Jacob Van Campen Als Schilder Door P

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Jacob Van Campen Als Schilder Door P SOLON — EEN VAN DE VIER FIGUREN DER WETGEVERS, DOOR PROF. R. N. ROLAND HOLST ONTWORPEN IN MARMER - ZAAL VAN DEN HOOGEN RAAD TE 'S GRAVENHAGE JACOB VAN CAMPEN ALS SCHILDER DOOR P. T. A. SWILLENS ACOB VAN CAMPEN wordt vrijwel algemeen als een van de grootste zoo niet als de allergrootste onder de Nederlandsche bouwmeesters be- schouwd. Dien roem heeft hij ongetwijfeld te danken aan een van zijn merkwaardigste en meest grootsche scheppingen, het Amsterdamsene Jstadhuis, een monument dat van den genialen geest van zijn ontwerper duidelijk getuigt. De bewondering van de tijdgenooten voor dit bouwwerk groeide al naar mate het oprees. Nog ten deele gereed, vermocht het reeds onzen grootsten dichter te inspireeren tot het schrijven van een zijner schoonste verzen. Doch op de vleugelen van Vondels hoog-op en breed-uit- wiekende inspiratie werd de bouwmeester niet meegedragen. Het is op- merkelijk, dat ook geen andere dichters uit Van Campens zeer uitgebreiden vriendenkring zich gedrongen hebben gevoeld, om zijn leven te bezingen. Slechts weinig berichten over hem hebben zij ons nagelaten, die echter — hoe sumier zij overigens ook zijn — allen spreken van Van Campens vermaard- heid als schilder. En juist in die kwaliteit kennen wij hem nauwelijks meer. In het register van het Haarlemsche St. Lucasgilde staat Van Campen onder het jaar 1614 als schilder ingeschreven. Het is het oudste be- richt, dat wij over den kunstenaar vermeld vinden. Hij was toen 19 jaren oud. Reeds in 1621 wordt hij door Samuel Ampsing vermeld onder ,,de vermaarde schilders", die toen in Haarlem woonden. Weinig tijds later heet hij bij Pieter Soutman ,,den wijd-beroemden schilder". Het is wederom Ampsing, die in 1628 oordeelt, dat „van Campen de kroon van alle schilders strijkt". Schrevelius noemt hem in datzelfde jaar „den kunstrijken schilder". Salomon de Bray, die Van Campen het eerst als bouwmeester vermeldt, kent hem ook als „den verwonderlijken en dapperen schilder". In een brief van Johan Brosterhuijsen aan Huijgens, uit 1632, heet hij „un bon peintre". In 1648 schrijft Petrus Scriverius over Van Campen als „den nobelen schilder, die alle anderen overtreft". Vondel, Huijgens, Casper Barleus e.a. hebben „den schilder van Campen" in hun verzen bezongen. Houbraken schrijft in 1721, dat „van Campens penceelkonst bestont in beelden en historiën, meest levensgroot en zijn wijze van schilderen geleek naar die van J. van Bronck- horst en Jan Bijlert...." Jacob Campo Weijerman verplaatst ons in 1729 voor een van Van Campens schilderijen, „een harderin". Wellicht zal er in deze woordenpraal eenige overdrijving schuilen, doch dat neemt het feit niet weg, dat Van Campens lof redenaars zijn schilderijen hebben gekend en bewonderd, althans moet er reeds in die jaren een zekere Elsevier's XCVI No. 5 21 2Q0 JACOB VAN CAMPEN ALS SCHILDER Q roep van zijn uitgegaan en tot onze auteurs zijn doorgedrongen. Het zijn zeker niet de twee schilderijen geweest, die wij heden nog van Van Campen bewaren, want die kunnen zij nauwelijks gekend hebben. Het moeten de tafereelen geweest zijn met ,,beelden en historiën" waarover Houbraken schrijft en die wij herhaaldelijk in oude inventarissen en veilings-catalogi als door Van Campen geschilderd, vermeld vinden. Uit het bovenstaande is ons