Bevrijders en bezetters

De Nederlandse perceptie van de Franse invasie (september 1794 – mei 1795)

Friso de Vries Studentnummer: 3996662

Docent: G. de Bruin Datum: 08-01-2016 Aantal woorden: 9514 'Bataven, grypt het staal in handen, vervloekt, verdelgt uw dwingelanden, koomt, volgt der Franschen glorie spoor, herneemt den moed van uwe vadren. Bataaven op, uw broeders nadren en 't eerste vryheidsligt breekt door.'

– Hollandus 's-Hertogenbossche vaderlandsche courant 06-01-1795

2 Afkortingen

In dit onderzoek worden meerdere kranten geciteerd. Het leesteken – en hoofdlettergebruik is grotendeels gemoderniseerd om het leesgemak te bevorderen. Wanneer een hoofdletter gebruikt is om een woord te benadrukken heb ik deze laten staan. De kranten zijn geraadpleegd via de digitale database Delpher (www.delpher.nl).

De krantentitels zijn in de voetnoten als volgt afgekort:

H (Oprechte) Haarlemse courant L Leydse courant Gh 's-Gravenhaagse courant Hg Haagsche courant Hf Hofcourant Hb 's-Hertogenbossche courant Hbv 's-Hertogenbossche vaderlandsche courant R Rotterdamsche courant N Nationaale (na-)courant Lw Leeuwarder courant G Groninger courant Hld Hollandsche courant

3 Inhoud

Afkortingen 3

Inleiding 5 • Couranten • Gematigden en radicalen

Hoofdstuk 1 10 Van Oranje-restauratie naar Bataafse Omwenteling • Ballingschap • Wetsverzetting en Oranjeliefde • De Franse invasie

Hoofdstuk 2 16 Een zusterrepubliek • Revolutionaire comités en verkiezingen • Inkwartiering • Het Haags Verdrag en de Bataafse Vrijheid

Hoofdstuk 3 21 'De onvoorbeeldige Franschen' • De verovering van Staats-Brabant • Bulletins en brieven • Bevroren rivieren

Hoofdstuk 4 26 Broederschap van een grote broer • De Hollandse Omwenteling • Assignaten • Het Haags Verdrag

Conclusie 32

Bibliografie 34

4 Bevrijders en bezetters: de Nederlandse perceptie van de Franse invasie (september 1794 – mei 1795)

'Wierden wy reeds met de grootste verwondering en indignatie aangedaan, toen wy vernomen hebben het decreet, waarby de Nationale Conventie van Vrankryk op het onverwagtste, en zonder de minste schyn van recht of reede, verklaard heeft te zyn in Oorlog, in naam, met den Stadhouder der vereenigde Nederlanden, dog in de daad met deze Republieq […]'1

Met dit bericht van de Staten-Generaal openden verschillende kranten eind februari 1793. De toevoeging dat Frankrijk in oorlog was met de Republiek, en niet enkel met de stadhouder, stond er niet voor niets: de patriotten zagen in de inval van Frankrijk een nieuwe kans op een stadhouderloos tijdperk waarin de macht niet toekwam aan een stadhouder en een regentenoligarchie, maar aan het volk, gerepresenteerd door mannen uit de gegoede burgerij. In 1787 was het de patriotten bijna gelukt: stads – en gewestelijke besturen in Holland, Overijssel, Groningen en Utrecht waren afgezet en vervangen door anti-stadhouderlijke bestuurders.2 De patriotten maakten echter een fatale fout met de arrestatie van prinses Wilhelmina bij Goejanverwellesluis. Haar broer, de Pruisische vorst, nam dit als een persoonlijke belediging en kwam de stadhouder te hulp. Enkele duizenden patriotten vluchtten naar de Zuidelijke Nederlanden en Frankrijk, en het Nederlandse bestuur viel opnieuw in handen van Willem V.3 Veel patriotten bleven tot en met de komst van de Pruisen hoop koesteren dat de Fransen hen te hulp zouden schieten.4 Tijdens de Pruisische Interventie schreef een Amsterdamse student brieven aan zijn ouders over geruchten die hij hoorde over enorme Franse legers, op weg om de patriotten te bevrijden.5 Op het laatst moest hij echter concluderen: 'de fransen waarvan men stellig verzeekert dat die op mars zouden zyn met 80, duizend man, en reeds na By den Bosch & Breda zyn, dog daar men zo menig vuldig hierin is te leur gesteld, word er hier niet veel van gelooft […]'6 Maar zes jaar later kwamen de Fransen dan toch. De Nationale Conventie stond nu aan het roer

1 Bijvoorbeeld: Hf, 23-02-1793. 2 P.J.H.M. Theeuwen, 'Pieter 't Hoen en de Post van de Neder-Rhijn: een bijdrage tot kennis van de Nederlandse geschiedenis in het laatste kwart van de achttiende eeuw' (Hilversum 2002) 507. 3 J.J.M. Baartmans, 'Hollandse wijsgeren in Brabant en Vlaanderen: geschriften van Noord-Nederlandse patriotten in de Oostenrijkse Nederlanden, 1787-1792' (Nijmegen 2001) 29. 4 Willem V had goede banden met het Engelse koningshuis. Na de Engelse Zeeoorlog veroordeelden de patriotten deze relatie. Ze hoopten dat Frankrijk, als vijand van Engeland, het zich niet kon veroorloven dat de Republiek in handen zou vallen van Pruisen, en daarmee in handen van de stadhouder en Engeland. 5 W. Christiaens en M. Evers, 'Patriotse illusies in Amsterdam en Harderwijk: de in Amsterdam en Harderwijk, weerspiegeld in de brieven van Steven Jan en Jakob van Geuns, zonen van de Harderwijkse hoogleraar Matthias van Geuns, 1784-1788' (Hilversum 2002) 190-198, brieven 2.2.14-2.2.19. 6 Christiaens en Evers, 'Patriotse illusies in Amsterdam en Harderwijk', 198, brief 2.2.19.

5 van de Franse Revolutie en had op 19 november 1792 een decreet afgevaardigd om op te komen als bevrijder van onderdrukte volkeren.7 Maar hoe oprecht waren de Franse motieven om de Nederlanden te veroveren? En hoe waren de politieke verhoudingen in Nederland veranderd sinds 1787? Geloofden de patriotten nog in een Franse bevrijding? In dit onderzoek wordt ingegaan op de vraag of de Nederlanders het Franse leger zagen als bevrijders of bezetters. Om deze vraag te beantwoorden moet eerst het politieke klimaat van de Nederlanden na de Pruisische Interventie bekeken worden: Wat deden de patriotten die emigreerden? Wat waren de verhoudingen tussen patriotten en Oranjegezinden na 1787 en hoe was dit van invloed op de perceptie van de Fransen? Na de verovering van de Nederlanden kwamen de verhoudingen met Frankrijk onder druk te staan. Op 16 mei 1795 verbond het Haags Verdrag de Nederlandse Bataafse Republiek officieel met de Franse Republiek. Voordat een einde maakte aan de Bataafse Republiek, hadden de Nederlanden in feite al te maken met vergaande Franse bemoeienis. Hoe was dit van invloed op de relatie tussen Frankrijk en de Nederlanden? Hoe veranderde het politieke klimaat in de Nederlanden in de maanden januari – mei 1795, en wat had dit voor gevolgen voor de perceptie van de Fransen?

Couranten

In 1780-1787 ontstond in de Nederlanden een groot politiek persapparaat met tijdschriften en pamfletten die ofwel Oranjegezind, ofwel patriottistisch gedachtegoed verspreidden. Over het algemeen lazen meer mensen het patriottisch gedachtegoed, maar dat betekende niet dat er meer patriotten dan Oranjegezinden waren, in tegendeel: er was een groot aantal Oranjegezinden in de lagere klassen, maar zij waren niet zo geïnteresseerd in dergelijke tijdschriften of hadden niet het geld om de bladen te kopen.8 De patriottische tijdschriften werden na 1787 gecensureerd en veel schrijvers vluchtten naar het buitenland.9 Ondergronds lazen leesgenootschappen, een voortzetting op de verboden geworden patriottenverenigingen, nog wel (illegale) politieke lectuur.10 Dit zou een goede bron zijn om de de opinie van patriotten te achterhalen, maar in dit onderzoek is de aandacht vooral gevestigd op de couranten van destijds, omdat deze een regelmatiger overzicht geven van de

7 P. Geyl, 'Patriotten en N.S.B.'ers: een historische parallel' (Groningen 1958) 14. 8 M. Schneider, 'Kranten', in M.G.E. Venekamp e.a., Algemene geschiedenis der Nederlanden deel 9, Nieuwe Tijd: politieke – en religiegeschiedenis 18de eeuw, socioculturele geschiedenis 1500-1800, overzeese geschiedenis 17de en 18de eeuw ( 1980) 207-209. 9 Theeuwen, 'Pieter 't Hoen en de Post van den Neder-Rhijn', 507. 10 M. Hell, 'Revolte, rust en revolutie 1747-1795', in W. Frijhoff e.a., Geschiedenis van Amsterdam: zelfbewuste stadstaat 1650-1813 (Amsterdam 2005) 373-374.

6 gebeurtenissen van september 1794 – mei 1795, en niet enkel de opinie van patriotten vertegenwoordigen. Historicus Berkelbach van der Sprenkel heeft een krantenonderzoek gedaan naar de periode vóór de Franse invasie. Hij gebruikte hiervoor de meestgelezen kranten; de 's-Gravenhaagse Courant (in combinatie met de zaterdagse Hofcourant), de Rotterdamsche Courant, de Oprechte Haarlemse Courant en de Leydse Courant. De 's-Gravenhaagse koos kant voor Oranje, de Rotterdamsche was kritisch naar de Franse Revolutie maar minder fel Oranjegezind, en de Leydse en Haarlemse sympathiseerden met de gematigde revolutionaire stromingen in Frankrijk (eerst de Feuillants en later de Girondijnen).11 Het onderzoek van Van der Sprenkel heeft als eindpunt het begin van de Franse invasie. Kwam er een einde aan de censuur op het schrijven over de Nederlandse revolutionairen toen de Fransen de Nederlanden binnenvielen? En hoe was de berichtgeving in de krant vlak na de verovering? In hoeverre stonden de kranten in dienst van de Fransen of de patriotten? De laatste twee hoofdstukken schenken aandacht aan deze vragen, door steekproefsgewijs in te gaan op enkele kernpunten van de Franse verovering in 1794-1795, en op hoe de berichtgeving veranderde in de eerste maanden na de omwenteling. Hierbij zijn niet enkel de kranten van belang die Van der Sprenkel behandelt, maar ook de lokale nieuwsbladen. Het is onmogelijk om alle couranten te behandelen maar door in te gaan op enkele kernpunten uit deze periode en die binnen de politieke context te plaatsen, kan een overzicht gegeven worden van de Nederlandse publieke opinie.

