117 Juni 2016 Willem MengelbergMengelbergMengelbergWillem Willem Willem enenen zijntijd zijntijd zijntijd WM

Max Reger W Henk Spruit, radiodirigent M Een klankbeeld van Mengelberg

Inhoud Van het bestuur en van de redactie 1 Biografie voltooid 2 Piet Wackie Eysten Willem Mengelberg. Een levens - en klankbeeld (1) 3 Alexander Schmuller Herinneringen aan Max Reger 16 Concertrecensies Reger 21 Henk Spruit Meesterschap van Reger 36 Concertstatistiek Reger 37 Wouter Paap Henk Spruit verlaat het Omroeporkest 38 Ronald de Vet Boekbespreking Henk Spruit 40 Het Concertgebouworkest in Arnhem 45

Afbeelding voorzijde Max Reger in 1902. Afb. Max -Reger -Institut, Karlsruhe Achtergrond Brief van Reger aan Friedrich Sieger in Frankfurt Afbeelding achterzijde Henk Spruit, getekend door Joseph Gillain Uit het op p. 40 besproken boek

Colofon

WM is een kwartaaluitgave van de Stichting Willem Mengelberg Society (WMS). Net als zijn voorganger, de Willem Mengelberg Vereniging, wil de WMS wereldwijd zoveel mogelijk men- sen in aanraking brengen met de muzikale nalatenschap van de dirigent Willem Mengelberg. . Redactie Ronald de Vet

Bestuur Voorzitter Frederik Heemskerk Vice -voorzitter Eveline Nikkels Secretaris Paul Osseweijer Penningmeester Jan Reinoud Lid Frits Zwart

Bestuurssecretariaat [email protected]

Website www.willemmengelberg.nl

Erevoorzitter Riccardo Chailly

Donaties: minimaal € 30 indien u woont binnen Europa, € 35 daarbuiten. Voor dat bedrag ontvangt u viermaal per jaar WM en krijgt u reductie op de entreeprijs van onze bijeenkom- sten. Gaarne overmaking naar NL36 INGB 0006 1486 87 t.n.v. stichting Willem Mengel- berg Society o.v.v. ‘donatie WMS’.

Overname van de redactionele inhoud is alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie. 29e jaargang, nummer 117. © 2016. ISSN 2213-9036. Van het bestuur Vernieuwing

De Willem Mengelberg Society wil de eensgezindheid de tijd gekomen acht voor belangstelling bevorderen voor leven en een drastische verjonging. Van de vijf werk van zijn naamgever, ‘zulks mede door bestuursleden zullen er binnenkort drie af- het toegankelijk maken van door hem treden. Dat zijn Eveline Nikkels, Jan Rein- gebruikt materiaal en het doen uitbrengen oud en ondergetekende. De namen van de van opnamen van uitvoeringen onder zijn nieuwe bestuursleden zullen wij u medio leiding.’ Zo luidt het eerste artikel van onze augustus meedelen. Wat ik u nu wel kan statuten. Als we het over de verwezenlij- onthullen, is dat na de voltooiing van zijn king van die doelstelling hebben, is mis- nieuwe boek (medio september) Frits schien de komst van onze nieuwe website Zwart de voorzittershamer van mij zal – met daarop alle beschikbare Mengelberg- overnemen. Ik kan mij geen geschiktere opnamen – het mooiste wapenfeit uit ons voorzitter voorstellen! Nu we het er toch jonge bestaan. Bezoek willemmengel- over hebben, aan Frits’ nieuwe boek, de berg.nl, ga naar His Music en oordeel zelf. Mengelberg-biografie over de periode Maar het is allerminst tijd om op onze 1920–1951, zal – enkele weken na de offi- lauweren te rusten. Om levensvatbaar te ciële presentatie op 13 september – onze blijven en om onze Vriendenkring uit te komende najaarsbijeenkomst worden ge- breiden, zal onze Society op zoek moeten wijd. De lokatie en de precieze datum gaan naar een ingrijpende vernieuwing: daarvan hoort u zeer binnenkort. nieuwe doelstellingen en nieuwe bezighe- Namens het bestuur, den. Dat is de mening van het huidige be- stuur, dat in verband daarmee in volmaakte Frederik Heemskerk

Van de redactie

Voor het beste nieuws in dit nummer ver- te gast geweest. Genoeg reden om aan- wijzen wij u naar de volgende pagina. dacht aan hem te schenken. Aansluitend treft u de eerste aflevering Wanneer u bij de laatste Vriendenbij- aan van de tekst van een radio-programma eenkomst in Pulchri Studio was, herinnert uit 1981 over Mengelberg. Wij zijn Piet u zich dat Jop Spruit daar vertelde over zijn Wackie Eysten erkentelijk voor het om- vader, de radiodirigent Henk Spruit, over zichtig snoeien van de anders veel te lange wie hij een boek geschreven heeft. U vindt tekst. daarvan een bespreking in dit nummer. Honderd jaar geleden, pas 43 jaar oud, Tenslotte gaan we weer het land in met overleed Max Reger. Al zijn er geen Reger- Mengelberg, en ook met Monteux; dit keer opnamen onder Mengelberg bewaard ge- bezoeken we Arnhem, waar het Concert- bleven (wel onder Van Beinum overigens), gebouworkest vele jaren regelmatig te gast zijn werk is geregeld in het Concertgebouw is geweest. uitgevoerd en hij is hier zelf enkele malen Wij wensen u veel leesplezier.

1 Biografie Willem Mengelberg voltooid!

Velen keken er naar uit, maar nu verschijnt het dan toch werkelijk: het tweede deel van de biografie van Willem Mengelberg van de hand van Frits Zwart. Het boek wordt op dinsdag 13 september a.s. op feestelijke wijze in de Kleine Zaal van het Concertgebouw gepresenteerd. Het eerste exemplaar zal worden aangeboden aan de nieuwe chef-dirigent van het Concertgebouworkest, Daniele Gatti.

De organisatie van deze bijeenkomst is in handen van het Koninklijk Concert- gebouworkest, het Koninklijk Concertgebouw, de Willem Mengelberg Stiftung en uitgeverij Prometheus. Aan de bijeenkomst wordt meegewerkt door Laetitia Gerards (sopraan) en Jacob Bogaart (piano). Zij zullen liederen van Willem Mengelberg ten gehore brengen.

Behalve de biografie zal na de bijeenkomst ook een uitgave met deze liederen ver- krijgbaar zijn, alsook uitgaven met koormuziek van Mengelberg. De uitgaven ver- schijnen bij Donemus.

De bijeenkomst is vrij toegankelijk en begint om 16.00 u.

De mis van Mengelberg weer uitgevoerd

Op dinsdag 20 september a.s. wordt na 120 jaar in de Hofkirche in Luzern de Feier- liche Messe für Soli, Chor, Orchester und Orgel (1895) van Willem Mengelberg opnieuw uitgevoerd. Aan deze uitvoering werken mee: Ensemble Corund, het Luzerner Sinfonieorchester en Wolfgang Sieber, orgel. Het geheel staat onder leiding van Stephen Smith. Zie ook:

. http://hoforgel-luzern.ch/orgelsommer . http://www.sinfonieorchester.ch/de/events/mengelbergs-luzerner-messe . http://corund.ch/index.php/konzerte/konzerte-16-17?id=94

Mengelberg heeft zijn mis, die ruim 45 minuten duurt, voor Luzern geschreven. Met een uitvoering van deze mis in de Hofkirche in 1895 sloot hij zijn werkzaam- heden in Luzern af. Nadien is het werk niet meer uitgevoerd. Op initiatief van Frits Zwart is de partituur voor uitgave gereed gemaakt. De partituur is uitgegeven door Donemus. Van deze uitvoering, de eerste dus na de première in 1895, worden opnamen gemaakt voor een uitgave op CD en DVD.

2 VARA-Radio, 28 mei 1981 Willem Mengelberg. Een levens- en klankbeeld (1)

Samengevat door Piet Wackie Eysten

Op donderdag 28 mei 1981 zond VARA- Radio een ‘Levens- en klankbeeld’ over Willem Mengelberg uit. Niemand minder dan Wouter Paap was de presentator. De componist Wouter Paap (1908–1981; hij overleed ruim vier maanden na deze uit- zending) was een bekend muziekjournalist, o.a. medeoprichter van het muziektijd- schrift Mens en Melodie en auteur van een kleine monografie over Mengelberg. De aanleiding tot dit levens- en klankbeeld, zo vertelde Paap zijn luisteraars, was het feit dat dertig jaar tevoren, op 22 maart, Willem Mengelberg was gestorven in zijn chalet in Zwitserland in het Engadin. „Ons land heeft geen kunstenaar gekend die tijdens zijn leven zo hoog gestegen en zo diep gevallen is als met Willem Mengelberg het geval is geweest. Bijna een halve eeuw lang is hij voor het Nederlandse volk van hoog tot laag het symbool van de muziek ge- weest. Er valt geen tweede musicus te De uitgave van de tekst van het radioprogramma noemen, die zo vereerd en bewierookt is geworden. Als een onaantastbaar vorst nen vertellen, waardoor we echt een le- stond hij in de wereld van de muziek,” zei vensgetrouw beeld kunnen opbouwen.” Paap. Maar eerst vertelt Paap een en ander over Het programma zou geen levens- en het leven van zijn held. klankbeeld mogen heten als er niet naast ‘Hoog gestegen en diep gevallen’. Paap beschouwingen over Mengelbergs leven en had nog geen kennis kunnen nemen van de werk, ook muziekfragmenten, interviews studie door de voorzitter van onze Society, met andere musici, gesproken herinnerin- Frederik Heemskerk, in zijn boek Dossier gen, en enkele passages uit door de grote Willem Mengelberg. De geschiedenis van een meester zelf uitgesproken toespraken in te zuiveringszaak. Anders zou hij zich over horen waren. „Dankzij het archief van de Mengelbergs houding tijdens de Tweede radio,” vertelt Paap, „zijn we in de gele- Wereldoorlog wel subtieler hebben uitgela- genheid allerlei mensen aan het woord te ten dan dat Mengelberg in die periode „ons laten, die Mengelberg meegemaakt hebben, volk in de steek liet door domweg en open- en die wel het een en ander over hem kun- lijk de partij te kiezen van de vijand.”

3 Daarover is – weten wij nu – wel iets meer nastiek. Wij laten dat ‘gesprekje’ (dixit Paap) te zeggen. hier volgen. Aan die veelbesproken periode gaan in Van Herpen: Nu wou ik u vragen: die stijl Wouter Paaps causerie de kinder- en jeugd- die Mengelberg voorstond, die expressio- jaren van de jonge Willem vooraf, vanaf nistische stijl, legde hij die tijdens de repeti- zijn geboorte in 1871 te Utrecht, waar zijn ties werkelijk op, of werd u meegenomen vader zich kort voordien als beeldhouwer in zijn bezetenheid, de Mattheus Passion in had gevestigd, via zijn aandeel als tienjarig deze opvatting te geven?’ sopraantje in het Utrechtse kerkkoor, zijn lessen bij Richard Hol (1825–1904) en zijn Van Tulder: Ja, uiteindelijk deed je natuur- intrede in het conservatorium in Keulen, lijk wat hij wilde. Dat was hij zo gewoon. tot aan zijn rentree in Utrecht in 1890 als Hij wilde dat. Dus daar kwam eigenlijk pianosolist in Liszts Tweede Pianoconcert, geen enkele solist onderuit, hoewel we onder de baton van zijn leermeester Hol. allemaal wel voelden dat hij toch heel sterk „Ik herinner mij een kritiek gelezen te dramatiseerde, wat we weleens vaak tegen hebben van Daniël de Lange,” vertelt Paap, elkaar zeiden: „Is het nu eigenlijk de Mat- „een belangrijk criticus in die tijd. Daar theus Passion van Bach of van Mengel- stond in dat hij Mengelberg geroepen acht- berg?” te om als leidend kunstenaar een rol van betekenis te gaan vervullen. Merkwaardig Jo Vincent: Nou, daar ben ik het niet hele- dat dat toen al werd opgemerkt!” maal mee eens. Mengelberg zag er niet Zo volgt Paap in zijn ietwat breedvoe- alleen de muziek in, maar het grote drama. rige inleiding, die hier enigszins verkort is En ik vind, tegenwoordig doen ze dit dik- weergegeven, Mengelbergs levenspad tot wijls – niet dat ik zo’n ouwe zangeres ben aan diens benoeming tot dirigent van het die vindt dat het tegenwoordig niet goed is, nog jonge Concertgebouworkest in 1895, helemaal niet, integendeel – maar ze doen als opvolger van Willem Kes. Het kan dikwijls toch wel alleen de muziek. Want ik natuurlijk niet anders of Paap staat uitvoe- weet wel, op het eind van mijn carrière rig stil bij Mengelbergs Matthäus Passion, hoorde je dikwijls de dirigenten tegen el- voor het eerst op Palmzondag in 1899. Op kaar zeggen: „Ik maak hem in drie uur en dit punt in zijn betoog laat Paap een door dertig minuten, of ik maak hem in drie uur Mengelberg gedirigeerd koraal uit dat werk en achtendertig minuten”, en dat vind ik horen, gevolgd door de aria Ich will bei natuurlijk toch ook niet goed, want het is meinem Jesu wachen, gezongen door de tenor toch een enorm drama geweest en het is Louis van Tulder. Het was per slot ook een niet alleen de muziek, vind ik. Er waren klankbeeld. natuurlijk wel dingen in die een beetje Vervolgens laat hij aan de hand van overdreven waren, maar ik heb wel mensen oude radio-opnamen Van Tulder (1892– horen zeggen: „Je zingt het mooist in Am- 1969) zelf aan het woord, in gesprek met sterdam.” Dan zei ik: „Dat is ook geen zijn collega’s de zangeressen Theodora wonder, want Mengelberg láát je zingen.” Versteegh (1888–1970) en Jo Vincent Van Herpen: Mevrouw Versteegh, hebt u (1898–1989), die gedrieën worden geïnter- graag gezongen onder Mengelberg in de viewd door de radiojournalist Jan van Mattheus Passion? Herpen (1920–2008), destijds vooral be- kend van de AVRO-radioquiz Hersengym-

4 Th. Versteegh: Ik heb de Mattheus Passion gen. Je zong ieder jaar een heleboel uitvoe- niet zo heel veel onder Mengelberg gezon- ringen, en deze uitvoeringen waren natuur- gen, want had altijd die lijk verschillend, maar ik vind die van Men- plaats. Die behield ze tot de oorlog, geloof gelberg, ik durf het haast niet te zeggen, ik, en toen ben ik haar daarin opgevolgd. eigenlijk wel de mooiste. [Interviewer: Beziel- Maar ik ondervond het wel zo, dat je on- der waarschijnlijk en warmer.] Ja, erg bezield willekeurig deed wat hij wilde, omdat hij en warm. Er zaten natuurlijk wel coupures een generaal was. Je had te gehoorzamen. in, maar dat vind ik niet zo erg. Want met Als je dat niet deed dan kwam je met jezelf die onverkorte Passionen: als je als solist en met de hele omgeving in strijd. Dus dat op het podium zit en je kijkt eens de zaal deed je niet. in, dan zie je wel een hele hoop mensen, en met al die ellenlange aria’s zie je ze natuur- lijk weleens een beetje zitten slapen of zitten draaien, dat natuurlijk wel. Als haar wordt gevraagd of zij als soliste zelf wel van zo’n uitvoering kan genieten en of zij het verschil kan horen tussen de ene dirigent en de andere en zijn opvatting, antwoordt zij: Jo Vincent: Ja, dat hoor je natuurlijk. Ten eerste merk je het aan je eigen aria’s, want bij de één moet je het vreselijk strak zingen, mag je geen ritenuto maken, bij een ander, ja, dan moet je weer vlugger, en bij een derde moet je weer langzamer en alles. Maar dat vind ik nog niet zo erg, daar kun je je wel gauw op instellen. [...] Ik vind dat helemaal niet moeilijk. Als je een liederen- avond geeft, dan begin je met het ene lied, en het volgende lied is weer heel wat an- ders. Dus als je je niet goed kan omstellen ben je geen goed artiest. Jo Vincent (1898–1989) Op de vraag of Mengelberg „niet erg las- Jo Vincent: Ja, maar per slot van rekening, tig” was antwoordt de zangeres: was hij toch de baas. ’t Was zijn uitvoering, dus dat moest je doen. Nou, hij was wel erg lastig, maar als hij vond dat je mooi zong, of als instrumenta- In een volgend geluidsfragment is weer Jo list mooi speelde, dan was hij juist ontzet- Vincent aan het woord. Haar wordt ge- tend aardig. Want ik herinner me heel vraagd of zij bepaalde herinneringen heeft goed, als je dan je aria gezongen had in de aan haar optreden onder Mengelberg. Mattheus Passion of in een ander werk, en Jo Vincent: Nou, bepaalde herinneringen, het was dan afgelopen, nou dan kon hij zo dat vind ik een beetje moeilijk om te zeg- hartelijk zeggen: “Bravo!” Dat is natuurlijk

