaille”, tempo-gebiedend snorre- ren?...... Na het zware programma (één baard, wiens rechterarm de lucht snijdt, symphonie, en acht “kleinere” stukken!), terwijl de linker kleine détail-bevelen geeft lagen onze groene kruinen als matte bloe- links, rechts, eventjes, maar vinnig. Stáát de mekens en stond die één grijze daar nog, compositie, dan eerbiedigt hij de cantilene, fier, krachtig, sterk-bewust...... ! Geen Pult- èn den aard der instrumenten, die haar virtuoos, maar ’n bevelhebber, die begre- zingen. Voelt haar mede, van te voeren,

23 “schetst” de lijn der melodie met breede blijkbaar ook niet zonder kleine vergissin- armbeweging, steunt de voordracht door gen die uit ’n korte samenwerking van zijn kernachtig, rhythmisch gevoel. Laat orkest en leider voort kunnen komen, heeft haar vrijheid, maar beperkt haar ook. (Car- Colonne Franck’s edele, niet zelden groot- naval Romain-ouverture!) sche polyphonie ons voor den geest ge- Elke geste eene van wetenschap en sen- voerd. Sibmacher Zijnen timent. César Franck’s symphonie is als ge- Amsterdam, Concertgebouw, 3 decem- schreven voor Colonne’s schitterende ber 1911. Concertgebouworkest o.l.v. eigenschappen. Het Lento met al de no- François Rasse. blesse eener “douleur sublime” (men moet Colonne een fermata zien uithouden!), naast ’t allegro en ’t allegretto met hun rijzende en dalende climaxen. Een melodie karakteriseeren in haar wording, of “ver- wording”? Weinigen die ’t doen zullen als hij; die den zang zoo zullen volgen, wan- neer hij reeds voor ’t oor van ’t publiek verdwenen, nog natreurt op ’n altsnaar, of zijn laatsten snik geeft onder den pink van ’n bassist...... E. L.

Algemeen Handelsblad, 19 december 1908 (KB) Zijn onafhankelijke geest deed hem ’n eigen weg gaan, van dien der klassieke meesters verwijderd, een eigen vorm kie- zen, zich zelf regels stellen. Eenheid is François Rasse (1873–1955) verkregen door het doen optreden van één De Tijd, 4 december 1911 (KB) thema als type in alle drie deelen; doch Rasse’s glansrijkste praestatie leek ons de overigens zijn er vele in, die logisch ont- Symphonie van César Franck, eene novi- wikkeld, aan het slot in verschillende her- teit, omdat het werk zoolang begraven lag. halingen en wijzigingen zich om één voor- Het is begrijpelijk, dat een dergelijk mees- naam motief van het finale groepeeren. terstuk, waarin men niet de oppervlakkig- Zoo wordt de Symphonie niet enkel door heid van Richard Strauss en Tschaikowsky, rijkdom van harmonieën, melodische niet de slaafsche onbeduidendheden treft warmte, eigenaardige rhythmiek geken- van Schumann en Brahms, een meesterstuk merkt, maar ook door dat als in hooger dat zóó zelden ter uitvoering komt wordt sfeer stijgend en daar over alles heerschend uitgescholden voor duister en gedrukt van thema dat door een van Franck’s leerlingen stemming; het is begrijpelijk, dat menig “le motif de la croyance” genaamd is. leeghoofd bij deze oermuziek en genialiteit Zeldzaam helder nu, in al haar chromati- eene wanhoop overvalt; maar het is waar- sche wendingen en verrassend vrijen vorm, lijk te betreuren, dat deze Symphonie niet misschien sommigen wat lang vallend in even dikwijls op het programma voorkomt het Allegro non troppo van het eerste deel, als de slechtste nummers!

24 Gounod zeide er van: «L’affirmation de ling keert dezelfde impressie onverzwakt l’impuissance poussée jusqu’au dogme» en en even onverwacht weer. Waarom? Dit men weet hoe decadenten niet alleen het behoort tot de geheimen der ziel. Zoo is de tooneel beheerschen, maar ook de concert- canonische verwerking der hoofdmelodie zaal ten gerieve eener schare menschen, die door bazuinen en trompetten schijnbaar ontspanning wenschen van niemand weet doodeenvoudig doch grootsch van visie en welke inspanning. Het blijft ook een raad- bovenmate machtig. Daarbij zijn zulke sel, om welke reden de zeer diepzinnige koninklijke passages niet zeldzaam maar Franck in Duitschland, waar de onleesbare zeer talrijk. En in hoeverre zou Franck’s Kant zulken invloed had, waar de Kanteske thema, behalve in letterlijke, in psychologi- Reger beroemdheid geniet, zoo bezwaarlijk sche verwantschap staan tot Beethoven’s doordringt. D’Indy, de groote vereerder quartet-finale «Muss es sein?»? Want al dezer groote kunst, schrijft het toe aan de componeert een kunstenaar zoo plichtma- ongevoeligheid der Duitschers voor licht tig en naief als we lezen van César Franck, en logica! Gustave Derepas, een van Fran- het mystieke noch mysterieuse bleef hem ck’s biographen en philosooph, verklaart vreemd bij zulk een wonderbare schepping. de bijzonderheid, welke velen moest opval- Matthijs Vermeulen len, uit een even diepen tweespalt: Het mysticisme van Franck vertolkt de ziel Het Nieuws van den Dag, 4 december 1911 rechtstreeks en laat ze de volle bewustheid (KB) in haar vlucht naar ’t goddelijke. «La per- De bekende en zeer gewaardeerde direc- sonne humaine, à travers les accents de teur en componist François Rasse leidde l’amour joyeux ou douloureux, garde son gisteren het Abonnementsconcert. Het intégrité». Dit alles omdat de God van programma had een eigen stempel; het was César Franck hem werd geopenbaard door samengesteld zooals men het in het buiten- het Evangelie, en met den Wodan der land meer gewoon is dan ten onzent. Het Nibelungen verschilt gelijk de stralende hoofdwerk, de Symphonie van C. A. Fran- Zuiderzon met de bleeke schemering. ck, vormde den aanvang. Dat is een schik- Franck laat den Duitschers hunne nevelige king die aanbeveling verdient; men is dan droomerijen;...... » voor het luisteren naar zulk een werk nog Inderdaad hier is alles klaarheid; en of geheel frisch. men ’t weet of niet, dat elk der vele thema’s De uitvoering van deze symphonie was en motieven is afgeleid van het inleidende supérieur, veel gloed, groote afronding, eerste met eene dialectische consequentie, veel schakeering. Het werk zelf begint welke een tegenstander vrij sophismen mag reeds de sporen van ouderdom te ver- noemen, of men de canonische doorvoe- toonen. Menig gedeelte in de uitwerking ringen hoort of niet, – deze muziek draagt schijnt den hoorder wat lang en van niet eene zeer veelzijdige psyche en iedere bijzonder groote beteekenis. Dan heeft dat hoedanigheid van deze, elke gestalte, ’t zij op en neder gaan in tertsen ook wel iets de technische ’t zij de sensitieve, bekoort vermoeiends. Trouwens, er zullen niet veel ten hoogste van ’t begin tot het einde. Men personen zijn, die deze symphonie niet ontkomt niet aan de emotie als Franck op beschouwen als een der zwakkere werken ’t einde der introductie de trompetten van den Belgischen componist. simpel laat intoneeren en een crescendo Daniël de Lange maakt. Waarom ontroert het? Bij de herha-

25 Amsterdam, Concertgebouw, 10 de- nende klanken, liet hij die muziek zingen cember 1916. Concertgebouworkest [met] wilde bewogenheid, haar droeven o.l.v. Willem Mengelberg. weemoed, haar geloovige berusting en haar Het Nieuws van den Dag, 11 december 1916 hymnischen jubel, met prachtige verbree- Onvermoeid stond Mengelberg Zondag- dingen en sterke stuwingen, met verrukke- middag weer voor het orkest om een Cesar lijke timbres en levendige rhythmen, en in Franck-programma te dirigeeren. Met al haar verscheidenheid logisch ontwikkeld gloed en overtuiging werd ’s meesters en organisch gebonden. Een magistrale symphonie weergegeven. Met uiterst fijne verklanking, voor ons des te meer waard, klankschakeering en zeer poëtisch van omdat zij gegeven werd door een van opvatting twee stukken uit “Psyché”. De Franck’s meest begaafde leerlingen, die met pianist Willem Andriessen trad op met de zijns meesters intenties bizonder innig ver- Variations symphoniques, hetzelfde werk, trouwd is. Herman Rutters dat hij nog zeer onlangs onder leiding van den jongen Allard de Ridder heeft voorge- dragen. De sympathieke pianist speelde het werk ook nu als een gerijpt kunstenaar en oogstte met zijn vertolking een groot suc- ces. Het pleit wel voor César Franck en het gehalte zijner muziek dat een verwend publiek een programma, geheel aan zijne werken gewijd, kon volgen, zonder dat de belangstelling merkbaar verflauwde. J. W. Kersbergen

