Scansando Tornase Esteril

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Scansando Tornase Esteril DE GEDICHTEN VAN CO\STA T IJ HINGE VI, DE GEDICHTEN VAN CONSTAM1JN Hl Y(xENIS . NAAR ZIJN HANDSCHRIFT UITGEGEVEN DOOR DR. J . A . W O R P . ZESDE DEEL . 1656-1661 . .... ............ .... .... .. ... .... ........... .. .. .. ..... .... .... ..... TE GRONINGEN BIJ J . B . WOLTERS, '1896 . STOOMDRUKKERIJ VAN J . B . WOLTERS . 1656 (WOORDEN VOOR CELT)') . Noyt en gaet Agniet voorbij, Of Dirck doet haer selver heugen, Moer, u komt noch wat van mij ; Mergen, mergen sonder leughen . 5 S' heeft gelyck de goed' Agniet, 'Tschort' aen will, of aen vermeugen, Altoos, klaeghtse, komt haer ijet, Nemmermeer en komt'er niet . 4. Feb. MOLEN 2) . De Molen heeft voorwind, en 't waeyt voor in sijn laken, En altyd soeckt hij 'tsoo : 'tgaet als een Raedsel schier : Den een' sijn ongemack den and'ren syn vermaken ; Hadd een Schip soo voorwind, het zeilden over stier. eod. NOCH 3) . Antoni light en maelt, en maelt de stadt rondom Als of hij besigh waer : ick vind hem, waer ick kom, Wind breken sonder vrucht : Is 't dollen, of is 'tdolen, Of is het alle bey? Ick houd het met den molen ; 5 Die breeckt geen' wind vergeefsch ; hij maelt, en weet waerom . eod. SCHUYTPEERDEN 4) . Waer van den Haegh to Delf een meertje woest en wijd, Daer stond een zeiltje bij, en wijluij waeren 'tquijt, 'T suer ambacht, dat ons nu de borst knelt en de ruggen : Wat is 't een vuijle vond, smal water en veel' bruggen! eod. ') K. b ., II, 263 . Het HS. heeft geen titel. vs. 3 Moer K . a .: Maer 2) K. b ., II , 43. 3) K. b ., II , 43. ti) K. b ., II, 46 . Huygens' Gent., V1 . I 1656 2 GELDSACK '). Mij quam een sack met Geld, then Pieter son betalen : Ey, seid' hij, staet wat still, ick sal hem soo gaen halen . Mits braght hij mij een sack, en drij groot, wet getelt; Ick en was niet voldaen, en 'twas een sack met Geld . eod. BRUGG . Neel streckt Ian voor een' Brugg : maer 'tstaet niet aen sijn' keur, Of hij den natten wegh will nemen of den drooghen Hij magh'es dagelix, en moet'er onder deur ; Maer boven over heen en wil s' hem niet gedoogen . eod. VIERSLAGH '). Slaet Keyen tegen een, 'Tvijer vlieght'er met een' spronck uijt . Claes is Keij, Ian is Keij : hoort naer den slagh van re'en Daer met sy liggen en klabotsen met haer tween ; 5 Daer komt niet een' goe' vonck uijt . eod. 4. Feb. (VASTE VRIENDSCHAP) 3 ) . 'Ksie datmen lichtelick een' levend' vriend bemint, Soo laugh hij machtigh is, en vriendelick gesint : Maer, voorde rechte proef, als hij dood, of onmachtigh, Of ongesiender is, valt eerst de Min waerachtigh . 5 Ben' vriend beminnen, is een' vriend Beminnen als by niet en dient . eod. 1) K . b ., II, 38. vs. 4 en was niet K. a.: was verr' van Z) K . b., II, 58. vs. i Slaet K. a.: Slaen ick twee 3) K. b., II, 263. Het HS. heeft geen titel . In marg . : P. Quintiani morte tam dolenter adficeris, ut amici charitatem desiderio extendas : non ut plerique, qui tantum viuenteis amant, sen potius amare se simulant, ac ne simulant quidem, nisi quos florenteis vident . nam miserorum non secus ac defunctorum obliuiscuntur : sed tibi perennis fides, tantaque in amore constantia, ut finiri nisi tuaa morte non possit. Plin . Sec . Ep . 1 . 9 . vs. 3 als hi dood, of K . a. : wanner by dool, - vs. 4 ongesiender K. a ongesinder K. b. als boven. 