5 vreselijk leuk om te horen en als hij het niet derscheidingen. Het is mij een genoegen dit zei, dan had hij het niet mooi gevonden. huldeblijk vergezeld te doen gaan van een bloemenhulde en van een album, waarin de Jo Vincent herinnert zich dat zij vaak „wel handtekeningen staan van allen die daartoe vijfentwintig avonden in zes weken de hebben bijgedragen.” Mattheus Passion moest zingen. En dan dank je de hemel als het Pasen was, dat je Nog net is de stem te horen van de gehul- dan niet verkouden was geworden.” digde koordirigent zelf: „Dank u zeer. Prachtig….” Presentator Paap sluit dit gedeelte van zijn programma af met – hoe kan het anders – het slotkoor uit de Matthäus Passion onder leiding van de strenge meester. „Na af- loop”, vertelt mevrouw Vincent nog, „moesten we naar hem kijken en dan moesten we dan ook zeggen dat het prach- tig was geweest. Dat vond hij heerlijk.” Geluidsopnamen zijn er ook – Paap laat ze na een korte introductie horen – van een huldiging van Mengelberg, niet als orkest- dirigent, maar als dirigent van het Amster- dams Toonkustkoor, dat hij dan veertig jaar heeft geleid. Wij horen de stem van een koorlid:

„Vervuld van dankbaarheid en grote waar- Jo Beukers-Van Ogtrop (1865–1948), de presidente dering voor het vele schone en verhevene van het Toonkunstkoor Amsterdam (NMI/HGA) dat u met de talrijke Toonkunst-uitvoe- ringen geschonken hebt, heeft bij vele Vervolgens wordt hij toegesproken door de Toonkunstleden de behoefte doen ont- Presidente van Toonkunst, die vooral staan, die dankbaarheid en grote verering zichzelf en de overige koorleden „geluk- door uw eminente leiding om te zetten in wenst, dat wij het zijn, die onder uw geniale een blijvend souvenir dat zij u heden wen- leiding mogen zingen. Gij, die in al die sen aan te bieden. Het is mij, die zovele veertig jaren het koor hebt opgevoerd tot jaren reeds met Toonkunst zeer nauw een ongekende hoogte. Het koor heeft u verbonden is, een buitengewoon voorrecht deze avond in de bloemetjes gezet, en biedt u dit blijk van hulde namens de leden van u een geschenk aan, dat naar ik hoop, u de Afdeling Amsterdam te mogen over- welkom zal zijn en dat u ieder concert zult handigen. Het geschenk bestaat uit een stel gebruiken. Ons 81-jaar oud koorlid, thans fraaie overhemdsknoopjes, met welke dis- ere-koorlid, de heer J. Herman Mulder, tinctieven u zich zeker wel zult willen ver- heeft een oorkonde gekalligrafeerd, waarin sieren. Uit dit geschenk van de vele leden dit gedenkwaardige jubileum is vastgelegd, blijkt tevens dat in dit geval voor hun uw en die hij u hierbij overhandigt.” hemd nader is dan uw rok, die reeds zo Dan krijgt – of neemt – de jubilaris zelf het rijkelijk versierd is met fraaie officiële on- (kennelijk geïmproviseerde) woord:

6 „Dames en heren, beminde dames uit het jubileum vier dan hebben we dat vandaag koor en hoogvereerde heren uit het koor. al gevierd, en het 60-jarig ook. Want dat zal Evenzo uit het orkest. En hooggeachte ik nooit vergeten, deze avond, en ik dank u dames en heren … u hebt zelf al gezien hartelijk, en ik hoop als ik nog mijn 60-jarig wat er gebeurd is. Ten eerste heb ik twee feest vier, dan ga ik u eens bejubelen en paar hele mooie hemdenknopjes, en daar dan ga ik u inviteren, en als ik dan mijn 60- sta ik nou voor u allen in mijn hemd … jarig feest vier, dan doen we het allemaal Nou bedoel ik het symbolisch. Wat moet ik samen.” daar eigenlijk op zeggen. Ik kan alleen maar Na deze huldiging door het Toonkunst- vertellen dat ik er absoluut onschuldig aan koor richt Wouter Paap zijn aandacht, en ben. Ik wist niet eens dat [ik] een veertigja- die van zijn luisteraars, weer op Mengel- rig jubileum had. Ik heb het namelijk, ter- bergs „werkzaamheden als leider van het wijl ik over straat wandelde kan ik niet Concertgebouworkest”. zeggen, daar heb ik geen tijd voor, maar ik reed met de auto, en toen zag ik zo’n affi- Toen hij zijn positie daar aanvaardde, che van het concert, daar stond het op. vertelt Paap, moet hem voor de geest ge- Toen dacht ik, hé, zou ik dat zijn? Van- staan hebben, Amsterdam te maken tot een avond heb ik gemerkt dat ik het was, want centrum van Europees muziekleven. Wan- ik heb nog achter de coulissen gekeken, neer er gastdirigenten moesten worden daar heb ik gemerkt dat ik heus mijn veer- aangetrokken, en dat gebeurde nogal eens tigjarig jubileum vierde. Ik wist niet dat je wegens ziekten van Mengelberg, dan beval dat zo prettig kon vieren. Dat je er eigenlijk hij het bestuur de grootste orkestleiders nog in je hemd moet, helemaal aangekleed, van die tijd aan. Hij was er niet bang voor maar dan toch zo helemaal uitgekleed, zou om vergeleken te worden met dergelijke ik zeggen, in alle finesses, verteld wordt figuren, hoewel hij in die tijd eigenlijk nog waaruit je eigenlijk bestaat, en wat voor een maar een jong maatje was. In 1897, dus wezen je bent, en dat in hele prachtige toen Mengelberg pas twee jaar in functie Latijnse woorden, waar de andere mensen was, heeft hij niemand minder dan Arthur helemaal niets van verstaan, ik hoop dat u Nikisch uitgenodigd om hem te vervangen. niets lelijks denkt van mij … want het is Arthur Nikisch is nog altijd een grote naam heel mooi, zoveel Latijns versta ik ook wel. in de geschiedenis van de orkestdirectie, Dames en heren, ik zou u van harte willen want hij wordt beschouwd als de grondves- bedanken. Ik geloof niet dat ik het ver- ter van de toenmalige moderne dirigeer- diend heb, want nu ben ik 76 geworden, kunst. Mengelberg zorgde er ook voor dat nee 67, nu ben ik 67, dus 60 jaren ben ik zijn oud-leraar, Franz Wüllner, een concert koordirigent. Nu kunnen ze me hier wel kwam dirigeren. Andere figuren waren bejubelen voor die 40, als ik het heus 60 Felix Weingartner, Ferruccio Busoni, Max jaar gedaan zal hebben, nou ja, dan begrijpt Schillings en ook wel Franse dirigenten als u wel, wat ik zeggen wil … Ik vond dit Edouard Colonne en Gabriël Pierné. Hans vreselijk aardig want het is in mijn ogen Richter, een groot Wagner-dirigent in zijn niet de moeite waard als je 40 jaar dirigent tijd, heeft zelfs op zekere dag de helft van bent. Dan moet u wachten tot ik 50 ben of zijn honorarium afgestaan aan het steun- 60 ben, dirigent, koor-dirigent, want nu fonds, dat toen juist bij het Concertge- ben ik al 60. Wat wilt u nou nog? Dus ik bouworkest werd ingesteld om afgetreden zou maar zo zeggen: als ik mijn 50-jarig

7 musici te kunnen ondersteunen. Daaraan publiek plotseling omgeslagen als een blad ziet u hoe hoog het orkest door de be- van een boom. Richard Strauss begreep roemde dirigenten uit die tijd werd geschat. daar niet veel van, maar later heeft hij wel Ook al heel vroeg was het Richard Strauss, kunnen begrijpen dat dankzij Mengelbergs die voor het Concertgebouworkest begon herhalingen van zijn werk een heel ander te staan. Het eerste stuk van eigen klimaat was ontstaan. Bij die gelegenheid compositie dat hij werd de naam Ri- presenteerde in het chard Strauss op een Concertgebouw was van de randen van zijn symfonisch het balkon van het gedicht Tod und Concertgebouw Verklärung. Dat stuk aangebracht. Merk- ging er wonderlijk waardig is dat de genoeg bij het pu- naam van Gounod bliek helemaal niet eerst werd wegge- in. Maar wat deed schilderd, alvorens Mengelberg? Dat is de naam van Richard heel typerend voor Strauss daarvoor in hem: toen Strauss de plaats kwam. Dit vertrokken was heeft was het begin van hij zelf dat symfo- een goed contact nisch gedicht Tod und met Richard Strauss, Verklärung op het die toen nog in op- repertoire gehouden komst was. Een en niet minder dan bewijs daarvan was dertien keer achter dat hij zijn symfo- elkaar op verschil- nisch gedicht Ein lende concerten ge- Heldenleben, dat hij in dirigeerd. Dit is een 1899 componeerde, goede gewoonte van opdroeg aan het Richard Strauss (1864–1949) Mengelberg geweest, Concertgebouwor- om onbekende werken en nog weinig ge- kest en Willem Mengelberg. De solist in waardeerde werken, waarvan hij overtuigd dat stuk – u weet dat er een grote vioolsolo was dat ze van belang waren, voortdurend in voorkomt – is jarenlang de concertmees- weer naar voren te halen, om zo het ver- teer Louis Zimmerman geweest. Intussen trouwen van de toehoorders te winnen. In had het Concertgebouworkest al de naam 1898, toen de grote Rembrandtfeesten in dat het de werken van Strauss uitstekend Amsterdam gevierd werden, was Richard vertolkte. Toen er in 1903 een Strauss-feest Strauss weer in Amsterdam. Eigenlijk had in Londen plaatsvond, heeft men het hele hij niet zo’n zin om te dirigeren. Hij was Concertgebouworkest laten overkomen om meer voor de Rembrandt-tentoonstelling het oeuvre van deze componist daar te gekomen, maar Mengelberg wist hem er spelen. En toen Mengelberg in 1905 voor toch toe over te halen om de dirigeerstaf het eerst optrad in New York, zette hij bij het Concertgebouw nog eens in handen onmiddellijk Ein Heldenleben van Richard te nemen. Toen was de waardering van het Strauss op het programma. Als voorbeeld

8 hoe overtuigend Mengelberg een werk van Interviewer: En professor, hebt u misschien Richard Strauss wist aan te pakken, laten ook typische herinneringen aan de reactie we u een fragment horen uit het symfo- van de buitenlandse pers en van het buiten- nisch gedicht Don Juan. landse publiek op door u verrichte uitvoe- Toen Willem Mengelberg in 1935 zijn ringen van Nederlandse orkestwerken? veertigjarige jubileum vierde als dirigent Mengelberg: Ja. Onder de meest frappante van het Concertgebouworkest werd hem herinneringen op dit gebied wil ik noemen voor de radio een interview afgenomen, de uitvoering van het Te Deum van Die- waarin hij sprak over de ontwikkeling van penbrock in Frankfurt am Main. Het was het Nederlandse muziekleven en zijn rol naar ik mij herinner in het jaar 1912 op het daarin, en ook over de Nederlandse com- Geistliche Musikfest te Frankfurt. Mattheus ponisten. Hij zei toen het volgende: Passion, de Achtste symfonie van Mahler, Mengelberg: Inderdaad. Ik heb een zeer en Diepenbrocks Te Deum zal binnenkort opmerkelijke ontwikkeling van het Neder- ook weer op ons muziekfeest weerklinken. landse muziekleven meegemaakt. Toen ik Door ons Toonkunstkoor en Concertge- in 1895 de leiding van het Concertgebouw- bouworkest. Dit geniale werk van onze orkest op mij nam waren de muzikale grote landgenoot Diepenbrock liet in toestanden in ons land geheel anders als Frankfurt een diepe indruk na. Diepen- tegenwoordig. De culturele waarde der brock was natuurlijk persoonlijk aanwezig. toonkunst was bij lange na niet zo alge- Het waren onvergetelijke dagen. Een eve- meen erkend als thans. Daarmee samen- nement was ook de uitvoering van de Cia- hangend was ook de maatschappelijke conna gotica van , mijn positie van de musici veel minder erkend vriend en medewerker aan het Concertge- en gezien. In vergelijking met het buiten- bouw, op het Hamburgse Muziekfeest in land was het Nederlandse muziekleven nog 1922. Natuurlijk waren er verschillende weinig ontwikkeld, Daarentegen zijn wij uitgevers bij Dopper, die zich voor het thans internationaal mede toonaangevend. werk interesseerden. De Frankfurter uit- Ik heb die groei van ons muziekleven mee- voering was het begin van een zegetocht, gemaakt en mijzelf tot doel gesteld, voor die Doppers werk sindsdien door de con- zover dit in mijn vermogen lag deze ont- certzalen van de hele wereld maakt. Ikzelf wikkeling systematisch te bevorderen. Een heb de Ciaconna gotica ook in vele steden in gewichtige mijlpaal in deze ontwikkeling het buitenland, Italië, Frankrijk, Duitsland, was het Mahler-feest in 1920, dat de aan- Zwitserland, België, Engeland en Amerika, dacht van de gehele muzikale wereld op uitgevoerd. Ook werken van Wagenaar, Nederland vestigde. Ik hoop dat het Ne- Röntgen en vele andere landgenoten heb ik derlandse Muziekfeest, dat wij begin mei in met groot succes en heel veel voldoening Amsterdam zullen geven, de betekenis van in het buitenland geïntroduceerd. ons land als muzikaal centrum nog sterker Interviewer: Professor, mag ik u als laatste zal releveren. Ik zou mij geen schoner feest een ietwat vrijpostige vraag stellen? Hebt u ter gelegenheid van mijn veertigjarig jubile- ook al plannen gevormd voor het volgende um kunnen wensen, dan deze nationale seizoen? manifestatie voor onze eigen toonkunst. Mengelberg: Er zijn reeds verschillende be- langrijke plannen voor het volgende sei-

9 zoen in voorbereiding. Onder meer een Mengelberg geleerd, want hij mocht bij- Bruckner-feest van de Internationale voorbeeld de repetities van het Concertge- Bruckner-Gesellschaft. Ik weet niet of ik bouworkest bijwonen. Dat was voor hem dat reeds mag vertellen, vergeet u het an- natuurlijk buitengewoon leerzaam. In een ders maar weer. Trouwens we hebben ook brief aan Mengelberg heeft Diepenbrock andere zeer interessante plannen voor het dan ook eens geschreven: “Jij bent de volgende seizoen. Hierover zullen wij over enige, die mij moed geeft voor de toe- enkele weken nadere mededelingen kunnen komst. Als er voortaan nog eens iets goeds doen. Op het ogenblik moeten wij ons uit mijn pen komt, dan weet ik wel wie ik allen concentreren op daarvoor dankbaar het Nederlandse Mu- moet zijn.” In het ziekfeest 1935. Ik heb begin van zijn loop- verschillende zeer baan heeft Mengelberg mooie en waardevolle vrijwel elk nieuw werk partituren voor dit van Diepenbrock feest in studie en ik geïntroduceerd in het ben ervan overtuigd Concertgebouw. Dat dat de bezoekers sterke begon al in 1898 met indrukken van het feest de Hymne voor viool zullen medenemen. en orkest. Aardig is dat Mengelberg onmiddel- Het zal u niet ontgaan lijk na het slot van het zijn, gaat Paap na dit stuk zelf het teken gaf intermezzo verder, dat voor applaus. Hij heeft Mengelberg zich in dit dit stuk daarna nog toespraakje buitenge- verscheidene malen woon waarderend opnieuw laten horen. uitliet over het Te Deum Dan de beide beroem- van Alphons Diepen- Alphons Diepenbrock (1862–1921) de Hymnen an die Nacht brock. Dit geeft ons van Diepenbrock, de aanleiding om eens te één voor sopraan en orkest, gezongen door spreken over de verhouding tussen Men- Aaltje Noordewier-Reddingius, de andere gelberg, de dirigent en Alphons Diepen- voor alt-stem en orkest, gezonden door brock, de Nederlandse componist. Die- Pauline de Haan-Manifarges. Dat waren penbrock was een nogal uitzonderlijke echt gebeurtenissen in het Amsterdamse figuur, omdat hij doctor in de klassieke muziekleven. In 1902 organiseerde de letteren was èn componist. Hij stond min Afdeling Amsterdam van de Maatschappij of meer buiten de gewone muziekpraktijk tot Bevordering der Toonkunst een Drie- en hij heeft juist van de zijde van Mengel- daags Muziekfeest. De commissie die de berg veel aanmoediging ondervonden. partituren uitzocht, bestond uit Bernard Diepenbrock wilde wel graag het Concert- Zweers, Alphons Diepenbrock en Mengel- gebouw nu en dan dirigeren, en daar heeft berg. Bij die gelegenheid werd de eerste Mengelberg hem ook verschillende malen uitvoering gegeven van het zo-even door de gelegenheid voor gegeven. Vooral in Mengelberg genoemde Te Deum van Die- zijn begintijd heeft Diepenbrock veel van penbrock voor dubbelkoor, solisten en