Amsterdam, Concertgebouw, 4 novem- ber 1920. Concertgebouworkest o.l.v. Gabriel Pierné. Algemeen Handelsblad, 5 november 1920 (KB) Gabriël Pierné heeft ditmaal niet zoo lang op zijn terugkeer laten wachten: nog bin- Gabriel Pierné (1863–1937) nen een jaar na zijn laatste optreden hier (December j.l.) zag men hem gisteravond De Tijd, 5 november 1920 (KB) weer achter den leiderslessenaar met het Pierné was den avond begonnen met Fran- oude, jonge vuur van zijn fel-brandend ck’s Symphonie; en daar de dirigent een der temperament, met de ongerepte zuiverheid beste leerlingen van père Franck is geweest, van zijn groot en diep gevoel, met de on- mag men wel veronderstellen, dat het werk bedorven klaarheid van zijn intuïtie, met de is gespeeld zooals ’t moet; indien er van onverzwakte kracht van zijn meesterschap. “moeten” dan sprake kan zijn. Pierné diri- En zoo deed hij César Franck’s symphonie geert fijn-rhythmisch en muzikaal, met voor ons oprijzen als een aangrijpende visie lenigheid en een beheerscht meesterschap. van uit mysterieuse kathedraal-scheme- Toch zou men nu en dan meer warmbloe- ringen aanruischend orgelgemurmel, door dige menschelijkheid wenschen. de gewelven aanzwellend tot zwaar-dreu- Theo van der Bijl

26 Rotterdam, Groote Schouwburg, 8 no- Met onfeilbare zekerheid wist Pierné vember 1920. Concertgebouworkest zijn bezieling op het orkest over te dragen o.l.v. Gabriel Pierné. en de wonderbare vertolking van dit mees- Nieuwe Rotterdamsche Courant, 9 november terwerk der Fransche moderne compositie 1920 (KB) eert uitvoerders en leider beide, zooals De grootste rijkdom voor geest en gemoed geen lof of bijval het vermag. De absolute van dezen avond is natuurlijk de onvolpre- kunst, die hier gegeven werd, spreekt voor zen Symphonie van César Franck geweest, zich zelve. een werk, dat, al heeft het lang geduurd, toch eindelijk de bewondering en de diepe , Carnegie Hall, 9 februari genegenheid van alle ernstige muzieklief- 1922. New York Philharmonic Orches- hebbers gewonnen heeft, een van vorm en tra o.l.v. Willem Mengelberg. inhoud belangrijk en nobel stuk kunst, een New York Tribune, 10 februari 1922 (NMI) symphonie, zooals er na Beethoven maar The concert began with Bizet’s first weinig geschreven zijn, die men een vast, “L’Arlesienne” Suite and ended with Cesar geregeld in onze concertzalen terugkeerend Franck’s Symphony in D minor, in some repertoire-stuk zou wenschen. De volle of the climaxes of which Mr. Mengelberg schoonheid ervan heeft Pierné ons duide- turned the brass band loose in a manner lijk weten te maken; kostelijk was het de which made all the rest of the harmonious melodische lijnen te kunnen volgen, te company seem momentarily inconsequen- mogen luisteren naar de gevoelige tus- tial. Yet there were moments of wonderful- schenstemmen, naar het wonderschoone ly gracious beauty in the symphony and moduleeren der thema’s, waarin Franck wel suite. H. E. Krehbiel zeer bijzondere en zeer eigen inzichten geopenbaard heeft. Den Haag, Gebouw voor K. & W., 11 Het orkest hield zich onder leiding van maart 1922. Concertgebouworkest o.l.v. dezen Franschen meester in één woord Karl Muck. schitterend, zoodat deze uitvoering als een Het Vaderland, 12 maart 1922 (KB) gebeurtenis geboekstaafd dient. Geestdrif- Van Franck’s d-min. Symphonie heeft tig heeft men Pierné voor het verheffende Muck een eenigszins andere opvatting dan kunstgenot bedankt; de illustre gast aarzel- wij gewend zijn. Maar het is zijn goed de niet de hulde op het orkest over te recht, waar het geheel groot en levend brengen. blijft. Uiterlijk ziet men niet, ja heel weinig, wat hij doet. Men moet het hooren. Hij Voorwaarts, 10 november 1920 (KB) heeft niet: het élan op eenig agitato, geen Zooals Mengelberg zijn Germaanschen rubatissimo of davering van toppunten. oorsprong niet verloochenen kan bij zijn Wel heel sterk, en dat is goed-Fransch in opvatting der meesterwerken, die uit Teu- deze: het continu-gevoel, de eenheidslijn tonischen geest zijn voortgesproten, zoo der groot-vastgehouden tempi, die bij hem droeg de uitvoering der Fransche muziek weinig moduleeren. Den organist-Franck onder leiding van Gabriel Pierné de ken- voelt hij vooral, in den bouw, registratie, merken van een elegantie en van den gloed kleuren-karakter. Hij verklassiekt hem der latijnsche bezieling, die vooral het werk vrijwel, en met al deze eigenschappen kan van César Franck eigen zijn. ik me zeer wel vereenigen. Ja eigenlijk is me dit liever, dan de Franck-niet eigen

27 nervositeit en te groote souplesse of te felle heid. Zijn grootse statigheid werd pralend toppunten, zooals we dezen Franck (zg. effekt. met reuze-temperament) wel eens hoorden Zodat deze uitvoering mij opnieuw in geven. In de strijkkwintetbehandeling, van bewondering bracht voor ons grandioos de Finale b.v., deed Muck wel in de anders- orkest, en opnieuw verbaasd deed staan gezegd zwakkere punten van Franck, nu over de eenzijdige aanleg der beroemde juist wel weer bizonder mooie, releveeren- Duitse dirigenten. de, en innig-gevoelde, nobele dingen, die Paul F. Sanders me aan den Parsifal-dirigent (Muck’s grooten naam) deden denken. New York, Carnegie Hall. 1 april 1925. A. de Wal New York Philharmonic Orchestra o.l.v. Willem Mengelberg. Students’ Concert. New York Times, 2 april 1925 (NMI) Mr. Mengelberg opened his program with Cesar Franck’s Symphony in D minor, infusing the grave Lento with an atmos- phere suggestive of cathedral aisles and Gothic arches. The allegros on the other hand were taken with that military energy so great a part of Mr. Mengelberg’s tem- perament. His vehemence at no time, how- ever, obscured his sense of detail and clari- ty; the fiery spirit which animates him does not make him forgetful of the component parts of his subject. He was recalled three times and finally induced the orchestra to share the applause.

