<<

US WURK XXVIII (1979), p. 81

[0526] DE FAMILIENAMEN VAN IN 1947 Over wat Arne Spenter zo aan Schiermonnikoog verbond, t.w. de taal van "zijn" eiland, zal men op de volgende bladzijden nauwelijks iets vinden, want de kans de moderne familienamen op enigerlei wijze merkbaar te beïnvloeden, heeft het Schiermonnikoogs kennelijk niet gehad. Toch leek het mij gepast bij deze gelegenheid eens een blik op het totaal van de familienamen van Schier- monnikoog (Schm) te werpen. Vele eilanden immers tonen ten opzichte van het vasteland in hun namenlandschap bijzondere trekken; bovendien is het uit het jaar 1947 stammende materiaal van het Nederlands Repertorium van Familienamen (NRF ) nagenoeg volledig en dateert het ongeveer uit de tijd waarin Spenter zijn onderzoekingen op Schm deed. Het materiaal is dus dat van het NRF , d.w.z. van het tweede deel van deze reeks 1, en ik noemde het 'nagenoeg volledig', omdat een werk als het NRF uiter- aard niet werkelijk volledig kan zijn. Bovendien moet het voor de uiteindelijke verschijning zo veel bewerkingsfasen ondergaan dat als gevolg daarvan het aantal fouten óók niet gering is. 2 Ik heb derhalve de uit het gedrukte register geëxcerpeerde namen en cijfers (= aantallen dragers) van Schm met de ge- gevens op de originele volkstellingsstrookjes vergeleken; die strookjes werden mij welwillend ter beschikking gesteld door het Bureau voor Naamkunde en Nederzettingsgeschiedenis te Amsterdam. Omdat ik mijn betoog verder baseer op de data van deze strookjes (die overigens hier en daar ook wel eens een fout, met name een spelfout, kunnen bevatten) geef ik eerst even een overzicht over de belangrijkste geconstateerde verschillen tussen het originele en het gedrukte materiaal. In het Repertoriu m wèl, maar niet op de strookjes komen voor Abels met 1 drager op Schm, V.d.Baan 8, Van Ban 4, Durkstra 10, Wardenier 1, Wielenga 10. Omgekeerd zijn op de strookjes wèl, maar niet in NRF-II te vinden: Van Dijken 1, Speelman 1, Terpstra 2, Wielema 7. Afgezien van cijfermatige foutjes zoals Boersma 5 i.p.v. 9 of Van Bon 2 i.p.v. 6 (er horen namelijk 4 Van Ban 's bij, zie boven), wil ik hier nog de volgende spelfouten vermelden: Ben is moet zijn Ben es, Cau kamp = Coer kamp , Co uter = Co nter , Dre sc hage = Dre xhage , Fen inga = Fen enga , Huls ch ot = Huls hof, Kruijk = Kuijk , Loots tr a = Loots ma, Mein aa rdij is met één -a- te spellen, Preker = De Preker , Pul ma = Pul na, Rit sma = Rit ze ma , Sch rijve n = Schijven , Teer dstra met een -d-spelling werd op de strookjes niet aangetroffen, maar andere bronnen, waaronder telefoongidsen, tonen aan dat naast Teer tstra wel degelijk ook Teer dstra op Schm voorkomt. Tenslotte: Zuide rveld is Zuideveld . Dit alles betekent trouwens ook dat men van de genoemde foutieve vormen de volgende helemaal uit NRF-II mag verwijderen, want zij staan daarin alleen voor Schm genoteerd (en komen overi- gens voor een deel überhaupt niet voor): Benis , Caukamp , US WURK XXVIII (1979), p. 82

Couter , Dreschage , Feninga , Hulschot , Kruijk , Lootstra , Preker , Pulma en Schrijven . Officieel woonden d.d. 31 mei 1947, de dag van de volkstelling, op Schm 767 personen. In het repertorium hebben de 259 namen van Schm samen 782 dra- gers. Op de volkstellingsstrookjes staan in totaal 257 namen van samen 761 eilandbewoners genoteerd. Wij beginnen onze pogingen om tot een schets van het familienamenlandschap Schm anno 1947 te komen met enkele overwegingen inzake de zgn. kernnamen, de zgn. "grote" en "kleine" namen en andere namenstatistische verschijnselen. Zoiets gebeurt in de regel ook in de inleidingen van de diverse NRF -delen, wat ons dan ook in de gelegenheid stelt vergelijkend naar desbetreffende statistische gegevens in de provincies en 3 te kijken, de naaste continentale buren van ons eiland. Een "kernnaam" volgens de norm (50 of meer dragers binnen een provincie waarvan de helft of meer in één gemeente) komt, zeer in tegenstelling tot bijv. Terschelling 4, op Schm met zijn immers relatief gering aantal inwoners niet voor; wel komt men zekere namenconcentraties van geringere omvang tegen, waarvan Fenenga, Klontje en Teertstra/Teerdstra meteen als typisch voor Schm opvallen. Dat tot deze kleine groep twee namen op -a behoren, is ook wel typisch, zoals nog zal blijken. Fenenga en Klontje hebben dan ook niet toevallig een plaats onder de