Download PDF Van Tekst

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Download PDF Van Tekst Indische Letteren. Jaargang 28 bron Indische Letteren. Jaargang 28. Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde, Alphen aan den Rijn 2013 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_ind004201301_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 1 [Nummer 1] Redactioneel Het voorliggende nummer, dat iets later verschijnt dan de bedoeling was, is geheel gewijd aan het Bronbeeksymposium van 2011, de Indische pers en de literatuur, dat we organiseerden naar aanleiding van het verschijnen van Realisten en reactionairen, Een geschiedenis van de Indische pers 1905-1942 van Gerard Termorshuizen. Alle bijdragen op het symposium waren van (oud)redacteuren van Indische Letteren en deze bijdragen zullen ook als afzonderlijke uitgave in boekvorm verschijnen, als huldebundel van de (oud)redactie van Indische Letteren aan oudredactielid Gerard Termorshuizen. Om te beginnen een bijdrage van Olf Praamstra waarin hij demonstreert hoe het strenge Drukpersreglement in Nederlands-Indië vele journalisten daar voor het gerecht en binnen de muren van de gevangenis bracht. Hij doet dit aan de hand van ervaringen van bekende journalisten als l'Ange Huet, Daum en Walraven. Peter van Zonneveld laat vervolgens zien hoe de pers reageerde op de arrestatie in 1905 van de Atjehse vorstin Tjoet Nja Din tijdens de Atjehoorlog. De emancipatie van Indische meisjes, legt Vilan van de Loo in haar artikel uit, loopt als een rode draad door het werk van Melati van Java, zelf eveneens van gemengde afkomst. Pamela Pattynama betoogt hoe het initiatief van Tjalie Robinson om familiefoto's uit Indië in Tong Tong te publiceren een belangrijke bijdrage was aan de collectieve, visuele kennis over de kolonie en dat foto's meer hebben bijgedragen aan de beeldvorming van Indië in Nederland dan verhalen. Vervolgens besteedt Bert Paasman aandacht aan het tijdschriftje Gerilja, in 1955 uitgegeven door Jan Boon. De twee nummers die verschenen zijn worden ‘van kaft tot kaft’ uitgebreid geanalyseerd. Aan de hand van vele voorbeelden laat Geert Onno Prins zien hoe door de eeuwen heen Indische schrijvers en journalisten de tropenstijl hanteerden in literatuur en pers, vanaf de VOC-tijd tot na de dekolonisatie in Nederland. Indische Letteren. Jaargang 28 2 Als laatste vertelt Reggie Baay het waargebeurde verhaal over het leven van en de moord op een Balinese edelman, waarover hij zijn roman Gebleekte ziel schreef. In zijn artikel gaat hij ook in op de reacties in de Indische pers op de moord. Tenslotte vragen we uw aandacht voor onze volgende lezingenmiddag in Leiden, op 7 juni aanstaande. Het programma vindt u achterin dit nummer. Indische Letteren. Jaargang 28 3 Gevangen schrijvers Olf Praamstra Inleiding De geschiedenis van de Indische pers laat zich lezen als een aaneenschakeling van incidenten, processen en veroordelingen. Daar zijn twee oorzaken voor: de censuur die in de wetgeving op de pers in Indië was vastgelegd, en het feit dat door de autocratische manier waarop het gezag in Indië werd uitgeoefend, de pers als vanzelf de uitlaatklep werd voor alle onvrede over het bestuur en voor alle frustraties die er in de kolonie heersten. In 1856 was het ‘Reglement op de drukwerken in Nederlandsch-Indië’ bij Koninklijk Besluit vastgesteld. Dat reglement telde verschillende bepalingen die betrekking hadden op misdrijven en overtredingen die door journalisten konden worden gepleegd. Wie zich schuldig maakte aan ‘smaad, hoon of laster’ jegens de gouverneur-generaal of wie de lezers had opgezet tot ‘haat of minachting’ van de regering, kon veroordeeld worden tot een boete, een gevangenisstraf en in de ergste gevallen zelfs tot uitzetting uit de kolonie. Op die manier kon de gouverneur-generaal de Indische pers onder controle houden. Maar het was een paardenmiddel. In Nederland was het Reglement zeer omstreden. De liberalen