Amsterdam, Concertgebouw. 26 februa- ri 1925. Concertgebouworkest o.l.v. Dirk Fock. Karl Muck (1859–1940) Algemeen Handelsblad, 27 februari 1925 (KB) Amsterdam, Concertgebouw, 12 maart [...] Maar Dirk Fock lijkt van grof geschut 1922. CGO o.l.v. Karl Muck. te houden en heeft die voorliefde nog Het Volk, 13 maart 1922 (KB) duidelijker [dan in het Eerste Brandenburg- Voor mijn smaak was hier slechts de uiter- se concert, red.] gedemonstreerd met Fran- like aanvoeling aanwezig. Zijn sterke muzi- ck’s Symphonie. Misschien moet men er kaliteit en intelligentie wijzen hem natuurlik ook rekening mee houden, dat Fock met voor een deel de weg, maar het bleef een de eigenaardige akoustische omstandighe- benadering. Het wezen dezer muziek wist den onzer groote zaal niet genoegzaam Muck niet tot ons te brengen. Franck’s vertrouwd is, doch hoe dan ook, het resul- verhevenheid die steeds helder blijft, werd taat was, dat wij op een verbijsterend tans omsluierde mystiek. Zijn dromerige klankvolumen onthaald werden, waarbij meditatie werd zwaarwichtige diepzinnig- het toch zeer behoorlijk bezet strijkersen-

28 semble door het koper soms totaal wegge- een Strauss-interpretatie gaf, die voor ons drukt werd. Dit daargelaten kan mij niet gevoel véél hooger stond dan zijn Franck- goed voorstellen, dat een dirigent niet of Ravel-vertolkingen. inziet, hoe een fortissimo van César Franck nog iets anders is dan een dito van Mahler of Tsjaikofski. Ten slotte komt het toch meer op de relatieve verhoudingen dan het absoluut volumen aan. Maar ook uit andere détails merkt men, dat Fock op Franck een eigenaardigen kijk heeft. Wanneer hij bij- voorbeeld het Allegretto (tweede deel) meer als een soort lento inzet, doch in het later verloop dezelfde melodie eindelijk Allegretto neemt, dan voelt men, dat er iets rammelt. En dat zelfde ervaart men bij Fock in het derde deel, waar hij van het Allegro non troppo het “non troppo” totaal negeert en een overhaast tempo neemt; met het gevolg, dat hij bij den inzet van het koraalachtig thema plotseling sterk moet terughouden en dat hij elders met het zeer duidelijk voorschrift “les temps ont exactement la même valeur” doet alsof het Pierre Monteux (1875–1964) er niet staat. Zoo wordt het geheel onrus- tig, onberekenbaar, grillig. En is dat de Want hoewel in de beide laatstgenoem- innige, subtiele, van alle uiterlijk afkeerige de stukken Monteux’ groote kwaliteiten: “père Franck”? Trouwens: Fock heeft niet vaart en zeldzame technische bekwaam- de economie, hij overziet het geheel niet, heid, natuurlijk in ruime mate aanwezig hij weet geen climax voor te bereiden. Hij waren, misten we in Franck’s Symphonie is een handig, geroutineerd dirigent met toch de warmte, die, zelf van hooger orde, veel aangeboren hoedanigheden, maar hij het stuk maakt tot: uitdrukking. Uitdruk- maakt overigens den indruk sterk geneigd king van ’n geïnspireerden zielstoestand, te zijn, alles te voegen naar zijn eigen, im- welke al deze melodieën aanéén bindt. Nu pulsieve, grillige en onbeheerschte psyche. stonden de thema’s wat los naast elkaar, nu Herman Rutters deed de – uit zichzelf reeds zeer eenvoudi- ge – bouw, bijna onbeholpen aan. Amsterdam, Concertgebouw, 24 mei L. M. G. Arntzenius 1925. Concertgebouworkest o.l.v. Pierre Monteux. New York, Carnegie Hall, 8 december De Telegraaf, 25 mei 1925 (KB) 1927. New York Philharmonic Orches- Op dezen tweeden en laatsten Monteux- tra o.l.v. Willem Mengelberg. avond kregen we de Symphonie van Fran- New York Evening Telegram, 9 december ck, de « Rapsodie Espagnole » van Ravel, 1927 (NMI) en Strauss’ „Till Eulenspiegel”. En ’t was And then came the only symphony of wèl frappant, dat de Franschman Monteux Cesar Franck. If any symphony in the

29 entire repertory cries aloud for rest, it is zijn persoonlijkheid niet minder dan zijn this one. here have driven it all rijke muzikale gaven grooten invloed heeft but into the ground. So Mr. Mengelberg geoefend op de ontwikkeling zijner leerlin- trotted it out for one more spin. And yet gen. [...] he constantly ignores symphonies by d’Indy, by Berlioz, by Schumann, by Sibe- lius, to say nothing of other deserving compositions. Pitts Sanborn

Amsterdam, Concertgebouw, 11 okto- ber 1931. Concertgebouworkest o.l.v. . De Tijd, 13 oktober 1931 (KB) [...] na de pauze deed Van Beinum door een hoogstpersoonlijke interpretatie van Franck’s D-mineur Symphonie zijn talen- ten gelden op een wijze, als wij niet hadden durven verwachten. Om César Franck zóó zuiver te kunnen aanvoelen en te doen herleven, moet men meer, véél meer, dan een geroutineerd vakman zijn. J. C.

Amsterdam, Concertgebouw, 7 juli 1935. Concertgebouworkest o.l.v. Lo- dewijk de Vocht.

Franck op 24-jarige leeftijd Ik was wel erg benieuwd hoe Lodewijk de Vocht Franck’s Symphonie zou leiden en of zijn opvattingen zouden afwijken van die welke we hier van andere dirigenten kennen. Wat ik verwachtte, viel inderdaad waar te nemen. De Belgische dirigent gaf De Telegraaf, 7 juli 1935 (KB) een zeer respectabele vertolking – met een zoo voortreffelijk orkest als het Amster- De Gooi- en Eemlander, 8 juli 1935 (KB) damsche zou oko niet anders mogelijk zijn Na de pauze stond de Symphonie van – maar een zóó uitnemende verklanking als César Franck op het programma. Luike- we die gewend zijn te hooren van Mengel- naar van geboorte, is Franck in Parijs het berg en Monteux, is het toch niet gewor- middelpunt geworden van een groote scha- den. Er werden te veel détails weggedoe- re Fransche componisten, die in hem hun zeld, en hoewel De Vocht z’n best deed in leider zagen, en die de grondlegger is ge- volle spanning de grootschheid van Fran- weest van de jong-Fransche school, waarbij

30 ck’s werk te openbaren, miste ik door de constante ascension vers la pure joie et la uitbundigheid meer dan eens fijnheid en vivifiante lumière”. gracie. H. F. Kernkamp Waarlijk – dit was een superieure ver- tolking, en nu Van Beinum weer tijdelijk het dirigentschap van het orkest neerlegt, had hij geen overtuigender bewijs van zijn kunstenaarschap tot afscheid kunnen ge- ven. Franck’s Symphonie ligt Van Beinum na aan ’t hart, en zijn weergave van dit meesterwerk schenkt steeds ontroering. H. F. Kernkamp

Den Haag, Gebouw voor K. & W., 19 oktober 1940. Concertgebouworkest o.l.v. Willem Mengelberg. Nieuwe Rotterdamsche Courant, 20 oktober 1940 (NMI). Met de wijze waarop Franck’s Symphonie werd gespeeld kan men het al of niet eens zijn. Mengelberg ziet het werk wat wij zouden willen noemen van den Room- schen kant. Franck’s vizioenen van hemel en hel, zijn brandende verrukkingen en zijn angstgevoelens, de heele hartstocht van deze muziek, die van zonde en dood, van worsteling en eeuwige zaligheid spreekt, Amsterdam, Concertgebouw, 11 februa- bant Mengelberg binnen zijn vertolking. ri 1937. Concertgebouworkest o.l.v. Hier en daar wordt het een door Franck Eduard van Beinum. misschien wel bedoelde, maar met deze De Gooi- en Eemlander, 12 februari 1937 middelen nauwelijks gerealiseerde apoca- (KB) lypsus van middeleeuwsche schrikwek- Van César Francks Symphonie heeft Van kendheid. En wanneer in dit verband van Beinum een vertolking gegeven, welke de hysterie is gesproken, kan iemand soms de toehoorders in de grootste spanning deed grenzen bepalen tusschen mystiek en hys- luisteren. Ze werd gespeeld met een fijn- terie? Het is den cultuurhistorici noch den heid en een bewonderenswaardig klankco- parapsychologen gelukt. loriet waardoor de schoonheid van Fran- Zoo werd dit dan de “Symphonie cks’ meesterwerk in het volste licht werd Phantastique” van César Franck, metaphy- gesteld. En toen aan het einde der symp- siek zijstuk van Berlioz’ werk maar in dit honie de ziel in zichzelf den strijd had geval zeker niet gezien en gevoeld van den uitgestreden en daarbij overwinnaar was Romaanschen geest uit. Hetgeen ook niet gebleven, dachten we onwillekeurig aan voor honderd percent juist zou zijn. Vincent d’Indy, die haar noemde, “une

Volgende pagina: Heinrich Strobel in de Pariser Zeitung van 27 januari 1944 (NMI).