Gematigden en radicalen

Er is over de omwenteling van 1795 al het een en ander geschreven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog deed Pieter Geyl twee voordrachten die hij later heeft uitgegeven als Patriotten en N.S.B.'ers, een werk dat – ondanks wat de naam misschien doet vermoeden – geen anachronistische vergelijking is, maar de gebeurtenissen van 1795 aanhaalt om aan te tonen dat de Nederlandse nationale geest niet gevormd is door een buitenlandse onderdrukker.12 Geyl ageert tegen het idee dat de Fransen de Bataafse Omwenteling inspireerden. De grieven van de patriotten en het gematigde karakter van de omwenteling waren typisch Nederlands.13 Een ander belangrijk werk is Patriots en Liberators van Simon Schama van eind jaren 70 dat eigenlijk bijna hetzelfde benadrukt: de Bataafse

11 J.W.B. van der Sprenkel, 'De Franse Revolutie in de contemporaine Hollandse kranten', De Gids 103 (1939) 323- 357, 355. 12 Geyl, 'Patriotten en N.S.B'ers', 56-59. 13 Ibidem, 27-29.

7 Omwenteling was de uitkomst van een nationale strijd die te vaak beschreven is als een voetnoot van de Franse Revolutie.14 Opvallend is dat historici die over de patriottentijd en Franse Tijd schrijven bijna standaard aanhalen dat er 'zo weinig over geschreven is' als verantwoording voor het bestaan van hun eigen werk. Toch zijn er in de negentiende eeuw al brontransscripties gedaan, aangevuld met uitvoerige inleidingen, en bestaan er uit de twintigste eeuw onder andere de werken van Geyl, Schama en Berkelbach van der Sprenkel. Daarnaast bestaan er lokale geschiedenissen over de patriottentijd en Bataafse Republiek en biografieën over de meeste sleutelfiguren. Volgens een in 2011 verschenen overzichtswerk van historicus Jan Kikkert is de periode toch nog steeds het ondergeschoven kindje van de nationale geschiedenis.15 Waarom nog dit onderzoek? Historici gebruiken couranten incidenteel als bron, maar alleen bij Berkelbach van der Sprenkel zijn ze een hoofdobject. Hij richtte zich echter vooral op buitenlands nieuws.16 De patriottentijd maakte politiek voor een groot deel van de bevolking toegankelijk: de publieke opinie maakte rap veranderingen door tijdens de Franse invasie en de daaropvolgende omwenteling. Deze veranderingen zijn in couranten op de voet te volgen. In de vraag naar de Nederlandse perceptie van de Fransen is het belangrijk te weten wie 'de Nederlanders' waren. Schama, Geyl en andere historici onderscheidden naast patriotten en Oranjegezinden, democratische – en aristocratische patriotten. De democraten waren de zelfbewuste stedelingen van de gegoede burgerij – ondernemers, kooplieden en intellectuelen – plus de katholieken en gereformeerde dissenters die geen kans maakten op lucratieve bestuursambten. De aristocraten waren regenten die na het falende optreden van de stadhouder in de Vierde Engelse Zeeoorlog (1780-1784) los wilden komen van patronagebanden met het Oranjehuis. Als leden van de oude elite gingen de hervormingen die de democraten wilden doorvoeren hen echter te ver.17 Het onderscheid in democraten en aristocraten is bruikbaar voor de patriottentijd (1780-1787) maar schiet tekort in het uitleggen van de gebeurtenissen na de Restauratie tot de Bataafse Omwenteling. In deze periode is het zinniger een onderscheid te maken in radicalen en gematigden, zoals Theod Jorissen al deed voor Amsterdam in de 1874.18 Deze scheiding hangt minder samen met maatschappelijke afkomst. Een klein aandeel aristocraten vervulde nog steeds een rol als gematigde patriot, maar de scheiding tussen radicalen en gematigden lag eerder binnen aanhangers van de

14 S.M. Schama, 'Patriots and liberators: revolution in the Netherlands 1780-1813' (New York 1977) 9-14. 15 J. G. Kikkert, 'De val van de Republiek' (Soesterberg 2001) 7-8. 16 Er bestaat een boek over kranten die eind 18de eeuw in Nederland gedrukt werden, maar dit boek besteedt vooral aandacht aan de Franstalige Gazette de Leyde: J. Popkin, 'News and politics in the age of revolution: Jean Luzac's Gazette de Leyde' (Ithaka/Londen 1984). 17 C.H.E. de Wit, 'Oud en modern. De Republiek 1780-1795', in M.G.E. Venekamp e.a., Algemene geschiedenis der Nederlanden deel 9, 113-116. 18 T.T.H. Jorissen, 'De patriotten te Amsterdam in 1794' (Amsterdam 1874).

8 vroegere democratische factie. De Oranjegezinden waren tegen de tijd dat de Fransen binnenvielen al flink uitgedund. Deze scheiding in gematigden en radicalen vormt het theoretisch kader van dit onderzoek. Mijn hypothese is dat de publieke opinie beheerst werd door gematigde patriotten. In eerste instantie was de meerderheid van de bevolking euforisch over de Franse invasie maar al snel sloeg de euforie om in wantrouwen tegenover de bevrijder.

9 Hoofdstuk 1 Van Oranje-restauratie naar Bataafse Omwenteling

Hoe ontwikkelde het politieke klimaat zich na de terugkeer van de stadhouder in Den Haag? In dit hoofdstuk wordt eerst aandacht besteed aan de geëmigreerde patriotten. Daarna komt de politieke situatie in de Nederlanden aan bod. Als laatste is er aandacht voor de politieke ontwikkelingen tijdens de Franse invasie.

Ballingschap

Na de Pruisische Interventie verlieten enkele duizenden patriotten de Nederlanden, meestal voor Vlaanderen of Frankrijk. Volgens historicus Baartmans was de dreiging van vervolging voor de meesten niet reëel: de Staten van Holland en de stadhouder kwamen tot een vrij milde amnestieregeling die voorschreef dat enkel de leidende patriotten en geweldplegers vervolgd moesten worden.19 Na enkele weken of maanden verkozen de meesten dan ook om naar de Nederlanden terug te keren. Historicus Schama legt nadruk op het feit dat radicale revolutionairen niet naar de Nederlanden konden terugkeren.20 Bovendien liepen veel ballingen geen fysiek – maar wel financieel gevaar: de boetes liepen in Utrecht alleen al op tot 100.000 gulden.21 Daarbij vermeldt Schama dan weer niet dat in Utrecht de straffen buitenproportioneel hoog waren.22 Ook over andere details wat betreft de vluchtelingen heerst weinig consensus: zo schrijft Kikkert dat er in de eerste vluchtelingengolf meer dan 10.000 patriotten emigreerden terwijl Baartmans concludeert dat er in totaal niet meer dan 10.000 gevlucht kunnen zijn.23 Ondanks de vage details is de politieke ontwikkeling van de ballingen wel duidelijk. De revolutionaire vluchtelingen kregen uitkeringen van de Franse koning en zochten toenadering met het hof, en later de Nationale Vergadering. In Saint-Omer, in een voormalig klooster, ontstond een kolonie van patriotten die de moed nog niet hadden opgegeven. Deze revolutionairen vormden geen eenheid. Johan Valckenaer en Court van Beyma hadden de leiding in de kolonie en raakten met

19 Baartmans, 'Hollandse wijsgeren in Brabant en Vlaanderen', 25. 20 Schama, 'Patriots and liberators', 207-210. 21 Ibidem, 166. 22 De Wit, 'Oud en modern.', 125. 23 Baartmans, 'Hollandse wijsgeren in Brabant en Vlaanderen', 21-29. Kikkert, 'De val van de Republiek', 120. Kikkert baseert de moderne consensus op een boek uit 1976. Baartmans heeft een uitvoerige analyse gedaan en heeft waarschijnlijk gelijk dat er niet meer dan 10.000 emigranten waren.

10 elkaar in conflict. Valckenaer wilde een beter leven opbouwen voor de patriotten in het buitenland, terwijl Beyma zo snel mogelijk hoopte terug te keren naar de Nederlanden. De twee vormden facties die elkaar bestreden alsof ze het aan de stok hadden met prinsgezinden: met pamfletten, bezwaarschriften, huisbestormingen en af en toe een straatgevecht.24 De onderhandelingen met Frankrijk over een invasie van de Nederlanden verliepen dan ook niet soepel. Er vormden zich verschillende gezantschappen die om hulp vroegen aan de Nationale Vergadering, maar meer dan het verkrijgen van waardeloze assignaten zat er vaak niet in. Assignaten waren waardepapieren van de revolutionaire Franse regering die in eerste instantie ontstonden voor de verkoop van onteigende kerkgrond. De assignaten fungeerden al snel als een soort papiergeld dat sterk aan inflatie onderhevig was. Tijdens de buitenlandse expansie van de Nationale Conventie kregen de emigranten meer sympathie van de Fransen. Een kleine groep vluchtelingen verenigde zich in het Comité Révolutionnaire Batave om een invasie te bewerkstelligen. , een vroegere aanhanger van Valckenaer, richtte daarnaast een vreemdelingenlegioen op en wist enkele honderden ballingen te rekruteren. Dit Bataafse Legioen zou later samen met het Franse leger de Nederlanden intrekken.25

Wetsverzetting en Oranjeliefde

De Oranjereactie tijdens de Restauratie is vaak omschreven als mild en gematigd, ondersteund door het feit dat veel ballingen snel terugkeerden uit het buitenland. Toch meent historicus Kikkert dat de directe reactie na de Pruisische Interventie vurig was, al was het Oranjevuur hier en daar 'geregisseerd' door bestuurders. In 's-Hertogenbosch en Zeeland betekende de 'Oranjereactie' dat zowel het Staatse leger als de Oranje-aanhangers aan het plunderen, mishandelen en brandstichten sloegen – acties die volgens Kikkert in de doofpot belandden.26 Deze wraakacties kwamen vooral in de eerste maanden na de Pruisische Interventie voor. In een stadsgeschiedenis van Rotterdam wordt aangehaald dat het Oranjegeweld aldaar extremer was dan in de rest van de Nederlanden, met van 6 tot en met 12 december grootschalige vernielingen.27 Deze plunderingen kwamen wel degelijk in de krant en ook de grote plunderingen van het Staatse garnizoen in 's-Hertogenbosch haalden het

24 Kikkert, 'De val van de Republiek', 124-128. 25 F. van Anrooij, 'Herman Willem Daendels, 1762-1818', in F. van Anrooij e.a., Herman Willem Daendels, 1762- 1818: van Hattem naar St. George del Mina (Utrecht 1991) 19. 26 Kikkert, 'De val van de Republiek', 103-104. 27 A. van der Schoor, 'Stad in aanwas deel 1: geschiedenis van Rotterdam tot 1813' (Zwolle 1999) 379-380.

