PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Indische Letteren. Jaargang 16 bron Indische Letteren. Jaargang 16. Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde, Alphen aan den Rijn 2001 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_ind004200101_01/colofon.php © 2013 dbnl i.s.m. *2 Inhoud Artikelen Barney Agerbeek: Een brief van Maria 95 Dermoût aan Rob Nieuwenhuys. Het verhaal en niet de schrijver! Eva Andriani en Olf Praamstra: De 89 geboorteakte van Maria Dermoût Reggie Baay: Perikelen rond Rumphius' 115 Ambonsche historie. Indische Letteren en het KITLV, 1901 Joop van den Berg: Ik breng de ring terug 58 die u behoort. In memoriam Frits van den Bosch (1922-2001) Joop van den Berg: Henri Borel 184 (1869-1933). Meer ‘bedrijver’ dan schrijver van de Indisch-Nederlandse letterkunde Annelies Dirkse-Balhan: ‘Er valt nogal 75 wat over te lezen en na te zoeken’. Maria Dermoûts bronnen voor ‘De juwelen haarkam’ Liesbeth Dolk: Hoge hoeden achter 202 prikkeldraad. Het verhaal van ‘Tholen en Van Lier’ Kester Freriks: Maria Dermoût als 60 meester in de rechten. Over ‘Geheim Indië. Het leven van Maria Dermoût 1888-1962’ Mariska Heijmans-van Bruggen: Het 15 Dagboekenproject. Egodocumenten als historische bron Jeroen Kemperman: Tjideng en Si Rengo 29 Rengo: uiteenlopende ervaringen Fred Lanzing: Snouck Hurgronje, 154 schrijver Lisa Migo: Ethos, impression and symbol. 170 The work of Jan Prins and the Indische gedichten Indische Letteren. Jaargang 16 Bert Paasman: Een jaar van 124 her-oriëntatie. Indische Letteren en het KITLV, 1951 Olf Praamstra: Verblind door schoonheid, 2 het Indië van Augusta de Wit Olf Praamstra: Het ontstaan van ‘een 107 soort van Nederlandsch-Indische litteratuur’. Indische Letteren en het KITLV, 1851 Gerard Termorshuizen: Tropisch 131 avontuur. Indische Letteren en het KITLV, 2001 Richard N. Voorneman: Leven in een 41 vrouwenkamp. De dagboekaantekeningen van J.H. Hooykaas-van Leeuwen Boomkamp Peter van Zonneveld: Casanova en de 139 stok. Indische Letteren en het KITLV, 2051 Indische Letteren. Jaargang 16 *3 Redactioneel Redactioneel 1 Redactioneel 57 Redactioneel 105 Redactioneel 153 Rubrieken De Indische Navorscher 56 Aankondigingen en mededelingen Uitnodiging 56 Uitnodiging 104 Mededeling 138 Uitnodiging Symposium 2001 151 Uitnodiging 216 Lijst van Indische Letteren Lijst van Indische Letteren 1999 147 Indische Letteren. Jaargang 16 1 [Nummer 1] Redactioneel In dit nummer publiceren wij de drie voordrachten over het Dagboekenproject van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), gehouden op onze lezingenmiddag van 8 september 2000. We openen met Olf Praamstra's artikel over het werk van Augusta de Wit, wier Orpheus in de dessa jarenlang op eindexamenlijsten figureerde. In de samenstelling van onze redactie zijn onlangs enkele veranderingen opgetreden. Liesbeth Dolk, die door haar kennis van zaken, persoonlijke inzet en efficiëntie grote verdiensten voor onze werkgroep en ons tijdschrift heeft gehad, trad terug - onder andere om zich te wijden aan de Springer-biografie. Wij zijn haar veel dank verschuldigd en wensen haar veel succes toe bij haar belangwekkende biografische activiteit. In haar plaats is Adrienne Zuiderweg, die het culturele en literaire leven van Batavia in vroeger eeuwen onderzoekt, toegetreden. Onze website, die tot voor kort door Hans Klein werd verzorgd, wordt sinds het afgelopen najaar beheerd door Vilan van de Loo (bekend van het ‘Damescompartiment’). Zij is daarmee onze website redacteur (v/m) geworden. Wij bedanken Hans Klein voor zijn pionierswerk en heten Adrienne en Vilan van harte welkom. Op 23 juni a.s. viert het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde te Leiden (KITLV) zijn 150-jarig bestaan met een cultured getinte Indonesiëdag. Gezien de goede en nauwe relatie die wij met de jubilaris onderhouden, zal onze Werkgroep een bijdrage leveren aan het jubileumprogramma (zie de Uitnodiging en de bijgevoegde folder). U bent daarbij allen uitgenodigd. Last but not least: het abonnementsgeld van Indische Letteren wordt vanaf dit jaar om financieel-technische redenen niet meer per acceptgiro geïnd. U wordt verzocht het bedrag van f 40,00 (euro 18,15) over te maken op postbanknummer 197.70.68 van de penningmeester van de Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde te Alphen aan den Rijn. Het abonnementsgeld buiten Nederland bedraag f 55,00 (euro 24,96). Indische Letteren. Jaargang 16 2 Augusta de Wit als beginnend schrijver (collectie Letterkundig Museum). Indische Letteren. Jaargang 16 3 Verblind door schoonheid Het Indië van Augusta de Wit Olf Praamstra Inleiding In het voorwoord van Facts and fancies about Java haalt Augusta de Wit een Engelse dame aan die op de vraag waar haar echtgenoot uithangt, antwoordt: ‘Java, Japan of Jupiter’. Van die drie beschouwde zij Java nog als de ‘onmogelijkste’ plaats waar iemand zich kon ophouden. Augusta de Wit stemt daar mee in. Ook zij kon zich vroeger nauwelijks