31 32 Impressions of a youngster & later recollections of an adult music lover on Dimitri Mitropoulos’ two appearances in Rio de Janeiro in 1958 Dimitri Mitropoulos - Two Concerts Not to Be Forgotten

Francisco Joffily

My first impressions of Dimitri Mitro- of the two most impressive experiences of poulos date back to his old LPs with the my music life. The evening of the 9th of New York Philharmonic: the Polovtsian June included the Brazilian Camargo Guar- Dances, In the Steppes of Central Asia and nieri’s Prólogo e Fuga, Turner’s Encounter, Caucasian Sketches. There was also a Falla Don Juan, and Prokofiev’s 5th Symphony, disc, the glorious Beethoven 5th Concerto the latter a lifelong specialty of Mitro- with Casadesus and many, many others. At poulos’. On the 10th, the Freischütz ouver- that time, the music life of a 15-year old ture, Beethoven’s 2nd, Verklärte Nacht and youngster in Rio de Janeiro was limited to Barber’s Medea’s Meditation and Dance of the subscription concerts of the local Vengeance. symphony orchestra, a few recitals and some LPs sporadically imported from the US. Toscanini, above all, but also Bruno Walter, Ormandy – and Mitropou- los – had the pride of place of my library. Toscanini’s razor-sharp perfection impress- ed me deeply, though I was also carried away by Bruno Walter’s majestic Beet- hoven and by the sound of Ormandy’s Phi- ladelphians. But Mitropoulos was always there with the incandescent electricity he infused into whatever he touched. Under his baton scores came to life with such white-hot intensity that he made other readings grow pale and sound pedestrian. It was in 1958 that the New York Phil- harmonic came to Brazil, as part of their South American tour. There were concerts Dimitri Mitropoulos (1896–1960) in three Brazilian capitals: Rio de Janeiro, On the days of the concerts my parents São Paulo and Porto Alegre. In Rio, two would be out of town, and for the first concerts were programmed for the Theatro time I went to the Theatro Municipal by Municipal, both under Mitropoulos, as well myself. As a dinner jacket was required for as a ‘pops’ evening in the huge Maracanã- parterre seats, I tried my father’s, but I was zinho stadium with a young Leonard Bern- rather too skinny to wear it. Then he un- stein. At once I asked my father to take me derstood that it was about time I should to the Mitropoulos presentations. I have have a dinner jacket of my own. My seats kept the tickets as well as the programme for the two concerts were in the first row. I booklets. They remain a precious memento got to the theater very early and went

33 through the whole programme booklet. podium. The atmosphere was set for a From my seat I faced a smiling cellist. I great evening, no doubt. The many Mi- knew by heart the name of many of the tropoulos studio recordings do not provide Orchestra’s first desks, but there was a a hint of the emotion that informed his live musician whose name immediately called performances. This state of things contin- my attention: the cellist Martin Ormandy. ued – and actually grew more intense – as The man looked very much like the chief the programme proceeded: Turner, Rich- conductor of the Philadelphia Orchestra. ard Strauss and Prokofiev. The ovation He must have somehow spotted a sparkle that closed the concert was to be surpassed in my eyes, gave me a friendly smile, and only by the encore: the ouverture of “La we engaged in a spirited conversation. I Forza del Destino”. Later, I came to know couldn’t resist asking if he was Eugene that Mitropoulos was a frequent guest at Ormandy’s brother. Yes, he was. My next New York’s Metropolitan Opera, and that question required a patient, paternal expla- he showed a particular affinity for Verdi nation from Martin Ormandy: “And why and Puccini, having directed memorable are you not in the Philadelphia Orchestra?” stagings of their operas. Then I understood He smiled condescendingly: “Well, you see: why our Italianate anthem and the ‘Forza’ if the Philadelphia Orchestra offered me a ouverture sounded so electrifying under his position, people would say that family baton. connections stood behind it – not my On the second evening, I well recall professional qualifications.” My reasoning Mitropoulos’ thrilling interpretation of the – alas! – defied any sense of convenience: Freischütz ouverture: from the brooding, “But now that you are a member of the sinister introduction of the horns and the New York Philharmonic, you have proved lower strings to the wild atmosphere of the that you are a good cellist and therefore incantation scene, and finally leading to the you are qualified to become a Philadel- romantic theme of Agathe’s aria ringing phian…” Thank God, at that moment out triumphantly in the coda. Although at Mitropoulos hurried in, jumped to the the time I only knew the ouverture and podium, took a quick bow and at once beat ignored the opera’s plot, Mitropoulos deli- the stirring opening bars of the Brazilian vered the score with such passion that it national anthem. A thrill went up my spine. arose my interest in getting acquainted with I had never heard our anthem played with the whole work. The brass of the New such fire, such a gorgeous sound. A sense York Philharmonic had a glittering vivid- of patriotism and love of my country took ness that can still be perceived in their form in music, issued from the emotion recordings made in the late 40s and in the created by Mitropoulos’ baton. ‘The Star- 50s and which still resounds in my me- spangled Banner’ followed immediately mory. and it also touched me in a similar manner. For the first time, I heard Beethoven’s I then realised that beyond national feel- 2nd symphony. It was a new composer that ings something deeper and of a higher was laid open before my eyes. I was ac- order permeated the two anthems – music quainted only with the Eroica, the Fifth itself, music brought to life with breathtak- and the Seventh. But the fact is that the ing intensity. While the audience sat down, Second already shows what my piano one could feel through the whole theatre teacher, Prof. Wasserman, used to call the high-voltage that emanated from the Beethoven’s ‘lion’s paw’. Behind the classic

34 Viennese pre-romantic façade a volcano music that lacked a rhapsodic flavour. erupted in a most compelling manner in Notwithstanding, I recall the lustrous the outer movements. Mitropoulos was sound of the Philharmonic’s strings, as well never particularly inclined to Beethoven, as the frantic orchestral paroxysm that most of all to his odd-numbered sympho- closed the Dance of Vengeance. nies (nevertheless, there is a glorious live But the towering moment of the season recording of the Eroica with the Philhar- was still to happen. Mitropoulos gave as an monic in Athens in 1955). It was only encore to the second concert the Final many years later that I came across a read- Dance of Falla’s El Sombrero de Tres ing comparable to Mitropoulos’ that even- Picos. His is perhaps the best recording ing: one conducted by Karl Böhm with the available of the piece, with the New York Vienna Philharmonic in a memorable con- Philharmonic for Columbia: a studio re- cert in the Musikvereinssaal in 1973. cording. But the performance that came to The two works that followed – our ears that evening was one of those Verklärte Nacht and Barber’s Medea’s experiences that, if taped, would surely be Meditation and Dance of Vengeance – included in a collection of the world’s didn’t have a major impact on me. Proba- greatest recordings. The Columbia disc, bly because I was still very immature in despite all its merits, is but a blurred repro- musical terms, unable to be touched by duction of the fire that inspired Mitropou-

35 los and his musicians that evening. The But Mitropoulos’ gifts were not limited standing ovation and the repeated cries of to his understanding of music as a language “bravo!” – something that in other circum- in itself. His photographic memory was stances could have been stimulated by easy legendary. He conducted by heart the most orchestral effects and histrionics of the complex pieces by contemporary compo- podium – actually confirmed the artistic sers (he actually premiered many of their greatness behind the febrile reading. works). Bert Bial, one time counter- bassoon soloist of the New York Phil- harmonic, told me a story that clearly demonstrates this gift. During a rehearsal of one of Berg’s most intricate compo- sitions (which Mitropoulos was carrying on without a score) he called the attention of one of the woodwinds, and corrected the player about a flat note he had missed – and added: “please check your score, page so-and-so, first line, 4th bar…” To the utter astonishment of everyone, the conductor was right ! And there was more: during a public performance of Tchaikovsky’s Ro- meo and Juliet, at the culmination of a highly dramatic orchestral outburst, Bial, who was playing first bassoon, could not stop staring at Mitropoulos, who was as in Besides the colour, the passion and the a trance: an agonizing expression on his underlying tension that informed his mu- face, on his whole countenance. Bial actu- sic-making, Mitropoulos had the ability to ally feared Mitropoulos would die, there, make scores sound under a new, unsus- on the podium. He was so moved – and to pected perspective, stressing the riches of a certain extent frightened – that he simply the composer’s language. This special missed one or two bars of his part. talent was evident in his interpretations of The New York Philharmonic 1982 contemporary music. His Webern, Berg South American tour was sponsored by a and the dodecaphonic Schoenberg indeed corporation for which I worked as Deputy sounded like ‘classic’ scores and, as such, Public Affairs officer. Therefore, I had the more palatable to conservative audiences. opportunity to meet and chat with some But not only that: he was able to bring to members of the orchestra who had played light the most innovative aspects of the with Mitropoulos. Besides Bert Bial, there post-romantic repertoire of such compos- were the great clarinetist Stanley Drucker, ers as Richard Strauss, Debussy, Mahler the cellist Lorne Munroe, the percussionist and the early Schoenberg. Also, in his Morris Lang and the virtuoso first horn, hands new works which audiences had James Chambers, who at the time, already never known before became as fluent and retired, acted as the ensemble’s Personnel appealing to the ear as long-established Manager. From all of them, I heard noth- musts of the symphonic repertoire. ing but words of high praise for Mitro- poulos’ musicianship. When I mentioned