3 1656 SANDLOOPER i ). Dick water en dun Sand zijn even driftigh schier, Veel driftiger de Locht, noch driftiger het Vier, Noch driftiger de Tyd, die wij soo weinigh achten, Het alter driftigste, de menschen haer' gedachten : 5 Maer dencken sij met goeds, of denckens' ydelheit, De tijd sal 'twinnen : denckt met haest aen d'eewicheit. eod. 2) . DROOMEN Ick denck 's daeghs of ick droomd', ick droom 's nachts of ick saegh Waer 't 's nachts soo doncker niet, en niet soo licht by daegh', 'Ksagh qualick uyt den droom van desen droom to komen, Of mijn droom dencken is, of mijn' gedachten droomen . eod. 3) . ROEMSTEECK Roemsteken heet het spel ; 'ten magh geen Roomsteeck heeten ; Room steken in goed Duijtsch is, vette boter eten . eod. SCHAECKSPEL 4 ) . Verwarde vodderij, swaermoedighe vermaken ; Is Tyd soo dier'en dingh, soo driftigh en soo snell? Wegh met de malle kunst van tyd verdrijvend spel ; 'Kwill mij myn leven noch ontvoeren, noch ontschaken . eod. 5) . Elf 'Kheb maer een Ey geslorpt : hoe maeckt het mij soo sat? Een Ey is, of m' een Hoen door een verklein-glas at . eod. NOCH ROEMSTEECK 6 ) . Geen mensch als mensch, geen Ey als Ey, geen' Bloem als Bloem, In all' Gods schepselen geen' twee gelyck van wesen Een' slechte Roemsteeckster sou Moer Nature wesen ; 'Klaet staen een' dobbelen, s'en heeft noijt enckel Roem . eod. K. b ., II, 49 . K. b .,II,37 . K . b ., II, 48 . K . b ., II, 49 . K. b .,II,38 . K. b ., II, 48. I'. 0 546 4 (SOET ONSOET) '). Dirck meent, syn laf Gedicht is soet, en daerom goed Maer dat niet sout en is en keur ick niet voor soet . 5. Feb. SOUTVAT Z) . Een snell, gesouten Dicht, dat wijse lie'n vermaeckt, En is geen' spijse die gemeene tongen smaeckt Doorsoutt uw' redenen ; 'tvolck weet min als een Soutvat ; Van hondert leseren niet een die 'trechte Sout vat. eod. KLEIN BIER s ). Dirck heeft geen geld om wijn to koopen ; Soo suijpt by Israel met stoopen Siet eens, hoe gaet bet hier? Dirck is dick van dun Bier . eod. mom 4). Heeroom moght niet als Mom Ick vraeghden hem waerom? Foey, Pharo, sey de Pater ; Heel kleinbier is half water 5 Maer keert Mom om end om ; 'T is voor en achter mom . eod. (SCHERP SONDER STAEL) 5 ) . Uw' Redenen zyn scherp, soo ghij niet beter weet : Maer sy zijn dun alleen ; dat kan geen snydend werck zIJn : Vraeght Messemaeckeren, wat scherp tot harent heet : Dat scherp is, moet niet dun alleen, maer dun en sterk zijn . eod. MES 6 ) . 'Khouw veel van Snedigh Dicht, dat mij dicht 'tmijne geeft Maer Steken gaen in 'toogh of in 'thert, soo sij 'traken Kom, Dichters, willen wij den and'ren wat vermaken? Een Sneetje met een Mesch dat geen' quae' punt en heeft. eod. 1) K. b., II, 264. Het HS . heeft geen titel. _) K . b ., II, 52. vs. I snell eerst : soet 3) K. b ., II, 30. 4) K . b ., II, 43 . 5) K . b., II, 26¢ Het HS . heeft geen titel . 6) K . b., II, 43 . 5 1656 GEDECKTE SCHUYT ') . Is 'tniet een' doodkist? neen 't ; daer valt noch niet to erven : 'T en is noch maer een' kist voll dooden die gaen sterven. eod. HANGEDIEF 2) . Daer gaet een man ter dood ; wat magh'er 'tvolck nae loopen? Gaen wij niet alle nae die selve dood met hoopen? Maer seght gh', Ick heb noch tyd ; en hij moet sterven, strack En of ghy noch eerst stickt', en of syn touwtje brack? eod. SACK 3). Daer gaet all veel geriefs in een' Sack, seght ghij, Ias Maer, zijt ghij vanden aerd als uw Heer vader was, En hoort'er Hoeren en Gauwdieven wat geloofs in, Tot uwent gaet'er veel geriefs en veel geroofs in . eod. PISPOT 4) . Een Pispot is gerief by nood, meer als een Vispot : Wat of hem letten moght Die 'tspreeckwoord eerst bedocht? 'Ken vond mijn leven noch geen' moeyelicken pispot . cod. 5. Feb. KOFFER-STOEL 5). Kees sagh sijn' Landvrouw met gemoe, Soo s' op stond en de 'tdexel toe Kijck, seid' hij, kijck toch dese Ioffers ; Hoe gaet dit? kackens' in haer' Koffers? cod. Wat dat ghy seght, 'ten sluijt niet, Neel : Noch raest uw backhuijs als een' veel : Het luydt soo leelick als 'ter uyt siet En, dat ons meest verdriet, 'ten sluijt niet. cod. 1) K . b., II, 51 . Bij vs. 2 in marg. : Mortui mortuos sepeliunt. vs. 2 dooden eerst : menschen K. a. : swacke 2 ) K . b ., II, 13 . 