11 landelijke nieuws.28 Van de doofpot lijkt dus geen sprake. Niet overal kwamen wraakacties voor: in Zwolle, waar de burgerij zich overheersend met de patriotten identificeerde leidde de Interventie niet tot geweld.29 De Pruisische Interventie maakte een einde aan patriottensociëteiten, vrijkorpsen en de drukpersvrijheid. Bovendien werd in januari 1788 de 'wet verzet' wat betekende dat Willem V de volmacht kreeg om gewestelijke – en stedelijke bestuurders te ontslaan en nieuwe bestuurders te benoemen.30 De wetsverzetting had niet overal dezelfde gevolgen. De zuiveringen van de schutterij en de stadsbesturen van Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Leiden waren grondig: de patriottenburgers moesten hun wapens inleveren en er kwam een vrijwel geheel nieuwe vroedschap.31 Vreemd genoeg bleef in Gouda de meerderheid van de vroedschap zitten, nadat ze publiekelijk excuses hadden gemaakt over de arrestatie van Wilhelmina bij Goejanverwellesluis.32 In Haarlem, waar evenmin weinig bestuurlijke prinsgezinden waren, vulde de stadhouder het bestuur aan met regenten van buiten de stad.33 Buiten Holland was de Restauratie ook niet overal even ingrijpend. Zwolle had hetzelfde probleem als Haarlem, maar in plaats van regenten buiten de stad te zoeken, moesten de zittende regenten enkel de eed van trouw zweren aan de stadhouder.34 In het Noorden lijkt de Restauratie redelijk soepel te zijn verlopen. In Leeuwarden hadden de patriotten de strijd in 1786 eigenlijk al verloren: de aristocraten hadden zich uit angst voor volksinvloed achter Willem geschaard en uiterlijke hervormingen doorgevoerd die in de praktijk niets veranderden aan de invloed van de stadhouder op het bestuur.35 In de gehele Nederlanden moesten patriottensociëteiten hun deuren sluiten, maar in gebieden die die ver verwijderd waren van Holland sprongen vrijwel direct leesgenootschappen op die verboden revolutionaire lectuur bespraken. In 's-Hertogenbosch was het in 1789 alweer mogelijk openlijk patriotse sympathieën te uiten.36 In Staats-Brabant identificeerden relatief veel burgers zich als patriot. De provincie had geen

28 Bijvoorbeeld: H, 15-11-1787. 29 J. ten Hove, 'Geschiedenis van Zwolle' (Zwolle 2005) 386-387. 30 Kikkert, 'De val van de Republiek', 117. 31 Hell, 'Revolte, rust en revolutie', 372-373. Van der Schoor, 'Stad in aanwas', 380. E.H. de Jong, 'Weldenkende burgers en Oranjeliefhebbers: patriotten en prinsgezinden in Leiden, 1775-1795' (Hilversum 2014) 291-294. A. van Hulzen, 'Utrecht in beroering: patriotten en Fransen in de Domstad, 1780-1813' (Utrecht 2002) 106. 32 P.H.A.M. van Abels, 'Voor de vrijheid en tegen Oranje', in P.H.A.M. van Abels e.a., Duizend jaar Gouda: een stadsgeschiedenis (Hilversum 2002) 340. 33 H. Schmitz, B.M.J. Speet en B.M.A. de Vries, 'Stadsbestuur en democratie', in G.F. van Ree-Scholtens, Deugd boven geweld: een geschiedenis van Haarlem, 1245-1995 (Hilversum 1995) 325-327. 34 Ten Hove, 'Geschiedenis van Zwolle', 388. 35 H. Spanninga, 'Om de vrije magistraatsbestelling', in R. Kunst e.a., Leeuwarden: hoofdstad van Friesland, 750-2000 (Leeuwarden 1999) 157-158. 36 A.W.F.M. van de Sande, inleiding op C. de Mooij, ' ''Eindelyk uit d'Onderdrukking'': patriottenbeweging en Bataafs- Franse Tijd in Noord Brabant, 1784-1814' (Zwolle 1988) 16-18.

12 vertegenwoordiging in de Staten-Generaal maar was, net als Drenthe een Generaliteitsland: veel burgers voelden zich hierdoor onevenredig belast. Bovendien waren er in Brabant overheersend katholieken die geen kans maakten op lucratieve bestuursambten. Toch waren het ook in Brabant de hervormden in de steden die het voortouw namen tijdens de revolutie.37 8 maart 1788 was het in veel Hollandse steden feest om de verjaardag van Willem V te vieren. Ook Utrecht kleurde oranje. Arnhem liet de verjaardag en de kermis in 1788 niet doorgaan uit angst voor een oproer.38 Dit was niet onterecht, in Drenthe braken patriotten de Oranje erebogen af.39 In Eindhoven droeg de lokale overheid tijdens de verjaardag op tot het dragen van Oranjekleding maar de meerderheid van de stad weigerde dit te doen.40 De wetsverzetting, de feesten en de wraakacties kwamen vooral in het eerste jaar na de Pruisische Interventie voor. De stadhouder moest zich laten gelden, maar kon niet verbloemen dat zijn macht enkel op de dreiging van buitenlandse interventie berustte. Kikkert benadrukt dat de slechte financiële situatie en geldverspilling aan het hof het grauw steeds minder enthousiast maakte voor Oranje.41 De leesgenootschappen, die tot doel hadden het inwijden van de gewone man in revolutionaire lectuur, groeiden ondertussen explosief.42

De Franse invasie

Het leger van Dumouriez opende op 23 februari 1793 het vuur op Breda en een dag later gaf de krijgsraad zich over.43 De traditionele Oranjeliefde van de stad ging schijnbaar niet ver genoeg om een langdurig beleg te riskeren. Er kwamen verkiezingen en een Bataafs Comité, vooral bestaande uit emigranten. De Fransen wisten de stad echter niet te behouden. In maart verloren de troepen de Slag bij Neerwinden van de coalitie. De pas geplante vrijheidsboom ging in vlammen op en de stedelingen dansten rond een nieuw opgerichte Oranjeboom.44 De enige noemenswaardige overwinning van Nederlanders tegen de Franse invasiemacht was van Willemstad gekomen. Deze gewonnen slag was daarna het onderwerp

37 Van de Sande, ' ''Eindelyk uit d' Onderdrukking'' ', 7-9. 38 Th. N. Eijsink, 'Bijdragen tot de geschiedenis van Arnhem deel 2: restauratie en revolutie in Arnhem, 1 juli 1787 – 6 mei 1795' (Arnhem 1967) 32-35. 39 M. G. Buist, 'Van oude vrijheid naar nieuwe eenheid, 1748-1850', in J. Hesinga e.a., Geschiedenis van Drenthe (Amsterdam 1985) 506. 40 Kikkert, 'De val van de Republiek', 134. 41 Ibidem, 144. 42 Hell, 'Revolte, rust en revolutie', 375. 43 V.A.M. Beermann en J.L.M. de Lepper, 'De lotgevallen van de stad', in V.A.M. Beermann e.a., Geschiedenis van Breda II: aspecten van de stedelijke historie, 1568-1795 (Breda 1977) 78-84. 44 Beermann en De Lepper, 'De lotgevallen van de stad', 85.

13 van veel afbeeldingen en geschriften.45 Er werd dus wel een poging gedaan om de nationale trots onder de Oranjegezinden te doen heropleven. Waarom waren de Fransen plotseling geïnteresseerd in de verovering van de Nederlanden? Deze eerste veroveringspoging was klaargespeeld door het lobbyen van het Bataafse emigrantencomité in Parijs en het vreemdelingenlegioen van Daendels. Er was echter geen duidelijk plan: de communicatie tussen de Nationale Conventie en generaal Dumouriez verliep stroef. De generaal handelde naar eigen inzicht om in de Nederlanden een machtsbasis te vestigen en vanuit daar de revolutie in Frankrijk van de radicale Jakobijnen te verlossen. Na de Slag bij Neerwinden mislukte zijn plan en liep hij over naar de Oostenrijkers wat mede van invloed was op het verdacht maken van de Girondijnen als verraders van de Franse Revolutie. Het Bataafse Comité was ook een verdachte in de complottheorieën van de Jakobijnen waardoor een volgende invasie van de Nederlanden pas mogelijk werd na de val van Robespierre.46 De voorbereiding voor de tweede invasie kwam vooral uit de Nederlanden. De kern van de Nederlandse verzetsbeweging lag in Amsterdam, geleid door de zes leden van het Geheim Comité. Theod Jorissen heeft in 1874 een boek gepubliceerd over deze verzetsbeweging aan de hand van brieven en publicaties van patriotten en het stadsbestuur. Het comité onderhield niet alleen contact met Daendels maar ook met de paar duizend patriotten in Amsterdam en met de leesgenootschappen in Holland, Overijssel, Utrecht en Groningen.47 Daendels drong erop aan dat de patriotten zelf een omwenteling moesten veroorzaken voordat de Franse troepen arriveerden om een annexatie van de Nederlanden te voorkomen.48 De voorzitter van het Geheim Comité, Willem van Irhoven van Dam, moest Daendels teleurstellen. Hij had weinig vertrouwen in de Nederlandse patriotten, die meer hielden van praten dan van actie. 'Tegenstand van het volk van binnen is niet te vermoeden, maar [...] bijstand ook niet te verwagten.'49 Voor Irhoven van Dam was het duidelijk: de heldhaftige Fransen moesten de klus klaren. De Oranjeliefde was niet alleen tanende, ook de patriotten waren passief geworden. Ze konden zich de geruchten over denkbeeldige troepen in 1787 waarschijnlijk nog goed herinneren en wilden de Fransen eerst met eigen ogen zien. Pas toen de Franse troepen 's-Hertogenosch veroverden op 10 oktober 1794 kwamen de Amsterdammers in actie. Ze stuurden een rekest aan de burgemeester om de stad niet te verdedigen en de Engelsen buiten de muren te houden. Het Amsterdamse stadsbestuur, gesteund door troepen

45 Van de Sande, ' ''Eindelyk uit d'Onderdrukking'' ', 19. 46 Schama, 'Patriots and liberators', 151-153. 47 Hell, 'Revolte, rust en revolutie', 374-375. 48 Geyl, 'Patriotten en N.S.B.'ers', 19-20. 49 Jorissen, 'De patriotten te Amsterdam in 1794', 23, brief van Willem van Irhoven van Dam aan Hendrik Willem Daendels.