10 orkest. Diepenbrock vond dat een heerlijke brock, dus we kunnen u daar geen voor- uitvoering, en deze uitvoering is wel te beelden van laten horen. Er zijn wel op- bestempelen als de geboortedag van zijn namen van de zo-even door Mengelberg roem. Zo zijn er meerdere werken van genoemde Ciaconna gotica van Cornelis Diepenbrock te noemen die door Mengel- Dopper, die jarenlang naast Mengelberg berg zijn gepousseerd. Maar wij moeten tweede dirigent van het Concertgebouwor- toch wel in aanmerking nemen dat Die- kest is geweest. Zoals u al hoorde heeft penbrock en Mengelberg in wezen heel vooral dit stuk erg de aandacht gehad van andere muzikale naturen waren, en dat ze Mengelberg. We laten van Doppers Ciacon- in de diepste grond niet met elkaar na gotica een gedeelte horen. strookten. Na die beginjaren is er langza- merhand een verwijdering ontstaan tussen Mengelberg en Diepenbrock. Een van de oorzaken is vooral de Eerste Wereldoorlog geweest, toen Diepenbrock sterk aan de kant van de geallieerden stond en Mengel- berg aan de zijde van Duitsland. Dat heeft echt wel een verwijdering teweeg gebracht. Maar muzikaal gezien moet men er ook rekening mee houden dat Mengelberg eigenlijk niet dat literaire bevattingsvermo- gen bezat om de dichterlijke idee, die zo duidelijk naar voren treedt in de symfoni- sche liederen van Diepenbrock, volledig te kunnen aanvoelen. De compositiewijze van Diepenbrock is ingesteld op de tekst, op de woordval, waarvan de lenigheid van het ritme dikwijls over de maatstrepen heen gaat. Daar had Mengelberg toch niet hele- maal het juiste begrip voor. Mevrouw Noordewier, van wie ik zo-even al zei dat zij een van de Hymnen aan de Nacht herhaal- Mengelbergs dirigeerpartituur van Doppers Ciaconna gotica (NMI/HGA) delijk met Mengelberg heeft uitgevoerd, zei: ‘Dit was de oorzaak waarom het tussen Over Mengelbergs daadwerkelijke be- Mengelberg en Diepenbrock nooit hele- langstelling voor de Nederlandse muziek is maal boterde. Mengelberg begreep Die- heel verschillend geoordeeld. Er zijn men- penbrock wel, maar op zijn manier …’ In sen die zeggen: hij heeft er veel te weinig een van zijn brieven heeft Diepenbrock aan gedaan. Inderdaad heeft hij weinig Mengelberg eens een ‘batteur de mesure’ Nederlandse muziek in het buitenland genoemd, een ‘maatslaander’ zouden we gespeeld. Wel mag nog vermeld worden kunnen vertalen. Niet een erg vriendelijke dat hij voor jongere componisten soms opmerking, maar volgens Diepenbrocks belangstelling aan de dag legde, bijvoor- kijk op het ritme toch wel juist. Helaas beeld voor Alexander Voormolen, Willem bestaan er geen opnamen van door Men- Pijper, Willem van Otterloo, Henk Badings gelberg gedirigeerde werken van Diepen-

11 en Henriëtte Bosmans. Hun werk heeft hij penbrock zich aansloot, die al spoedig een wel degelijk in de concertzaal gebracht. boezemvriend van Mahler geworden was. De componist die echt een diepe be- Mengelberg heeft na Mahlers dood onmid- langstelling bij Mengelberg wekte, was dellijk diens Achtste Symphonie in Frankfurt . Hij heeft hem wel eens de uitgevoerd met het Concertgebouworkest Beethoven van onze tijd genoemd. Hij en met het Toonkunstkoor. Het grote leerde het werk van Mahler in diens Derde moment van Mahler-propaganda was het Symphonie voor het eerst kennen op een jaar 1920, toen Mengelberg 25 jaar dirigent muziekfeest in Krefeld. Deze muziek fasci- neerde hem zodanig dat hij met Mahler kennis wilde maken. Hij nodigde hem uit om naar Amsterdam te komen, en daar werken van zichzelf uit te voeren, want zoals u weet was Mahler niet alleen een groot componist, maar ook een groot dirigent. Vier keer is Mengelberg geduren- de een bepaalde concertperiode de gastheer van Mahler geweest. In 1903, toen de Eerste en de Derde Symphonie werden uitgevoerd; in 1904, toen de Tweede en de Vierde aan de beurt kwamen; in 1906 de Kindertotenlieder en Das Klagende Lied en de Vijfde Symphonie, in 1909 de Zevende Symphonie. Mengelberg had de gewoonte om deze werken, vóórdat Mahler naar Amsterdam kwam, buitenge- woon consciëntieus in te studeren, zodat de componist, terwijl hij zijn werken zelf dirigeerde, met de techniek van het orkest- spel niet de minste moeite had. Hij kon zich onmiddellijk wijden aan de interpreta- Gustav Mahler (1860–1911) tie. Aanvankelijk was het publiek wel een was van het Concertgebouw en zijn jubile- beetje lauw, maar evenals Mengelberg dit um op een buitengewoon grootse wijze gedaan heeft bij Richard Strauss, heeft hij werd gevierd. Sommigen van u hebben er op gehamerd dat Mahlers werken voort- misschien wel eens het Gedenkboek gezien durend werden gespeeld. Merkwaardig is dat is uitgekomen bij dit 25-jarig jubileum. bijvoorbeeld dat hij, toen Mengelberg de Door tal van kunstenaars, niet alleen be- gastheer van Mahler was, op één avond de roemde componisten, solisten en andere Vierde Symphonie twee keer heeft laten spe- musici, maar ook door literatoren en beel- len. Vóór en na de pauze. Mahler was daar dende kunstenaars, uit vele landen werden buitengewoon dankbaar voor. Hij heeft de bijdragen gestuurd voor dit Gedenkboek, Nederlandse musici heel hoog geschat, dat een blijvend monument is van de waar- vooral Mengelberg, van wie hij zei: “ein dering en de bewondering die langzamer- prachtvoller Kerl, ein tiefer und treuer hand de hele muziekwereld voor Willem Mensch.” Mengelberg maakte dikwijls Mengelberg was gaan voelen. Aan de hand wandelingen met Mahler, bij wie ook Die-

12 van enkele klankbeelden laten wij u horen, wordt, gaat er een sfeer van sympathie van hoe Mengelberg Mahlers muziek vertolkte. hem uit, die hem uiterst gevoelig maakt Eerst laten we u een gedeelte horen uit het voor zijn spelers, hun capaciteiten en pro- Adagietto uit de Vijfde Symphonie, een stuk blemen. Hij bezit een sterke individuele voor strijkorkest en harp. kunstzin, een weergaloos begrip voor de Na dit gedeelte uit dat heel ingekeerde, grenzen en de vereisten der orkesttechniek, tedere Adagietto uit de Vijfde Symphonie van waarmee hij in de repetities opvoedend te Mahler stappen wij over op een heel andere werk gaat en grote resultaten smeedt.” kant van Mahler, namelijk de Finale van Mengelberg heeft zelf eens als eisen voor zijn Vierde Symphonie, waarin het hemelse de vertolking van een orkestwerk de vol- leven wordt geschetst op een tekst die door gende regels vastgelegd: de sopraansoliste wordt gezongen. Wij 1. Elke noot, elk teken zo nauwkeurig en kiezen daaruit een fragment dat gezongen zo mooi mogelijk spelen. wordt door Jo Vincent. Maar eerst laten wij de zangeres even aan het woord. Zij zei 2. Opdiepen en bewustmaken wat tussen eens: “Bijna tien keer per jaar zong ik on- de noten staat. der Mengelbergs leiding de sopraanpartij 3. De vrijheid van voordracht en improvi- van deze Vierde van Mahler. Bijna een uur sando, het scheppen uit de ingeving lang zat ik stil luisterend op mijn stoel. Na van het ogenblik. het eerste deel kijkt Mengelberg mij altijd Mengelberg bereidde zijn partituren bui- even vragend aan: Hoe was het? Dan knik- tengewoon nauwkeurig voor. Er zijn parti- te ik: Fijn, baas. En dan kwam in de Finale turen van hem bewaard gebleven, waarin voor mij de altijd weer verrassende inzet het heel leerzaam is om te zien hoe hij alles van ‘Wir geniessen das himmlische Leben’. betekend heeft en allerlei voordrachtsvoor- Daar mocht ik helemaal uitzingen. Op de schriften voor zichzelf er nog uitvoerig bij grote zaal afgestemd, alsof ik, zoals Men- heeft aangetekend. Men moet daarbij wel gelberg het uitdrukte, voor de mensen op bedenken dat het in zijn vertolkingen ging de achterste rij zong. Dat was voor mij een om zíjn opvatting, en dat hij die opvatting tijd van groot musiceren.” overbracht op het orkest met de wil dat Nu gaan we ons eens bezig houden, deze door de musici volledig werd verwer- gaat Wouter Paap verder, met de vraag: kelijkt. Hij was een sterke, dominerende Hoe ging Mengelberg met zijn orkest om, persoonlijkheid, een machtig imperator, die en hoe bereikte hij die buitengewone resul- op alles wat gespeeld werd zíjn stempel taten? Een Amerikaans orkestlid heeft eens drukte. Naderhand zijn er andere opvattin- de volgende karakterisering van Mengel- gen gekomen over het dirigeren, maar men berg gegeven: “Mengelberg is het nec plus moet zeggen dat hij de eerzucht van zijn ultra der drilmeesters. Zijn kennis van musici wist op te wekken, en dat hij ze tot orkestinstrumenten en orkestrale effecten prestaties wist te brengen, waar ze zelf wel is microscopisch volmaakt. Hij verzamelt eens verwonderd over waren. Maar toch alle temposchakeringen in één: hij is ro- liep niet alles van een leien dakje. Vooral in mantisch, nauwgezet, teder, krachtig, het begin liepen er nog al eens musici weg, stoutmoedig. Hij kent zijn muziek door en omdat ze eigenlijk niet zo tegen die absolu- door, en weet er de laatste druppel bloed te overheersing van Mengelberg konden. aan te onttrekken. Wanneer hij zich niet Er is bijvoorbeeld eens een concertmeester behoeft te haasten en niet geïrriteerd

13 geweest (Christiaan Timmner), die het zat op z’n troon als een muziekgod op z’n steeds oneens was met de manier waarop orkestmusici neer te kijken. Hindemith was Mengelberg aanwijzingen gaf aan de violis- bijzonder gebeten op de Brahms-vertol- ten. Hij vond dat Mengelberg daar eigenlijk kingen van Mengelberg. Over de Tweede geen verstand van had. Op een zeker mo- Symphonie zei hij bijvoorbeeld: “Het eerste ment gaf Mengelberg een aanwijzing, die deel klonk brutaal en sentimenteel, zonder volgens Timmner onmogelijk uit te voeren enig echt gevoel. Het tweede deel: gewron- was. De man pakte zijn viool in en liep gen als een karikatuur, zonder enige op- kwaad weg uit het Concertgebouw, waar hij vlucht. Het derde: alleen lege noten. Het nooit meer is teruggekeerd. Over omgang vierde was een concert voor pauken met van Mengelberg met zijn solisten en de orkestbegeleiding. In één woord: ‘schau- waardering die hij hen kon toedragen heeft derhaft’.” Zo ziet u dat de meningen van u Louis van Tulder al horen vertellen. Maar de orkestmusici nogal eens uiteen liepen. In aan de andere kant wist hij ze ook wel eens Frankfurt schreef de bekende muziekcriti- scherp te zetten. Vooral wanneer er een cus Paul Bekker nogal afwijzend over onbekende solist kwam moest deze nogal Mengelberg. Zozeer zelfs dat het orkestbe- eens wat bitters ondervinden. Wij weten stuur hem de toegang tot de concertzaal bijvoorbeeld dat Alexander Schmuller, een ontzegde. De andere critici in Frankfurt Russische violist, die de eerste uitvoering kozen de partij van Paul Bekker, en het is kwam geven van het Vioolconcert van gebeurd dat verscheidene seizoenen lang Glazounov, een werk dat dus voor het geen enkele kritiek over een concert over Concertgebouworkest en ook voor Men- Mengelberg in de dagbladen is verschenen. gelberg geheel nieuw was, iets typisch heeft Dit om u eens te laten horen dat het niet beleefd. Mengelberg zei op een zeker mo- altijd koek en ei was met Mengelberg! ment tegen Schmuller: “Mijnheer, als u er Het is interessant om eens indrukken te vanavond uit raakt, maakt u zich maar niet vernemen van musici die onder leiding van ongerust, hoor. Ik pik u wel op!” En wat Mengelberg zelf hebben gespeeld. Wij laten antwoordde Schmuller toen? “Het is geen hier Piet Heuwekemeijer (1915–2008) aan gemakkelijk stuk om te begeleiden, mijn- het woord. Hij sprak over de tijd toen hij heer Mengelberg, maar als u er vanavond nog maar pas bij de tweede violen in het uit zou raken, dan moet u maar op mij let- Concertgebouw zat. We horen nu de stem ten, dan pik ik u wel op!” Deze tegenzet van Piet Heuwekemeijer: was natuurlijk zeer ad rem, en u begrijpt Ik zou eens een paar punten willen dat Schmuller het toen wel gewonnen heeft noemen die misschien kunnen worden van Mengelberg. Hij is dan ook een trouw gekenschetst als een soort voer, of althans solist bij het Concertgebouworkest geble- een hapje voor psychologen. Mengelberg ven. bestond het om elk komend concert, of dat Niet alle musici koesterden bewonde- nou een gala-concert in Amsterdam was, of ring voor Mengelberg. De bekende com- een volksconcert in een plaats waar men ponist Paul Hindemith was in die tijd toen nauwelijks een zaal had om het Concertge- het Frankfurter orkest door Mengelberg bouworkest te herbergen, af te schilderen gedirigeerd werd daar toen de eerste con- als de allerbelangrijkste gebeurtenis, die certmeester. In zijn herinneringen aan deze maar überhaupt in je leven kon plaatsvin- periode heeft hij niet zulke mooie dingen den. Een concert was een feest. Er werd over Mengelberg gezegd. Hij schreef: “Hij niet gesproken over de Beethoven-cyclus,

14 er werd gesproken over het Beethoven- rentie, die toen, naar ik werkelijk objectief feest. Dat we als orkestleden niet elke kan zeggen, in veel mindere mate aanwezig repetitie en elke minuut daarvan als een was dan nu. Maar die werd ons steeds als feest hebben ervaren zal u duidelijk zijn. een waarschuwend voorbeeld voorgehou- Maar op de concerten bleef beslist toch iets den. Wanneer ik nu ga praten over wat van deze positieve peptalk hangen. minder psychologische, maar meer muzika- Een ander punt, dat ik zeker achteraf le aspecten, en ik tracht tot bepaalde ken- gezien van het allergrootste psychologische merken te komen, dan zou ik zeggen: de belang acht, was zijn steeds weer herhaalde uitgangspunten waren precisie en duide- uitdrukking: “Heren, denkt u eraan, één lijkheid. Een stereotiepe term van hem was dat wij wat hij noemde het ‘dove-kwartel- systeem’ moesten toepassen. Dat betekent dat alle noten duidelijk gebracht moesten worden. Zo goed als men tegen een dove duidelijk spreekt, en zich veel zorg maakt om het uitspreken van de medeklinkers, impliceerde het dove-kwartel-systeem het verduidelijken van met name de korte noten. Als het ware de medeklinkers in de muziek. Daarbij kwam een aspect naar voren dat ik eigenlijk achteraf pas heb leren onderkennen, namelijk dat Mengelberg wel pianist, maar geen strijker was. Dat bete- kent dat hij een andere technische concep- tie had van het spelen van noten. Als niet- Piet Heuwekemeijer (1915–2008) praktiserend violist wil ik desalniettemin proberen met een heel klein voorbeeldje uit kan het bederven.” Dat maakt dat je je als de g-moll Symphonie van Mozart trachten eenvoudig tweede violist (een aantal jaren duidelijk te maken wat daarmee bedoeld was ik volontair of adspirant-orkestlid) wordt. Ik zal het een tikje overdrijven om desalniettemin het gevoel kreeg: “Als ik het u duidelijk te laten merken. Een strijker niet goed speel, gaat het hele concert min- zou het motief ongeveer zó spelen [speelt der goed. Met andere woorden: je had het motief]. Als pianist, die elke zich herhalende gevoel van een individuele inbreng in het noot opnieuw moet aanslaan, wilde hij totale resultaat, dat door dat steeds maar ongeveer dit [speelt motief]. U hoort dat er herhaalde “één kan het bederven”, een steeds een kleine pauze, een beetje ‘lucht’ sterke betekenis voor je kreeg. Als negatief tussen de noten zit, die de nieuwe aanzet punt, maar toch iets wat je wel prikkelde, een iets duidelijker aspect geeft.“ was dat Mengelberg voortdurend (op de Als voorbeeld van op die manier ‘dui- repetities wel te verstaan), zei dat je achter- delijk geprofileerde noten’ laat Heuweke- uit ging. Ik herinner me een grapje van een meijer vervolgens een door Mengelberg jubilerend orkestlid, die zei: “Morgen her- gedirigeerd fragment horen uit de ‘destijds denk ik dat ik 25 jaar achteruit gegaan zeer veel gespeelde’ Les Préludes van Liszt. ben.” Dat was dus ook alweer zo’n intern punt, waarbij hij altijd wees op de concur- (Wordt vervolgd)

15 Alexander Schmuller Herinneringen aan Max Reger (1923)

16 17 18 19 Uit het programma van de Regerherdenking in het Concertgebouw van 18 maart 1923, daags voordat Reger 50 jaar zou zijn geworden. Schmuller speelde het vioolconcert van Reger o.l.v. Karl Muck. Zie ook p. 28. De tekst is in iets bewerkte vorm herdrukt in Schmullers Over muziek en musici, Amsterdam [1933], p. 86–91.