3) K. b., II, 48. 4) K . b., It, 47 . 5) K. b. , II , 42 . vs . 4 dit K . a.: dal 1656 6 (ALLE SONDE ONDANCKBAERHEIT) I ). Vriend, vliet ondanckbaerheit : sy is den Hemel tegen : En blinde Heidenen verbodense to plegen : Hoort nu de Christen less : 'tis een beknopt sermoen ; Die noyt ondanckbaer waer en son noyt sonde doen . eod. VIER 2 ). Foeij, jonghe luij, bij 'tvier? kont gh' u maer sitten warmen? Ghij hebt 'tvier inde mouw, in handen, en in armen : Doet wat tot dat ghij sweet ; Dat's soo gesont als beet. 5 Bunt ghij niet willen doen omdat ghij 'tdoen soudt moeten? Daer 's meer vier ; wandelt, en onsteeckt het met uw' voeten. eod. (SONDAERS TROOST) 3) . Valt ghij? dat 's niet met allen ; Weest daer niet in begaen 'T en is geen' schand to vallen ; 'T is schand niet op to staen . eod. (HEIDENS LES) b ) . Men moet den anderen het misdoen soo vergeven, Als of men niet en de als misdoen al syn leven : Men moet syn eigen doen soo houden inde straf, Als oftmen nemmermeer een ander en vergaf. eod. (SUN EIGEN WAND, YEDERS VRIENDT) 5 ) . Weest noijt met u versoent : maer tracht versoent to leven Selfs met die maer haer selfs, noyt andere vergeven . eod. 1) K. b., II, 264. Het HS . heeft geen titel. 2) K . b ., II, 58. vs . 2 'tvier K. a .: vier vs. 5 niet K . b . : 't niet 3) K. b., II, 264. 4) K . b., II, 264. Het HS. heeft geen titel. In marg. : Optimum et emendatissimum existimo, qui caeteris ita ignouit, tanquam ipse quotidie peccet : ita peccatis abstinet, tanquam nemini ignoscat.
Recommended publications
  • The Rhetoric of Corruption in Late Antiquity
    UNIVERSITY OF CALIFORNIA RIVERSIDE The Rhetoric of Corruption in Late Antiquity A Dissertation submitted in partial satisfaction of the requirements for the degree of Doctor of Philosophy in Classics by Tim W. Watson June 2010 Dissertation Committee: Dr. Michele R. Salzman, Chairperson Dr. Harold A. Drake Dr. Thomas N. Sizgorich Copyright by Tim W. Watson 2010 The Dissertation of Tim W. Watson is approved: ________________________________________________________ ________________________________________________________ ________________________________________________________ Committee Chairperson University of California, Riverside ACKNOWLEDGEMENTS In accordance with that filial piety so central to the epistolary persona of Q. Aurelius Symmachus, I would like to thank first and foremost my parents, Lee and Virginia Watson, without whom there would be quite literally nothing, followed closely by my grandmother, Virginia Galbraith, whose support both emotionally and financially has been invaluable. Within the academy, my greatest debt is naturally to my advisor, Michele Salzman, a doctissima patrona of infinite patience and firm guidance, to whom I came with the mind of a child and departed with the intellect of an adult. Hal Drake I owe for his kind words, his critical eye, and his welcome humor. In Tom Sizgorich I found a friend and colleague whose friendship did not diminish even after he assumed his additional role as mentor. Outside the field, I owe a special debt to Dale Kent, who ushered me through my beginning quarter of graduate school with great encouragement and first stirred my fascination with patronage. Lastly, I would like to express my gratitude to the two organizations who have funded the years of my study, the Department of History at the University of California, Riverside and the Department of Classics at the University of California, Irvine.
