Verzameld Werk. Deel 2
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Verzameld werk. Deel 2 August Vermeylen onder redactie van Herman Teirlinck en anderen bron August Vermeylen, Verzameld werk. Deel 2 (red. Herman Teirlinck en anderen). Uitgeversmaatschappij A. Manteau, Brussel 1951 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/verm036verz02_01/colofon.htm © 2007 dbnl / erven August Vermeylen 5 Verzamelde opstellen Eerste bundel August Vermeylen, Verzameld werk. Deel 2 7 AAN PROSPER VAN LANGENDONCK EN ALFRED HEGENSCHEIDT August Vermeylen, Verzameld werk. Deel 2 9 Voorrede Toen in 1904 de eerste uitgave van deze ‘Verzamelde Opstellen’ verscheen, werden zij door de volgende woorden ingeleid: ‘Deze stukken blijven hier naar tijdsorde geschikt, want ze zijn het beeld van een jeugd in gestadige wording. Ook heb ik geen enkel idee gewijzigd, al spreekt het vanzelf, dat menige opvatting van negen of tien jaar geleden met mijn tegenwoordige zienswijze niet meer strookt. Maar de vroegere opstellen leren later geschrijf beter begrijpen, en dan - ik hecht meer aan den toon, dan aan de onfeilbaarheid der gedachte. Als men voor 't eerst in 't werkdadige leven treedt, heeft men veel vragen uit te vechten met zich zelf en met de mensen: het is dan zo natuurlijk, dat men de absolute leuzen, waar men gaarne zijn eigen zedelijk leven op grondvesten zou, en die daar volkomen op haar plaats zijn, ook tegenover de pas-ontdekte maatschappelijke wereld gaat stellen. En 't was even schoon, sommige woorden toen te spreken, als het me gepast zou voorkomen, ze thans te laten rusten: Cosi n' andammo infino alla lumiera, Parlando cose che il tacere è bello, Si com'era il parlar colà dov'era.’ August Vermeylen, Verzameld werk. Deel 2 10 Het is niet moeilijk in te zien, dat die waarschuwing in de eerste plaats op de ‘Kritiek der Vlaamse Beweging’ sloeg. Toen de heer C.A.J. van Dishoeck, het volgende jaar, dat opstel ook afzonderlijk wenste uit te geven, vond ik het noodzakelijk, nog duidelijker mijn zienswijze van 1895 af te zweren: in een nieuw ‘woordje vooraf’ verzocht ik den lezer, dat geschrift te willen opvatten als ‘een uitdrukking van mijn eigen behoefte aan meer zelfstandigheid in ruimeren horizon, en van mijn lust om ook in anderen die behoefte te doen groeien,’ maar ik erkende daarbij ronduit, dat ik niet meer geloofde aan de ineenstorting, in afzienbaren tijd, van den ‘Staat-als-gezag,’ en dat het toch onredelijk ware, van parlementaire werking af te zien. Ik voegde er aan toe: ‘Wie het gevoel begrijpt, waar heel deze “kritiek” uiting aan geeft, zal zich vooral aan haar positieve stelling houden: dat de Vlaamse Beweging maar een deel is van een zedelijke en economische wereld-beweging, - naar vrijer en schoner menselijkheid, - en dat zij, in de keus harer strijdmiddelen, dàt bewustzijn nooit mag laten verduisteren.’ Daardoor was de ethische gevoelsgrond van de ‘kritiek’ gerechtvaardigd, de zucht naar loutering en verruiming, terwijl een wezenlijk deel van haar gedachten-getimmerte haar ontnomen werd. De tijd en de gebeurtenissen hebben me nog meer verwijderd van wat ik daar, haast een kwart eeuw geleden (1895), in jeugdigen overmoed schreef. De stemming waar het stuk uit groeide blijft me lief, het anarchistisch individualisme verloochen ik beslist. Er lag in die bladzijden een tegenspraak, die heel August Vermeylen, Verzameld werk. Deel 2 11 natuurlijk mag heten, als men pas in de twintig is, maar me thans nogal jongensachtig voorkomt: overgenomen beginselen waande ik van de baan te vegen, om slechts werkelijkheid onder mijn greep te hebben, doch tevens, verblind als ik was door idealen, keek ik weer over velerlei werkelijkheid heen. De wens, om een zuiver en groot einddoel voor ogen te houden, doet niets af aan den plicht, zich voor gedeeltelijke hervormingen in te spannen, in deze mensenmaatschappij, die toch het rijk van het betrekkelijke is. Die gedeeltelijke hervormingen worden mede bepaald door al de historische omstandigheden, die van ons volk gemaakt hebben wat het thans is. En onder die historische omstandigheden zal men niet licht den oorlog vergeten: hij heeft ons scherper dan ooit doen vatten en doen voelen, dat België veel meer is dan een woord. Door aanhaling van volzinnen uit hun verband gerukt en beschouwd buiten den geest die het geheel samenhoudt, heeft men ook nog vaak genoeg de strekking van dit vertoog verwrongen. De verrassing bleef me niet gespaard, dat sommige activisten er zich op beriepen, - waarbij ze dan zorgvuldig, mijn ‘woordje vooraf’ oversloegen. Zij werden wellicht niet gewaar, dat ik vooral de kracht wilde opwekken, die de mensen van binnen naar buiten boetseert, terwijl zij het Vlaamse volk door vreemd geweld van buiten af meenden te ‘ontvoogden’? Mei 1919 August Vermeylen, Verzameld werk. Deel 2 12 Onze Tijd (Fragmenten) De tijd dien wij meêleven is schrikkelijk en schoon: raadselachtig ingewikkelde, bonte, aanlokkende absurditeit, paroxysme, val en oprijzing