voorstellen, dat ‘such a thing of dreams and fancies’ echt bestond. Het was, schrijft ze, alsof je in een atlas de plaats van de regenboog aanwees, of het land van de Lotus-eters. Nu, terwijl ze dit voorwoord schrijft, voelt de bodem van Java nog heet onder haar voeten, maar de kennismaking heeft geen afbreuk gedaan aan het paradijselijke beeld dat zij van Java heeft.1 Nederlands-Indië was het land waar Augusta de Wit geboren werd: in 1864 in Sibolga op Sumatra. Ze was nog heel jong toen ze daar wegging. Het grootste deel van haar kinderjaren heeft ze doorgebracht op West-Timor, waar haar vader resident was. Van Timor, schrijft Augusta de Wit later aan een vriendin, dateren ‘mijn vroegste duidelijke herinneringen - het huis en de tuin, enkele kennissen van mijn ouders, een Chineesche tempel op een in zee vooruitspringende rots, waar wij dikwijls heengingen om den zonsondergang te zien.’2 Zij zal dan een jaar of zeven geweest zijn. Als ze tien jaar is keert ze met haar familie terug naar Nederland. Daar gaat ze naar de middelbare school, volgt een opleiding voor onderwijzeres en studeert vervolgens een paar jaar talen en geschiedenis in London en Cambridge.3 In die tijd begint ze ook te schrijven, korte verhalen in tijdschriften, en onder pseudoniem.4 Met Nederlands-Indië hebben deze verhalen niets te maken; dat is deze jaren diep in haar geheugen weggezakt. Indische Letteren. Jaargang 16 4 Weerzien met Indië Indië begint pas weer een belangrijke rol in haar leven te spelen als ze in 1894 teruggaat om lerares Engels, Duits en geschiedenis aan de HBS voor meisjes in Batavia te worden. De indruk die het weerzien met Indië op haar maakt, ze is dan ongeveer dertig jaar oud, is overweldigend. Ze ging terug, schrijft ze, om ‘het Indië van mijn kinder-herinneringen’ te zoeken. ‘Ik vond een ander. Maar niet een minder, niet minder fantastisch, noch minder mooi. Midden in drukke steden is het me soms geweest als wandelde ik door den droom van een blijd dichter. En aan het strand, op de wijde rijstvelden, in inlandsche huisjes heb ik dingen gezien en gehoord, waarvan de herinnering al een vreugde is.’5 Indië geeft haar schrijverschap een ongekende impuls. Ook al omdat ze naast haar werk als lerares medewerker werd van het Singaporese dagblad The Straits Times. Uit eigen initiatief, of op verzoek van de Straits Times, schrijft ze impressies van het leven in Nederlands-Indië. Ze worden in 1898 gebundeld als Facts and fancies about Java. Dat was haar debuut. Daardoor is zij een van de weinige, misschien wel de enige Nederlandse auteur die zijn debuut gemaakt heeft in een andere dan de moedertaal. Het boek is ongeveer vijftien jaar geleden nog eens herdrukt in de in Singapore uitgegeven Oxford in Asia paperbacks.6 Dus een zekere bekendheid had het zeker, maar hoe het in het buitenland door de kritiek ontvangen is, is mij onbekend. In Nederland (ik kom daar straks nog op terug) was men laaiend enthousiast. In 1905 werd het in het Nederlands vertaald als Java, feiten en fantasiën. In Facts and fancies about Java, of Feiten en fantasiën (ik verwijs verder naar de Nederlandse editie) beschrijft ze de indrukken die Batavia en omgeving op haar maakt: de aankomst met de boot, de eerste dagen in het hotel, het leven van de Europeanen en de manier waarop ze wonen, de Indonesiërs, Arabieren en Chinezen die het straatbeeld domineren, en vooral, in lyrische bewoordingen, de onuitputtelijke natuur. Het woord Java in de titel wekt overigens meer verwachtingen dan de auteur waarmaakt. Ze komt niet veel verder dan Batavia en omgeving. Eén keer maakt ze een langere reis van Batavia via Bandoeng en Sumedang naar Ceribon. Dat is alles wat ze tijdens dit eerste bezoek van Indië ziet, maar het is genoeg om na Feiten enfantasiën achter elkaar de verhalenbundel Verborgen bronnen (1899), de novelle Orpheus in de dessa (1903) en de roman De Godin die wacht (1903) te laten verschijnen. Ze is dan trouwens al weer terug in Nederland. Hoe mooi ze Indië ook vond, ze is er maar twee jaar gebleven. Terug in Nederland is ze tot 1905 lerares in Den Haag, een betrekking die ze combineert met het schrijven van literair en journalistiek werk. Als journalist werkt ze mee aan diverse dagbladen. In 1905 krijgt ze een vaste rubriek in de NRC. Tot 1930 bespreekt ze één à tweemaal per week nieuwe Duitse, Engelse, Indische Letteren. Jaargang 16 5 Scandinavische en vertaalde boeken. Vanaf dat moment leeft ze van de pen en leidt ze een reizend en trekkend bestaan: ze woont afwisselend in Nederland, Duitsland, Frankrijk, Zwitserland en Italië. In 1911 brengt ze een tweede bezoek aan Nederlands-Indië en weer maakt Java op haar een verpletterende indruk: ‘Neen’, schrijft ze, ‘ik geloof niet dat het ergens op deze schoone wereld schooner is dan hier op Java! Zooveel schoons heb ik toch al gezien; maar zoo veel en zoo velerlei allerschoonst als nú, hier, nooit nog, nergens.’7 Bijna drie jaar blijft ze en deze keer maakt ze een rondreis door de hele archipel.