    [Show full text]
  • Hymni Inediti. Liturgische Hymnen Des Mittelalters
    ANALECTA HYMNICA MEDII AEYI. Herausgegeben von Clemens Blume und Guido M. Dreves. XLVa HI8T0RIAE RHYTHMICAE. Litiirgische Reimofficien des Mittelalters. Achte Folge. Leipzig. 0. R. R e i s 1 a n d. 1904. HISTORIAE RHYTHMICAE. Liturgische Reimofficieii des Mittelalters. Achte Folg-e. Aus haiidschriftlichen uncl gedruckten Quellen herausgegebeii von (juido Maria Dreves j. Leipzig-. 0. R. R e i s 1 a n d. 1904. JUN - 8 1958 1 0 81S VOEWORT. Die Quellen, aus welchen die in vorliegendeni Halltbande nachgetrao:enen Officien geschopft wurden, sind ini wesentlichen dieselben, denen der Hyninenbestand des XLHI. Bandes dieser Analekten entnommen wurde. Es sei daher auf die einleitenden Worte jenes Bandes verwiesen. Benierkt sei aufserdeni , dafs dieser Folge von Reimofficien anhangsweise auch einige rhyth- mische Mefsformulare , oder Teile solcher Formulare . zugesellt wurden, danmter auch die von Mone in seinen „Lateinische und Griechische Messen" mitgeteilte Missa VHL Die Bruchstiicke gereimter oder doch rhythmischer Officien, denen man da uud dort begegnet, lassen sich in drei Gruppen zusammenfassen. Sie sind entweder L Fragmente eines in allen seinen Teilen (oder doch zura grofsten Teile) rhythmischen Officiums, von denen uns aber iu den Quellen nur Torsos erhalten oder in^Druckwerken nur Proben mitgeteilt sind. Solche Bruchstucke finden sich in (^»uellen, die ihrer Bestimmung nach nur Teile des Officiums enthalten konnten (Diurnale, Vesperale, Nocturnale), sowie in hagiographischeu Monographien und Sammelwerken , besonders haufig in den Acta SS. So finden wir, um noch einiges zu dem Band XXVL S. 7 ff. Bemerkten hinzuzufUgen , in den Acta SS. Maii U , 55 drei Antiphonen aus einem Reimofficium auf den hl. Avertinus. Die erste dieser drei Antiphoneu beginnt mit den Worten: Deus noster exaltat humiles.
    [Show full text]
  • Translations Into English and Latin
    1 LIBRARY A OF TIIK > UNIVERSITY OF CALIFORNIA. GIFT OF | GEORGE MOREY RICHARDSON. ^ ^ Received, August, 1898. A ': I Accession No. 3 Q2>.tf Class No. ( 1 J5 c TRANSLATIONS INTO ENGLISH AND LATIN. Cambridge : PRINTED BY C. J. CLAY, M.A. AT THE UNIVERSITY PRESS. TRANSLATIONS INTO ENGLISH AND LATIN. BY C. S. CALVERLEY, LATE FELLOW OF CHRIST'S COLLEGE, CAMBRIDGE. NEW EDITION, WITH ADDITIONAL TRANSLATIONS. LONDON: GEORGE BELL AND SONS, YORK STREET, COVENT GAEDEN. 1885. UNIVERSITY PREFACE. the following Translations, those into Latin OFwere done for pupils at College, and a few, both of them and of the English ones, have been in print before. As they were mixed up with verses of a lighter kind, and probably did not come under the notice of most of those who will read the pre- sent volume, they have been reprinted here. On one (Horace, Book I. Ode 11) a reviewer observed that the last line was "a reminiscence of the Princess," as of course it was. To anticipate any similar criticisms it may be worth while to say a few words. 6 vi PREFACE. I have nowhere adopted a phrase or word of any previous translator. I had translated the first Iliad before Lord Derby's or Mr Wright's Homer appeared, and the second before I had seen their versions. The same remark applies, mutatis mu- tandis, to Professor Conington's Horace. I did not know till I had finished the Eclogues that any translation of them existed, for Dryden's, I suppose, scarcely counts as a translation. Since then I have met with Mr Kennedy's Virgil, and availed myself of it to correct my rendering of line 79 of Eclogue in.