36 the two concerts in Rio in 1958, Chambers stressed, above all, our national anthem told me that the Falla encore had been a and the Falla encore. As the man was some tremendous success wherever they played 15 years my senior, I was glad to have, after it. The second concert in Rio had left a so many years, the confirmation that my particular impact on him, as he was playing impressions had not been formed naively that evening and remembered very well by a young man of 15 who was listening how both Mitropoulos and his colleagues for the first time to a major international had given their best and met with such wild orchestra. enthusiasm as in no other concert of the After the second concert I went back- tour. stage to get Mitropoulos’ autograph. I Almost 30 years later, I happened to noticed that he looked much smaller than comment about those concerts during a on the podium. He was wearing a black silk meeting at a friend’s place. One of the fumoir and held a cigarette holder from guests whole-heartedly supported my rec- which he inhaled all the time. He walked ollections by stating that he, too, had been nervously from one side to the other and, there and had kept alive in his memory the wherever he went, people followed him intensity of Mitropoulos’ . He around in circles. However, no one dared to approach him or even say a word. I felt quite uncomfortable with that situation and was about to go away when a stately old lady got closer to Mitropoulos and asked in a soft, almost whispered voice: “Maestro, may I have your autograph, please ?” The great man seemed to come back to reality. He looked around and said: “Has anyone here got a pen ?” At once I offered him my striped, green ball-point Parker: “I have, sir! May I also have your autograph ?” He signed the two programmes I still keep to this day. Then I felt the need to leave the place. It was many years later that I came to grasp why people didn’t dare to get closer to Mitropoulos that evening. The fact is that the man was still under the spell of the music. His mind, his heart, his own self was intoxicated with music. The concert was over, but the conductor was still breathing “the air of other planets”…

37 38 Concertrecensies Tsjaikovski onder leiding van Mengelberg

Uit het Mengelbergarchief van het NMI/HGA

Amsterdam, Concertgebouw, 11 no- glansrijke bewerking van de schitterende vember 1903. Concertgebouworkest. Jupiter-symphonie. Francesca da Rimini. Herman Rutters De Telegraaf, 12 november 1903 Het orkest kwam met een noviteit: Fran- Het Nieuws van den Dag, 13 november 1903 cesca da Rimini, Fantaisie d’après Dante Nog hoorden wij dezen avond voor het van P. Tschaikowsky. Deze phantaisie eerst Francisca da Rimini, Fantaisie d’après beoogt de teekening van de roerende figuur Dante, van Peter Tschaikowsky. Een warm van Francesca – beroemd door Dante’s stuk kunst, vol van zeer interessante din- Inferno – en als tegenstelling de schildering gen. Deze componist voelt meer voor der helsche machten. De eerste indruk grootsche en hartstochtelijke uitdrukking welken het werk op mij maakte is dat het, dan voor innige, diepgaande gewaarwor- naast veel schoons en superieurs, ook veel dingen. Misschien zou men zijn zesde hols en leegs bevat. […] ‘t Beste vind ik de symphonie te dien opzichte als eene uit- inleiding met het daaraan zich aansluitende zondering kunnen beschouwen. Daarbij Piu mosso; ook het Andante cantabile geniet men in alle werken van Tschaikow- bevat vele mooie momenten, hoewel het sky een schitterende orkestbehandeling en aan diepte verliest wat het in de breedte lang niet alledaagsche motiefbewerkingen. wint. Doch met de schildering der helsche Toch behoort deze kunst niet tot de aller- machten kan ik mij niet vereenigen. Het hartenverwarmende kunst. En buitendien zijn niet zoozeer de ‘brutale instrumentaal- vindt men in verreweg de meeste van effecten’ – welk verwijt de schrijver van de Tschaikowsky’s werken meer de gewaar- programma-analyse terstond heeft getracht wording van zijn eigen persoonlijkheid dan te ontzenuwen – doch meer de oppervlak- de gewaarwording, die een of ander gege- kige bewerking, die het deel naar mijn ven in het algemeen in ’s menschen hart inzicht minder waarde geeft. Het Allegro wekt. Dit kan men ook in dit werk van den vivo is hoofdzakelijk gebouwd op niets- Russischen componist opmerken. Men zeggende, kleurlooze, chromatische motie- mag er ernstig aan twijfelen, of een der ven, dikwijls zonder karakteristieke ry- toehoorders zou vermoeden, dat dit werk thmiek en herhaalde sequenzen, terwijl de een verklanking bedoelt te zijn van de groote trom en de bekkens het helsche lieflijke, etherische figuren der twee gelie- spektakel de noodige kracht moeten bijzet- ven uit Dante’s ‘Hel’, indien de titel er niet ten. Wat staat dan de geweldige contrapun- op wees. Ja, de Hel hoort men razen, wan- tiek in Richard Strauss’ “Heldenleben” hoopskreten weerklinken, hartstochten enorm hooger! Bovendien maakte het leege woeden, afgrijzen komt tot uitdrukking, en ijdele in dit gedeelte van Tschaïkowsky’s maar de schittering dier twee bijna on- schepping een scherp contrast met de waarneembare gestalten zoekt men te ver- geefs. Voor het overige is deze Fantaisie

39 een aantrekkelijk werk. De uitvoering, voor maar die overigens èn door de vrij wel zoover men daarover mag spreken bij het banale melodieën èn door de onbe- eerste hooren van een werk, was in één teekenende rythmiek van de begeleiding woord prachtig. gerust voor goed opgeborgen mag worden. Daniël de Lange Amsterdam, Concertgebouw, 21 februa- Den Haag, Gebouw voor K. & W., 2 ri 1906. Concertgebouworkest. Viool- december 1903. Concertgebouworkest. concert, solist: Alexander Petschnikoff; Diligentia-Concert. Romeo en Julia. Romeo en Julia. Nieuwe Tilburgsche Courant, 3 december 1903 Mengelberg schonk ons een mooie vertol- king van Mozart’s heerlijke Jupiter- symfonie en Tschaikowski’s lang uitge- sponnen Romeo et Juliette ouverture, waarin oogenblikken van de grootste schoonheid komen. Glansrijk werd het werk van den Russi- schen meester gespeeld, en het behaalde meer bijval dan Mozart’s werk, waarvoor ternauwernood geapplaudiseerd werd. Zou de smaak door allerlei modern gedrochte- lijks van Mahler, Dukas en consorten dan toch heusch al zóó bedorven zijn, dat men zelfs Mozart’s Jupiter Symfonie niet meer waardeeren kan? Als dat zoo is, ja, dan is het wel heel treurig.