in de Tweede Kamer vonden de beperkingen die het Reglement aan de Indische pers oplegde overdreven, en de richtlijnen om het in de praktijk toe te passen waren zo onduidelijk, dat Thorbecke het een ‘gewrocht der duisternis’ noemde. Het Indische gouvernement was opgescheept met een onding en wist dat als het Reglement te vaak of te snel werd toegepast, dit kon leiden tot ongewenste, politieke repercussies in het moederland. Onbedoeld schiep dit Reglement daardoor de ruimte waarin de journalistiek in Indië zich kon ontwikkelen. Karakteristiek voor de Indische kranten was dat zij zeer kritisch stonden tegenover de overheid. Zij vormden een oppositiepers die steeds weer de grenzen opzocht en daardoor herhaaldelijk in aanvaring kwam met de regering. De eerste jour- Indische Letteren. Jaargang 28 4 nalist die daar het slachtoffer van werd was H.J. Lion. Hij werd beschouwd als de ‘schepper’ van de Indische journalistiek. In 1858 werd hij redacteur van het Bataviaasch Handelsblad, waarin hij op een in de kolonie ongekend felle en persoonlijke manier kritiek leverde op de Nederlandse koloniale politiek en het Indische gouvernement. Zo stond hij aan de wieg van de voor de Indische journalistiek zo kenmerkende ‘tropenstijl’. Bij zijn lezers werd hij daardoor heel populair; de overheid daarentegen had hem het liefst met onmiddellijke ingang uit de kolonie verbannen. Maar juist zijn grote populariteit was er de oorzaak van dat het gouvernement aarzelde om hem aan te pakken. Daardoor hield hij het nog ruim een jaar vol, totdat hij in 1859 twee artikelen publiceerde die duidelijk te ver gingen. Wegens ‘laster, hoon en smaad’ werd hij voor het gerecht gedaagd en veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf. Gouverneur-generaal James Loudon. Van zijn straf heeft Lion niet meer dan twee maanden uitgezeten. In de gevangenis werd hij zo ziek, dat men hem toestond om voor herstel van zijn gezondheid naar Nederland te gaan. Later keerde hij wel weer als journalist in Indië terug, maar hij was voorzichtiger geworden, en paste er wel voor op om niet opnieuw veroordeeld te worden.1 Na Lion zijn verschillende andere journalisten op min of meer dezelfde gronden veroordeeld. Vooral in de tijd dat James Loudon gouverneur-generaal was, hadden Indische journalisten het zwaar. Loudon was een eigengereide en autoritaire bestuurder die niet gewend was aan tegenspraak, en allergisch voor kritiek op zijn beleid. Tegelijkertijd was dat beleid zeer omstreden. Hij had nog geen jaar nadat hij was aangetreden de oorlog verklaard aan Atjeh, in april 1873. Die oorlog bracht alleen maar ellende, en zou eigenlijk nooit meer ophouden. Dat konden ze in 1873 nog niet weten, maar dat Loudon aan een krankzinnig avontuur begonnen was, daarvan waren nagenoeg alle journalisten overtuigd. Deze oppositie was voor Loudon de be- Indische Letteren. Jaargang 28 5 vestiging dat de pers in Indië een kwaad was dat niet genoeg bestreden kon worden. Het liefst had hij het bestaande drukpersreglement terzijde geschoven en alle kranten onder nog strengere censuur gebracht, maar toen dat niet haalbaar bleek, richtte hij zijn energie op het benutten van de mogelijkheden die het drukpersreglement hem bood. Hij joeg de hem vijandig gezinde journalisten schrik aan door te dreigen met gevangenisstraf - en die in een enkel geval ook op te leggen - en door de redacteur van de Samarangsche Courant, C.P.K. Winckel, op 2 mei 1873 uit de kolonie te verbannen. Maar ondanks deze drastische maatregelen wist Loudon de pers niet de mond te snoeren. Zijn felste tegenstander vond hij in de redacteur van de Java-Bode, H.B. van Daalen, die niet ophield om het Atjehse avontuur op alle mogelijke manieren te veroordelen. Voor Loudon was dat aanleiding om de uitgever van de Java-Bode te waarschuwen: als de krant op die manier voortging oppositie te voeren, zou de regering zich verplicht voelen de drukkerij te sluiten. Zo werd Van Daalen gedwongen om zijn toon