14 van de prins en de schutterij, vervolgde de aanbieders van het rekest en onderdrukte de leesgenootschappen. Irhoven van Dam, Alexander Gogel en Cornelis Kraijenhof, alle drie lid van het Geheim Comité, sloegen op de vlucht. Daendels en Gogel wantrouwden de Franse troepen: de Franse hoofdgeneraal, Pichegru, leek liever te willen wachten dan door te trekken naar Holland. Bovendien deden er geruchten de ronde over vredesonderhandelingen tussen Oranje en Parijs.50 De radicaal Jacob Blauw nam de leiding over de resten van het Geheim Comité. Hij trok naar de Franse hoofdstad om met de Conventie te onderhandelen. De Conventie accepteerde Blauw echter niet als representant van de Nederlandse patriotten maar deed wel onderhandelingen met de afgezanten van Oranje. Blauw begon zijn vertrouwen in een Franse invasie te verliezen en vestigde zijn hoop op het legioen van Daendels.51 Daendels probeerde, zonder Franse toestemming, de Bommelerwaard te veroveren in december 1794 maar werd verslagen. Na deze teleurstelling viel het Geheim Comité uiteen.52 Twee leden richtten een nieuw gematigd comité op, met onder andere Alexander Gogel, dat vooral ten doel had een annexatie door Frankrijk te voorkomen. Dit Revolutionaire Comité wist uiteindelijk de omwenteling in Amsterdam te organiseren. Op 19 januari dwongen zij, met behulp van Kraijenhof, die optrad als representant van de Fransen, het Amsterdamse stadsbestuur af te treden. Een dag later arriveerden de troepen van Daendels. Vervolgens kwam er in Amsterdam een provisioneel bestuur, voorgezeten door Rutger Jan Schimmelpenninck, vroeger lid van het Geheim Comité. Ook anderen uit dit comité, waaronder Gogel en Irhoven van Dam namen zitting in het bestuur. De radicalen rond Jacob Blauw en Johan Valckenaer visten naast het net.53 De radicalen vormden geen gesloten blok: het waren patriotten die wraak wilden voor 1787 of er meer dictatoriale ideeën op nahielden zoals Jacob Blauw.54 De verdeling van bestuursambten in Amsterdam laat zien dat de vroegere leden van het Geheim Comité, die de omwenteling in het begin orkestreerden, de nieuwe regering vormden. Gematigdheid beheerste dan ook de eerste jaren na de omwenteling. Het al dan niet vertrouwen van de Fransen hing niet direct samen met de identificatie als radicaal of gematigde patriot: Daendels en Blauw, beiden radicalen, hadden duidelijk twijfels bij de Franse invasie, maar ook Gogel durfde niet op een Franse interventie te hopen. Er was onder de actieve patriotten zeker ook bewondering voor de Fransen: Irhoven van Dam zag in hen ware revolutiehelden waar de passieve Nederlandse patriot nog veel van kon leren. 50 Jorissen, 'De patriotten te Amsterdam', 112-113. 51 Ibidem, 129-149. 52 Ibidem, 150. 53 Ibidem, 154-156. 54 Ibidem, 157-158.

15 Hoofdstuk 2 Een zusterrepubliek

De Fransen veroverden Staats-Brabant in september – oktober 1794 en trokken van daaruit verder naar Holland. In de laatste 's-Gravenhaagse courant van voor de Bataafse Omwenteling liet de stadhouder een bericht plaatsen waarin hij zijn vertrek naar Engeland aankondigde omdat hij 'niet een obstakel (wilde) zyn aan den vreede […]'55 De prins vertrok op 18 januari, twee dagen na de capitulatie van Utrecht. De weg was daarna vrij voor de Fransen: de Engelsen en Oostenrijkers trokken zich terug nadat de invasiemacht de rivieren overstak. Het leger van de stadhouder was niet tegen de overmacht opgewassen en sloeg op de vlucht zodra de vijand in de buurt kwam.56 In januari – februari 1795 vielen de Nederlandse steden en gewesten een voor een in handen van revolutionaire comités. Hoe veranderde het politieke klimaat in deze maanden en hoe ontwikkelde de relatie met Frankrijk zich van januari tot en met het Haags Verdrag in mei 1795?

Revolutionaire comités en verkiezingen

Voordat de Fransen de rivieroversteek waagden waren de meeste steden in Staats-Brabant al 'om'. Vooral in Oost-Brabant kregen de Fransen hulp van de bevolking.57 Een deel van de hervormde bovenlaag vluchtte naar het Noorden uit angst voor represailles: de Franse troepen executeerden 250 koningsgezinde Fransen die naar Brabant waren gevlucht.58 Aangezien de omwenteling op dit moment nog in volle gang was, lieten de Fransen de plaatselijke besturen in Staat-Brabant zoveel mogelijk gehandhaafd. Ze zochten enkel vervanging voor gevluchte ambtenaren en regenten. Soms deden teruggekeerde emigranten, verzameld als Bataafse Comités de ambtsbenoemingen. In januari 1795 kwam er een Centrale Administratie in 's- Hertogenbosch die voor het Generaliteitsland verkiezingen organiseerde in dienst van de Franse autoriteiten.59 Opvallend is dat na verkiezingen in Staats-Brabant en enkele Gelderse steden het aantal katholieken dat zitting nam in dorps – en stadsbesturen overal verschilde. Historicus Eijsink hangt

55 Gh, 24-01-1795. 56 Geyl, 'Patriotten en N.S.B.'ers', 23-25. 57 Beermann en De Lepper, 'De lotgevallen van de stad', 78-86. Het traditioneel Oranjegezinde Breda, dat in 1793 ook al bezet was door de Fransen, gaf zich pas op 28 januari over. 58 Van de Sande, ' ''Eindelyk uit d'Onderdrukking'' ', 20. 59 Ibidem, 21-22.

16 dit op aan het wel – of niet aanwezig zijn van leidinggevende figuren.60 Het kan ook te maken hebben met hoe onderdrukt de katholieke bevolking zich voelde door het eerdere bestuur, of een verschil zijn tussen het platteland en de stad. In Boxtel bijvoorbeeld was het nieuwe bestuur geheel katholiek.61 Historicus Anton van de Sande schrijft bovendien dat er onder de Brabantse plattelandsbevolking het denkbeeld heerste van de Fransen als redders van het 'ware geloof'.62 In de rest van de Nederlanden voltrok de revolutie zich in een vrij eenzijdig proces. Vlak voor de Franse troepen arriveerden (en in sommige steden vlak erna) verzamelden kleine groepen patriotten zich in revolutionaire comités: dit waren leidinggevende patriotten die bijvoorbeeld actief waren geweest in leesgenootschappen. Toen de Fransen de rivieren overstaken en de stadhouder naar Engeland vluchtte, was de afwachtende houding van de patriotten niet meer nodig. Vaak traden stadsbesturen ter plaatse af zonder zich tegen het revolutionaire comité te verweren. Vervolgens organiseerde een tijdelijke regering (meestal leden van het comité) verkiezingen. Iedere wijk stemde in de stad op een of twee afgezanten. De afgezanten bij elkaar vormden de municipaliteit. Dit proces had zich in 1793 ook in Breda voorgedaan onder generaal Dumouriez.63 De municipaliteit vormde het plaatselijke bestuur, op nationaal niveau bleven de Staten-Generaal in werking tot de eerste Nationale Vergadering (1796), nu met revolutionaire afgezanten uit de gewesten.64 In Zeeland, Friesland en enkele Gelderse steden veranderde op bestuurlijk niveau maar weinig: leden uit oude regentenfamilies werden ook gekozen voor de nieuwe besturen.65 Van vervolgingen was bijna geen sprake, tot teleurstelling van de meer radicale burgersociëteiten.66 Wel kregen veel steden een Comité van Waakzaamheid dat als een soort politiemacht dienst deed en een contrarevolutie moest voorkomen, maar een Oranjereactie kwam er niet.67 Bijna overal voerde gematigdheid de boventoon. Alleen in Friesland kwamen de radicale sociëteiten direct in verzet. Vroegere Oranjegezinden konden hier niet stemmen.68 Volgens Kikkert begon de radicalisering in Friesland door de komst van een relatief grote groep emigranten uit Saint-Omer.69 De eerste reactie na de komst van de Fransen was over het algemeen vreugdevol: overal waar de

60 Eijsink, 'Bijdragen tot de geschiedenis van Arnhem', 90. 61 F. van Doorn, 'Slag om Boxtel', In Brabant 1 (2014) 14-15. 62 Van de Sande, ' ''Eindelyk uit d'Onderdrukking'' ', 9. 63 Beermann en De Lepper, 'De lotgevallen van de stad', 84. 64 Kikkert, 'De val van de Republiek', 178-179. 65 Ibidem, 172. 66 Bijvoorbeeld: Van der Schoot, 'Stad in aanwas', 382. Y. Kuiper, 'Heren van Leeuwarden: macht, reputatie en vermogen', in R. Kunst, Leeuwarden, 253-254. 67 Bijvoorbeeld: Ter Hove, 'Geschiedenis van Zwolle', 320. R. van der Wal, 'Sterke overheid en mondige burger', in P.H.A.M. Abels, Duizend jaar Gouda, 558. 68 Kuiper, 'Heren van Leeuwarden', 255. 69 Kikkert, 'De val van de Republiek', 177.

17 troepen binnenmarcheerden dansten burgers rond de vrijheidsboom. Toch was de feestvreugde vaak maar van korte duur – al snel bleek de bevrijder een veeleisende bezoeker.

Inkwartiering

Volgens Beermann en De Lepper gebeurde de inkwartiering van militairen in Breda gedisciplineerd in 1793.70 Dat is opvallend: in 1795 veroorzaakten de Franse soldaten namelijk veel overlast. Na de Bataafse Omwenteling verbleven de buitenlandse troepen tijdelijk in Nederland. In principe had de inkwartiering overal – in meer of mindere mate – dezelfde gevolgen. Hieronder zullen de problemen die de Franse troepen veroorzaakten met enkele voorbeelden worden uitgelegd. In Haarlem plaatste de overheid de soldaten niet bij mensen thuis maar in openbare gebouwen, omdat de Fransen hun gastheren mishandelden en afpersten.71 In veel andere steden werden de troepen wel bij mensen thuis geplaatst: in Delft leidde dit tot zoveel onvrede dat Dumonceau, de plaatselijke generaal, op de vrijheidsboom een opschrift plakte: 'Het vrije Holland aan de Franschen dankbaar'.72 De soldaten plunderden, stalen en eigenden zich voorraden toe. Toch waren de relaties met de burgers in het begin niet overal slecht. Historicus Pikkemaat toont aan de hand van het dagboek van een patriot aan dat de soldaten in Nijmegen zorgden voor werkgelegenheid, en zich vrij netjes gedroegen. Wat wel direct wrijving gaf was het papiergeld, de assignaten, waarmee de soldaten wilden betalen, en de rekwisities van de Franse commissarissen. Om enige sympathie te wekken eiste de legerleiding hier niet alles op door rekwisities maar deed aanspraak op de patriotse vrijgevigheid.73 Arnhem, waar het aantal ingekwartierde soldaten bijna zo groot was als de stadsbevolking, kreeg te maken met ernstige schaarste. De militairen namen het voedsel in beslag dat de Engelsen aan de bevolking hadden nagelaten.74 Herbergen en winkels weerden de Franse soldaten die met assignaten betaalden. Om de Arnhemmers tegemoet te komen stelde de overheid eind januari een onderzoek in naar het gebruik van valse assignaten – de werkelijke assignaten waren echter even waardeloos.75

70 Beermann en De Lepper, 'De lotgevallen van de stad', 84. 71 Schmitz, Speet en De Vries, 'Stadsbestuur en democratie', 320. 72 M.A. Kok, 'Delft op weg naar de nieuwe tijd, 1780-1813', in R.A. Leeuw e.a., De stad Delft: cultuur en maatschappij van 1667 tot 1813 (Delft 1983) 14-15. 73 A.G. Pikkemaat, 'Bataafse vrijheid in Nijmegen, 1794-1795' (Nijmegen 1963) 92-101. 74 Eijsink, 'Bijdragen tot de geschiedenis van Arnhem', 74-80. 75 Ibidem, 81-82.