    [Show full text]
  • Notes Du Mont Royal ←
    Notes du mont Royal www.notesdumontroyal.com 쐰 Cette œuvre est hébergée sur « No- tes du mont Royal » dans le cadre d’un exposé gratuit sur la littérature. SOURCE DES IMAGES Google Livres HIERODOTI HISTORIARUM LIBRI 1X. GRAECE ET LATINE. T O M U S V. Adnotationea ad lib. I --- 1V. ARGENTORATI I TYPIS PHILIPPI IACOBI DANNBACH. z 301399 jHERODOTI MUSAEsur: a HISTORIARUM LIBRI 1X. DENUO RECENSUIT LECTIONIS VARIETATE CONTINUA .INTERPRETATIONE LÂTINA ADNOTATIONIBIÎS WESSELINGII ET VALCKENARII ALIORUMQUE ET SUIS ILLUSTRAVIT. , IOHANNES SCHWEIGHAEUSER IN ACAD. ARGENT. ET SEM. TROT. LITERAR- GRAEC. PROF. ACADÉMIAE REG. INSCRII’I. ET HUM. LITERAR. ADSCR- ARGENTORATI ET PARISII-S Arum TREUTTEIL ET VVÜRTZ, nrnnroronAs. MDCCCXVL W? HERODOTI HISTORIAR. T. V. P. I. ADNOrTATVIOINES AD LIB. I. ET 11. ’ Au. ADNOTATIONES AD HERODOTI ALIBRUM- PRIMUM. PH ÛOEM Lin. 1. ino3o’rov iANxaçvna’rîoç) Aristotelia aetate [in nonnullîs certe Historiarum Herodoti apographis] .Hçoè’o’rou (amict: Ë? 57709131; 0271193551;- legebatur, Rhetor. lib. HL 9. [aliis cap. 5. sect. 1. sic in ed. Oxon.] neque deinceps defuerunt, qui, inducto ’Amuaçvwée’wç titulo, 6999199 ma- luerunt apud Plutarchum de Eril. p. 604. et de Malign. He- rodoti p. 868. Addiderat se Hemdotus colonis, qui Thu- rios in magnam Graeciam abierant: qua in urbe cum hoc opus absolverit, (Quignon; nominare se potuit, sicuti baud pauci adpellarunt , Strabon teste lib. XIV. p. 97 o. [1). 656. cd. Casanb.] In bis Imp. Iulianus, cuius nommant Gatien», (î. e. Hùtoriarum Scfiptorem Thurium] Oratorcm Thurium cum inprudenter Bourdelotius explicuisset, paellas doctis viris dedit ad Lucien. Quom. Scrib. Histor. c. 29. Scripti libri, quorum quidem notifia est , Halicarnasseum summa consensione vocant, ancipites tamen in vocabuli scriptio- ne.
    [Show full text]
  • The Decline and Fall of the Roman Empire: Volume IV by Edward Gibbon
    HISTORY OF THE DECLINE AND FALL OF THE ROMAN EMPIRE By Edward Gibbon VOLUME IV This is volume four of the six volumes of Edward Gibbon's History Of The Decline And Fall Of The Roman Empire. I will be scanning and putting out on the net the remaining volumes as I find time to do this. So have patience. If you find any errors please feel free to notify me of them. I want to make this the best etext edition possible for both scholars and the general public. [email protected] and [email protected] are my email addresses for now. Please feel free to send me your comments and I hope you enjoy this. David Reed History Of The Decline And Fall Of The Roman Empire Edward Gibbon, Esq. With notes by the Rev. H. H. Milman Vol. 4 1782 (Written), 1845 (Revised) Chapter XXXIX: Gothic Kingdom Of Italy. Part I. Zeno And Anastasius, Emperors Of The East. - Birth, Education, And First Exploits Of Theodoric The Ostrogoth. - His Invasion And Conquest Of Italy. - The Gothic Kingdom Of Italy. - State Of The West. - Military And Civil Government. - The Senator Boethius. - Last Acts And Death Of Theodoric. After the fall of the Roman empire in the West, an interval of fifty years, till the memorable reign of Justinian, is faintly marked by the obscure names and imperfect annals of Zeno, Anastasius, and Justin, who successively ascended to the throne of Constantinople. During the same period, Italy revived and flourished under the government of a Gothic king, who might have deserved a statue among the best and bravest of the ancient Romans.
    [Show full text]
  • PDF Van Tekst
    Gedichten. Deel 6: 1656-1661 Constantijn Huygens Editie J.A. Worp bron Constantijn Huygens, Gedichten. Deel 6: 1656-1661 (ed. J.A. Worp). J.B. Wolters, Groningen 1896 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/huyg001jawo14_01/colofon.php © 2010 dbnl 1 [1656] (Woorden voor gelt)1)+. Noyt en gaet Agniet voorbij, Of Dirck doet haer selver heugen, Moer, u komt noch wat van mij; Mergen, mergen sonder leughen. 5 S' heeft gelyck de goed' Agniet, 'Tschort' aen will, of aen vermeugen, Altoos, klaeghtse, komt haer ijet, Nemmermeer en komt'er niet. 4. Feb. Molen2). De Molen heeft voorwind, en 't waeyt voor in sijn laken, En altyd soeckt hij 'tsoo: 'tgaet als een Raedsel schier: Den een' sijn ongemack den and'ren syn vermaken; Hadd een Schip soo voorwind, het zeilden over stier. eod. Noch3). Antoni light en maelt, en maelt de stadt rondom Als of hij besigh waer: ick vind hem, waer ick kom, Wind breken sonder vrucht: Is 't dollen, of is 'tdolen, Of is het alle bey? Ick houd het met den molen; 5 Die breeckt geen' wind vergeefech; hij maelt, en weet waerom. eod. Schuytpeerden4). Waer van den Haegh te Delf een meertje woest en wijd, Daer stond een zeiltje bij, en wijluij waeren 'tquijt, 'T suer ambacht, dat ons nu de borst knelt en de ruggen: Wat is 't een vuijle vond, smal water en veel' bruggen! eod. 1) K.b., II, 263. Het HS. heeft geen titel. + [krit] vs. 3 Moer K.a.: Maer 2) K.b., II, 43. 3) K.b., II, 43.