Arnhem, Musis Sacrum, 19 februari 1906. Concertgebouworkest. Vioolcon- cert. Solist: Alexander Petschnikoff. Arnhemsche Courant, 21 februari 1906 Tusschen de ouverture en de sinfonie Alexander Petschnikoff (1873–1949) speelde Petschnikoff een vioolconcert van den meester. […] Dat was een schittering Het Nieuws van den Dag, 23 februari 1906 van techniek, een verbluffend overwinnen Na de pauze kwam de Rus in den violist van een opeenstapeling van onbegrijpelijke aan de beurt. Hij speelde concert op. 35 moeilijkheden, die den toehoorder in van zijn landgenoot Tschaikowsky, en men stomme bewondering deed neerzitten voor zou willen zeggen zóó en niet anders moet zooveel kunnen. Maar deze muziek verheft ’t maar gespeeld worden. Alles, alles wat er zich naar onzen smaak, nergens, zelfs niet in gelegd is aan klaagtonen en juichtonen, in de weeke Canzonetta boven het niveau aan strijd en berusting schijnt deze Rus van van middelmatig maakwerk, van muziek, zijn landgenoot begrepen en ook weerge- die alleen dan gespeeld mag worden wan- geven te hebben, en hij deed ons eene we- neer men eens wil laten zien tot welk een reld van gedachten meêleven. ’t Was ver- hoogte men het technisch gebracht heeft, bijsterend mooi. […] In dit concert be-

40 woog het spel van Petschnikoff, geheel The Star, 8 november 1911 naar den eisch, zich in een anderen stijl dan Herr Mengelberg is not an absolute bij Mozarts concert; ’t was breeder, gloed- stranger to London, for he conducted the voller, maar evenzeer vol adel en fijnheid. Strauss Festival here in 1903, but most [...] Mengelberg en de zijnen hadden people had forgotten the impression he met de symphonie en de begeleiding in de made then. Few, however, will forget the andere nommers reeds een belangrijk aan- electrifying performances he gave us last deel in de uitvoering gehad, maar met het night. The effect on the audience can only slot, met de onvergelijkelijke uitvoering van be compared to that made by Nikisch de Ouverture Fantaisie “Roméo et Juliet- when he came and conducted Tchai- te”, ook van Tschaikowsky, namen zij kovsky’s Fifth Symphony. […] daarna een allereerste standpunt in. Al wat It is hardly fair to call him a virtuoso daarin was aan strijd en hartstocht en heer- conductor, for he has a great deal more lijke liefdezangen werd zóó indrukwekkend than virtuosity, and his wonderful com- uitgevoerd, dat men hier met recht van een mand of the technique of conducting is but kroon van den avond mocht spreken. a means to the expression of a powerful musical personality, which makes its pres- Londen, Queen’s Hall, 7 november ence felt from the first note to the last, but 1911. Royal Philharmonic Society. never obtrudes itself between the compos- Romeo en Julia. er and the listener. He is more like what Daily Telegraph, 8 november 1911 Richter was in his golden prime than any We may (or, incidentally, may not) be for- conductor one can recall. One often sighed given for pointing out, however, that on for a conductor who could combine the this the opening night of the hundredth nervous intensity and charm of Nikisch season of that which purports to be our with the magnificent breath and tremen- premier orchestral society, is was impossi- dous virility of Weingartner, and I honestly ble not to regret that after 100 years the believe that he has arisen in the person of said society presumably felt bound to fill its Mengelberg. This seems a great deal to say, programme with Russian, Saxon, and Hun- but I believe that time will show that it is garian music only, to engage for the occa- so. sion a Dutch conductor, even though he The performance of “Romeo and Juli- be a super-man with the bâton, and a Rus- et” overflowed with dramatic impulse, and sian pianist. Never mind, however. It is a the lyrical passages were played with fasci- poor heart that never rejoices, and, after all, nating beauty. It was a rare pleasure to hear the title, “Philharmonic Society”, is pre- the strings sing the melodies as they did, sumably British, and it existed 100 years and the precision of the attack, the balance ago – and that is something. of the parts, and the power of the climaxes, And what did all this music amount to? soon gave us assurance of a master-hand in We had an excellent performance of the service of a master-mind. Schumann’s D minor Symphony, which, like its fellows, is now relegated to the The Standard, 8 november 1911 limbo of half-forgotten things, and a glori- […] a really wonderful performance of ously, superbly beautiful performance of Tchaikovsky’s Overture Fantaisie, “Romeo Tschaikowsky’s “Romeo et Juliette” – and Juliet.” Mr. Mengelberg pointed the these among other things. moral of the music with rare sensibility,

41 even as he pointed the way for his instru- formances he gives of the St. Matthew mentalists with unerring decision. It was Passion at Amsterdam every Palm Sunday one of the most tense, temperamental, and are not unknown to English musical pil- finely balanced pieces of orchestral playing grims. During the last few years several heard at a Philharmonic concert for many offers have been made to Heer Mengelberg years. from this country, but they have always failed, because he has refused to come here The Morning Leader, 8 november 1911 for a small fee, gratis, or to speculate in It is a long time since a conductor made concerts. It seems that poverty-stricken such an impression on a London audience hamlets like London, Manchester, Liver- from the very first moment. The concert pool, and Glasgow cannot run to fees began (after the National Anthem had which are gladly paid by centres of wealth been played) with Tchaikovsky’s “Romeo like Utrecht or Gumbinnen or Lodsz. In and Juliet”, perhaps not one of his great Italy, Spain, and Russia the rewards of a works, but still very characteristic. Here the conductor are greater still. Fortunately for grip, the command of gradation, and the us, the idea of conducting one of the cen- dramatic intensity at once made themselves tenary concerts of the Philharmonic Socie- felt. The absence of all tricks and hysterical ty appealed to Heer Mengelberg’s imagi- exaggeration was also a real pleasure. Very nation and he agreed to conduct one. Lest loud applause greeted the close. […] When those whose ideas of making sacrifices for next Herr Mengelberg conducts all London Art are summed up in cadging for as many should flock to hear him. free tickets as possible should accuse him of mercenary motives, it may be said that The World, 14 november 1911 in order to come here he sacrificed two The unexpected frequently happens. The concerts, for each of which he would have musical thrill of the week has been provid- received double his London fee. It may be ed by the Philharmonic Society, and the remembered that the story of Mme. Te- appearance of Heer Mengelberg is likely to trazzini’s London début is curiously analo- become historical. (His name, by the way, gous. is Willem, not Adolf or Hugo, as some Heer Mengelberg is certainly one of the people persist in telling us.) The inner great conductors of the day. He is im- history of his engagement is interesting, mensely versatile; he is a Bach specialist because it helps to explain why in some and Strauss enthusiast – need one say parts of the world England is still regarded more? He has a tremendously vital tem- as unmusical. It has a moral – in fact so perament, and the cultivated taste which many morals that pages might be devoted saves from excess, and for him the first to them. After Heer Mengelberg had made requisite of all orchestral playing is beauty an impression on his audience such as no of tone. He has a sense of rhythm which conductor has made for a long time, every- never fails him, and a splendid skill in body was asking everybody else how it was building up a climax gradually, and the self- that we had not heard him or heard of him restraint which enables him to disregard a before. As a matter of fact, everybody who chance of an immediate effect for the sake knows anything of music on the Continent of whole impression. In other words, he is has for some time been perfectly familiar more like Richter was in his great days than with his immense reputation, and the per- anyone whom we can remember. The

42 similarity was more strongly shown in his harmonic Society to unrestrained applause, wonderfully virile yet flexible and poetical and as a class they have no surface enthu- interpretation of Schumann’s D minor siasm to be lightly stirred. But it was im- Symphony. The lackadaisic readings of it possible for either the orchestra or the we had heard recently had persuaded some audience to resist Mengelberg, and many people to the mistaken belief that the mu- who listened with delight to his interpreta- sic had but little life in it, but Heer tion of Schumann’s Fourth Symphony Mengelberg soon undeceived us, and was must have asked themselves how it comes rewarded by an ovation such as no con- that a conductor of such supreme talent, a ductor has had since Nikisch electrified us man with such an innate mastery over men the first time. The concert began with and music, should have remained for eight Tchaikovsky’s Romeo and Juliet, and ended years a stranger to our concert-halls. with Liszt’s Les Préludes, and both were played with a picturesque power and a dra- Londen, Queen’s Hall, 31 maart 1914. matic intensity and a sense of purely musi- Royal Philharmonic Society. Piano- cal beauty which swept the audience off its concert nr. 1. Solist: Frederic Lamond. feet.

The Academy, 18 november 1911 Would that the venerable society could see its way to inviting M. Mengelberg to con- duct more of its concerts. His magnificent powers as a conductor seemed to have surprised his London audience not a little. He is compared with Nikisch and Weingartner, and it is asked whether he is not actually so great as to be considered the legitimate successor of Richter in Eng- lish affections. We have been fortunate enough to hear him on the Continent in recent years, and therefore his success at the Philharmonic Concert was no surprise to us. We have long regarded him as on the same level as Richter, and believed that as a conductor of Bach’s music he had no rival.