duidelijk geworden, dat Van Campen in zijn jeugd als schilder en niet als bouwmeester is opgeleid. Wie of in de edele schilderkunst zijn leermeester is geweest, wordt echter niet zoo concreet gezegd. Baldinucci beweert dat Van Campen bij Rubens heeft geleerd. Een veel later berichtgever, Nagler, noemt als zoodanig Rubens en Bronkhorst en vertelt verder over van Campen, dat hij de schilderkunst „betrieb abef stets nur als Dilettant und verschenkte seine Gemalde, die in Rubens Weise gefertigt, aber minder glanzend im Colorite sind, nur an seine Freunde". Deze berichten zijn echter niet voldoende betrouwbaar en duidelijk, om een of meer van de genoemde kunstenaars met zekerheid als Van Campens leermeesters aan te wijzen. Er zijn evenwel aanteekeningen, die de waarschijnlijkheid van een leerlingschap bij Rubens eenigszins kunnen vergrooten. Alvorens deze nader te ontwikkelen, moeten wij de aandacht vestigen op een notitie in het Haarlemsche Gildeboek van het jaar 1637, waarin vermeld wordt, dat Mr. Frans Pietersz. de Grebber een boete van vijftien gulden wordt opgelegd (voor het houden van een loterij), doch „dien tot den naesten te laten be- rusten, en hem teegens den naesten te daghen, om alhier ter kamere komen aangeven alle sijn niet aangegeven ende noch onbetaalde discipelen als van Pieter Lelij, Van Campen, van Hemert, van Dinckel, een van Hoorn en een van Amsterdam Mendos geheeten". Wij moeten aannemen, dat „van Campen" geen andere kan zijn dan onze Jacob van Campen, omdat een tweede schilder van dien naam niet bekend is. Er zou bezwaar te maken zijn, dat eerst in 1637 de Grebber tot betalen wordt aangemaand voor een leerling, die ongeveer tusschen 1608 en 1614 op zijn werkplaats heeft verkeerd. Uit genoemde notulen blijkt echter, dat de Grebber herhaalde- lijk geschillen had met de dekens van het gilde, omdat hij nalatig bleef het „leerlingsgeld" te voldoen. In 1640 betaalde hij voor niet minder dan zestien leerlingen tegelijk, waarbij ongetwijfeld ook eenige vroegere posten zullen zijn vereffend. In hoeverre er een familie-verwantschap bestond tusschen de Grebber en Jacob van Campens moeder, die een afstammelinge was van Diewer de Grebber, genaamd Berents uit Haarlem, heb ik niet kunnen onderzoeken. Zeker is, dat Frans de Grebber in 1606 reeds in relatie stond met Pieter van Campen, Jacobs vader. Pieter van Campen was in die jaren regent van het Oude-Mannenhuis (thans Frans Hals-museum) te Haarlem en in die kwaliteit administreerde hij den bouw van dat gesticht. Ten behoeve daarvan ver- • JACOB VAN CAMPEN ALS SCHILDER 291 richtte de Grebber eenige werkzaamheden, waarvoor hij van Piet er van Campen L. 58,— kreeg uitbetaald. Nog eenige malen nadien heeft hij uit dezelfde handen betalingen ontvangen. Jacob van Campen en Frans de Grebber hebben in latere jaren, zeker tot 1648, veel samengewerkt. Dat Jacob van Campen door de relaties, die zijn vader met de Grebber had, op diens werkplaats is terechtgekomen, is zeer wel mogelijk. Naar gewoonte dier tijden gingen de jongens reeds op 14- a 15-jarigen leeftijd naar het atelier en kan dus Jacob — die in 1595 is geboren — omstreeks 1610 bij de Grebber zijn gekomen. Jacobs vader overleed in 1615, dus heeft hij het meester- worden van zijn zoon nog beleefd. Waarschijnlijk is de Grebber ook na het overlijden van Pieter van Campen, den raadsman van zijn zoon gebleven en is Jacob door zijn zorgen met Rubens in