eerste 12 van de interne frequentielijst van Schm, waarvan nr. 1, met grote afstand, Visser met 67 (!) dragers is, gevolgd door 2. Hoekstra 19, 3. Holwerda 18, 4. Van der Geest 17, 5. De Vries 15, 6. Faber 13, 7. Fenenga 13, 8. De Boer 12, 9. Dijkstra 10; en op de plaatsen 10, 11 en 12: Klontje , Sijtsma en Van der Veen met elk 9 dragers. Na een blik op de meest frequente namen van Friesland en Groningen moet men zeggen dat de "grootste" namen van Schm (gemiddeld is het aantal dragers per naam daar 2,96) typologisch zowel als wat hun geografische verspreiding betreft meer naar Friesland dan naar Groningen tenderen. Aan het einde van een frequentielijst vindt men de zgn. "kleinste" namen, die met maar één drager elk. Daarvan telde ik voor Schm 134, wat 52 % van alle 257 namen is. Van deze 134 namen met 1 drager waren er 33 die in 1947 bin- nen Friesland alleen op Schm voorkwamen, 16 daarvan waren ook niet in Gro- ningen en Drente 5 te vinden. 'Slechts eenmaal voorkomende namen vindt men /.../ relatief veel op de eilanden en in de oude steden' constateert J.A. Zwart 6 voor de provincie Friesland, maar het gaat hierbij niet altijd om 'op de rand van de uitsterving staande namen', want vele zijn als eenzame trekvogels op Schm neergestreken, terwijl daar waar de drager vandaan komt, de naam nog wel degelijk leeft. Dat geldt bijv. voor Pulna , Grüne , Kersemachers , Luijkx , Gouswaart of Woolthuis uit resp. Rusland, Duitsland, Vlaanderen, zuidelijk en oostelijk Nederland; en voor Op 't Ende , Kadijk , Wijnhold , Zaagman , US WURK XXVIII (1979), p. 83

Zigterman of Zuideveld , die o.a. in Groningen en Drente deels zeer frequent zijn. Er zijn echter ook namen met 1 drager op Schm, op wie het door Zwart over het dreigende uitsterven gezegde van toepassing is, tenminste voorzover dit het eiland betreft. Dat geldt voor Carst , Coerkamp , Conter en Jaski , alle reeds in de 18de eeuw, deels zelfs aan het begin van die eeuw, bekende achternamen op Schm 7. Carst < Christiaan is een spellingsvariant van Karst (5 x op Schm in 1947 en aldaar eveneens sedert de eerste helft van de 18de eeuw bekend 8). Coerkamp , in de 2de helft 18de eeuw Courkamp 9 gespeld, is als naam van eveneens een 'oudeilander familie' (Mellema) denkelijk van oostnederlandse origine; vgl. "oostelijke" familienamen als Coerwinkel , Coer- man e.d. en "oostelijke" toponiemen als Kuirkamp , Courkamp , Kuerkamp (17de eeuw), bij mnl. coeren , coere , "wachten", "wachter". Conter kan (deel van) een beroepsnaam zijn: zowel in de scheepvaart als in de landbouw kwamen functie-omschrijvingen met conter-/konter - < fra. contre voor. Zie bijv. het MNW s.v. contermeeste r "onderstuurman" (vgl. hedendaags duits Kon- teradmiral) en het Gron. Wb. s.v. konterboer "meesterknecht". Vgl. bovendien opper voor "opperwachtmeester" of ober voor "oberkelner". Ook werd Konterman < countryman wel eens als spotnaam voor een engelsman gebruikt (WNT ). De naam Jaski tenslotte lijkt me slavisch en een vleivorm van Johannes; de Jaski's menen zelf overigens ook oorspronkelijk uit Polen te stammen. 10 Typologisch verreweg de grootste groep binnen het materiaal van Schm vor- men, zoals reeds werd aangeduid en zoals ook wel was te verwachten, de namen met de friese uitgang -a; er is slechts één naam op -a die niet in deze groep thuishoort: Pulna , van slavische herkomst. In de 'Inleiding' van NRF-II schrijft Buitenhuis dat de friese namen op -a 13,7 % van de hele namenvoorraad van de provincie uitmaken, en door 36,43% van de bevolking worden gedragen. Op Schm telde ik 69 -a-namen, gedragen door 230 personen; dat betekent 26,85 % van de namen, 30,22 % van de bevolking en 3,33 drager per naam. Een voorlopige opmerking van K. Heeroma in 1965 11 dat het betrekkelijk hoge percentage van -a-namendragers op Schm in deze bijzonder kleine gemeente wel eens door enkele frequente exemplaren zou zijn veroorzaakt, kan worden gecorrigeerd: Schm hééft simpelweg opvallend veel -a-namen. Die a-namen zijn òf geïmporteerd òf in de loop van de laatste 250 jaar daar ontstaan, want in 1737 komen pas enkele op de Lijst van ingezetenen etc. voor. Toen was het allesoverheersende type het patroniem, gevolgd door een grote groep van aller- lei soorten beroeps- en bijnamen. De voor Schm meest karakteristieke -a-namen zijn Dobbenga , Dubblinga , Fe- nenga , Kruisinga , Teensma , Teertstra/Teerdstra , Wielema en Zeilinga . Ze zijn het zowel door hun deels lange aanwezigheid op het eiland 12 alsook vanwege zekere concentratieverschijnselen. Verder is Wiersma een "oude" naam op het eiland maar, zoals bekend, allesbehalve US WURK XXVIII (1979), p. 84 typisch voor Schm alleen. Een andere "oude" naam, Mellema , kwam op de strookjes van 1947 niet meer voor. In de meeste gevallen, ook bij die ene analogisch gevormde -stra -naam, is de aan de constructie ten grondslag liggende mansnaam goed herkenbaar: Dobbe , Dubbeld/Dubbelt , Fenne/Fenno , Teen , Teerd(e) resp. Tjeert/Tjeerd , Wiert , Melle/Mello . In 1737 en ook later nog zijn Teen en Tjeert overigens zeer gebruikelijke voornamen op het eiland. Dat in sommige gevallen bij het ontstaan, resp. kiezen van deze namen misschien ook aan toponymische elementen werd gedacht, bijv. aan dobbe , fenne of wierde , is in dit verband niet van groot belang. De ontstaansgeschiedenis van Kruisinga , Wielema en Zeilinga is mij niet bekend. Topografische motieven zouden bijv. kunnen zijn een boerderijnaam met -kruis , de waternaam wiel en een (afwaterings) zijl ; verder moet men ook wel noemen de wiel draaier, d.i. wagenmaker, en zijn juist op een eiland natuurlijk scheeps zeil en zeil maker alledaagse begrippen. Het geheel der -a-namen op Schm vertoont in 1947 typologisch en wat het geografische zwaartepunt van de verschillende namen betreft een meer dan dui- delijk fries voorkomen. De als autochtoon geldende uitgangen -sma en -stra komen verreweg het meest voor (16 resp. 19 x van de 69), het voor Groningen typische suffix -sema en enkele groninger -ema -namen brengen het samen niet verder dan 12. En wat de geografische verspreiding betreft: duidelijk in Groningen thuis zijn slechts 7 van de 69 a-namen van Schm, waaronder 5 -(s)ema -namen, zodat formele en geografische kenmerken hier in grote mate overeenstemmen: Beukema , Buikema , Diepstra , Huttenga , Ritzema , Stiekema en Wiertsema . Terzijde: "gronings" is ook de bij deze groep te constateren toename van analogievorming: afgezien van Ritse en Wierd is het moeilijk de "passende" persoonsnamen te noemen ( Boke, Boike, Hotte ?); waarschijnlijker is dus dat andere factoren bepalend voor de naamgeving zijn geweest. Voor Friesland zowel als Groningen gelden patronymische vormen op -s, -n en varianten, kortweg -s-namen genoemd, terecht als typisch. Ik telde op Schm 24 van dit soort namen, dus van het type Arends , Heikens , Zwanen enz., die werden gedragen door in totaal 46 personen, d.i. 9,34 % van alle namen, 6,04 % van alle dragers en gemiddeld 1,9 drager per naam. Het betekent aan namen duidelijk minder dan het gemiddelde van heel Friesland (= 12,30 % 13 ; groninger cijfers zijn mij niet bekend) en een vrij geringe frequentie: de "grootste" -s-namen zijn Smids met 7 en Heikens met 5 dragers; de overgrote meerderheid van deze namen is slechts 1 of 2 keer vertegenwoordigd. Afgezien van enkele uit het westen en zuiden geïmporteerde namen ( Kersemachers , Lowies , Luijkx , Schijven met name) en een paar die geografisch nauwelijks fixeerbaar zijn (zoals Davies , Engels , Kuipers , Ooms , Wiebes ) valt hier nu, in sterke tegenstelling tot de -a-namen, een meer groningse, zelfs gronings-drentse herkomst van vele namen op. Wat Groningen betreft geldt dat voor Benes , Buitjes , Elles , US WURK XXVIII (1979), p. 85

Heeres , Heikens en Onnes , wat Drente betreft voor Koops (óók frequent in Ooststellingwerf) en Wanders , wat beide provincies betreft voor Arends en Brands ; statistisch-geografisch fries-gronings is alleen Wobbes , 'fries' in deze zin de naam Smids (!). Natuurlijk geeft dit alles slechts een globale indruk en kan in ieder enkel geval de zaak best anders liggen - Wiebe en Wander bijv. zijn bij uitstek friese persoonsnamen en een voornaam als Arend is bepaald in meer dan één gewest thuis -, feit is echter dat bij bestudering van de -s-namen op Schm de te verwachten nauwe connectie met de provincie Friesland ontbreekt. Dat geldt vooral ook voor "autochtone" namen zoals Brands , Elles , Onnes , deels reeds in de 18de eeuw achternamen op Schm. Een eveneens formeel herkenbare groep vormen de namen op -ing/-ink en va- rianten, waarvan onze oostelijke gewesten het stamland zijn. Ietwat verrassend werden er van deze namen in 1947 niet minder dan 15 op Schm geregistreerd, gedragen door samen 27 