18 De algemene tendens in de meeste stadsgeschiedenissen is dat het enthousiasme voor de binnengetrokken Fransen al snel vervloog door de inkwartiering van troepen.76 Toch hoeft dit niet te betekenen dat de Fransen hierdoor meteen als bezetter werden gezien. De Engelsen en Oostenrijkers hadden tijdens hun aftocht ook flink geplunderd.77 Bovendien was het huizen van legers nooit gratis: de Pruisische inkwartiering in 1787 kostte de bevolking van Arnhem meer dan de Franse.78 Het is de vraag of de inkwartiering de publieke opinie ten opzichte van de Fransen veranderde. Hier zal in het laatste hoofdstuk dieper op worden ingegaan.

Het Haags Verdrag en de Bataafse Vrijheid

Welke voordelen bracht de komst van de Fransen? 19 januari al riepen de patriotten in Holland de Bataafse Republiek uit, met twee dagen later een officieel bericht in de krant.79 De Nederlandse patriotten hadden een annexatie tijdelijk weten te voorkomen. De maanden na de omwenteling stonden in het teken van verkiezingen voor plaatselijke besturen. Er kwam een meer democratisch systeem en geloofsvrijheid. Daarnaast publiceerden verschillende steden in 1795 plakkaten met Rechten voor de Mens en Burger.80 De Nederlanden waren bovendien meer gecentraliseerd en niet meer een verzameling losse gewesten: vooral voor de Generaliteitslanden betekende de omwenteling dat ze meer inspraak kregen in het landelijke bestuur. Eind 1795 zaten gezanten van Staats-Brabant en Drenthe in de eerste Nationale Vergadering van maart 1796.81 Met het Haags Verdrag van 16 mei 1795 werd de relatie tussen de Bataafse Republiek en Frankrijk officieel gemaakt. Het verdrag kende veel details, maar de belangrijkste grieven waren de volgende: de bevrijder besloot dat de Nederlanden een schadeloosstelling moesten betalen voor de bevrijding van bijna 100 miljoen gulden. Daarnaast moesten de Nederlanden in het onderhoud van 25.000 Franse soldaten voorzien en werden Maastricht, Venlo en Staats-Vlaanderen aan de Fransen afgestaan. Havenstad Vlissingen stond open voor gebruik door de Franse Republiek en was bezet

76 Bijvoorbeeld: W.J. Forsma, 'Van patriottisme naar liberalisme, 1795-1848', in W.J. Forsma, Historie van Groningen: stad en land (Groningen 1976) 429. Eijsink, 'Bijdragen tot de geschiedenis van Arnhem', 74. 77 Buist, 'Van oude vrijheid naar nieuwe eenheid', 507. 78 Gebaseerd op getallen uit: Eijsink, 'Bijdragen tot de geschiedenis van Arnhem', 35, 83. Aan het begin van zijn boek geeft hij aan dat de inkwartiering van Pruisische troepen de stad 5730 gulden kostte. De door soldaten gedane schade en de consumptie van goederen kostten nog eens 12636 gulden. In totaal dus 18366 gulden. De inkwartiering van de Franse soldaten kostte rond de 15000 gulden. 79 N, 21-01-1795. 80 Bijvoorbeeld: H.A. Kamphuis, 'Stad en Lande tijdens de Bataafse Republiek: bestuurlijke en gerechtelijke verhoudingen in Groningen, 1795-1807' (Assen 2005) 18. De Jong, 'Weldenkende burgers en Oranjeliefhebbers', 314. Eijink, 'Bijdragen tot de geschiedenis van Arnhem', 84. 81 Van de Sande, ' ''Eindelyk uit d'Onderdrukking'' ', 22.

19 door Franse soldaten. Ook nam de bevrijder de Nederlandse vloot in beslag.82 Wogen de idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap op tegen de kosten van het Haags Verdrag en de inkwartiering en rekwisities van Franse soldaten? De Bataafse Republiek leek erg afhankelijk van de Fransen. Toch stelt Kikkert dat vreugde in de vroege Republiek overheerste.83 Mijn beginhypothese was dat de gematigden het nieuws, en daarmee de publieke opinie na de omwenteling beheersten, maar wellicht is deze hypothese te simpel. De gematigden waren net als de radicalen geen gesloten blok: de leesgenootschappen hadden samengewerkt om de revolutie te doen slagen maar uit de woorden van Irhoven van Dam blijkt duidelijk dat veel patriotten vrij passief waren. Ze kwamen pas in actie toen de Fransen op de stoep stonden. Het lijkt erop dat niet alleen de Oranjegezindheid verdween in 1788-1795 maar ook veel patriotten vervielen in passiviteit. De meeste leesgenootschappen hielden het toch vooral bij lezen, in tegenstelling tot de vrijkorpsen uit de patriottentijd die naar de wapens grepen. Het is de vraag wat de meer passieve bevolking precies van de Fransen verwachtte. Al snel bleek dat de Fransen niet enkel kwamen om rond een vrijheidsboom te dansen. De actieve patriotten, waaronder Daendels en Gogel, hadden voor de omwenteling al hun wantrouwen jegens de Fransen geuit. Hoe stond de rest van de bevolking tegenover de Fransen? Veranderde de publieke opinie ten opzichte van de bevrijder door het verblijf van de soldaten en de besluiten in het Haags Verdrag?

82 G.D. Homan, 'Nederland in de Napoleontische tijd, 1795-1815' (Haarlem 1978) 12. 83 Kikkert, 'De val van de Republiek', 175-176.

20 Hoofdstuk 3 'de onvoorbeeldige Franschen'

In de voorgaande hoofdstukken is het politieke klimaat in de Nederlanden behandeld van oktober 1787 tot mei 1795. In deze periode verloor de stadhouder grotendeels zijn steun onder de bevolking. De patriotten scheidden zich in gematigden en radicalen, waarbij onder gematigden ook de vele passieve patriotten gerekend moeten worden. Mijn hypothese is dat de gematigden het nieuws beheersten: in het komende hoofdstuk zal blijken dat het nieuws vooral de opinie van de meer passieve gematigden verkondigde. In eerste instantie zijn de gematigden vol lof over de Franse bevrijder: ondanks het wantrouwen dat de mislukte eerste invasie en de vredesonderhandelingen in Parijs wekten, was de omwenteling zonder Franse hulp niet mogelijk geweest. In dit hoofdstuk wordt de berichtgeving rondom enkele belangrijke gebeurtenissen tijdens de Franse invasie uitgelicht. Er zal aandacht zijn voor de kranten die Berkelbach van der Sprenkel behandelt en enkele lokale nieuwsbladen. Een kanttekening die hierbij geplaatst moet worden is dat de Oranjegezinde 's-Gravenhaagsche courant tussen november 1787 en januari 1795 niet gedrukt werd. De zaterdagse Hofcourant bestond wel tot vlak voor de Bataafse Omwenteling.

De verovering van Staats-Brabant

In september 1794 veroverden de Franse troepen de eerste dorpen in Brabant. Wat direct opvalt is dat de Rotterdamsche courant, volgens Berkelbach van der Sprenkel de 'rustigste en objectiefste' van de kranten die hij behandelt,84 vrij negatief bericht deed: 'De boeren zyn daar [in Gestel] barbaarsch door de Franschen behandeld, alles afgenomen en uitgeplunderd.'85 Dit komt overeen met de lokale krant uit 's-Hertogenbosch die beschreef hoe de Engelsen en Oostenrijkers Sint- Michielsgestel 'dapperlyk' verdedigd hadden en hoe de Fransen 'schriklyk' plunderden.86 De Leydse – en Haarlemse courant daarentegen stelden dat er uit 's-Hertogenbosch en omstreken tegenstrijdige informatie kwam die ze niet in de krant wilden opnemen.87 De plundering van Waalwijk kwam wel in de Haarlemse courant maar de berichtgeving bleef erg feitelijk.88 De ontwikkelingen in Staats-Brabant brachten de stadhouder ertoe in de Hofcourant een

84 Van der Sprenkel, 'De Franse Revolutie in de contemporaine Hollandse couranten', 357. 85 R, 18-09-1794. 86 Hb, 19-09-1794. 87 L, 19-09-1794. H, 20-09-1794. 88 H, 18-09-1794.

21 wanhopige oproep te plaatsen: 'Kom dan, myne landgenoten, verbannen wy alle tweedragt en twist, noch prins – noch zogenaamd patriotsgezind zal ons in deeze hachgelyke oogenblikken baaten [...]'89 In de oproep riep Willem op tot een strijd van gelijke en eensgezinde burgers tegen de vijand, 'bezield met den moed der oude Batavieren'.90 Hij probeerde de Bataafse revolutie-leuzen van gelijkheid en eensgezindheid duidelijk tegen de patriotten te gebruiken. Waarschijnlijk had de oproep weinig effect, aangezien een soortgelijk bericht opnieuw in de 's-Gravenhaagse courant van 12 januari 1795 moest verschijnen.91 De Fransen waren de rivieren toen al gepasseerd en de prins had eigenlijk al verloren. De Fransen wisten 9 oktober 1794 's-Hertogenbosch in te nemen en gebruikten dit als uitvalsbasis om de rivieren over te steken. De krant in 's-Hertogenbosch kwam nu in handen van Gerrit Paape, een radicale patriot en handlanger van Daendels. Deze nieuwe stadskrant, de 's- Hertogenbossche vaderlandsche courant zette de toon voor wat de opmaak van kranten na de omwenteling betrof: bovenaan een spreuk die verwant is aan 'vrijheid, gelijkheid, broederschap' en een Franse jaartelling boven de oude kalendermaand.92 Daarnaast voegden veel krantenkoppen aan de jaartelling 'Het eerste jaar der Bataafse Vryheid' toe. In de eerste vaderlandse courant van 's-Hertogenbosch stond een opsomming van regelingen voor het verblijf van Franse soldaten en het uitleveren van Fransen die hun thuisrevolutie waren ontvlucht. De krant eindigde met een vreugdevol artikel over de bevrijding van de 's- Hertogenbosch.93 Paape besteedde in de krant aandacht aan iedere Franse overwinning, waarbij hij telkens de moed van de Franse soldaten en het verraad van de Engelsen benadrukte.94 Bovendien verdedigde de krant de plunderende Franse troepen: 'Een Fransch zoldaat, honger en dorst hebbende, klopt aan het een of ander huis, men doet niet open, of zo men open doet, sluyt men de deur voor zyn neus toe […]'95 Daarnaast legde Paape uit dat de assignaten niet zomaar aan waarde zouden verliezen, en verzekerde hij zijn medeburgers dat de Fransen die nu binnenvielen anders waren dan de verraderlijke Dumouriez en de gewelddadige Jakobijnen.96 Het is opvallend dat de radicale Paape zo positief was over de Fransen. Nergens klonk het wantrouwen van Daendels of Blauw door. Hij deed de Fransen voorkomen als heldhaftige bevrijders. Op dit moment was het voor hem waarschijnlijk vooral belangrijk om extra zieltjes te winnen en tegenstand te voorkomen.