20 Concertrecensies van werken van Reger

Uit het Mengelbergarchief van het NMI/HGA en de KB

Amsterdam, 20 januari 1907. Concert- bezielende kracht te bespeuren. De Fuge gebouw, Kleine Zaal. Werken van Re- o.a. (het laatste tempo ervan) kreeg erdoor ger door Max Reger, Henriëtte Roll, bijzondere vastheid en levendigheid van Bram Eldering en Johanna van Linden kleur en lijnwerk. van den Heuvell (= Tilia Hill). Wat den componist Reger aangaat...... De Tijd, 21 januari 1907 (KB) In mijn recensie van zijn Serenade (Vrijdag Dank aan mej. Henriette Roll hoorden en 11 januari) roemde ik dankbaar het vele zagen wij gisteravond den toonkunstenaar, schoone, dat hij ons in dit opus deed genie- die op het oogenblik in Duitschland het ten, in een bespreking – in het vorige sei- meest ‘en vogue’ is, Max Reger. Hij trad op zoen – van de Variazionen gaf ik mijn als pianist, speelde met mej. Roll Variatio- ongunstige meening over deze te kennen. nen und Fuge over een thema van Van Thans moet ik deels loven, deels laken. De Beethoven, voor twee piano’s en met den Sonate is uit een technisch oogpunt be- heer Bram Eldering Sonate in fis voor schouwd belangwekkend; er wordt knap in viool en piano en begeleidde dezen heer bij gewerkt met de motieven, op verschillende het spelen van Suite im alten Styl en mej. manieren knap zelfs, harmonisch, contra- Joh. v. d. Linden v. d. Heuvel bij een acht- punctisch wat klankeffect betreft, maar tal liederen. Al deze werken waren van treffen doet zij niet, niet eens bekoren. Het zijne compositie. verstand van den deskundige geniet, het Laat ik beginnen met Reger als pianist. hart van hem en van andere stervelingen Het meest opvallend van zijn spel is zijn blijft koud. Beter indruk op ’t gemoed gevoelvolle aanslag, waarvan het effect maakt de Suite. Daar is de structuur niet vooral machtig is bij zijn p. en p.p. Dan alleen knap, maar aangenaam bij al haar treft zijn levendige, kleurrijke voordracht, strengheid van vorm en bovendien, daar is die zijn werk een geheel anderen indruk melodie in. Vooral het hoofdthema van het doet maken dan wanneer dit door een an- Praeludium en dat van het Largo maakten der wordt vertolkt. Dit bleek uit de Variazi- indruk. onen. Een derde deugd van zijn ‘produzio- De liederen, ik zeide het reeds, bezitten ne’ als klavierspeler is zijn prachtig accom- alle iets overwegend teeders. Maar jammer pagneeren. Van zijn liederen, alle dingskes dat – laat ik het maar bij zijn naam noemen van teederen aard, maakte dit accompag- – de zucht van Reger ‘om geleerd te doen’, neeren – qua uitvoering – allercharmante hem hier leelijke parten speelt en door cabinetstukjes. Niet dat de zanger geen deel meestal erg gezochte modulaties niet alleen had aan de verdiensten der executie, maar den vaak bekoorlijken melodischen vloed, toch, wij zouden het eigenaardige schoon, maar ook de geheele uitwerking van ’t lied het karakteristieke dier compositie niet zoo schaadt. [...] hebben gevoeld bij andere begeleiding. En Mej. v. Linden v. d. Heuvel droeg deze bij die van de Suite viel eveneens de liederen, over ’t algemeen genomen, zeer

21 prijzenswaardig voor. Haar intentie was Rotterdam, Sociëteit Harmonie, 21 zeer mooi, haar forte evenzeer, dan genoot januari 1907. CGO o.l.v. Mengelberg. men van de groote schoonheid van haar Reger: Serenade op. 95. orgaan; haar ‘mezza voce’ – en dat wendde Rotterdamsch Nieuwsblad, 23 januari 1907 De concerten van het Amsterdamsche Orkest worden in dit seizoen met verstand en goeden smaak ingericht. De bezoekers dezer concerten zijn te verdeelen in drie categorieën: de eerste omvat hen, die op het punt van muziek-hooren wat conserva- tief gezind zijn en genoegen nemen met het oude, bekende en beproefde repertoire; de tweede degenen, die met belangstelling kennis nemen van de nieuwe producten, welke op de muziekmarkt worden aange- voerd, en die de nieuwste snuifjes ook gaarne hier savoureeren; de derde hen, wien het alles om ’t even is, omdat zij er Tilia Hill (1871–1939) (NMI/HGA) niet om de muziek verschijnen. De eerste groep is de sterkste; billijk is ’t dus, dat, zij zeer dikwijls aan – daarentegen schor en waar de Sociëteit geen instituut is, dat met niet genoegzaam vast van toon. haar concerten meer dan ontspanning De heer Eldering speelt met volkomen bedoelt te geven, ’t grootste deel van ieder beheersching van de techniek, fraaie scha- programma overeenkomstig haar smaak keering en zeer duidelijke voordracht, maar wordt ingericht. [...] zijn toon is wel groot, maar niet schoon, Voor de „vooruitstrevers” was Max niet week genoeg, niet zangerig. Reger’s Serenade gekozen en in de prachti- Mej. Henriette Rol was van de execu- ge uitvoering door het Concertgebouw- tanten – Reger er onder begrepen – de Orkest heeft dit 95ste werk van den on- eerste. Met verbazende maestria vervulde rustbarend vruchtbaren Beierschen com- zij haar zoo moeilijke taak in het duet voor ponist een gunstigen indruk gemaakt op piano’s met den componist en wat meer een zeer klein gedeelte van het auditorium. zegt nog: in energie van aanslag en in Er klonk althans een zwak applausje macht van expressie overtrof zij deze een schuchter door de zaal na het langdurige heel eind. laatste deel der langdurige Serenade, die Een enkele ongelijkheid tusschen de toch heel mooie muziek bevat en niets twee uitvoerenden van eenvoudigen tech- enerveerend moderns aan zich heeft. ’t Is nischen aard was een klein vlekje, dat even- klare, hartige, hier en daar geestige, elders wel deze anders zoo schitterende praestatie weer stemmige, altijd onderhoudende klan- niet vermocht te schaden, in den grooten kentaal, meesterlijk geconstrueerd op een indruk, welke zij qua executie maakte. Dat paar eenvoudige thema’s die, in alle vier de er veel geestdrift heerschte, zeer veel zelfs, deelen verwerkt, de Serenade eenheid ver- is begrijpelijk voor een elk, die ons publiek leenen. Mooie muziek, waarnaar we met kent. genoegen luisterden en die we nog wel eens L. willen hooren, doch waarbij we niet dan

22 oppervlakkige emoties ondervonden. [...] Willeke, Brohm en Elders kregen telkens Eigenaardige klankeffecten worden bereikt één opgestoken vinger van hem bij een of door de verdeeling van het strijkkwartet in andere melodische blaaspassage, zeker om twee groepen: de eene groep speelt voort- hen er van te doordringen, dat ze als eerste durend met, de andere zonder dempers; spelers hun eer hoog moesten houden. Als beide groepen treden gelijktijdig en afwis- hij zoo iemand voor een korte Satz aan den selend, antwoordend, op. Aanvankelijk gang had gezet, liet hij hem begaan (Reger maakt deze uitbreiding van de klankvarie- vindt, dat men ons orkest best zijn gang teit van het strijkorkest wel een prettigen mag laten gaan!) en wenschte dan heel indruk, maar op den duur krijgt men toch bedrijvig met zijn linkerhand naar alle een gevoel van weeheid, doordat de zeer strijkers: „Stil kinderen!” belangrijke rol, aan de con sordino-be- Hij kon soms aardig aanvuren en ééns speelde instrumenten opgelegd, den totaal- wees hij aan de celli precies of ze hoog of klank verweekelijkt, en het pittig geluid der laag moesten spelen in hun thema. Ai! daar koperen blaasinstrumenten – in de bezet- trap ik op ’t woord thema als op een punai- ting zijn alleen twee hoorns noodig – se! Geachte lezer, men kon hedenmiddag wordt op den duur gemist. geen voet verzetten of men trapte op the- Voor een werk van onzen tijd is de or- ma’s! Lange, korte, spitse, scherpe, zachte, kestbezetting vrij eenvoudig [...]. Daarmee buigzame thema’s! Van alles was er. Want verkrijgt Reger door kunstige instrumenta- men moet weten, dat de componist eigen tie heel wat kleurigheid. De melodieën zijn werken dirigeerde, d.w.z. variaties over een in dit werk niet verstopt in een polifonisch thema van Mozart, variaties over een van kluwen, zooals in de meeste orgel- en eeni- Hiller en een klavierconcert van Bach, be- ge andere composities, welke aan zijn con- werkt door Reger. ’t Woord „eigen werk” trapuntische almacht te danken zijn. Reger heeft hier dus een eenigszins singuliere spreekt hier voor ieder verstaanbare taal; beteekenis. dat is wel het merkwaardigst aan zijn Sere- Reger is gedrenkt in Bach: en de staag- nade. aanhoudende sneeuwjacht van zestienden in het clavierconcert, speelde hij met een Amsterdam, Concertgebouw, 26 maart zekerheid, die eerbied afdwingt voor het 1916. CGO o.l.v. Max Reger en Cornelis technisch vermogen des mans, en met een Dopper. Bach: klavierconcert in d, liefhebberij, waarom we de vrijheid nemen BWV 1052; Reger: Hiller-variaties op. hem als modern componist te beklagen. 100 en Mozart-variaties op. 132. [...] We hebben den goedigen of bazi- De Tijd, 27 maart 1916 (KB) gen, dikken professor onafgebroken be- Max Reger dirigeerde en speelde Bechstein. wonderd om zijn weergalooze techniek, ’t Is een groote, zware man, die in zijn hem een enkele maal vereerd om zijn mu- kwabbig gezicht zoowel iets bazigs als iets zikaliteit (b.v. in de zesde variatie op Mo- goedmoedigs bezit. Hij heeft de besliste, zart’s thema), hem met stomme verbazing snelle arm- en handbewegingen, die eigen gadegeslagen, toen hij de intenties van de zijn aan athletische naturen, dirigeert kalm muzikale orkestleden bij het thema van en correct met plotselinge groote en korte Mozart niet scheen te vatten en hem van bewegingen naar een of andere instrumen- ganscher harte een „Vaarwel” toege- tengroep en staat er soms wat nonchalant wenscht. bij met de linkerhand in den zak. Kruger,

23 Reger op het programma, Reger voor waardigen toondichter de gelegenheid is het orkest, Reger aan de piano, Reger op verschaft, zijn persoonlijk cachet te druk- een kwitantie in de boeken van ’t Concert- ken op eenige werken, die, al mogen zij gebouwkantoor... maar: Reger niet in ’t nog niet gemeengoed geworden zijn, toch hart! Theo van der Bijl stellig een eerste plaats innemen onder het- geen in de laatste jaren geschreven werd. Nieuwe Rotterdamsche Courant, 27 maart 1916 Bovendien heeft Amsterdam het voor- (KB) recht gehad den pianist Reger te hooren in Heeft Max Reger in de laatste jaren vele een door krachtige impulsie voortbewogen andere steden van ons land geregeld be- vertolking van het concert in d kl. t. van zocht en hetzij als dirigent, hetzij als pianist Bach. Ook al waren aangaande het klavier- of als kamermuziekspeler zijn talenten ten spel de meeningen uiteenloopend, in ieder beste gegeven, niet alzoo te Amsterdam. geval werd de aandacht hier getrokken Op dat punt is het muziekcentrum van ons door de meer dan gewone persoonlijkheid land een weinig misdeeld geweest, ook wat des kunstenaars. de kunst van deze maestro in het algemeen aangaat. De Telegraaf, 27 maart 1916 (KB) Het laatst was Reger hier opgetreden in Gisteren, op den sterfdag van Beethoven, 1907. Zijn nieuwe werken, die na dien tijd hebben wij hem hier gehad. Een breed- zijn verschenen, werden wel doorgaans, geschouderde, grove, onbeweeglijke reus kort nadat zij verschenen zijn, door het en zwaargewicht-kampioen, met oogen, Concertgebouworkest in studie genomen, waaruit nooit een droom weerspiegeld maar van een Reger-vereering, zooals die heeft. Hij loopt traag en apathisch, zonder voor het oeuvre van des toondichters tijd- gedachte; hij gaat loom naar de piano, en genooten, als Strauss en Mahler bestond, is daar zit het groote lichaam ineengezakt nimmer sprake geweest. voor het klavier, beweegt mechanisch en Daartoe leende zich het vrij moeilijk te onverschillig de geweldige armen en han- begrijpen oeuvre dan ook niet. Reger den. Hij dirigeert met korte, zuinige bewe- maakt het zijn hoorders gewoonlijk niet gingen, het ruggevlak voortdurend naar de gemakkelijk. Het volgen vereischt een niet helft van het orchest gewend. Hij wenkt de geringe inspanning en de doorgaans uiterst instrumentalisten, die moeten invallen, met ingewikkelde polyphonie eischt een bijzon- den linker wijsvinger, als een schoolmees- der geoefend gehoor. Men voelde eerbied ter wanneer hij een jongen roept. Hij diri- en ontzag voor den eminenten contrapun- geert onverbiddelijk met zijn rechter arm tist, genegenheid des harten bleef evenwel en bekommert zich om geen enkele uit- bij velen uit. drukking. [...] Deze Max Reger is eene Of deze na hedenmiddag zal gekomen creatuur van het moderne Duitschland. zijn, is een vraag, die niet zoo gemakkelijk Het heeft hem eerst gemaakt en tracht hem te beantwoorden is. Er is sterk geapplaudi- nu te bewonderen. In tientallen steden zijn seerd, na de Mozart-variaties nog, meer propaganda-concerten voor hem gehou- nog dan na de hier reeds geruimen tijd den. Hij is als „probleem” gesteld en men meer bekende Hiller-variaties, maar was heeft jonge menschen zijne waarde voor de het applaus meer dan een groot succès Kultur laten meten in artikelen en brochu- d’estime? In ieder geval was er reden tot res. Hij is uitgegeven in groote en kleine dankbaarheid, dat dezen bewonderens- edities, gedirigeerd door groote en kleine

24 dirigenten. Men organiseert daar over den de eindelooze Hiller-variaties stak nog Rijn niets voortreffelijker dan den roem. persoonlijke visie met wat inventie, al was Hier heeft hij gisteren piano gespeeld ze dan afgeleid en tweede-handsch. Maar in (Bach-concert) met eene Rücksichtlosig- deze Mozart-variaties komt hij niet eens tot keit, welke men alleen bij een Duitscher een persoonlijk geval. Het blijft „dikke” Mozart. Altijd dezelfde rythmus; altijd hetzelfde bange ontwijken der expressie; altijd datzelfde verdeelde orchest in ge- sourdineerde en niet-gesourdineerde strij- kers (Opus 95, 100 en 132!), altijd die in- strumentatie van brei en die afschuwelijke behandeling der koperblazers. En de bladen zullen vandaag weer vol- staan over de polyphonie, de contrapuntiek en de moderne harmoniek van Max Reger, die niet voor de massa schrijft. [...] Zij, die de situatie meenden te moeten redden voor den beroemden man, vragen hem eens of hij zoo goed wil zijn om eens een origi- neele fuga te schrijven of een origineel contrapunt, gelijk Cesar Franck, of in zijn „moderne” harmoniek eens wat anders te schrijven dan wat dr. Hugo Riemann hem geleerd heeft. Matthijs Vermeulen

Cornelis Dopper (1870–1939) Amsterdam, Concertgebouw, 21 sep- tember 1916. CGO o.l.v. Mengelberg. laat passeeren. Hij lette op tempo noch op Reger: Serenade; Hiller-variaties. Re- dirigent (Dopper) en was altijd eene secon- gerherdenking. de te vroeg of te laat te horen in het en- Algemeen Handelsblad, 22 september 1916 semble. Het adagio werd tot het belache- Zoo in Reger’s kunst iets van tragiek ligt, lijkste gehaspel, dat men ooit in het Con- dan is het de tragiek van een ongelijkmatig- certgebouw gehoord heeft. aangelegde natuur, niet die van een mach- Hij heeft verder zijne „Variationen und telooze. Misschien vinden wij in de Hiller- Fuge über ein Thema von Mozart” geïn- variaties die tragiek nog het sterkst aange- troduceerd. Max Reger, opgegroeid in de duid, omdat daarin de overmaat van tech- school van dr. Hugo Riemann, kent alles nisch kunnen den drang tot uiting van het wat geleerd kon worden en werd een pasti- innerlijk overstelpt en zoo het aanzijn heeft ches-maker-en-gros. Van „Variaties” op geschonken aan een werk, waarin men klassieke thema’s schijnt hij niet genoeg te achter de praal van compositie-virtuositeit kunnen krijgen en met schrik ziet men, dat Reger’s ziel slechts nu en dan kan schou- zijn repertoire onbegrensd is. Met evenveel wen, terwijl men veelal ook voelt, dat de schrik ziet men hem achteruitgaan en tege- componist, die van het orgel uitging, de lijk hoe langer hoe beroemder worden. In orkestratie niet volkomen beheerscht en