personen. Er was 1 naam met 7 dragers ( Reiding ), 1 met 6 ( Smink ) en 1 met 2 ( Leeverink ). De rest was slechts 1 keer ver- tegenwoordigd. Wie nu, juist ook met het oog op het gemiddeld geringe aantal dragers per naam, een door de bank toevallige en ook wel slechts tijdelijke oostnederlandse import vermoedt, concludeert verkeerd. Want ook deze groep namen getuigt van een genealogisch-namengeografisch hechte verbinding met de nabije vaste wal, in dit geval weer met de beide noordelijke provincies. De algemeen naamkundige achtergrond van dit verschijnsel is overigens dat het "oostnederlandse" -ing/-ink -suffix ook in het aangrenzende noorden en noord- westen produktief heeft kunnen zijn (zoals de -a-namen immers ook "uitstraalden"), zodat men daar namen van dit type aantreft die vanwege hun geografische verspreiding 14 en/of hun uiterlijk "noordelijk" genoemd mogen worden. Dat geldt wat Groningen betreft voor "stad-gronings" Harings (bij de psn. Hare , eerder echter een -s-naam bij de psn. Haring ), voor Iddekinge (bij Idde met -k-verkleinsuffix), Marrink (bij Marre ) en Sinninghe (bij Sinne , Sine ); "fries" in deze zin zijn Leeverink (bij Leeuwe , Lefert + var.), Planting (analogisch bij "planten"?), Reiding (bij de psn. Reid ), Roelevink (bij Roelof ) en, wat het noorden betreft, tevens voor Smink (< Smedink ), een vorm die echter ook tamelijk sterk in Overijsel en Gelderland vertegenwoordigd is. Uit Drente lijkt Geerlinks (bij Geerlag + var.) te komen; algemeen noordoostelijk zijn Oosting (bij één van de in onbruik geraakte psn. met een op ouds. ōst "oosten" teruggaand element 15 óf, jonger, analogisch bij ndl. "oost"), verder Ubink (bij Ubo + var.), Wilmink (bij Wilhelm + var.) en Van Waning (bij de psn. Wanne , Wonne ). In de vroege middeleeuwen is echter voluit Waning reeds een psn. 16 , later (13de, 14de eeuw) kan men Waning + var. als na(a)m(en) van oostnederlandse erven aantreffen. Nogmaals: het aandeel van de -ing/-ink -groep aan de namen van Schm is opvallend, vooral ook als men tegelijk US WURK XXVIII (1979), p. 86 constateert dat twee andere groepen van voor Groningen en/of Friesland typische namen, namelijk die op -ker-/(t)jer (Duintjer etc.) en die met Sj-, Tj- in de anlaut ( Tjaberings etc.) op Schm volkomen ontbreken. Miedema heeft er in een voorlopige conclusie echter al op gewezen 17 , dat beide naamtypes wat de provincie Groningen betreft vooral in Westerwolde en de Veenkoloniën voorkomen, en Schm schijnt immers de contacten vooral met de kuststreek rondom de Lauwerszee te hebben. Een ander in Groningen opvallend vaak voorkomend type is dat op -huis , waarvan ik eerder heb kunnen berekenen 18 dat het karakteristieke meer in het aantal dragers per -huis -naam ligt dan in het aantal namen zelf. Deze namen spelen in Friesland een aanmerkelijk geringere rol en in overeenstemming daar- mee zijn van de 6 op Schm geregistreerde -huis -namen drie goed gronings, t.w. Van Bolhuis , Bulthuis en Nienhuis ; wat minder eenvoudig zijn door hun veelvuldig voorkomen Berg- en Velthuis namengeografisch thuis te brengen; Woolthuis is wel overijselse import. Tot de "zeer oude" namen van Schm zijn deze -huis -namen volgens mijn niet al te rijke bronnen kennelijk niet te rekenen; wel zijn enkele ervan relatief frequent. Berghuis komt met 8 dragers in 1947 het vaakst voor. Een formeel herkenbare groep zijn in zekere zin ook de éénsyllabige namen die, vaak uit slechts drie of vier letters bestaande, als een karakteristiek element van het noordhollands familienamenlandschap gelden 19 . Korte en zeer korte namen vindt men in een niet gering aantal ook op Schm, een verschijnsel dat men echter niet meteen als resultaat van oude en intensieve verbindingen langs de Waddenzee via visserij en scheepvaart mag interpreteren. Afgezien van zulke éénlettergrepige namen die klaarblijkelijk niet tot deze groep behoren ( Drent, Drost, Smit bijv.), zijn er verder ook namen, die bij Boekenoogen als typisch zaans geregistreerd staan (althans door hem als vertegenwoordigers van het bedoelde naamtype genoemd worden), maar elders in Nederland eveneens thuis zijn ( Blok bijv.). We bespreken de korte namen van Schm hier dan ook meer vanwege hun aantal en hun door de kortheid vaak verdoezelde betekenis dan dat er een historische binding tussen Noord-Holland en Schiermonnikoog uit te distilleren zou zijn. Voor een