te matigen, maar hij gaf zijn verzet niet op, en in 1874 kon hij zijn woede over het bestuur van Loudon niet langer onderdrukken. In de Java-Bode noemde hij de door Loudon ontketende Atjeh-oorlog ‘de onrech[t]vaardigste, afschuwlijkste, en met de meeste dolzinnigheid ondernomen veroveringstocht, waartoe ooit een Landvoogd van N.I. heeft last gegeven’. Hierop werd Van Daalen voor het gerecht gedaagd wegens hoon en smaad jegens de gouverneur-generaal en veroordeeld tot een jaar gevangenis. Hoewel Loudon op die manier de kritiek op hem wist te beteugelen, zou hij het niet lang volhouden: in 1875 - drie jaar na zijn komst - vroeg hij zijn ontslag, dat hem vanuit Nederland graag werd verleend.2 L'Ange Huet Na Loudon kwamen er andere gouverneur-generaals, en al maakten zij het niet zo bont als hij, als journalist moest je blijven opletten. Niet alleen met wat je zelf schreef, maar ook als je een stuk van iemand anders plaatste. De redactie - in de negentiende eeuw was dat in de regel één persoon - was verantwoordelijk voor alles wat er in de krant stond. Iemand die dat tot zijn schade zou ondervinden, was Joost l'Ange Huet. Hij was een neef van de veel bekendere Nederlandse schrijver Conrad Busken Huet. Zelf was Busken Huet van 1868 tot 1876 journalist in Indië geweest; eerst als redacteur van de Java-Bode, en daarna als redacteur van zijn eigen krant: het Algemeen Dagblad van Nederlands Indie. Als journalist is Busken Huet, evenals Lion, een mooi voorbeeld van de hiervoor genoemde ‘tropenstijl’. Hij wist dat zijn lezers een Indische Letteren. Jaargang 28 6 krant wilden lezen met felle polemieken, en amusement. Zoals Gerard Termorshuizen in zijn studie over de Indische pers vaststelt, was het leven in Indië vaak saai en een krant met gepeperde artikelen, met roddels en gewaagde toespelingen vormde daarin een welkome afleiding. Een Indische krant kon slechts succes hebben als hij voldeed aan een ‘dubbele roeping’: behalve nieuws en een geëngageerde opinie diende zij de lezer ook amusement te verschaffen.3 Busken Huet deed dat: hij vulde zijn kolommen met feuilletons en schreef korte stukken - tegenwoordig zouden wij ze columns noemen - over actuele zaken.
Recommended publications
  • Gouverneur-Generaals Van Nederlands-Indië in Beeld
    JIM VAN DER MEER MOHR Gouverneur-generaals van Nederlands-Indië in beeld In dit artikel worden de penningen beschreven die de afgelo- pen eeuwen zijn geproduceerd over de gouverneur-generaals van Nederlands-Indië. Maar liefs acht penningen zijn er geslagen over Bij het samenstellen van het overzicht heb ik de nu zo verguisde gouverneur-generaal (GG) voor de volledigheid een lijst gemaakt van alle Jan Pieterszoon Coen. In zijn tijd kreeg hij geen GG’s en daarin aangegeven met wie er penningen erepenning of eremedaille, maar wel zes in de in relatie gebracht kunnen worden. Het zijn vorige eeuw en al in 1893 werd er een penning uiteindelijk 24 van de 67 GG’s (niet meegeteld zijn uitgegeven ter gelegenheid van de onthulling van de luitenant-generaals uit de Engelse tijd), die in het standbeeld in Hoorn. In hetzelfde jaar prijkte hun tijd of ervoor of erna met één of meerdere zijn beeltenis op de keerzijde van een prijspen- penningen zijn geëerd. Bij de samenstelling van ning die is geslagen voor schietwedstrijden in dit overzicht heb ik ervoor gekozen ook pennin- Den Haag. Hoe kan het beeld dat wij van iemand gen op te nemen waarin GG’s worden genoemd, hebben kantelen. Maar tegelijkertijd is het goed zoals overlijdenspenningen van echtgenotes en erbij stil te staan dat er in andere tijden anders penningen die ter gelegenheid van een andere naar personen en functionarissen werd gekeken. functie of gelegenheid dan het GG-schap zijn Ik wil hier geen oordeel uitspreken over het al dan geslagen, zoals die over Dirck Fock. In dit artikel niet juiste perspectief dat iedere tijd op een voor- zal ik aan de hand van het overzicht stilstaan bij val of iemand kan hebben.