van rassen en maatschappijen, alles weer omgewoeld, alle begrip opnieuw getoetst en betwist, 'k voel heel dat leven door mijn geest kloppen. Dezen tijd misprijzen - invloed van Huysmans' knorrig en kleingeestig oude-vrijgezelspessimisme, - is een coquetterie zeer in den smaak bij de meesten van ons geslacht, zonder zelfs dàt voorwendsel, dat ze zich sterk en hoog genoeg gevoelen om het léven te kunnen haten. Ze zien niet in dat die koorts, die onrust, al dat maar-uit-zich-zelf-willen van onzen tijd zijn grootheid is. Hij zoekt, hij tast rond... Ernest Hello - een grote vergetene - heeft het wèl gezien: ‘Les yeux à demi ouverts, mal éveillé de son cauchemar, il ne possède pas, il ne tient pas; mais il désire, il désire, il désire, ô mon Dieu, comme jamais le monde n'a désiré...’ En dàt zal wezen zijn roemglans, want wij kunnen toch maar groot zijn door ons Verlangen alleen. Men heeft ons verhaald dat de negentiende eeuw een eeuw van positivisme is en van ontleding. Maar het kenmerk van dézen tegenwoordigen tijd is: het August Vermeylen, Verzameld werk. Deel 2 13 zoeken naar harmonie, synthesis. Want wij hebben ontleed tot wanhopens toe. Ieder heeft zich afgezonderd, één zijde beschouwend van wat is, vestigend zijn aandacht op één punt. Hoe verder wij ons ontwikkelden, hoe meer verdeelden wij, in ons, geweten, gedachte, gevoel, sensatie. Ontleding heeft alle begrippen herleid tot onherleidbare eenheid; aldoor fragmenterend, tot het onkenbare. De wetenschap werd slechts een samenstel van bijzondere, soms tegenstrijdige gevolgtrekkingen en bepalingen. En het eenzijdige der proefondervindelijke methode, de anarchie van de uiteenlopende stelsels, deden ons, erfgenamen van zoveel eeuwen reeds en zoveel filosofieën, op scepticisme stranden. Ons mank vernuft heeft te lang door het beperkte en het ‘maar-benaderende’ gewandeld, en het zichtbare gespeld, om niet onvoldaan verder te wensen. En op het einde van deze eeuw groeide weer in de mensen de bewustheid van het Mysterie. ...Men heeft weer erkend, dat de Geheimenis overal rondom ons is en in ons. Als we onze ogen openen zien we een geheim. Wij leven in zulk een woud van geheimen, dat de meeste ogen, er aan gewend, die niet meer bemerken, in de schijnwereld van 't leven. Geboren worden, en sterven! vreeslijke raadsels elken dag ontmoet op den weg, - en daartussen al het onbegrijpelijke van ieders lot. Denkt maar: slapen, dromen... De minste aaneenketening van ideeën, het minste gebaar zijn geheimen. Hebt gij nooit teruggeschrikt bij het neerdalen in de diepste kelders van den geest, in het duizelige vage van het onbewuste en het instinct, in die rijken van krielende en onduidelijke August Vermeylen, Verzameld werk. Deel 2 14 dingen-in-vorming, duistere gedachten die we nooit kennen zullen? We weten zo weinig van wat in ons werkt! En al die onzichtbare, geduchte machten die ons voortdrijven, buiten onzen wil... Heeft nooit angst u de keel toegesnoerd, bij 't denken dat in alles wat we zien een niet-te-kennen iets is, en of de dingen wel zijn zoals wij ze zien, en of wij niet ‘slechts de keerzijde van alles zien’; of er geen ander raadselachtig leven is, en alles zou maar een weerschijn zijn, dien we als in een spiegel ontwaren, - de dingen zijn wellicht symbolen van een goddelijke gedachte? ...‘Ik heb van de kunst, schreef Maeterlinck in een brief, een zo groot denkbeeld, dat het samensmelt met die zee van geheimenissen die we in ons dragen.’ Ja, de kunst keert heden terug tot haar eeuwig onderwerp, het Mysterie. Helaas, die zesde zin: die zin van 't oneindige! zuchtte Laforgue... Heel deze eeuw leed aan heimwee naar 't onbekende. Zich zelf ontvluchtend, ‘anywhere out of the world’, veroverend onwaarschijnlijke rijken, ver van goorheid en vermoeienis en nutteloos leven van dag-uit-dag-in; afvarend naar Oosterse landen - de romantiek - of oude fabel-vreemde religies. Afgezonderd in dromen, de goede haven der avonden vindend in wat geloof. Of, zich als uit het leven rekkend door nooitte-verzadigen wellust, ideaal erotisme, begeerte naar 't onmogelijke: - tevens lager dan ooit dalend in 't kwaad en hoger stijgend in 't zuivere. Dat eindeloos verlangen, dat de mensen groot maakt, - want wie niet verlangt het eeuwige gelijkt enen August Vermeylen, Verzameld werk. Deel 2 15 dode, - is als van een tijd die op alle wegen zijnen God zoekt, - zijne Eenheid... ...Een eeuw van ontleding; en nu weer, zucht naar harmonie. Het kenmerk van heel 't verstandelijke leven van deze tijd is het streven naar Eenheid. Dat is geworden het groot probleem der wetenschappen. Eerst met Proust, de eenheid der Stof. Met Mayer, de eenheid der kracht. Schwann en Schleiden bewezen de gelijkaardigheid van vlees- en plantcel; en de synthesis werd volbracht door Haeckel, die besloot tot de eenheid van het Leven. De wijsbegeerte wil in één formule de gelijkstellingen der wetenschappen uitspreken. En nu groeit ook de behoefte aan synthesis in de kunst. In de woorden is zij reeds volbracht.