25 dan eensdeels op een verwanten voorgan- Reger toch geen populariteit kunnen ver- ger (Brahms) steunt, anderdeels in overla- werven en ondanks zijn enorme veelzijdig- ding vervalt, maar zelden voor de eigen heid als componist ontmoet men Reger’s idee de eigen kleur vindt. werken toch slechts sporadisch op onze [...] hoe ongeëquilibreerd het opus 100 concertprogramma’s. Zoo heeft men gedu- ook moge zijn, hoe sterk hij hier nog zijn rende de laatste twee jaren in het Concert- Brahms-verwantschap toont, hoezeer hij gebouw slechts een enkel orkestwerk van hier vaak in zijn moduleeren zijn experi- Reger uitgevoerd. Men moet dit betreuren, menteel karakter laat hooren – variaties als want al is Reger geen orkestcomponist bij V met veel gelukkige eigen vondsten, VIII uitnemendheid geweest, bezitten wij toch met haar geestig-grille modulatiesprongen, op zijn minst een drietal orkestwerken van kan alleen een gevoelige kunstenaar schrij- hem, die ontegenzeggelijk alle aanspraak ven, en zooals hij met het thema werkt, hebben op een vaste plaats in ons repertoi- zooals hij de slotfuga, afgezien van het re. Reger heeft lang geaarzeld alvorens hij weliswaar te lang uitspinnen, opbouwt, kan met een werk voor orkest voor den dag alleen een meester, die zonder eenig voor- kwam en het is wel merkwaardig, dat een behoud aanspraak heeft op bewondering. zoo uitermate bekwaam componist gelijk En in de oudere Serenade vinden wij den Reger was, zooveel moeite heeft gehad om specifieken Reger alleen in de sprankelende zich de kunst van orkestreeren eigen te Vivace a Burlesca, doch dat is dan ook een maken. Zelden heeft een componist met zuiver stuk muziek, en trots het niet per- een eerste orkestwerk meer ontsteltenis soonlijke der drie overige deelen, is de verwekt dan Reger met zijne Sinfonietta heele Serenade toch sympathiek door het op. 90. Het is een werk, dat niet alleen qua vele echte, eerlijke en eenvoudige. En in constructie ongeloofelijk aangedikt is, maar dat opzicht stond hij toch dichter bij zijn waarin de orkestkleuren overal de teeke- genialen voorganger Mozart dan de mees- ning nog verwarren in plaats van ze lichter ten zijner tijdgenooten [...]. te maken; van begin tot eind hooren wij Herman Rutters een bestendig, met alle krachten werkende orkest-massa. Uit dit werk kan men leeren Amsterdam, Concertgebouw, 11 maart hoe men niet voor orkest mag schrijven 1923. CGO o.l.v. Karl Muck. Reger: en in dit opzicht vormt het een zeer leerrijk Hiller-variaties op. 100. onderwerk, al is de les, die men daaruit kan Nieuwe Rotterdamsche Courant, 12 maart 1923 trekken van negatieven aard. Reger heeft er (KB) immers zelf het meeste van geleerd, hij Het feit dat de dag voor de deur staat (19 heeft zulks bewezen met zijne niet lang Maart) waarop Max Reger zijn vijftigsten daarna gecomponeerde serenade voor verjaardag gevierd zou hebben indien hij orkest. Met zijn variaties en fuga over een niet zoo vroegtijdig uit het leven ware thema van J. A. Hiller (op. 100) heeft hij heengegaan (hij is in 1916 aan hartverlam- daarentegen een werk tot stand gebracht, ming overleden), is de aanleiding geweest dat in alle opzichten veel hooger gaat, al is om dezen componist door een tweetal de orkestratie ook in dit werk nog lang niet concerten te herdenken, waarvan het eerste doorzichtig. Feitelijk goed orkestreeren gistermiddag plaats vond. Ondanks zijn heeft Reger eerst geleerd toen hij tot diri- groote vruchtbaarheid als componist (hij gent van het beroemde Meininger hof- heeft ruim 200 werken achtergelaten) heeft orkest was benoemd; wat orkestratie-kunst

26 betreft laat zich dan ook geen grootere Het is een weinig typeerend voor dit tegenstelling aanwijzen dat tusschen zijne genre van muziek, dat een herdenking als eerste orkestwerken en b.v. de in den deze noodig is, om ze uit de bibliotheek te Meininger tijd geschreven Romantische halen. Ik kan me niet voorstellen, dat ie- Suite op. 125. Desniettegenstaande geven mand uit den grond van zijn hart verlangen wij de voorkeur aan de Hiller-variaties kan om Reger te hooren; ons modern wanneer het namelijk geldt den componist muziekleven, niet denkbaar zonder Bruck- Reger te herdenken. ner, Strauss, Mahler, Debussy (hoe men overigens over deze figuren afzonderlijk oordeelen mag) is best te denken zonder Reger, niettegenstaande het feit, dat hij een eigen, oorspronkelijke taal spreekt. Het is altijd moeilijk om in karakteris- tieken als deze met wiskundig-afgepaste juistheid te zeggen wat men bedoelt en het zóó te zeggen, dat men duidelijk is voor den lezer en niet misverstaan wordt. Maar ik zou Reger willen rangschikken onder diegenen, welke in hun hoofd een onein- digheid van noten hebben en daarmede spelen in een oneindige variatie. Louter om het genoegen aan zulk notenspel. Daarom ligt het volkomen in de lijn van een geest als Reger om fuga’s te schrijven en in een reeks van bewerkingen een thema van alle zijden te belichten. En dit doet hij met een ware notenwellust en met een zwierigen rijkdom en overvloed aan materiaal, die den fenomenalen aanleg van dezen zeld- zamen geest bijzonder demonstreeren. Wat Karl Muck (1859–1940) dan ook bij ’n partituur van Reger als de Zondag gespeelde Hiller-variatie, waar hij De Tijd, 12 maart 1923 (KB) een populaire melodie steeds omwerkt, het Wat voor een Reger-herdenking absoluut meest en allereerst opvalt is de millioenen- uitgesloten was, heeft men wijselijk nagela- overvloed van noten. Het wemelt van ten. Ik bedoel daarmee het samenstellen doorelkaar vliegende en wentelende the- van een Reger-programma. Muck heeft zijn ma’s en motieven, die door een verbluf- muziek op deze twee concerten afgewisseld fende bcheersching der contrapunctische met die van Brahms en Bach, daarmede kunst een geheel opleveren van zulk een een keus doende uit werken die iets met verbijsterende veelheid, dat de doorsnee- Reger gemeen hebben en tevens zorgend hoorder er door verward wordt en de ken- voor genoegzame variatie. Te meer daar ner weinig anders kan doen, dan appreciee- zijn meest genietbaar nummer: opus 90, ren, wat hier aan wetenschap te appreciee- niet uitgevoerd wordt. ren valt. Theo van der Bijl

27 Amsterdam, Concertgebouw, 18 maart een meesterwerk waardig voor de rij Bach- 1923. CGO o.l.v. Karl Muck. Reger: Beethoven-Mendelssohn-Brahms? Inder- Vioolconcert in A op. 101. Solist: Ale- daad een zonderling pleidooi, dat van den xander Schmuller. heer Schmuller. De Telegraaf, 20 maart 1923 (KB) De violist Schmuller droeg dit viool- Zondagmiddag had in het Concertgebouw concert van Reger, dat wat de viool-solo het 2e Reger-herdenking-concert plaats, betreft moeilijk als veel anders dan een waarop, geflankeerd door Beethoven’s chromatische etude, die een uur duurt, is te „Coriolan”-ouverture en Brahms’ „Schick- beschouwen, bewonderenswaardig voor. salslied”, het vioolconcert van Reger werd gespeeld. Alexander Schmuller droeg het voor. Men verwonderde zich eenigzins over het lange pleidooi, dat Schmuller tevens voor Reger’s kunst in het program- maboekje hield en wel niet zoozeer om het feit van dit pleidooi (dat in zeker opzicht noodzakelijk geacht kon worden) als om de merkwaardige wijze van waardeeren, die er uit spreekt. Want na alle bedenkingen te hebben toegegeven, die ook wij tegen Reger’s capaciteiten als componist en mu- Alexander Schmuller (1880–1933) sicus hebben, blijkt er ten slotte door den heer Schmuller ten gunste van dit werk Men had te recht respect voor zijn techniek niets anders aan te voeren dan de nog zeer en voor zijn geheugen. Het applaus van het aanvechtbare stelling, dat het onbegrijpelij- publiek heeft wel het meest de prestaties ke of moeilijk verstaanbare een meester- van den violist gegolden. Ook Dr. Muck en werk verbergt en dat onze tijd muzikaal te het orkest werden gehuldigd. zeer ontwricht is om „een gecompliceerd, [...] Zoo is dan de formaliteit van de onduidelijk en vooral lang vioolconcert” te Reger-herdenking beëindigd. Want meer kunnen doorgronden. Overigens keurt de dan een formaliteit kan men deze Reger- verdediger alles aan dit werk en aan Reger, hulde in het Concertgebouw, waarmede waarvoor hij zich tot kampioen stelt, af wat men misschien hoofdzakelijk het Duitsche ook wij er aan afkeuren, en wij vernemen, hart van den dirigent Karl Muck pleizier dat het geen evenwicht, geen constructie, heeft willen doen, moeilijk noemen, en geen architectuur heeft, dat de lengten zelfs de Regerianen hebben reden ontevre- ontzaggelijk en van geen enkele positieve den te zijn over het nog al weinig represen- waarde, noch muzikaal, noch psycholo- tatieve karakter, dat deze herdenking voor gisch, dus alleen ballast zijn, dat de muziek het oeuvre van Reger heeft gehad. De van dit vioolconcert absoluut onviolistisch programma’s der beide concerten waren is, dat de solo-viool „machteloos klinkt voor Reger’s werk weinig gelukkig geko- tegen het zwaarbezette en niet gelukkig zen. En afgescheiden er van hoe of men behandelde orkest”, dat de lijn in het on- over Reger en zijn muziek denkt was dit eindige is getrokken, dat het concert toch wel een eerste vereischte geweest, als „dood” is en reeds na zijn verschijnen ter men iets positiefs met een Reger-hulde dood veroordeeld. Dus – vragen wij – toch beoogde. Waarom gaf men b.v. niet de in

28 zijn soort zeer imposante „Proloog voor cert dunkt mij ook bezwaarlijk in aanmer- een tragedie”? En een uitvoering der vrien- king komen. delijke „Serenade” voor strijkinstrumenten Neen – voor een herdenking was de had in ieder geval het publiek wel eens keus van dit concert niet erg gelukkig; even in het zonnetje mogen zetten. Een indien men Reger wil vieren, is er zeker kleine verheuging voor de ooren was in dit heel wat anders – en dan speciaal in zijn geval niet zoo overbodig geweest. kamermuziek – te vinden, waarmee men Constant van Wessem zijn nagedachtenis waardiger eert. Dat geeft Schmuller trouwens zelf ook wel toe in zijn Algemeen Handelsblad, 19 maart 1923 (KB) Reger-beschouwing, die door haar lengte Men kan het draaien en wenden met zoo- en haar opeenstapeling van de merkwaar- veel handige dialektiek en geleerde en phi- digste contradicties maar al te duidelijk losophische termen als men wil, men kan aantoont, hoe de schrijver zich bewust is, er bladzijden over vol schrijven – in de dat hij eigenlijk voor een verloren zaak praktijk komt het er voorloopig toch maar pleit. op neer, dat Reger’s vioolconcert als [...] Ik erken volmondig dat Schmuller zoodanig in menig opzicht een tragische alle hulde verdient voor de toewijding mislukking is. Een vormloos, rusteloos, waarmee en de wijze waarop hij op dat onevenwichtig, onbeheerscht improvisee- doode concert de kunstmatige ademhaling ren zonder een kenbare grondgedachte, heeft toegepast; de daarvoor vereischte zonder een weloverwogen plan. Een wan- energie, violistische en mnemotechnische hopige, ongelijke strijd van den solist met vaardigheid mag men volstrekt niet gering het ensemble, waarbij eerstgenoemde on- achten, en zijn succes was dan ook welver- danks al zijn kunst toch niet uit de orke- diend. Doch eerlijk gezegd voel ik al die strale klankbrij kan komen. De muziek lijkt artistieke en technische energie aan zulke meestal een pathologisch-verwrongen muziek toch verspild. Brahms en een enkel vleugje van, hetzij Herman Rutters melodische of harmonische, hetzij coloris- tische schoonheid, verdrinkt weer onmid- Amsterdam, Concertgebouw, 6 novem- dellijk in dien maalstroom van modulaties ber 1927. CGO o.l.v. . en figuraties; een felbewogen, ondiep wa- Reger : Romantische Suite. ter, dat den bodem omwoelt en daardoor Algemeen Handelsblad, 7 november 1927 zichzelf vertroebelt. Wat wil dit concert (KB) eigenlijk wezen? Innerlijkheden drukt het Het orkestraal „pièce de milieu” op het niet uit: men wordt ze althans niet gewaar concert van gistermiddag was de „Roman- en krijgt slechts het bewustzijn van een tische Suite” van Max Reger; een werk, dat, eindelooze serie noten en harmonieën, als ik mij niet vergis, sedert de eerste uit- waardoor men heusch wel ervaart wat voering hier ter stede in 1919, niet meer op „tijd” beteekent. Een omlijnd plan is er het programma had gestaan. Als symptoom evenmin; als eindelijk, eindelijk solist en van een merkwaardige zwenking in Reger’s orkest voorgoed ophouden, vraagt men ontwikkelingsgang is het een karakteristieke zich af waarom; men krijgt den indruk van compositie; Reger geraakte in zijn laatste iemand, die door een banaal incident in zijn levensperiode onmiskenbaar onder de improvisatie gestoord wordt. En als bril- suggestie van het Debussysme en van de lant, dankbaar virtuozenstuk kan dit con- neoromantiek, en zijn klankfantasie werd in

29 niet geringe mate geïnfluenceerd door zijn daar trouwhartige, elders weer puriteinsche praktijk als dirigent van de toenmaligen muziekje hier in Holland nog op zijn juiste Meininger hofkapel. Dit laatste ontegen- waardeering moet wachten. Niet dat het zeggelijk tot zijn voordeel: zijn zwaar, noodig zou zijn, een Regercampagne te massief en tamelijk ondoorzichtig orkest- beginnen, of zelfs alleen maar het aantal coloriet is vergeleken b.v. met dat van de uitvoeringen van zijn werken te vermeerde- Hiller-variaties merkbaar verfijnd en trans- ren. Liever niet. Maar hier te lande vallen parant geworden. Overigens kon de zwen- altijd een klemtoon of wat te veel op Re- king van neo-klassicisme tot neoromantiek ger’s compositorisch-technische vermo- in dit werk niet tot een homogeen kunst- gens. Zeker Strauss en Mahler plachten werk leiden: het is een eigenaardige, hete- geen variaties en fuga’s voor orkest te rogene mengeling geworden van organist- schrijven. Debussy ging zich nimmer te achtig improviseeren en romantisch illu- buiten aan koraalvoorspelen voor orgel, en streeren, van Debussy-wendingen en Stravinsky heeft nog geen kamermuziek Brahms-formules, en het coloriet is betrek- gecomponeerd in het formeele gemiddelde kelijk het meest-geslaagde en gelukkigste van Max Reger. van het werk. Onder Monteux’ leiding gaf Maar niet Reger’s productiviteit, niet het orkest er een schitterende, fijnverzorg- zijn vormbeheersching (die niet anders is de uitvoering van. dan een slaafsch copieeren van de con- Herman Rutters structies der post-Beethovenianen), niet zijn contrapuntische kennis (die kinderge- Rotterdamsch nieuwsblad, 7 november 1927 stamel moet heeten naast de dialectische (KB) raffinementen der oude Nederlanders), De middagconcerten worden hier tegen- waarborgen hem een plaats in onze herin- woordig zonder pauze gegeven. Dit is een nering. Men zal Reger naderhand waardee- voordeel. Primo zijn de concerten vroeger ren als den vermogendsten Brahms- afgeloopen, secundo vervalt het obligate epigoon, zooals Strauss de krachtigste geroddel in corridors, koffiekamers en in Wagner-epigoon zal heeten. En Mahler zal het trappenhuis. Tertio kan men nu als dan vrijwel vergeten zijn. Tenzij men in het eisch stellen, dat een programma een ge- jaar 2000 Bruckner herontdekt, en mèt heel vormt. Aan dien eisch was Zondag hem zijn navolgers Pfitzner en Mahler. voor veertien dagen nog niet bepaald vol- Reger’s Romantische Suite is van geest daan: Ravel–Strauss (Eulenspiegel). Dit- geheel en al Brahms. De menigvuldige maal lukte het beter: Freischütz-ouverture Debussysmen en Strauss-citaten verande- van Weber – men moet toch ergens mee ren daaraan niets (het begin van het eerste beginnen! – Romantische Suite van Reger deel is bijna letterlijk de eerste pagina uit en Derde Pianoconcert van Beethoven. [...] Tod und Verklärung). Maar Brahms heer- Reger misstond dus op dit programma scht oppermachtig: in de conceptie van het helemaal niet. Men had bovendien een stuk, in den zwaarvoetigen elfendans, die uitzonderlijk lyrischen, ongeleerden Reger het tweede deel vormt (met citaten uit uitgezocht: de Romantische Suite (op. 125, Mendelssohn’s Sommernachtstraum-Scher- naar aanleiding van drie versjes van Ei- zo), in de troebele glorificatie van het slot. chendorff). En toch is dit stuk ons sympathieker Het is niet te gewaagd vast te stellen dat want: eerlijker, dan de ijsbaarlijk gecompli- de auteur van dit overgevoelige, hier en ceerde Hiller-variaties, dan de gedesequili-

30 breerde Mozart-variaties, dan het voos- Amsterdam, Concertgebouw, 17 januari archaïseerende Concert „im alten Stile”. 1929. CGO o.l.v. Fritz Busch. Reger: Deze verwikkelde lyriek, die opera-bevlie- Eine Ballettsuite op. 130. gingen heeft, die zij „abstandshalber” niet durft uiten, is typisch voor den componist. Monteux gaf er met het zeer gelukkig mu- siceerende Orkest een heldere en gespan- nen uitvoering van.