    [Show full text]
  • Western Civilization in Javanese Vernacular
    WESTERN CIVILIZATION IN JAVANESE VERNACULAR Colonial education policy Java 1800-1867 Sebastiaan Coops Sebastiaan Coops Student number: 1472720 Supervisor: Prof. Dr. J.J.L. Gommans Preface The picture on the cover is a Javanese civil servant, employed by the Dutch colonial government as a teacher - mantri goeroe. He is seated together with a pupil on the left and a servant on the right. The servant and the sirih-box for betel nuts imply his high social status. Both the title and this picture refer to Dutch colonial education policy where western and Javanese normative culture created an amalgamation from which the Inlandsche school developed. 2 Table of Contents INTRODUCTION 5 CHAPTER I: EDUCATION IN THE ENLIGHTENMENT ERA 15 CHAPTER INTRODUCTION 15 THE ENLIGHTENMENT IN THE METROPOLIS 16 THE ENLIGHTENMENT IN THE COLONY 21 JAVANESE EDUCATION TRADITION 26 CHAPTER CONCLUSION 32 CHAPTER II: EDUCATION POLICY IN THE NETHERLANDS-INDIES 33 CHAPTER INTRODUCTION 33 BEFORE 1830 34 1830-1852 42 1852-1867 48 CHAPTER CONCLUSION 64 CHAPTER III: BRITISH-INDIA AND COLONIAL EDUCATION POLICY IN THE NETHERLANDS INDIES 67 CHAPTER INTRODUCTION 67 BEFORE 1835 67 1835-1854 68 1854-1867 70 CHAPTER CONCLUSION 73 CONCLUSION 75 BIBLIOGRAPHY 78 3 4 Introduction No! It is our sacred duty, our calling, to give that poor brother, who had lived in the wastelands of misery and poverty, the means with which he, the sooner the better, could share in our happier fate completely equal to us!1 The Age of Enlightenment and revolution had shaken the world at the end of the 18th century to its core.
    [Show full text]
  • Sugar, Steam and Steel: the Industrial Project in Colonial Java, 1830-1850
    Welcome to the electronic edition of Sugar, Steam and Steel: The Industrial Project in Colonial Java, 1830-1885. The book opens with the bookmark panel and you will see the contents page. Click on this anytime to return to the contents. You can also add your own bookmarks. Each chapter heading in the contents table is clickable and will take you direct to the chapter. Return using the contents link in the bookmarks. The whole document is fully searchable. Enjoy. G Roger Knight Born in deeply rural Shropshire (UK), G Roger Knight has been living and teaching in Adelaide since the late 1960s. He gained his PhD from London University's School of Oriental and African Studies, where his mentors included John Bastin and CD Cowan. He is an internationally recognised authority on the sugar industry of colonial Indonesia, with many publications to his name. Among the latest is Commodities and Colonialism: The Story of Big Sugar in Indonesia, 1880-1940, published by Brill in Leiden and Boston in 2013. He is currently working on a 'business biography' — based on scores of his newly discovered letters back home — of Gillian Maclaine, a young Scot who was active as a planter and merchant in colonial Java during the 1820s and 1830s. For a change, it has almost nothing to do with sugar. The high-quality paperback edition of this book is available for purchase online: https://shop.adelaide.edu.au/ Sugar, Steam and Steel: The Industrial Project in Colonial Java, 1830-18 by G Roger Knight School of History and Politics The University of Adelaide Published in Adelaide by University of Adelaide Press The University of Adelaide Level 14, 115 Grenfell Street South Australia 5005 [email protected] www.adelaide.edu.au/press The University of Adelaide Press publishes externally refereed scholarly books by staff of the University of Adelaide.