89 Hf, 27-09-1794. 90 Hf, 27-09-1794. 91 G, 12-01-1795. 92 Bijvoorbeeld: Hbv, 14-10-1794. 93 Ibidem 94 Bijvoorbeeld: Hbv, 19-11-1794. 95 Hbv, 17-10-1794. 96 Hbv, 12-12-1794.

22 Alleen de 's-Hertogenbossche vaderlandsche courant en de Nationaale courant van na de Bataafse Revolutie maakten overduidelijk propaganda. Deze kranten waren de patriotse tegenhangers van de Hofcourant: de bladen verschilden van de andere couranten die veel gematigdere bewoordingen gebruikten. Vooral de vaderlandse courant uit 's-Hertogenbosch stond eerder in lijn met de tijdschriften uit de patriottentijd.

Bulletins en brieven

Zoals reeds vermeld berichtten de meeste kranten vrij neutraal over de Fransen, met af en toe een kritische noot. Toch bereikte de Oranje-versie van het nieuws een groot publiek: naast de eigen berichtgeving plaatsten alle kranten namelijk berichten van de stadhouder en het hof, en proclamaties van de Staten-Generaal en de Staten van Holland en Friesland. Het verloop van de invasie stond daarnaast in 'bulletins': deze katernen gaven de officiële berichtgeving van de oorlog. Hierin werd de dapperheid van de coalitietroepen benadrukt die ten strijde trokken tegen een woedende vijand.97 Dergelijke berichtgeving moesten de kranten waarschijnlijk verplicht plaatsen: zo staat er in de Leydse courant van 15 oktober 1794 zowel een bericht van de stadhouder die de Fransen omschrijft als een 'alverwoestenden Vyand', als een eigen bericht over de 'goede krijgstucht' die twee Franse generaals onderhielden in Grave en Maastricht.98 Dit wil niet zeggen dat de eigen berichtgeving vrij was van alle dramatiek. Veel kranten plaatsten particuliere brieven van mensen die beschreven wat ze meemaakten aan het front. Deze brieven zijn niet enkel negatief over de Fransen maar beschrijven eerder algemene gruwelijkheden. Zo plaatste de Rotterdamsche courant van 11 oktober 1794 een brief uit Nijmegen waarin beschreven staat hoe een Engels garnizoen het huis van een man platbrandde nadat hij uit zijn raam op hen had geschoten.99

97 Bijvoorbeeld: H, 01-01-1795. 98 L, 15-10-1794. 99 R, 11-10-1794.

23 Bevroren rivieren

De Fransen trokken eind december de bevroren rivieren over. De kranten leken niet te voorzien dat dit de overwinning van de Fransen zou betekenen, of mochten dit niet vermelden. De berichtgeving bestond uit een opsomming van kleine opstootjes, met vermelding van de verdedigingspogingen van de coalitie. In de Haarlemse –en Leydse courant bleef de berichtgeving vrij feitelijk. In de Haarlemse courant stonden wat de publieke opinie betreft wel enkele interessante berichten over de boerenbevolking. In Gorinchem probeerden 300 boeren het ijs door te hakken om de oversteek van de Fransen te beletten.100 In Werkendam kregen boeren de opdracht om hetzelfde te doen, maar ze maakten zich uit de voeten toen ze erachter kwamen dat er al Franse soldaten aan de overkant waren. Daarnaast berichtte de Haarlemse courant dat boeren rond Schoonhoven en 'Papendrecht enz. bedankt zyn.'101 Deze boeren hadden geholpen met het verplaatsen van geschut. Hoewel er over de boeren van Werkendam staat dat ze in opdracht waren (waarschijnlijk van lokale autoriteiten), sloegen ze direct op de vlucht bij het zien van de Fransen. Hun angst voor de Fransen, en het bedankje aan de 'gewapende boeren' doet vermoeden dat er nog steeds mensen waren in de lagere klassen die zich inzetten voor de stadhouder, in ieder geval op het platteland. De Rotterdamsche courant had meer aandacht voor de betekenis van de rivieroversteek: de krant liet weten dat Brantzen en Repelaar, de afgezanten van de stadhouder, met de Fransen onderhandelden. Daarnaast liet de krant weten dat deze vredesonderhandelingen niet direct effect hadden: de Franse troepen waren niet met hun opmars gestaakt. Ze drongen hun tegenstanders 'met geweld terug'. Er staat hoe de kanoneerboten vastvroren en de Fransen zowel de Maas als de Waal trachtten te overbruggen.102 In de Hofcourant stonden natuurlijk krachtigere bewoordingen. De krant beschreef hoe de Fransen de Waal overtrokken, wat leidde tot algemene schrik. De Fransen stalen een paard en 'beroofden voorts nog enige lieden [...]'.103 Ze veroverden de dorpen Tuill, Opyne en Waardenburg, maar al snel kwam de 'gecombineerde magt' van Hessische, Hannoverse en keizerlijke troepen die hen 'geheel overhoop' wierp.104 De bulletins die in de kranten verschenen omschreven de gebeurtenissen vaak iets gematigder dan de Hofcourant maar gebruikten wel iedere mogelijkheid om de dapperheid van de eigen troepen te benadrukken. Zo omschreef een bulletin hoe generaal de Bons de capitulatie van de stad Grave 100H, 06-01-1795. 101H, 08-01-1795. 102R, 30-12-1794. 103Hf, 03-01-1795. 104Hf, 03-01-1795.

24 niet had kunnen voorkomen maar voor zijn heldhaftige gedrag zelfs 'door den Vyand geadmireert' werd.105 De officiële berichten konden niet verhullen dat de coalitietroepen langzaam aan terrein verloren. Een goed voorbeeld hiervan is het Relaas van het gepasseerde te Zevenbergen dat net als de bulletins in meerdere kranten verscheen. De troepen hadden dan wel 'met de grootste dapperheid gestreeden [...]',106 de overmacht was te groot en ze moesten zich overgeven. Een voor een vielen dorpen en steden in handen van de Fransen. Na de capitulatie van Utrecht op 16 januari waren de soldaten niet meer te stuiten. In de daaropvolgende dagen gingen alle steden in Holland 'om'. Met deze gebeurtenis ging ook het nieuws een andere richting uit. In de maanden januari – mei maakte de berichtgeving over de Fransen enkele dramatische veranderingen door.

105Bijvoorbeeld: H, 03-01-1795. 106Hf, 10-01-1795.

25 Hoofdstuk 4 Broederschap van een grote broer

De aan het begin gestelde hypothese dat de gematigden het nieuws beheersten moet van enige kanttekeningen worden voorzien: de grote kranten van voor de omwenteling waren in handen van passieve gematigden. De kranten vertegenwoordigden de afwachtende, of in het geval van de Rotterdamsche courant enigszins kritische, houding jegens de Fransen. De kranten die met de omwenteling ontstonden vertegenwoordigden de mening van actieve patriotten: 's-Hertogenbosch kreeg de radicale krant van Gerrit Paape, en op landelijk niveau kwam er de Nationaale (na-)courant. In dit hoofdstuk zal onderzocht worden hoe de relatie met de Fransen tussen januari – mei 1795 veranderde. Er zal gekeken worden naar drie kernpunten die van invloed waren op de relatie tussen Frankrijk en de Nederlanden. Eerst zal er aandacht zijn voor de omwenteling in Holland en de verandering die dit teweeg bracht in het nieuws. Daarna wordt gekeken naar de reacties op het gebruik van assignaten als betaalmiddel. Als laatste is er aandacht voor hoe het Haags Verdrag in het nieuws verscheen.

De Hollandse Omwenteling

In de laatste 's-Gravenhaagse courant die voor de omwenteling verscheen, van 12 januari, stond een oproep van Willem V om de wapens op te nemen tegen de Fransen. De eerstvolgende 's- Gravenhaagse verscheen op 24 januari, na de Bataafse Omwenteling, en berichtte over het vertrek van de prins. Daarna stond er, beschreven in een kort verhaal, hoe de Hollandse Omwenteling was verlopen: het sleutelwoord was 'rustig'.107 Historici spreken ook weleens van een fluwelen revolutie.108 Ook de andere couranten benadrukten de rust waarmee de omwenteling tot stand was gekomen, en de blijdschap die de capitulaties in Holland en Utrecht teweegbrachten. Zo beschreef de Haarlemse courant hoe de patriotten van Amsterdam na de capitulatie van Utrecht feestvierden in herberg het Wapen van Embden en daar besloten zelf actie te ondernemen, wat leidde tot het aftreden van het Amsterdamse stadsbestuur op 19 januari.109 De Rotterdamsche courant berichtte

107Gh, 24-01-1795. 108Kikkert, 'De val van de Republiek', 159. 109H, 20-01-1795.

26 vreugdevol hoe het volk juichend de oude regering afzette, met de oproep geen Oranjekleding meer te dragen, maar de nationale kokarde.110 Ook in Leiden dansten kinderen rond de vrijheidsboom en klonk een 'algemeen Hoezee' voor de Fransen troepen.111 Naast de uitleg van hoe de omwenteling verliep waren er ook extra uitgaven van kranten die meer weg hadden van de lofzangen uit het blaadje van Gerrit Paape. Zo stond in de Haarlemse extra-courant hoe de burgerij eindelijk 'het haatlyk juk der aan hun onwettig en met geweld opgedrongen regenten' afwierp.112 Ook de nieuwe Nationaale na-courant schreef vol lof over de bevrijding: 'De groote dag der Vryheid is daar – God heeft de vyanden der waare menschheid beschaamd, en zyne zendelingen, de onvoorbeeldige Franschen, op onzen bodem gebragt, op dat wy eindelyk weder onder de baniere der Vryheid zouden leeven [...]'113 Opvallend is dat behalve in 's-Hertogenbosch, waar Gerrit Paape de krant overnam, de andere grote kranten nog tijdelijk bij dezelfde drukkers bleven. Dit lijkt ervoor te spreken dat de negatieve berichtgevingen over de Fransen voor de omwenteling te maken had met censuur. Zoals in het vorige hoofdstuk genoemd is, was het opvallend dat de bulletins vaak veel minder neutraal over de Fransen spraken dan de eigenlijke krantenberichten. De couranten hadden plunderingen en andere excessen veroordeeld maar er werd in de eerste dagen na de omwenteling met geen negatief woord over de Franse troepen gesproken, terwijl de troepen in enkele Zuidelijke steden al grote last bezorgden door het stellen van hoge rekwisities. In Arnhem bijvoorbeeld kreeg de bevolking 48 uur om een enorme hoeveelheid kleding, hooi, stro en haver aan het Franse leger te overhandigen.114 Maar toen de Fransen eindelijk de hoop op bevrijding bewaarheid hadden leefden de Hollandse patriotten tijdelijk op een roze wolk. Net zoals de gegoede burgerij meer patriottentijdschriften las in 1780-1787, waren het vooral stedelingen uit de gegoede burgerij die de krant lazen. De doelgroep van de meeste kranten was nog steeds de (grotendeels passieve) patriotten: ze hadden dan wel een afwachtende houding aangenomen ten opzichte van 1787, nu de Fransen er waren was alle kritiek voorlopig overboord. In Groningen kwamen berichten over de Hollandse Omwenteling ongeveer een week later in de krant. Op 27 januari nam de Groninger courant publicaties uit Amsterdam over die bericht deden van de geslaagde revolutie. Drie dagen later stond in de krant hoe in Groningen de patriotse vrijkorpsen van voor 1787 zich weer verzamelden, wat natuurlijk in alle rust verliep.115 In Leeuwarden kwam de berichtgeving later: op 31 januari nog, stond er in de krant een publicatie van

110R, 24-01-1795. 111L, 23-01-1795. 112H, 21-01-1795. 113N, 21-01-1795. 114Eijsink, 'Bijdragen tot de geschiedenis van Arnhem', 75. 115G, 27-01-1795, 30-01-1795.