kennis gekomen. Immers, wij weten dat de Grebber met den Vlaamschen meester zeer bevriend was. In 1618 waren beide mannen in drukke correspondentie met elkander inzake een ruilhandel tusschen Rubens en den Engelschen gezant te 's Gravenhage, Lord Dudley Carlton. In een brief aan den gezant noemt Rubens de Grebber „een eerbare en achtenswaardige man op wiens rechtschapenheid men zich verlaten kan". In dezelfde jaren was ook een familie-lid van Jacob van Campen in brief- wisseling met Rubens en wel zijn nicht Anna Roemers Visscher. Wij kennen een gravure van Lucas Vorsterman naar een schilderij van Rubens, voor- stellende ,,De kuische Suzanna", voorzien van een opdracht aan Anna. Ver- moedelijk is deze gravure gemaakt naar het schilderij, waarover Rubens in een brief van 3 November 1618 aan den gezant schrijft. Reeds eerder had Rubens eenzelfde hoffelijk gebaar aan Anna betoond, door een gravure van Michael Lasne, waarin hetzelfde onderwerp in eenigzins andere bewerking, wordt gegeven. Tot dank voor al deze vriendelijke onderscheidingen zond Anna „Aen de vermaerde Constrijcke Petrus Paulus Rubens, doe ie nae sijn werek schilderde, Anno 1621", een aardig vers, waaruit blijkt dat het origi- neele schilderstuk in haar bezit was. Uit den vertrouwelij ken toon, die vooral uit het slotvers klinkt, zijn wij geneigd te besluiten, dat Anna met Rubens en Isabella Brandt zeer innige relatie's onderhield. Ook Jacob van Campen is de eer te beurt gevallen een prent naar een schilderij van Rubens, een „Slapende Diana met haar nymphen, door saters bespied", aan zich te zien opgedragen. Wel niet door den meester zelf, doch door Van Campens stadgenoot Pieter Soutman, die inderdaad een leerling van Rubens is geweest. Dit schilderij van Rubens versiert thans het museum te München en moet omstreeks 1615—'16 ontstaan zijn, de gravure waar- schijnlijk in de jaren 1618—'20. Door al deze aanteekeningen wordt een leerlingschap van Van Campen bij Rubens wel niet bewezen, maar toch maken zij een relatie tusschen beide mannen wel zeer waarschijnlijk. Het streven en werken van Van Campen 2Q2 JACOB VAN CAMPEN ALS SCHILDER Q nauwkeuriger volgend, leidt al spoedig tot de ontdekking van eenige para- lellen met Rubens' idealen en wordt een artistiek-geestelijke verwantschap onmiskenbaar. Wij mogen gerustelijk aannemen, dat Van Campen, zoo hij dan niet direct leerling van Rubens is geweest, toch menige blik vol bewonde- ring naar de kunst van den Vlaamschen meester heeft geworpen. Trouwens, de kunstzinnige kring om Van Campen telde vele enthousiaste bewonderaars van Rubens. Het waren niet alleen Anna Roemers en Frans de Grebber/) maar ook Vondel en Huijgens. Vondel noemde Rubens „de glori der penceelen onzer eeuwe", bij Huijgens heet hij „een der wonderen van deze wereld.... den Apelles bij uitnemendheid". Evenals Rubens en zoovele andere groote kunstenaars, heeft Jacob van Campen een reis naar Italië, wellicht ook door Frankrijk, gemaakt. Over die tocht zijn de berichten al even schaarsch. Welke steden hij daar heeft bezocht en wat hij daar heeft uitgevoerd, wordt nergens — zelfs niet ten naastenbij — beschreven. Arnold Houbraken is de eerste auteur geweest, die — in 1721 — van die Italiaansche reis van Van Campen gewag maakt. Hij lanceert daarbij het bekende verhaaltje van de waarzegster, die aan Van Campen voorspelde, dat hij als schilder ging, maar als bouwmeester zou terugkeeren.