    [Show full text]
  • Illinois Classical Studies
    NOTICE: Return or renew a I Library MatoriatsI The Minimum Fm for each Lost Book is $50.00. The person charging this material is responsible for us return to the library from which it was withdrawn on or before the Latest Date stamped below ""* ""<'eriining of books are reasons for discipli- naryI-«";T**"*'*!r'action and may result in dismissal from the To ''""">^'^-University renew call Telephone Center, 333-8400 UNIVERSITY OF ILLINOIS LIBRARY AT URBANA-CHAMPAIGN 1 ILLINOIS CLASSICAL STUDIES VOLUME XII. 1 Spring 1987 J. K. Newman, Editor Patet omnibus Veritas; nondum est occupata; multum ex ilia etiamfuturis relictum est. Sen. Epp. 33. 1 SCHOLARS PRESS ISSN 0363-1923 ILLINOIS CLASSICAL STUDIES VOLUME XII.l ©1987 The Board of Trustees University of Illinois Copies of the journal may be ordered from: Scholars Press Customer Services P. O. Box 6525 Ithaca, New York 14851 Printed in the U.S.A. ADVISORY EDITORIAL COMMITTEE John J. Bateman David F. Bright Howard Jacobson Miroslav Marcovich Responsible Editor: J. K. Newman The Editor welcomes contributions, which should not normally exceed twenty double-spaced type4 pages, on any topic relevant to the elucidation of classical antiquity, its transmission or influence. Consistent with the mamtenance of scholarly rigor, contributions are especially appropriate which deal with major questions of interpretation, or which are likely to interest a wider academic audience. Care should be taken in presentation to avoid technical jargon, and the trans-rational use of acronyms. Homines cum hominibus loquimur. Contributions should be addressed to: The Editor, Illinois Classical Studies, Deparunent of the Classics, 4072 Foreign Languages Building, 707 South Mathews Avenue, Urbana, Illinois 61801 Each contributor receives twenty-five offprints.
    [Show full text]
  • Tercer Informe Villageliu
    Tercer Informe dirigido al ilustrísimo Arzobispo de Guatemala Monseñor Ramón Casaus y Torres Por el Padre Fr. José Buenaventura Villageliu, Franciscano Examinador del espíritu de la Madre Maria Teresa de la Santísima Trinidad durante los años 1816 – 1821 Ilustrísimo Señor He informado a Vuestra Señoría Ilustrísima sobre las virtudes de la Madre María Teresa y éstas la presentan vivo ejemplar de acciones virtuosas, elevadas, brillantes y capaces por sí mismas de arrebatar la admiración y captar la devoción hacia ella del hombre más preocupado. Si en seguida no hablara de las gracias con que Dios la ha ilustrado, a más de faltar en el informe una porción de pruebas con que corroborar cuanto he expuesto de sus virtudes heroicas, fuera dar ocasión a que tal vez se pensase que las virtudes que he informado sólo existen en mi imaginación, puesto que Dios ordinariamente muestra con magníficas gracias sus complacencias al alma que obra como la Madre María Teresa, y le comunica sus favores en proporción, por decirlo así, del empeño que tiene de agradar más y más a su amado, como observa San Buenaventura ( de itiner. aeternit. dist. 1) “Quanto propin quius est amans amato, tanto verino, subtilius, et perfectus sibi revelatur amatum”. He dicho que hallé a la Madre María Teresa elevada al sublime grado de matrimonio espiritual, y son tantas y tan claras las pruebas que hay de la verdad de este excelso beneficio, que es necesario desentenderse de ellas, para no persuadirse sin la más leve duda, o temor. A mí ciertamente bastaba para darle crédito que ella me lo hubiese manifestado y explicado el modo con que sucedió el día 24 de septiembre de 1816, hallándose en el éxtasis de la sagrada comunión, sintiendo desde entonces continuamente la presencia de la Santísima Trinidad en el centro de su alma, pues constando el heroísmo de sus virtudes, consta la veracidad, la que excluye toda falsedad y mentira; y consta también su profunda humildad, a que se opone habérmelo referido por vanidad o jactancia.