The Sketch, 22 november 1911 […] a man worthy to take rank with Nikisch and Richter, to be hailed as an unexpected force in the world of the or- Frederic Lamond (1868–1948) chestra. He is a man full of personal mag- netism, who can make a body of instru- The Pall Mall Gazette, 1 april 1914 mentalists bow to his will and follow him […] Afterwards another bit of fine solo with an enthusiasm that the audience must work was forthcoming in Mr. Frederic share. He woke the supporters of the Phil- Lamond, who played Tchaikovski’s piano-

43 forte concerto in B flat minor with a re- and effective control of means that deep- markable degree of tonal force and virility. ened the virility of the work but hid the An unequal work it may be, but in the composer. The underlying barbaric ele- hands of the pianist and with Herr ment was veiled rather than revealed. Mengelberg helping with the orchestral part the high lights stood out as strongly as The Sunday Times, 5 april 1914 we have heard them for some time. One would have preferred to hear Mr. Lamond in something less hackneyed than The Standard, 2 april 1914 Tchaikovsky’s piano Concerto in B flat Mr. Frederic Lamond seemed inclined to minor, but his masterly playing of it greatly curb Tchaikovsky’s ebullient temperament enthused the audience. in the B flat minor Concerto, but his at- tempts to desentimentalise and devulgarise The Morning Post, 1 april 1914 the music robbed it of its driving powers Mr. Frederic Lamond played the B flat without supplying anything in its place. minor Pianoforte Concerto of Tchaikov- sky, but was chiefly successful in showing The Daily Express, 1 april 1914 that it is entirely unworthy of his compre- The now apparently indispensable hensive artistic powers. Mengelberg once more conducted. […] In the B flat minor concerto, Mr. Frederic New York, Carnegie Hall, 6 maart 1921. Lamond seemed determinded to crown National Symphony Orchestra. Romeo Tchaikovsky with a classic halo, which, en Julia. needless to say, ill became the composer. The New York Evening Mail, 7 maart 1921 The evening concert of the National Sym- The Times, 1 april 1914 phony Orchestra was one of those high Mr. Lamond played Tchaikovsky’s concer- lights of art that should have had a shout- to with all that power which always aston- ing mob to celebrate its glories instead of a ishes not only because of its supreme vir- respectable Sabbath audience. tuosity, but because it puts a more serious An amazing performance of the complexion upon Tchaikovsky’s most Tschaikowsky “Romeo and Juliet” opened flamboyant passages than other pianists the programme, a composition that really can succeed in giving to them. There are sums up the Russian’s right to recognition, moments where his seriousness seems played with a brilliant fire that the orches- almost more than the music can bear. tra never knew before. With this and the Brahms first symphony, Mengelberg once The Referee, 5 april 1914 more emphasized his unique position so Mr. Mengelberg secured a virile reading of far as conductors in America at present are Beethoven’s “Eroica Symphony”, albeit concerned. He stands absolutely alone in one somewhat lacking in mobility and the his monumental genius. suggestion of Beethoven’s individuality. Much the same may be said of the perfor- New York, Carnegie Hall, 20 maart mance of Tchaikovsky’s pianoforte concer- 1924. New York Philharmonic. Piano- to in B flat minor with Mr. Frederic concert nr. 2. Solist: Yolanda Mérö. Lamond as soloist. The strength and power New York Evening Telegram, 21 maart 1924 of the work were set forth with a rational

44 The second and last part consisted of Willem Mengelberg conducted a most Tschaikovsky’s G major piano concerto dashing orchestral accompaniment. and Chabrier’s rhapsody “Espana.” It goes Pitts Sanborn almost without saying that Mme. Yolanda Mero was the soloist, for nobody but The New York Herald Tribune, 21 maart 1924 Mme. Mero seems now to play the concer- Mme. Yolanda Mero was the soloist of the to in question. Whether one agrees with evening. She played Tchaikovsky’s piano Rosa Newmarch that it is “more showy” concerto–not, thank Heaven, the ubiqui- than the B flat minor concerto, or with tous, inescapable one in B flat minor, but that it is “less showy,” one the seldom heard one in G – No. 2, Op. is still grateful to Mme. Mero for choosing 44. Twenty years ago the uncannily far- it to play instead of the pitilessly over- sighted Huneker prophesied that this con- worked B flat minor. certo – “more musical, more imaginative, if less showy, than the first” – would figure on the program of the twentieth century piano virtuoso. It deserves to; and if it could always be played as excitingly as Mme. Mero played it last night, one might safely predict its increasing popularity. This remarkable pianist swept up and down the keyboard like a cyclone in yellow silk, irre- sistible, all-conquering, unaware of obsta- cles. Lawrence Gilman

Pittsburgh, Syria Mosque, 13 maart 1925. New York Philharmonic. Noten- krakersuite. The Pittsburgh Post, 14 maart 1925 Think of a conductor having the courage – one might say crust – to open a concert with that dog-eared, over-thumbed ballet- suite, “Casse-Noisette,” why we have it at our summer band concerts and organ recitals and even our office boys whistle it, Yolanda Merö (1887–1963) and yet Mengelberg gave it a new and fascinating reading. Indeed the house liked This G major concerto is tuneful, some of it so well they gave him and the men an it is sparkling, and the final rondo is decid- ovation. We are not sure but that to take a edly engaging. It is not a work to be taken threadbare work like the “Nutcracker” and very seriously, but at least it pleasantly give it new lustre is a more important con- varies an only too narrow repertory of tribution than to conduct a premierie. serviceable concertos for piano and orches- Certainly it was a happy vehicle for him tra. Mme. Mero played the piano part with in which to show off the various timbres of boundless force and incredible dash, and the orchestra. He made the “March” a gay little work. The delicious “Danse de la Fee-

45 Dragee” with its celesta touches was alto- symphony to a hair. With swift turns, like a gether lovely. In the “Trepak” there was puppet on a swivel, he brought squads of magnificent energy and how the strings his man into action. The result was a clarity and clarinets rolled that juicy morsel of a and an intellectual satisfaction rarely at- “Danse Arabe” under their tongues and tained. Extraordinarely brilliant as was luxuriated in it. As for that closing “waltz” Mischa Elman’s execution, flawless as was (what a waltz Peter Ilyitch could write. his tone, in Tchaikovsky’s violin concerto, Sometimes we fancy that he was the master I found myself constantly constrained to of Jonathan Strauss and surely he was the listen to the great beauty of the orchestral peer of that waltz-koenig, Waldteufel) few playing. H. G. Sear there were who could keep their feet still when the violins began their ascending figure. Harvey B. Gaul

Amsterdam, Concertgebouw, 28 februa- ri 1926. Romeo en Julia. Algemeen Handelsblad, 1 maart 1926 Het concert opende met Tsjaikofski’s Ouverture-fantasie Roméo et Juliette; on- der Mengelberg’s vurige leiding eveneens met verbluffend meesterschap gespeeld. Toch moet men zich afvragen, of hier niet te veel aan het uiterlijk effect werd opgeof- ferd. Het ging soms lijnrecht tegen de voorschriften van den componist in en ik kan mij niet voorstellen, dat Tsjaikofski bij- voorbeeld de liefde van Romeo en Juliet zóó melodramatisch en theatraal heeft op- gevat als de uitvoering van gisteren ons het deed gelooven. Herman Rutters Mischa Elman (1891–1967) Londen, Queen’s Hall, 13 oktober 1930. London Symphony Orchestra. Viool- Dezelfde recensent schreef op 9 december concert. Solist: Mischa Elman. 1930 in de Daily Herald: Daily Herald, 14 oktober 1930 No sooner has Mengelberg turned his back Mengelberg has delivered the goods. The than the playing of the London Symphony London Symphony Orchestra opened its Orchestra looses in quality. I have rarely season under his direction last night at heard playing so infelicitous as that secured Queen’s Hall. I have never heard that body by Dr. Boult in an early Mozart symphony play in so completely individual a manner. last night at Queen’s Hall. Gone were the Also, I have rearely heard music so deliber- tone, the attack, and the delicious phrasing ately calculated. With movements of his to which Mengelberg has used us. fingers almost mechanical, Mengelberg drew out every phrase of the third Brahms