Recommended publications
  • Scahier 74 Classicisme: Vredestempel, Prinsenhof, Haarlem
    74 JAARGANG 23 n SEPTEMBER 2008 ClassicismeSC74.indd 2-3 14-9-2008 18:28:18 Vr e d e s ahier tempel PDF-versie Haarlem jaargang 23 1648 nummer 74 n september 2008 Classicisme verklaard aan de SCahier is sinds septem- ber 1985 een ongeregeld hand van een fietsenhok verschijnend schrift met essays, achtergronden, In 1648 werd in Haarlem op het Prinsenhof meningen en feiten over een Vredestempel gebouwd in een voor die tijd architectuur. Het is bedoeld uiterst moderne bouwstijl: het classicisme. Zo'n om de relaties van Ar- Vredestempel veertig jaar geleden werd dit vergeten prieeltje nog chitext op de hoogte te Sinds 1648 staat op het Haarlemse gebruikt als fietsenhok. houden over de fondslijst, Prinsenhof een ‘tempeltje’ gewijd Dit SCahier beschrijft uitvoerig de achtergronden de architectuurreizen en aan de Vrede van Munster. De van dit kleine bouwkundige sieraad. En passant Architectuurradio. achtergronden van een classicistisch wordt zo geschetst wat classicisme is en hoe het unicum. in de Republiek der Nederlanden ingang vond. Uitgeverij Architext Dat dit verhaal een sterk Haarlems karakter Klein Heiligland 91 Eerder verschenen: draagt, is niet toevallig: Haarlemmers speelden 2011 EE Haarlem SCahier 73 PDF over Retranchement (22 pagina’s), een vooraanstaande rol bij de introductie van e-post: [email protected] te importeren via www.architext.nl. de beginselen van de klassieke oudheid in het www.architext.nl bouwen. eindredactie: Ids Haagsma Inhoud: vormgeving: de IJsgarage s Haarlem Rob van Westreenen De tijd – pagina 5 © 2008 s Architext De plek – pagina 6 De maker (1) – pagina 11 De stijl – pagina 17 De Maker (2) – pagina 23 Het binnen – pagina 28 Rechts: de Vredestempel als fietsenhok, in de vorige jaren zestig.
    [Show full text]
  • 2000 Jaargang 99
    Robert Hook Hollandd ean : Dutch influenc architecturs hi n eo e Alison Stoesser-Johnston The use of these publications by English architects and arti- Introductie)!! sans and the design of Wollaton Hall were not based on any Dutch classicism was a recent arrival in England when first-hand personal impressio f classicisno Italymn i . Thid ha s Robert Hooke made his first architectural designs in the late emergence th waio t r fo t f Inigeo o Jone s architectsa visis Hi . t 1660s. 'e constructioPrioth o t r f Hugo n h May's Eltham to Italy in 1613-'14 in the entourage of Thomas Howard, 2nd Lodg 1663-'64n i e e firsth , t exampl f Dutceo h classicisn mi Earl of Arundel, his close interest in Roman antiquities and England, classical elements straight from Italy and via Flan- intimate knowledge of Palladio's drawings are most ders had been used in English architecture for nearly a hund- dramatically exemplifie Banquetins hi n di g Hous f 1619-22eo . red years. Initially these had been mainly of a decorative na- Not only, however, has Jones here used Palladian "vocabulary" ture but vvith the construction of Inigo Jones' Banqueting 7 but hè has combined it with the application of Scamozzian House (1619-'21) there was a dramatic change in the way orders, the Composite being superimposed on the lonic. This classicism was adapted to English architecture. Jones drew combination of Palladian elements with Scamozzian also on the examples of Palladio and Scamozzi in his architecture influence beginninge th d f Dutcso h classicism.8 Jones' design using both Palladio's treatise, / quattro libri, personal know- was not only a major innovation in England but it also inspired ledge of his architecture and, in the case of Scamozzi, per- Jaco n Campe s va bfirs hi tn i narchitectura l commission i n sonal contact e applieH .
