Scansando Tornase Esteril
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
DE GEDICHTEN VAN CO\STA T IJ HINGE VI, DE GEDICHTEN VAN CONSTAM1JN Hl Y(xENIS . NAAR ZIJN HANDSCHRIFT UITGEGEVEN DOOR DR. J . A . W O R P . ZESDE DEEL . 1656-1661 . .... ............ .... .... .. ... .... ........... .. .. .. ..... .... .... ..... TE GRONINGEN BIJ J . B . WOLTERS, '1896 . STOOMDRUKKERIJ VAN J . B . WOLTERS . 1656 (WOORDEN VOOR CELT)') . Noyt en gaet Agniet voorbij, Of Dirck doet haer selver heugen, Moer, u komt noch wat van mij ; Mergen, mergen sonder leughen . 5 S' heeft gelyck de goed' Agniet, 'Tschort' aen will, of aen vermeugen, Altoos, klaeghtse, komt haer ijet, Nemmermeer en komt'er niet . 4. Feb. MOLEN 2) . De Molen heeft voorwind, en 't waeyt voor in sijn laken, En altyd soeckt hij 'tsoo : 'tgaet als een Raedsel schier : Den een' sijn ongemack den and'ren syn vermaken ; Hadd een Schip soo voorwind, het zeilden over stier. eod. NOCH 3) . Antoni light en maelt, en maelt de stadt rondom Als of hij besigh waer : ick vind hem, waer ick kom, Wind breken sonder vrucht : Is 't dollen, of is 'tdolen, Of is het alle bey? Ick houd het met den molen ; 5 Die breeckt geen' wind vergeefsch ; hij maelt, en weet waerom . eod. SCHUYTPEERDEN 4) . Waer van den Haegh to Delf een meertje woest en wijd, Daer stond een zeiltje bij, en wijluij waeren 'tquijt, 'T suer ambacht, dat ons nu de borst knelt en de ruggen : Wat is 't een vuijle vond, smal water en veel' bruggen! eod. ') K. b ., II, 263 . Het HS. heeft geen titel. vs. 3 Moer K . a .: Maer 2) K. b ., II , 43. 3) K. b ., II , 43. ti) K. b ., II, 46 . Huygens' Gent., V1 . I 1656 2 GELDSACK '). Mij quam een sack met Geld, then Pieter son betalen : Ey, seid' hij, staet wat still, ick sal hem soo gaen halen . Mits braght hij mij een sack, en drij groot, wet getelt; Ick en was niet voldaen, en 'twas een sack met Geld . eod. BRUGG . Neel streckt Ian voor een' Brugg : maer 'tstaet niet aen sijn' keur, Of hij den natten wegh will nemen of den drooghen Hij magh'es dagelix, en moet'er onder deur ; Maer boven over heen en wil s' hem niet gedoogen . eod. VIERSLAGH '). Slaet Keyen tegen een, 'Tvijer vlieght'er met een' spronck uijt . Claes is Keij, Ian is Keij : hoort naer den slagh van re'en Daer met sy liggen en klabotsen met haer tween ; 5 Daer komt niet een' goe' vonck uijt . eod. 4. Feb. (VASTE VRIENDSCHAP) 3 ) . 'Ksie datmen lichtelick een' levend' vriend bemint, Soo laugh hij machtigh is, en vriendelick gesint : Maer, voorde rechte proef, als hij dood, of onmachtigh, Of ongesiender is, valt eerst de Min waerachtigh . 5 Ben' vriend beminnen, is een' vriend Beminnen als by niet en dient . eod. 1) K . b ., II, 38. vs. 4 en was niet K. a.: was verr' van Z) K . b., II, 58. vs. i Slaet K. a.: Slaen ick twee 3) K. b., II, 263. Het HS. heeft geen titel . In marg . : P. Quintiani morte tam dolenter adficeris, ut amici charitatem desiderio extendas : non ut plerique, qui tantum viuenteis amant, sen potius amare se simulant, ac ne simulant quidem, nisi quos florenteis vident . nam miserorum non secus ac defunctorum obliuiscuntur : sed tibi perennis fides, tantaque in amore constantia, ut finiri nisi tuaa morte non possit. Plin . Sec . Ep . 