    [Show full text]
  • 'De Rekkelijkheid Van De Herinnering'
    ‘De rekkelijkheid van de herinnering’ De classificatie van de tweede generatie Indische auteurs Christiaan Boesenach MA Universiteit van Amsterdam Masterscriptie Redacteur/editor Amsterdam, 28 augustus 2016 Begeleider: Dr. N.T.J. Laan Inhoudsopgave ‘De rekkelijkheid van de herinnering’ 5 Probleemstelling, opbouw en methode 8 1. Canonisering en classificatie 10 1.1 Biografische gegevens 11 1.2 Classificatie en canonisering van Indische literatuur 12 Kritiek op de ‘status aparte’ 13 1.3 Classificatie en canonisering in internationaal perspectief 15 Postkolonialisme als merk 17 1.4 De effecten van literaire classificaties 18 2. Symbolische productie en beeldvorming 19 2.1 De auteur 20 2.2 De kritiek 21 2.3 De uitgeverij 22 Hella Haasse en postkolonialisme als merk 23 2.4 Symbolische productie door auteur, kritiek en uitgeverij 24 3. Posture en paratekst 25 3.1 De auteurspresentatie van de tweede generatie Indische auteurs 25 Marion Bloem 25 Alfred Birney 26 Adriaan van Dis 27 3.2 Paratekst, materiële productie en beeldvorming 30 Marion Bloem 31 Alfred Birney 31 Adriaan van Dis 32 3.3 Indische posture en paratekst 34 4. Mentions-analyse 35 4.1 De tweede generatie Indische auteurs 36 4.2 Birney, Bloem en Van Dis 39 4.3 Een Indische of een Nederlandse literatuur? 44 5. Conclusie 46 Discussie 47 Reflectie 47 6. Bibliografie 49 ‘De rekkelijkheid van de herinnering’ De classificatie van de tweede generatie Indische auteurs Misschien is dat voor mij de kern van het Indische: verhalen vertellen. De rekkelijkheid van de herinnering. Herinneringen aan een verleden waar ik geen toegang tot had. Een Indië dat ik zelf heb verzonnen.1 Het bovenstaande vertelt Adriaan van Dis in een persoonlijk verhaal dat hij schreef voor het boek Indisch leven in Nederland (2006).
    [Show full text]
  • Dutch - Indonesian Language Mixing in Jakarta
    Dutch - Indonesian language mixing in Jakarta Herman Giesbers 1. Introduction Within the field of language contact and language change we see an increasing interest in the phenomenon of language mixing or language intertwining (Bakker 1992). See e.g. Bakker & Mous (1994) for a recent overview of several mixed languages. Bakker (1992:187) proposes a definition of a mixed language as '(•••) a language which shows positive genetic similarities, in significant numbers, with two different languages.' Such mixed languages can be related to two different language families. However, they differ from Pidgins and Creoles in that they combine the grammar of an existing language A with the lexicon of a language B. Thus, the central process in language intertwining is not replacement, but combination. Which language is language A or B is totally determined by social factors. Language A providing the grammatical system for the mixed language, is always the better known language, which is also the language of the closest outsiders. In general, this language A is the language of the mothers in mixed families while language B providing the lexicon, is the language of the fathers. Bakker predicts from this model of intertwining that in a mixed language the grammar (syntax, morphology, phonology) is from language A, the lexicon from language B, and "free grammatical morphemes" or "function words" from both or from either of the languages. Another way to look at the process of language mixing is suggested by Myers-Scotton (1992). She claims that her Matrix Language Frame (MLF) model of code-switching can also account for other manifestations of language contact including the formation of 'new' languages.