    [Show full text]
  • Werkstuk Charles Julien; Oranjezaal Van Het Paleis Huis
    Voor mijn vader i de inleiding 2 ii de hoofdpersonen 7 iii de meesters 11 Jacob van Campen 11 Constantijn Huygens 11 Salomon de Bray 12 Thomas Willeboirts Bosschaert 12 Jacob Jordaens 13 Adriaen Hanneman 13 Theodoor van Thulden 14 Caesar Pietersz. van Everdingen 14 Jan Lievens 15 Christiaen Gillisz. van Couwenbergh 16 de inhoud Gonzales Coques 16 Pieter de Grebber 17 Gerard Hermansz. van Honthorst 18 Pieter Claesz Soutman vi de werken 21 noordwand 22 Frederik Hendrik als heerser over de zeeën. 25 Deel van de triomfstoet met meegevoerd goud en zilver. 27 De Nederlandse maagd biedt Frederik Hendrik het opperbevel aan. 29 Deel van de triomfstoet met offerstier. 31 Dit boek werd speciaal vervaardigd in opdracht van Deel van de triomfstoet met olifant en schilderijen. 33 Simone Rijs voor het vak kunstbeschouwing van de Fontys Hogeschool voor de Kunsten te Tilburg Frederik Hendrik ontvangt de survivantie. 35 Deel van de triomfstoet met geschenken uit de Oost en de West. 37 december mmxii oostwand 39 Vormgeving Charles Julien Frederik Hendrik als triomfator. 41 Drukwerk Reclameland.nl Frederik Hendriks standvastigheid. 43 Bij het samenstellen van dit boek heb ik gebruik gemaakt van de informatie die te vinden is op internet en in boe- Deel van de triomfstoet. Amalia met haar dochters als toeschouwers van de triomf 45 ken/publikaties zoals aangegeven achterin het boek. Frederik Hendrik als krijgsman die het water beheerst. 47 De meeste van de gebruikte afbeeldingen komen uit het Allegorie op de tijd. 49 publiek domein van sites als wikipedia, maar ook van het Rijksmuseum, het archief van het RKD te ‘s Gravenhage zuidwand 51 en de KB te ‘s Gravenhage Alle mij bekende bronnen zijn vermeld.
    [Show full text]
  • 246 BOEKBESPREKING Jacob Van Campen, Schilder En Bouwmeester
    BOEKBESPREKING for a forecourt. He also, to an extent that is hard to define, designed architecture for these patrons, and he must have served them much as Daniel Marot served their successors Jacob van Campen, schilder en bouwmeester 1595-1657. two generations later-designing and directing the execu- By P. T. A. Swillens. 302 pp. (19 figs.) Assen. tion of complex schemes of decoration and able to turn his hand to architecture as well. It was through his know- Ten years after Hendrik de Keyser's death in 1621 his ledge of architecture, however, that he first came to work colleague in the City Works of Amsterdam, the chief master for the Stadholder's circle (the Mauritshuis and Huygens' mason Cornelis Danckerts, published the first monograph house were mentioned by Anslo as early as 1648 as bearing on a Dutch architect, his Architectura moderna. Not all De witness to his architectural skill) and Huygens' resounding Keyser's works are included, but the picture that it gives and repeated praise was almost exclusively for his architec- is balanced, and it perceptively lays stress, even in its title, tural achievements: he was the 'vindicator of Vitruvius'. on a change in Dutch architecture which was heralded in it was he who 'admonished Gothic curly foolery with the De Keyser's works. The Haarlem painter and architect stately Roman, and drove old Heresy away before older Salomon de Bray wrote in the introduction: 'Our present Truth'. flourishing age, in which we see the true [i.e. Roman] Within three years of his first contact with the Stad- architecture as resurrected, gives the same to us so libe- holder's circle Van Campen was working for the city rally..
    [Show full text]
  • Palladio, a Model for the Architecture of Classical Europe
    Architectural Styles Palladio, a model for the architecture of classical Europe Jean POTEL ABSTRACT Beginning in the sixteenth century, European architecture—in the same manner as painting, sculpture, and more broadly all forms of artistic expression—fell into tune with an Italian art that had already been renewing itself for nearly a century on ancient models. While the Rome of Julius II (pontiff from 1503 to 1513) and his successors drew the attention of the majority of nations, such as the Holy Roman Empire and Spain, others such as England, the United Provinces, and more discreetly France were enthusiastic about the work of the Vicentine Andrea Palladio (1508-1580). While the productions of this contemporary of the painter Veronese were mostly limited to the secondary artistic centers of the continental territories of the Republic of Venice (modern-day Veneto), they were behind an architectural movement unique to the Old World, one that took its creator’s name and thereby attesting to the incredible success of his manner: Palladianism. Jacob van Campen (1595-1657), home of count Jean-Maurice de Nassau-Siegen, known as Mauritshuis, The Hague (the Netherlands), 1633-1644. Source : Wikimedia Commons. The Origins of Palladianism Born in Padua and long active in Vicenza, two cities dominated by Venice, Pietro della Gondola (1508-1580) had an exceptional career. A mason by formation, he befriended the humanists Giorgio Trissino (1478-1550), who renamed him Palladio, and Daniele Barbaro (1514-70), whom he assisted in the latter’s commented translation of Vitruvius’s treatise on Latin architecture (1556), two encounters that were behind the extraordinary esthetic and conceptual revolution of his art.
