Proefschrift
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
UvA-DARE (Digital Academic Repository) Innovatiepolitiek: Een reconstructie van het innovatiebeleid van het ministerie van Economische Zaken van 1976 tot en met 2010 Velzing, E.-J. Publication date 2013 Document Version Final published version Link to publication Citation for published version (APA): Velzing, E-J. (2013). Innovatiepolitiek: Een reconstructie van het innovatiebeleid van het ministerie van Economische Zaken van 1976 tot en met 2010. Eburon. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:30 Sep 2021 Innovatiepolitiek Beleid is zelden het resultaat van rationele overwegingen. Dat geldt ook voor het innovatiebeleid dat het ministerie van Economische Zaken van 1976 tot en met 2010 uitvoerde. Evert-Jan Velzing reconstrueert in Innovatiepolitiek Innovatiepolitiek het innovatiebeleid dan ook vanuit drie perspectieven. Hij vult het rationele perspectief aan met een analyse over de invloed van de organisatie zelf en Een reconstructie van van de betrokken externe belanghebbenden. Innovatiepolitiek geeft de lezer het innovatiebeleid van het zodoende helder inzicht in het verloop van deze boeiende geschiedenis. ministerie van Economische Zaken Door verschillende perspectieven te hanteren zijn de ontwikkelingen beter te begrijpen en is het mogelijk om in zeven hoofdlijnen duidelijke conclusies te van 1976 tot en met 2010 trekken. Velzing concludeert dat moet worden ingezet op een permanent en gefundeerd innovatiebeleid. Met een actieve rol kan een slimme overheid een Evert-Jan Velzing aanjager van innovatie zijn. Van 2002 tot eind 2007 studeerde Evert-Jan Velzing Natuurwetenschap & Innovatiemanagement. Hij deed in Brussel onderzoek naar onderzoeks- en innovatiebeleid, werkte bij het Innovatieplatform en – na een intermezzo in t Centraal Amerika – als adviseur bij het onderzoeks- en adviesbureau Dialogic. ▼ Bij de Universiteit van Amsterdam deed hij van 2009-2013 een promotie- onderzoek naar innovatiebeleid. t t ▼ Evert-Jan Velzing Evert-Jan ▼ t t ISBN ISBN 978-90-5972-799-19789059727991 t t 9 789059 727991 Innovatiepolitiek Innovatiepolitiek Een reconstructie van het innovatiebeleid van het ministerie van Economische Zaken van 1976 tot en met 2010 ACADEMISCH PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit van Amsterdam op gezag van Rector Magnificus prof. dr. D.C. van den Boom ten overstaan van een door het college voor promoties ingestelde commissie, in het openbaar te verdedigen in de Agnietenkapel op donderdag 21 november 2013, te 14.00 uur door Evert-Jan Velzing geboren te Emmen Promotor: prof. dr. D. Jacobs Overige leden: prof. dr. W.L. Buitelaar prof. dr. B. Dankbaar prof. dr. C.M. van Praag prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan prof. dr. E.J.J. Schenk Faculteit Economie en Bedrijfskunde ISBN 978-90-5972-799-1 Uitgeverij Eburon Postbus 2867 2601 CW Delft Tel: 015 - 213 14 84 / Fax: 015 - 214 68 88 [email protected] / www.eburon.nl Omslagontwerp: Studio Hermkens, Amsterdam Dit boek is mede tot stand gekomen dankzij de steun van de Stichting voor Industriebeleid en Communicatie (SIC), het ministerie van Economische Zaken en de Universiteit van Amsterdam. ©2013 Evert-Jan Velzing. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbende(n). ©2013 Evert-Jan Velzing. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without the prior permission in writing from the proprietor(s). Voorwoord Zonder innovatie is de toekomst van bedrijven onzeker. Het is dan ook een belangrijk onderwerp in de economie en bedrijfskunde. Innovatie omvat een grote verscheidenheid aan mogelijke vernieuwingen. Het kan gaan om totaal nieuwe productconcepten, betere producten of diensten, organisatorische veranderingen of nieuwe vormen van marketing. Bedrijven proberen om zo hun concurrentiekracht te vergroten. Gezien de voorname rol van innovatie valt het mij op dat innovatiebeleid in het overheidsbeleid slechts geringe aandacht krijgt. Verkiezingsprogramma’s besteden er nauwelijks een regel aan en in Kamerdebatten komt het slechts summier aan de orde. Bovendien ziet men het verantwoordelijke ministerie niet bepaald als één van de