De Telegraaf, 7 november 1927 (KB) Monteux deed met de Romantische Suite een goed werk. Want we zijn inderdaad te Amsterdam op het stuk van Reger niet verwend: in klaarblijkelijken terugschrik voor de „gangbare” opinie en den smaak van het groote publiek, deelt ’t Gebouw ons deze kunst slechts zeer voorzichtig toe. Het schijnt – van middag bleek dit weer – onjuist. Want Reger’s werk, met al zijn fouten en tekortkomingen, heeft oogen- blikken van zoo groote genialiteit, van zulk een diepte, dat men voor hem een plaats van meer belang in de programma’s op moèt eischen: hier is voor mijn gevoel zonder twijfel een lacune. Schmuller heeft het eens gezegd en ik Fritz Busch (1890–1951) ken geen beter woord voor Reger’s karak- teristiek: „Er bestaan volmaakte talenten Nieuwe Rotterdamsche Courant, 18 januari zonder genialiteit, en er bestaat het omge- 1929 (KB) keerde: Reger is een genie zonder talent”. Het is een prijzenswaardige daad van den Dit teekent deze kunst, en tevens de be- gastdirigent Fritz Busch geweest Eine trekkelijke oppervlakkigheid van hen, die Ballettsuite van Reger op het programma te door de ..... talentloosheden erin niet heen plaatsen. Dit werk doet den componist van kunnen zien: die staan blijven voor de zijn aantrekkelijksten kant kennen en is gebreken en niet voelen dat hier, ondanks derhalve zeer geschikt om de tegenstanders dat, iets zeer groots en zeer geniaals tot van Reger tot inkeer te brengen. Het is zeer uiting komt. fijne, subtiel doorwerkte en zacht getinte De Suite, met haar prachtige twee laat- muziek. In het bijzonder zijn de drie deelen ste deelen, deed ons het gemis weer erg Colombine, Harlequin en Pierrot en Pier- voelen. We willen Monteux en het orkest rette meesterstukjes van edel, doorzichtig dankbaar zijn voor de brillante uitvoering coloriet. en hopen, dat zij voor dit seizoen een begin De uitvoering was boven alle lof verhe- beteekent: begin van Reger’s eerherstel in ven. Fritz Busch bleek de partituur in de het Concertgebouw. perfectie te beheerschen. Klankraffine- L.M.G. Arntzenius ment, gratie en stemmingsgehalte lieten

31 niets te wenschen over en het orkest reali- aan de erkenning van ’s meesters laatste seerde alle finesses bewonderenswaardig. stijlwijziging. Welke onmiskenbaar in mo- [...] Hij let bijzonder op klankschoonheid, derne, min of meer impressionistische, soepele fraseering en afronding; misschien richting wijst. Van die gezindheid – welke doet hij daarmee iets aan de kracht van de alleszins merkwaardig mag heeten bij een expressie te kort, maar het kan ook zijn dat musicus, die zich in zoo sterke mate tot de het orkest nog niet genoeg aan hem ge- z.g. strenge vormen gevoelde aangetrokken wend was om ook in dit opzicht zijn inten- – legt Reger’s „Ballett-Suite” op. 130, in- ties volmaakt te verwezenlijken. tusschen betrekkelijk weinig getuigenis af. In dit zesdeelige werk, ontstaan in de laat- Amsterdam, Concertgebouw, 14 januari ste levensjaren van den componist, ont- 1934. CGO o.l.v. . moet men een gansch andere persoonlijk- Reger: Eine Ballettsuite. heid dan die van den strengen contrapun- tist Reger. Deze ballet-muziek pretendeert slechts charme en klankkleur, de auteur speelt hier met den vorm. Maar dit is zeker het spel van een meester, de lichtheid en gratie van één die veel heeft overwonnen. Er zijn in deze muziek die plotselinge, aangrijpende verstillingen van den laatsten Reger, er zijn in dit sublieme derde deel, in dit teedere Larghetto, in deze luchthartige „Valse d’amour”, momenten van groote en ontroerende teederheid. Verzonkenheid, die een diep-innerlijk gemoedsleven open- baart. Met een juist begrip voor deze in- nigheid van klank heeft Eduard van Bei- num Reger’s partituur ook doen uitvoeren, in groote helderheid van lijn en atmosfeer en bijzonder verzorgd van instrumentale kleur. Lou van Strien

Amsterdam, Concertgebouw, 26 no- vember 1936. CGO o.l.v. Mengelberg. Eduard van Beinum (1900–1959) Reger: Hiller-variaties. Algemeen Handelsblad, 27 november 1936 Algemeen Handelsblad, 15 januari 1934 (KB) (NMI) Met de namen Schumann, Brahms en Een schepping, die Max Reger raak en Reger stond het programma van het Zon- volledig typeert, als schijnbaren eenling dagmiddagconcert door het Concertge- tusschen de groote programmatici, als ex- bouw-Orkest geheel in het teeken der ceptioneel phenomeen in een neo-roman- muzikale hoog- en na-romantiek. Wanneer tisch tijdperk; on-realistisch, abstract. Maar men tenminste Max Reger’s kunst geheel van wien een latere historische aesthetica tot de laatromantische wil rekenen, waar- misschien wel eens zou kunnen verklaren, mede dan feitelijk onrecht wordt gedaan dat hij intuïtief een rechte lijn doortrok, die

32 vóór hem van Bach over Haydn, Mozart, Amsterdam, Concertgebouw, 6 juli Schubert en Bruckner liep. Alle concrete 1944. CGO o.l.v. Eduard van Beinum. romantiek is hem vreemd, hij etaleert niet Reger: Symphonische Prolog zu einer met de zelfingenomenheid van een egocen- Tragödie op. 108. tricus zijn persoonlijk gevoelsleven, noch Algemeen Handelsblad, 7 juli 1944 (KB) piekert in klanken over metaphysische Er heerschte gisteren, op den vierden problemen. Hij musiceert enkel uit innerlij- avond van den Zomercyclus van het Con- ken musiceerdrang met de onbevangenheid certgebouw, groote vreugde over den te- van een kind en de vreugde, de „süsse rugkeer van Eduard van Beinum, die na het Not” van een door inspiratie begenadigde. herstel van een hardnekkige, zorgwekkende Hij geeft muziek, waarvoor men zich zui- ongesteldheid weer voor het eerst aan het ver muzikaal moet open stellen, om er de hoofd van het orkest verscheen; een schoonheid, de innerlijke macht van te vreugde, die zich al terstond te kennen gaf kunnen ondergaan. Al die variaties zijn door een buitengewoon hartelijke en lang- improvisaties, de improvisaties van een ge- durige welkomst-begroeting. En wie zich hallucineerde, voor wien het gegeven werkt nog mocht afvragen of dat herstel inder- als een tooverformule, welke een rijkdom daad volledig was, heeft daarop wel een van gedachten in hem wakker roept. Maar ondubbelzinnig antwoord gekregen door die hij ook realiseert als een meester. De hetgeen Van Beinum dezen avond heeft orkestrale kleur moge soms wat overdadig geschonken. Want het programma was lijken, Reger’s palet moge later transparan- naar inhoud en samenstelling van een aard, ter zijn geworden – het is hem hier niet om die een uiterst zwaar beroep doet op de kleur in de eerste plaats te doen, doch meer psychische kracht van de vertolkenden, in om de constructie, de lijn en dan moet men de eerste plaats van den dirigent. Om te erkennen, dat Reger hier het palet volmaakt beginnen al Regers „Symphonische Prolog rationeel behandelt. Het fijne détailmateri- zu einer Tragödie”, welke zoo zelden op aal is tot een sterk gesloten, zuiver gepro- het programma verschijnt en sinds acht portioneerd en logisch ontwikkeld orga- jaar hier ook niet was uitgevoerd. Dit is wel nisme opgetrokken. Te veel nadruk op het eenigszins verklaarbaar; deze muziek vergt coloriet leggen, legt een verkeerd accent. niet alleen veel van de uitvoerenden, maar Ook het geven van pathos, van gevoels-ex- ook van den hoorder; het abstracte karak- pressie. Dit werkt zelfs misleidend ten aan- ter der muziek, de wijze, waarop Reger het zien van den stijl, van het karakter der mu- improvisatorische in een architektoniek van ziek, die geen affect wil zijn en waaraan groote dimensies, monumentale contouren elke gevoelstendenz vreemd is. En ook alle en wijd-gespannen welvingen wil bannen, virtuositeit als zoodanig. En het kwam ons maakt het den hoorder van onzen tijd, nog voor, dat bij de uitvoering gisteravond op steeds gewend aan een programmatisch pathos en virtuositeit wel wat te sterk de houvast, niet gemakkelijk. Ook de titel nadruk viel, al kan men ook de grootste be- „Prolog” werkt min of meer misleidend, wondering hebben voor het magistrale, want de grens naar de symphonie is hier brillante en van klankweelde verzadigde, heel dicht genaderd, zoo niet zelfs over- dat prof. dr. Willem Mengelberg met zijn schreden. Om dus de geweldige spannin- ensemble manifesteerde. gen, die in dit werk leven, bewust te maken Herman Rutters en op den hoorder over te brengen, moet de dirigent wel over een zeer intensief

33 concentratie-vermogen beschikken, die dan nische tegenstellingen; de instrumentatie den hoorder weer tot concentratie dwingt. blijft tamelijk conventioneel en gelijkvor- En dan is er ook nog het probleem der mig. Iedere variatie drijft verder weg van klankrealisatie, welke hier nog niet geheel Mozart; in de achtste horen wij uitsluitend van het orgelistische is bevrijd en in het zuiver orkestrale ge- transponeerd. Reger heeft in dit opzicht soms meer benaderd dan verwerkelijkt. Van Beinum heeft echter met een fijne intuïtie voor Re- gers fantasie en bewonderens- waardige vitaliteit aan dezen gigantischen proloog een span- kracht gegeven en voorts de kleur tot een doorzichtigheid opgewerkt, die de hoorders kon boeien en hun het bewustzijn schenken, dat men hier staat voor een schepping van geniale maëstria, uitbundige overweldi- gende pracht en van hooge geestesvlucht; een unicum in de symphonische literatuur te midden van de programmati- sche neoromantiek, waarvan men de eenzame hoogheid en de groote beteekenis wel beter zal beseffen, wanneer men er door veelvuldiger hooren nader vertrouwd mee zal geraken. Herman Rutters

Amsterdam, Concertgebouw, 3 januari 1950 (volksconcert). CGO o.l.v. Hein Jordans. Max Reger (1873–1916) Reger: Mozart-variaties. De Tijd, 4 januari 1950 (KB) nog Reger. Over het geheel moesten wij De prachtige Mozart-Variaties van Reger verzuchten, dat Hein Jordans het „grazio- vormden het hoofddeel vóór de pauze. De so” wel wat erg zwaarwichtig opvatte. uitvoering door Hein Jordans blonk uit v. E. door duidelijkheid en detailverzorging, waardoor weer bleek, dat Reger vooral zijn Amsterdam, Concertgebouw, 5 januari kracht zoekt in het ontleden van de melo- 1950. CGO o.l.v. Hein Jordans. Reger: dische lijn en het toespitsen van de harmo- Mozart-variaties.

34 De Tijd, 6 januari 1950 (KB) het orkestbedrijf toch heus niet zo overma- Het [orkest] speelde zeer behoorlijk en tig dik in het repertoire zit als sommigen fraai van klank – er hebben grotere celebri- wel denken. Dezer dagen is Willem van teiten voor dit orkest gestaan dan Jordans Otterloo in Den Haag weer met Reger zonder er half zoveel klank uit te halen – begonnen, de Hillervariaties, en gister- maar de dames en heren wilden zich liefst avond voerde Eduard van Beinum met het niet overmatig inspannen. En dat moet nu Concertgebouworkest in Amsterdam diens juist om al die stemmen en tegenstemme- Balletsuite uit. Waarom nu plotseling deze tjes in deze gecompliceerde klankbeelden late terugkeer tot Reger? Zal hij voortaan uit te vijlen. In het detail kreeg men dus weer geregeld op de programma’s verschij- niet alles te horen wat er gespeeld werd, nen? Op de eerste vraag valt geen ander doch er werd, zij het ietwat te bedaard, antwoord te geven dan dit: de dingen ko- degelijk gemusiceerd met gevoel bij Jor- men door hun eigen kracht vroeg of laat dans voor de onderscheiden karakters weerom. Daarmee is ook de tweede vraag dezer variaties en met weldadige vermijding reeds beantwoord. Laat ons hopen, dat van al te zware accentueringen. En afgezien Reger weer zijn vaste plaats krijgt. Het van een iets te kort berekende spanning wederhoren van de Balletsuite na zovele naar de cantus firmus-climax toe, kwam de jaren bewees, dat men zich destijds niet ingewikkelde fuga zeer goed in zijn wezen. door een periodieke psychose heeft laten In deze meer markante stemmenprofilering bedriegen, toen men meende, dat Max ontstond ook de doorzichtigheid van het Reger een groot muzikant is geweest. De klankbeeld. Een degelijke avond, alles bij- Balletsuite althans bleek nog een even fraai een genomen, die het vertrouwen versterk- en fris stuk muziek te zijn als vroeger, te in Jordans’ geschiktheid voor de taak, die getuigend van een voorname en verfijnde hij thans gaat beginnen: de vorming van fantasie en bewonderenswaardig geschre- het Brabants Symphonie-orkest. ven. Men moet inzonderheid deze partituur Leo Hanekroot zo ragfijn weten te spelen als Van Beinum en zijn muzikanten het deden, maar zo Amsterdam, Concertgebouw, 20 de- heeft Reger het dan ook bedoeld, als een cember 1956. CGO o.l.v. Eduard van soort kamermuziek voor groot orkest. Zo Beinum. Reger: Eine Ballettsuite. klonk het gisteravond. Alles was openge- De Tijd, 21 december 1956 (KB) werkt en de obligaten klonken met een In de dertiger jaren ontstond vrij plotseling, verleidelijkheid, die het hart deed smelten. maar met grote kracht, een Regerrenaissan- Men weet wel, dat Reger zo niet altijd is ce. Even plotseling was Max Reger na de geweest. Hij is erg zwaar begonnen, doch oorlog van de programma’s verdwenen, en bij het rijpen der jaren is zijn palet steeds hij is er meer dan tien jaar van afgebleven. helderder en zijn gang steeds lichtvoetiger Omdat hij Duits was? Dat moet het aan- geworden. Men verlangt al weer sterk naar vankelijk wel geweest zijn. Maar alles wat de wederontmoeting met de Romantische Duits en enigermate contemporain was te Suite, de Böcklin-Suite, de Mozart-Variaties achten, keerde allengs op de programma’s en zelfs naar de Symphonischen Prolog zu terug. Max Reger alleen niet. Er was einer Tragödie, teneinde de herinneringen niemand, die ooit zijn naam noemde. aan al dergelijke stukken te toetsen aan de Nochtans heeft hii een zeker aantal kapitale herleefde werkelijkheid. orkestwerken geschreven, terwijl anderzijds Leo Hanekroot

35 Henk Spruit

NCRV Radio en Televisie Gids nr. 9, 28 februari 1976. Uit het bespro- ken boek over Henk Spruit.

36 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 1907 1908 1909 1910 1911 1912 1913 1914 1915 1916 1917 1918 1919 1920 1921 1922 1923 1924 1925 1926 1927 1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 1942 1943 1944 1945 1946 1947 1948 1949 1950 1951 1952 1953 1954 1955 1956 1957 1958 1959

Aantal uitvoeringen van orkestwerken van Max Reger door het Concertgebouworkest tussen 1900 en 1959. Bron: online archief van het Koninklijk Concertgebouworkest.