    [Show full text]
  • Maria Dermoût and “Unremembering” Lost Time
    Maria Dermoût and “unremembering” lost time Paul Doolan Between 1945 and 1949 the Dutch fought a futile war against Indonesian nationalists that ended with the loss of their great colony, the Dutch East Indies. A consequence was the so-called “repatriation” of hundreds of thousands of members of the Indisch community to the Netherlands. In the early 1950s two novels, set in the early years of the 20th century, Only yesterday (Nog pas gisteren) and The ten thousand things (De tienduizend dingen), appeared from a new writer, Maria Dermoût. In this essay I argue that both of these works helped to shape a collective memory of the recent colonial past and that with the loss of place, the Indisch community was threatened by a potential loss of identity, but that literature was able to provide the memory of a sense of place, and collective memory could be retained. I argue that this memory, as represented in Dermoût's novels, took on a nostalgic form, helping to shape a collective identity based partially on a melancholy sense of common loss. But dwelling on nostalgic loss did nothing to help explain the loss of the colony, and thereby inadvertently contributed to a general unremembering, or refusal to remember, the painful final years of decolonization. Furthermore, contrary to Rob Nieuwenhuys, I argue that Dermoût, though Indisch, was a typical European, that is, Dutch, author. A post-colonial analysis of her novels reveals that they were written from the viewpoint of colonial privilege and that, as such, they silenced alternative narratives and thereby further contributed to unremembering the painful process of decolonization.
    [Show full text]
  • Discord & Consensus
    c Discor Global Dutch: Studies in Low Countries Culture and History onsensus Series Editor: ulrich tiedau DiscorD & Discord and Consensus in the Low Countries, 1700–2000 explores the themes D & of discord and consensus in the Low Countries in the last three centuries. consensus All countries, regions and institutions are ultimately built on a degree of consensus, on a collective commitment to a concept, belief or value system, 1700–2000 TH IN IN THE LOW COUNTRIES, 1700–2000 which is continuously rephrased and reinvented through a narrative of cohesion, and challenged by expressions of discontent and discord. The E history of the Low Countries is characterised by both a striving for consensus L and eruptions of discord, both internally and from external challenges. This OW volume studies the dynamics of this tension through various genres. Based C th on selected papers from the 10 Biennial Conference of the Association OUNTRI for Low Countries Studies at UCL, this interdisciplinary work traces the themes of discord and consensus along broad cultural, linguistic, political and historical lines. This is an expansive collection written by experts from E a range of disciplines including early-modern and contemporary history, art S, history, film, literature and translation from the Low Countries. U G EDIT E JANE FENOULHET LRICH is Professor of Dutch Studies at UCL. Her research RDI QUIST AND QUIST RDI E interests include women’s writing, literary history and disciplinary history. BY D JAN T I GERDI QUIST E is Lecturer in Dutch and Head of Department at UCL’s E DAU F Department of Dutch.
    [Show full text]
  • Cultivated Tastes Colonial Art, Nature and Landscape in The
    F Cultivated Tastes G Colonial Art, Nature and Landscape in the Netherlands Indies A Doctoral Dissertation by Susie Protschky PhD Candidate School of History University of New South Wales Sydney, Australia Contents Acknowledgments …………………………………………………………….. iii List of Abbreviations ………………………………………………………….. v List of Plates …………………………………………………………………… vi F G Introduction ……………………………………………………………………. 1 Part I — Two Journeys Chapter 1: Landscape in Indonesian Art ……………………………………….. 36 Chapter 2: Dutch Views of Indies Landscapes …………………………………. 77 Part II — Ideals Chapter 3: Order ………………………………………………………………. 119 Chapter 4: Peace ………………………………………………………………. 162 Chapter 5: Sacred Landscapes ………………………………………………… 201 Part III — Anxieties Chapter 6: Seductions …………………………………………………………. 228 Chapter 7: Identity – Being Dutch in the Tropics …………………………….. 252 Conclusion …………………………………………………………………….. 293 F G Glossary ……………………………………………………………………….. 319 Bibliography …………………………………………………………………... 322 ii Acknowledgments First, I would like to express my gratitude to the Faculty of Arts and Social Sciences at the University of New South Wales for granting me an Australian Postgraduate Award between 2001 and 2005. The same Faculty funded two research trips abroad, one to the Netherlands in 2004 and another to Indonesia in 2005. Without these sources of funding this thesis would not have possible. In the Netherlands, I must thank Pim Westerkamp at the Museum Nusantara, Delft, for taking me on a tour through the collection and making archival materials available to me. Thanks also to Marie-Odette Scalliet at the University of Leiden, for directing me toward more of her research and for showing me some of the university library’s Southeast Asia collection. I also appreciate the generosity of Peter Boomgaard, of the KITLV in Leiden, for discussing aspects of my research with me. Thanks to the staff at the KIT Fotobureau in Amsterdam, who responded admirably to my vague request for ‘landscape’ photographs from the Netherlands Indies.
