PDF Printing 600
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Nieuwe en interessante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1994 (Lepidoptera) K. J. I~UISMAN& J. C. KOSTER HUISMAN. K J B J C KOSTER 1997 NEW AND INTERESTING MLCROLEPTDOPTERA FROM THE NETHERLANDS IN THE YEAR 1994 (LEPIDOPTERA) - ENT BER , AMST 57 (4) 45-65 Abstract: The eight compilation of Microlepidoptera collected in The Netlierlands covers the year 1994. Six species are recorded for the first time frorn The Nctherlands. Micropterix schaefferi (Micropterigidae) was already collected in May 1977 hut w-as not reported so far. The specimens were caught by uweeping Vaccinil~rnnï);i.tillus. One specimen of Calol~tiliasïiheriiiella (Gracillariidae) was collected in a light trap in the southwestern part of the countly. Two speci- mens of Monochroa aruntlinetella (Gelechiidae) were collected at light in tlie duries in the province of Noord-Holland. The species is cornpared with M. sï~fl~.sellaand diagnostic features are described and figured. Scrohipalpula psilella was collected in 199 1 in the very south-east of the country (Zuid-Liinburg). Cur~ocoluii~fraternella was reared from Stellaria jontanitm from Zuid-Limburg. Two specimeiis of E~tcosinacatoptrana (Tortricidae) were collected on the West Frisian Island of Terschelling. A seventh species. Eperinenia jfllciforrnis (Epenneniidae), also new for The Netherlands, was nientioiied from Eindhoven by Scholz (1996). The differences in the external characters and male and female geiiitalia of Lita solutella and L. sexpuactella are discussed. K. J. Huisinan. Patrijzetilaan 4, 8091 BK Wezep. J. C. Koster. Van Brederodestraat 53, 1759 VG Callantsoog de leden \an de sectie Snellen Maar ook van buiten die Inleiding kring woiden in toenemende mate gegevens aangeleveid De namen ban de waarnemers volgen hieronder In eiike- Het achtste verslag over in Nederland waarge- ie gevallen hebben WIJ gebruik kunnen maken van het ge- nomen Microlepidoptera handelt in hoofdzaak gevensbestand van de Stichting Tiriea. Tevens danken wij over het jaar 1994. Waar nodig zijn ook oude- de heren W. Biesenbaum, Velbert-Langenberg. Duits- land. 0. Karsholt, Kopeiihageti, Denemarken en Dr S. Y. re gegevens opgenomen. Sinev. St. Petersburg, Rusland voor het verrichten van Voor de nomenclatuur is in vrijwel alle ge- enige determinaties enlof het beschikbaar stellen van ma- vallen gebruik gemaakt van de naamlijst van teriaal. Ook diverse leden van de sectie Snellen hebben Schnack (1985). Indien namen in de lijst van ons niet advies terzijde gestaan. te weten de heren Gielis. M. G. M. Jansen. van Nieukerken, Romeijn en van der Lempke (1976) daar van afwijken, worden de- Wolf. ze als synoniemen weergegeven. Waarnemers: B. van Aartsen. 't Harde (BvA); G. De vindplaatsen zijn per provincie gerang- Bergsma. Appelscha (GB); L. Bot, Formerum (LB): L. J. schikt. Indien het aantal exemplaren niet van Deventer. Drunen (LD): D. Doornheijn. Nieuwe- wordt vermeld, betreft de vangst slechts één Tonge (DD): G. J. Flint (t)(GF): Deventer; F. J. Groerieri. Luyksgestel (FG); K. J. Huisman. Wezep (KH): M. Jan- exemplaar. De verantwoordelijkheid voor de sen. Hoogeveen (MJ): M. G. M. Jansen. Lienden IMGJ): determinaties ligt in beginsel bij de inzenders; I. A. Kaijadoe, Oegstgeest (IAK); J. C. Koster, Callants- waar nodig en voor zover mogelijk is een en oog (JCK): J. A. W. Lucas. Rotterdam (L):C. Naves, ander ook door de auteurs bekeken. Drempt (CN); A. van Rarideii. Oosterwolde (AvR); P. J. Rooij. Brielle (PR): T. Rutten. Venray (TR): A. Schreurs. Kerkrade (AS): J. W. Sinnema. Hemrik (SS); R. de Vos. Provincies: Fr - Friesland: Gr - Groningen: Dr - Drenthe; Zaandam (RV): J. van Vuure. Kortgene (JV); J. B. Wol- OV - Overijssel: F1 - Flevoland; Gld - Gelderland: U - schrijn, Twello (JW); P. J. Zumkehr. Midsland, Terschel- Utrecht; NH - Noord-Holland; ZH - Zuid-Holland: Z - ling (PJZ). Zeeland: NB - Noord-Brabant; L - Limburg. Collecties: RMNH - Nationaal Natuurhistorisch Mu- Al diegenen die gegevens voor deze jaarlijst hebben ver- seum, Leiden; ZMA - Instituut voor Systematiek en strekt, willen wij van harte bedanken voor hun medewer- Populatiebiologie (Zoölogisch Museum). Anisterdam. king. Dit betreft in de eerste plaats het overgrote deel van Fig. 1. Mici.oj~tei-i.x-,schaeffei-i. Fig. 2. Cnlnprilin suhei-irzella. Micropterigidae voerig door Heath (1 975) behandeld: de vlin- der staat sindsdien te boek als M. sclzaeferi. Micropterix turzbergella (Fabricius) Het dier onderscheidt zich van de andere in Nederland voorkomende soorten van het ge- Eén exemplaar van Micropterix turzber.gella slacht Micropter.ix door de langgerekte gou- werd op 3 mei 1994 door C. Naves op de stam den streep, die loopt van de basis tot halver- van haagbeuk (Car-pirzus betulus L.) aange- wege de binnenrand van de voorvleugel. Ook troffen in het Heekenbroek te Hoog Keppel van deze soort is van de eerste stadia niets be- (Gelderland). De soort was van slechts van kend. vijf plaatsen in Zuid-Limburg en uit de De vlinder komt wijdverspreid over grote Bijvank bekend (Kuchlein, 1993). De soorten delen van Europa voor en is van de volgende van deze familie zijn stuifmeeleters. Ze voe- landen bekend: België, Denemarken, Duits- den zich met het stuifmeel van de bloemen land. Frankrijk. Hongarije. voormalig Joego- van eik (Quercus sp.) en gewone esdoorn slavië, Oostenrijk, Polen. Tsjechië en Zwitser- (Acer /~seudoplntarzu.s.L.) (Heath. 1976). Mi- land (Heath, 1975). cropterix tlzunbergella werd echter door de tweede auteur ook uit naaldhout geklopt. Van Heliozelidae deze soort zijn de eerste stadia onbekend. Micropterix schnefferi Heath. nieuw voor de Anfispiln nzetalella (Denis & Schiffermuller) fauna (fig. 1) In juli 1993 werden er te Twello (Gelderland) Op 7 mei 1977 werden te Zeddam (Gelder- door J. B. Wolschrijn twee bladmijnen aange- land) door B. van Aartsen 12 exemplaren van troffen op gele kornoel-ie (Cornw Inas L.), die Micropterix scl~aefferigesleept van bloeiende binnenshuis in 1994 twee vlinders van Anti- blauwe bosbes (Vacciniunz nz~rtillusL.). Van spila nletalella opleverden. Buiten Zuid- deze serie bevindt zich één exemplaar in col- Limburg waren tot nu toe maar vier vindplaat- lectie Wolschrijn en één exemplaar in collec- sen uit ons land bekend (Huisman & Koster, tie van het museum in Leiden. Hoewel de vlin- 1994). der al enige tijd geleden in ons land gevangen De rups mineert in juli en augustus in de is en de juiste determinatie in kleine kring be- bladeren van rode kornoelje (Cor.nus sntzgui- kend was, is er nog nooit iets over de vondst nea L.) en gele kornoel-je. gepubliceerd. De nomenclatorische warwinkel rond deze reeds lange tijd onder de naam Micropterix nmrnanella bekend staande soort wordt uit- Fig. 3-5. Genitaliën. 