37 Henk Spruit verlaat het Omroeporkest

Wouter Paap

Het muziekapparaat van de Nederlandse Omroep Stichting, dat vijf orkesten en een koor omvat, vormt een heel bedrijf apart, waarin tegen de 400 mu- ziekmensen betrokken zijn. Het merendeel van de omroepensembles werd kort na de tweede wereld- oorlog opgericht ten be- hoeve van de verschillende omroepverenigingen en zendgemachtigden, die daarvan gebruik kunnen maken om de door hen verlangde programma’s te realiseren. Elk der orkesten heeft zo zijn eigen actiera- dius, al vallen de repertoi- regrenzen natuurlijk niet met een meetlatje vast te stellen. Het Omroeporkest neemt tussen het Radio Filharmonisch Orkest, dat het „grote” symfonische repertoire verzorgt, en het Radio Kamer-orkest, dat voor het „kleine” staat, een tussenpositie in. Daar is Henk Spruit (1906–1998). Foto uit besproken boek. een bijzonder breed mu- wege over een grote flexibiliteit beschik- ziekgebied mee gemoeid, waartoe bijvoor- ken. Het leiden van dit orkest vergt een beeld de symfonische gedichten, de suites veelzijdig vakmanschap en een volledige en balletmuzieken, rapsodieën, ouvertures, kennis van allerlei muziekgenres. Dat het etcetera behoren, maar ook de opera met al Omroeporkest, dat zo veel verschillende wat daaruit voor concertuitzending in aan- diensten heeft te verrichten, toch onmis- merking komt. Het Omroeporkest bestrijkt kenbaar een „eigen gezicht” in de om- een bijzonder breed terrein en moet des- roepwereld bezit, heeft het te danken aan

38 Henk Spruit, die vrijwel van het begin af juist voor een dirigent fnuikend hadden aan dit orkest onder zijn directie heeft ge- kunnen zijn, de geesteskracht aan de dag had en die de ontwikkeling ervan bepaalde. legde om zijn arbeid ongebroken voort te Henk Spruit heeft zichzelf als dirigent zetten. gevormd. Hij stamt uit de tijd, toen er nog Op 17 maart nam Henk Spruit wegens geen speciale dirigentenopleiding bestond het bereiken van de pensioengerechtigde en er voor iemand, die die kant op wilde, leeftijd afscheid van het Omroeporkest met niets anders opzat dan aan de slag te gaan de vertolking van twee werken, die hem bij amateurensembles. Daar hij reeds jong bijzonder na aan het hart liggen: de Ballet- directeur van de Muziekschool te Harder- suite van Max Reger en de Vierde Symfonie wijk werd, vond hij hiertoe alle gelegen- van Tsjaikofsky. Een programma, waarmee heid. Intussen studeerde hij viool bij G. twee eigenschappen van Spruit en zijn or- Veerman en Hendrik Rijnbergen, trad in kest nog eens ten volle tot openbaring ge- 1933 als eerste violist toe tot het Utrechts bracht konden worden: de fijne profilering Symfonie Orkest, werd leraar aan het van de orkestklank en de bewogenheid van Utrechts Conservatorium, waar hij ook de het muzikale gemoed. Orkestklas leidde, maar het vooruitzicht Men had uitgerekend, dat Henk Spruit om ooit een beroepsorkest onder zijn gedurende zijn 22-jarig dirigentschap van hoede te krijgen leek bijzonder gering. Hij het Omroeporkest 340 partituren onder- bleef echter partituren bestuderen en handen heeft gehad, waarvan 185 van vormde met een aantal orkestcollega’s het Nederlandse componisten. Dit golden niet Stichts Kamerorkest, waarmee hij een aan- alleen orkestwerken, maar ook werken vullend repertoire opbouwde. voor koor en orkest, waarvan als hoogte- In 1945, het jaar van de bevrijding, toen punten uit zijn carrière de vertolking van het orkestbestel als het ware opnieuw op- de Missa Solemnis van Beethoven, het Requi- gebouwd moest worden, kreeg hij plotse- em van Verdi en Jeanne d’Arc au Bûcher van ling zijn kans. Een overrompelende kans Honegger genoemd mogen worden. Dat de zelfs, want toen werd het gehele seizoen orkestpedagogische kant zijn bijzondere van het U.S.O. op zijn schouders gelegd. belangstelling had, blijkt uit het feit dat hij Hij verrichtte hiermee een ruiterstuk, waar- er naast de dagtaak bij het Omroeporkest door hij dadelijk vast in het dirigentenzadel nog plezier in had het kamerorkest „Pieter kwam te zitten. Uit de omroepwereld kwa- Hellendaal” te stichten, waar vooral de men reeds spoedig aanbiedingen voor gast- jonge violisten van profiteerden, want deze directies en dit leidde eind 1947 tot zijn be- kregen bij toerbeurt gelegenheid de con- noeming als chef-dirigent van het Om- certmeestersplaats in te nemen. roeporkest. Dat Henk Spruit het Omroeporkest Henk Spruit bleek alle menselijke en ar- verlaten heeft behoeft gelukkig niet in te tistieke eigenschappen te bezitten om in de houden, dat hij de dirigeerstok voorgoed radiowereld met haar heel eigen sfeer en neerlegt. Het is te verwachten dat zowel in haar veelheid van taken zijn plaats te kun- de radiowereld als daarbuiten nog menig- nen vinden. Hij wist collegialiteit met gezag maal een beroep op hem gedaan zal wor- te verenigen en het respect dat men voor den. hem koesterde nam nog toe, toen hij na een zware ziekte, welke bepaalde lichame- Uit: Mens en Melodie 1971 nr. 5, p. 150–151 lijke belemmeringen ten gevolge had, die

39 Boekbespreking Henk Spruit, dirigent van het Omroeporkest

Ronald de Vet

Henk Spruit1 leidde van 1949 tot 1971 het Omroeporkest2 in Hilversum. Daardoor was hij, op incidentele publieke gastoptre- dens na, onzichtbaar voor de meeste van zijn luisteraars. Even onzichtbaar was hij tot dusver in de muziekliteratuur. Hij ver- ving Willem van Otterloo het eerste jaar na de oorlog en komt in de biografie van Niek Nelissen3 een keer of tien summier voor. Louis Metz vermeldt hem in zijn boek over dirigenten en orkesten maar een of twee keer, al verschenen beide drukken van zijn boek in de tijd dat Spruit nog als dirigent actief was.4 Nu ligt er dan een geheel aan hem ge- wijd boek, geschreven door zijn zoon Jop Spruit. De auteur is emeritus hoogleraar Rechtsgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht, maar heeft in jongere jaren aan- vankelijk muziekwetenschap gestudeerd en gaf al tientallen jaren geleden publiek blijk van muziekhistorische belangstelling in de vorm van een boek over muzikanten in de Henk Spruit (1906–1998). Foto uit besproken boek.

1 Voor een biografische schets van deze dirigent middeleeuwen, Van vedelaars, trommers en tot 1971 verwijzen we gemakshalve naar het aan pijpers (Utrecht 1969). Hij heeft ook gepu- deze bespreking voorafgaande artikel van Wou- bliceerd over Wouter Paap (1908–1981),5 ter Paap. die met zijn vader bevriend was en die hij 2 Dit orkest, dat net als het Radio Filharmonisch daardoor persoonlijk heeft gekend. Orkest kort na de oorlog was opgericht, ging in De nalatenschap van zijn vader plus 1985 met het Promenade Orkest op in het Ra- zijn herinneringen aan de uitvoeringen dio Symfonie Orkest, dat in 2005 met het Radio waar hij in zijn jeugd mee naar toe mocht Kamer Orkest werd samengevoegd tot de Radio Kamer Filharmonie, die in 2013 werd wegbezui- waren, naast aanleiding tot, uiteraard ook nigd. van groot belang bij het schrijven van dit 3 Willem van Otterloo. Een dirigentenloopbaan, boek. Zoals hij in zijn inleiding aangeeft, Utrecht 2009. (Dit boek ligt momenteel in de ramsj.) 5 O.a. 4 Over dirigeren, dirigenten en orkesten, Lochem 1956 www.dbnl.org/tekst/_jaa003198301_01/_jaa00 en 1968. 3198301_01_0012.php?q=spruit%20paap#hl1.

40 heeft hij hierbij het midden willen houden hij de Amsterdamse dirigent meemaakte, tussen een te afstandelijke, objectieve be- maar niet voor de decennia daaraan voor- nadering en een te subjectieve. Hij is daar afgaand. De lijst met uitgevoerde werken op hoofdlijnen uitstekend in geslaagd; in die Frits Zwart achterin het eerste deel van een enkel geval, waar we verderop op te- zijn Mengelbergbiografie weergeeft voor de rugkomen, misschien iets minder. periode 1895–1920 beslaat al meer dan De ondertitel van het boek luidt ‘Een dertig pagina’s en bevat ook de nodige levensschets in dertig miniaturen’. De der- werken die we heden ten dage nooit meer tig hoofdstukken variëren in omvang van horen. Het Mengelbergarchief in het Ne- één tot twaalf pagina’s. De meeste volgen derlands Muziek Instituut/Haags Gemeen- de chronologische lijn, anderen behandelen tearchief telt 841 partituren. Ook als we een specifiek thema, zoals een gasttournee, daar de doubletten van aftrekken blijft een geluidsopname, of een componist of vermoedelijk nog ruim het dubbele over kunstenaar met wie de dirigent vriend- van het aantal dat Spruit gedirigeerd heeft, schappelijk contact had. Ook aan de con- afgaand op de 340 die Wouter Paap in het tacten die Spruit met Nederlandse compo- hierboven weergegeven artikel noemde. nisten had is een apart hoofdstuk gewijd. Mengelberg wilde in die tijd het publiek Onder heel veel anderen hebben Alexander regelmatig met nieuw werk kennis laten Voormolen, Henk Badings, Koos van de maken, ook al vond hij zelf niet alles even Griend, Jaap Geraedts, Marius Flothuis en mooi; hij vond dat zijn orkest in dat op- Léon Orthel allemaal (al dan niet eerste) zicht ook een educatieve taak had. Henk uitvoeringen van hun werken aan Henk Spruit, die geen zichtbaar publiek had, leek, Spruit te danken. Spruit was van mening even legitiem, meer gericht op het belang dat muziek niet geschreven werd om op de van de componist om zijn werk een keer plank te blijven liggen, en voerde dan ook uitgevoerd te krijgen. Zeker bij allereerste veel werken van met name Nederlandse uitvoeringen was – en is – het voor com- componisten uit. Veel van die werken heb- ponisten van grote waarde hun geschreven ben geen tweede uitvoering beleefd, maar partituur met de klinkende te kunnen ver- anders dan de reguliere symfonieorkesten gelijken. was men bij de radio niet afhankelijk van Dat er maar weinig opnamen van volle zalen en betalend publiek, en was er Spruit op LP of CD zijn uitgebracht zal de financiële en artistieke ruimte om regel- een rechtenkwestie zijn. De auteur verhaalt matig met nieuw werk te blijven komen. hoe hij begin jaren negentig bij de NOS in De belangrijke rol die Spruit na de oor- Hilversum vele dagen heeft besteed aan het log met het Omroeporkest voor nieuwe kopiëren van honderden uren aan opna- composities heeft gespeeld, kon vóór de men6 van door zijn vader gedirigeerde uit- komst van de radio uiteraard uitsluitend voeringen, om ze hem te laten beluisteren. liggen bij de orkesten die voor publiek Sommige opnamen bleken tot hun grote speelden, zoals het Concertgebouworkest. spijt al door de NOS te zijn weggesaneerd. Henk Spruit heeft gastoptredens van Men- Wat zijn vader hoorde gaf hem nu en dan gelberg bij het Utrechts Stedelijk Orkest meegemaakt, en in zijn observaties heeft hij 6 Zoeken op ‘henk spruit’ op www.beeldenge- het over diens „ relatief beperkte repertoi- luid.nl, een bron die de auteur overigens niet re” (geciteerd op p. 161). Dit is weliswaar noemt, levert ruim 1400 (niet-bestelbare) resul- een terechte kwalificatie voor de tijd waarin taten op.

41 aanleiding tot twijfel en stevige zelfkritiek. lijk al gauw minder talrijk en minder ern- Dat we die in dit boek mogen lezen pleit stig. evenzeer voor de eerlijkheid van de diri- De auteur schrijft op pagina 151 dat de gent jegens zichzelf als voor die van de recensies in Luister nergens blijk geven van auteur jegens zijn lezers. „formuleringen waarin een door eigen sti- Een van de dertig hoofdstukjes is ge- listische opvattingen gestimuleerd afdingen wijd aan Spruit’s herinneringen aan Willem op de visie of prestaties van collega’s her- Mengelberg, die hij schriftelijk had vastge- kenbaar is”. Al was Mengelberg geen leven- legd. Deze zijn zeer het lezen waard, omdat de collega meer, toch kunnen we ons niet ze het beeld dat we van de dirigent hebben aan de indruk onttrekken dat Henk Spruit niet alleen bevestigen maar ook met nieuwe specifiek op hem doelde in de twee pagi- observaties en voorbeelden illustreren. na’s verderop geciteerde recensie van een Spruit heeft overigens zelf nooit als gastdi- uitvoering onder Toscanini van Tsjaikov- rigent voor het Concertgebouworkest ski’s Pathétique: „Ongehinderd door de vele gestaan, maar heeft voor de VARA-zater- opvattingen waaraan dit werk heeft bloot- dagmiddagconcerten zijn eigen orkest in de gestaan, ontoegankelijk voor invloeden – jaren zestig wel in het Amsterdamse Con- die op grond van tradities of vermeende certgebouw gedirigeerd, zoals ook uit een aanwijzingen in de partituur leidden tot in het boek opgenomen foto blijkt. min of meer larmoyante of banale zelfex- Op p. 57 schrijft de auteur over de eer- pressies, steeds weigerende het voor de ste jaren bij het USO, direct na de oorlog: hand liggende sentiment te verkiezen bo- „Negatieve kritieken zijn er niet. Zelfs naar ven de hoge voornaamheid eigen aan de kritische nuances bij een positief grond- geest van Tschaikowsky [...]”. oordeel, of naar het temperen van of af- De eerste van de vier bijlagen die het dingen op een in majeur getoonzette me- boek bevat wordt gevormd door de tekst ning, zoekt men nagenoeg vergeefs.” Dit van een toelichting op Rimski-Korsakovs beeld komt niet helemaal overeen met dat Sheherazade voor een jeugdconcert in 1947, wat oprijst uit de recensies van USO-con- als voorbeeld van de toegankelijke manier certen die in 1946 en ’47 in het Utrechts waarop Henk Spruit over muziek kon Nieuwsblad7 verschenen. Deze waren inder- praten. Dat hij het ook minder toegankelijk daad altijd constructief van toon, maar in kon, bewijst de tweede bijlage, waarmee de ongeveer de helft ervan wordt wel een auteur ook de literaire begaafdheid van zijn kritische noot gekraakt ten aanzien van vader wil illustreren, een bloemlezing uit de samenspel, partituurgetrouwheid of klank- recensies die Spruit na zijn pensionering verhouding, al is het maar met betrekking voor het tijdschrift Luister schreef. Dat tot één van de op het besproken concert deed deze zo te oordelen wel altijd deskun- gespeelde werken. Dergelijke kanttekenin- dig en constructief, maar soms in een ach- gen werden naarmate dirigent en orkest terhaald studeerkamerjargon of met te veel langer met elkaar samenwerkten vermoede- omhaal van woorden. Zo begint hij een recensie van een LP met de Vijfde symfo- nie van Sibelius als volgt: „Sibelius, Bern- 7 Online te vinden op www.hetutrechtsar- stein en het NYPO betekenen een relatie chief.nl > kranten. Ook deze bron noemt de van begrippen en eigenschappen, die de auteur, die zich vermoedelijk alleen baseert op speciale aandacht vragen.” Dit is geen in zijn bezit zijnde originele knipsels, niet. bijzonder fraai of zelfs maar duidelijk Ne-

42 Henk Spruit en het Omroeporkest in het Concertgebouw. Foto uit besproken boek. derlands, en er was o. i. niets verloren elektronische muziek en in het 31-toons- gegaan als hij kortweg had geschreven: orgel van Fokker,8 in de voetnoot over „Sibelius, Bernstein en het NYPO vormen collega-dirigent Lohoff9 en in die over de een bijzondere combinatie.” cd-uitgave van Badings’ Orestes.10 Verwar- De derde bijlage bestaat uit een lijst van rend wordt het wanneer, in een incidenteel bijna dertig pagina’s met alle Nederlandse geval, de herhaalde informatie strijdig is en Belgische composities die hij tussen met de eerdere.11 De verleden tijd preva- 1945 en 1971 heeft uitgevoerd. De vierde is leert, maar de auteur schakelt soms over een discografie van de LP’s en CD’s die naar de tegenwoordige tijd. We kwamen bij anno 2016 nog verkrijgbaar zouden moe- het lezen ook nogal wat tikfouten tegen. ten zijn. De auteur heeft op zich een prettige en heldere stijl van schrijven, al is een enkele Het schrijven van een boek van meer dan formulering wat minder gelukkig. Pleo- 200 pagina’s is uiteraard geen sinecure. nasmen komen veelvuldig voor, Russische Waar de auteur soms moeite mee lijkt te namen zijn niet consequent getranslitereerd hebben gehad, is de opbouw van zijn tekst: (Tschaikowsky, Tsjaikovsky, Sjostako- wat vertel je op welk moment, in hoeverre vitsch), en de op p. 117 geciteerde Duitse kun je op zaken vooruitlopen, hoe voor- recensie telt in drie zinnen totaal vijf spel- kom je dat je in herhaling valt. Hij is er niet altijd in geslaagd de hierbij optredende 8 P. 97 vs. 101. valkuilen te vermijden. Zinnen of delen 9 P. 74, noot 140 vs. p. 84, noot 160. daarvan staan niet altijd op een logische 10 P. 103, noot 183 vs. p. 106, noot 189. plaats, waardoor de lijn van het betoog 11 Op p. 29 bijvoorbeeld worden de klachten, verbroken raakt. Informatie komt soms die de orkestleden van het USO over hun diri- enkele pagina’s verderop weer terug, zoals gent Henri van Goudoever onder de aandacht die over de interesse van Henk Badings in van het bestuur brachten, eerst februari 1937 en in de volgende alinea december 1936 gedateerd.