deel zijn de korte vormen mansnamen, voluit of verkort, en in ieder geval onverbogen: Bloem , Bol , Bos , Mos en Tromp (ook bij Boekenoogen), verder Carst en Karst (< Christiaan ), Dijk en Vos (spellings- varianten van Deik en Fos ), en wellicht Zeeff (spellingsvariant van Seef < Josef ). Uiteraard kunnen namen als Vos, Dijk, Bos, Tromp ook een andere "betekenis" hebben. Boekenoogen heeft bovendien Blok, Hof, Kok, Schut, Veen en Kuijk in zijn lijst; bij-, herkomst- en beroepsnamen zo te zien, die echter ook elders gangbaar zijn. Moeilijk verklaarbaar blijven Flik, List, Noot en Sliep . (De laatste is overigens met 8 dragers de meest frequente uit de hele groep van korte namen, gevolgd door 7 x Hof , 6 x Schut , US WURK XXVIII (1979), p. 87

5 x Karst .) Flik en Noot komen vooral in Groningen voor; de eerste in de Veenkoloniën en Westerwolde, de tweede meer op . List is tamelijk verspreid in de beide kustprovincies; Sliep is duidelijk in Friesland geconcentreerd, met name in Dokkum. Overigens werd met 'moeilijk verklaarbaar' bedoeld: voor verschillende interpretaties vatbaar. Zo kan men bijv. in Noot een psn.-element, een ingekort Noteboom + var., de vrucht noot of een bijnaam ("nood") zien. Soortgelijke, uiteindelijk slechts genealogisch te verifiëren overwegingen gelden ook voor de andere drie namen. Zoals bekend, is de meest globale typologische indeling van onze familiena- men een vierledige: benoeming naar verwantschap, naar herkomst of adres, naar ambt, functie of beroep, naar een bijzonderheid. De verwantschapsnamen zijn hier intussen al nagenoeg volledig genoemd, doordat wij in het eerste gedeelte van onze bijdrage formeel gekenmerkte types hebben besproken, waaronder de zgn. -s- en -a-namen die immers materieel helemaal of voor een groot gedeelte juist verwantschapsnamen zijn. Enkele kwamen ook bij de -ing/-ink-groep en de éénsyllabige vormen ter sprake. Rest nog te noemen Budde, Meinhardij (lat. gen. v. Meinhardus ), Renier en Wijnhold , die echter nauwelijks iets bijdragen tot het karakteristieke van het familienamenlandschap van Schm, zij het dan dat Budde en Wijnhold als meer noordelijke varianten van de Bode - en Winhold -groep onder de persoonsnamen kunnen gelden. Familienamen die hun oorsprong in een bijnaam hebben, komen ook op Schm in allerlei vormen voor. Zoals elders is hun aantal hier echter niet zo groot als over het algemeen wel wordt aangenomen: vele zgn. "bijnamen" zijn in wezen adresnamen, want afgeleid van huis-, herberg-, molen- en scheepsnamen. Ik telde op Schm 16 namen die men min of meer zonder aarzelen "bijnamen" moet noemen, waaronder enkele buitenlandse, zoals Caron (< fr. voor Charon, de doden-veerman?) en Grüne en enkele van een zeer algemeen voorkomen in Nederland zoals De Jonge , Donker , Jonkman , De Lange en De Wilde (de laatste staat reeds op de lijst van 1737). Door hun relatief hoge frequentie op Schm vallen op: Klontje (9 dragers), De Jong (8), De Jonge (7), Hooghart (6) en De Groot (5) 20 . Alleen Klontje en Hooghart blijken echter iets aparts te hebben: Klontje schijnt buiten Schm helemaal niet voor te komen, Hooghart doet dit uiterst zelden. Klontje lijkt me van oorsprong een echte bijnaam, die aan "klontje" suiker, aan fries klonte 'kluit' en gron. klont 'kluit, onhandige vent', resp. klontjen 'zeuren, prutsen, knoeien' doet denken. Hooghart kan in de oorspronkelijke situatie een bijnaam geweest zijn, gedacht moet echter ook worden aan de psn.-elementen -hô- en -hard -21 . Postma (bij Posthumus , niet zelden echter ook bij toponiemen op -post ) en Jongeling verbinden Schm namengeografisch sterker met Friesland ( Jongeling is een kernnaam in Westdongeradeel), Vos (ook psn., zie boven) meer met Groningen en Drente. Snijdood US WURK XXVIII (1979), p. 88 tenslotte, in andere spelling hier en daar ook elders in het land voorkomend, vooral in westelijk Nederland, wijst duidelijk naar de nabije friese kust: de naam is sterk geconcentreerd in Dokkum en Oostdongeradeel. Ook bij de beroepsnamen overheerst het algemene het specifieke. "Algemeen" nederlands zijn Bakker , De Boer , Brouwer , Draaijer , Drost , Faber , Jonker , Kok , Koopman , Kuipers , Meijer , Mulder , Rademaker , Smit , Verwer en Visser , namen die deels ook op Schm reeds lang thuis zijn. In 1650 was daar iemand met de achternaam Backer 22 , in 1731 een Visser 23 , in 1737 staan de