    [Show full text]
  • Middle Easteast Centre,Centre, Stst
    1St catalogue MiddlMiddlee EasEastt ResearcResearchh collectionscollections onon microfichemicrofiche M IDC I PrefacPrefacee IDIDCC hashas nonoww puputt togethetogetherr thithiss ververyy larglargee collectiocollectionn ooff workworkss dealingdealing howevehoweverr peripherallperipherallyy withwith aspectsaspects ooff MiddlMiddlee EasternEastern society,society, historhistoryy anandd cultureculture.. ThesThesee includincludee ververyy rarerare monographsmonographs andand alsalsoo setsetss o off serialserialss whicwhichh araree ofteoftenn difficuldifficultt toto obtain.obtain. InIn subjectsubject theythey rangerange fromfrom GreeGreekk PalestinPalestinee ttoo neanearr contemporar contemporaryy politica politicall andand economieconomicc materialmaterial.. TheThe richnessrichness ooff subjectsubject mattermatter isis almostalmost tootoo muchmuch toto graspgrasp anandd wilwilll proveprove aa treasuretreasure trovtrovee foforr scholarsscholars andand librarielibrariess seekingseeking ttoo enhanceenhance speciaspeciall collections collections.. I tIt i sis difficul difficultt toto imagineimagine wherewhere elseelse iitt woulwouldd bebe possiblpossiblee ttoo finfindd iinn ononee collectiocollectionn aa worworkk dealindealingg witwithh wawarr againsagainstt ththee OttomaOttomann TurkTurkss publishepublishedd iinn 1594,1594, ththee infamouinfamouss correspondencecorrespondence betweebetweenn Si Sirr Henr Henryy McMahoMcMahonn andand SheriSheriff Hussein,Hussein, papyruspapyrus documentsdocuments anandd ththee publicationpublicationss ofof missionarymissionary
    [Show full text]
  • Lbłustrissbmo GIMNASIO T II О К I \ KASI TUIA SAECIJLA FELICITER
    lbŁUSTRISSBMO GIMNASIO T II О К I \ KASI TUIA SAECIJLA FELICITER TRANSACTA CONGRATULANTE * « RECTOR ET PRAECEPTORES COŁŁEGII FBIDERICIAXI BEGIMOITAAI INSüNT SEDULII SCOTI CARMINA EDITA AB AEMILIO GROSSE REGimONTI PR. TYPIS EXPRESSZI A. S C HÜL TZ. MDCCCLXVin. Sedulii Scoți (‘anilina Inedita ex codice Bruxellensi deseripsit A e iniliuH Grosse. Sedulii Scoți carminum exemplum ex quo quae proferam descripsi variis et scriptoiiim et poetarum operibus aduexum numeroque 10735 notatum exstat in codice Bruxellensi saeculi duodecimi quem acceptum refero benignitati Guilelmi Schraderi, viii humanissimi. eins enim commendatione adiutus gravíssima a summa liberalitate praefecti bibliothecae belgicae clarissimi facile inpetravi cum Dracontii de dei laudibus carmen tractarem ut bonus mihi commodaretur liber qui-, quamquam in eo instituendae versuum illorum emendationis fundamentum est positura, tarnen in usura nondura vocatus est ab editoribus. cum autem praeter quod quaesivi Bruxellensis multa alia conprehendat quae sint inexplorata datam libri exsciibendi occasionem dimitiere nolui. itaque nunc prodeunt Sedulii carmina, ut si non rerum gravitate at certe novitate bace scriptiuncula quodam modo commendetur. adhuc vero satis habui seligere non nulla e centum carminibus quae in bipertitis paginis centenos quadragenos versus conplectentibus nitidissime sunt exarata inde a membranae folio 214 usque ad 223 noque varias de auctore -— idem Sedulius scripsit explanationem in epistulas Pauli Basileae anno 1528 editam —, de aetate, arte, dicendi genere quaestiones attingam, pauca tantum de codice addara. Atque dixerunt de eo Haenelius [Richter, Jahrbücher für Rechtswissen­ schaft 1837 p. 760 sq.J, Pertzius [Archiv für ältere ՛ deutsche Geschichts­ kunde 1839 p. 1004 sqq.], Reiffenbergius [Bulletins de l'academie royale des sciences de Bruxelles 1841 tom. VIH, 2 p.