1 . 9 . vs. 3 als hi dood, of K . a. : wanner by dool, - vs. 4 ongesiender K. a ongesinder K. b. als boven. 3 1656 SANDLOOPER i ). Dick water en dun Sand zijn even driftigh schier, Veel driftiger de Locht, noch driftiger het Vier, Noch driftiger de Tyd, die wij soo weinigh achten, Het alter driftigste, de menschen haer' gedachten : 5 Maer dencken sij met goeds, of denckens' ydelheit, De tijd sal 'twinnen : denckt met haest aen d'eewicheit. eod. 2) . DROOMEN Ick denck 's daeghs of ick droomd', ick droom 's nachts of ick saegh Waer 't 's nachts soo doncker niet, en niet soo licht by daegh', 'Ksagh qualick uyt den droom van desen droom to komen, Of mijn droom dencken is, of mijn' gedachten droomen . eod. 3) . ROEMSTEECK Roemsteken heet het spel ; 'ten magh geen Roomsteeck heeten ; Room steken in goed Duijtsch is, vette boter eten . eod. SCHAECKSPEL 4 ) . Verwarde vodderij, swaermoedighe vermaken ; Is Tyd soo dier'en dingh, soo driftigh en soo snell? Wegh met de malle kunst van tyd verdrijvend spel ; 'Kwill mij myn leven noch ontvoeren, noch ontschaken . eod. 5) . Elf 'Kheb maer een Ey geslorpt : hoe maeckt het mij soo sat? Een Ey is, of m' een Hoen door een verklein-glas at . eod. NOCH ROEMSTEECK 6 ) . Geen mensch als mensch, geen Ey als Ey, geen' Bloem als Bloem, In all' Gods schepselen geen' twee gelyck van wesen Een' slechte Roemsteeckster sou Moer Nature wesen ; 'Klaet staen een' dobbelen, s'en heeft noijt enckel Roem . eod. K. b ., II, 49 . K. b .,II,37 . K . b ., II, 48 . K . b ., II, 49 . K. b .,II,38 . K. b ., II, 48. I'. 0 546 4 (SOET ONSOET) '). Dirck meent, syn laf Gedicht is soet, en daerom goed Maer dat niet sout en is en keur ick niet voor soet . 5. Feb. SOUTVAT Z) . Een snell, gesouten Dicht, dat wijse lie'n vermaeckt, En is geen' spijse die gemeene tongen smaeckt Doorsoutt uw' redenen ; 'tvolck weet min als een Soutvat ; Van hondert leseren niet een die 'trechte Sout vat. eod. KLEIN BIER s ). Dirck heeft geen geld om wijn to koopen ; Soo suijpt by Israel met stoopen Siet eens, hoe gaet bet hier? Dirck is dick van dun Bier . eod. mom 4). Heeroom moght niet als Mom Ick vraeghden hem waerom? Foey, Pharo, sey de Pater ; Heel kleinbier is half water 5 Maer keert Mom om end om ; 'T is voor en achter mom . eod. (SCHERP SONDER STAEL) 5 ) . Uw' Redenen zyn scherp, soo ghij niet beter weet : Maer sy zijn dun alleen ; dat kan geen snydend werck zIJn : Vraeght Messemaeckeren, wat scherp tot harent heet : Dat scherp is, moet niet dun alleen, maer dun en sterk zijn . eod. MES 6 ) . 'Khouw veel van Snedigh Dicht, dat mij dicht 'tmijne geeft Maer Steken gaen in 'toogh of in 'thert, soo sij 'traken Kom, Dichters, willen wij den and'ren wat vermaken? Een Sneetje met een Mesch dat geen' quae' punt en heeft. eod. 1) K. b., II, 264. Het HS . heeft geen titel. _) K . b ., II, 52. vs. I snell eerst : soet 3) K. b ., II, 30. 