    [Show full text]
  • Ik Maak Kenbaar Wat Bestond. Leven En Werk Van Hella S. Haasse
    Ik maak kenbaar wat bestond. Leven en werk van Hella S. Haasse samenstelling Mariëtte Haarsma, Greetje Heemskerk en Murk Salverda bron Mariëtte Haarsma, Greetje Heemskerk en Murk Salverda, Ik maak kenbaar wat bestond. Leven en werk van Hella S. Haasse (Schrijversprentenboek 35). Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam / Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag 1993 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/salv007ikma01_01/colofon.php © 2007 dbnl / Mariëtte Haarsma, Greetje Heemskerk en Murk Salverda i.s.m. 6 1918-1938 Verlovingsfoto van Willem Hendrik Haasse en Katharina Diehm Winzenhöhler, ± 1915. Hella S. Haasse beschrijft in Persoonsbewijs (p.13) hoe haar moeder in 1914, na haar opleiding aan het Amsterdamse conservatorium, ‘half’ verloofd naar Indië vertrok om daar pianolessen te gaan geven: ‘Zij vertrok, eenentwintig jaar oud, zonder een cent op zak, zonder tropenuitzet, met de passage enkele reis als afscheidsgeschenk van een oude dame die zij wel eens had voorgelezen. De verloving liep op niets uit, met de muziek had zij meer succes. Een concert in Batavia, waar zij als soliste met het orkest van de Stafmuziek Griegs pianoconcert speelde, werd toevallig bijgewoond door mijn vader (toen commies-redacteur bij Gouvernementsbedrijven), die onmiddellijk en voorgoed zijn hart verloor.’ Foto N.V. Charls & Van Es & Co, Ned.-Indië. Collectie Hella S. Haasse Ik maak kenbaar wat bestond. Leven en werk van Hella S. Haasse 7 Op 2 februari 1918 wordt in de buitenwijk Weltevreden van Batavia het eerste kind van Willem Haasse en Katharina Diehm Winzenhöhler geboren. Zij noemen haar Hella, voluit Hélène Serafia. Hier ligt zij - pas een paar dagen oud - in de armen van de trotse baker.
    [Show full text]
  • INDO 6 0 1107138592 38 53.Pdf
    CULTURAL ASPECTS OF THE EURASIAN COMMUNITY IN INDONESIAN COLONIAL SOCIETY Paul W. van der Veur The first Eurasians of Indonesia were the issue of European fathers and Asian mothers. Subsequently, they were b o m of European fathers and Eurasian mothers, Eurasian fathers and Asian mothers, and Eurasian parents. The European fathers were usually of Dutch, but sometimes of German, Belgian, or other (European) nationality. Asian mothers were usually Indonesian, although there were Chinese and other Asian nationalities as well. A Eurasian informant once lamented to the author that one of the causes of the "Eurasian inability to stick together" was the great variety of their ethnic background. Broadly speaking, the issue of Dutch-Indonesian unions tended to exhibit biological traits intermediate between "Nordic" (a subgroup of the Caucasoid division) and "Indo-Malay" (a sub­ group of the Mongoloid division). This intermediate position is clearest with respect to skin color, hair color, presence of the Mongoloid fold, shape of the nose, and nostrils. Maternal traits are dominant in eye color, cephalic index, and shape of the nose bridge. Probably a very distinctive characteristic is the "Mongoloid" sacral spot. These bluish-grey birthmarks were found by Dr. J. K. W. Neuberger among all Javanese new-born. He also claimed to have observed them regularly among Eurasian children and considered their presence in any "European" infant to be indicative of mixed racial descent.1 To the layman, skin color was the easiest and most widely used criterion for identifying Eurasians. Such expressions as koffie met melk (coffee with cream), kwart over zes (a quarter past six), half zeven (half past six), bijna zeven uur (almost 1.