namen Smid , Smidt en Koopman op de lijst, in 1753 vond ik 'Claas Jacobs Faber, alias de Smidt' (meteen een vertaling van lat. faber), in 1762 Dreier en in 1807 Meyer 24 . Onder deze namen bevinden zich ook de drie meest frequente beroepsnamen op Schm: Visser (op plaats 1 van de algemene frequentielijst van het eiland, zie boven), Faber (plaats 6) en De Boer (8). Faber is overigens, alhoewel in heel Nederland vertegenwoordigd, bepaald een voor Friesland karakteristieke naam die daar dan ook plaats 25 op de provinciale ranglijst inneemt. "Fries" in deze zin zijn ook Brouwer en de analogisch gevormde beroepsbijnamen Bijlsma , Schaafsma en Scheepstra . Ook Gardenier , in het Fries nog steeds = "tuinman", hoort tot deze groep; de naam komt vooral voor in Oost- en Westdongeradeel! Uit Groningen stammen Kruiger en met name Zaag - en Zigterman , beide van de groninger klei; en alweer aan het gebied rond de Lauwerszee denkt men uiteraard bij het horen of lezen van een naam als Toxopeus (een grieks-lat. constructie met de betekenis "boogmaker"). Van de beroepsnaam Gorter is nog te zeggen dat deze vorm in tegenstelling tot "gruiter" bepaald noord-nederlands is. Naast Faber , Gardenier en Toxopeus hebben in deze groep eveneens een onnederlandse habitus: Becherer (d.i. duits een "bekermaker"), Weber en Siljee . De laatste naam kent buiten Schm verschillende spellingsvarianten en gaat denkelijk terug op frans sellier "zadelmaker". Te noemen is in dit verband ook nog eens Conter , als wij er tenminste met onze boven gegeven verklaring niet helemaal naast zitten. Met visserij en scheepvaart hebben minder van deze beroepsnamen te doen dan men wel zou verwachten, al behoort Visser ertoe, de verreweg "grootste" naam van het eiland (8,8% van de bevolking heet zo!). Conter en Scheepstra werden reeds besproken; Anker (zeeuwse import!) is van oorsprong veel eerder een adres- dan een beroepsnaam of de verkorte beroepsnaam Ankersmid . In 1737 woonde er een Harmen Jans Veerman op het eiland, in 1947 werd de naam daar ook geregistreerd. Lootsma moet men hier met grote reserve slechts daarom noemen omdat in de vorige eeuw denkelijk hier en daar ook een loods voor deze naam heeft gekozen (W. de Vries denkt aan een loodgieter 25 ), van oorsprong echter hoort deze naam bij de psn. Lode , Loot . Blijft nog Matroos , die nu echter een zeer karakteristiek elementje vormt in het namenlandschap aan de friese US WURK XXVIII (1979), p. 89 noordkust: Matroos kwam in 1947 alleen in Friesland voor, en wel in Oostdongeradeel, op Ameland en op Schm. Een paar cijfers tenslotte nog: Ik telde 40 vertegenwoordigers van het type beroepsnaam met samen 172 dragers. Dat zijn 15,56 % van alle namen en 22,60 % van alle bewoners van Schm. Adresnamen, zoals bijv. Van der Meulen , Westerhof of Van der Plas , oor- spronkelijk dus huis- en scheeps-, boerderij- en veldnamen en afgeleid van alge- mene geografische begrippen, zijn er meer dan 30 aan te wijzen, niet meegeteld de reeds besproken namen op -ing/-ink en op -huis die immers in overgrote meerderheid van boerderijnamen zijn afgeleid, en ook niet meegeteld de adresnamen onder de namen op -a, d.w.z. Dijkstra, Kooistra, Zijlstra en aanverwanten. Exakte cijfers zijn niet te geven want zoals bekend zijn allerlei namen in meer dan een rubriek thuis. Bazuin bijv. kan zijn oorsprong hebben in een of ander uithangbord, maar er is tevens een gehucht van die naam in het drentse Zuidwolde; Medendorp bijv. kan als spellingsvariant van Middendorp adres- en/of herkomstnaam zijn, want er zijn zowel middeleeuwse boerderijnamen van het type Middendorpinge alsook recentere huis- en ge- huchtnamen Middendorp . Afgezien van enkele vrij algemeen voorkomende adresnamen zoals Oosterloo , Schuurman , Van der Werf(f) en Van der Veen - de twee laatste betrekkelijk frequent ook op Schm - zijn er opnieuw nauwe na- mengeografische verbindingen met Friesland aan te wijzen. In dit verband kan men noemen: V.d. Galien (bij Galilea, klooster(s) der Minderbroeders te Leeu- warden, resp. de daarvan afgeleide buurschapsnaam Oldegalileën 26 ; de familie- naam is met 130 van 266 dragers haast een kernnaam in Dantumadeel), verder Van der Geest (met 17 dragers de meest frequente adresnaam op Schm, no. 4 op de frequentielijst aldaar en tevens sterk in Leeuwarden en op Ameland voorkomend; kan echter ook herkomstnaam zijn, zie