    [Show full text]
  • Million Book Collection
    . vjl ^i*n^* v^fv *; *JP <**' " J ' *' -i r "^:^^M- P^A^- ^^ "«*/*. ^t-.N/ i*^^-. ^^^rf^«»« :> f A^J^TitVy ^* ..vOf-^^A-^^v '^i^/. "»,f'-r"»--V-'*!***'.< -^V Mb^ ANALECTA HYMNICA MEDII AEVI. Herausgegeben von Clemens Bluuie .,:., Ouldo M. Dreves. XXX. PIA DICTAMINA. Reimgebeteund Leselieder des Mittelalters. N Dritte Folge. , Leipzig. 0. R. R e i s 1 a n d. 1898. PIA DICTAMINA. Reimgebeteund Leselieder des Mittelalters, Dritte Folge. Stunden- und Glossen-Lieder herausgegeben von Guido Maria Dreves Leipzig. <). R. R e i s 1 a n (1. 1898. JUN - 8 1938 / 0 b I O VOKWOKT. IJen Inhaltdieses Baddes bildet eiiie doppelte Gruppe von Reimgebeten, die ich Stuuden- und Glossenlieder henenne, und von denen jeue nach Analogie der liturgischeu Hytnuen auf sieben ocler acht Tagzeiten (je nachdem die Laiules von cler Matutin getrennt erscheinen oder nicht) verteilt sind, wilhrend diese irgend eine bekannte Gebetsfonnel zum Vorwurfe einer umschreibendenoder erweiternden poetischenGlosse machen, so indes, dafs der Text des paraphrasiertenGebetes wortlich in den des glossiereuden Gedichtes aiifgenomnien wird. Lieder, die sich bloJs inhaltlich an den Gedankengang eines anderen pro- saischen oder poetischen Gebetes anlehnen - - ein Beispiel siehe Mone II, 126 - sind in den Begriff des Glossenliedes nicht einzubeziehen. Die Stundenlieder zerfallen in grofsere und kleinere, je iiachdem auf die einzeluen Tagzeiten ein ganzer Hymnus oder nur eiue Strophe eines Liedes entfallt. Um thunlichst alle Lieder beider Gattungen zusammenzu- stellen, sind einige bereits bei Mone, Daniel u. a. vorhandene Lieder nicht ausgeschlossenworden. Dagegen glaubte ich, von Stundenliedern zuruckstellen zu sollen die Anselm von Canter- bury, Petrus Damiani, Bonaventura,gleichviel ob mit Recht oder Unrecht, zugeschriebenen (vgl.
    [Show full text]
  • Notes Du Mont Royal ←
    Notes du mont Royal www.notesdumontroyal.com 쐰 Cette œuvre est hébergée sur « No- tes du mont Royal » dans le cadre d’un exposé gratuit sur la littérature. SOURCE DES IMAGES Google Livres HERODOTI HISTORIARUM LIBRI IX. GRAEGE ET LATINE. T o M U s v. Adnotationes ad lib. I :- IV.- ARGENTORATI TYPIS PIHILIPI’I ILCQBI DAleïgBACH. HERODOTI MUSAE SIVE .HISTORIARUM LIBRI IX. AD VETERUM CODICUM FIDEM DENUO RECENSUIT ’LECTIONIS VARIETATE CONTINUA INTERPRETATIONE LATINA ADNOTIATIONIBUS WESSELINGII ET VALCKENARII ALIORUMQUE ET SUIS ILL’USTRAVIT IOHANNES SCHWEIGHAEUSER IN ACAD- ARGENT. ET SEN. PROT. LITERAlh GRAEC. PROF. ACADEMlAE 186- INSCRIPT. ET HUM. LITEBAI. ADSCR. ARGENTORATI ET PARISIIS Arc» TREUTTEL ET WÜRTZ, aunerons, HERODQTI HISTORIAR. T. V. P. 1. ADNOTATIONES- AD LIB. I. ET Il. l l a..- - V--ù-4Ë-"-m&a ...-»»-hh e- fiés ADNOTATIONES AD HERODOTI LIBRUM PRÎMUM. à P Il OOEM Lin. 1. 319034700 ’Aummwü’oç) Arittoteli: aetate [in nonnullis certe Historiarum. Herodoti apographis] ’Hpoèo’rou flonflon i1? inoçlnç 02709585; legehatur, Rhetor. lib. HI: l 9. [aliis cap. 5. sent. 1. sic in cd. Oxon.] neque deinceps defuerunt , qui, inducto ’Aquçvwn’uç titulo , Gonfler; ma- luerunt apud Plutarchum de Ezil. p. 604. et de Malign. He- rodoti p. 868. Addiderat se Hercdotus colonis, qui Thu-a rios in magnum Graeciam abierant: qua in urbe cum hoc opus absolvait, (99695" nominare se potuit, aicuti baud pauci adpellarunt , Strabon teste lib. XIV. p. 970. [p. 656. cd. Casaub.] In his Imp. Iulianus, duius Manuel): Quignon [L e. Historiarum Scriptorem Thurium] Ofatorcm Thurium cum inprudenter Bourdelotius explicuisset, poenas doctis viris dedit ad Lucian.
    [Show full text]