belangrijkste departementen. Het is nochtans niet nieuw dat de minister van Economische Zaken (EZ) verantwoordelijk is voor het innovatiebeleid. Het ministerie coördineert dit beleid al sinds het begin van de jaren ’80 van de 20e eeuw en ook voor die tijd voerde EZ al beleid uit op dit terrein, dat gebeurde als onderdeel van het industriebeleid. Paul de Hen en Hans Wijers, die industriebeleid al eerder bestudeerden, maakten duidelijk dat het ministerie van EZ met wisselend succes beleid voerde op dit punt.1 Deze studies inspireerden mij om ook de innovatiepolitiek te onderzoeken: van de start omstreeks 1976 tot en met 2010, het jaar dat EZ fuseerde met het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Evenals De Hen en Wijers geef ik een overzicht over een langere periode. Ik hoop dat mijn dissertatie wordt gezien als het vervolg op hun analyse van de industriepolitiek in de periode 1930 tot 1950 en 1950 tot ongeveer 1980. Ik bouw daarbij natuurlijk voort op anderen, die evenwel focusten op kortere periodes. Het technologiebeleid van de jaren ’80 werd uitvoerig onderzocht door Jan Buijs, Asje van Dijk, Annemieke Roobeek, Johan de Bruijn en Hans Hufen.2 Delen van het EZ-beleid in de jaren ’90 werden beschreven door Ard Schilder en Adriaan Schout.3 Ik verwijs naar hen voor meer details over specifieke onderdelen van het EZ-innovatiebeleid. Dany Jacobs, tot slot, beschreef in zijn oratie in vogelvlucht het innovatiebeleid vanaf 1945 tot en met de periode van het Innovatieplatform.4 Een veel gehoorde vraag is: wat leverde het innovatiebeleid Nederland nu op? Dat is ook wat ik wilde weten. De dikke pakken evaluatierapporten konden mijn honger naar deze vraag echter niet stillen. Ze gaven geen antwoord op de vraag wat het effect is van de vele maatregelen op economisch-maatschappelijke doelen als economische groei, werkgelegenheid en de concurrentiekracht van bedrijven. Bovendien ontbrak het vaak aan heldere doelstellingen, bruikbare cijfers of zelfs überhaupt aan evaluaties. In 2012 stelde de commissie Theeuwes dan ook vast dat de gehanteerde methoden tekortschieten om uitspraken te doen over de effectiviteit 6 Innovatiepolitiek van het innovatiebeleid.5 De vraag is of er überhaupt methoden voorhanden zijn die daarin voldoende inzicht kunnen geven. Moeten we niet om te beginnen meer zicht krijgen op de overwegingen achter de beleidsontwikkelingen? Bij achtereenvolgens het Netherlands house for Education and Research (Neth-ER), het Innovatieplatform en Dialogic deed ik van 2007 tot en met 2009 mijn eerste ervaringen op met beleid om innovatie te bevorderen. Daar zag ik dat het vaak ontbreekt aan coherentie tussen beleidsadviezen, theoretische inzichten, beleidsnota’s en de daadwerkelijke maatregelen die daaruit volgen. Dat wekte bij mij interesse om meer te weten te komen over de achtergrond van het beleid. Op welke manier komt dat tot stand? Wie zijn van invloed op de besluiten die worden genomen? En wat is er daarin veranderd ten opzichte van vroeger? Ik kon mijn vragen over de Nederlandse innovatiepolitiek beantwoorden dankzij de Stichting voor Industriebeleid en Communicatie (SIC). Die probeert sinds het eind van de jaren ’90 van de 20e eeuw industrie- en innovatiebeleid op de politieke agenda te zetten. De SIC initieerde dit onderzoek, waardoor ik mij vier jaar lang kon verdiepen in het innovatiebeleid van het ministerie van EZ. In dit boek teken ik deze geschiedenis op. EZ speelde zelf ook een rol bij dit onderzoek: het maakte de start van het project mede mogelijk. Toch wel een verrassing dat men een inkijkje wilde geven in het eigen doen en laten. Midden in het proces trok EZ zich evenwel weer terug. Mijn onderzoek dreigde daardoor op losse schroeven te komen staan, maar dankzij de niet aflatende steun van de SIC en de bijdrage van de Universiteit van Amsterdam kon ik mijn werk voortzetten en volgens afspraak in de zomer van 2013 afronden. Ik heb in deze boeiende tijd veel geleerd en nieuwe inzichten opgedaan: theoretisch over hoe overheidsorganisaties werken en beleid tot stand komt, maar vooral ook praktisch over wat de realiteit is van het beleid en wat er echt in de economie gebeurt. Daarvoor wil ik mijn