4) K . b ., II, 43 . 5) K . b., II, 26¢ Het HS . heeft geen titel . 6) K . b., II, 43 . 5 1656 GEDECKTE SCHUYT ') . Is 'tniet een' doodkist? neen 't ; daer valt noch niet to erven : 'T en is noch maer een' kist voll dooden die gaen sterven. eod. HANGEDIEF 2) . Daer gaet een man ter dood ; wat magh'er 'tvolck nae loopen? Gaen wij niet alle nae die selve dood met hoopen? Maer seght gh', Ick heb noch tyd ; en hij moet sterven, strack En of ghy noch eerst stickt', en of syn touwtje brack? eod. SACK 3). Daer gaet all veel geriefs in een' Sack, seght ghij, Ias Maer, zijt ghij vanden aerd als uw Heer vader was, En hoort'er Hoeren en Gauwdieven wat geloofs in, Tot uwent gaet'er veel geriefs en veel geroofs in . eod. PISPOT 4) . Een Pispot is gerief by nood, meer als een Vispot : Wat of hem letten moght Die 'tspreeckwoord eerst bedocht? 'Ken vond mijn leven noch geen' moeyelicken pispot . cod. 5. Feb. KOFFER-STOEL 5). Kees sagh sijn' Landvrouw met gemoe, Soo s' op stond en de 'tdexel toe Kijck, seid' hij, kijck toch dese Ioffers ; Hoe gaet dit? kackens' in haer' Koffers? cod. Wat dat ghy seght, 'ten sluijt niet, Neel : Noch raest uw backhuijs als een' veel : Het luydt soo leelick als 'ter uyt siet En, dat ons meest verdriet, 'ten sluijt niet. cod. 1) K . b., II, 51 . Bij vs. 2 in marg. : Mortui mortuos sepeliunt. vs. 2 dooden eerst : menschen K. a. : swacke 2 ) K . b ., II, 13 . 3) K. b., II, 48. 4) K . b., It, 47 . 5) K. b. , II , 42 . vs . 4 dit K . a.: dal 1656 6 (ALLE SONDE ONDANCKBAERHEIT) I ). Vriend, vliet ondanckbaerheit : sy is den Hemel tegen : En blinde Heidenen verbodense to plegen : Hoort nu de Christen less : 'tis een beknopt sermoen ; Die noyt ondanckbaer waer en son noyt sonde doen . eod. VIER 2 ). Foeij, jonghe luij, bij 'tvier? kont gh' u maer sitten warmen? Ghij hebt 'tvier inde mouw, in handen, en in armen : Doet wat tot dat ghij sweet ; Dat's soo gesont als beet. 5 Bunt ghij niet willen doen omdat ghij 'tdoen soudt moeten? Daer 's meer vier ; wandelt, en onsteeckt het met uw' voeten. eod. (SONDAERS TROOST) 3) . Valt ghij? dat 's niet met allen ; Weest daer niet in begaen 'T en is geen' schand to vallen ; 'T is schand niet op to staen . eod. (HEIDENS LES) b ) . Men moet den anderen het misdoen soo vergeven, Als of men niet en de als misdoen al syn leven : Men moet syn eigen doen soo houden inde straf, Als oftmen nemmermeer een ander en vergaf. eod. (SUN EIGEN WAND, YEDERS VRIENDT) 5 ) . Weest noijt met u versoent : maer tracht versoent to leven Selfs met die maer haer selfs, noyt andere vergeven . eod. 1) K. b., II, 264. Het HS . heeft geen titel. 2) K . b ., II, 58. vs . 2 'tvier K. a .: vier vs. 5 niet K . b . : 't niet 3) K. b., II, 264. 4) K . b., II, 264. Het HS. heeft geen titel. In marg. : Optimum et emendatissimum existimo, qui caeteris ita ignouit, tanquam ipse quotidie peccet : ita peccatis abstinet, tanquam nemini ignoscat.