    [Show full text]
  • GERT OOSTINDIE Postcolonial Netherlands
    amsterdam university press GERT OOSTINDIE Postcolonial Netherlands Sixty-five years of forgetting, commemorating, silencing Postcolonial Netherlands GERT OOSTINDIE Postcolonial Netherlands Sixty-five years of forgetting, commemorating, silencing amsterdam university press The publication of this book is made possible by a grant from Netherlands Organisation for Scientific Research nwo( ). Original title: Postkoloniaal Nederland. Vijfenzestig jaar vergeten, herdenken, verdringen, Uitgeverij Bert Bakker, 2010 Translation: Annabel Howland Cover illustration: Netherlands East Indies Memorial, Amstelveen; photograph Eveline Kooijman Design: Suzan Beijer, Amersfoort isbn 978 90 8964 353 7 e-isbn 978 90 4851 402 1 nur 697 Creative Commons License CC BY NC (http://creativecommons.org/licenses/by-nc/3.0) G.J. Oostindie / Amsterdam University Press, Amsterdam 2011 Some rights reversed. Without limiting the rights under copyright reserved above, any part of this book may be reproduced, stored in or introduced into a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means (electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise). Every effort has been made to obtain permission to use all copyrighted illustrations reproduced in this book. Nonetheless, whosoever believes to have rights to this material is advised to contact the publisher. TABLE OF CONTENTS Introduction 7 1 Decolonization, migration and the postcolonial bonus 23 From the Indies/Indonesia 26 From Suriname 33 From the Antilles 36 Migration and integration in the Netherlands
    [Show full text]
  • PDF Van Tekst
    Indische Letteren. Jaargang 15 bron Indische Letteren. Jaargang 15. Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde, Alphen aan den Rijn 2000 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_ind004200001_01/colofon.php © 2012 dbnl i.s.m. 1 [Nummer 1] Redactioneel In dit nummer van Indische Letteren (als een wat late nieuwjaarsgroet) een kort artikel over een opmerkelijk ‘genre’: de Indische ‘krantenloperspoëzie’. Verder een portret van de schilder Walter Spies aan de hand van intrigerende egodocumenten. Daarna volgt een zoektocht in de literatuur naar de betekenis en de verbeelding van het mysterieuze begrip goena-goena. En tot slot wordt in dit nummer het werk van de schrijfster Jill Stolk beschouwd in het licht van de naoorlogse dekolonisatie. Op 25 mei a.s. hoopt de neerlandicus Frank Okker te promoveren op zijn biografie van Willem Walraven, getiteld: Dirksland tussen de doerians. Op onze lezingenmiddag van 16 juni a.s. zal hij spreken over het schrijven van deze biografie. Aansluitend hierop zal Peter van Zonneveld spreken met mevrouw Lies Walraven. Elders in dit nummer treft u de uitnodiging hiervoor aan. Indische Letteren. Jaargang 15 2 ‘Selamat tahoen baroe’ Indische ‘krantenloperspoëzie’ Gerard Termorshuizen* Tot in het begin van de twintigste eeuw was een Indisch nieuwsblad in de meest letterlijke zin een ‘monsieur’. Die ‘meneer’ - soms bijgestaan door een ‘mederedacteur’ en/of een corrector - was de redacteur, de man die de krant ‘maakte’ en haar gezicht gaf, die daarnaast overzicht en controle had over alles wat er in zijn bedrijfje omging en voorviel. Dit nu hing samen met de nog bescheiden omvang van zo'n Indische krant.
    [Show full text]