beneden) en bovendien Langhout , Opdam , V.d. Wey , Van der Woud en V.d. Zee . Met de provincie Groningen verbinden het eiland namen als Bouwkamp , Op 't Ende , Kalfsbeek , Kadijk en Zuideveld (de twee laatsten kunnen ook wel herkomstnamen zijn). Geen duidelijk antwoord wat de betekenis van deze namen betreft heb ik voor Van den Brander en Van Guldener . Een "brander" was o.m. een bepaald soort oorlogsschip zodat men aan een beroep of adres als naamgevend motief zou kunnen denken, maar zeer overtuigend is deze gedachte niet. En Van Guldener ? Hoort deze familienaam bij een van de talloze huis- en herbergnamen met "Gouden" of "Gulden"? Overigens is van al deze adresnamen in het register van 1737 niets te vinden; midden 18de eeuw verschijnt voor het eerst Courkamp (zie boven). Herkomstnamen, familienamen dus die met identificeerbare, localiseerbare plaatsnamen samenhangen, treft men ook op Schm veelvuldig aan. Het gaat hier tenslotte ook om een voor heel Nederland karakteristiek naamtype. Opvallend is dat, in tegenstelling tot de talrijke plaats- US WURK XXVIII (1979), p. 90 namen uit de provincie Friesland, toponiemen uit Groningen nauwelijks een rol spelen, veel minder bijv. dan drentse of zelfs namen van rondom het IJsselmeer en uit Holland. Om met de laatste te beginnen, hier kan men noemen: Van Egmond , Van Holk (een buurtschap in de gem. Nijkerk), Hollander , Van Hoorn, Kouwenhoven (o.a. gem. Nijkerk), Schokker (d.i. van Schokland; een "schokker" is echter ook een scheepstype), Wijdenes en Zantvoort (bij o.m. Zandvoort N.H. en idem in gem. Gieten). Witteveen komt meer dan eens als plaatsnaam voor, vooral in het oosten van het land. Op Drente hebben betrekking Bazuin (zie boven), Van Dalen , Drent , Eleveld (gem. Rolde), Wijker (o.m. = "van De Wijk") en Zuideveld (bij o.m. Zuidveld(e) in resp. Westerbork en Norg). Met Groningen zijn slechts in verbinding te brengen Duisterwinkel (Ezinge) 27 , Van Wieren (o.m. bij Wieren/Grootegast of Wierum/Aduard) en het reeds genoemde Zuideveld (bij Zuidveld/Vlagtwedde). Met geografische namen in Friesland kunnen worden verbonden: Bandstra (bij De Band in resp. Oost- en Wymbritseradeel en Terband/Heerenveen; de familienaam is kernnaam - 66 van 103 - in Oostdongeradeel!), Colmer (d.i. iemand van Kol- lum; de familienaam is geconcentreerd in Dokkum en Westdongeradeel), Van Dalen (o.m. in Opsterland), Van Dijken (Doniawerstal), Van der Geest (= "van Rinsumageest"; ook adresnaam, zie boven), Groendijk (eveneens adresnaam, maar er is, afgezien nog van enkele keren Groene(n)dijk als plaatsnaam elders in Nederland, ook een G. in Wonseradeel), Holwerda (bij Hol- werd/Oostdongeradeel; de familienaam is met 18 dragers no. 3 op Schm en heeft provinciaal zijn kern in Oostdongeradeel), Van Hoorn (o.m. op Ter- schelling en Texel), Joustra (bij Hiaure/Westdongeradeel of Joure/ Haskerland; minder waarschijnlijk afgeleid van Jouswier/Oostd. of Jouwswerd/ Wymbr.), Van Kooten (o.m. Achtkarspelen), Leistra (bij o.m. de waternaam Oude Leije), Lenstra (bij de rivier de Linde), Van Oostrum (o.m. in Oostdongeradeel), Stienstra (bij Stiens/Leeuwarderadeel), Veenhuizen (o.m. in Tietjerksteradeel) en niet te vergeten De Vries , met 15 dragers no. 5 op de ranglijst van Schm. Enkele namen die ogenschijnlijk tot het type herkomstnaam of misschien ook adresnaam behoren, heb ik uiteindelijk niet thuis kunnen brengen. Het zijn Van Bon (rijnl. Bonn?; de familienaam is zeer frequent in Gelderland) en Van Dee (= "van de Ee"?). De in Friesland tamelijk frequente, in Dantumadeel geconcentreerde familienaam Van Kammen werd omstreeks 1800 in Kollum door een wolkammer gevoerd 28 en is mogelijk een analogisch gevormde beroepsbijnaam. Met elkaar zijn er op Schm zo'n 40 namen die men, in de meeste gevallen met een gerust hart, in enkele gevallen met een groter of kleiner vraagteken, tot het type herkomstnaam mag rekenen. Ook hier gaat het dus om een opvallend grote groep. Een blik op de lijst van 1737 leert dat tevens dit soort namen - zowel de namen als zodanig alsook het type - van latere datum zijn. Drint , Engelsman en US WURK XXVIII (1979), p. 91