    [Show full text]
  • DANIEL STALPAERT DOOR A. W. WEISSMAN. LS Dr. GEORG
    DANIEL STALPAERT DOOR A. W. WEISSMAN. LS Dr. GEORG GALLAND in zijn "Geschichte der Holl?n- dischen Baukunst", welke in 18go verscheen, JACOB VAN CAMPEN en zijn werken bespreekt, dan zegt hij, aan het Stadhuis van Amsterdam gekomen: "Verschwie- gen darf nicht werden, dass die Gleichmdssigkeit der architektonischen Gestaltung, mit welcher dieser viel- gefeierte Zeitgenosse REMBRANDTS seine Kiinstlerphan- tasie kompromittiert hat, doch nicht durch das Vorbild der Antike entschuldbar ist. Und welche tüchtigen Mitarbeiter kamen dabei der Schöpfung zu gute: DANIEL STALPAERT, BOSBOOM und der unvergleichliche ARTUS QUELLINUS." Het ongunstig oordeel over "'s Werelds Achtste Wonder" hetwelk de Duitsche schrijver hier velt, is door anderen, een kwart eeuw geleden, vaak herhaald. Tegenwoordig erkent men algemeen, dat de beoordeelaars van toen geen juisten maatstaf hebben aangelegd. Ook het oordeel over de medewerkers van VAN CAMPEN, DANIEL STALPAERT en SYMON BOSBOOM, eischt herziening. In dit tiidschrift heb ik vroeger reeds uit de stukken aangetoond, dat niet aan SYMON BOSBOOM, die een onbeteekenend 66 man is geweest, maar aan zijn voorganger als stadssteenhouwer, de geniale WILLEM DE KEYSER, de eer toekomt VAN CAMPENS rechterhand bij de uitvoering van het Stadhuis geweest te zijn. Dat ook DANIEL STALPAERT ver boven zijn waarde door tijdgenoot en nageslacht is geschat hoop ik in de volgende regelen te bewijzen. Omstreeks 1560 woonde te Brussel een tapijtwerker JEREMYAS STALPAERT, die later naar Delft verhuisde, waar hij in 1623 nog woonachtig was. Immers in een acte, den 29 December 1623 verleden voor den notaris ADRIAEN RI JSHOECh, verklaart: "JEREMYAS STALPERT, tapitserijwercker, te out te sijn, omme sijn hantwerck meer te connen verrichten." JEREMYAS STALPAERT had een zoon PIETER, die in 1599 te Amsterdam woonde.
    [Show full text]
  • POWER of the PORTRAIT: Production, Consumption and Display of Portraits of Amalia Van Solms in the Dutch Republic
    POWER OF THE PORTRAIT: Production, Consumption and Display of Portraits of Amalia van Solms In the Dutch Republic by Saskia Beranek B.A., Pennsylvania State University, 2001 M.A., Duke University, 2003 Submitted to the Graduate Faculty of The Kenneth P. Dietrich School of Arts and Sciences in partial fulfillment of the requirements for the degree of Doctor of Philosophy University of Pittsburgh 2013 UNIVERSITY OF PITTSBURGH Kenneth P. Dietrich School of Arts and Sciences This dissertation was presented by Saskia Beranek It was defended on March 29, 2013 and approved by Jennifer Waldron, Associate Professor, English Joshua Ellenbogen, Associate Professor, History of Art and Architecture Stephanie Dickey, Bader Chair in Northern Baroque Art, Queen's University, Art Co-Advisor: C. Drew Armstrong, Associate Professor and Director of Architectural Studies Dissertation Advisor: Ann Sutherland Harris, Professor Emerita, History of Art and Architecture ii Copyright © by Saskia Beranek 2013 iii POWER OF THE PORTRAIT: Production, Consumption and Display of Portraits of Amalia van Solms in the Dutch Republic Saskia Beranek, PhD University of Pittsburgh, 2013 Portraits of Amalia van Solms, wife of Frederik Hendrik of Orange-Nassau and one of the most significant women in the Dutch Republic, were widely circulated and displayed during her lifetime (1602-1675). This study focuses on cases where specific audiences and sites of display can be isolated. When portraits can be viewed in their original context, they speak not only to those elements intrinsic to the image such as symbolism or fashion, but also to issues extrinsic to the image: social practices, cultural ideals, and individual identities.