27 de Staten van Friesland die de 'gerugten' uit Holland moest ontkrachten:

'Dat wy (de Staten van Friesland) door echte berigten geinformeerd en verzeekerd zyn, dat de Vergadering van Hun Hoog Mogende en de verdere Hooge Collegien in 's Hage, by aanhoudendheit vergaderd zyn, en hunne posten onafgebroken blyven waarnemen.'116

Iedereen moest maar kalm blijven want de Unie bleef behouden en de vredesonderhandelingen tussen Oranje en Parijs waren bijna afgerond. Dit bericht kon niet voorkomen dat ook in Leeuwarden op 10 februari een revolutionair comité het stadsbestuur de deur wees.117

Assignaten

De feestvreugde hield niet lang stand. Gerrit Paape beloofde zijn medeburgers in oktober 1794 dat alle rekwisities die de troepen deden op den duur door de Franse natie zouden worden terugbetaald.118 Zoals reeds genoemd beschuldigde hij zijn medeburgers ervan niet vrijgevig te zijn richting de bevrijder en veroordeelde hij het wantrouwen jegens het papiergeld dat de soldaten meebrachten. Dat hij dit in de krant moest vermelden duidt erop dat de rekwisities en assignaten de bevolking direct argwaan gaven. In februari verschenen er in de Leydse –, Rotterdamsche –, en Goudasche courant advertenties voor De Generaal Vereficateur, een boekje waarmee men de echtheid van assignaten zou kunnen achterhalen, 'onontbeerlyk voor alle Kooplieden en Winkeliers [...]'119 Het boekje beleefde al snel een tweede druk wat er wederom op duidt dat de assignaten direct voor problemen zorgden. Het bleef niet bij advertenties en kleine berichten over lokale onvrede: eind april, nog voor het Haags Verdrag, was de ergernis over de uitbuiting en het betalen met assignaten zo groot geworden dat de Nationaale courant de Staatkundige grondregelen waaraan de Franschen zig zullen moeten gedraagen, vooral omtrent de Vereenigde Nederlanden publiceerde:

'Zy (de Fransen) moeten het nationaal crediet niet krenken door gedwongene contributiën, of door requisitiën, als die in Belgiën, de Meiery van 's-Hertogenbosch en elders de armoede daargesteld hebben; ook niet door het invoeren van assignaaten die den loop des

116Lw, 31-01-1795. 117Kuiper, 'Heren van Leeuwarden', 252. 118Hbv, 17-10-1794. 119Bijvoorbeeld: R, 12-02-1795.

28 koophandels stremmen.'120

De Fransen begonnen de Nederlanden geld te kosten. Verderop waarschuwt het stuk dat als de Fransen hun gedrag niet aanpassen Holland zal vervallen tot een primitief moeras. Het land zou verarmen en de vijanden van de vrijheid zouden uitroepen dat 'haar boom een uitlandsch gewas is, het welk in onzen grond niet dan bittere en wrange vruchten geeft [...]'121 Het stuk sloot af met de oproep dat de Fransen de Bataafse Republiek vrijer moesten laten: de Bataven konden hun eigen staatszaken regelen. Natuurlijk moesten de Nederlanders de Fransen meer geven dan een 'dorre erkentenis',122 maar ze moesten zelf kunnen bepalen wat zij de Fransen in dank gaven, om te voorkomen dat zij teveel moesten geven. In de paar maanden tussen de omwenteling en het Haags Verdrag veranderde de relatie met de Fransen dramatisch. De nachtmerrie van Jacob Blauw, Herman Willem Daendels en Alexander Gogel kwam uit: onder de belofte van vrijheid lag de wens tot eigen gewin. Het is ironisch dat Irhoven van Dam – een van de machtshebbers na de omwenteling – Daendels de opdracht had gegeven de Fransen voor te houden hoeveel baat het verarmde land zou hebben bij het veroveren van de Nederlanden.

Het Haags Verdrag

Aan de oproep in de Nationaale courant werd geen gehoor gegeven. Het Haags Verdrag betekende enkel nog meer kosten voor de Bataafse Republiek. In het volgende stuk zal gekeken worden hoe verschillende kranten het Verdrag interpreteerden om te zien of er nog enig vertrouwen in de bevrijder was of dat de Fransen steeds meer als bezetter werden gezien. Het aanzien van een aantal kranten veranderde in januari – mei 1795. De Leydse courant bestond niet meer, in plaats daarvan drukte Leiden de landelijke Hollandsche courant. De Haarlemse courant verloor het bijvoeglijk naamwoord 'oprechte'. Gerrit Paape drukte geen krant meer in 's-Hertogenbosch maar werd redacteur van de revolutionaire Bataafsche historische courant in Dordrecht.123 De krant van Den Haag ging op 10 april terug naar de oude eigenaar die in 1787 was gevlucht: hij veranderde de naam in Haagsche courant.124

120N, 29-04-1795. 121N, 01-05-1795. 122N, 01-05-1795. 123P. Altena, 'Gerrit Paape: 04-02-1752 (Delft) – 08-12-1803 (Den Haag)', http://www.regionaalarchiefdordrecht.nl/biografisch-woordenboek/gerrit-paape-2/ (07-01-2016). 124Hg, 10-04-1795, 13-04-1795.

29 Het zou voor de hand liggen dat de berichtgeving over het Haags Verdrag in lijn stond met de Staatkundige grondregelen. Niets is minder waar. Het Haags Verdrag stond in alle grote kranten in een positief daglicht. In bijna iedere krant verscheen de toespraak van burger Hahn, representant van het volk van Holland.125 In zijn toespraak voorzag hij de bepalingen uit het verdrag van commentaar. De schuldbetalingen aan Frankrijk bijvoorbeeld verdedigde hij door te stellen dat de Fransen enorme offers hadden gemaakt om de Nederlanden te bevrijden. Bovendien kwamen de Fransen zelf uit een periode van 'binnenlandsche beroeringen, verraad en geweld'.126 Daarnaast vertelde Hahn wie werkelijk schuld hadden aan het idee dat de Nederlanden de Fransen rijkdom zouden bieden: 'de buitensporige denkbeelden van byna alle natien over de rykdommen der Hollanders […] door Orange en St. James ongetwyffeld en langs allerlei wegen onder de Franschen gevoed en aangezet.'127 Natuurlijk rept hij met geen woord over de beloftes van rijkdom die Irhoven van Dam de Fransen via Daendels had gedaan. Over het innemen van Maastricht, Venlo en Staats- Vlaanderen verklaarde Hahn dat er eerder gesproken moest worden van een 'niet teruggave' dan van een territoriale opoffering.128 Uit de kranten sprak dankbaarheid en opluchting, geen wrok. De Hollandsche courant geeft hiervoor een verklaring met een overgenomen stuk uit een Franse krant. De eerste eisen van de Fransen waren het bezit van Brabant en Zeeland, en hogere schuldbetalingen dan uiteindelijk hun weg in het Haags Verdrag vonden. Deze eisen leidden, aldus het stuk uit de Franse krant, tot veel kritiek onder de Hollanders, die hierin niet enkel de vernietiging van de handel lazen, maar ook van de Bataafse Republiek.129 Dat is waar ook de Staatkundige grondregelen voor waarschuwden. Hahn gaf dan ook een hoop krediet aan de Nederlandse onderhandelaars die de alliantie met de Franse Republiek tot een goed einde hadden gebracht.130 De Haagsche courant schreef dat de schadeloosstelling 100 miljoen minder kostte dan 'men ooit had durven wenschen',131 en dat de Fransen zelfs de Nederlanden in het bezit lieten van de Oost – en West-Indische koloniën.132 De reden voor de dankbaarheid over het Haags Verdrag was kortom dat het veel erger had kunnen uitpakken. De Haarlemse courant berichtte hoe op de donderdag en vrijdag voor het sluiten van het verdrag mensen openlijk 'alhier en ook op andere plaatsen' verhaalden 'dat de geheele republyk voor geconquesteerd land stond verklaard te worden [...]'133 Onder 'lieden van het vorig

125Bijvoorbeeld: Hld, 20-05-1795. Hg, 20-05-1795. R, 21-05-1795. 126Hld, 20-05-1795. 127Ibidem. 128Ibidem. 129Ibidem. 130Ibidem. 131Hg, 18-05-1795. 132Ibidem. 133H, 17-05-1795.

30 systema', de Oranjegezinden, stond genoegen over de situatie. De courant meldde dat zij het Vaderland liever zagen vergaan dan te leven in vrijheid en onafhankelijkheid.134 In de courant van 's-Hertogenbosch plaatste het leesgenootschap aldaar een bericht over de alliantie met Frankrijk. Het vaderland kon opnieuw ademhalen en Burgers dansten wederom rond de vrijheidsboom.135 Het Haags Verdrag moest een nieuw begin betekenen. Het artikel doet denken aan de vreugdevolle berichten van vlak na de Bataafse Omwenteling. In contrast staan verschillende krantenberichten van eerder in mei 1795: De provisionele representanten van Overijssel vroegen de Staten-Generaal minder te hoeven betalen aan de staatskas omdat Overijssel zo ernstig te leiden had onder de inkwartiering, rekwisities en assignaten. 136 In Rotterdam plaatsten de wethouders en raden een waarschuwing in de krant om rust en orde te bewaren nadat patriotten personen die 'niet in denkwyze met hun instemmen' hadden mishandeld. Daaronder plaatste het stadsbestuur een bekendmaking om de graanprijs te reguleren omdat het brood voor de minvermogenden te duur werd.137 De opperadministratie in 's-Hertogenbosch deed ook een publicatie om hongernood te voorkomen: ze riep burgers op te stoppen met de zwarte handel in graan.138 Kranten stonden in april – mei vol met dit soort berichten. De waarschuwing van de wethouders en raden in Rotterdam en de opmerking in de Haarlemse courant dat aanhangers van Oranje hoopten op de ondergang van de Bataafse Republiek, duiden erop dat er weerstand kwam tegen de patriotten. Aangezien de armoede enkel was toegenomen klonken de vrijheidsleuzen voor de lagere klassen waarschijnlijk al snel niet meer zo zoet. Het Haags Verdrag kwam naar voren als een nieuw begin, een doorstart. In werkelijkheid betekende het dat de Bataafse regering aan nog meer nadelige eisen van de Fransen moest voldoen. De patriotten konden zich enkel op de borst kloppen met het feit dat het Verdrag nog veel nadeliger had kunnen zijn. Kortom: de berichtgeving in januari – mei 1795 was steeds negatiever over de Fransen. Het Haags Verdrag moest een doorstart voor de Bataafse Republiek betekenen maar het is betwijfelbaar of de gematigde patriotten hier werkelijk in geloofden, of dat de kranten zo positief over het Haags Verdrag berichtten als verweer tegen de groeiende oppositie. Gezien de deprimerende toon van de andere berichtgeving lijkt het tweede me het meest waarschijnlijk. Dat bijna iedere krant de positieve toespraak van burger Hahn plaatste was vast geen toeval: net als met de Oranjegezinde bulletin-berichten was het waarschijnlijk de overheid die de kranten opdroeg deze toespraak in de krant te plaatsen. 134Ibidem. 135Hbv, 26-05-1795. 136Hld, 18-05-1795. 137R, 21-05-1795. 138Hbv, 19-05-1795.