Bork [um ] zijn de enige herkomstnamen in het 256 personen met name noemende register ( Engelsman is bovendien waarschijnlijk slechts een bijnaam), verder zijn Coldewey en Ter Poorten de enige adresnamen. Op Drent/Drint na kwamen deze namen in 1947 op Schm niet meer voor. Samenvattend kan men na zo'n eerste verkenningstocht door het hedendaagse familienamenlandschap van Schiermonnikoog wel stellen dat het nauwelijks nog insulair in de zin van "gesloten" of "apart" te noemen is. Iedere gemeente of streek in Nederland heeft wel zijn Jaski's, Conters en Dubblinga's. Globaal genomen geven de namen van het eiland zoals was te verwachten een zeer noordnederlands, in het bijzonder fries beeld, al zijn de banden met de provincie Groningen eveneens zeer nauw. Daarnaast vindt men ook allerlei heterochtoon materiaal: resultaat van een vooral in het kielzog van het toerisme steeds intensiever bedreven migratie. 29

Groningen R.A. Ebeling

Noten:

1. Nederlands Repertorium van Familienamen II: Friesland, met een inleiding van H. Buitenhuis, Assen 1964. 2. Vgl., wat NRF-II betreft, o.a. W. Dolk, "Nogmaals het Repertorium van familienamen", in: It Beaken 26 (1964) 238-240, verder, meer in het algemeen, K. Heeroma, "De betrouwbaarheid van het Overijselse deel van het Nederlands Repertorium van Familienamen", in: Driem. Bladen 21 (1969) 107-120. 3. NRF-III: Groningen, met een inleiding van H.T.J. Miedema, Assen 1964. 4. Vgl. NRF-II, 15 vlgg. en J.A. Zwart, "Familienamen in Friesland", in: It Beaken 26 (1964) 229-238. 5. NRF-I: Drente, met een inleiding van P.J. Meertens, Assen 1963. 6. Zoals in noot 4, 236-237. 7. Enkele geraadpleegde bronnen: Archief Heren van Schiermonnikoog (Tjarda van Starkenborgh), beschreven door W.J. Formsma, in: Monumenta Frisica, Fryske Archyfrige Nr. 3. Lijst van ingezetenen, hun huizen, vee, schepen enz. 1737 (Rijksarchief in Friesland; arch. Heren v. Schm etc. no. 124). De Marne, Orgaan voor genealogie en geschiedenis van noord-Groningen, jg. 1970, afl. 4 en 5 (= Schm-nrs.). Louise Mellema, Het eiland Schiermonnikoog (in het verlopend tij der Historie), Drachten 1964. L. Mellema, Schiermonnikoog, Lytje pole, Haren (Gr.) 1973. US WURK XXVIII (1979), p. 92

8. Lijst van ingezetenen etc. 1737. Dit is overigens de (makkelijk te hanteren) titel die W. J. Formsma (zoals in noot 7) aan deze oorkonde heeft gegeven. Het stuk van 1737 heeft als opschrift: 'Omschrijvinge gedaen op den Eijlande en Heerlijkh. Schiermonkoogh van paarden koejen en Huisen etc: in den Jaare 1737 begonnen den 24 Januarij'. 9. De Marne 1971, 48. 10. A. Winkler Prins, Geschiedenis en beschrijving van het eiland Schiermonnikoog, Am- sterdam 1867, 89. 11. K. Heeroma, "Die friesischen Familiennamen auf -a", in: Namenforschung (= Festschrift A. Bach), Heidelberg 1965, 168-177 (173). 12. Bijv.: Dublinga (met één -b-) vóór 1730 (Archief, zoals in noot 7, 15); Zeilinga a. 1780, Wielema a. 1787 (De Marne 1970, 53). Kruizinga/Kruisinga vanaf eind 18de eeuw op Schm (De Marne 1973, 125 vlg.). 13. NRF-II, 7. 14. Vgl. o.m. kaart 7 "familienamen op -ing" in NRF-VI: Overijsel, Assen 1968, 51. Langs de groninger kust treft men percentages aan van plm. 3 % van de bevolking met een -ing -familienaam. Aan de friese kust ligt het peil echter heel wat lager. 15. J. Hartig, Die münsterländischen Rufnamen im späten Mittelalter, Köln-Graz 1967, 202. 16. W. Schlaug, Die altsächsischen Personennamen vor dem Jahre 1000, Lund-Kopenhagen 1962, 170. 17. NRF-III, 11. 18. "De familienamen op -huis in de drie noordelijke provincies (1)", in: Driem. Bladen 23 (1971) 198-206. 19. Zie J. Winkler, De Nederlandsche Geslachtsnamen [etc.], 491-492; en G.J. Boekenoogen, De Zaansche Volkstaal [etc.], CXVI vlgg. 20. De Jonge en De Groot treft men in verbinding met de familie Stachouwer reeds midden 18de eeuw op het eiland aan (De Marne 1970, 55-56). 21. W. Schlaug, Studien zu den altsächsischen Personennamen des 11. und 12. Jahrhunderts, Lund-Kopenhagen 1955, 114 en 104. 22. Archief, zoals in noot 7, 22. 23. De Marne 1970, 43 vlgg. 24. Ibid., 53. 25. W. de Vries, Friese Persoonsnamen, Drachten 1952, 131. 26. Vgl. o. m. P. Beda Verbeek O.F.M., Oud en Nieuw Galilea, z. pl. 1951, en H.M. Mensonides, Historische Wandeling door Leeuwarden, Leeuwarden z.j. [1957], 14. 27. Vgl. W. de Vries/G.S. Overdiep, Groninger Plaatsnamen, Groningen-Batavia 1946, 17. 28. Vgl. Gens Nostra 24 (1969) 234-236. 29. 'Thans [d.i. omstreeks 1938] (kan) de helft tot een derde deel der bevolking niet meer gerekend worden tot de oude eilanders.’ Vgl. Schiermonnikoog, Het eiland der Grijze Monniken, Delfzijl 1938, 73.