3-4. Caloptilin suberitzelln (3. d: 4. P): 5-6. Monochron urutzdinetella (5. d; 6, Q ); 7-8. Monoclzron s~~ffusella(7. d : 8, P ). Gracillariidae handhaven (0. Karsholt, persoonlijke mede- deling). Ze is onder andere ook bekend van Zuid-Duitsland (Beieren), Zwitserland en Caloptilia stlberinellc~(Tengström). nieuw Oostenrijk (Pröse, 1987; Kuznetsov, 1990; voor de fauna (fig. 2-4) Huemer & Tarmann. 1993). De iups leeft op Op 31 augustus 1983 werd door de eerste au- berk (Betula sp.), aanlankelijk als bladmi- teur één vrouwtje van Caloptilia suberinella neerder en later in een opgerold blad (Kuz- aangetroffen in de lichtval die stond opgesteld netsov. 1990). in Melissant (Zuid-Holla~ld).De determinatie werd bevestigd door O. Karsholt (Museum Ph~llono~ycteranderidae (W.Fletcher) Kopenhagen). De grondkleur van de voorvleugel van deze Waarnemingen. Gld: Winterswijk, Wooldse veen. soort (fig. 2) is een combinatie van vuilwit en l.ix.1993. mijnen, die op v.1994 k 60 vlindertjes lever- den. JW. L: Schinveld, 30.ix.1994. een 20-tal vouwmij- lichtbruin met een aantal donkerbruine vlek- nen op berk. waaruit in februari 1995 15 exernplareii ver- ken, die diagonaal op elkaar aansluiten en zo schenen. AS. de voorvleugel een wat geblokt uiterlijk ge- ven. De soort lijkt nog het meest op een don- Phyllotzorycter anderidue kan het beste wor- ker, sterk getekend exemplaar van Caloptilia den gevonden door in juli e11 in de herfst op populetorum (Zeller). Exemplaren met licht- vochtige heidevelden gericht naar de vouw- bruine voorvleugels zijn nauwelijks te onder- mijnen te zoeken op zaailingen van berk. Ook scheiden van deze soort. In het algemeen is de de bladmijnen te Schinveld werden gevonden tekening bij C. populetorum echter beperkt tot op kleine berkjes, die groeiden tussen struik- enkele vlekjes langs de voorrand en langs de heide (Calluna vulgaris (L.) Hull) in een binnenrand, terwijl bij de meeste exemplaren vochtig heideterrein. Voor het onderscheid van C. suberinella de vlekken een donker van deze soort en Phyllonorycter- ulrnifoliella blokpatroon geven, met name langs de bin- (Hubner), de andere en veel algemenere soort nenrand. op berk. wordt verwezen naar Van Nieuker- Bij het mannelijk genitaal (fig. 3) zijn de ken et al. (1993). Nieuw voor Limburg. meest opvallende verschillen de verlengde saccus met verdikt uiteinde en de lange aede- Bucculatricidae agus, die over bijna de gehele lengte voorzien is van cornuti. Bij Caloptilia populetorunz is de saccus niet verlengd en is de aedeagus Bucculatrix der?zaryelln (Duponchel) hooguit voor de helft van de lengte voorzien van cornuti. Bij het vrouwelijke genitaal (fig. Op 12 juni 1994 werd te Vlodrop-Station 4) is de lengte van de ductus bursae ongeveer (Limburg) door A. Schreurs één exemplaar drie maal die van het corpus bursae. De ductus van Bucculatrix demanella geklopt van berk. bursae is in het midden spoelvormig vei-breed De soort is voor het eerst voor ons land vast- en gaat vervolgens over in een zeer nauw ge- gesteld in 1983 aan de hand van mijnen op deelte dat uitmondt in het corpus bursae. Bij berk te Santpoort (Gielis et al., 1985). Nadien C. populetorum is de ductus bursae ongeveer is zij in nog vier andere provincies aangetrof- tweemaal zo lang als het corpus bursae en is fen (Kuchlein 1993), waarbij het steeds vond- zij juist een weinig verbreed direkt voor de sten van bladmijnen betrof.