31 Conclusie

Tussen 1787 en 1795 maakte het politieke klimaat in de Nederlanden een paar grote veranderingen door. De stadhouder kwam terug in Den Haag en de patriotten gingen ondergronds of vluchtten naar het buitenland. De stadhouder had zijn terugkeer echter enkel kunnen bewerkstelligen met buitenlandse hulp. Hij kon zijn aanhang onder de bevolking niet behouden, al bleef er waarschijnlijk enige steun voor hem bestaan op het platteland. De Bataafse Omwenteling van 1795 was eerder een aangelegenheid van patriotten die onder te verdelen waren in gematigden en radicalen dan tussen patriotten en Oranjegezinden. De gematigden namen het bestuur van het hof over in januari 1795. De echte beleidsmakers van de nieuwe Republiek waren de Amsterdammers, afkomstig uit het ondergrondse netwerk van het Geheim Comité. Buiten Amsterdam genoten de patriotten veel aanhang in burgersociëteiten en leesgenootschappen. Voor veel van deze patriotten was de hoop op een Franse invasie echter niet reëel genoeg om direct naar de wapens te grijpen. Ze gedroegen zich over het algemeen veel passiever dan in 1787. Toen het zeker was dat de Fransen kwamen opdagen gingen ze over tot actie. De berichtgeving omtrent de Fransen volgde in de grote nieuwsbladen de opinie van de passieve patriotten: vlak voordat de Fransen arriveerden hielden ze zich redelijk neutraal en daarna was er een vreugdereactie. Deze vreugde kwam in rustigere bewoordingen dan in de radicale krant van Gerrit Paape. Het is echter niet zo dat de radicalen of gematigden de Fransen meer of minder waardeerden, dit was veel eerder een persoonlijke aangelegenheid. De Nationaale courant was gematigd maar vierde de bevrijding in even grootse bewoordingen als de vaderlandse courant uit 's- Hertogenbosch. Het gematigde bestuur van de Bataafse Republiek ondervond in de maanden januari – mei 1795 steeds meer problemen van de Fransen, wat in de krantenberichtgeving reflecteerde. Het Haags Verdrag werd naar voren gebracht als een doorstart van de Bataafse Republiek die een betere toekomst teweeg zou brengen. Waarschijnlijk was het voor de gematigde regering hard nodig het Verdrag in dit daglicht te zetten aangezien de Oranjegezinden kritiek begonnen te uiten. Daarnaast zaten de radicalen ook niet stil: Herman Willem Daendels en Jacob Blauw hadden het gedrag van de Fransen al deels voorzien tijdens de invasie. In dit onderzoek was niet de ruimte om de radicalen verder te onderzoeken maar het zou interessant zijn om hun politieke tijdschriften tegenover de krantenberichten te zetten en te zien of de radicalen vooral tegen de gematigde regering ageerden, of ook tegen de Fransen. Om terug te komen op mijn beginhypothese dat het nieuws vooral de opinie van de gematigde

32 patriotten reflecteerde: dit klopt in zoverre dat er een einde kwam aan het Oranjegezinde nieuws en de meeste kranten na de omwenteling de mening van de Nationaale courant volgden. De Nationaale courant gebruikte echter sterkere bewoordingen dan de kranten die ook tijdens de invasie een meer afwachtende houding hadden aangenomen. Wanneer er een algemeen antwoord gegeven moet worden op hoe de Nederlanders de periode september 1794 – mei 1795 ervoeren is het met een mengeling van wantrouwen en hoop. Wantrouwen omdat de komst van de Fransen tot twee keer toe voorspeld was, maar de geruchten niet werden waargemaakt, en hoop op een betere toekomst toen ze dan eindelijk toch kwamen. Dat de Bataafse Republiek die toekomst niet waar kon maken leidde er waarschijnlijk toe dat de meeste burgers, nu totaal verarmd, terugverlangden naar de tijd van de stadhouder. Ze waren misschien niet Oranjegezind maar ook niet meer pro-Frans. De Fransen hadden hun naam als bevrijder niet waargemaakt wat de kranten ook over het Haags Verdrag mochten beloven.

33 Bibliografie

Abels, P.H.A.M., van, 'Voor de vrijheid en tegen Oranje', in P.H.A.M. van Abels e.a., Duizend jaar Gouda: een stadsgeschiedenis (Hilversum 2002). Anrooij, F., van, 'Herman Willem Daendels (1762-1818)', in F. van Anrooij e.a., Herman Willem Daendels 1762-1818: van Hattem naar St. George del Mina (Utrecht 1991). Altena, P., 'Gerrit Paape: 04-02-1752 (Delft) – 08-12-1803 (Den Haag)', http://www.regionaalarchiefdordrecht.nl/biografisch-woordenboek/gerrit-paape-2/ (07-01-2016). Baartmans, J.J.M., 'Hollandse wijsgeren in Brabant en Vlaanderen: geschriften van Noord- Nederlandse patriotten in de Oostenrijkse Nederlanden, 1787-1792' (Nijmegen 2001). Beermann, V.A.M., en Lepper, J.L.M., de, 'De lotgevallen van de stad', in V.A.M. Beermann e.a., Geschiedenis van Breda II: aspecten van de stedelijke historie, 1568-1795 (Breda 1977). Buist, M.G., 'Van oude vrijheid naar nieuwe eenheid, 1748-1850', in J. Hesinga e.a., Geschiedenis van Drenthe (Amsterdam 1985). Christiaens, W., en Evers, M., 'Patriotse illusies in Amsterdam en Harderwijk: de patriottentijd in Amsterdam en Harderwijk, weerspiegeld in de brieven van Steven Jan en Jakob van Geuns, zonen van de Harderwijkse hoogleraar Matthias van Geuns, 1784-1788' (Hilversum 2002). Doorn, F., van, 'Slag om Boxtel', In Brabant 1 (2014). Eijsink, Th. N., 'Bijdragen tot de geschiedenis van Arnhem deel 2: restauratie en revolutie in Arnhem, 1 juli 1787 – 6 mei 1795' (Arnhem 1967). Forsma, W.J., 'Van patriottisme naar liberalisme, 1795-1848', in W.J. Forsma, Historie van Groningen: stad en land (Groningen 1976). Geyl, P., 'Patriotten en N.S.B.'ers: een historische parallel' (Groningen 1958). Hell, M., 'Revolte, rust en revolutie 1747-1795', in W. Frijhoff e.a., Geschiedenis van Amsterdam: zelfbewuste stadstaat 1650-1813 (Amsterdam 2005). Homan, G.D., 'Nederland in de Napoleontische tijd, 1795-1815' (Haarlem 1978). Hove, J., ten, 'Geschiedenis van Zwolle' (Zwolle 2005). Hulzen, A., van, 'Utrecht in beroering: patriotten en Fransen in de Domstad, 1780-1813' (Utrecht 2002). Jong, E.H., de, 'Weldenkende burgers en Oranjeliefhebbers: patriotten en prinsgezinden in Leiden, 1775-1795' (Hilversum 2014). Jorissen, T.T.H., 'De patriotten te Amsterdam in 1794' (Amsterdam 1874). Kamphuis, H.A., 'Stad en Lande tijdens de Bataafse Republiek: bestuurlijke en gerechtelijke verhoudingen in Groningen, 1795-1807' (Assen 2005). Kikkert, J.G., 'De val van de Republiek' (Soesterberg 2001). Kok, M.A., 'Delft op weg naar de nieuwe tijd, 1780-1813', in R.A. Leeuw e.a., De stad Delft: cultuur en maatschappij van 1667 tot 1813 (Delft 1983). Kuiper, Y., 'Heren van Leeuwarden: macht, reputatie en vermogen', in R. Kunst, Leeuwarden: hoofdstad van Friesland, 750-2000 (Leeuwarden 1999). Pikkemaat, A.G., 'Bataafse vrijheid in Nijmegen, 1794-1795' (Nijmegen 1963). Popkin, J., 'News and politics in the age of revolution: Jean Luzac's Gazette de Leyde' (Ithaka/Londen 1984). Sande, A.W.F.M., van de, inleiding op C. de Mooij, ' ''Eindelyk uit d'Onderdrukking'': patriottenbeweging en Bataafs-Franse Tijd in Noord Brabant, 1784-1814' (Zwolle 1988). Schama, S.M., 'Patriots and liberators: revolution in the Netherlands 1780-1813' (New York 1977). Schmitz, H., Speet, B.M.J. En De Vries, B.M.A., 'Stadsbestuur en democratie', in G.F. van Ree- Scholtens, Deugd boven geweld: een geschiedenis van Haarlem, 1245-1995 (Hilversum 1995). Schneider, M., 'Kranten', in M.G.E. Venekamp e.a., Algemene geschiedenis der Nederlanden deel 9, Nieuwe Tijd: politieke – en religiegeschiedenis 18de eeuw, socioculturele geschiedenis 1500-

34 1800, overzeese geschiedenis 17de en 18de eeuw (Haarlem 1980). Schoor, A., van der, 'Stad in aanwas deel 1: geschiedenis van Rotterdam tot 1813' (Zwolle 1999). Spanninga, H., 'Om de vrije magistraatsbestelling', in R. Kunst e.a., Leeuwarden: hoofdstad van Friesland, 750-2000 (Leeuwarden 1999). Sprenkel, J.W.B., van der, 'De Franse Revolutie in de contemporaine Hollandse kranten', De Gids 103 (1939) 323-357. Theeuwen, P.J.H.M., 'Pieter 't Hoen en de Post van de Neder-Rhijn: een bijdrage tot kennis van de Nederlandse geschiedenis in het laatste kwart van de achttiende eeuw' (Hilversum 2002). Wal, R., van der, 'Sterke overheid en mondige burger', in P.H.A.M. Abels, Duizend jaar Gouda: een stadsgeschiedenis (Hilversum 2002). Wit, C.H.E., de, 'Oud en modern. De Republiek 1780-1795', in M.G.E. Venekamp e.a., Algemene geschiedenis der Nederlanden deel 9, Nieuwe Tijd: politieke – en religiegeschiedenis 18de eeuw, socioculturele geschiedenis 1500-1800, overzeese geschiedenis 17de en 18de eeuw (Haarlem 1980).

Afbeelding op voorblad

Charles Rochussen, 'Franse troepen trekken over een bevroren rivier' (1888), http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.9812 (05-01-2016).

35