    [Show full text]
  • Haagse En Leidse Buitenplaatsen Inleiding
    Rotterdamse kooplieden Van Zoelen, die zich la- ter Groeninx van Zoelen zijn gaan noemen. In 1588 werden de Staten-Generaal in Den Haag gevestigd. Dit hoogste bestuursorgaan in de Republiek functioneerde tot 1795 en werd ge- vormd door afgevaardigden van de gewesten Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Fries- land, Overijssel en het Groningse Stad en Lande. Gezamenlijk bestuurden deze gewesten ook Drenthe, Limburg en Brabant (de Generaliteits- landen). Voorts hielden de Staten Generaal tot hun opheffing in 1795 toezicht op de Verenigde Overzeese Compagnieën. Veel gezanten van de oostelijke en noordelijke gewesten hadden een adellijke afkomst. Thuis genoten zij aanzien, hadden ze invloed en be- zaten ze veel land, meer dan in het westen. Soms kochten of huurden zij een buitenplaats bij Den Haag als ze niet voor langere tijd in een stadslogement wilden verblijven. Veel steden en gewesten boden zo’n voorziening aan, en sommige steden onderhielden een gezamen- lijk gastenverblijf. Verder woonden er veel am- bassadeurs van vreemde mogendheden in Den Haag, want de koninklijke aspiraties van Frede- rik Hendrik en Amalia van Solms oefenden een grote aantrekkingskracht uit op buitenlandse edelen. Bovendien had het stadhouderlijk echt- paar een wijdvertakt netwerk in Duitsland door het uithuwelijken van drie dochters aan Duitse vorstenhuizen. De grootse aanleg van de hui- zen Honselersdijk, Ter Nieuburch en later Huis ten Bosch moet niet los worden gezien van konink- lijke aspiraties. Buitenlandse gasten bezochten deze huizen, waar zij onder de indruk raakten van alle pracht en praal. Het kan interessant zijn te onderzoeken welke invloed er van deze pa- leizen en tuinen is uitgegaan op de bouw van buitenverblijven elders in Europa.
    [Show full text]
  • National Gallery of Art
    National Gallery of Art / Deborah Ziska, Information Officer FOR IMMEDIATE RELEASE CONTACT: (202) 842-6353 May 16, 2000 Rebecca Coleman, Publicist [email protected] SPECTACULAR MODELS AND OTHER WORKS DOCUMENT MASTERPIECES OF BAROQUE ARCHITECTURE IN EUROPE AT THE NATIONAL GALLERY OF ART. MAY 21 - OCTOBER 9. 2000 Washington, D.C. -The Triumph of the Baroque: Architecture in Europe 1600-1750. a major exhibition covering two centuries of European architectural history and exploring the triumphs of the most famous architects of the baroque era, will dominate two floors of the West Building at the National Gallery of Art, May 21 through October 9, 2000. Following the National Gallery's highly successful Italian Renaissance Architecture of 1994-1995, this awe-inspiring exhibition presents twenty-seven original architectural models and forty related paintings, drawings, prints, and medals. The National Gallery of Art will be the exhibition's only U.S. venue. Already seen at the Palazzina di Caccia, Stupinigi, Turin, and The Montreal Museum of Fine Arts, The Triumph of the Baroque will travel to the Musee des Beaux-Arts, Marseille (November 17, 2000 through March 4, 200I). The exhibition is organized by the National Gallery of Art, Washington; Palazzo Grassi, Venice; the Montreal Museum of Fine Arts; and the Musee des Beaux-Arts, Marseille. "Appreciation for the achievements of baroque architecture, disdained for years as excessively exuberant, has grown over the last two centuries," said Earl A. Powell III, director, National Gallery of Art. The Triumph of the Baroque examines the architecture of an era, which witnessed a remarkable unification of the arts of painting, sculpture, decoration, architecture, landscape and urban planning." SUPPORT EduCap Inc.