43 fouten. Tellen we daar de fouten bij op die vermoedelijk bij de opmaak zijn ontstaan (zie verderop), dan is het al met al jammer dat een redacteur de tekst niet nog eens goed doorgenomen heeft. Kennelijk heeft de uitgever in dit opzicht niet veel voor de auteur kunnen of willen betekenen. Het boek bevat een register, maar geen aparte literatuuropgave. De auteur dankt in zijn nawoord de mensen die voor hem informatie op internet hebben gezocht, maar lijkt zelf geen internetbronnen ge- bruikt te hebben, terwijl alleen al gedigitali- seerde kranten extra informatie hadden kunnen bieden.

Achter meerdere zinnen ontbreekt een punt. Omdat dit bijna allemaal zinnen zijn die eindigen op een van de afkortingen USO of NOS, mogen we vermoeden dat de auteur deze aanvankelijk als U.S.O. respectievelijk N.O.S. had gespeld en dat er een te grofmazige zoek-en-vervangactie op De genoemde schoonheidsfoutjes hadden los is gelaten. Het binnenwerk ziet er ver- veelal met relatief geringe inspanning ver- der verzorgd uit, maar komt door enkele meden kunnen worden. Maar heel opval- typografische slordigheden, verkeerd ge- lend zijn ze niet en ze doen daarom geen plaatste afbreekstreepjes (gesp-roken, noemenswaardige afbreuk aan een sympa- symp-honie e.a.), door het ontbreken van thiek en lezenswaardig boek, dat we een onderschriften bij de illustraties en door de ruime lezerskring toewensen. nogal zuinige manier waarop deze tussen de tekst zijn geplaatst niet helemaal profes- sioneel over. De kwaliteit van het papier is goed, de tint is prettig voor zowel de afbeeldingen als de tekst. De afbeeldingen komen dank- zij de hoge resolutie uitstekend tot hun recht. Een aantal is zelfs in kleur uitge- voerd, zoals het portret dat de Belgische tekenaar Joseph Gillain maakte tijdens een J.E. Spruit: Henk Spruit, dirigent van het Om- vakantie in Oostenrijk, waar de dirigent en roeporkest. Een levensschets in dertig miniaturen. hij elkaar net had leren kennen. Dit portret Amsterdam University Press, Amsterdam siert met dank aan de auteur de achterkant 2016. Paperback, 228 blz. ISBN: 978 94 van dit nummer van WM. 6298 149 2. Prijs: € 24,50.

44 Mengelberg en Monteux in de provincie Het Concertgebouworkest in Arnhem

Arnhem, Musis Sacrum, maandag 27 doen, wanneer men ons in den vervolge ’t januari 1908. CGO o.l.v. Willem aanhooren van zijn muziek besparen wil. Mengelberg. Caecilia-concert. Wat Moor er aanleiding toe heeft gegeven te componeeren, weten we niet, waar van Programma inspiratie in dit werk zoo goed als niets te Reger Hiller-variaties bemerken valt. Een kunstwerk en nog wel Moór Pianoconcert in Des een dat blijkens de toelichting door den Grieg Peer Gynt-suite 1 componist bedoeld is als een „dramatische Liszt Les préludes scene” moet toch een logisch geheel vor- men, de deelen ervan moeten anders dan Arnhemsche Courant, 28 januari 1908 alleen door het terugkeeren der motieven (NMI/HGA) met elkaar samenhangen. Welnu, van in- Had niet Max Reger’s op. 100 op het pro- nerlijken samenhang, van een logisch gramma van het derde Caecilia-concert voortvloeien van het een uit het ander, van gestaan – er zou van dit concert niet anders een organisch verband hebben we zoo dan als van een niet zeer belangrijk gespro- goed als niets vermogen te bespeuren. De ken kunnen worden. Grieg’s eerste Peer motieven die Moor in dit werk aanwendt, Gynt-suite heeft langzamerhand de beko- zijn niet buitengewoon praegnant, enkele, ring van het nieuwe verloren, wordt bo- o. a. dat waarmee het finale inzet, zouden vendien hier ter stede zóó vaak en zóó tot grootere beteekenis zijn op te voeren, goed uitgevoerd, Liszt’s Préludes is in de maar Moor heeft dat niet vermogen te laatste jaren ook in deze omgeving eenige doen. Ook is zijn weik niet dankbaar voor malen ten gehoore gebracht, zoodat, waar de solopartij. juist de Caecilia-concerten onbekende, een Dat ondervond ook de soliste van de- groote bezetting eischende werken kunnen zen avond, mevr. Marie Panthès, die be- brengen, dank zij het voortreffelijke orkest, wees nogal kracht in haar handen te heb- dat steeds zijn medewerking verleent, gis- ben, maar toch op een alles behalven fraai- teravond wel eens het verlangen opkwam en Steinway-vleugel, die slecht stemming naar andere werken, te meer waar nog altijd hield en na de pauze dan ook vervangen de naam van Anton Bruckner op deze werd door een evenmin fraaien Pleyel- programma’s onvermeld is gebleven. Ja, vleugel, meermalen niet boven de zware naast Reger’s werk werd nog een andere orkestpartij kon uitkomen. ’t Mag dan ook noviteit uitgevoerd: een piano-concert van eenige verwondering wekken dat zij met Emanuel Moor. Dien naam kwam voor de een dergelijk concert optrad : moest de eerste maal op deze programma’s voor, beleefdheid van den componist haar dit maar wanneer de heer Moor niets heeft werk op te dragen, beantwoord worden geschreven van grooter beteekenis dan dit door het ons te laten hooren, waar alweer op. 57, dan zal het, ons althans, geen leed zooveel moois is dat te weinig gespeeld

45 wordt en waar deze muziek absoluut geen vertolking waarvan zij, evenals na haar belangstelling vermocht te wekken? Te andere voordrachten, met warmte werd meer was het jammer omdat zij in een teruggeroepen. ander concert haar talenten beter had kun- En ten slotte Reger’s werk. Toen voor nen laten uitkomen: daarvan getuigden de eenigen tijd op Caecilia zijn op. 95, Serenade enkele passages waar de piano alleen aan werd uitgevoerd, waagden we de veronder- het woord was en waar mevr. Panthès stelling dat de groote meerderheid van het bewees een pianiste van voortreffelijke publiek niet warm zou gevoelen voor deze kwaliteiten te zijn. Nog sterker en eigenlijk ’t best van den geheelen avond kwam dat uit bij de ver- tolking van Mozart’s Pastorale variée. Dat vooral heeft zij gespeeld met al de charme waarover een vrouw beschikken kan, met al de techniek- beheersching, die tegen- woordig gevraagd mag worden, met volkomen meesterschap. Daar was de fijnvoelende kunstena- res aan het woord, die als Musis Sacrum, Arnhem (oorspronkelijk 1847, verbouwd 1889) een gouden lichtschitte- ring de parelen van deze muziek deed muziek, dat men in de allereerste plaats in flonkeren, die in artistiek wèl-overwogen, Reger den man zou zien, die theoretische door geen uiterlijkheid gestoorde warm- kennis ten toon spreidt, die slag op slag muzikale voordracht zich een kunstenares bewijst dat het contrapunt geen geheimen van groote beteekenis toonde, bovendien meer voor hem heeft. En vermoedelijk is eene die beschikt over een geparelde, dat ook nu, na de uitvoering van zijn Varia- hoogst geacheveerde techniek. Eigen- tionen und Fuge über ein lustiges Thema von schappen die ook bij de vertolking van Johann Adam Hiller, nog wel net zoo het Moor’s concert al gebleken waren, maar geval. Toch verdient, dunkt ons, deze in eerst hier in het volle licht verschenen. We ieder geval van meesterschap getuigende wisten toen al wel, dat zij over technisch compositie, beter. Reger heeft hier na de meesterschap beschikte : zij bewees dat expositie van het thema, een elftal variaties nog eens door de voordracht van Liszt’s geschreven, zeer verschillend van karakter Campanella, waarbij de indruk evenwel en stemming. Bekoorlijke andante’s van verstoord werd door het overdreven ge- groote klankschoonheid wisselen af met speelde slot van dit werk, waarbij mevr. stormachtige, energische allegro’s, dank zij Panthès de grenzen van het aesthetisch- de verscheidenheid vermoeit het werk geen mooi overschreed. Voor toegiftje koos zij, oogenblik, want hoezeer Reger ook modu- we meenen een dans van Grieg, na de leert, ’t klinkt alles natuurlijk, geen moment

46 gewrongen of gewild. Het blijkt ten duide- was de verklanking die Mengelberg en zijn lijkste uit dit werk dat Reger precies weet orkest er van gaven, grootsch van opvat- wat hij wil en op zijn doel afgaat, zonder ting, prachtig gedetailleerd, scherp belicht zkh aan iets te storen, zijn eigen weg ver- in al zijn onderdeelen. En den uitvoeren- volgt. Men heeft hem, den componist die den zal dan ook wel in hoofdzaak het ap- vaak en gaarne variaties schrijft, uiteraard plaus hebben gegolden: een applaus dat wel eens vergeleken met Brahms, door Mengelberg het orkest deed opstaan om te wien deze kunstvorm tot hooge beteekenis deelen in de hulde. Warmer nog klonken is opgevoerd. Toch is er tusschen beiden de toejuichingen nà de pauze: de vlekke- een groot verschil. Bij den Weener meester looze, warm-bezielde uitvoering van krijgt men sterker het gevoel dat de varia- Grieg’s werk en van de Préludes, in het slot ties als ’t ware geboren zijn uit de muziek waarvan een groote climax bereikt werd, zelve, uit den drang om een thema in alle motiveerden dat succes afdoende. mogelijke gestalten en tinten te bewerken, Kr. er uit te halen wat er in zit. Reger doet dat laatste ook, maar althans bij dit opus, kre- Arnhem, Musis Sacrum, maandag 6 gen we wel eens den indruk dat zijn werk november 1939. CGO o.l.v. Willem meer was een uiting van geest – een voor- Mengelberg. Caecilia-concert. name geest in ieder geval – van contrapun- tisch meesterschap, dan van innerlijken Programma drang. Prachtig van coloriet en stemming is Beethoven Symfonie nr. 6 dit werk, in enkele onderdeelen tintelend Berlioz Drie delen uit La damna- van vernuft, rijk aan orkestrale effecten, tion de Faust maar Reger is eerst volop in zijn element, Rachmaninov Pianoconcert nr. 2 wanneer hij een fuga kan schrijven. Dat klinkt alsof het schrijven daarvan de een- Arnhemsche Courant, 7 november 1939 (KB) voudigste zaak der wereld is, daarbij treedt Zooals gewoonlijk werd prof. dr. Willem al zijn geest aan den dag, spreidt hij klan- Mengelberg geestdriftig begroet, toen hij kenweelde en kleurenrijkdom ten toon, als gelukkig herstelde, gisteren het podium treft door zekerheid van bouw, door een betrad om het Concertgebouw Orkest te logische structuur, die zijn gedachtengang leiden, dat hier dezen winter als een bij- kan doen volgen, ook bij een eerste aan- zonder voorrecht wederom twee Concer- hooren. Natuurlijk, ettelijke schoonheden ten zal geven voor de leden van „Concert zijn nog verborgen gebleven: herhaalde St. Caecilia” en de „Arnhemsche Kamer- uitvoeringen, beter nog bestudeeren van de muziekvereeniging”. Muzikaal moeilijk partituur kan eerst de volle beteekenis van heeft hij het zijn auditorium niet gemaakt. een werk als dit doen beseffen, maar dat Beethovens „Pastorale” en de bekende drie het in zijn gecompliceerdheid toch reeds gedeelten voor orkest: „Menuet des Fol- een zoo sprekenden indruk gemaakt heeft, lets”, „Ballet des Sylphes” en „Marche getuigt van meesterschap in conceptie en hongroise” uit „La Damnation de Faust” uitvoering. van Berlioz zijn zoo van die werken die Het is niet noodig nog eens te zeggen iedere trouwe concertbezoeker door en dat alleen bij een superieure vertolking door kent. Mengelberg en zijn eminente deze indruk gewekt kan worden. Welnu dat schare gaven er ook nu weder alles mede

47 wat men in den loop der tijden van hem en om van die van het dubbel bezet blaasen- het Amsterdamsche orkest heeft leeren semble niet eens te spreken ? Intusschen waardeeren en bewonderen: virtuoos or- heeft de voortreffelijke pianist, die tot de kestspel, bezielende voordracht, muzikale allereersten onder de jongeren behoort, detailleering, rhythmische verfijning en een met Rachmaninoffs tragische concert een uiterst verzorgde schakeering. Mengelberg buitengewoon succes behaald. In hem zoekt het in de eerste plaats in den klank. heeft men daarbij den Nederlander in eigen Weinig orkesten klinken zoo vol en warm als het zijne, alle groepen klinken even krachtig en doordringend, het geheel is van een buitengewoon evenwicht. Men kent zijn opvatting, die zoo geheel is doordron- gen van zijn persoonlijkheid, een persoon- lijkheid die het muzikale leven van Neder- land met het Amsterdamsche Concertge- bouw als middelpunt, bijna een halve eeuw heeft beheerscht. „Mehr Empfindung als Malerei”, schreef Beethoven ter verduide- lijking bij zijn „Pastorale”, allicht ook ter onderscheiding van veel dat later is geko- men en ,Mehr Malerei” is „als Empfin- dung”. Mengelberg en zijn orkest legden er den nadruk op en speelden Beethovens loflied op het leven op het land met blijk- bare voorliefde. Niet minder Berlioz’ fan- tastische Faustmuziek, die wat de eerste twee deelen betreft allicht bij een minder talrijke bezetting karakteristieker nog had- den geklonken. De schetterende Hongaar- George van Renesse (1909–1994) sche marsch verdraagt een zoodanig klank- (Stadsarchief Amsterdam, collectie Merkelbach) effect beter. land de eer kunnen bewijzen die hem toe- Wellicht zou ook bij de begeleiding van komt en niemand zal, toen hij zijn groote den solist George van Renesse, die Rach- gaven tentoonspreidde en het schoone maninoffs tweede Concert in c voordroeg, werk van den Rus zoo innig muzikaal en een kleinere bezetting van het orkest te technisch virtuoos ten gehoore bracht, het prefereeren zijn geweest. Misschien zou ook maar een oogenblik hebben betreurd, alleen Rachmaninoff zelf, tegen een zoo dat er geen virtuoos met buitenlandschen groot klankvolume als pianist opgewassen naam zijn plaats innam. zijn geweest.. Nu ging er veel van den Rachmaninoffs tweede concert verwierf pianoklank in dien van het orkest verloren. in het vaderland van den componist den Aan kracht ontbreekt het George van Glinkaprijs, hijzelf debuteerde ermede in Renesse overigens allerminst, maar welke ons land in 1908. Het blijft zijn waarde pianist kan tegen de kracht op van een behouden, zoolang het nog vertolkers zestien eerste violen en negen contrabassen vindt als onze jonge landgenoot, die het

48 met Slavisch vuur en Nederlandschen ernst Arnhem, Musis Sacrum, 20 maart en toewijding voordroeg. Mengelberg deed 1933. Caecilia-concert. CGO o.l.v. er het zijne bij en het orkest niet minder. Pierre Monteux. Caecilia-concert. Buitengewoon groot was de geestdrift waarmede George van Renesse werd ge- Programma huldigd. Hij rustte niet, eer ook de dirigent Händel Concerto grosso in D in de hulde werd betrokken. Langdurig Reger Mozart-variaties werden beiden toegejuicht; tenslotte con- Respighi Fontane di Roma centreerde de hulde zich op prof. dr. Willem Debussy Gigues uit Images Mengelberg, wien men hiermede een Dukas L’apprenti sorcier hartelijk tot weerziens toeriep. L. C.

Arnhemsche Courant, 21 maart 1933 (KB)