46 Mengelberg in de Belgische provincie Het Concertgebouworkest in Luik

Luik, Koninklijk Conservatorium, 28 april On a pu en juger dans la Sérénade de 1901 Tchaïkowski pour instruments à cordes. L’Express, 30 april 1901 (NMI) Depuis le groupe imposant des contrebas- Les difficultés créées aux entreprises de ses, massées à la droite du chef, jusqu’aux concerts par le Syndicat des musiciens violons, tous les instrumentistes avaient un liégeois ont eu l’excellent résultat de varier ensemble charmeur, un son plein et ample, les programmes de cette année. Après le un style impeccable. Ces sonorités qui concert vocal que M. Dupuis nous a der- caressent en patte de velours et qui restent nièrement donné, il a eu l’heureuse idée douces, jusque dans les passages de grande d’engager pour les Nouveaux Concerts intensité – j’ose à peine écrire de force, l’orchestre justement réputé du Concertge- pour éviter toute idée de brutalité – les bouw d’Amsterdam. Nous quittons connaît-on à Liége, qui a pourtant la ré- l’exécution hautement artistique de cette putation d’une remarquable école de vio- chapelle remarquable, tout empreint encore lon ? Non, et pour cause : dans un ensem- des émotions d’art profond qu’elle a soule- ble, la beauté du son dépend plus de la vées en nous, et dans tout le public du discipline que des qualités individuelles. reste. Bien qu’il fût peu nombreux, Comme style, le summum a été atteint l’enthousiasme a été vibrant. dans l’ouverture des Maîtres Chanteurs, que Le chef, Wilhelm Mengelberg, rappelé je n’ai entendu aussi bien exécuter que sous après chaque morceau – sauf après un la direction du prestigieux Hans Richter, le poème plutôt décoratif de d’Indy, appelé disciple aimé de Wagner. Istar – a fait saluer ses musiciens au second La Symphonie no IV de Schumann a eu ou au troisième rappel, et vraiment il est aussi une exécution modèle. Dans la Ro- juste que tous partagent les honneurs du mance, louons l’excellente interprétation du succès. Car si M. Mengelberg est le parfait violon solo, qui a eu le tact de ne pas sortir musicien, capable de diriger, de discipliner, de son rôle en jouant trop “en soliste„. d’interpréter, les membres de l’orchestre Nous regrettons d’ignorer le nom de cet sont, eux, les disciples souples et intelli- artiste modeste et parfait. [André Spoor, gents qui réalisent à merveille ses intentions red.] Mais, au verso du programme, on et nous les rendent sensibles. n’avait imprimé que les noms des membres La discipline de cet orchestre est su- de l’orchestre liégeois, qui n’aura pris part perbe et digne des chapelles allemandes. qu’à l’un des Nouveaux Concerts... En même temps que l’oreille est charmée, Mort et Transfiguration, de Richard c’est un plaisir pour l’œil de voir l’ensemble Strauss, terminait le concert. Jadis, cette des archets se baisser ou s’élever avec une œuvre fut exécutée sous la direction de son précision mathématique. Et quel son pos- auteur et ce fut un grand succès. Au- sède l’excellent quatuor ! jourd’hui, l’orchestre du Concertgebouw, sous

47 son admirable chef, Mengelberg, en a rem- d’Amsterdam le souci constant d’une in- porté un tout aussi grand dans cette œuvre. terprétation conforme au style, la volonté Le proverbe le dit : Quand le cœur est intelligente de fournir de l’art vrai, de servir plein, la bouche déborde. Il faut nous limi- avant tout la pensée des maîtres. ter pourtant, et pour cause : la parole ne Et M. Willem Mengelberg est bien le peut rien rendre de l’émotion musicale ; chef parfait souhaité à ces impeccables heureux ceux qui ont entendu cet admi- instrumentistes, vraiment the best man in the rable exécution, ils nous comprendront. best place. Du style, toute son interprétation Quant aux autres, ne leur préparons pas en était impregnée. Dimanche, depuis la trop de regrets. Romance, jusqu’à l’ouverture des Maîtres Adalbert Courvencelles Chanteurs, magistralement exécutée, en passant par le poème de Strauss, Todt und verklarung, réalisé avec une ampleur et une intensité d’émotion véritablement saissis- santes. Mais M. Mengelberg n’a pas que du style : il possède à un rare degré l’art de manœuvrer l’orchestre, de mettre en valeur les éléments dont il se compose ; absolu- ment maître de ses musiciens, auxquels il en impose autant par son talent et sa science, que par l’autorité de son geste Journal de Liége, 1 mei 1901 (NMI) précis, M. Mengelberg arrive à des effets de e Le 3 Concert Dupuis sonorités réellement admirables, passant L’orchestre du Concert Gebouw des fortissimi aux pianissimi par des grada- d’Amsterdam a justifié avec éclat, di- tions successives, menagées avec un art manche aux Nouveaux Concerts, la bril- extrême ; une Sérénade un peu longuette de lante réputation qui le précédait à Liége. Tchaïkowsky a été, à cet égard, un vrai Cette remarquable phalange peut à coup régal pour les amateurs d’exécution raffi- sûr revendiquer sa place parmi les meil- née, nuancée à l’infini : les archets ont leures institutions symphoniques du mo- accompli là un tour de force qui leur a valu ment. C’est un instrument parfait, auquel il des applaudissements sans fin du public ne manque aucune corde, manié par un charmé. habile virtuose, mais un instrument cons- Le succès de l’audition a d’ailleurs été cient, animé d’une vie propre, et qui devine vibrant, enthousiaste, d’un bout à l’autre du et suit d’instinct l’impulsion de son maître programme, et M. Mengelberg et ses dignes plutôt qu’il ne lui obéit. collaborateurs ont été rappelés et ovation- Dès les premières mesures, on est nés à plusieurs reprises. charmé par la sonorité ample, harmo- Bref, une soirée artistique dont tous les nieuse, le fondu merveilleux des timbres, la auditeurs conserveront un inoubliable vigueur et la précision du rythme, la disci- souvenir. pline rigoureuse de l’ensemble. M. Dupuis, à l’initiative éclairée de qui Au-dessus de ces qualités matérielles, on la doit, a bien mérité de nouveau de ses déjà si précieuses et si rarement réunies, fidèles habitués. s’attestent chez les musiciens de l’orchestre

48

Aantal uitvoeringen door het Concertgebouworkest van de Symfonie van Franck, per diri gent per plaats, in de seizoenen 1895/’96 tot en met 1958/’59. Bron: online archief Koninklijk Concertgebouworkest. Tabel: RdV

Dirigent Den Haag Haarlem Hengelo ´s Hertogenbosch Leeuwarden Nijmegen Rotterdam Scheveningen Alkmaar Amsterdam Totaal Andriessen, Hendrik 1 1 Ansermet, Ernest 1 1 1 3 Beinum, Eduard van 23 1 1 1 1 1 1 3 32 Colonne, Edouard 1 1 Cornelis, Evert 10 1 1 12 Dopper, Cornelis 1 1 Doret, Gustave 1 1 1 3 Flipse, Eduard 1 2 3 Fock, Dirk 2 2 Fournet, Jean 2 1 1 4 Goudoever, Henri van 1 1 Hol, Richard 1 1 Jordans, Hein 3 1 4 Kubelík, Rafael 2 1 1 4 Kuiler, Kor 1 1 Mengelberg, Willem 14 1 6 1 22 Monteux, Pierre 11 1 3 2 1 3 21 Muck, Karl 3 1 1 1 6 Pierné, Gabriel 1 1 2 Rasse, François 1 1 2 Rodziński, Artur 1 1 2 Sabata, Victor de 2 1 1 4 Silvestri, Constantin 1 1 2 Spaanderman, Jaap 1 1 Szell, George 4 1 5 Vocht, Lodewijk de 1 1 Walther Boer, C.L. 2 1 3 Totaal 1 93 5 21 6 1 2 1 3 10 1 144

Afbeelding achterzijde : omslag van het programma van de New York Philharmonic onder leiding van Dimitri Mitropoulos uit 1958 en het bijbehorende toegangskaartje. Collectie Francisco Joffily.