    [Show full text]
  • Uva-DARE (Digital Academic Repository)
    UvA-DARE (Digital Academic Repository) Sumptuous Memories, Studies in seventeenth-century Dutch tomb sculpture Scholten, F. Publication date 2003 Link to publication Citation for published version (APA): Scholten, F. (2003). Sumptuous Memories, Studies in seventeenth-century Dutch tomb sculpture. Waanders. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:04 Oct 2021 Thee apotheosis off an admiral: Bartholomeuss Eggers andd the tomb for Jacob van Wassenaerr Obdam Jacobb van Wassenaer Obdam (1610-1665) was a reluctant admiral of thee fleet. He was appointed in 1653 after the death of Maarten Tromp forr want of a more suitable candidate. He had no seafaring experience andd commanded
    [Show full text]
  • ABSTRACT Title of Document: AMALIA VAN SOLMS and THE
    ABSTRACT Title of Document: AMALIA VAN SOLMS AND THE FORMATION OF THE STADHOUDER’S ART COLLECTION, 1625-1675 Virginia C. Treanor, Doctor of Philosophy, 2012 Directed By: Professor Arthur K. Wheelock, Jr. Department of Art History and Archaeology This dissertation examines the role of Amalia van Solms (1602-1675), wife of Frederik Hendrik, Prince of Orange and Stadhouder of the United Provinces of the Netherlands (1584-1647), in the formation of the couple’s art collection. Amalia and Frederik Hendrik’s collection of fine and decorative arts was modeled after foreign, royal courts and they cultivated it to rival those of other great European treasure houses. While some scholars have recognized isolated instances of Amalia’s involvement with artistic projects at the Stadhouder’s court, this dissertation presents a more comprehensive account of these activities by highlighing specific examples of Amalia’s patronage and collecting practices. Through an examination of gifts of art, portraits of Amalia and her porcelain collection, this study considers the ways in which Amalia contributed to the formation of the Stadhouder’s art collection. This dissertation seeks to provide a greater knowledge not only of Amalia’s activities as a patron and collector, but also a more throrough understanding of the genesis and function of the collection as a whole, which reflected the power and glory of the House of Orange during the Dutch Golden Age. AMALIA VAN SOLMS AND THE FORMATION OF THE STADHOUDER’S ART COLLECTION, 1625-1675 By Virginia Clare Treanor Dissertation submitted to the Faculty of the Graduate School of the University of Maryland, College Park, in partial fulfillment of the requirements for the degree of Doctor of Philosophy 2012 Advisory Committee: Professor Arthur K.
    [Show full text]
  • Schilderkunst in Huygens' Ambtelijke Loopbaan
    UvA-DARE (Digital Academic Repository) Constantijn Huygens, de kunst en het hof Broekman, I. Publication date 2010 Link to publication Citation for published version (APA): Broekman, I. (2010). Constantijn Huygens, de kunst en het hof. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:29 Sep 2021 HOOFDSTUK 3: Schilderkunst in Huygens’ ambtelijke loopbaan Inleiding In de inleiding van het vorige hoofdstuk citeerde ik een artikel van Jaap van der Veen uit 1997 over Huygens’ persoonlijke kunstbezit. Van der Veen geeft aan dat men wel eens vergeet dat Huygens zelf ook schilderijen bezat omdat ‘Huygens zo bepalend is geweest voor de vorming van de stadhouderlijke verzameling’.528 Men komt deze aanname voortdurend als een vanzelfsprekendheid tegen.
    [Show full text]